ABC van de stadsarchitect van Amersfoort agenda, beleid, communicatie
N. de Vreeze, stadsarchitect Amersfoort
Stad met een hart
Amersfoort West
ABC van de stadsarchitect van Amersfoort agenda, beleid, communicatie 2009-2010-2011 N. de Vreeze, stadsarchitect Amersfoort, november 2008
“De potentiële waarde van het stedenbouwkundig ontwerp op het projectoverstijgende niveau (van buurt tot regio) komt in de huidige praktijk onvoldoende tot zijn recht. De onvrede over de kwaliteit van de leefomgeving is daar voor een belangrijk deel op terug te voeren. Bij veel actuele opgaven is de kwaliteit van het resultaat in hoge mate afhankelijk van die projectoverstijgende samenhang en de wijze waarop ontwerpprestaties uit het verleden doorwerken”. (Uit: “Een cultuur van ontwerpen, visie op architectuur en ruimtelijk ontwerp”, blz. 20, Kabinetstandpunt Architectuurbeleid, Den Haag, september 2008)
Illustratie voorpagina: Leendert Nicasius, stadstimmerman van Amersfoort van ca. 1630 tot ca. 1650 Console van Ton Mooy in de Onze Lieve Vrouwetoren, aangebracht bij de restauratie van 1995.
Inhoudsopgave 1. Functieomschrijving
7
2. Startpunt Amersfoort
9
3. Stedelijke kwaliteit
17
3.1 De Europese stad als inspiratie 3.2 Het gemeentebestuur als regisseur 3.3 Het belang van de openbare ruimte
4. Agenda
4.1 Vier thema’s voor visieontwikkeling 4.2 Zes projectclusters
27
29 33
5. Beleidsprioriteiten
39
6. Communicatieplan
45
Bijlagen
49
Colofon
56
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
6.1 6.2 6.3 6.4
Morfologische samenhang Cultuurhistorische continuïteit Amersfoort: groene en waterrijke stad Betekenisvolle architectuur: duurzaam, met liefde èn vakkundig gemaakt! Het stellen van de juiste vragen
Verschillende typen ‘adviesposities’ en adviezen Themadagen en expertmeetings over 4 beleidsthema’s Digitale projectenkaart en beleidsbibliotheek Spreekuur voor ad hoe adviezen
1. Met dank aan 2. Beleidsdocumenten en projecten 3. Bronvermeldingen 4. Curriculum Vitae Notities
4
18 22 23
40 41 41 42 43
45 46 47 47
50 51 51 52 53
Geacht College van Burgemeester en Wethouders en leden van de Gemeenteraad van Amersfoort Hierbij bied ik u mijn eerste advies aan. Het gaat over mijn agenda als stadsarchitect in Amersfoort, dus over de projecten en beleidsthema’s waarover ik u als stadsarchitect de komende jaren wil adviseren. Vervolgens komen ook mijn beleidsambities aan de orde. Dat zijn de thema’s in de lokale stadsontwikkeling die ik van belang vind en die als het ware de grondslagen zullen vormen van de adviezen die ik u zal geven. Ten slotte gaat dit eerste advies ook over de manier waarop ik daarover met het gemeentebestuur van Amersfoort en met andere betrokkenen wil communiceren. Een ABC van de stadsarchitect dus: agenda, beleid en communicatie. Over de keuzes die ik maak en over de principes die eraan ten grondslag liggen wil ik bij de start van mijn functioneren als stadsarchitect in Amersfoort duidelijk zijn. Ze zijn tot stand gekomen in de vele enthousiaste en constructieve gesprekken die ik vanaf begin september heb gevoerd, met u en met veel andere personen uit de sfeer van gemeentebeleid, stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening, personen uit de gemeentelijke diensten en ook mensen die buiten het gemeentebestuur in de stad een rol spelen. (zie bijlage 1). Ik presenteerde al een paar persoonlijke visies en ambities tijdens mijn sollicitatiegesprek. Het lijkt me daarom dat ik mag rekenen op een zeker draagvlak voor wat hierna volgt.
Ik baseer mij ook op de verslagen van de discussies die in de loop van 2007 zijn gevoerd over de wens van het gemeentebestuur om opnieuw een stadsarchitect aan te stellen. Daarbij lijkt het steeds te gaan om een ‘ongebonden adviseur’ die, los van de gemeentelijke diensten, het gemeentebestuur adviseert over de kwaliteit van stedenbouwkundige ontwikkelingen, vooral vanuit de kennelijk als problematisch ervaren samenhang van afzonderlijke projecten in de stadsstructuur. In de selectie die ik maakte uit alle ontwikkelingen en projecten die in de stad aan de orde zijn heb ik vooral dàt als selectiecriterium aangehouden: ik zal mij richten op projecten en beleidsthema’s die van belang zijn voor een samenhangende ontwikkeling van de stadsstructuur en soms, waar mogelijk ook voor een reparatie van die samenhang waar die verloren is gegaan. Naast een selectie van projecten en beleidsthema’s bleek het ook nodig me te beraden op mijn rol als stadsarchitect. Daarbij moest aan de orde komen of ik functioneer náást of vanuit de gemeentelijke diensten, welke vorm ik mijn advisering zou moeten geven, aan wie die advisering gericht zou moeten zijn, in welke fase van projecten en in welke relatie tot andere adviseurs, zoals bijvoorbeeld projectleiders, supervisoren en de welstandscommissie. Ondanks wat daarover in het recente verleden door verschillende betrokkenen al is gezegd, moet de functie van stadsarchitect als het ware opnieuw worden uitgevonden. Ik heb veel respect voor vorige
5
stadsarchitecten van Amersfoort, zoals Van der Tak in de jaren dertig en Zuiderhoek in de jaren vijftig, maar mijn functie is niet met die van hen te vergelijken. En ook andere stadsarchitecten in Nederland, bijvoorbeeld die in Haarlem, Leiden, Den Haag en de Haarlemmermeer functioneren in een andere context, met een andere positie en met een andere agenda. Ik zal niet als ontwerper functioneren maar als adviseur, ik beschik niet over een eigen staf of medewerkers, ik maak formeel geen deel uit van de ambtelijke dienst en tenslotte ben ik slechts 2,5 dag per week beschikbaar en niet full time. Dit alles vroeg om een duidelijke definitie en afbakening, die ik u hierbij aanbied. Ik hoop dat dit eerste advies over de invulling van mijn functie als stadsarchitect past bij de verwachtingen die u daarbij had. En ik hoop ook dat u dit advies wilt zien als de start van een ontwikkelingsproces. Gaandeweg wil ik met u de inhoud en de vorm van mijn werkzaamheden als stadsarchitect in Amersfoort kritisch blijven volgen, zodat steeds opnieuw kan worden bepaald wat mijn agenda moet zijn en hoe ik de functie van stadsarchitect zo doelmatig mogelijk kan vormgeven. Noud de Vreeze Amersfoort, november 2008
6
1. Functieomschrijving
CDA-amendement, Stadarchitectuur, Amersfoort 14 november 2006 Mijn benoeming tot stadsarchitect van Amersfoort in september 2008 is het gevolg van een amendement van raadslid G. Boeve in de raadsvergadering van 14 november 2006. De stadsarchitect zou “…initiatieven moeten nemen om het stedenbouwkundig niveau en de beeldkwaliteit te waarborgen en zelfs verder uit te bouwen op de belangrijkste arealen van de stad. Het formuleren van adequaat beleid met passende instrumenten zien wij als belangrijke onderdelen van deze functie. (…) Betrokkenheid bij de gemeente is essentieel, maar externe expertise
en een onafhankelijke geest is tevens vereist. (…) Een ‘stadsarchitect’ laat zich qua functie wellicht nog het meest vergelijken met de functieomschrijving van de Rijksbouwmeester, namelijk het adviseren van de regering over het architectuurbeleid en de rijkshuisvesting.” Daaropvolgend stelde het college van B en W een profielschets en een takenpakket op. Uitgangspunt was het streven naar een duidelijke toegevoegde waarde en het voorkomen van dubbelrollen. De stadsarchitect
7
heeft een onafhankelijke positie als adviseur van het college en ontwikkelt samen met vakambtenaren een stedenbouwkundige visie voor de totale stad. “Verder gaat de stadsarchitect aan de slag met een overkoepelend stedenbouwkundig - architectonisch kwaliteitsbeleid, met aandacht voor ambitie en doelstellingen, voor de welstandsnota en de nota kwaliteit openbare ruimte, voor spelregels bij prijsvragen en bij de selectie van ontwikkelaars en architecten bij gemeentelijke grondexploitaties, en een voortdurend kwaliteitsdebat. De stadsarchitect heeft ruime stedenbouwkundige ervaring en affiniteit met Amersfoort. De aanstelling is voor minimaal 2 dagen per week gedurende minimaal 4 jaar. Eigenschappen van de stadsarchitect zijn luis in de pels, olie in de motor en spin in het web.” Over deze voorstellen heeft een paneldebat plaatsgevonden met personen uit de Amersfoortse vakwereld op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De reacties waren positief. Enkele citaten uit het debat: “…de stadsarchitect dient gevraagd, maar ook ongevraagd het college en de raad te adviseren en durft in te grijpen waar het ‘verkeerd’ gaat….”, “....legt accent op visieontwikkeling met aandacht voor stedenbouwkundige kwaliteit...” “….de stadsarchitect dient samenhang en samenwerking te stimuleren, dient alle betrokkenen te coachen en te enthousiasmeren dient ambitie en ‘het verhaal van de stad’ uit te dragen en de identiteit van de stad te versterken,”, “dient een ontwikkelingsrichting voor de stad in relatie tot de lokale, regionale, nationale en internationale context aan te geven…”,
8
“...de stadsarchitect is niet een welstandsmannetje”, “....wenselijk is een stevige discussie tussen raad en stadsarchitect over de stedenbouwkundige visie”. Eén belangrijke observatie uit deze overwegingen staat achteloos onder het tweede, derde en vierde punt van par. 7. ‘Aanvullende opmerkingen’: “Er wordt wel erg veel van de stadsarchitect gevraagd: één persoon kan niet het antwoord zijn op alle vragen/problemen die er op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit liggen. (…) Het belangrijkste is een goede ontwikkelingsvisie voor Amersfoort, en je hebt een sterke vakbekwame persoonlijkheid nodig om die tot stand te brengen.(…) Hebben we niet, analoog aan hoe dat op Rijksniveau gaat, behoefte aan verschillende topadviseurs, bijvoorbeeld een architect, stedenbouwer, landschapsarchitect, specialist wonen, specialist verkeer en vervoer?” Vanaf begin september heb ik me georiënteerd op projecten en ontwikkelingen die in Amersfoort gaande zijn in de sfeer van stadsontwikkeling en stedelijke projecten. Ik heb me daarbij beperkt tot die projecten die voor de structuur van de stadsplattegrond van belang zijn. Afzonderlijke bouwwerken, vervangende nieuwbouw zonder wijzigingen in de verkavelingstructuur en zonder functieverandering hadden dus niet mijn aandacht. Ik baseerde me op een grote hoeveelheid gesprekken met personen die binnen en buiten de gemeente Amersfoort daarbij betrokken zijn en op een grote hoeveelheid beleidsnota’s, structuurvisies, nota’s van uitgangspunten en conceptplannen.
