Het ABC van de energieprestatieregelgeving De Vlaamse overheid streeft er naar dat alle gebouwen in Vlaanderen energiezuinig én comfortabel worden. Een van de middelen om dit te realiseren, is de energieprestatieregelgeving, ook wel eens EPB-regelgeving genoemd (waarbij EPB staat voor EnergiePrestaties en Binnenklimaat). We brengen je een korte samenvatting van wat die energieprestatieregelgeving precies inhoudt. Je vindt hier een beknopt antwoord op de volgende vragen: - Wanneer is de energieprestatieregelgeving van toepassing? - Welke eisen legt de energieprestatieregelgeving op? - Wie moet wat doen? En wanneer moet dit gebeuren?
Wanneer van toepassing? De energieprestatieregelgeving is van toepassing op bouwwerken die aan twee voorwaarden voldoen. Ten eerste moet het gaan om werken in een gebouw(encomplex) waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een melding nodig is. Opgelet: ook op de nietvergunningsplichtige werken die samen met vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd zijn EPB-eisen van toepassing. Deed je de bouwaanvraag voor 1 januari 2006, dan is de energieprestatieregelgeving niet van toepassing. Ten tweede moet het gaan om gebouwen die verwarmd of gekoeld worden voor mensen die er wonen, werken, sporten … Voor volgende voorbeelden zijn dus geen EPB-eisen van toepassing: -aanvragen ingediend vóór 1 januari 2006. Voor die dossiers gelden de procedures en de eisen van de vroegere isolatieregelgeving. -vervangen van ramen (zonder vergunning voor een ander werk aan het gebouw), plaatsen van een verwarmingsinstallatie... -aanvragen voor technische werken, terreinaanlegwerken... -werken aan een niet verwarmde vrijstaande garage, plantenserre, stalling voor dieren... -eenvoudige stedenbouwkundige aanvragen met een beschermd volume kleiner dan of = 3000 m3. Hierop bestaan enkele uitzonderingen. In bepaalde situaties zijn namelijk vrijstellingen of afwijkingen mogelijk. Is niet aan de energieprestatieregelgeving voldaan, dan legt het Vlaams EnergieAgentschap boetes op. Opgelet: de energieprestatieregelgeving die we hier beschrijven is van toepassing op gebouwen in het Vlaams Gewest. Voor projecten in Wallonië en Brussel gelden andere eisen en procedures. Ontdek hier de voornaamste verschillen met de energieprestatieregelgeving in de andere gewesten .
Welke eisen? De energieprestatieregelgeving legt 6 verschillende types eisen op, gegroepeerd in drie categorieën: - eisen op vlak van thermische isolatie: maximaal K-peil maximale U- en minimale R-waarden - energieprestatie-eisen: maximaal E-peil maximale netto-energiebehoefte voor verwarming - eisen op het vlak van het binnenklimaat: minimale ventilatie-eisen beperken van oververhitting. Welke eisen precies van toepassing zijn in jouw project, vind je in deze overzichten -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend vanaf 2006 t.e.m. 2009 -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend in 2010 en 2011 -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend in 2012 en 2013 -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend vanaf 2014 Is niet helemaal duidelijk waar in bovenstaande tabellen jouw project thuis hoort? Ga dan hier na wat de bestemming en de aard van de werken is voor jouw project. Maximaal K-peil Het K-peil is een maat voor de globale warmte-isolatie van het gebouw. Hoe lager het K-peil, hoe beter het gebouw geïsoleerd is. Het K-peil hangt niet alleen af van de isolatie in vloeren, muren en daken maar ook van het schrijnwerk of andere mogelijke doorvoeren of openingen in de gebouwschil. De K-peileis geldt, in tegenstelling tot de E-peileis, voor het gebouw als geheel. Voor nieuwbouw gebouwen met stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vanaf 2011 moet je ook de invloed van bouwknopen in rekening brengen in het K-peil. Bij gebouwen die gedeeltelijk herbouwd worden en bij uitbreidingen geldt de K-peileis enkel voor het herbouwde of het nieuwe deel van het gebouw. Bij volgende situaties is er helemaal geen K-peileis: -verbouwingen -gedeeltelijke herbouwen met een beschermd volume kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder wooneenheden -uitbreidingen met een beschermd volume kleiner dan of gelijk aan 800 m³ en zonder wooneenheden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het maximaal K-peil per bestemming en per jaar van vergunningsaanvraag:
