ABC
het
van de
turf
5 eeuwen
turfwinning tussen Antwerpen en Breda
2
Proloog
Geen moer te zien? Lang voor er nog maar sprake is van België, Nederland of Vlaanderen wordt er gedurende bijna 5 eeuwen turf gewonnen in de driehoek Antwerpen - Geertruidenberg – Willemstad. In 1263 gaat bij Halsteren (Noord-Brabant) de spade voor het eerst in het veen. De laatste turfschuiten varen in 1733 vanuit de Nol in de Kalmthoutse heide naar Roosendaal. In 1743 krijgt Breda de laatste turf vanuit de Ma(a)tjes bij Nieuwmoer. In de zoektocht naar brandstoffen
wordt een hele landschapslaag afgegraven. Tastbare getuigen van het turfverleden zoals het samenhangende geheel van turfvaarten, nederzettingen van veenarbeiders, uitvoerhavens, bruggen en aquaducten verdwijnen samen met de veenlaag. Aan de oppervlakte komt het onder het veen verborgen zand, kenmerkend voor de Kempen. Moeilijk om voor te stellen dat dit gebied met zijn zandwegen, dennenbossen, hei een voormalig veengebied was. Bovendien vinden geogra-
fen en bodemkundigen voornamelijk zandbodems en bijna geen veenbodems. 500 jaar verdwenen geschiedenis wordt teruggevonden door speurwerk in onder andere oude archieven maar ook in het landschap. Historisch-geografen zoals Karel Leenders leggen door dit detectivewerk de turfgeschiedenis laagje voor laagje bloot. Een inleiding tot 5 eeuwen turfgeschiedenis.
oud archiefstuk © Stefan Dewickere
3
1. Een energie- landschap In de meeste bodems wordt organisch materiaal zoals plantenresten door bacteriën afgebroken tot humus. Voor dit proces hebben bacteriën zuurstof nodig. Op gronden waar het regenwater niet in de bodem kan dringen en waar het water bovendien niet kan wegstromen ontstaan natte bodems en plasjes die dichtgroeien met riet, zegges en andere moerasplanten. In die natte omstandigheden vergaat het afgestorven plantmateriaal niet maar stapelt het zich op waardoor er een veenlaag wordt gevormd. Alle bodemporiën zijn immers gevuld met water. In dit bodemwater kan slechts zeer weinig zuurstof oplossen. Naarmate de veenlaag dikker wordt, verandert het plantendek en wil er uiteindelijk alleen nog maar veenmos groeien. Deze veenmossen vormen dikke kussens die het regenwater vasthouden en daardoor hoog boven de omgeving uit kunnen groeien. Dit veen wordt in de 12e eeuw essentieel voor de welvarende textiel- en handelssteden in het graafschap Vlaanderen. De enorme vraag naar hout voor huizen- en scheepsbouw en verwarming in deze steden zorgt voor een verregaande aantasting van de uitgestrekte bossen van de Graaf van Vlaanderen. Rond 1300 stijgt de bevolking snel en is door de sterke groei van steden zoals Brugge en Gent de vraag naar brandstof groter dan het aanbod. In de vroege Middeleeuwen is hout de enige brandstof die voorhanden is. Hout wordt schaarser en er komen strenge beperkingen op het kappen van hout. De ontdek-
king van steenkool, aardolie en aardgas laat nog eeuwen op zich wachten. Turf dient zich aan als ‘nieuwe’ brandstof. Tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad moet een aanzienlijke hoeveelheid veen aanwezig geweest zijn. Een oppervlakte van ongeveer 1200 vierkante kilometer werd bedekt door veen. Ondernemers starten met de ontginning van het veen. De regio verandert grondig. Een dun bevolkte streek met veel woeste gronden groeit aanvankelijk vanuit twee primaire groeipolen, enerzijds de uitstralingszone van Antwerpen langs de Schelde stroomafwaarts naar het noorden en oostwaarts de Kempen in en anderzijds de groeipool van Dordrecht langs de Maas naar het oosten. Secundaire groeipolen zoals Hoogstraten, Turnhout, Geertruidenberg, Breda en Bergen op Zoom zijn alle, uitgezonderd Geertruidenberg, op Antwerpen gericht. Tal van dorpen en gehuchten zoals Nieuwmoer, Achtmaal, Vaartkant en Vleet worden uit de grond gestampt door de veenwinning.
Bij de afgraving tbv. Natuurgebied ’t Gastels Laag (NL) in 1995 kwamen deze sporen van turfgraven aan het oppervlak
© Ben Steffen
© Kobe Van Looveren
4
Machinale veenontginning in veenpark Orvelte (NL) © Heemkundige kring “Swerter Scive”
5
2. Van veen tot bruin goud, turf Turf is gedroogd veen. Een pas gedolven veenkluit bevat immers teveel water om als brandstof dienst te kunnen doen. Het is dus bijgevolg nodig om het veen te laten drogen tot turf. Van veen turf maken is een schijnbaar bedrieglijk eenvoudig proces. Dit proces van turfmaken reconstrueren is omwille van verschillende redenen een huzarenstukje. In de driehoek Antwerpen - Geertruidenberg – Willemstad krijgt zoals eerder aangehaald Breda in 1743 de laatste turf vanuit de Ma(a)tjes: dit is dus al bijna 300 jaar geleden. Beter gedocumenteerd is de turfwinning in Groningen en Drenthe. Pas rond 1980 sluit ten oosten van Emmen de laatste commerciële turfwinning. Van de turfwinning in voorgenoemde provincies is dan ook heel wat meer historisch materiaal terug te vinden. Het schilderij door Jacobus Sibrandi Mancadan schildert halverwege de 17e eeuw een veenderij is in Groningen. De didactische schoolplaten geven een beeld van de veenwinning in Drenthe. Voor de grensregio Zuidwest-Brabant- Antwerpen zijn er twee zeer bijzondere getuigenissen van veenwinning. De enige foto van turfwinning in de regio wordt vermoedelijk genomen in 1897 bij Moerstraten (ongeveer 150 jaar na de laatste grote industriële veenwinning). Recenter zijn bij het afgraven van de bovenste bodemlaag in het kader van natuurtechnische milieubouw in het natuurgebied ’t Gastels Laag sporen blootgelegd van veenwinning. Voornamelijk puzzelstukjes uit
oude archieven zorgen voor een correct en volledig beeld van de turfwinning. In het landschap herinneren verschillende toponiemen zoals de bijvoorbeeld Moerstraatseweg, de Keetheuvel en Vaartkant aan het rijke turfverleden. De oude turfvaarten geven eveneens lijnvormig bewijs voor de turftransporten. De werkwijzes om turf te produceren kunnen sterk verschillend zijn van plaats tot plaats. Uit laagveen moet het kletsnatte veen letterlijk opgebaggerd worden. Bij de veenwinning uit hoogveen wordt het veen droog gestoken. Naarmate de veenwinning grootschaliger wordt, breidt het pallet aan verschillende typische bewerkingen met telkens specifieke werktuigen uit. Een bloemlezing hiervan vind je in deel 2 van het turf- ABC. Momenteel wordt er nog steeds turf gewonnen in Europa. De in tuinen en bloembakken gebruikte potgrond heeft als belangrijkste bestanddeel turf. Deze turf komt voornamelijk van Ierland, Zweden en de Baltische Staten. In Ierland en Siberië wordt op heel grote schaal turf gewonnen die daar direct opgestookt wordt in elektriciteitscentrales.
6
3. In het ‘spoor ‘ van de turf In de veengebieden woont afgezien van de turfarbeiders bijna niemand. De turf wordt pas nuttig op plaatsen waar wel veel mensen wonen: in de dorpen maar vooral in de steden. Er is dus een transportprobleem: de turf moet naar de verbruiker gebracht worden en die woont vaak erg ver weg. Kleine lokale afnemers in de naburige gehuchten halen veelal hun zelf gedolven portie turf met behulp van ossenkarren. De grote afnemers wonen echter in Brugge, Gent en Antwerpen, de drie grote turfmarkten voor deze streek. Daarnaast zijn er nog een twintigtal kleinere turfmarkten zoals onder andere Bergen op Zoom, Breda en Roosendaal. Op deze plaatsen komt de turf per turfschuit aan. Deze worden door turfarbeiders getrokken op de vaartkanten van de ‘turfkanalen’. Omdat de turfschuiten in lange konvooien
door het landschap glijden zijn de turfkanalen liefst zo recht mogelijk. De aanleg van een turfkanaal in een zandige bodem is niet eenvoudig. Met behulp van allerlei kunstwerken zoals spuien, aquaducten, duikers, houwers, komt de turf op de schuiten al drijvend op de lokale afzetmarkten aan. De grotere turfvaarten hebben zich in de regio geleidelijk ontwikkeld tot een turfvaartstelsel. De aanleg gebeurt stap voor stap onder impuls van nieuwe locaties waar veen wordt ontgonnen. In totaal is er ongeveer 300 kilometer aan turfhoofdvaarten gegraven in 5 eeuwen turfgeschiedenis. Vanuit de grotere uitvoerhavens zoals onder Bergen op Zoom, Roosendaal en Breda wordt de lading op grotere bemande zeewaardige zeilschepen verder vervoerd naar de grote afnemers in Brugge, Gent of Antwerpen.