2. Startpunt Amersfoort
Tijdens mijn sollicitatiegesprek op 12 juni 2008 heb ik met de sollicitatiecommissie onder leiding van wethouder Ruud Luchtenveld (Ruimtelijke ordening, Wonen en Verkeer) uitvoerig kunnen spreken over de schoonheid en de ruimtelijke kwaliteiten van Amersfoort. Maar ook enkele kritische kanttekeningen bij recente ontwikkelingen konden aan de orde komen. Beide zijn van even groot belang; ze leveren immers beide de nodige inspiratie op om vorm en inhoud te geven aan de functie van stadsarchitect. Ik heb ervaren dat de thema’s die ik aan de orde stelde herkend werden en werden onderschreven als belangrijke noties die
aanleiding zijn geweest tot de wens om een stadsarchitect te benoemen. De stadsstructuur van Amersfoort heeft een respectabele reputatie, met z’n karaktervolle historische binnenstad, de heldere ruimtelijke opbouw met radialen, groenstructuren en een historisch watersysteem, met spraakmakende nieuwe woongebieden uit de wederopbouwperiode en het groeistadprogramma uit de jaren tachtig en negentig. Het is een hooggewaardeerde woon- en werkstad met gevarieerde woonwijken, een grote diversiteit in eigen werkgelegenheid en een gunstige ligging aan de ontspannen oostflank van de Randstad.
9
Luchtfoto Kattenbroek
Vathorst
De woongebieden hebben vanouds een betekenisvolle rol gespeeld in de ontwikkeling van moderne opvattingen over architectuur en stedenbouw. Zo zijn de woonwijken, die onder supervisie van stadsarchitect Zuiderhoek en stedenbouwkundige Rooimans in de jaren vijftig en zestig tot stand kwamen aan de westzijde van het Soesterkwartier en ten oosten van de binnenstad in de vakliteratuur altijd beschreven als prominente voorbeelden van stedenbouwkundige principes uit de wederopbouwperiode. En ook in Zielhorst en Kattenbroek werden weer ontwerpprincipes toegepast die toonaangevend waren in de ontwikkeling van een nieuwe conceptuele benadering van stedenbouw en woningbouwarchitectuur in de jaren tachtig en negentig. En ten slotte onderscheidt Vathorst zich in positieve zin van veel VINEX wijken door de aanwezigheid van indrukwekkende oude groenstructuren, door een grote variatie in buurt- en wijkkarakteristieken en door een uitgebreid programma voor centrumvoorzieningen, onderwijs- en sportfaciliteiten en sociaal-culturele accomodaties. Het recent gerealiseerde centrumgebied van Vathorst met winkels, woningen en ruimte voor sociaal-culturele functies zal de zelfstandigheid van Vathorst ten opzichte van het oude stadshart accentueren, waarbij zelfs een wellicht onbedoelde regionale betekenis voor dit wijkcentrum gestalte kan krijgen. Na de enorme uitbreiding van Amersfoort als woonstad, die in drie fasen sinds de jaren dertig heeft plaatsgevonden, hoorde bij de laatste fase ook een drastische uitbreiding van het stadshart in de vorm van een herstructurering van het stationsgebied en de realisatie van een modern multifunctioneel
10
Vathorst
stadscentrum ten noorden en westen van de oude binnenstad, aan de andere kant van het spoor. In dit nieuwe stadscentrum zijn drie knooppunten van belang die in de toekomst samen met het oude stadshart het centrum van het stedelijke gebied Amersfoort zullen vormen: het stationsgebied, het Eemplein en omgeving en de Zonnehoflocatie. In de vormgeving van deze projecten, maar vooral in de verbindende routes liggen opgaven om in de nabije toekomst te werken aan een betere samenhang van het geheel dan tot nu toe vanuit de afzonderlijke projectdefinities is gewaarborgd. De ruimtelijke samenhang tussen de vier locaties, Eemplein, Zonnehof, stationsplein en het oude stadscentrum verdient een nadere analyse en grote aandacht van alle betrokkenen. Daarbij moet vooral een begrijpelijke, aantrekkelijke en samenhangende structuur van de openbare ruimte als opgave worden geformuleerd. Dit kan en moet leiden tot een betere inrichting van het stationsplein, de route naar de binnenstad en de ring vanaf de Zonnehof naar het Eemplein.
Verbindende Schakel Stadscentrum Amersfoort
En als deze routes op de kaart van Amersfoort worden ingetekend dan ontstaat als vanzelf een opgave om de stadhuislocatie centraal te stellen, niet omdat het stadhuis daar ligt, met z’n onduidelijke routes, onaantrekkelijke poorten en straatprofielen en onduidelijke morfologische structuur, maar omdat feitelijk dáár de verbindende schakel is te vinden in de vier hierboven genoemde delen van het stadscentrum van Amersfoort. Hiermee wordt ook een pleidooi gehouden om stedelijke projecten steeds te definiëren vanuit de bijdrage aan de stadsplattegrond. Dat is aan de orde in het centrumgebied maar ook in de vervangende nieuwbouwprojecten in het programma ‘Amersfoort vernieuwt’ aan de oostzijde van de stad en de Hogewegzone, die als entree van de oostelijke stadsrand naar het stadscentrum een belangrijke rol kan spelen. Het is daarbij van belang dat de verkavelingstructuren die in de wederopbouwperiode aan stadsuitbreidingen ten grondslag liggen herkend
11
worden als cultuurhistorisch erfgoed dat gerespecteerd dient te worden. De samenhang van bestaande buurten en wijken en de open verkavelingen bieden grote kansen om deze woongebieden te herontwikkelen met behoud van waardevolle ruimtelijke karakteristieken. Op basis van voorgaande noties kunnen steeds vragen worden gesteld aan projectvoorstellen, waarmee de samenhang in de stadstructuur en de bijdrage van bouwblokken aan de kwaliteit van de openbare ruimte worden geagendeerd: 1. welke bijdrage levert de gekozen bouwblokvorm en het verkavelingprincipe aan de structuur van een buurt en aan stadsplattegrond? 2. welke bijdrage leveren gevels aan de aantrekkelijkheid van het maaiveld? 3. welke cultuurhistorische waarden zijn in het geding bij de realisatie van het projectvoorstel? Met deze vragen kan gefundeerde kritiek worden geleverd op recent gerealiseerde projecten, waar deze vragen kennelijk onvoldoende aan bod zijn gekomen, zoals de stadhuisuitbreiding(zie kader 1), het Amicitiaproject (zie kader 2) de vervangende nieuwbouw aan het Melissande Isoldepad in Schuilenburg (zie kader 3) en het woningbouwcomplex van M3H in het nieuwe centrumgebied (zie kader 4)
12
1. Stadhuisuitbreiding
De Stadhuisuitbreiding is in de jaren negentig gerealiseerd en daarbij is de gevel aan de zuidzijde in feite de belangrijkste verbindende gevel langs de route van het stationsgebied naar de binnenstad. De poort in deze gevel is ook de entree geworden van het stadhuis: door de aanbouw is de feitelijke entree op een binnenplein daarachter terecht gekomen, dat nauwelijks nog deel uitmaakt van het openbare stratenweefsel. Het ontwerp van de stadhuisuitbreiding levert onvoldoende bijdrage aan de aantrekkelijkheid van het maaiveld, juist langs een belangrijke verbindende route tussen stationsgebied en de binnenstad.
13
2. Amicitiaproject
Met het Amicitiaproject langs de Stadsring werd aan aantrekkelijke en karaktervolle winkelstraat beoogd, maar de nieuwbouw aan weerszijden duwt het statige Amicitiagebouw door zijn teruggelegen positie ten opzichte van de rooilijn weg uit de zichtlijnen vanaf de Stadsring. En aan de noordzijde van het complex is een armoedig straatbeeld van onaantrekkelijke achterkanten ontstaan langs routes die horen bij het kleinschalige en gevarieerde weefsel van losse pandjes, straten en steegjes van de oude binnenstad.
