Aanleg van een stuw, duiker en watergang bij de Spoorsloot te Delft, gemeente Delft Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek
Rapportnummer:
V988
Projectnummer:
V12-2387
ISSN:
1573 - 9406
Status en versie:
Definitief 2.0
In opdracht van:
Hoogheemraadschap van Delfland
Rapportage:
W.J. Weerheijm, R. Schrijvers
Plaats en datum:
Amersfoort, 10 juli 2012
Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV of het Hoogheemraadschap van Delfland Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 fax 033 277 92 01
[email protected]
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Initiatief Toponiem Locatie Plaats Gemeente Provincie Opdrachtgever
Contactpersoon opdrachtgever Oppervlakte plangebied Diepte grondwerkzaamheden Huidig grondgebruik Onderzoeksmelding Soort onderzoek RD-hoekcoördinaten van het plangebied
Kaartblad (1:25.000) Uitvoerder en documentatie Projectleider/Senior archeoloog Projectmedewerkers Uitvoering booronderzoek Bevoegd gezag
Contactpersoon Gecontroleerd door Geaccordeerd door
Projectgegevens Aanleg stuw, duiker en watergang Spoorsloot Spoorsloot Delft Delft Zuid-Holland Hoogheemraadschap van Delfland Postbus 3061 2601 DB Delft Mevr. Ir. J.J. Dekker Ca. 450 m2 Ca. 2 m -mv Onbebouwd 51.994 Bureauonderzoek Deel A 84.515/445.873 Deel B 84.595/445.673 84.541/445.873 84.620/445.673 84.541/445.944 84.620/445.691 84.541/445.873 84.595/445.691 37E Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie drs. J.P. Flamman drs. R. Schrijvers (fysisch geograaf) mr. W.J. Weerheijm MA (archeoloog) n.v.t. Archeologie Delft Postbus 78 2600 ME Delft Mevr. M. Kerkhof MA
Vestigia/J.P. Flamman Gemeente Delft
d.d. 10 juli 2012 d.d.
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
2
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Inhoudsopgave Samenvatting en advies ........................................................................................................................................................... 5 Onderbouwing advies .............................................................................................................................................................. 7 1 Projectomgeving .............................................................................................................................................................. 7 1.1 Plangebied ..................................................................................................................................................................... 7 1.2 Onderzoeksdoel en -methode ............................................................................................................................ 7 2 Verwachtingsmodel ........................................................................................................................................................ 8 2.1 Landschappelijke context ..................................................................................................................................... 8 2.2 Archeologische context ........................................................................................................................................ 9 2.3 Gespecificeerde archeologische verwachting............................................................................................... 12 2.4 Advies ....................................................................................................................................................................... 13 Literatuur....................................................................................................................................................................................14
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
3
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Afbeelding 1: Luchtfoto plangebied. Het plangebied is globaal in rood aangegeven (Bron: Google Earth).
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
4
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Samenvatting en advies Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het Hoogheemraadschap is voornemens om bij de Spoorsloot te Delft, gemeente Delft, een stuw te verplaatsen waarbij een bestaande watergang (50 m lengte, 3,5 m breedte) met 60 cm wordt verlaagd (deelgebied A). Daarnaast zal een nieuwe duiker worden aangelegd (2x1 m) en een nieuwe watergang (20 m lengte, 3,5 m breedte) worden gegraven (deelgebied B). Voorafgaand aan de ingrepen dient in kaart te worden gebracht welke archeologische waarden mogelijk in het geding zijn. Voor deelgebied A geldt dat de voorgenomen ingrepen naar verwachting geen archeologische waarden zullen aantasten. Voor deelgebied B geldt voor de locatie waar de watergang zal worden aangelegd in principe een verwachting voor het aantreffen van off-site structuren uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. De beperkte schaal van de ingrepen (het graven van een watergang van 20 m lengte en 3,5 m breedte) in relatie tot de te verwachten archeologische waarden rechtvaardigt geen vervolgonderzoek en de deelgebieden kunnen dan ook worden vrijgegeven voor de voorgenomen 1 ontwikkeling. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de archeologische dienst van de gemeente Delft (Archeologie Delft).
1
Conform beoordeling concept-rapport M. Kerkhof (Archeologie Delft), 20 juni 2012.
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
5
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
6
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Onderbouwing advies
1 1.1
Projectomgeving Plangebied
Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Het Hoogheemraadschap is voornemens om bij de Spoorsloot te Delft, gemeente Delft de volgende ingrepen te realiseren: 1) Het verplaatsen van een stuw (deelgebied A, kaart 1). Hierbij wordt de bestaande watergang met 60 cm verlaagd (ca. 50 m lengte 3,5 m breed = ontgraving ca. 175 m2). Huidig waterpeil -1,50 m NAP, slootdiepte 80 cm. Nieuw peil wordt -2,12 m NAP, slootdiepte 80 cm (ontgraving tot -2,90 2 m NAP). NAP hoogte plangebied ca. -0,30 tot -0,80 NAP. Ten gevolge van deze ingreep zal het grondwaterpeil plaatselijk met 60 cm dalen; 2) Een duiker van circa 2 m lengte en 1 m breed (afgerond ontgraving 5 m2 - deelgebied B, kaart 1). Deze ligt ter plekke van een bestaande riolering, dus de grond is al geroerd; 3) Het graven van een stuk nieuwe watergang (ca. 20 m lengte, 3,5 m breed = ontgraving ca. 70 m2 - deelgebied B, kaart 1). NAP hoogte plangebied ca. -0,20 tot -1,80 NAP. Peil waterbodem tot -3,50 m NAP. Voorafgaand aan de ingrepen dient in kaart te worden gebracht welke archeologische waarden mogelijk in het geding zijn. 1.2
Onderzoeksdoel en -methode
3
Het doel van onderhavig archeologisch bureauonderzoek is vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn, die door de voorgenomen ingrepen verstoord dreigen te worden. Voor het bureauonderzoek is hiertoe op basis van geo(morfo)logische en bodemkundige gegevens van de omgeving een paleogeografische reconstructie van de ondergrond van het plangebied vervaardigd. Daarnaast is een inventarisatie gemaakt van alle bekende archeologische vondsten, historisch-geografische vermeldingen en cartografische gegevens van het plangebied en de directe omgeving. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, met een advies in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).