“ Waar het land verveende,
vergaarde het geduldig rijkdom. Een eeuwenlang sparen. Met schop en kruiwagen ging men later op zoek, Stak af, liet drogen en gooide een blokje op het vuur. Warmte uit de grond.
Een oude turfvaart door een woonwijk © Stefan Dewickere
Geert de Kockere
“
Zo is het landschap hier laag na laag verveld
7
4. De hoofdrolspelers van de turf Voor hard labeur zoals turfwinning is een klein leger aan arbeiders nodig. Moerdelvers reizen dan ook tot 50 kilometer naar de ‘moervelden’. Tijdens de week verblijven de moerarbeiders daarom in ter plaatse opgetrokken tijdelijke bouwsels. In de driehoek Antwerpen - Geertruidenberg – Willemstad werken bonkers, kaardezetters, keetmeiden en vele anderen zij aan zij voor de moerkopers aan de grootschalige afgraving van meer dan 1200 vierkante kilometers veengrond. Omwille van de grootschaligheid is de organisatie complex. Aanvankelijk kopen moerkopers van adelijke komaf gebruiksrechten op gronden van hertogen en abdijheren. Na verloop van tijd treden ook de lagere adel en de meer gegoede klassen tot de moerconcessiemarkt. Op veel kleinere schaal baggeren boeren hun eigen turf bij elkaar voor huishoudelijk gebruik. In deel 4 krijg je een overzicht van de verhoudingen tussen moerbazen, landeigenaars, moerpachter, keetmeiden en moerdelvers. Een korte kennismaking met de hoofdrolspelers van het turfverhaal.
© Marina Van Aert
8
9
Epiloog
geen moer meer aan? Een landschap en zijn bewoners zijn het resultaat van hun verleden. Met het verdwijnen van de venige landschapslaag hebben de inwoners ook een stukje van hun landschapsgeschiedenis verloren en dus ook een stukje van hun identiteit. Gedetailleerd onderzoek van oude archieven, kaarten en toponiemen vulde het ‘gat’ van 5 eeuwen veengeschiedenis. Door dit speurwerk krijgen toponiemen, oude turfvaarten en de laatste restjes veen in de regio een hernieuwde betekenis: landschapsrelicten als oude turfvaarten, vennen en natuurgebieden hebben immers naast de historische waarde eveneens een grote natuur- en recreatieve waarde.
Zicht op De Reten tussen Moeren en Buisssche Heide (NL): een oud turfgebied
10
Deel 1
Turf: energiebron in bosarm landschap Vanaf de middeleeuwen is turf zowel voor industrieën zoals brouwerijen en steenbakkerijen als voor gezinnen een courant gebruikte brandstof. De ontdekking van steenkool, aardolie en aardgas laat nog eeuwen op zich wachten. Bovendien komen er beperkingen op het kappen van hout. Door houtkap en beweiding ziet de Graaf van Vlaanderen zijn bossen snel achteruit gaan met als gevolg een verbod op de verdere aantasting van de bossen. Door de toenemende bevolking en de groei van de steden breidt ondertussen het boomloze heideareaal zich in de Kempen uit. Voor de energievoorziening is men aangewezen op turf.
11
© Heemkundige kring “Swerter Scive”
12
Bosturf
Brand(stof)
In de potstal wordt naast heideplagsel eveneens strooisel uit bossen gebruikt. Dit plantaardig materiaal vermengt zich in de stal met de mest van de dieren. Voor de opkomst van kunstmeststoffen rond 1900 worden op deze manier de akkers bemest. Het bosstrooisel wordt ook wel misleidend bosturf genoemd.
Turf is niet alleen in de middeleeuwen maar ook nog lang daarna de brandstof voor verwarming en industrie. Turf krijgt daarom ook wel de naam ‘brand’. De gronden waar boeren turf haalden worden soms ‘De Brand’ of ‘De Branden’ genoemd. Een andere vaak gebruikte benaming voor deze veengronden is ‘moer’ of ‘moeren’.
Bosveen
Gezeten en gezonken moer Moer is een ander woord voor de veenlaag die kan weggegraven of weggebaggerd worden om er vervolgens turf van te maken. Het woord ‘moer’ wordt ook gebruikt voor een veengebied. Moer betekent eveneens turf (moerturf) geproduceerd uit echt veen. Gezonken moer zit onder water en moet gebaggerd worden. Gezeten moer zit boven water.
turf, die op de heide gestoken wordt. Heideplaggen daarentegen hebben als functie de dieren op stal droog te houden door het mengen van structuurrijk materiaal met de mest. Dat mengsel werd dan later als mest op de akkers gebracht.
Hele moer, volle moer, rauwe moer De hele of volle moer is een nog niet ‘aangesneden’ veengebied. Alvorens veen ontgonnen kan worden, moet eerst alle plantengroei verwijderd worden. Een veengebied wat nog begroeid is met lang heidekruid of gagel wordt ook wel een rauwe moer genoemd.
Wist je dat… Typisch voor veengebieden is de kletsnatte bodem. Onder zulke omstandigheden kan er zich broekbos ontwikkelen met wilg of els. Het plantenafval stapelt zich op tot een veenlaag. Grote bomen die omwaaien zitten vaak nog in grote stukken (kienhout) in het veenpakket. Bosveen is dan ook minder geschikt voor de productie van turf. Boomstronken maken het steken van turf immers onmogelijk.
Heiturf In tegenstelling tot moerturf is het bij heiturf niet altijd duidelijk of het nu gaat over turf voor in de haard of om plaggen voor in de stal. In oude bronnen komen de woorden dunne turf, heiplaggen, schabturf en schatturf naast heiturf voor. Was heiturf vroeger in Kalmthout een ander woord voor heischab? Heischab (of heischat) is dunne
veen een prima plek is om dierenfossielen te bewaren? Omdat er in veen weinig of geen zuurstof zit worden zowel planten-als dierenresten moeilijk of niet afgebroken. In de Goorkens in Zundert werd een mammoet gevonden. Bovendien worden stuifmeelkorrels goed bewaard in veen. Op deze manier kan er een reconstructie gemaakt worden van de historische plantengroei.
13
n n. uche Veenmoeras in de Ma(a)tjes © Kobe Van Looveren
14
Hoogveen
Laagveen
Veen ontstaat enkel onder natte omstandigheden. De planten die op zo ’n natte bodem groeien sterven uiteindelijk af. In drogere condities worden deze planten met behulp van zuurstof door bacteriën afgebroken en omgezet naar humus. Omdat de bodem in moerasgebieden verzadigd is met water, is de hoeveelheid zuurstof in de bodem en dus ook voor de bacteriën zeer beperkt. Gevolg: de afgestorven planten worden niet afgebroken en stapelen zich op tot een veenlaag. Afhankelijk van de oorsprong van het water spreken we van hoogveen of van laagveen. Hoogveen krijgt enkel watertoevoer via neerslag. De plantengroei bestaat voornamelijk uit veenmos (Sphagnum). Hoogveen heeft een bruine tot zwarte kleur en is op sommige plekken in duizenden jaren uitgegroeid tot een pakket van wel vijf of zes meter dikte.
Laagveen wordt alleen onder water gevormd en krijgt dus zijn watertoevoer van het grondwater. Laagveen bestaat uit afgestorven resten van moerasplanten en bomen. Laagveen is een pakket op elkaar gepakte, onverteerde resten van planten zoals zegges en riet. Als je het van dichtbij bekijkt kan je er moeiteloos zaden, stukjes stengel, bladeren en soms zelfs insecten in herkennen. Ook komen er resten van grotere planten in voor, zoals stukken bast, wortels of zelfs wel hele boomstammen. Het veen heeft een bruine of soms zwarte kleur. Zodra veen uit het water gehaald wordt, begint het te verteren tot humus. Eénmaal boven de grondwaterspiegel vindt er geen veenvorming meer plaats, tenzij veenmos (Sphagnum) gaat groeien. Lokaal kan er dus op laagveen hoogveenvorming plaatsvinden.