14
3. Malissandepad, Isoldepad, Schuilenburg
In Schuilenburg is tussen het Melissandepad en het Isoldepad aan de Operaweg een nieuw woningbouwproject te zien dat is gerealiseerd als vervangende nieuwbouw. Het complex is ontworpen als twee bouwblokken die rug aan rug zijn georiënteerd en daardoor een onaantrekkelijke smalle binnenstraat vormen, terwijl de Operaweg aan de oostzijde en het grote groene veld aan de westzijde van het kavel nu juist belangrijke en aantrekkelijke aanknopingspunten hadden kunnen bieden voor oriëntatie, bezonning en uitzicht.
15
4. Woningbouw Centrumgebied
De eerste drie grote woningbouwcomplexen in Puntenburg zijn onlangs opgeleverd. Het zijn grootschalige stedelijke bouwblokken, ieder met een eigen karakter en sfeer, en met een eigen uitstraling in maat, vorm, kleur en materiaal. Door de schaal van de bebouwing en de bouwhoogte zijn het opvallende verschijningen in dit nieuwe stadsdeel. Eén van de drie valt nogal uit de toon door een ongearticuleerde opbouw van de gevels, een onaantrekkelijke vormgeving van het maaiveld en de entrees van woningen en de armoedige detaillering. En juist dit bouwblok staat het meest prominent in lange zichtlijnen vanuit de omgeving.
16
3. Stedelijke kwaliteit
Ambroggio Lorenzetti, “De gevolgen van het goede bewind”, fresco – 1338, Stadhuis Sienna Italie
Er zijn begrippen die steeds opnieuw gedefinieerd moeten worden. Het begrip ‘kwaliteit’ is een zodanig schimmig en diffuus begrip dat het gebruik ervan eigenlijk maar weinig verduidelijkt, tenzij nader wordt aangeduid wat precies wordt bedoeld. ‘Kwaliteit’ is in het gangbare taalgebruik rond architectuur en stedenbouw immers alles wat steeds wordt nagestreefd, impliciet en expliciet, met een bijzondere focus, of juist algemeen als noemer voor veel verschillende eigenschappen.
In beschrijvingen van de gebouwde omgeving, nieuwbouwprojecten, restauraties en herstructurering van oude complexen, de openbare ruimte, buurt- en wijkontwerpen, nieuwe stadsuitbreidingen, woongebouwen en voorzieningen die daarbij horen; altijd is er wel een moment waarop het begrip ‘kwaliteit’ wordt gebezigd om de ambities te beschrijven of om over de resultaten te discussiëren. In semantische zin is ‘kwaliteit’ gewoon ‘eigenschap’, maar in vakdiscussies krijgen
17
eigenschappen meestal meteen een beoordeling mee. Als een project ‘kwaliteit’ heeft, dan zit het wel goed! Het begrip kwaliteit in ruimtelijke ordening, stedenbouw en architectuur is daardoor nogal onduidelijk geworden. Toch leveren gemeentebesturen hoe dan ook, soms een onzichtbare maar vaak ook een heel zichtbare bijdrage aan de stad: het is een bouwwerk zonder definitieve oplevering, waaraan steeds opnieuw wordt gewerkt, eeuw na eeuw, decennium na decennium, jaar na jaar, en het is mijns inziens de primaire verantwoordelijkheid van gemeentebesturen om steeds weer de regie over dit toneel te voeren en naar ruimtelijke kwaliteit te streven.
3.1 De Europese stad als inspiratie
Met een paar omschrijvingen wil ik mijn begrip van ‘ruimtelijke kwaliteit’ presenteren. Het zijn altijd maar ‘voorlopige’ omschrij-
18
Zichtbare geschiedenis in Rome
vingen, omdat ze in de dagelijkse ervaring van steden ook voortdurend veranderen, scherper worden of juist afgezwakt, aangevuld of juist ingeperkt. Maar het zijn toch die eigen dagelijkse ervaringen, en het voortdurende gesprek daarover, die tellen: fascinaties en aversies, de steeds weer nieuwe inspiratie, en de ideeën die al langer een rol spelen. Ik ben gefascineerd door de traditie van Europese steden en de Europese vormen van stedelijkheid, die zo anders zijn dan de traditie van steden in Zuid-Oost-Azië of Zuid-Amerika. In Europese steden wordt de historische continuïteit meestal gekoesterd: geschiedenis blijft vaak zichtbaar in verschillende lagen van culturele en maatschappelijke ontwikkeling, van veranderende opvattingen en van inspanningen van vorige generaties. Rome vertoont nog steeds trots, en bijna
schaamteloos ten opzichte van de eisen van de moderne stadsontwikkeling, de restanten van het klassieke Rome. In Parijs zijn de projecten van Haussmann zichtbaar en in Barcelona is het grid uit de negentiende eeuw nog steeds de vitale drager van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Juist de zichtbaarheid èn de verwevenheid van oude structuren, in combinatie met moderniseringen, maken die steden interessant en waardevol. In de Europese stad is ook altijd de allure van de openbare ruimte belangrijk gevonden: in Wenen gaat het om de grote keizerlijke stadsparken en de monumentale boulevards, en in de Nederlandse stad om de oude waterstructuren, die steeds nodig waren om de voeten en de huizen droog te houden. In Spaanse en Italiaanse steden als Madrid en Venetië kregen pleinen vaak een grootse publieke functie, ook als contrast met de
Parijs - Haussmann projecten 19e eeuw
compacte structuur van straten en stegen. Een strak systeem van rooilijnen en gesloten bouwblokken waarborgde een elegante en doeltreffende overgang tussen het publieke en private domein. Daarin kon ook steeds plaats gemaakt worden voor feestelijke en monumentale accenten, te midden van meer bescheiden en doelmatige gebouwen voor alledaagse stedelijke functies. De ‘ordening’ van het stedelijk leven en de stadsstructuur kreeg in Europa vanaf de negentiende eeuw een nieuwe impuls door maatregelen om de stedelijke hygiëne te reguleren met voorzieningen voor verlichting, elektriciteit, water en riolering, verkeer en vervoer. En ook de al heel vroege inspanning om de huisvesting voor huishoudens met lage inkomens en andere kwetsbare groepen op een hoger niveau te brengen heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het karakter van de Europese stad.
19
Barcelona
20
Veel steden hebben zich in de loop van eeuwen ook ingespannen om de stad en het stedelijke gebied meer te laten zijn dan een verzameling van straten, pleinen en gebouwen; er zou ook plaats moeten zijn voor aantrekkelijke groenvoorzieningen, als contrast met de wereld van bakstenen en dakpannen, in de vorm grootschalige of juist kleine parken, groene randen langs boulevards, grachten en singels, en incidentele beplanting van het openbare gebied. Bij dit alles diende de stad steeds onderdak te bieden aan heel verschillende functies, die elkaar niet in de weg moeten zitten, niet zinloos agressief moeten domineren, maar elkaar juist qua karakter en uitstraling moeten versterken in een gevarieerde en historisch gegroeide stedelijke structuur. Het stadsontwikkelingsbeleid van gemeentebesturen bestaat uiteindelijk erin een bijdrage te willen leveren aan de stad, aan buurten en wijken, waarin het streven naar ruimtelijke en sociaal-culturele kwaliteit steeds centraal staat en zichtbaar wordt. Gemeentebesturen die daar werk van maken
en gemaakt hebben, streefden er steeds naar de stad rijk en interessant te maken. Ze hadden en hebben een brede en levendige kennis van stedelijke tradities, actuele processen en kansen voor de toekomst. Uit de huidige praktijk van onderhandelingsprocessen, die leiden tot de totstandkoming van ingrepen in de gebouwde omgeving, weten we dat er altijd ingewikkelde netwerken van invloeden zijn waarin uiteindelijk wordt bepaald wat er wordt gerealiseerd. Toch blijven individuele inspanningen daarbij cruciaal; vaak zal die of die burgemeester of wethouder, die architect, die stedenbouwkundige of die corporatiedirecteur nog lange tijd later geïdentificeerd kunnen worden, die bij uitstek zijn of haar invloed kon aanwenden. Maar altijd zal die invloed ook ingebed zijn geweest in dat ingewikkelde netwerk van besluitvorming, waarin ambities werden geformuleerd, gewikt en gewogen, aangepast en vertaald, gekoesterd en gevrijwaard tegen oppervlakkig opportunisme.
