Aanvulling Management en organisatie in Balans vwo in verband met de expliciteringen van de examencommissie Eindterm: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen Je kunt de relevante belastingen noemen bij de diverse rechtsvormen. De diverse rechtsvormen hebben we besproken in hoofdstuk 9. Op verschillende plaatsen in de boeken hebben we belastingen besproken. Hier zetten we de soorten belastingen op een rij en maken we een schematisch overzicht met welke belastingen een rechtsvorm te maken kan krijgen. Belastingen kunnen we in drie groepen verdelen: belastingen die kosten vormen voor een organisatie; belastingen over de winst; belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus. Belastingen die kosten vormen voor een organisatie Voorbeelden van deze belastingen zijn de assurantiebelasting die een organisatie moet betalen over bepaalde verzekeringen, de motorrijtuigenbelasting, waterschapsbelasting maar ook de belastingen aan de gemeente om bijvoorbeeld een terras te mogen inrichten op de stoep. Dit soort belastingen vormen kosten voor een onderneming en verhogen dus ook de kostprijs. Daarnaast leiden deze belastingen tot uitgaven voor de organisatie. Belastingen over de winst Voorbeelden van belastingen over de winst zijn de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. De belastingen worden berekend over de belastbare winst. Deze winstbelastingen vormen voor een organisatie geen kosten maar ze leiden wel tot uitgaven. Belastingen waarbij een organisatie optreedt als incassobureau voor de fiscus De meest voorkomende is de omzetbelasting die we uitgebreid bespreken in hoofdstuk 23. De omzetbelasting die een organisatie betaalt bij aankoop van een product, kan zij terug vorderen van de fiscus. En de omzetbelasting die een organisatie in rekening moet brengen bij de verkoop van haar producten, moet ze afdragen aan de fiscus. Andere voorbeelden zijn de loonbelasting, deze bespreken we in 8 en de dividendbelasting 11. De loonbelasting is een belasting die een werkgever samen met premies als loonheffingen inhoudt op het loon van de werknemer en vervolgens aan de fiscus betaalt. De dividendbelasting is een belasting die een organisatie moet inhouden op het uit te keren dividend en vervolgens moet afdragen aan de fiscus. Deze belastingen leiden voor een organisatie niet tot kosten en per saldo ook niet tot uitgaven of ontvangsten.
1
We laten in een schema zien met welke belastingen de diverse rechtsvormen te maken krijgen. Soort belasting
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
Besloten Vennootschap
Naamloze vennootschap
Vereniging
Stichting
Belastingen die kosten vormen Winstbelastingen:
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
- inkomstenbelasting
Ja
Ja Ja
Ja
1)
1)
Ja 2) Ja
Ja 2) Ja
1) 2)
1) 2)
- vennootschapsbelasting Incassobureau: - omzetbelasting - loonbelasting - dividendbelasting
Ja 2)
Ja 2)
1) Ja, als de vereniging of stichting naar winst streeft. 2) Ja, als de organisatie personeel in dienst heeft
2
Opgave: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen a
Is de omzetbelasting een kostprijsverhogende belasting? Motiveer je antwoord. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..……………………………….
b
Moet ook een stichting vennootschapsbelasting betalen? Motiveer het antwoord. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..……………………………….
c
Het tarief van de vennootschapsbelasting werd in Nederland in de loop van de jaren regelmatig verlaagd. Geef hiervoor een reden. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..……………………………….
d
Dividendbelasting is net als de loonbelasting een voorheffing op de inkomstenbelasting. Wat betekent dit? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..……………………………….
3
Uitwerking: het noemen van de relevante belastingen bij de diverse rechtsvormen a
De omzetbelasting verhoogt de kostprijs niet (de omzetbelasting vormt voor de onderneming geen kosten). De onderneming fungeert voor de Belastingdienst als (onbetaalde) incasseerder van de omzetbelasting.
b
Normaal gesproken niet: een stichting streeft niet naar winst. Eventuele winst moet ten goede komen aan het gestelde doel. Als een stichting wel naar winst streeft en als onderneming wordt beschouwd, moet de stichting aangifte vennootschapsbelasting doen en betalen.
c
Naarmate het tarief lager is, is het voor buitenlandse ondernemingen aantrekkelijker zich in Nederland te vestigen. Naarmate het tarief lager is, blijft er meer geld over voor investeringen, wat goed is voor de Nederlandse economie.
d
De dividendbelasting wordt na afloop van het kalenderjaar verrekend met de inkomstenbelasting van de belastingplichtige. Heeft deze door andere inkomensbronnen (salaris, bonussen) een zodanig hoog inkomen dat meer inkomstenbelasting verschuldigd is, dan moet de belastingplichtige bij betalen. Als de belastingplichtige geen andere inkomensbronnen heeft, zal hij een deel van de voorheffing terug ontvangen.