Hoogveen is laagveen dat overkookt tot een bult in het landschap
Veen voor stumpers in de ‘Stompaertshoek’ Tussen 1365 en 1465 stelt de abdij van Tongerlo kleine kaveltjes ter beschikking om te ontvenen voor de boeren uit de omgeving van Kalmthout in de ‘Stompaertshoek’. Een ‘stomper’ is een oud woord voor stumper, sukkel, iemand die het niet breed heeft, wat mogelijk op deze boeren van toepassing was. De te ontginnen plek lag afgelegen in de heide, in een uithoek. Mogelijk is ‘hoek’ vervangen door ‘ven’ nadat hier een grote waterplas was achtergebleven na de turfontginning. Door verschrijvingen kan ‘Stompaerts’ omgevormd zijn tot ‘Stappers’. Vanaf 1681 treffen we de naam ‘Stappersven’ aan. Momenteel is het Stappersven één van de vele vennen in het centrale heidegebied van de Grenspark ZoomKalmthoutse Heide. Vennen kunnen ontstaan wanneer regenwater blijft staan op een ondoordringbare laag in door de wind uitgeblazen duinpannen, waar vaak zand of veen werd gewonnen. Alle vennen in het Grenspark worden uitsluitend gevoed door regenwater.
15
Wist je dat… er in het grenspark De ZoomKalmthoutse heide aan de oostelijke rand van het centrale heidegebied enkele prachtige vennen liggen. Het grootste van deze vennen is het Stappersven. Het Stappersven is ontstaan nadat de venige bovenlaag werd weggegraven voor turfwinning. Dit titanenwerk gebeurde door de boeren van Kalmthout in de periode 1360 – 1460. © Stefan Dewickere
16
Moergat Na het ontginnen van de moer, het veen, ontstaat een laagte in het terrein, het moergat.
Turf Turf is gedroogd veen. Een pas gedolven veenkluit of een kwak bagger bevat immers teveel water om als brandstof dienst te kunnen doen. Na het winnen van veen is het bijgevolg nodig om het veen te laten drogen tot turf. Eénmaal droog is de turf compacter. In de Middeleeuwen zijn de turfblokjes gedroogd ongeveer 10 op 10 op 10 cm groot. Latere turf heeft de vorm van een forse baksteen.
Turfveld Een turfveld is een terrein waar turf gestoken of gebaggerd wordt.
komt wollegras voor en op drogere plaatsen diverse heidesoorten.
volgende benamingen gebruikt: witte moer, almode, grauwe turf, vleet, luif, boventurf, …
‘Vene‘ en ‘venne‘
Wildert en woeste grond
De oorsprong van het woord ‘veen’ komt van het Middeleeuwse ‘vene. Dit woord is vooral in het graafschap Holland gebruikt. In 1213 wordt het gebied tussen Steelhoven en Standhazen, ten westen van Geertruidenberg, als ‘vene’ getypeerd. Dit woord komt in Vlaanderen niet voor. In Vlaanderen wordt voornamelijk het woord ‘moer’ gebruikt. Opvallend is dat de weinige plaatsen waar in het toenmalige Holland ‘moer’ vermeld werd, nu alle in de provincie Noord-Brabant gelegen zijn. In het Brabantse wordt in de Middeleeuwen ook wel het woord ‘venne’ gebruikt voor een veengebied. Voor waterplassen in bos en hei wordt het woord ‘mere’ gebruikt en in de 17e en 18e eeuw het woord ‘blik’ of ‘bleek’. Pas in de 18 en 19e eeuw worden deze waterpartijen ‘ven’ genoemd.
Niet in cultuur gebrachte grond zoals bos, heide, stuifduinen, venen en andere ruigte worden eeuwenlang ook wel ‘woeste grond’ of ‘vroente’ genoemd. Deze woeste gronden hadden wel degelijk hun nut: de veengebieden voor de turfwinning en de heide voor zowel begrazing als voor het afsteken van heideplaggen voor de potstal. Het oudere woord ‘wildert’ duidt eveneens op niet ontgonnen grond. Het Latijnse equivalent van deze woorden is ‘wastina’ wat zoveel betekent als ‘woestijne’. In de naam Wuustwezel zit ook dit ‘woest’.
Veenmos (Spaghnum)
Witte en zwarte turf
Spreekwoorden
Veenmossen vormen dikke kussens die het regenwater vasthouden. Ze kunnen tot 20x hun drooggewicht aan water kunnen vasthouden. Veenmossen zuigen zich daarbij als een spons vol met regenwater. Hierdoor kan de waterspiegel van het hoogveengebied boven de lokale grondwaterstand uitstijgen. Dit voorkomt dat de mossen uitdrogen. Veenmossen hebben genoeg aan de weinige voedingsstoffen in het regenwater. Omdat de leefomstandigheden zo bijzonder zijn groeien in hoogveen maar enkele andere plantensoorten. Op hoger gelegen plaatsen
Omdat een veenlaag nooit homogeen is, worden de verschillende soorten turf benoemd volgens hun kwaliteit. Grofweg zijn er twee soorten turf te onderscheiden: witte turf en zwarte turf. De zwarte turf is het oudste en heeft bijgevolg per turfblokje de grootste hoeveelheid aan brandbaar materiaal. Voor de meer donkere (zwarte) turfsoorten zijn bijvoorbeeld benamingen als bagger, derdeling, derdeputs, kliet, klot, slagturf, speteling en spletting in gebruik geweest. Witte turf is ondieper gelegen, jong en van mindere kwaliteit. Voor witte turf worden onder andere
Vele woorden en spreekwoorden vinden hun oorsprong in de turf. Enkele voorbeelden: • een dikke turf • geen moer om geven • turven naar de venen sturen • as is verbrandde turf • geen turf hoog zijn • die in ’t veen zit ziet op geen turfje • beter één turf in de keuken dan duizend in het veenland.
17
veenmos (Spaghnum) © Heemkundige kring “Swerter Scive”
18
Deel 2
Van veen tot turf: het proces van de turfwinning De wijze waarop turf geproduceerd wordt kan sterk verschillen van plaats tot plaats. Toch kunnen we het proces van de turfwinning beschrijven aan de hand van 4 werkwoorden: winnen, drogen, op kloten zetten en porren. Met winnen bedoelen we het uitgraven en het in de gepaste vorm snijden van veen. Bij het drogen verliezen de veenblokken 60 % van hun gewicht en worden ze turf. Om de turf tegen de werking van regen of vorst te beschermen, wordt de aangedroogde turf op hopen of kloten gestapeld. Tot slot wordt de turf op de schepen geladen. Dit laden wordt ook wel porren genoemd.
Jacobus Sibrandi Mancadan schilderde in de 17e eeuw een veenderij
19
20
Afvlaggen Vooraleer gestart kan worden met de eigenlijke turfwinning moet de plantengroei bovenop de veenlaag verwijderd worden. Met de vlagzeis wordt niet alleen het bovengronds gedeelte van de plant verwijderd maar eveneens de oppervlakkige wortels. Deze dunne zode, de vlag, wordt na drogen onder de dieren in de stal gegooid. Het werkwoord afvlaggen wordt ook gebruikt in de betekenis van het verwijderen van de bovenste veenlaag.
Baggerbeugel, moerbeugel
vervolgens op het ‘legveld’ of de ‘bank’ uitgespreid en daar aangestampt of geslagen. Op deze manier wordt heel wat water uitgedreven. De bagger compacteert hierdoor. Rest nog het drogen in de wind en tenslotte het snijden van mooie turfjes. Dit type turf heeft de benaming kliet, klot, bagger of slagturf.
Berrie Om de in kloten gestapelde turfjes naar de turfschuiten te versjouwen komt een draagberrie van pas.
Delven van veen Als turf gewonnen wordt vanuit hoogveen dan spreken we van ‘delven van veen’. Het veen wordt in het droge gestoken. De gewonnen turf wordt ook wel ‘delfturf’ genoemd.
Derdeling / derdeputs Arbeiders baggeren laagveen op met een moerbeugel
Bij de ontginning van laagveen wordt veen uit het water gebaggerd met behulp van een bagger- of moerbeugel. Het is een ijzeren scheplepel met een bodem van geknoopt koord en een lange (3 meter en meer) houten steel in het ijzeren huis. Bij het van onder water bovenhalen van het veen loopt het water er door het net uit. De bovengehaalde natte moer wordt
Turf geproduceerd uit veen dat 3 put diep gedolven wordt, krijgt de benaming derdeling of derdeputs. Deze turf behoort tot de kwaliteitsklasse ‘zwarte turf’.