Groen in Amersfoort
21
3.2 Het gemeentebestuur als regisseur
Bij de totstandkoming van complexe projecten in stedelijke omgevingen spelen op dit moment veel verschillende partijen en disciplines een rol. Het schema van deelnemers in de praktijk van de ruimtelijke ordening en van bouwprocessen is er de laatste decennia niet overzichtelijker op geworden. Toch kan en moet het gemeentebestuur nog steeds van het begin tot het einde van de lange besluitvormingsprocedures herkend worden als katalysator, als ‘gangmaker’ en als regisseur van stedelijke ontwikkelingsprojecten, die het eindproduct wel of niet op een hoger dan gangbaar niveau kan brengen. In het huidige stadsontwikkelingsbeleid krijgt de projectorganisatie veelal een groter accent dan de regie over de samenhang van projecten. Het antwoord hierop kan mijns inziens niet anders zijn dan herstel van het primaat van de stedenbouw boven de architectuur. Met een metafoor wil ik proberen te verduidelijken wat ik bedoel. Bij het regisseren van een film moeten natuurlijk de afzonderlijke acteurs gestimuleerd worden om te improviseren en om een persoonlijke interpretatie van hun rol te geven. Maar uiteindelijk moet de film als geheel toch een overtuigend product zijn, waarin alle onderdelen een bijna vanzelfsprekende plaats hebben. Zo moet er ook een stedelijke regie zijn: op bepaalde plekken willen we een bepaald soort bouwwerken en die bouwwerken moeten zich gedragen in de regie die wordt nagestreefd op een hoger schaalniveau. Bouwers en projectontwikkelaars dienen zich te realiseren in welke regie ze een rol spelen, en als die regie er niet is dan dienen ze erom te vragen of samen een regie af
22
te spreken. Dit geldt overigens zowel voor afzonderlijke nieuwbouwinitiatieven als voor onderhoudsprojecten en aanpassingen van de gebouwenvoorraad. Ik ken nogal wat woningbouwverenigingen die hun projecten afwikkelen op het niveau van het project zelf, waardoor uiteindelijk soms waardevolle stedenbouwkundige ensembles verloren gaan. Maar ook gemeentebesturen ontwikkelen soms met veel bravoure structuurplannen en bestemmingsplannen en gaan vervolgens met een projectontwikkelaar in zee die iets heel anders wil dan het stedenbouwkundige plan beoogt. En ten slotte zijn er architecten die weinig op hebben met een al te gereguleerde stedenbouwkundige programmering: vrijheid, blijheid en ons project moet opvallen, dat is het adagium van sommige architecten die het spectaculaire incident belangrijker vinden dan een weloverwogen stedelijke structuur. Achter deze voorbeelden gaan grote ideologische en vakinhoudelijke meningsverschillen schuil; ik wil mij beperken tot een pleidooi voor een sterke en uitgesproken stedenbouwkundige regie, die improvisaties en persoonlijke ambities moet stimuleren, maar die tegelijkertijd de regisseursrol moet waarmaken. De discipline van de stedenbouw heeft de afgelopen jaren in de tomeloze dynamiek van ontwikkelingsplanologie veel invloed verloren. Er is alleen wat te winnen als die discipline in staat wordt gesteld de regie te blijven voeren en daartoe wordt gelegitimeerd door een slagvaardig en doelbewust openbaar bestuur en door opdrachtgevers die bereid zijn over de grenzen van hun eigen opgave heen te opereren. Een paar begrippen die daarbij steeds weer opduiken: waardering voor de historische
kwaliteiten van de stad en de regio, het streven naar een karaktervolle, begrijpelijke, veilige en prettige buurten en wijken die duurzaam en aanpasbaar zijn, een harmonieuze samenhang tussen de stedenbouwkundige omgeving en de architectonische vorm, karakterverschillen en contrasten, waardoor keuzemogelijkheden ontstaan, het creatief benutten van de specifieke kenmerken van verschillende locaties, vastleggen van heldere kwalitatieve principes, die richtinggevend kunnen zijn voor de opdracht en het beoogde eindresultaat. Maar er is een dominante factor in de huidige stadsontwikkeling, waarmee in de rol van gemeentebesturen als regisseur van stadsontwikkelingsprocessen steeds rekening moet worden gehouden: de geweldig toegenomen en nauwelijks nog door overheden gecontroleerde particuliere macht van projectontwikkelaars. Met grote investeringen in grondaankopen en met een concentratie van kennis over bouw- en planningsprocessen kunnen ze een grote invloed afdwingen op de publieke beslissingen over de bestemming en de inrichting van steeds grotere gebieden. Ik moet toegeven dat ik niet direct een antwoord op deze machtsconcentratie heb, maar ik vermoed dat veel projectontwikkelaars ook wel het belang inzien van een vorm van publieke regie en dat gemeentebesturen met een eigen diepgewortelde culturele belangstelling, kennis van lokale tradities en ontwikkelingen, en een vitale culturele visie zich uiteindelijk zullen kunnen profileren als de aangewezen partij om de regie te voeren over stedelijke ontwikkelingsprojecten. Een brede culturele voedingsbodem en een adequate professionele deskundigheid in
personeel en organisatie, waarin belangstelling voor architectuur en stedenbouw wordt gekoesterd, ontwikkeld en uitgedragen, kan een positieve invloed hebben op het denken en handelen van gemeentebesturen. Het is verheugend dat het gemeentebestuur van Amersfoort zich in haar stadsontwikkelingsbeleid presenteert als een ambitieuze organisatie en als een ambitieuze partner in processen, die in de volle breedte haar maatschappelijke en culturele verantwoordelijkheid wil waarmaken. De enorme schaalvergroting, die zich de afgelopen decennia in veel steden heeft voorgedaan, is misschien niet altijd bevorderlijk geweest voor de herkenbaarheid en de identiteit van de beleidsinspanningen en voor het noodzakelijke persoonlijke engagement binnen soms wel erg grote en bureaucratische bestuursorganen en ambtelijke diensten. Maar de lijn van historische ambities en het streven om die voortdurend te actualiseren en opnieuw te interpreteren, is nog steeds niet onderbroken. Die lijn kan alleen maar worden voortgezet met een voortdurend opnieuw definiëren wat onder ‘de regie van ruimtelijke ontwikkelingen’ moet worden verstaan. Het gemeentebestuur van Amersfoort moet zich mijns inziens blijven inzetten voor de vorm van de stadsplattegrond. Anders dan projectontwikkelaars, die hun projecten realiseren om ze snel en met voldoende rendement in de markt te zetten, draagt het gemeentebestuur uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor ruimtelijke kwaliteit en voor de samenhang van buurten en wijken.
23
3.3 Het belang van de openbare ruimte
Het publieke domein en de kwaliteit van de openbare ruimte spelen in het stadsontwikkelingsbeleid een belangrijke rol. De praktijk van projectontwikkeling wordt, lijkt me, vaak te weinig bepaald door ideeën over stedelijke allure en te veel door incidentele bouwplannen, toevallige eigendomsverhoudingen, statistische en financiële abstracties en procedurele randvoorwaarden. Projecten zijn uiteindelijk de financiële dragers voor de winst- en verliesrekening. Voor de inspanning om een regie te voeren over de kwaliteit van de stadsplattegrond is niet direct een ‘kostendrager’ te vinden, tenzij via ingewikkelde verrekeningen in de grondexploitatie. Maar is niet uiteindelijk iedereen toch vooral door stedelijke sferen gefascineerd als ze in termen van allure en schoonheid zijn te beleven, de schoonheid van een oude binnenstad, de schoonheid van een park in de herfst, of de schoonheid van grachten en singels? Waar maken we nog mooie pleinen en parken in onze nieuwbouwwijken en zijn al die kantoren langs snelwegen en op bedrijventerreinen nog te beleven als mooie stedelijke gebieden? Het stadsontwikkelingsbeleid zou erop gericht moeten zijn voortdurend en met alle middelen te streven naar meer dan gemiddelde stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit, zodanig dat stedelijke gebieden ook in termen van schoonheid kunnen worden beleefd. Het moet hier natuurlijk vooral gaan om de zorg voor de openbare ruimte. Dat is een belangrijk praktisch programmapunt waarop het stadsontwikkelingsbeleid gericht moet zijn. Stedelijke kwaliteit wordt voor een belangrijk deel bepaald door een adequate en inspirerende vormgeving van de openbare
24
ruimte, zodat het stedelijke bouwwerk het toneel kan zijn voor een vitale publieke cultuur. Dat lijkt abstract, maar het is heel concreet: een publieke ruimte die op orde is, die veilig is en die een zekere stedelijke schoonheid uitstraalt, een openbare ruimte om trots op te zijn. De vormgeving en het beheer van de openbare ruimte vraagt om grote publieke èn private inspanningen. Juist daar worden mijns inziens de laatste jaren de spanningen in de samenleving zichtbaar. De schreeuwerige commercialisering van binnensteden, de schraalheid van monofunctionele woonwijken, de leegte, ik weet er geen ander woord voor, de leegte van bedrijfsterreinen en kantorenlocaties, de vaak armoedige vormgeving van ruimtes rond haltes voor openbaar vervoer, maar ook de verloedering van openbaar groen en de armoedige opeenstapeling van het meubilair van de openbare ruimte, waaruit blijkt dat niemand kennelijk meer in staat is om de zorg voor de openbare ruimte te coördineren. Volgens mij begint en eindigt het stadsontwikkelingsbeleid rond gecompliceerde stedelijke projecten met een heldere en geïnspireerde visie op de betekenis van de openbare ruimte, de ruimte waarin bouwwerken zich vertonen. Het is het belangrijkste thema uit de geschiedenis van de Europese stad; het is altijd een cruciale indicator geweest voor de economische, sociale en culturele waardigheid van steden en stedelijke samenlevingen, en we doen er volgens mij verstandig aan dit fenomeen, de openbare ruimte, te koesteren als een van de belangrijkste opgaven van alle disciplines en van alle organisaties en instellingen die in de stadsontwikkeling een rol spelen.
Projectlijsten Welzijn, Sociale Zekerheid en Onderwijs en Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
25
Projectenkaart Amersfoort Verkenning oktober 2008
26
4. Agenda
Op basis van mijn opdracht, naar aanleiding van gesprekken èn met een eigen idee over mijn missie als stadsarchitect heb ik een selectie gemaakt uit alles wat in Amersfoort aan de orde is. Leidraad daarbij waren de projectenlijsten van SOB en WSO. Die lijsten zijn op zichzelf interessant omdat ze een opsomming geven van alle ruimtelijke investeringsprogramma’s waarbij de gemeente Amersfoort is betrokken. Maar er is geen totaaloverzicht van ingrepen in de stad, van clusters van stedelijke vernieuwing of van samenhangende structuuringrepen, behalve wellicht de projectenkaart voor ‘Amersfoort
Vernieuwt’, dat een overzicht presenteert van voorgenomen locaties en gebieden waar ingrepen plaats gaan vinden in de wederopbouwwijken aan de oostzijde van de binnenstad. Wat opvalt is dat het samenhangende projectenoverzicht voor het Eemplein en omgeving los staat van het direct daaraan aansluitende projectenoverzicht voor het stationsgebied, de Zonnehof en het stadhuisgebied, terwijl in dat cluster juist nog een samenhang gerealiseerd kan worden die voor de toekomst van het centrumgebied van Amersfoort, het oude en het nieuwe stadshart cruciaal kan zijn.
