Handhavingsnotitie
RIS091058a_07-11-2001
AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS Samenvatting Deze notitie beschrijft de aanpak en werkzaamheden die dienen plaats te vinden om de circa 1500 niet meer in gebruik zijnde ondergrondse tanks die nog steeds niet voldoen aan het Besluit opslaan in ondergrondse tanks (BOOT’98), alsnog aan dit besluit te laten voldoen. Zo nodig zal hierbij ook voor particulieren gebruik worden gemaakt van het formele handhavingstraject. Het is daarbij de bedoeling om vóór 2004 alle bij de gemeente bekende niet meer in gebruik zijnde ondergrondse tanks aan genoemd Besluit te laten voldoen. Deze doelstelling is een afgeleide van de landelijke doelstelling uit het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP3) om vóór 2004 een landsdekkend beeld te hebben van alle locaties met bodemverontreiniging. Toelichting Sinds 1993 bestaat er landelijke regelgeving voor de opslag van vloeistoffen in ondergrondse tanks (BOOT’93). Deze regelgeving is in 1998 gewijzigd. Het BOOT ‘98 geeft naast regels met betrekking tot het opslaan van vloeistoffen in ondergrondse tanks en de wijze waarop deze opslag beëindigd dient te worden, ook regels (in de vorm van overgangsbepalingen) voor niet meer in gebruik zijnde tanks. Inleiding In Den Haag hebben ooit bij bedrijven en particulieren tussen de 10 en 11 duizend olietanks in de bodem gelegen. Het merendeel van deze tanks was in gebruik bij particulieren voor de opslag van huisbrandolie. Ruim 9 duizend van deze tanks zijn inmiddels onder toezicht onklaar gemaakt of geheel verwijderd en voldoen hiermee aan de regels van BOOT ’98. De resterende circa 1500 tanks zijn in het verleden veelal wel ontdaan van product, maar niet volgens de latere en aangescherpte regels van BOOT ‘98 (onder meer geen bodemonderzoek). Deze tanks behoeven nog milieuhygiënische nazorg in de vorm van een (her)sanering. Veelal zal dus nog een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Afhankelijk van het bodemonderzoek en de wijze waarop en wanneer de tank uit gebruik is genomen en onklaar gemaakt geldt per 1 januari 1999 een verplichting tot het verwijderen van de tank. Deze verwijderingsplicht maakt onderdeel uit van de strengere aanpak na het aflopen van de overgangsbepalingen van het BOOT ’98 en de stimuleringsacties in dit kader, waaronder de nog recent vanuit de gemeente georganiseerde regeling voor “dubbelgepakte” tankeigenaren. In het kader van deze regeling konden tankeigenaren, die in het verleden reeds kosten hadden gemaakt voor het onklaar maken van hun tank, tot eind 2000 met overheidssubsidie (VROM) alsnog hun tank laten hersaneren conform de huidige regelgeving. Handhaving In de voorlichting over deze overgangsregelingen alsmede tijdens eerdere campagnes zoals Actie Tankslag is met regelmaat aangekondigd dat na het aflopen van deze regelingen en acties de eigenaren van niet meer in gebruik zijnde tanks die dan nog steeds niet vrijwillig aan de milieuregels voldoen (dwingend) verplicht zullen worden tot het (laten) saneren c.q. verwijderen van hun tank. Aangekondigd is dat daarbij ook voor particulieren gebruik zal worden gemaakt van het formele handhavingstraject, zo nodig door het opleggen van een dwangsom. Er zal nu een begin gemaakt worden met het formele handhavingstraject.