Greef Het op maat steken van de turf geschiedt met de turfgreef. De klos zorgt er voor dat er steeds even diep wordt gestoken. De greef is best te beschrijven als een korte schop met zeer breed halfcirkelvormig blad. In 1339 werd dit werkinstrument afgebeeld in het wapen van Van der Dilft, een adelijk moerkoper. greef
21
Hopen of kloten Gestoken turf en in zekere mate aangedroogde baggerturf wordt te drogen gezet in kleine hoopjes (kattepoten) en als ze verder gedroogd zijn in grotere hopen (vimmen). Indien de turf daarna niet in grote hopen of kloten zou gestapeld worden dan zouden zon, regen en winterse vrieskou maar weinig overlaten van de turf. De turf wordt zo gelegd dat de drogende wind er goed doorheen kan blazen. Het op bijenkorf-vormige hopen zetten van de gedroogde turf werd in Mol opmijten genoemd. In Meer, Meerle en Kalmthout werd er gesproken van de moer stuiken. In Hallaar werd de moer opgeboerd.
jes. De derde en laatste stap in het drogen is het maken van een grote hoop (kloten).
Klotschupje
Klomplaarzen
Kattepoten, kattepootjes Turf wordt gedroogd in 3 stappen. De eerste stap is het in kattepootjes zetten van de te drogen turf. De ene turf wordt hierbij op één van zijn smalle zijden overlangs op de grond gezet; een tweede turf, derde, vierde en vijfde turf staan overeind in hun volle lengte schuin in het midden tegen de eerste centrale turf aan. De turven raken elkaar alleen aan de bovenkant van de eerste centrale turf. Op deze manier heeft de wind vrij spel om de turven langs alle kanten te drogen. Bij ‘dikke’ turf worden vier turven schuin tegen elkaar gezet met één turf er bovenop. De uitdrukking ‘in kattepootjes staan‘ betekent dat turf op deze manier staat te drogen. Er wordt ook wel gesproken van het veen te drogen zetten in de ‘spreyen’. Dit wordt ook wel ‘spreyen’ genoemd. De tweede stap is het zetten van de aangedroogde turf in ‘vimmen’ of hoop-
Met een klotschupje verdelen de turfarbeiders de uitgespreide bagger over het legveld.
Klotslager,slagijzer Bij ontginning van laagveen komen klomplaarzen van pas. Dit schoeisel bestaat uit een klassieke houten klomp waaraan met een aaneengesloten rij spijkers een lederen bovenstuk wordt vastgenageld. De klompen worden meestal gemaakt van hout van populier of wilg. Resultaat: een laars waarmee je in het water kan staan zonder natte voeten te krijgen.
Slachgeerde, slaggetuig, slagroei, baggerijzer, moerijzer, moerroei, moerpen, klotslager en slagijzer zijn allemaal verschillende woorden voor eenzelfde werktuig om de uitgespreide bagger mee tot klotturf te slaan. Na het opbaggeren van het veen wordt het verspreid over het legveld. Door er met een riek, mesthaak en/of hooivork in te roeren, door het te treden en door er water over te gieten wordt het bagger fijngemaakt tot een brei, de moer-
22 sprei. Met het slagijzer wordt die brei tenslotte in rechthoekjes geslagen. De bagger is met dit soort van groot mes tot klotturfjes geslagen. Veldnamen als ‘slagveld’ duiden in de regio dus niet op Middeleeuwse veldslagen, maar op plaatsen waar de bagger tot turf verwerkt wordt. Toponiemen zijn een soort van plaatsnamen in de letterlijke zin van het woord. Maar ook stukken land krijgen gewoonlijk een naam. In zo’n geval spreken we van veldnamen.
Kruiwagen Naast berries worden eveneens houten kruiwagens gebruikt om de turfjes te verplaatsen van de kloten naar de turfschepen.
Kordewagen Dit is een oude benaming van een wagen of kar, meestal meerwielig, die voortgeduwd wordt. Kordewagen kan ook duiden op een éénwielig voertuig met twee handbomen, met andere woorden een kruiwagen.
Plijnschepel De turfarbeiders beschikken over een ruim arsenaal aan verschillende gereedschappen. De werktuigen zijn te plaatsen onder de groepen graaf-, steek- en hakwerktuigen met als gezamenlijk doel het vrijmaken of vormen van de turf. De plijnschepel heeft hoogst waarschijnlijk dezelfde functie als voorgenoemde greef, namelijk het steken van turf.
© Kobe Van Looveren
23
Put Wanneer een middeleeuwer spreekt van ‘een put diep’ dan wordt daar de minimale graafdiepte in de veenlaag mee bedoeld. Dit komt overeen met een kleine 20 centimeter.
Schel, zandschel, schom Plek waar het veen heel dun is of waar de zandondergrond er zelfs doorheen steekt. De moerkopers peilen altijd hoe dik het veen is om een miskoop (bijvoorbeeld door zo ’n zandschel) te voorkomen.
Schietschop Een schietschup of schietschop hanteert de turfarbeider om door harde turf te steken. Deze schop met schuine steel heeft wat weg van een bovenmaats bijl.
Schol Een heidevlag, ook ‘schol’ genoemd, is de dunne zode die voor de turfwinning met een vlagzeis wordt afgestoken.
Sjabberteflik Met het op maat steken van de turf met de turfgreef worden turfblokken losgesneden van elkaar. Rest nog het losmaken van de onderkant van de turfblokken. Dit gebeurt met een steekschop met een spitse punt en aan weerszijden twee opstaande vleugels, de turfbot of de vapeur, ook wel sjabberteflik genoemd.
Sjabberteflik
24
Trapper
Turfkar
Vapeur
Na het uit elkaar leggen van de natte moer op het legveld door de bonker is het aan de trapper om al of niet met treeborden aan de voeten de natte turf effen en vast te trappen. Hoe compacter, hoe beter de turf.
Turf wordt vervoerd zowel over water met behulp van turfschuiten en turfvaarten als over land. Transport over de vaak korte afstanden over land geschiedt meestal met de turfkar.
Dit werktuig met opstaande zijkanten steekt de zijkant van dikke turfblokken los. De vapeur wordt ook wel sjabberteflik genoemd.
Treeborden Om de natte turf effen te trappen gebruiken de trappers brede platen onder hun voeten, de treeborden. Dit zijn voetplankjes van 40 tot 50 cm lang en ongeveer 15 cm breed. De gladde holle onderkant van de treeborden is beschilderd met onder andere menie. Dit om het vastkleven van het veenslik te voorkomen. Menie is een oranje tot roodbruine rot- en roestwerende grondverf.
Turfbijl Deze dunne, schuine bijl werkt nog vastzittende turfgrond tot afzonderlijke turven van elkaar.
Turfdelven
Vimmen de driehoekige rechtopstaande kant aan beide zijden van de vapeur. Met vimmen wordt ook gedoeld op hoopjes van ongeveer 5 tonnen groot turven. Het is niet erg duidelijk hoe groot deze tonnen waren. Dit is het voorlaatste stapelstadium van de turf.
Vlagzeis
Wanneer het veen voldoende ontwaterd wordt, kan je met een turfbijl netjes blokken turf uitsteken, in de Middeleeuwen ook ‘delven’ genoemd. Dieper gelegen veen kan je niet ontwateren en moet bijgevolg gebaggerd worden.
Turfslaan, slaan
Treeborden © Heemkundige kring “Swerter Scive”
Opgebaggerd veen (bagger) wordt eerst op een vlak terrein dat bank, plein of slagveld genoemd uitgespreid. Om uit dat natte spul het water te verdrijven en blokjes van 15 bij 15 cm te krijgen wordt er met een slagijzer op het veen geslagen. Ook kon men er over gaan lopen: (aan)trappen, treden. Daarna was de turf nog lang niet klaar: drogen, stapelen en verder drogen zijn de volgende stappen.
Met de vlagzeis wordt de bovenste zode van de heide losgemaakt. Het werkinstrument lijkt op een kruising tussen een hak en een zeis.
25
Turfblokken in veenpark Orvelte © Heemkundige kring “Swerter Scive”
26
Deel 3
Het vervoeren van turf: de turfvaarten Langs een ingenieus netwerk aan bevaarbare kanalen gaat de turf van producent naar consument. In de veengebieden woont immers bijna niemand uitgezonderd de turfarbeiders. De afnemers wonen in dorpen en steden. Grotere afnemers zoals fabrieken laten hun brandstof vanuit grote commerciële turfgraverijen door smalle lange onbemande schuiten over turfvaarten tot de grote uitvoerhavens zoals Bergen op Zoom, Roosendaal en Breda brengen. Daar wordt de lading op grotere bemande zeewaardige zeilschepen overgeladen. Tussen 1250 en 1750 moet er in het gebied tussen Willemstand, Geertruidenberg en Antwerpen ongeveer 300 kilometer aan hoofdvaarten gelegen hebben.