27
Vier thema’s voor visieontwikkeling en zes projectclusters zullen de kapstok zijn voor mijn agenda. Aan deze projecten wil ik een bijdrage leveren door zelf meningsvorming en debat te initiëren, formele intensieve betrokkenheid af te spreken, door supervisor te zijn of door ad hoc adviezen te geven.
Naast deze ‘formele agenda’ moet steeds ruimte zijn voor vrije advisering in de vorm van een ‘spreekuur’. Hoe, door wie, hoe vaak en waarover daarvan gebruik gemaakt zal worden moet blijken. De verschillende typen adviezen en verschillende posities om te adviseren worden nader beschreven in par. 6.
Vier thema’s voor visieontwikkeling 1. Beschrijving van bestaand beleid in het kader van de Structuurvisie (wRO) en daaropvolgend: uitgangspunten en principes voor een structuurvisie voor de langere termijn 2. Structuuraspecten en stedenbouwkundige kwaliteiten van wederopbouwwijken 3. Cultuurhistorische argumenten in stadsontwikkelingsbeleid 4. Amersfoort, groene stad met verbindingen in het omliggende landschap, de regionale watersystemen en infrastructuur, en stedelijk groen in parken en langs radialen
Zes projectclusters 1. Een adequaat programma en ontwerp voor de ‘Kop van Isselt’ als sluitstuk van het Noordwestelijke deel van het nieuwe stadscentrum 2. Verbinding van het oude en het nieuwe stadscentrum via het stadhuisgebied als verbindende schakel en de route van het station naar de binnenstad als ‘kransslagader’ voor de samenhang in het stadshart 3. Het Hogeweggebied als verbindende schakel in het programma ‘Amersfoort vernieuwt’ voor de wederopbouwbuurten in het oostelijk deel van de stad 4. Verkavelingstructuren voor de vervangende nieuwbouw in het programma ‘Amersfoort vernieuwt’ 5. Vormgeving van de culturele route door het stadshart, vanaf het Maatweggebied naar het Park Randenbroek 6. Wagenwerkplaats en Spoorwegemplacement in relatie tot Soesterkwartier en stadshart
28
4.1 Vier thema’s voor visieontwikkeling 1. Beschrijving van bestaand beleid in het kader van de Structuurvisie (wRO) en daaropvolgend: uitgangspunten en principes voor een structuurvisie voor de langere termijn. Op dit moment werkt de gemeente Amersfoort aan de eerste fase voor de ontwikkeling van een ‘Structuurvisie’ in het kader van de nieuwe wet RO. Over heel veel belangrijke thema’s is de afgelopen jaren beleid ontwikkeld en vastgesteld en het samenbrengen van al die beleidsdocumenten in één overzichtelijk beleidsdocument is een belangrijke stap. Daarna volgt uiteraard het bewerken van deze inventarisatie in de vorm van het formuleren van gewenste bijstellingen, aanscherpingen en het aanvullen van hiaten. Deze wettelijke verplichting kan als het ware
inzicht en overzicht brengen in wat op dit moment een onoverzichtelijk en ontoegankelijk geheel van beleidsambities is. De uitwerking in een volgende fase kan opnieuw kaderstellend zijn voor alle ruimtelijke ingrepen in de stad, zowel voor ingrepen waarin het gemeentebestuur een cruciale initiatiefnemende rol speelt, als bij initiatieven van de markt waarbij de gemeente participeert of coördineert. Het is een unieke kans om een ruimtelijk regiedocument op te stellen, mede als kader voor evaluatie en bijstelling van het vigerende welstandsbeleid, als kader voor de herziening van bestemmingsplannen en als kader voor monumentenbeleid en de bescherming van stadsgezichten. De volgende drie thema’s zullen daarbij een rol kunnen spelen.
29
2. Structuuraspecten en stedenbouwkundige kwaliteiten van wederopbouwwijken
Bij het omvangrijke en ingrijpende programma ‘Amersfoort Vernieuwt’ voor de herstructurering van vroeg-naoorlogse woonwijken speelt een belangrijke rol welke bestaande kwaliteiten van architectuur en stedenbouw in het geding zijn en hoe die gewaardeerd moeten worden. Soms gaat het om complexen met weliswaar een eenzijdige en verouderde woningdifferentiatie en een niet meer te handhaven technische kwaliteit, maar tegelijkertijd kunnen belangrijke architectonische of stedenbouwkundige karakteristieken in het geding zijn waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan, omdat ze inmiddels tot een hoog gewaardeerd aspect van onze cultuurgeschiedenis zijn gaan behoren. In de dilemma’s die zich hierbij voordoen is kennis van de principes van de architectuur en stedenbouw uit de wederopbouwperiode van groot belang. Deze principes kunnen in beeld worden gebracht door specifiek daarop gericht onderzoek, dat voor een belangrijk deel al is gedaan (zie bijvoorbeeld de rapportage Architectuur en stedenbouw 1940-1965, Amersfoort, van: Pauline Opmeer van Stoa in Ede (2007)) en vooral ook door er veel naar te kijken, er over te praten en meningen uit te wisselen. Hier ligt een opgave om intensief te communiceren met de RACM, de monumentenspecialisten van de gemeente Amersfoort, de betrokken woningcorporaties en bewonersorganisaties.
30
3. Cultuurhistorische argumenten in het stadsontwikkelingsbeleid
Meer in algemene zin zou ik bij de ontwikkeling van een structuurvisie voor de lange termijn aandacht willen vragen voor de betekenis van cultuurhistorische argumenten in het stadsontwikkelingsbeleid. De stadsplattegrond is te beschouwen als het zichtbare resultaat van eeuwenlange inspanningen van vorige generaties èn van recente datum, om vorm te geven, aan te passen en uit te breiden. Deze inspanning is het best te omschrijven als de voortdurende verbouwing van een oud pand, waarbij altijd de vraag aan de orde is: welke sfeer en welk karakter is de moeite van het behouden waard, waar is vernieuwing mogelijk en gewenst en hoe kan met succes een combinatie van het een en het ander worden bereikt. Met dit thema is bij uitstek een principe aan de orde dat richtinggevend zou moeten zijn voor de verdere ontwikkeling van de structuur van Amersfoort als Europese stad, met een rijke en zichtbare geschiedenis die gekoesterd moet worden zonder aanpassingen en veranderingen uit te sluiten. Aangesloten kan worden bij het landelijk debat over de modernisering van het monumentenbeleid, waarin vooral als ambitie geformuleerd gaat worden de aandacht voor een gebiedsgerichte benadering van cultuurhistorisch erfgoed te vergroten, èn bij het succesvolle Belvedereprogramma waarin op landelijk niveau aandacht werd gevraagd voor de cultuurhistorische dimensie van de ruimtelijke ordening.
31
4. Amersfoort, groene stad met verbindingen in het omliggende landschap, de regionale watersystemen en infrastructuur, en stedelijk groen in parken en langs radialen
In de ontwikkeling van een structuurvisie voor de toekomst van Amersfoort lijkt mij veel aandacht gewenst voor de mogelijke versterking van Amersfoort als groene stad. Het begrip is al gevestigd, de prijs is al uitgereikt, de waardering ervoor behoeft geen betoog, maar er is nog wel werk aan de winkel en er zijn mooie voor de hand liggende uitdagingen: de herontwikkeling van het Waterwingebied als aantrekkelijk en toegankelijk stadspark, de discussie over de herstructurering van het Park Randenbroek en de Eemvallei, de vormgeving van de Valleikanaal zone en de mogelijke groene accentuering van de historische radialen. Los van deze projecten zou ik in de structuurvisie ook een meer algemene aandacht wenselijk vinden over de verdere ontwikkeling van Amersfoort als groene stad, juist omdat daarmee kan worden aangesloten op een historische karakteristiek van Amersfoort èn omdat groen in de stad in algemene zin appelleert aan een hooggewaardeerde eigenschap van een stedelijke omgeving.
32
4.2 Zes projectclusters 1. Programma en ontwerp voor de ‘Kop van Isselt’.
De ‘Kop van Isselt’ dient zich aan als omvangrijk binnenstedelijk herstructureringsgebied met een nog open agenda: het is nu een monofunctioneel bedrijventerrein met een
laag ruimtelijk en economisch profiel, terwijl het geografisch gezien toch verbonden is met de Noordwest rand van het nieuwe stadscentrum en tegelijkertijd daar een verbindende schakel kan vormen tussen nu nog geïsoleerd van elkaar gelegen buurten.