4
Eindterm: hefboomwerking Je kunt de factoren noemen die een rol spelen bij de hefboomwerking. de invloed van de hefboomwerking verklaren. de invloed van de hefboomwerking berekenen op de rentabiliteit van het eigen vermogen voor belasting. Dit onderwerp is een vervolg van de leerstof die in hoofdstuk 43 aan de orde kwam. Om de rest te kunnen volgen, moet je dit hoofdstuk erbij pakken. In de voorbeelden van 43.6, 43.7 en 43.11 is RTV (de rentabiliteit over het totaal vermogen) groter dan IVV (het interestpercentage over het vreemd vermogen). Als de RTV groter is dan de IVV verdient de onderneming op het vreemd vermogen. Hierdoor wordt de winst groter en wordt de REV (de rentabiliteit over het eigen vermogen) groter dan de RTV. We spreken in deze situatie over een gunstig (positief) hefboomeffect. De tot nu toe gehanteerde formules luiden als volgt:
RTV =
resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening + interest ---------------------------------------------------------------- x 100% gemiddeld totaal vermogen
Of:
RTV =
winst vóór aftrek van vennootschapsbelasting + interest --------------------------------------------------------------------------- x 100% gemiddeld totaal vermogen
En REV =
nettowinst (= winst nà aftrek van vennootschapsbelasting) ---------------------------------------------------------------------------- x 100% gemiddeld eigen vermogen
Bij RTV staat in de teller de winst vóór aftrek van vennootschapsbelasting en bij REV staat in de teller de winst nà aftrek van vennootschapsbelasting. Deze mogen we niet zomaar met elkaar vergelijken. Om RTV en REV met elkaar te kunnen vergelijken, berekenen we beide kengetallen vóór aftrek van vennootschapsbelasting. De formule voor REV wordt dan: winst vóór aftrek van vennootschapsbelasting REV voor belasting = REV vb = -------------------------------------------------------------- x 100% gemiddeld eigen vermogen Bij een gunstig hefboomeffect geldt: Bij een ongunstig hefboomeffect geldt:
REV vb > RTV omdat IVV < RTV REV vb < RTV omdat IVV > RTV
Als IVV groter is dan RTV betaalt de onderneming over het vreemd vermogen een zo hoog percentage interest dat dit ten koste gaat van de winst. Als gevolg hiervan is REV vb < RTV. Er is dan sprake van een negatief hefboomeffect.
5
Voorbeeld: hefboomwerking A Gegeven Van Twiksel nv zijn over 2010 de volgende gegevens bekend: gemiddeld eigen vermogen € 5 miljoen; gemiddeld vreemd vermogen € 5 miljoen; RTV = 12%; IVV = 8%. Gevraagd a Bereken de interestmarge. b Bereken REV vb . Uitwerking a De interestmarge is het verschil in interestpercentage tussen RTV en IVV. Er is hier sprake van een positieve interestmarge van 12% - 8% = 4% b
Het voordeel van de positieve interestmarge komt ten goede aan de verschaffers van het eigen vermogen: door de positieve interestmarge neemt de winst toe waardoor REV vb > RTV. Omdat in dit voorbeeld het gemiddeld eigen vermogen even groot is als het gemiddeld vreemd vermogen, spelen de grootte van het eigen vermogen en vreemd vermogen geen rol bij de berekening van REV vb .
In het volgende voorbeeld gaan we een stapje verder. Voorbeeld: hefboomwerking B Gegeven -
gemiddeld eigen vermogen € 5 miljoen gemiddeld vreemd vermogen € 10 miljoen RTV = 12% IVV = 8%
Gevraagd Bereken REV vb . Uitwerking Bij het hefboomeffect speelt de verhouding tussen het vreemd vermogen (VV) en het eigen vermogen (EV) een belangrijke rol voor de mate waarin de verschaffers van het eigen vermogen profiteren van de winst op het vreemd vermogen. Omdat in voorbeeld B het vreemd vermogen twee maal zo groot is als het eigen vermogen, is het voordeel voor de aandeelhouders dan ook twee maal zo groot. (In dit voorbeeld is het een voordeel maar het kan ook een nadeel zijn!) Om deze reden spreken we dan ook van het hefboomeffect. vreemd vermogen (VV) De verhouding ------------------------------ noemen we de hefboomfactor. eigen vermogen (EV)
6
Een factor is een getal waarmee we vermenigvuldigen. De hefboomformule is: REV vb
= RTV + (RTV – IVV) x
VV ---EV
10 = 12% + 4% x ---5 = 12% + 8% = 20% Omdat RTV groter is dan IVV, is REV vb 8% groter dan RTV. Het verschil tussen REV vb en RTV (in dit geval 8%) noemen we het hefboomeffect. Het hefboomeffect is het volgende deel in de hefboomformule: VV (RTV – IVV) x ---EV We krijgen het volgende overzicht: VV ---EV ↓↓ ↓↓ interestmarge hefboomfactor ↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓↓ hefboomeffect
De hefboomformule: REV vb = RTV + (RTV – IVV) x
Als een onderneming winst op het vreemd vermogen maakt (als RTV groter is dan IVV), neemt de winst die een onderneming op het vreemd vermogen maakt toe naarmate de verhouding VV/EV groter is. Toch mag je daaruit niet de conclusie trekken dat het in het belang van de onderneming is zo veel mogelijk gebruik te maken van vreemd vermogen: de winst kan lager zijn dan verwacht, terwijl de verplichtingen aan de verschaffers van het vreemd vermogen (interest en aflossing) altijd nagekomen moeten worden. Een gevolg kan zijn een ongunstig hefboomeffect en een nadelig effect op de liquiditeit; voor het verkrijgen van een nieuwe lening stelt de bank nogal eens een solvabiliteitseis waarbij het vreemd vermogen niet te groot mag zijn ten opzichte van het eigen vermogen. Als de verhouding VV/EV te groot is, kan een bank weigeren een lening te verstrekken; vaak eisen de verschaffers van vreemd vermogen een hogere interestvergoeding naarmate de verhouding VV/EV hoger is.