27
28
Aquaduct
Holle vaart
Hoofdvaart
Een anthoofd is een oude benaming voor loskade. De woorden opslag, hoofden en turfhoofd zijn eveneens oude benamingen met dezelfde betekenis. In de moeren gaat het om de kop van het turfveld tegen de vaart. Daar wordt de turf klaargezet om op de schuit geladen te worden. Aan het eind van de turfvaart is het de overslaghaven: de turf gaat uit de schuit op de kant, wordt gemeten en verkocht, en wordt in zeegaande schepen geladen.
De turfvaart vanaf de overslaghaven naar de moeren. Vanuit de hoofdvaart worden er verder zijvaarten (‘krukvaarten’) gegraven naar de verder gelegen te ontginnen moeren.
Anthoofd, opslag, hoofd, turfhoofd
Houwer
De turfvaarten bestaan niet alleen maar uit een uitgegraven water. Heel wat kunstwerken zoals spuien, wisselkommen, bruggen, aquaducten, duikers en waterreservoirs moeten bijdragen tot het goed functioneren van deze vaarten. Beken en beekvalleien worden op sommige plekken zelfs overbrugd door middel van een aquaduct. Dit is slechts gebeurd op enkele plaatsen. Vaak wordt gekozen voor een gemakkelijkere oplossing: met behulp van een duiker wordt de bestaande beek die gekruist moet worden onder de vaart geleid.
Brouwersmoeren Brouwers hebben vaak zoveel turf als brandstof nodig dat ze vaak zelf moerkoper worden.
Hool, heul Een hool of heul is een ander woord voor duiker.
In de loop der eeuwen zijn verschillende turfvaarten ontstaan maar ook verdwenen. Reeds afgegraven gebieden waar geen turfwinning meer mogelijk is hebben geen vaart meer nodig tenzij de achtergelegen moer in exploitatie is. Een holle vaart is een niet meer gebruikte turfvaart die is drooggevallen en als een holle weg in het landschap ligt.
Om de turfvaarten van voldoende water te voorzien wordt indien nodig water binnengelaten vanuit de waterreservoirs of de houwers. Naarmate het veen verder ontgonnen wordt krijgen de vaarten immers steeds minder watertoevoer. Aanvankelijk doen bestaande waterpartijen dienst als houwer. In een later stadium worden in de laaggelegen en reeds uitgedolven moeren waterreservoirs aangelegd. Op deze nieuwe waterbekkens wateren de nog aanwezige moeren en de nieuw gevormde heide af. Op deze manier wordt een bufferwatervoorraad opgebouwd.
29
De Oude Turfvaarstestraat in Nispen (NL). Tussen 1610 en 1680 lag hier een 12m lang stenen aquaduct waarover de turfvaart vanuit de Nol naar Roosendaal de beek overstak © Stefan Dewickere
30
Krukvaart, dwarsvaart, veer Naast hoofdvaarten zijn tal van zijvaarten in gebruik. Bij het verder aansnijden van het veen in nieuwe te ontginnen gebieden wordt er vaak een waterverbinding gegraven naar de hoofdvaart. Tal van zijvaarten splitsen zich van de hoofdvaarten af in de moeren. Een groep zijvaarten krijgt de benaming ‘veer’. Misschien is dit woord gekozen omdat het vaartenpatroon gezien werd als een vogelveer, met een centrale pen (de hoofdvaart) waaraan de kleine veertjes (de zijvaarten) zitten.
Krukvaarten zijn zijvaarten die vaak bijna loodrecht op de hoofdvaart staan. Gezien de lengte van de schuiten op de vaarten (tot 20 meter!), zijn hoeken van 90° te mijden en dus weinig voorkomend. De volgende twee soorten aansluitingen komen blijkbaar wel veel voor: schuine aansluitingen waarbij de vaart onder een hoek van 30 tot 50 graden van de hoofdvaart aftakte en aansluitingen door middel van kleine bochten.
© Ben Steffen
31
Turfvaarten in de 13e tot 18e eeuw
32
Het organisch gegroeide turfvaartenstelsel Het netwerk aan vaarten bestond uit 20 grotere en kleinere turfvaarstelsels. Aanvankelijk bediende de vaart de eerste ter plaatse of in de nabijheid in exploitatie genomen moer. In de voorwaarden bij de toelating tot het ontginnen van de moer stond vaak dat latere moerconcessies hun turfvaart op de oudere vaart mochten aansluiten. Samen met de uitbreiding van de moerontginningen groeide het turfvaartenstelsel mee. In de loop van de geschiedenis verschenen en verdwenen de turfvaarten. De Roosendaalse Vaart (van Nieuwmoer naar Roosendaal) en de Mikvaart (van Nieuwmoer naar Wildert) zijn twee voormalige turfvaarten die nog steeds water bevatten. De Mikvaart of de Vertakkingsvaart verbindt het voormalige turfwinningsgebied de Nol met de vaart van Nieuwmoer naar Roosendaal. De Nol is momenteel een natuurgebied gelegen in het noordelijke deel van de Kalmthoutse Heide. Vele andere voormalige turfvaarten fungeren momenteel als perceelsgrens of weg. Een groot gedeelte van de voormalige turfvaarten zijn niet meer te vinden in het landschap.
Last
Ontwatering
Om de grootte van de vracht op een turfschuit aan te geven wordt de eenheid ‘last’ gebruikt. Een ‘last’ is een inhoudsmaat en komt overeen met ongeveer 10,7 m³ of ongeveer 10.000 turfjes van elk 1 dm³ grootte.
Voor het afgraven van een veengebied kan beginnen, moet het ontwaterd en ontsloten worden met een turfvaart.
Loskade Het gedroogde veen, de turf, wordt verzameld op brede stapelplaatsen. Praktisch zijn deze stapelplaatsen te vinden aan het einde van een ontginningsstrook, de moerkavel. Deze stapelplaatsen hebben eveneens de functie van loskade. Op deze plek wordt de turf in de schuiten geladen en verscheept. Tussen de ontginningstroken zijn geen loskades voorzien. De smalle ondiepe scheidingssloten tussen de kavels zijn immers niet breed genoeg voor schuiten en hebben enkel een ontwaterende functie. Deze noemt men ook wel riolen of reyolen.
Meer, blik, bleek, ven Een waterplas in een veengebied kreeg de naam ‘meer’. In de 16-18e eeuw sprak men eerder van ‘blik’. In deze periode kwam ook het hedendaagse woord ‘ven’ in omloop als benaming voor een waterplas. Momenteel is het veen grotendeels verdwenen zodat we nu bij het woord ven aan een waterplas in een heide- of bosgebied denken. Deze waterpartijen doen bij de veenwinning dienst als waterreservoirs of houwer voor de turfvaarten.
© René Peeters Profielopmeting van een turfvaart
Overdrage ‘Overdrage’ is een West-Vlaams woord voor de constructie waarmee schepen of turfschuiten over een waterscheiding getrokken kunnen worden. In het gebied van Klundert en Moerdijk werd het woord ‘overdrage’ gebruikt als naam voor het 13e eeuws verdwenen dorpje.
Overslaghaven Haven waar de turf in grote schepen geladen wordt.
33
Wist je dat… sommige ‘vaartkanten’ verbreed en geasfalteerd zijn? Vaak zijn ze in dat geval in gebruik als verbindingsweg. De vaart zelf is soms verdwenen of veranderd in een gewone sloot. De Lepelstraat en de Scham bij Nieuwmoer lopen bijna evenwijdig met de Roosendaalse Vaart. Tussen beide straten duidt de kleine verspringing op het historische gegeven dat de Lepelstraat gelegen is op het oeverpad (linkeroever). Ter hoogte van de huidige Blikstraat was er eveneens een pad maar dan gelegen op de rechteroever. Op dit pad ligt de Scham. Vandaar de verspringing. De vaart lag met andere woorden tussen de huidige Lepelstraat en de Scham.
Twee huidige straten (Scham en Lepelstraat) in Kalmthout (B) verspringen door vroegere vaartkanten © Stefan Dewickere
34
Pleyt, (turf)schuit, vlet
wordt opgetrokken om schuiten en water te laten passeren. In kleine uitvoering zijn de spuien ook gebruikt om de watertoevoer uit de waterreservoirs (houwers) naar de turfvaart te regelen. Tot aan de eerste spui wordt een flinke hoeveelheid water doorgelaten. Het konvooi met beladen turfschuiten neemt vervolgens van spui tot spui zijn eigen water mee.