33
2. Verbinding van het oude en het nieuwe stadscentrum via het stadhuisgebied,
De herstructurering van het stadhuisgebied moet geagendeerd worden als veel meer dan wat de titel van het project suggereert. Het stadhuisgebied vormt een cruciale verbindende schakel, als het ware de kransslagader, tussen het nieuwe en het oude stadscentrum, het stationsgebied en het binnenstedelijke verdichtingprogramma rond de Zonnehof. Veel barrières zijn de afgelopen jaren in stedenbouwkundige zin opgeworpen om van het nieuwe stadscentrum één geheel te maken, barrières die niet meer zomaar te slechten zijn. Ze zijn meestal ontstaan als pragmatische kleine aanpassingen op projectniveau, zoals het dicht bouwen van de oorspronkelijk open begane grond van het RACM gebouw en de vormgeving van de Asch van Wijkstraat richting station, maar voor de ‘doorbloeding’ van de verschillende delen van het stadshart blijken het desastreuze aanpassingen te zijn geweest. Een dotteroperatie lijkt gewenst, in de verdere toekomst zal misschien zelfs wel een open hart operatie nodig blijken te zijn. Maar voordat het zover is, kan de herstructurering van het stadhuisgebied een stevige bijdrage leveren aan een betere samenhang.
Kruispunt Stadsring – Van Asch van Wijckstraat, verbinding station – binnenstad
34
3. Hogeweg gebied als verbindende schakel in het programma ‘Amersfoort vernieuwt’.
Het Hogeweg gebied vraagt vanwege z’n uitgebreide programma van te realiseren functies en bouwwerken, vanwege z’n ‘groene’ ambities èn vanwege z’n ligging als stadsentree en ruimtelijke as, dwars door
de grote woonbuurten aan de oostzijde van de stad, om een subtiele en trefzekere stedenbouwkundige en architectonische coördinatie. Het is een kansrijk programma, maar niet als de verschillende projectdelen allemaal volgens eigen budgetbeperkingen, ambities, en ontwerpprincipes worden vormgegeven.
35
4. Verkavelingstructuren in het programma ‘Amersfoort vernieuwt’
‘Amersfoort Vernieuwt’ is de titel van het ambitieuze investeringsprogramma dat verschillende betrokken partijen samen hebben ontwikkeld voor de versterking van de sociale, culturele, stedenbouwkundige en woningmarkttechnische structuur van de woonwijken uit de wederopbouw.
36
Het programma voorziet in grote projecten voor vervangende nieuwbouw en nieuwe sociaal-culturele faciliteiten. Ervaringen elders, bijvoorbeeld in de Westelijke tuinsteden in Amsterdam, leiden tot het inzicht dat een uitgekiende visie op de continuïteit van verkavelingvormen cruciaal is voor een harmonieuze integratie van nieuwe projecten in de historische context.
5. Culturele route door het stadshart.
Anders dan in veel andere steden is in Amersfoort geen ‘museumkwartier’ ontstaan waarin de belangrijkste musea en culturele instellingen zijn ondergebracht. Maar er is wel een route ontstaan vanuit de Noordwest rand van de stad naar de Zuidoost rand, dwars door het oude stadscentrum. De route loopt vanaf de Eenvallei, langs de Grebbeliniedijk, via de Kop van Isselt en Rohm en Haas, waar zich een culturele broedplaats ontwikkelt, via het Eemplein en in de toekomst het Eemhuis als cultuurcentrum, door de Kunsthal Kade in het RACM gebouw, over de Grote Spui naar het Museum Flehite, het Armando Museum, het Mondriaanhuis, naar het Park Randenbroek en de Jacob van Campenvilla. (Zie notitie Amersfoort in C, Gerard de Kleijn, 1 oktober 2007) Deze route zou de komende jaren versterkt kunnen worden door met nieuwe vestigingen rekening te houden met de mogelijkheid om ze te concentreren langs deze as, en wellicht kan de route ook zichtbaar gemaakt worden in het PR-beleid van de gemeente en in een of andere ruimtelijke strategie.
37
6. Wagenwerkplaats en Spoorwegemplacement
De Wagenwerkplaats en hele industriële complex dat eromheen ligt vertegenwoordigt een kansrijk gebied vanwege zijn unieke sfeer, de grootse ruimte met robuuste gebouwen, de lange lijnen in de stedelijke structuur. In het recente verleden is een vruchtbare en kansrijke samenwerking ontstaan tussen de initiatiefgroep van burgers uit het Soesterkwartier, de NS en de gemeente Amersfoort. De grote uitdaging is om de creativiteit en de ambities die ten grondslag liggen aan het ‘burgerinitiatief’ uit te laten groeien tot een vitaal stadsdeel waarin allerlei informele en veelbelovende organisaties en instellingen een onderdak kunnen vinden. Veel gebouwen zullen de komende jaren een nieuwe functie kunnen krijgen die moet passen bij het specifieke karakter van de gebouwen als industrieel erfgoed. En ook het maaiveld vraagt om veel aandacht en creativiteit, omdat juist ook de kwaliteit daarvan bepalend zal zijn voor het succes van het complex als geheel. Er ligt een prachtkans om bij te dragen aan de identiteit van Amersfoort als vitale cultuurstad.
38
5. Beleidsprioriteiten
Het is voor alle betrokkenen van belang om te weten vanuit welke beleidsprioriteiten de stadsarchitect zijn functie invult en vormgeeft. Uit de discussie die voorafging aan mijn benoeming heb ik vooral geconcludeerd dat de wens bestaat om het ‘stadsontwerp’ als geheel tot uitgangspunt te nemen voor de advisering over en de bijdrage aan concrete projecten, en daarbij een visie te ontwikkelen op de toekomstige ontwikkeling van de vorm van de stadsstructuur. Daarin kan ik ook een bijdrage leveren aan de in de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening voorgeschreven Structuurvisie. Concrete projecten kunnen vanuit het thema van ‘samenhang’ worden geagendeerd en bevraagd.
5.1 Morfologische samenhang
Mijn belangrijkste programmapunt als stadsarchitect van Amersfoort is een bijdrage te leveren aan de samenhang in de stadsstructuur. Samenhang, in plaats van fragmentatie, die tot uitdrukking moet komen in de functionele en ruimtelijke opbouw van de stad en in de ruimtelijke opbouw van buurten. Samenhang wil overigens niet zeggen dat alles ordelijk, overzichtelijk en formeel in een overal gelijk evenwicht moet worden geregeld. Steden hebben ook juist chaos, ongelijkvormigheid en informele gebieden nodig, met soms een eigen onderscheidende dynamiek en identiteit, juist daarin schuilt een aantrek-
39
kelijke spanning en variatie. Maar het is voor de ruimtelijke kwaliteit van steden en de stedelijke cultuur mijns inziens van belang dat stadsdelen niet geïsoleerd raken en functies niet uit elkaar vallen, ruimtelijk gescheiden worden. Met alle macht moet ernaar gestreefd worden dat buurten en wijken in een begrijpelijke, aantrekkelijke en open ruimtelijke structuur zijn opgenomen. Er zijn zes belangrijke ruimtelijke opgaven, die zich in de sfeer van morfologische samenhang aandienen, die voor de toekomst van de vormgeving van de stadplattegrond van cruciaal belang zullen zijn, en waarover de komende jaren besluiten genomen worden. Diverse deelprojecten in deze zes ‘clusters’ zijn al in ontwikkeling, sommige zelfs al in uitvoering. Waar mogelijk moet worden onderzocht hoe de opgaven kunnen worden bijgesteld of geherdefinieerd, of juist ondersteund, vanuit het perspectief van een samenhangende structuur voor de betrokken stadsdelen op het niveau van het stadsontwerp.
40
5.2 Cultuurhistorische continuïteit
In discussies over stadsontwikkeling en stedelijke kwaliteit is respect voor en het koesteren van de historische context van cruciaal belang. Een samenleving zonder geschiedenis is een samenleving zonder toekomst. De geschiedenis van de gebouwde omgeving is bij uitstek het geheugen van de samenleving waarin ambities en idealen van het verleden tot uitdrukking komen en tot bezinning manen. Maar de historische context is ook het decor waarin ‘verandering’, het verschuivende perspectief van opeenvolgende generaties, in beeld wordt gebracht. De gebouwde omgeving is als historische context een uitdaging: er is dat voortdurende dilemma van behoud of verandering, en er is die voortdurende opgave om een cultureel statement te formuleren over hoe de geschiedenis moet worden gehanteerd. Ook dit lijkt me een thema waarin het gemeentebestuur vooral als culturele factor, als stimulans voor ideeën en als inspirator voor debat zou kunnen
Schema stadsplattegrond Zuiderhoek, Rooimans en NEI, 1952
optreden, mits stevig onderbouwd met een gedegen kennis van lokale karakteristieken, lokale kansen en bedreigingen. Het moet er steeds om gaan zelf het goede voorbeeld te geven, en ook: mee te helpen een voedingsbodem te laten ontstaan voor inspirerende nieuwe concepten en die in coalities met anderen te realiseren.
5.3 Amersfoort: groene en waterrijke stad
Een voor de hand liggend punt van overeenstemming over de kwaliteit van de ruimtelijke structuur van Amersfoort wordt gevormd door het eervolle etiket van Amersfoort als één van de groenste steden van Europa. Amersfoort ontving in september 2007 goud in de jaarlijkse Europese wedstrijd
Entente Florale. De jury was destijds vooral gecharmeerd van de diversiteit aan parken en groengebieden in Amersfoort en bleek onder de indruk van de manier waarop de gemeente dit groen beheert. Een groene omgeving, parken, bomenlanen en plantsoenen kunnen altijd rekenen op grote publieke waardering, die tot uitdrukking komt in de waarde van onroerend goed en in de aantrekkelijkheid van steden voor toeristen. Hetzelfde geldt overigens voor water en watersystemen in het stedelijk weefsel: Amersfoort is een rijke stad met z’n historische ligging in de Eemvallei, die van Noord West naar Zuid Oost nog steeds herkenbaar is en die stedelijk is vertaald in de singel, de gracht in en rond de oude binnenstad en het Valleikanaal.