Handhavingsnotitie blad 2 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
Verplichtingen BOOT, Wbb en NBW Op grond van het BOOT geldt voor tankeigenaren naast een verplichting het hebben van een niet meer in gebruik zijnde tank te melden aan het bevoegd gezag/gemeente, ook de verplichting deze tank te laten saneren (onklaar maken of verwijderen). Een bodemonderzoek maakt standaard deel uit van deze sanering. Blijkt uit het bodemonderzoek dat de bodem verontreinigd is dan bepaalt de mate waarin dit het geval is of tevens de verplichtingen op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing zijn. Voorts is in de huidige regeling (in 1992 inwerking getreden) van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) bepaald dat de verkoper van een huis de verplichting heeft mededeling te doen over eventuele bodemverontreiniging. De koper heeft hierbij gelijktijdig een onderzoeksplicht. Sinds 1992 wordt daarom bij verkoop van een huis door de makelaar en de notaris steeds vaker op dit aspect gewezen. Het praktisch resultaat is dat er daardoor sinds 1992 een natuurlijke druk is ontstaan eventuele niet meer in gebruik zijnde tanks bij de verkoop te laten verwijderen c.q. te saneren. Stand van zaken Uit registraties (op basis van in het verleden verzamelde informatie) is bekend dat er nu nog zo’n 1500 tanks in aanmerking komen voor een (her)sanering, doordat op onderdelen niet voldaan wordt aan de huidige regelgeving (BOOT ’98). Een en ander vindt zijn oorzaak in het feit dat deze tanks veelal vóór het van kracht worden van de regelgeving (begin jaren negentig) uit gebruik zijn genomen, zonder dat deze tanks onklaar zijn gemaakt en/of een bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen saneren en hersaneren. Dit is als volgt opgebouwd: Te saneren: Zo’n 600 tanks die in het verleden wel (nagenoeg) leeggezogen zijn, maar die niet zijn afgevuld en/of onklaar gemaakt. Deze sanering (onklaar maken of verwijderen) omvat standaard ook een bodemonderzoek. Zo’n 900 tanks die in het verleden wel onklaar zijn gemaakt (b.v. afgevuld Te hersaneren: met zand), maar waarbij geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Deze hersanering zal voornamelijk bestaan uit een bodemonderzoek alsmede een onderzoek naar de (afgevulde) inhoud van de tank. Uitgangspunten aanpak nazorg Tankeigenaren die hun tank nog niet hebben laten (her)saneren krijgen een aanschrijvingsbrief (of hebben deze inmiddels deels al ontvangen), waarin afhankelijk van de situatie staat of de tank gesaneerd of alsnog hergesaneerd dient te worden. Hierbij is er voor gekozen om tanks die in een milieubeschermingsgebied voor grondwater liggen prioriteit te geven, omdat hier de grootste negatieve milieu-effecten kunnen worden verwacht. Vervolgens is gekozen voor een fasering per wijk of cluster van wijken. Gestart zal worden met een cluster van zo’n 100 tanklocaties. Afhankelijk van de ervaringen zal het aantal tanklocaties per cluster lopende het project vermeerderd of verminderd worden. De uitkomsten van het bodemonderzoek, dat standaard deel uit maakt van de tanksanering zal bepalend zijn of naast handhaving op grond van het BOOT ook gelijktijdig een handhavingstraject gestart moet worden op grond van de Wet bodembescherming.