Spuiloopje ©Prof. Schutte
Kleine platbodems waarmee de turf uit de moeren naar de overslaghaven vervoerd wordt. Deze scheepjes zijn 16 meter lang en ongeveer 3 meter breed. Tegen het eind van de turfwinning (1750) zijn de schepen ongeveer 19 meter lang, 3 meter breed en 1 meter diep. Gezien de breedte van de turfvaarten zijn deze scheepjes erg smal. Deze scheepjes worden vanaf de vaartkanten getrokken of geduwd door mensen.
Rucphen Betekent ‘rauw’ of nog niet aangesneden veen. Rucphen is een gemeente in Noord-Brabant.
Spui Om te voorkomen dat het water te snel zou weglopen uit de vaart zijn om de 800 meter sluisjes of ‘spuien’ voorzien. Een te lage waterstand zou het varen onmogelijk maken voor de turfschepen. Deze eenvoudige sluisjes hebben slechts één deur. Deze deur
Een spuiloopje is het kanaaltje van het waterreservoir naar de turfvaart. Met de spuiloop en een kleine spui wordt de waterstand in de turfvaart geregeld.
Turfhoofd Het turfhoofd of de uitvoerhaven (overslaghaven) is de plaats waar de turf vanuit de turfschuiten overgebracht wordt naar de zeewaardige zeilschepen. Ook wordt daar de hoeveelheid turf gemeten, verkocht en wordt er belasting van betaald.
Turfvaart, vlettenvaart, vaart De kanalen waarover turf vervoerd wordt tot aan de overslaghavens. Bij de aanleg van de vaart van Huijbergen naar Roosendaal werd voorgeschreven dat deze 3,7 meter breed en 2 meter diep moest zijn. Langs de vaart ligt altijd een ‘vaartkant’. Dit is een pad voor diegenen die de schuiten moeten trekken.
© Kobe Van Looveren
Op enkele plaatsen zijn de turfvaarten mét hun vaartkanten bewaard gebleven. Elders is er alleen nog een lange rechte sloot, of helemaal niets meer. Turfvaarten kunnen beschouwd worden als de voorlopers van onze kanalen.
35
Vaartgeld Voor het gebruik van de turfvaart dient er betaald te worden. Deze betaling wordt onder andere gebruikt voor het onderhoud van de vaart (de kanten, de spuien en bruggen)
Vaartmeester De hele financiële en soms ook juridische verantwoordelijkheid op een bepaalde turfvaart ligt in de handen van de vaartmeester. De inkomsten komen van het vaartgeld, betaald door de gebruikers van de turfvaarten. Uitgaven gaan naar het onderhoud van de vaarten. Dit houdt zowel het onderhoud van de kunstwerken zoals bijvoorbeeld spuien, bruggen en aquaducten, in als het onderhoud van de oevers. Eveneens houdt de vaartmeester, als een soort van boekhouder van de turfvaart, de rekeningen zorgvuldig bij. De logistieke organisatie van het turfvervoer ligt bij de spoyweerder.
Veer Zijvaart van een hoofdturfvaart. De turfvaarten zijn zo smal dat ze met behulp van bruggen kunnen worden overgestoken.
Vlettijd De afgesproken dag en uur waarop het konvooi van 25 tot 75 schuiten gaat varen van de moer tot aan de overslaghaven of terug.
De oude turfvaart is nu een beek © Kobe Van Looveren
36
Wist je dat… de hoofdstraat richting station in Roosendaal, de Brugstraat, vroeger een turfvaart was? Die vaart liep midden door het station! In de 16e eeuw zou de turfproductie maximaal zijn geweest met Roosendaal als centrum waar de turfschuiten werden gelost en vervolgens werd overgeslagen op zeewaardige schepen. Langs de Roosendaalse Vliet raakte turf tot in Londen. De huidige Brugstraat in Roosendaal (NL) was vroeger een turfvaart © Ben Steffen
37
Vletting
Voeder, voer
Ziel
Zoveel turf of hooi of mest die je in één keer rijden kon vervoeren, dus zoveel als er op de kar ging. Een voeder is een transporteenheid en zou overeenkomen met ongeveer 300 turfjes van 1 dm³.
© Stefan Dewickere
Wisselkom
De smalle doorsnede van de turfvaart en de specifieke waterhuishouding maken een transport in konvooi noodzakelijk. Zo ’n sliert aan met touwen verbonden platbodems heeft bijgevolg een lengte van 500 tot 1500 meter. Om de schuiten te transporteren over de smalle turfvaarten is een grote hoeveelheid water vanuit de waterreservoirs nodig. Met het water dient zuinig omgesprongen te worden. Dat het transport zo geconcentreerd wordt, hangt samen met de noodzaak om met de schuiten een grote hoeveelheid water mee te sturen. Dat water is tevoren verzameld in de waterreservoirs. Ook voor het opvaren van de schuiten is veel water nodig: ook dit gebeurt bijgevolg in konvooi. Het opvaren gebeurt vaak met een lading mest of zout. Deze hele operatie wordt ook wel een ‘vletting’ genoemd’.
Meestal zijn de turfvaarten maar net breed genoeg om één schuit door te laten. Als er een schuit in problemen komt, is het van belang deze uit een konvooi te kunnen nemen. Eveneens komt het voor dat de op en afgaande vloten elkaar tegenkomen op de turfvaart. Omwille deze redenen worden verbredingen of wisselkommen in de turfvaart aangelegd.
Op plaatsen waar de turfvaart een beek kruist is het nodig om de beek met een duiker onder de vaart te leiden. In de streek ten zuiden van Roosendaal worden de duikers ‘zielen’ genoemd. In de gemeente Kalmthout verwijzen straatnamen als Het Ziel, De Vletlaan en de Turfvaartlaan naar de turfvoorgeschiedenis van deze gemeente.
Wist je dat... de beroemde waterrijke stad Venetië in Italië als inspiratiebron is gebruikt voor de naamgeving van een straat ten noorden van Nieuwmoer? In dit gebied splitsten de vaarten van de Roosendaalse Vaart af, waardoor er hier tal van kanaaltjes waren.
38
39
: Deze landbouwweg in Essen (B) was vroeger de Oude Moervaart © Stefan Dewickere
40
Deel 4
De organisatie van de turfwinning: Een kennismaking met de hoofdrolspelers van het turfverhaal
In 1263 wordt bij Halsteren (Noord-Brabant) de eerste spade in het veen gestoken. Na dit wapenfeit winnen moerarbeiders gedurende bijna 5 eeuwen turf tot zo goed als alle veen weggegraven is. In de driehoek Antwerpen - Geertruidenberg – Willemstad werken bonkers, kaardezetters, keetmeiden en vele anderen zij aan zij voor de moerkopers aan de industriële ontginning van de veengronden. Op veel kleinere schaal steken en baggeren boeren hun eigen turf bij elkaar voor huishoudelijk gebruik. Een korte kennismaking met de hoofdrolspelers van het turfverhaal.
41
42
Bonker
Kaardezetter
Moer kan droog of nat ontgonnen worden. Bij het baggeren van natte moer moet de veenbrij uit elkaar gespreid worden voor snelle droging. Deze zware klus is weggelegd voor de bonker.
Om van het ontgonnen veen brandbare turf te maken moet er zo veel mogelijk water uit. Hiervoor worden de pas uitgedolven turfblokjes op kleine hoopjes gezet door de kaardezetter.
Boerenkuil
Keethond
Naast de grootschalige winning van turf zijn kleine turfgebruikers actief om hun eigen ‘huisbrand’ bij elkaar te steken of te baggeren. Dit gebeurt in tegenstelling tot de grootschalige industriële turfwinning weinig systematisch. De boerenkuil is de plaats waar de boer/turfsteker zijn turf haalt.
Turfsteken in het Halsters Laag in 1897. Voor zover geweten de enige foto van turfsteken in Noord-Brabant
Concessiehouders
Het kopen van een moerconcessie gebeurt vaak door een groep van mensen, de turfcompagnie. De leden hiervan worden ‘gemoerden’ genoemd.
Grootschalige turfwinning vindt meestal plaats onder vorm van concessies. Dit is een vergunning die de concessiehouder het monopolie geeft voor veenwinning in een bepaald gebied. Dit is vergelijkbaar met oliefirma’s die momenteel een concessie kopen om op de Noordzee naar olie te boren. Het winnen van het veen gebeurde hierbij onder (strenge) voorwaarden. Zowel kloosters, stedelijke instellingen, edellieden als gewone mensen kochten een moerconcessie. Vaak vormden de mensen daarvoor een ‘compagnie’.
Delver, veendelver, moerdelver de arbeiders die in kleine ploegen het veen weggraven.