Eem
Grote Spui
Grachten
Beekdal, Park Randenbroek
41
5.4 Betekenisvolle architectuur: duurzaam, met liefde èn vakkundig gemaakt!
Uiteindelijk is de fysieke stad vooral een grote verzameling gebouwen die een plaats vinden in de ruimtelijke structuur van de stadsplattegrond en die daarmee ook die ruimtelijke structuur vorm geven. Nieuwe gebouwen op cruciale locaties moeten worden bevraagd op hun betekenis voor en hun bijdrage aan die structuur. Niet alle bouwwerken moeten bijzonder zijn. De meeste bouwwerken moeten zich gewoon gedragen volgens de regels die hun locaties stellen. Met het oog op een historische continuïteit is onopvallendheid soms al een groot compliment. Dat vraagt van architecten een bijzondere bescheidenheid en een bijzondere precisie: maak een gebouw dat past in een context die hoog wordt gewaardeerd. In gebieden, die met een nieuwe identiteit en betekenis in de stadsstructuur worden ontwikkeld, vraagt de inzet van architecten ook een zekere gevoeligheid voor een gemeenschappelijk ideaal, een vormgevingsambitie die passend is in wat in een grotere regie dan het afzonderlijke bouwwerk wordt afgesproken. Het gemeentebestuur dient daarin de randvoorwaarden vast te stellen en architecten te selecteren die daarin passend kunnen en willen zijn. De moderne vertaling van deze opgave is de ‘supervisor’. Er ontstaan veelal teams van stedenbouwkundig ontwerpers voor een gebied en architectonisch ontwerpers voor afzonderlijke locaties en bouwwerken. Hier ontstaat een interessant communicatieprobleem: afstemming op een hoger schaalniveau en afstemming op het schaalniveau van afzonderlijke kavels. In deze ‘stedenbouw van de tussenschaal’ gaat veel mis: wie kan nog met gezag van argumenten de regie voeren over de samenhang van
42
projecten, die naast elkaar liggen, en die één geheel in de stadsstructuur zouden moeten vormen, maar die op grond van eigendomsverhoudingen, projectplanningen en procedures los van elkaar ontwikkeld worden? De kwaliteit van de architectuur van afzonderlijke bouwwerken wordt uiteindelijk beoordeeld vanuit de eigen kwaliteit, maar vooral vanuit de kwaliteit van de samenhang in een groter geheel. Middelmatige bouwwerken kunnen duurzaam blijken als ze naadloos passen in een structuur die duurzaam is omdat die past in een groter geheel van een goed functionerend stadsdeel. Betekenisvolle architectuur kan dus ook, moet vaak ook onzichtbaar want onopvallend zijn. Ooit liet een door mij bewonderde architect in een interview optekenen: “…het kan mij niet saai genoeg zijn”. Dat is een opvatting over architectonisch ontwerpen die volgens mij te weinig gewaardeerd wordt. Bij het beoordelen van ontwerpen voor bouwwerken die een rol spelen in de stedelijke structuur speelt uiteindelijk altijd een rol of dergelijke bouwwerken met liefde zijn gemaakt, of ze passen in hun omgeving en of ze daaraan positieve bijdrage leveren: kunnen ze over honderd jaar nog echt mooi gevonden worden? Deze vraag legt een grote verantwoordelijkheid op iedereen die is aangewezen om dergelijke oordelen uit te spreken: wethouders, supervisoren, hoofden van diensten voor ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling, welstandscommissies, opdrachtgevers en architecten. Duurzaamheid in architectuur en stedenbouw is vooral een vraagstuk dat zich richt op wat echt lang mee kan, op wat met liefde, met goede argumenten en met vakmanschap wordt gemaakt. Een beperkt budget is, om dat te bereiken, een te beperkt argument. Met een te beperkt budget kun je de opgave beter een tijdje uitstellen!
5.5 Het stellen van de juiste vragen.
Met deze thema’s kunnen concrete projecten op een inspirerende manier worden bevraagd en in een bredere context worden geplaatst. In de huidige structuur van de ambtelijke organisatie van SOB en WSO ligt het accent op het ‘managen’ van ‘projecten’. De stadsplattegrond en de stedelijke structuur zijn als inspiratiebron en als kader voor progamma’s van eisen en voor de beoordeling van afzonderlijke ontwerpen voor bouwwerken te weinig expliciet gedefinieerd. Soms zijn ‘foute’ verkavelingen daarvan het gevolg, soms ook een ‘foute’ vormgeving van gevels en gebouwvolumes. Ik wil hierbij graag verwijzen naar de voorbeelden die in par. 2 werden beschreven: de twee woonblokken aan het Melissande Isoldepad in Schuilenburg , het Amicitiaproject aan de stadsring, de stadhuisuitbreiding van Pie de Bruin en de woningbouwprojecten in Puntenburg. In deze projecten heeft een nauwkeurige stedenbouwkundige regie vanuit de gemeente ontbroken, soms om pragmatische belangen van projectontwikkelaars te faciliteren, soms ook uit gebrek aan een doelbewuste stedenbouwkundige visie. De projectontwikkeling werd ingezet vanuit een te beperkte visie op de betekenis van het project voor de stedelijke structuur. Soms, op cruciale locaties, moeten meer belangen wegen dan het belang van de realisatie van een project op zichzelf. En dan moeten de juiste vragen worden gesteld: wat draagt dit project bij aan de structurele ontwikkeling van de stad en wat is de bijdrage van dit project aan een aantrekkelijk maaiveld?
Valleikanaal Zwembad Purmerend, architect: CEPEZED, Delft
43
Aantekening van Fons Asselbergs (gesprek over de structuur van de stadsplattegrond, 29 oktober 2008)
44
6. Communicatieplan
SOB – medewerkers, november 2008
6.1 Verschillende typen ‘adviesposities’ en adviezen.
Sinds begin september heeft een oriëntatie plaatsgevonden op de agenda van de stadsarchitect voor het komende jaar: aan welke projecten zal prioriteit worden gegeven, welke status heeft de stadsarchitect als adviseur daarbij, welke vorm zullen zijn adviezen krijgen en aan wie moeten die gericht zijn? Er is een selectie gemaakt van zes projectclusters, die zijn te karakteriseren als ‘stedelijke herstructureringen met een bijzondere betekenis voor de structuur van de stadsplattegrond’. Bij deze zes clusters zijn verschillende ‘posities’ denkbaar en verschillende vormen van advisering.
In afnemende mate van betrokkenheid en afstand tot de feitelijke conceptvorming en planontwikkeling zijn de volgende posities denkbaar: • vaste en permanente betrokkenheid in de rol van supervisor in samenwerking met direct betrokkenen bij een project; • periodieke adviezen aan direct betrokkenen op enige afstand van een project; • bijdrage aan meningsvorming in de welstandscommissie • adviezen aan het college van B&W en de gemeenteraad • jaarlijkse (samenvattende) rapportage en advisering aan de gemeenteraad • ad hoc adviezen / spreekuur ten behoeve van Raad College en WSO/SOB
45
Van de zes geselecteerde projectclusters zijn de eerste drie aangewezen als projecten waarover vanuit een supervisorrol zal worden geadviseerd. Over de overige drie projectclusters zal op enige afstand periodiek worden geadviseerd aan de direct betrokkenen, aan het College en aan de Gemeenteraad. Het Gemeentebestuur heeft over deze twee verschillende ‘adviesposities’ een formeel besluit genomen, en de betrokkenen bij deze projecten zullen daarover worden geïnformeerd. De overige adviesvormen zullen naar bevind van zaken worden toegepast bij wat zich ad hoc voordoet en na een jaar zullen de hier voorgestelde ‘adviesposities’ worden geëvalueerd. Naast de projectclusters zijn vier thema’s benoemd waarover adviezen worden opgesteld die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van visies op de stadsontwikkeling in de toekomst. De vorm van deze adviezen zullen nader worden vastgesteld in overleg met het College en met SO/WSO, mede afhankelijk van het thema en de actualiteit.
46
Architectuur café Amersfoort Bezoek aan het RACM gebouw, 3 november 2008
6.2 Themadagen en expertmeetings over vier beleidsthema’s.
Naast betrokkenheid bij en advisering over concrete projecten en projectclusters zal de stadsarchitect ook een bijdrage leveren aan discussie en debat, en aan opiniërende bijeenkomsten en expertmeetings die wellicht tot beleidsadviezen aanleiding kunnen geven en van waaruit ook inzichten en doelstellingen kunnen worden geformuleerd voor de toekomstige stadsontwikkeling. In het kader van de wettelijke verplichting van de nieuwe wRO om een structuurvisie op te stellen wordt nu eerst al het bestaande beleid in kaart gebracht en geordend. Dat is een cruciale stap, omdat veel beleid voor de nabije en verdere toekomst al is vastgesteld, maar het ontbreekt tot nu toe aan een samenhangend overzicht van ROen stadsontwikkelingsbeleid. De verwachting is dat in de loop van 2009 dit belangrijke inventariserende project kan worden afgerond met het formuleren van enkele thema’s en aandachtspunten voor nadere visieontwikkeling.
De stadsarchitect stelt vier thema’s voor die zich lenen voor samenwerking tussen WSO en SOB en ook voor oriënterende discussiebijeenkomsten met het bestuur en de politieke organen van de gemeente Amersfoort en met maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld via het forum van het Amersfoortse Architectuurcafé.
