4.4
Zoölogisch Museum Amsterdam
Missie Zoölogisch Museum Amsterdam De missie van het Zoölogisch Museum (ZMA) is het beschikbaar stellen van wetenschappelijke informatie gebaseerd op de collectie aan gebruikers van binnen en buiten de universiteit. Dit wordt bereikt door het beheren en up-to-date houden van de wetenschappelijke collecties, het ontsluiten van de collectie, zowel digitaal als fysiek, volgens internationale standaarden ten behoeve van onderzoek en door het uitvoeren van taxonomisch en systematisch onderzoek dat noodzakelijk is om de voorgaande taken mogelijk te maken. Resultaten De combinatie van een uitstekende collectie en goede faciliteiten trekt veel wetenschappelijk bezoek. Voor een wijde reeks projecten, al dan niet aan een universiteit verbonden, onderzoeken belangstellenden delen van de collectie. Diverse van deze projecten worden in samenwerking met ZMA staf uitgevoerd. In 2004 hebben zijn de zoölogische collecties door bijna 1500 externe onderzoekers bezocht. Aantal bezoekers voor de wetenschappelijke collecties in 2004 Sectie Nederlandse Buitenlandse gasten gasten Entomologie 685 45 Evertebraten 650 30 Vertebraten 47 14 Totaal 1382 89
Totaal 730 680 61 1471
Een goede serviceverlening en laagdrempelige toegankelijkheid zijn belangrijke waarden voor het ZMA. De staf van het Zoölogisch Museum Amsterdam is vanuit deze taakopvatting betrokken bij een reeks van outreach activiteiten. Een belangrijk element daarvan is het fungeren als ontmoetingsplek voor taxonomen. Tot de klanten van het ZMA behoren zowel wetenschappelijke professionals als op academisch niveau werkende liefhebbers. De sectie Entomologie stelt een zaterdag per maand haar deuren open en trekt daarbij ook buitenlands bezoek. De collectiebeheerder Mollusken coördineert de activiteiten van de Amsterdam Malacological Working Group, die tien vrijdagavonden per jaar bij het ZMA samenkomt. Waar mogelijk wordt prioriteit gegeven aan het digitaliseren van collectiegegevens. Met behulp van subsidie van het Nederlandse knooppunt van de Global Biodiversity Information Facility (NL-BIF) is een gedeelte van deze gegevens op het Internet gezet. Via de GBIF Data Portal, de website van het ZMA (www.science.uva.nl/zma) en die van NL-BIF (www.nlbif.nl) zijn in het jaar 2004 ruim 55 duizend specimen records uit de ZMA collectie doorzoekbaar gemaakt. Dit betreft de diergroepen Amphibia en Reptilia (14375), Aves (25732), Bryozoa (211), Coelenterata (1209), Coleoptera (1259), Diptera (3604), Tipuloidea (15000) and Porifera (5500). Het totaal aantal gedigitaliseerde specimen records is daarmee gekomen op ongeveer 525 duizend. Bovendien werden van 52 vogel type-exemplaren de 3-dimensionale afbeeldingen op het Internet (zie www.science.uva.nl/zma) geplaatst. Deze webpagina
1
heeft veel aandacht gekregen in de nationale en internationale media en werd ook in de wetenschappelijke wereld enthousiast ontvangen. Digitalisatie van zoölogische specimen Sectie Totaal aantal gedigitaliseerde records eind 2003 Entomologie 107.437 Evertebraten 281.054 Vertebraten 82.407
Aantal gedigitaliseerde records in 2004 8.105 44.844 3.343
Totaal aantal gedigitaliseerde records eind 2004 115.542 325.898 85.750
Het ZMA heeft in 2004 via 120 uitleentransacties ruim 17 duizend specimens uitgeleend aan wetenschappers en wetenschappelijke instellingen. Voor tentoonstellingsdoeleinden werden diverse specimens uitgeleend aan het Teyler's Museum in Haarlem, en het Zeeuws Museum in Middelburg. Medewerkers van het ZMA hebben ruim 100 publicaties uitgebracht en meer dan 30 lezingen en voordrachten verzorgd. Extern wetenschappelijk uitleenverkeer Sectie Aantal uitleningen Entomologie 85 Evertebraten 17 Vertebraten 18
Aantal uitgeleende specimens 17.000+ 198 94
Aantal publicaties en voordrachten Entomo- Everte- VerteBiodiversiteitslogie braten braten informatica Totaal artikel 23 26 11 1 61 boek of monografie 1 0 2 0 3 boekdeel of hoofdstuk 9 0 13 1 23 andere publicaties 3 3 7 3 16 voordracht / lezing 5 6 8 18 37