Handhavingsnotitie blad 3 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
De Wet milieubeheerplichtige inrichtingen (veelal bedrijven, maar ook flatgebouwen die onder Wmb-plicht vallen) zullen beschouwd worden als een aparte cluster en zullen bij de reguliere bedrijfscontroles worden meegenomen. Zo nodig zullen deze bedrijven en ander Wmb-plichtige inrichtingen in prioriteit naar voren worden geschoven zodat vóór 2004 alle niet meer in gebruik zijnde tanks bij bedrijven c.q. inrichtingen gecontroleerd worden op naleving van het BOOT. Naast deze aanpak van actieve benadering zal ook de réactieve manier, waarbij een burger zelf initiatief toont door aan te geven dat hij zijn tank wil laten saneren zo goed mogelijk blijven worden ondersteund en begeleid. De aanleiding voor vrijwillige melding is veelal de aan- of verkoop van een huis. Dit is een gevolg van de verplichting in een taxatierapport informatie te verstrekken over bodemverontreiniging en aanwezigheid van tanks. Uitgangspunten handhaving Daar in de loop van de jaren vervuiling van bestanden kan zijn ontstaan zal bij de eerste aanschrijving de tankeigenaar verzocht worden informatie te verschaffen over de status van de tank, die blijkens gemeentelijke registraties nog niet of niet geheel voldoet aan de huidige regelgeving. Gelijkertijd zal de tankeigenaar gericht geïnformeerd worden over de naleving van de huidige regelgeving van het BOOT’98 en de consequenties bij niet naleving (bestuurlijke handhaving). Indien blijkt dat de tank in het verleden (veelal vóór 1993) op een of ander wijze al eens is gesaneerd, maar niet conform de huidige regelgeving dan ontvangt de tankeigenaar een beschikking met aanvullende maatregelen, waar alsnog aan voldaan dient te worden. Afhankelijk van de informatie die dit oplevert en de door de tankeigenaar al of niet eigener beweging ondernomen actie zal besloten worden over te gaan tot bestuurlijke handhaving door het opleggen van dwangsom. Afhankelijk van de situatie heeft de dwangsom betrekking op het niet naleven van de beschikking (met aanvullende maatregelen) of het onklaar maken c.q. verwijderen van de tank conform de huidige regelgeving. Alvorens over te gaan tot deze bestuurlijke sanctie, zal de tankeigenaar voor de laatste maal in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Indien deze zienswijze geen andere gezichtspunten oplevert wordt de dwangsom definitief opgelegd. De dwangsom strekt ertoe om de tank alsnog te (her)saneren conform de huidige regels. Een bodemonderzoek maakt onderdeel uit van de huidige regels. Het bodemonderzoek dient om te bepalen of er alleen sprake is van een tanksanering of dat (indien verontreiniging wordt aangetroffen) ook sprake is van een af te dwingen bodemsanering. De mate van een eventuele bodemverontreiniging is bepalend of tevens de verplichtingen op grond van de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing zijn. Dit is het geval indien de hoeveelheid verontreinigde grond ten behoeve van de verwijdering van de tank meer dan 25 m3 zal gaan bedragen. De Wbb spreekt dan van geval van een ernstige bodemverontreiniging. De tank (inclusief de verontreinigde grond) kan dan niet eerder worden verwijderd dan nadat een nader bodemonderzoek (conform de Wbb) heeft plaatsgevonden. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek dient dan ook nog een saneringsplan overlegd te worden aan de gemeente. Bij het opleggen van de dwangsom zal een begunstigingstermijn worden gegund van 10 weken, rekening houdend met de acties (en tijd) die nodig zijn om alsnog aan de huidige regels van het BOOT ’98 te kunnen voldoen. Indien na de begunstigingstermijn de tankeigenaar nog steeds in
Handhavingsnotitie blad 4 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