Maximaal K-peil jaar waarin de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag ingediend werd 2010
2011*
2012*
2013*
2014*
wonen
45
45
40
40
40
kantoor en school
45
45
40
40
40
andere specifieke bestemming
45
45
40
40
40
industrie
55
55
40
40
40
* vanaf 2011 moeten bouwknopen ingerekend worden in het K-peil
Maximale U- en minimale R-waarden Met de energieprestatieregelegving worden maximale warmtedoorgangscoëfficiënten (Uwaarden) opgelegd aan de scheidingsconstructies (muur, vloer, dak, raam, deur, ...). Voor bepaalde scheidingsconstructies gelden minimale warmteweerstanden (R-waarden), in plaats van maximale U-waarden. Vanaf 1 januari 2010 zijn de EPB-eisen op U- en R-waarden voor een eerste maal verstrengd. In 2012 en 2014 komt de lat nog een beetje hoger te liggen. Hieronder vind je een overzicht van de Umax -en Rmin-waarden -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend vanaf 2010 -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend vanaf 2012 -voor gebouwen met stedenbouwkundige aanvraag of melding ingediend vanaf 2014 Ter vergelijking geven we je ook de gebruikelijke maximale U- en minimale R-waarden mee voor laagenergiewoningen, passiefhuizen en bijna-energieneutraalgebouwen
Bouwknopen inrekenen De invloed van bouwknopen moet verplicht worden ingerekend in het K-peil en het E-peil voor gebouwen -waarvoor de EPB-eisen voor nieuwbouw gelden én -waarvoor een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd of een melding wordt gedaan vanaf 1 januari 2011. Wat zijn bouwknopen? Een ‘bouwknoop’ is een plaats in de gebouwschil waar extra warmteverlies kan optreden, ook wel ‘koudebrug’ genoemd. Als je aandacht schenkt aan een koudebrugarme detaillering en een correcte uitvoering, kan je in principe niet meer spreken van een 'koudebrug'. Daarom hanteert de Vlaamse overheid de term ‘bouwknoop’. Hoe kan ik bouwknopen inrekenen? Om bouwknopen te beoordelen en koudebrugarme oplossingen mogelijk te maken, zijn praktische regels opgesteld. Met die basisregels kan je bepalen wanneer je te maken hebt met een ‘'EPB-aanvaarde bouwknoop'. Door deze methode kan je de bouwknopen al van in de ontwerpfase eenvoudig analyseren. Meer hierover lees je hier.
Maximaal E-peil Het E-peil is een maat voor de energieprestatie van een woning en de vaste installaties ervan in standaardomstandigheden. Hoe lager het E-peil, hoe energiezuiniger de woning is. Het E-peil hangt af van: -de compactheid -de thermische isolatie -de luchtdichtheid -de ventilatie -de verwarmingsinstallatie en het systeem voor warmwatervoorziening -de oriëntatie en bezonning -de koelinstallatie -de verlichtingsinstallatie (enkel bij kantoren en scholen). Voor nieuwbouw gebouwen met stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of melding vanaf 2011 moet je ook de invloed van bouwknopen in rekening brengen in het E-peil. Het E-peil wordt berekend met speciaal daarvoor ontwikkelde software . Onderstaande tabel geeft een overzicht van het maximaal E-peil per bestemming en per jaar van vergunningsaanvraag:
Maximaal E-peil jaar waarin de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag ingediend werd 2010
2011*
2012*
2013*
2014*
wonen
80
80
70
70
60
kantoor en school
100
100
70
70
60
andere specifieke bestemming
/
/
/
/
/
industrie
/
/
/
/
/
* vanaf 2011 moeten bouwknopen ingerekend worden in het E-peil
Netto-energiebehoefte voor verwarming beperken Vanaf 2012 geldt een nieuwe eis voor woongebouwen. Die zal van toepassing zijn op nieuwbouw woongebouwen waarvoor je de stedenbouwkundige aanvraag of melding doet vanaf 1 januari 2012. Vanaf dan moet je de netto-energiebehoefte voor verwarming in elke wooneenheid beperken tot 70 kWh/m². Dat kan je doen door: - beter thermisch te isoleren - de ventilatieverliezen in te perken, niet alleen door een efficiënt ventilatiesysteem te kiezen maar ook door luchtdichter te bouwen - de warmtewinsten optimaal te benutten.