Tweede geldstroom projecten Er zijn voorbereidende werkzaamheden verricht om het door NWO te financieren nationaal digitaliseringsproject op 1 januari 2005 van start te kunnen laten gaan. In samenspraak met curatoren en collectiebeheerders van geselecteerde collectieonderdelen werden gedetailleerde werkplannen opgesteld en sollicitatiegesprekken gevoerd met kandidaat uitvoerders. Ook werd aandacht geschonken aan een standaard invoerscherm, om te voldoen aan de internationale eisen t.a.v. compatibiliteit. Derde geldstroom projecten Op 1 november is het door de Europese Commissie gefinancierde project Fauna Europaea tot een einde gekomen. Voor de eerste keer in de geschiedenis zijn alle namen van de Europese land- en zoetwater diersoorten integraal beschikbaar via het Web. Deze publieke service (http://www.faunaeur.org) bevat ongeveer 230.000
2
taxonnamen, waaronder bijna 145.000 geaccepteerde (onder)soortnamen en 40.000 synoniemen. Ruim 500 Europese experts slaagden erin na vijf jaar hard werken, met behulp van nieuw ontwikkelde, geavanceerde technische hulpmiddelen deze belangrijke informatie bij elkaar te brengen. Dit resultaat is boven verwachting, onder meer omdat uiteindelijk 30% meer soorten in de database zijn opgenomen dan oorspronkelijk werd verwacht en vanwege de bereikte synergie binnen de wetenschappelijk gemeenschap van zoölogen. De Fauna Europese portal is de eerste regionale soortendatabase ter wereld die een dergelijke omvang van geautoriseerde informatie aanbiedt, waarbij de verschillende soortconcepten kunnen worden getoond in geavanceerde statistische en/of geografische interface modules. Het resultaat van het Fauna Europese project is in zeer belangrijke mate te danken aan Nederlandse inspanningen. Niet alleen werd het project vanuit het Zoölogisch Museum van Amsterdam gecoördineerd, ook komt een groot deel van de specialisten die de informatie bijeenbrachten en valideerden van diverse Nederlandse instituten. Daarnaast was het Expert Center for Taxonomic Identification (ETI) verantwoordelijk voor het opzetten van de database en werd een deel van de optimalisatie van de web service gefinancierd met steun van de Nederlandse 'node' van de Global Biodiversity Information Facility (GBIF). Beide instellingen zijn gelieerd aan de UvA. Een tweede belangrijk Europees biodiversiteitinformatica initiatief waar het Zoölogisch Museum een voortrekkersrol in vervult, betreft het EuroCAT project. De opzet van dit project is het virtueel samen brengen van alle relevante taxonomische databases in Europa in één geïntegreerde Europese zoekfaciliteit. Deze informatie zal worden opgenomen in de mondiale Species2000 'Catalogue of Names' en via dit netwerk worden doorgegeven aan het Electronic Catalogue of Names of Known Organisms (ECAT) programma van het GBIF. Het GBIF is verantwoordelijk voor het koppelen van deze taxonomische informatie met bijvoorbeeld genetische informatie en collectiegegevens, voor het uitvoeren van verfijnde (meta)analyses. Amsterdam is de coördinator voor het opzetten van de zogenaamde 'EuroHUB' waarbij het de bedoeling is om de Fauna Europaea database virtueel samen te voegen met twee andere grote Europese databases met informatie over mariene soorten (European Register of Marine Species) en plantensoorten (Euro+Med Plantbase). Deze gecombineerde inspanningen zullen volgend jaar resulteren in het uitbrengen van een Species2000 Annual Checklist met bijna een miljoen soortnamen wereldwijd. Voor de Europese gebruikers betekent dit dat zeer binnenkort het grootste deel van de Europese biodiversiteitinformatie digitaal ontsloten zal zijn voor allerhande gebruik en onderzoek. Het ZMA coördineerde voor het tweede jaar een groot EU gefinancierd project, genaamd "European Network for Biodiversity Information" (ENBI). Dit project is de Europese bijdrage aan de "Global Biodiversity Information Facility" (GBIF). ENBI brengt de belangrijkste Europese biodiversiteit projecten en instituten bijeen en biedt een platform voor communicatie en coördinatie. ENBI organiseert tevens een aantal workshops op het gebied van biodiversiteitinformatica en initieert diverse innovatieve on-line services met betrekking tot primaire biodiversiteit informatie. ENBI omvat meer dan 60 partners uit 24 Europese landen. Tijdens de algemene vergadering van het project BioCASE (Venetië, 23-24 oktober 2004) werd het definitieve businessplan gepresenteerd. In dit plan wordt een analyse gemaakt van de mogelijkheden om de BioCASE internet portal in bedrijf te houden
3