overtreding is, zal de dwangsom worden verbeurd. In dat geval zal (na inning van de dwangsom) de gemeente met behulp van bestuursdwang de tank op kosten van de tankeigenaar laten (her)saneren (inclusief bodemonderzoek). De hoogte van de dwangsom zal aan een maximum worden gebonden. Er van uitgaande dat een gemiddelde tanksanering zo’n € 1500,= (fl 3306,=)) bedraagt, zal de hoogte van de eventueel te verbeuren dwangsom € 300,= (fl 661,=) bedragen per week dat de tanksanering uitblijft, met een maximum van € 3.000,= (fl 6611,=). Bij bedrijven kunnen afhankelijk van de hoeveelheid tanks en de milieu-urgentie (wat was er in de tanks opgeslagen) gemotiveerd andere begunstigingstermijnen en andere bedragen gehanteerd worden. Daar men conform het BOOT de tanksanering dient te laten uitvoeren door een KIWA-gecertificeerd bedrijf kunnen er capaciteitsproblemen ontstaan in de daadwerkelijke uitvoering. Minimaal zal de tankeigenaar binnen de gestelde termijn een contract c.q. bevestiging moeten kunnen overleggen waarin opdracht is gegeven tot het laten uitvoeren van de tanksanering. Indien bij het bodemonderzoek blijkt dat een nader onderzoek conform de Wbb noodzakelijk is, zullen wij de handhavingstermijnen van het BOOT volgend laten zijn aan de termijnen van de Wbb. Resumerend voorziet de aanpak in de volgende stappen: 1. informatieve brief aan partikuliere tankeigenaren waarin de plichten voor de eigenaar worden uiteengezet; verzoek binnen 3 maanden overleggen van bewijs van sanering, of opdracht tot uitvoering van sanering 2. vooraankondiging dwangsom waarin opnieuw een termijn van 3 maanden gesteld wordt om te voldoen aan de wettelijke plicht. Eigenaren kunnen hierop hun zienswijze indienen 3. opleggen dwangsom, met een begunstigingstermijn van 10 weken, om alsnog aan de regels te voldoen 4. verbeurdverklaring dwangsom 5. toepassing bestuursdwang waarbij de gemeente opdracht geeft de sanering uit te voeren, op kosten van de tankeigenaar De aanpak van de tanks bij bedrijven worden via reguliere bedrijfscontroles meegenomen. Bij weigerachtigheid van de tankeigenaar te voldoen aan de verplichtingen van BOOT en Wbb kan een vergelijkbaar traject worden gevolgd. Communicatie en Veel gestelde vragen Bij het voorbereiden van deze notitie zijn heel wat vragen naar voren gekomen. Daar de vragen (en antwoorden) niet altijd relevant zijn in het kader van de handhaving, maar wel interessant en nuttig kunnen zijn voor tankeigenaren en anderen is deze informatie verwerkt in een bijlage bij deze notitie. Deze en andere informatie zal ook worden opgenomen op de gemeentelijke website waar naast informatie over het BOOT ook informatie beschikbaar is en komt over de Wet bodembescherming. De aanpak van de nazorg op BOOT zoals beschreven in deze notitie gaat uit van directe benadering van de bij de gemeente bekende tankeigenaren. Om die reden wordt afgezien van communicatie via de media over deze aanpak. Tot slot
Handhavingsnotitie blad 5 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
Verwacht wordt dat slechts in een beperkt aantal gevallen (zeker waar het particulieren betreft) een bestuurlijk handhavingstraject op grond van het BOOT nodig zal zijn. Daarom is er voor gekozen vooralsnog niet alle theoretisch mogelijke handhavingsituaties in kader van het BOOT te beschrijven, maar de naar verwachting meest voorkomende. Ook zijn om deze reden alleen de meest voorkomende situaties beschreven waarbij naast het BOOT tevens het juridisch instrumentarium van de Wet bodembescherming van toepassing is. Met ander woorden: in deze notitie is getracht om de werkwijze vast te leggen met betrekking tot de meest voorkomende situaties aangaande de aanpak en handhaving van de nazorg tanks (de tanks die nog niet voldoen aan de huidige regelgeving van het BOOT ’98).
Milieu & Vergunningen / 10 oktober 2001
Handhavingsnotitie blad 6 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