7
Opgave: hefboomwerking 43.6 Beantwoord aan de hand van de gegevens van voorbeeld 43.6 van het theorieboek de volgende vragen. c Bereken in twee decimalen REV vb met behulp van de formule: winst voor belasting REV vb = ------------------------------------ x 100% gemiddeld eigen vermogen …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..………………………………. d
Waaraan kun je zien dat er sprake is van een gunstig hefboomeffect? …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
e
Wat is de oorzaak van een gunstig hefboomeffect? …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
f
Bereken nogmaals REV vb
maar nu met behulp van de hefboomformule.
…………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..………………………………. …………………………………………………………………………………………………… g
Noem twee nadelen van een relatief groot vreemd vermogen. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..………………………………. …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
8
Opgave: hefboomwerking 43.7 Beantwoord de volgende vragen met behulp van de gegevens van voorbeeld 43.7. f Hoe hoog is in deze opgave de interestmarge? Is de marge positief of negatief? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… g
Bereken het hefboomeffect. …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
h
Bereken REV vb met behulp van de hefboomformule. …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
i
Controleer het antwoord op vraag h met behulp van de volgende berekening van winst voor belasting REV vb = ------------------------------------ x 100% gemiddeld eigen vermogen …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..……………………………….
Opgave: hefboomwerking 43.11 Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de gegevens van voorbeeld 43.11. g Bereken welk percentage op het vreemd vermogen wordt verdiend. …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… h
Bereken welk bedrag op het vreemd vermogen wordt verdiend. …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
9
i
Druk dit bedrag uit in een percentage van het gemiddeld eigen vermogen (in twee decimalen nauwkeurig). …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
j
Bereken op twee manieren RTV
.
…………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………..………………………………. ……………………………………………………………………………………………………
10
Uitwerking: hefboomwerking 43.6 c
€ 60.000 + € 20.000 REV vb = ---------------------------- x 100% = 26,53% € 301.500
d
Bij een gunstig hefboomeffect is REV vb
e
Dit wordt veroorzaakt doordat IVV < RTV.
f REV vb
> RTV.
VV = RTV + (RTV – IVV) x ---EV € 312.500 = 15,43% + (15,43% - 4,72%) x -------------€ 301.500 = 15,43% + 10,71% x 1,036484245 = 15,43% + 11,1% = 26,53%
g
-
Op vreemd vermogen moet aflossing en interest betaald worden (hoe hoog of hoe laag de winst van de onderneming ook is). Het verkrijgen van nieuw vreemd vermogen is duurder of zelfs onmogelijk als de verschaffer van het vreemd vermogen vindt dat het vreemd vermogen te hoog is ten opzichte van het eigen vermogen.
Uitwerking: hefboomwerking 43.7 f
Er is een positieve interestmarge van 16.70% - 6,14% = 10,56%
g
€ 456.000 10,56% x -------------- = 11,1985% (11,2%) € 430.000
h REV vb
i
VV = RTV + (RTV – IVV) x ---EV = 16,7% + 11,2% = 27,9%
€ 90.000 + € 30.000 REV vb = --------------------------- x 100% = 27,91% € 430.000
Uitwerking: 43.11 g
17,83% - 7,25% = 10,58%
h
10,58 x € 4.000.000 = € 423.200
11
i
€ 423.200 ---------------- x 100% = 6,41% € 6.600.000
j
REV vb = RTV + 6,41% = 17,83% + 6,41% = 24,24% € 1.200.000 + € 400.000 REV vb = ------------------------------------ x 100% = 24,24% € 6.600.000
12