Gemoerden
Hoofdmoer en volgermoer Verschillen in dikte en samenstelling van het te ontginnen veen zorgen ervoor dat je stukken hebt met goede kwaliteit, de hoofdmoer, en stukken van mindere kwaliteit, de volgermoer. Om ook de stukken moergrond met veen van minder kwaliteit verkocht te krijgen moeten kopers altijd een stuk hoofdmoer en een stuk volgermoer kopen. Het winnen van veen gebeurt zowel in de hoofdmoer als in de volgermoer onder strikte voorwaarden. Wordt hier niet aan voldaan in de volgermoer dan verliest de concessiehouder ook al zijn rechten op de hoofdmoer.
De hond die de turfkeet bewaakt wanneer de arbeiders naar het werk of in de kerk zijn. Iemand moet er de kleren, knapzakken en beddengoed bewaken.
Keetmeid of maakster Een moerconcessie wordt ontgonnen door verschillende kleine teams bestaande uit 5 personen en een keethond. Het team bestaat uit 4 mannen, de turfdelvers, en meestal één vrouw, de keetmeid of de maakster. Ze zorgt onder andere voor het eten. De naam ‘maakster’ wijst erop dat ze ook zorgt dat de turfjes op een nette manier uit de gedroogde bagger gevormd worden.
Keet De ploeg turfwerkers en de keethond verblijven in eenvoudige houten of uit plaggen gebouwde ‘hutjes’. Op of nabij de moer wordt een plek gezocht waar de keten van de delvers kunnen staan. Een zandopduiking of de berm van de vaart zijn heel geschikte plekjes om dienst te doen als keetveld of keetheuvel te dienen.
43
Wist je dat… de Keetheuvel een benaming is van het duin in de bocht van de Verbindingsstraat in Kalmthout? De Keetheuvel lag ooit als een dwarsduin over de weg heen en werd vermoedelijk gebruikt als plek voor de tijdelijke woningen van de turfarbeiders. De naam ‘keten’ komt trouwens in heel wat toponiemen terug: de ‘Ketenbaan’ bij de Steenoven tussen Oosterhout en Rijen, de ‘Hegse Keten’ bij de Klappenberg te Etten of de ‘Hollandse Keten’, een hoge rug bij de Grote Lokker tussen Sprundel en Rijsbergen.
De keetheuvel in de Kalmthoutse heide (B) ten zuidwesten van het Stappersven
44
Keuren van gemoerden reglement waarin alles geregeld wordt rond het turfgraven, het verschepen van de turf, het gebruik van de vaart, de verkoop van de turf enzoverder.
Lastgeld Op de gewonnen turf dient belasting te worden betaald aan de lokale en regionale heren. De grootte van deze belasting is afhankelijk van de hoeveelheid turf. Deels omwille van deze reden wordt de turf niet rechtstreeks van de kleine turfschuiten overgeladen naar grotere schepen. De turf wordt eerst op het hoofd gezet. Op deze plek wordt gemeten hoeveel ‘last’ het is en waarschijnlijk ook per soort gesorteerd. In een kantoortje wordt zowel ‘lastgeld’ (een bedrag per last) als ‘vaartgeld’ betaald.
Lavei, laveibos Een lavei of een laveibos is een aan een paal opengehangen takkenbos die heen en weer bewogen kan worden. De moerbaas of de moerman geeft door het heen en weer bewegen van deze takkenbos het signaal aan de turfstekers dat ze mogen stoppen met werken. Een straat bij Achtmaal heet Laveibos en daar woonde inderdaad ooit een moerman.
Moerbaas, moerman De moerbaas kan je vergelijken met een hedendaagse ploegbaas in een fabriek. Hij
houdt toezicht op de werkzaamheden van de arbeiders in het moer en is in dienst van de moerkoper.
Moercijns Om moer te mogen delven moet jaarlijks door de moerkoper een cijns worden betaald aan de heer van wie hij de concessie houdt. Dit geldt ook voor de boeren die een stukje moer gebruiken. Als de moer (letterlijk) uitgeput is, stopt men met betalen. Als straf volgt dan ‘onteigening’.
Moergerecht Kleine vergrijpen en kleine conflicten worden op de moer zelf berecht in een soort van eigen rechtbank, het moergerecht. Moerondernemers krijgen van de landsheer hiervoor de rol van zowel politie als rechter. Turfarbeiders zijn vaak ruw volk, ver van huis aan het werk. Om daarbij een beetje de orde te kunnen handhaven, mochten de moerondernemers als politie en politierechter spelen. Ernstigere delicten worden berecht in het normale gerecht van de streek.
Moerkavel Voor er wordt overgegaan tot het verkopen van de moeren worden de gronden opgemeten en verdeeld in moerkavels. De hoeken worden soms aangegeven met kuilen, met twee korte greppels die elkaar kruisen of de letter L vormen. De oppervlakte tussen de merktekens wordt opgemeten en in kaart
gebracht. Op het hoofd van de moerkavel wordt de turf gestapeld. Idealerwijs komen de moerkavels uit op een turfvaart zodat de turf rechtstreeks op de turfschuiten kan geladen worden.
Moerkoper Gronden die niet in privéhanden zijn, behoren in de Middeleeuwen toe aan landsheren, graven of hertogen. Van deze lokale heren kunnen moerkopers de rechten voor het delven van turf kopen. De gronden zelf blijven eigendom van de lokale heren. Deze moerkopers komen veelal uit de lagere adel of gegoede klassen. In het begin van de veenontginning zijn bij de moerkopers ook nogal wat kloosters en zelfs stadshospitalen. De moerkoper staat in voor de turfontginning maar laat het vuile werk over aan zijn arbeiders of aan een moerpachter. In het geval van een moerpachter is het hoogst waarschijnlijk dat deze wel tussen de arbeiders staat als soort van moerbaas. De inkomsten van de verkoop van de turf dient onder andere om de arbeiders te betalen.
Raaien Voor een moerconcessie verkocht wordt aan een moerkoper moet het gebied verkend en gemeten worden. Deze taak is weggelegd voor de landmeters. In het geval van een ongerepte moer is dit geen eenvoudige klus. Raaien is het landmeten in de moeren. De landmeters starten met het uitzetten van zeer lange rechte lijnen of ‘raaien’ die gericht.
45
Opmetingskaart uit 1530 van de kruising van de vaart naar de Zundertse Moeren (NL). De vaart was gericht op de toren van Loenhout
Voor een moerconcessie verkocht wordt aan een moerkoper moet het gebied verkend en gemeten worden. Deze taak is weggelegd voor de landmeters. In het geval van een ongerepte moer is dit geen eenvoudige klus. Raaien is het landmeten in de moeren. De landmeters starten met het uitzetten van zeer lange rechte lijnen of ‘raaien’ die gericht zijn op een markant punt aan de horizon zoals een molen, kerktoren of een boom. Deze raaien worden ‘gefixeerd’ door het uitgraven van een greppel of ‘riool’. Vervolgens werden loodrecht op zo’n lange greppel dwarsgreppels uitgezet, liefst ook gericht op een duidelijk punt op de horizon of in het terrein zelf. Resultaat: een raster van riolen dat als uitgangspunt kan dienen voor het uitzetten van de uit te geven moerconcessies.
Kaart van de Plantages in Huijbergen uit 1783. Linksonder zijn de kerk van Heerle en Wouw te zien. Bovenaan de Kerk van Nispen en Roosendaal. De vleetweg en de kaarsrechte landsgrens bleven over als relict van de ontginningsperiode
46
Spoyweerder Na de turfwinning moet de turf uit de moeren naar het turfhoofd, de uitvoerhaven aan het eind van de turfvaart, vervoerd worden. Van daaruit vindt de turf zijn weg naar de belangrijkste afnemers van turf in de steden. Het transport over de turfvaart gebeurt per konvooi. De hele organisatie en logistiek van dit turftransport per konvooi ligt in de handen van de ‘spoyweerder’’. Eén van de belangrijkste taken is er voor zorgen dat er genoeg water in de vaart is om te kunnen varen. Daartoe beheert de spoyweerder de spuien en ziet hij er op toe dat het de vloot vertrekt als er een minimum aantal schuiten klaar is.
Ton Turf wordt vaak in tonnen naar de steden vervoerd. De tonnen hadden een vaststaande maat (de Hamburgse ton bijvoorbeeld). Dat met deze vaste maat gerommeld wordt staat buiten kijf.
Tonster Aangekomen op het turfhoofd wordt de lading uit de schuiten geladen en gemeten door de tonsters. Tonsters zijn vrouwen die de turf in tonnen plaatsen. Na het plaatsen van de turf in de ton wordt de turf aangedrukt door de ton een aantal keer op de grond te laten bonken: het ‘stuiken’. Dan past er nog wat meer turf in de ton. De hoeveelheid turf wordt op die manier gemeten en uitgedrukt in tonnen, de tonnemaat. De tonnemaat wordt gehanteerd voor de bepaling van de grootte van de belasting, het vaartgeld en de verkoopsprijs.