Bijlage bij de handhavingsnotitie “Aanpak nazorg sanering ondergrondse tanks ” B O OT - Veel gestelde vragen (F A Q ’s (frequently asked questions) Veel gestelde vragen over ondergrondse (niet meer in gebruik zijnde) tanks Van wanneer dateert regelgeving ? Sinds 1993 bestaat er landelijke regelgeving in de vorm van een AMvB op grond van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. Deze AMvB (het Besluit opslaan in ondergrondse tanks BOOT) is recentelijk gewijzigd in 1998 en is ook van toepassing op niet meer in gebruik zijnde tanks. Vóór de periode 1993 was er een gemeentelijke verordening van kracht (Verordening opslag gas,- huisbrand- en stookolie, 1974). Ook is er een provinciale verordening van kracht geweest voor tanks in de waterwingebieden. Wat regelt BOOT 1998 m.b.t. beëindigen c.q. reeds beëindigde opslag ? Het beëindigen van actieve c.q. reeds beëindigde opslag is geregeld in artikelen 13 en 18. Artikel 13 regelt onder meer het beëindigen van actieve opslag. Artikel 18 regelt verplichtingen inzake niet meer in gebruik zijnde tanks. Wat zijn de verplichtingen voor eigenaren van niet meer in gebruik zijnde tanks ? De huidige verplichtingen van eigenaren van niet meer in gebruik zijnde tanks zijn geregeld in Hoofdstuk III (overgangsbepalingen) van het BOOT ‘98, artikel 18. Kort samengevat regelt dit artikel 18 de volgende verplichtingen: - Verplichting melding niet meer in gebruik zijnde tanks (Art. 18, lid 1) - Verplichting sanering (onklaar maken of verwijderen) van tanks (Art. 18, lid 3) *) *)
Een bodemonderzoek maakt standaard deel uit van deze sanering
Wanneer is men verplicht een niet meer in gebruik zijnde tank te verwijderen ? Sinds 1 januari 1999 is er een “in principe” verplichting (art. 18 BOOT) tot verwijderen van niet meer in gebruik zijnde tanks, die niet vóór 1 januari 1999 onklaar zijn gemaakt. Ook ten aanzien van tankeigenaren die vóór die datum niet bekend waren met de aanwezigheid van een niet meer in gebruik zijnde tank geldt deze “in principe” verwijdering. Uitzondering is als de tank onklaar is gemaakt vóór 1 maart 1993 ( art. 18, lid 6) of als het verwijderen excessieve kosten met zich meebrengt (art 18, lid 4). Wanneer is sprake van een onklaar gemaakte tank volgens het BOOT ? Volgens het BOOT is een tank onklaar gemaakt indien een en ander door een KIWA erkend tanksaneringsbedrijf is uitgevoerd (met certificaat) of indien het onklaar maken vóór 1 maart 1993 onder toezicht van de gemeente heeft plaatsgevonden. De tankeigenaar ontvangt (sinds 1 maart 1993) een KIWA-certificaat. Het bevoegd gezag (gemeente) ontvangt een schriftelijke rapportage van het tanksaneringsbedrijf en houdt hier registratie van bij. Deze informatie is op te vragen bij het gemeentelijk Tank- c.q. bodeminformatiepunt. (telefoon 353.6864)
Handhavingsnotitie blad 7 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
B O OT - Veel gestelde vragen (F A Q ’s (frequently asked questions) Veel gestelde vragen over ondergrondse (niet meer in gebruik zijnde) tanks Is er afwijkende regelgeving voor de waterbeschermingsgebieden? De Provinciale Milieuverordening (PMV) kent 2 soorten van (water)beschermingsgebieden. Hoogste bescherming is het aangewezen waterwingebied zelf en het aangrenzende zogeheten grondwaterbeschermingsgebied. Het waterwingebied zelf ligt buiten de bebouwde kom van de gemeente Den Haag (behoudens een stuk van Klein Zwitserland). Het grondwaterbeschermingsgebied ligt gedeeltelijk in een stuk van de bebouwde kom van de gemeente (de strook Belgisch park, Scheveningse Bosjes, Hubertus park, Duinzigt). Hierop is de BOOT van toepassing zonder afwijkende c.q. aanvullende maatregelen in kader van de PMV. Hoe weet men of er een tank in de tuin ligt of heeft gelegen? De meeste tanks liggen in oudere stadswijken bij huizen gebouwd vóór 1970. Wijken waar veel tanks hebben gelegen en de kans dus groot is dat er nog liggen zijn: Marlot, Belgisch Park, Benoordenhout, Scheveningse Bosjes, Hubertus Park, Duinzigt en dergelijke. Indien men twijfelt kan men informatie op vragen bij het gemeentelijk Tank- c.q. bodeminformatiepunt (telefoon nr 070-353.6864). Het Tank- c.q. bodeminformatiepunt beschikt over een bestand met meer dan 10 duizend locaties/adressen van (voormalige) tanks. Wanneer is men verplicht