en de financiële consequenties daaraan verbonden. Via deze portal kunnen niet alleen gegevens van meer dan duizend biologische collecties in heel Europa gevonden worden, maar deze kunnen ook (deels, voorzover reeds gedigitaliseerd) op niveau van de soortnaam doorzocht worden. Hiermee werd de bijdrage van de Universiteit van Amsterdam aan dit project afgesloten. In 2004 is een start gemaakt met het programma SYNTHESYS, een initiatief van het Consortium of European Taxonomic Facilities (CETAF) dat betaald wordt door de Europese Commissie. Dit is een zogenaamde Research Infrastructure activiteit van het zesde kaderprogramma (Structuring the European Research Area). In dit programma wordt het Europese wetenschappers mogelijk gemaakt 11 nationale Taxonomische Faciliteiten (TAFs) te bezoeken, op basis van concurrerende onderzoeksvoorstellen. De Nederlandse Faciliteit (Nl-TAF) wordt gevormd door de vier instellingen: het Centraal Bureau voor de Schimmelcultures, het Nationaal Herbarium Nederland, het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis en het Zoölogisch Museum Amsterdam. Alle Nederlandse activiteiten worden gecoördineerd vanuit het ZMA. Voor de eerste call in september dienden 26 onderzoekers een voorstel in, waarvan door het selectie panel 19 werden toegewezen. Met 189 van de in totaal 343 toegekende onderzoekersdagen scoorde het ZMA boven gemiddeld als gewenste onderzoeksfaciliteit. Services In 2004 nam de vraag naar de expertise van IASE (Identification and Advisory Services in Entomologie) zo sterk toe dat werktijduitbreiding van de betrokken expert kon plaatsvinden, met name voor entomo-archaeologische opdrachten. De dienst voor de vogelidentificatie aan de hand van de microscopische resten na botsingen met vliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht bleef op het zelfde niveau als in 2003. Ontwikkelingen in de organisatie Hoewel het ZMA in vergelijking met andere zoölogische faciliteiten al onderbezet is, nam de personele formatie wederom af. De formatie bedroeg op 31 december 33,4 f.t.e.; een daling van 1,8 f.t.e. ten opzichte van 2003. De collectiebeheerder Herpetologie werd in juni 2004 volledig arbeidsongeschikt. Een vervanging heeft nog niet plaatsgevonden. Vanaf maart 2004 is directeur Wouter Los voor de faculteit actief op het terrein van acquisitie van derde geldstroom projecten. Zijn taak is overgenomen door Sandrine Ulenberg, die deze taak combinereert met het Sectiehoofdschap Entomologie. Door een bijgesteld contract met Quado en met behulp van een voorziening van het College uit Arbeidsvoorwaardengelden konden alle Quado medewerkers bij het ZMA aangesteld blijven. Dankzij de gestage daling in vaste staf over de jaren, een verdere versobering van de overige lasten uitgaven en een vereffening van oude verrekeningen in 2004 waren de uitgaven en inkomsten in de eerste geldstroom in evenwicht met de inkomsten. De derde geldstroom liet een overschot zien van 78 duizend euro. Verder hebben vooruitlopend op grotere interne schuifbewegingen in 2005 een paar interne verhuizingen plaatsgevonden. Daarmee is een bijdrage geleverd aan het streven van de faculteit om efficiënter met de beschikbare ruimte om te gaan.
4
Toekomstperspectief Er heeft een serie bijeenkomsten plaatsgevonden tussen Naturalis en het ZMA om afspraken te maken over verdergaande samenwerking op het gebied van collectiebeheer en onderzoek. Er is een overzicht opgestelde van de onderzoekprojecten van Naturalis en het ZMA dat een basis biedt voor integratie van de wederzijdse activiteiten. Het opzetten van gemeenschappelijke programma’s zal hiermee verder geconcretiseerd kunnen worden. De secties Evertebraten en Entomologie hebben een bezoek gebracht aan de collega’s van Naturalis voor nadere kennismaking van het personeel en om inzicht te krijgen in het collectiebeleid. Door het vertrek van de hoogleraar Diersystematiek werd geen verdere aktie ondernomen voor de ontwikkeling van het Nationaal Kenniscentrum Diersystematiek. Er werden wel voorbereidingen getroffen voor het formaliseren van de samenwerking tussen de zogenaamde NL-TAFs, de Nederlandse Taxonomische Faciliteiten, te weten het Centraalbureau voor Schimmelcultures, het Nationaal Herbarium Nederland, het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis en het Zoölogisch Museum Amsterdam.
5