Minimumeisen voor ventilatievoorzieningen De ventilatie-eisen hangen zowel af van de aard van het werk als van de bestemming en zelfs van de functie van elke ruimte. We beperken ons hier tot woongebouwen. Hiervoor geldt het volgende: -bij verbouwingen moet je enkel voor de droge ruimten waar ramen vervangen worden, minimale toevoeropeningen voorzien. -bij andere werkzaamheden moet je een volledig ventilatiesysteem voorzien. Welke debieten je moet kunnen realiseren in een woongebouw, vind je in onderstaande tabel. OVERZICHT VENTILATIE-EISEN VOOR WOONGEBOUWEN nominaal debiet algemene regel minimumdebiet
woonkamer slaapkamer studeerkamer
3,6 m³/hm²(*)
debiet mag absoluutminimaal beperkt worden tot debiet Toevoer 75 m³/h
150 m³/h
25 m³/h
72 m³/h
minimale spleet onder de deur
n.v.t.
speelkamer Doorstroom als afvoer uit de ruimte woonkamer slaapkamer studeerkamer
n.v.t.
25 m³/h
n.v.t.
70 cm²
speelkamer Doorstroom als toevoer naar de ruimte badkamer was- en droogplaats keuken
25 m³/h n.v.t.
WC
50 m³/h
70 cm² n.v.t.
25 m³/h
140 cm² 70 cm²
Afvoer keuken badkamer was- en droogplaats open keuken WC
50 m³/h 3,6 m³/hm²
75 m³/h
75 m³/h
25 m³/h
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
(*) of 45 m³/h per lopende meter ramen die vervangen worden. De kleinste waarde van de 2 berekeningsmethodes geldt als minimaal debiet. Dit is van toepassing bij gebouwen met vergunningsaanvraag of melding vanaf 8 september 2011.
Het risico op oververhitting beperken Enkel bij woongebouwen moet je het risico op oververhitting onderzoeken. De oververhittingsindicator moet onder een drempelwaarde blijven. Wil je een zo laag mogelijk E-peil halen, dan is het sowieso interessant om het oververhittingsrisico voor alle gebouwen zo veel mogelijk te beperken. Hoe kan je het risico op oververhitting beperken? Let al van in de ontwerpfase op: -de oriëntatie van de vensters -de zonnetoetredingsfactor van de beglazing -effectieve zonwering aan vensters -beschaduwing van vensters door luifels -een bouwwijze met een zekere 'zwaarte'. In gebouwen waar relatief veel beglazing is toegepast in verhouding tot het beschermde volume is het risico op oververhitting vaak groot. Bij lichte bouwwijzen zoals houtskeletconstructies voorzie je best ‘thermische massa’ om het oververhittingsrisico in te perken.
Wie doet wat wanneer? Het bouwproces bestaat uit verschillende fases. Bij iedere fase hoort, in het kader van de energieprestatieregelgeving, een specifiek document: -het meldingsdossier of de vergunningsaanvraag en eventuele haalbaarheidsstudie -de startverklaring -de EPB-aangifte -het energieprestatiecertificaat voor nieuwbouw (niet te verwarren met het energieprestatiecertificaat voor bestaande woningen). De verschillende personen die betrokken zijn bij het bouwproces hebben in het kader van de energieprestatieregelgeving elk hun eigen taken en verantwoordelijkheden: -de bouwheer -de architect -de verslaggever. Om controle te hebben op de naleving van de energieprestatieregelgeving in de praktijk, doet het Vlaams Energieagentschap bouwplaatsbezoeken en worden boetes opgelegd. De taken en de verantwoordelijkheden van de verschillende 'spelers' binnen de energieprestatieregelgeving zijn: -de aangifteplichtige is verplicht de EPB-eisen na te leven, zodat het gebouw voldoet aan de energieprestatieregelgeving. -de verslaggever maakt in opdracht van de aangifteplichtige de startverklaring en de EPBaangifte op. Hij is verantwoordelijk voor een correcte rapportering van de feitelijke toestand. -de architect zal de bouwheer tijdens het bouwproces bijstaan. Hij heeft als taak het gebouw zo te ontwerpen dat het voldoet aan de EPB-eisen. De infofiche somt de taken op van de aangifteplichtige, de architect en de verslaggever, tijdens het bouwproces. Bron: energiesparen.be/epb/energieprestatieregelgeving Tekst: ir. Architect Mieke Bonnarens