een tank te melden? Iedereen die een ondergrondse (niet meer in gebruik zijnde) tank in zijn tuin heeft of vindt, is verplicht dit bij de gemeente te melden (art. 18, lid 1 BOOT) en de tank te laten saneren c.q. verwijderen (art. 18, lid 3 BOOT). De regel geldt niet voor tanks die reeds eerder door een zogeheten KIWA-erkend bedrijf zijn gesaneerd en waarvan een tanksaneringscertificaat kan worden overlegd. Voorts is iedereen verplicht bij verkoop van een huis de aanwezigheid van een niet meer in gebruik zijnde tank te melden aan de koper (mededelingsplicht op grond van het Nieuw Burgerlijk Wetboek). Wat gebeurt er als men eigener beweging een tank niet meldt (verzwijgt)? Vroeg of laat komt de aanwezigheid van een ondergrondse tank altijd aan het licht. Hoe later dat gebeurt, hoe groter de kans op bodemverontreiniging en bijbehorende saneringskosten. De saneringskosten kunnen daardoor oplopen tot enkele tienduizenden (soms zelfs honderdduizenden) guldens (euro’s). De eigenaar van het onroerend goed is hiervoor wettelijk aansprakelijk. Urgent wordt een en ander indien men zijn huis wil verkopen. Men is dan verplicht de aanwezigheid van een tank te (ver)melden in het koopcontract. In het modelcontract van de Vereniging Eigen Huis en de NVM is hierover een bepaling opgenomen. Is men van het bestaan van een ongesaneerde tank op de hoogte en men meldt daar niets over tijdens de verkooptransactie dan loopt men het risico dat men later alsnog voor de schade aansprakelijk wordt gesteld. Gelden de saneringsverplichtingen ook voor erfpachters? Sinds 1999 berust in erfpachtsituaties de verplichting voor het melden en saneren van een oude c.q. niet meer in gebruik zijnde tank bij de erfpachter, oftewel de bewoner van het huis.
Handhavingsnotitie blad 8 AANPAK NAZORG SANERING ONDERGRONDSE TANKS
B O OT - Veel gestelde vragen (F A Q ’s (frequently asked questions) Veel gestelde vragen over ondergrondse (niet meer in gebruik zijnde) tanks Wat zijn de risico’s bij het kopen van een huis met een tank? Het aansprakelijkheidsrisico door bodemverontreiniging voortkomend uit een ondeugdelijke (niet meer in gebruik zijnde) tank is volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek geheel voor rekening van de tankeigenaar c.q. de huiseigenaar. Vandaar dat bij verkoop van een huis door makelaar en notaris steeds vaker aandacht wordt gevraagd voor eventuele bodemverontreiniging al of niet veroorzaakt door een tank. De meest voor de hand liggende zekerheid (voor de nieuwe eigenaar) is het hebben van een KIWA-tankcertificaat. Overigens is het verstandig het tankcertificaat goed te lezen, daar het theoretisch kan gebeuren dat er een tankcertificaat is/wordt afgegeven met de aantekening van een (nog niet gesaneerde) bodemverontreiniging. Het certificaat wordt namenlijk afgegeven voor de sanering van de tank en niet voor de eventule (noodzakelijke) sanering van de bodem. Wat staat op het tanksaneringscertificaat ? Op het tanksaneringscertificaat moet (minimaal) staan c.q. worden vermeld: - de inhoud in liters van de tank - waarvoor de tank in gebruik is geweest - wat de bevindingen zijn van het bodemonderzoek - wanneer de tank is gesaneerd of verwijderd - wat er is gebeurd met eventuele verontreinigde grond Waar moet men op letten bij het (laten) weghalen van een tank? Offertes kan men bij KIWA-saneringsbedrijven aanvragen (op te vragen bij het gemeentelijk Tank- c.q. bodeminformatiepunt tel 353.6864). Niet alleen de prijs van het verwijderen, maar ook de kosten van de afvoer van reststoffen naar een erkend verwerkingsbedrijf moeten in de offerte vermeld staan. Dit geldt ook voor het bedrag van het transport van de tank naar een verschrotingsbedrijf. Verwijderen van de tank en het opvullen van het ontstane gat met schoon zand, kost algauw zo’n € 1500 (zo’n fl 3300,=). Bij dit bedrag is geen rekening gehouden met de kosten van een eventuele bodemsanering en met andere factoren als ligging van het pand en moeilijke bereikbaarheid van de tank.