47
Turftiend belasting die door de vervener aan degene van wie hij de turfconcessie houdt betaald wordt voor de gedolven of geslagen turf, voordat de turf mag vervoerd worden. Dit is vermoedelijk een ander woord voor het lastgeld in de 14e en 15e eeuw.
Vervener persoon of bedrijf die turf maakt of laat maken.
Vervenen Dit werkwoord is nogal dubbelzinnig omwille van zijn twee tegengestelde betekenissen: ‘een gebied verveent’ wil zeggen dat het door natuurlijke ontwikkelingen met steeds meer veen bedekt raakt. ‘Een gebied wordt verveend’ wil daarentegen zeggen dat het veen er weggehaald wordt, bijvoorbeeld om er turf van te maken. Zeggen dat het gebied ontveend wordt is eenduidiger en wil hetzelfde zeggen.
Wist je dat… de prille nederzetting die later tot het gehucht Nieuwmoer zou uitgroeien aanvankelijk de naam ‘Kijfhoek’ had? Deze naam lijkt op gekibbel en geruzie te duiden.
Oude landmaten: turfwiskunde voor beginners Een bunder is de meeteenheid in het veen voor kleine oppervlaktes. Deze verschilde echter van plaats tot plaats en vermoedelijk ook doorheen de eeuwen. Een moerbunder komt overeen met 1,45 ha. De bunder wordt op zijn beurt verdeeld in 400 vierkante lange roeden of 900 vierkante kleine roeden. De lange roede komt overeen met 20 voet; de korte met 12 voet. Een voet is ongeveer 30 cm. In de late 13e eeuw werden uitgestrekte veengebieden gemeten met de landmaat ‘hoeve’. Dit is een oppervlakte- en vormmaat ter grootte van 12 bunder (ongeveer 15,5 hectare). De vorm was een strook 12- maal zo lang als breed: 1365 bij 113 meter.
48
Natuur na de veenontginning De uitgestrekte moergronden van de grensregio van de provincies Noord-Brabant en Antwerpen zijn gedurende 5e eeuwen veenwinning bijna helemaal afgegraven. Na het opruimen van de laatste veenresten door lokale boeren komt een zandige ondergrond boven. Dit zandlandschap zit vol met lage met water gevulde kommen en hoge duinkoppen, ook wel ‘vliegende zanden’ genoemd. Het bijzonder fenomeen van stuivend zand ontstaat doordat de wind met volle kracht in een bijna boomloos landschap kan waaien in combinatie met een amper begroeide bodem. Dit kan eveneens gebeuren bij droogstaande vennen. De niet voor landbouw ontgonnen gronden krijgen een spontane begroeiing met heide. Andere gronden worden beplant met dennen om voor te voldoen aan de vraag naar stuthout voor de mijngangen. Duinen, droge en natte heide en dennenaanplantingen wissen geleidelijk de laatste sporen van de moernering uit. Extreem zeldzaam zijn restanten van veen. In natuurgebieden zoals de Ma(a)
tjes, de Pannenhoef, en de Moeren liggen nog de laatste resten niet ontgonnen veen in deze grensregio. De plantengroei in dergelijke gebieden met soorten zoals onder andere veenmossen, zonnedauw, wollegras en veenpluis is erg bijzonder. Door de voedsel- en zuurstofarmoede kunnen enkel specialisten overleven. Door het grote aandeel aan zeldzame soorten is de natuurwaarde van hoogveengebieden dan ook erg hoog.Meer informatie over deze gebieden en ander natuurgebieden in de regio vind je terug op volgende websites van de terreinbeherende organisaties: www.natuurpunt.be www.natuurmonumenten.nl www.brabantslandschap.nl www.natuurenbos.be www.staatsbosbeheer.nl
Colofon Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij:
Teksten en eindredactie Michaël Cassaert
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland!
Vormgeving Seen Design vof
Drukwerk Antilope Group
Uitgave ©2013: Regionaal Lands chap de Voorkempen vzw Verantwoordelijk uitgever: Ines Van Limbe rgen, Regionaal Lands chap de Voorkempen vzw, Kasteeldreef 55, 2980 Zoersel, T (00-32) (0)33128711, info@rld evoorkempen.be , www.rldevoorkempen.be
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland! Vitaal, mooi en schoon Brabants platteland Turfrelicten in beeld; een toekomst draagt bij aan een vitaal, mooi en schoon land voor alle inwoners en bezoekers. Europa en Provincie Noord-Brabant maken Turfrelicten in beeld; een toekomst mogelijk.
Coverfoto © Kobe Van Looveren
Agentschap voor Natuur en Bos Stichting Brabants Landschap Brabants e Heem, regio West-Brabant Dienst erfgoed provincie Antwerpen Gemeente Bergen op Zoom Gemeente Breda Gemeente Esse n Gemeente Etten-Leur Gemeente Kalmthout Gemeente Roosendaal Gemeente Rucphen Gemeente Steenbergen Gemeente Woensd recht Gemeente Wuust wezel Gemeente Zund ert Agentschap Onroerend Erfgoed Grensp ark De Zoom – Kalmthoutse Heide Heemkund ekring “Swerter Scive” Schijf Heemkund ekring “Drie Heerlijkheden Zundert-Rijsberge Heemkund ekring “De Vrijheijt van Rosendale” Heemkund ekring “Wesalia II Wuust wezel” Karel Leende rs Koninklijke Heemkundige Kring Essen vzw Natuurpun t Ant werpen Noord Oudhei dkund ige Kring Kalmthout Plaatselijke groep Markante Kempen Plaatselijke groep Baronie Regionaa l Lan dschap de Voorkempen Stichting Cultuurhis torie West-Brabant Streekhuis Braban tse Wal VVV Toerisme Essen vzw Toerisme Kalmthout Toerisme Wuust wezel Toerisme provincie Antwerpen Waterschap Braban tse Delta En met speciale dank aan alle vrijwilligers
Index Afvlaggen Anthoofd Aquaduct Baggerbeugel Berrie Bleek Blik Boerenkuil Bonker Bosturf Bosveen Brand(stof) Brouwersmoeren Concessiehouders Delven van veen Delver Derdeling Derdeputs Dwarsvaart Gemoerden Gezeten moer Gezonken moer Greef Heiturf Hele moer Heul Holle vaart Hoofd Hoofdmoer Hoofdvaart Hoogveen Hool Hopen
20 28 28 20 20 32 32 42 42 12 12 12 28 42 20 42 20 20 30 42 12 12 20 12 12 28 28 28 42 28 14 28 21
Houwer Kaardezetter Kattepootjes Kattepoten Keet Keethond Keetmeid Keuren van gemoerden Klomplaarzen Kloten Klotschupje Klotslager Kordewagen Kruiwagen Krukvaart Laagveen Last Lastgeld Lavei Laveibos Loskade Maakster Meer Moerbaas Moerbeugel Moercijns Moerdelver Moergat Moergerecht Moerkavel Moerkoper Moerman Ontwatering
28 42 21 21 42 42 42 44 21 21 21 21 22 22 30 14 32 44 44 44 32 42 32 44 20 44 42 16 44 44 44 44 32
Opslag Overdrage Overslaghaven Pleyt Plijnschepel Put Raaien Rauwe moer Rucphen Schel Schietschop Schol Schom Schuit (turfschuit) Sjabberteflik Slaan Slagijzer Spaghnum Spoyweerder Spui spuiloopje Ton Tonster Trapper Treeborden Turf Turfbijl Turfdelven Turfhoofd Turfhoofd Turfkar Turfslaan Turftiend
28 32 32 34 22 23 44 12 34 23 23 23 23 34 23 24 21 16 46 88 32 46 46 24 24 16 24 24 28 34 24 24 47
turfvaart Turfveld Vaart Vaartgeld Vaartmeester Vapeur Veendelver Veenmos Veer Veer Ven Vene Venne Vervenen Vervener Vimmen Vlagzeis Vlet Vlettenvaart Vlettijd Vletting Voeder Voer Volgermoer Volle moer Wildert Wisselkom Witte Turf Woeste grond Zandschel Ziel Zwarte turf
34 16 34 35 35 24 42 16 35 55 32 16 16 47 47 24 24 34 34 35 37 37 37 42 12 16 37 16 16 23 37 16
het ABC van de turf
Seendesign.be
Aan de hand van dit ‘turf- ABC’ wordt 5 eeuwen turfwinning in de grensregio van de provincies Noord-Brabant en Antwerpen uit de doeken gedaan.