6.3 Digitale projectenkaart en beleidsbibliotheek voor WSO èn SOB
De stadsarchitect zal ernaar streven dat de structuur van de stad en de structuurbepalende ingrepen daarin in een digitale kaart worden samengebracht, zodanig dat permanent een actuele databank ontstaat waarin conceptstudies, nota’s van uitgangspunten, stedenbouwkundige verkenningen en beleidsnota’s, verkavelingstudies en bouwplannen te vinden zijn. Via deze databank zou ook verwezen kunnen worden naar een Beleidsbibliotheek voor WSO èn SOB. Zo zullen alle relevante en actuele beleidsstukken in de sfeer van ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling zowel digitaal als fysiek beschikbaar zijn. Deze informatiebron is zowel ambtelijk van belang als voor betrokkenen uit het bestuur en maatschappelijke organisaties. In het Vathorst Onderzoek van september 2008 wordt ten behoeve van ‘continuïteit in kennis’ de noodzaak geformuleerd van betere documentatie voor raadsleden over langlopende processen, bijvoorbeeld in de vorm van elektronische dossiers. Voor processen in het ruimtelijke ordeningsbeleid geldt deze noodzaak zeker, en niet alleen ten behoeve van raadsleden. Pas onlangs werd in het kader van de verkenning op vigerend beleid voor de structuurvisie het initiatief genomen om een integrale projectenkaart samen te stellen en de onderlig-
gende beleidsuitgangspunten in kaart te brengen, te rubriceren en te beschrijven. Die beleidsuitgangspunten zijn op dit moment niet ordelijk gerubriceerd en toegankelijk. Er is geen integrale beleidsbibliotheek voor ruimtelijke ordening, terwijl er voortdurend veel beleidsdocumenten worden geproduceerd. Hierdoor ontstaat een ernstig gebrek aan ‘geheugen’ dat zich vooral wreekt in de sfeer van ruimtelijke samenhang: op projectniveau weten betrokkenen meestal nog wel hun zaakjes op orde te houden, maar van kwaliteitsmanagement vanuit het perspectief van de ontwikkeling van de stadsplattegrond komt weinig terecht; daarvoor is een geïntegreerde regie nodig met oog voor en kennis over langlopende beleidsprocessen.
6.4 Spreekuur voor ad hoc adviezen
Er moet ruimte blijven voor ad hoc adviezen aan al degenen die daarom vragen. De afgelopen maanden deden zich al diverse thema’s voor waarover ad hoc geadviseerd kon worden. Maar hier wreekt zich wel de beperkte tijd die beschikbaar is om als stadsarchitect te functioneren. Ik wil u graag de komende maanden op de hoogte houden van mijn agenda en van de adviezen die daarin ontstaan. En ook van de beperkingen die mijn benoeming tot stadsarchitect voor 2,5 dag per week oplegt.
Bureau medewerker SOB
47
48
Bijlage
1. Met dank aan: Pieter van der Velde, Vigga Labordus, Selma Meel, Remco Limburg, Nico Kamphorst, Heno Abrahams, Ruud Luchtenveld, Willem Oxener, Waldo Ramsoender, Monique Peltenburg, Arjen Kruit, leden van de welstandscommissie onder leiding van Tom de Wit, Max Cramer, Jordy Grutters, Hans de Vries, Arie Korpershoek, Edgar van Groningen, Carolien Drupsteen, Jelle Hekman, Margreet de Geus, Arno Goossens, Wim Kleinsman, Jos van Winkel, Carla van Dorp, Adri-Jan de Korte, Gerard Hullegien, Ben Heres, Lidy Buitendijk, Max van Aerschot, Jeany Mudde, Frans van der Horst, Anne Brommersma, Johan Galjaard, Charlotte Teng, Edgar van Groningen, Gerard Klein, Gert Boeve, Danielle Willemse, Alies van Diepen, Margot Meijer, Wim van Veelen, Hugo Diddens, Bert Blijleven, Fons Asselbergs, Ruurd Gietema, Hans Ruijssenaars, Dennis Sille, Jan Poolen, Matthijs de Boer en tenslotte natuurlijk dank aan Adriaan Geuze, die me attendeerde op de vacature voor stadsarchitect in Amersfoort.
50
2. Beleidsdocumenten en projecten Beleidsdocumenten
1. Stadsring Amersfoort, De Overweging, april 2000 2. Stadsperspectief Amersfoort ‘Op weg naar 2015’ 2002 3. Raadsdebat over Amersfoort GA 2030 4. Streekplan 2005-2015 5. Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, september 2008 6. Structuurvisie WRO 7. Duurzaam Bouwen in de Utrechtse regio, 2015 – 2030 8. Beleidsvisie Groen Blauwe Structuur, 2004 9. Nota Kwaliteit Openbare ruimte, 2005 10. Van verbeelding naar verbinding, PvdA, september 2008 11. Amersfoort, ruimte voor monumenten, november 2007 12. Parken in Amersfoort, groene ruimten in een stedelijke omgeving, augustus 2008
Projecten
1. Stadhuisgebied, verdichting en herstructurering openbare ruimte 2. De Terp, herstructurering verzorgingsflat 3. De Puntenburg, herstructurering bedrijventerrein 4. Amersfoort Vernieuwt, herstructurering woningvoorraad ’50 en ‘60 5. Ontwikkeling Hogeweg Zone, incl. Defensieterrein 6. Waterwingebied 7. Kop van Isselt, herstructurering bedrijventerrein tbv centrumontwikkeling 8. Oliemolenkwartier, ontwikkeling van centrumfuncties 9. Wagenwerkplaats, herstructurering bedrijventerrein tbv centrumontwikkeling 10. Opvanglocatie Leusderweg 11. Herinrichting omgeving Station Schothorst 12. Herinrichting CS Stationsgebied Noord en Zuid 13. Herontwikkeling ziekenhuislocaties, Park Randenbroek en Maatweggebied 14. Eemcentrum en Eemhuis, cultureel centrum, bibliotheek ipv. De Flint 15. Uitbreiding Vathorst-Noord-West 16. Herontwikkeling Nederberg en Zonnehof 17. Herinrichting Stationsplein en Asch van Wijckstraat
51
3. Bronvermeldingen Atelier Rijksbouwmeester, “Institutioneel ontwerp: relict, revival of revisie”, Den Haag 2005. Atelier Rijksbouwmeester, “Een cultuur van ontwerpen, visie op architectuur en ruimtelijk ontwerp”, blz. 20, Kabinetstandpunt Architectuurbeleid, Den Haag, september 2008. Bruin, Anna de, en Renee van Assema, “Het valleikanaal groen ingericht”, in: Groen, vakblad voor ruimte in stad en landschap, blz. 44, sept. 2007. Calabrese, L.M., e.a. “Urban Eyes, het stedelijk project en de stedenbouwkundige dienst”, S&RO, 04-2006, NIROV, Den Haag, 2006. Cramer, Max, “Licht, lucht en ruimte, wonen in de jaren vijftig”, Amersfoort, De Zonnehof, 2003. Galjaard, J., “Van Zuiderhoek tot SVP”, SVPO, Amersfoort, juni 2007. Gemeenteraad Amersfoort, “Het Vathorst Onderzoek” Amersfoort, november 2008. Daamen, T., “De kost gaat voor de baat uit, markt, middelen en ruimtelijke kwaliteit bij stedelijke gebiedsontwikkeling”, SUN, Amsterdam 2005. Groot, A., en Max Cramer, “C.B. van der Tak, stadsarchitect tussen modernisme en traditie, 1929-1045”, Thoth, Bussum 2007. Heeling, J., H. Meyer, J. Westrik, “Het ontwerp van de stadsplattegrond”, TU Delft / SUN, Amsterdam 2002. Meurs, P., “Bouwen aan een weerbarstige stad”, VSSD, Delft 2008. Opmeer, P., “Architectuur en stedenbouw, Amersfoort 1940-1965”, Ede 2007. Reurslag, P., e.a., “Een veranderend stadsbeeld”, De Zonnehof, Amersfoort 1988.
52
4. Curriculum vitae Noud de Vreeze werd geboren in 1948 in Utrecht en studeerde bouwkunde aan de Technische Universiteit in Delft. Vanaf 1975 was hij verbonden aan diverse organisaties in de sociale woningbouw en de lokale stadsontwikkeling. In de jaren tachtig was hij redacteur van het tijdschrift Archis en bestuurslid van Europan . Als gastdocent heeft hij colleges verzorgd over de Nederlandse sociale woningbouw aan de Academie van Bouwkunst in Rotterdam en Amsterdam, het PDI van de Universiteit van Amsterdam, Trinity College in Dublin, New York University en MIT in Boston. In 1993 is hij aan de TU in Delft gepromoveerd op een onderzoek naar de kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland. Van 1993 tot 1998 was hij eerste directeur van het door het ministerie van VROM en OCW opgerichte Stimuleringsfonds voor Architectuur in Rotterdam. Sinds 1999 is hij directeur van WZNH adviescommissies voor ruimtelijke kwaliteit in Alkmaar. Hij was daarnaast bestuurslid van de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling, bestuurslid van de Federatie Welstand, lid van het Kwaliteitsteam Vathorst in Amersfoort en voorzitter van de ASMAL - commissie van de Raad van Cultuur.
dr. ir. N.de Vreeze (31-12-1948) Keizersgracht 57a 1015 CE Amsterdam tel.: 020 627 05 07 fax: 020 422 7595 mobiel: 06. 51343345 email: nouddevreeze @ xs4all.nl
53
Notities
54
Amersfoort Oost
Colofon:
Uitgave en drukwerk: Gemeente Amersfoort Grafisch ontwerp: BRAYN grafisch & multimedia design Tekst en foto’s: dr. ir. N. de Vreeze, stadsarchitect van Amersfoort Luchtfoto’s: RoVorm, Amsterdam Amersfoort, november 2008