2 3
www.ahn.nl. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
7
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
2
Verwachtingsmodel
2.1
Landschappelijke context
Het plangebied ligt in het Zuid-Hollandse (veen)poldergebied, dat deel uitmaakt van het uitgestrekte West-Nederlandse veengebied. De algemene bodemopbouw in Zuid-Holland wordt gekenmerkt door een dik pakket Holocene sedimenten dat het Pleistocene oppervlak afdekt. Het Pleistocene oppervlak ligt hier ongeveer 15 tot 20 meter beneden NAP. De Holocene sedimenten bestaan uit een afwisseling van mariene afzettingen van de Formatie van Naaldwijk (strandwallen, duinen, getijdenafzettingen) en veenpakketten 4 van de Formatie van Nieuwkoop. Geologische ontwikkeling West-Nederland Aan het einde van de laatste ijstijd (het Weichselien) lag de zeespiegel vele malen lager dan de huidige zeespiegel, maar door het afsmelten van de grote ijskappen begon de zeespiegel (tegelijkertijd met de opwarming van het klimaat in het Holoceen) langzaam te stijgen. Hierbij kwam het oorspronkelijke landoppervlak van de laatste ijstijd steeds meer onder water te staan. Deze vernatting van het landschap ging gepaard met het ontstaan van veenmoerassen en de groei van veen. Hierbij is het zogenaamde Basisveen gevormd; deze veenlaag vormt in grote delen van West Nederland de basis van de Holocene sedimentatie. Door de zeespiegelstijging verdronk uiteindelijk het veengebied en kreeg de mariene sedimentatie de overhand. Er ontstond een groot getijdengebied waarin op grote schaal zandige en kleiige sedimenten zijn afgezet. Dit zijn de voormalige afzettingen van Calais, die tegenwoordig deel uitmaken van het Laagpakket van Wormer van de Formatie van Naaldwijk.5 Door een afname van de zeespiegelstijging na het Atlanticum trad er langs de kust op grote schaal vorming van strandwallen op. Hierdoor sloot de kust zich en kon het achterland niet meer goed ontwaterd worden. De mariene invloed nam af en er kon op grote schaal veenvorming plaatsvinden. Dit 6 veen behoort tot het Hollandveen laagpakket van de Formatie van Nieuwkoop. De veengroei ging geruime tijd door totdat de afwatering van het gebied achter de kust begon te verbeteren en daarmee de zee ook weer meer invloed kreeg. Dit kwam tot uiting in het ontstaan/openen van enkele zeegaten en de verder het land indringende zee. Het binnendringende zeewater sloeg een groot aantal geulen in het veen en er ontstond opnieuw een getijdenmilieu, terwijl plaatselijk ook de veenvorming nog doorging. Deze fase van binnendringen van de zee is ook wel bekend als de Duinkerke 0 fase. In de nieuwe lithostratigrafische indeling van Nederland worden zijn de verschillende Duinkerke fasen niet meer lithostratigrafisch onderscheiden en vallen de sedimenten grotendeels onder het Laagpakket van Walcheren van de Formatie van Naaldwijk.7 De eerste erosie en vorming van getijdegeulen vindt vanaf het Laat Subboreaal plaats. Tegelijkertijd blijft er wel veenvorming optreden. Rond 500 voor Chr. raken de meeste geulen opgevuld met fijn zand en vindt onder invloed van de zee sedimentatie van (zware) kleien plaats. Dit is de voormalige Duinkerke I fase. Deze sedimenten blijven vrij lang relatief ongestoord aan het oppervlak liggen, waardoor bodemvorming kan optreden. Lokaal heeft nog wel wat veenvorming plaats gehad. Vanaf het begin van onze jaartelling bleef de invloed van zee sterk variabel en zijn tijdens de voormalige Duinkerke II en III
4
Weerts et al. 2003; De Mulder et al. 2003. Weerts et al. 2003; De Mulder et al. 2003. 6 Weerts et al. 2003; Weerts/Busschers 2003; Weerts 2003, p. 5 7 Weerts et al. 2003; De Mulder et al. 2003. Vos et al. 2007 hebben voor een lokale kartering van Den Haag en Rijswijk een indeling in lagen binnen het laagpakket van Walcheren opgesteld. Hierin worden de voormalige ‘afzettingen van Duinkerke II en III’ ondergebracht in de Laag van Poeldijk. De voormalige ‘afzettingen van Duinkerke 0’ en de ‘afzettingen van Duinkerke I’ worden in deze nieuwe indeling ondergebracht in respectievelijk de ‘Hoekpolder Laag’ en de ‘Gantel Laag’. 5
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
8
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
fasen plaatselijk opnieuw kleien afgezet. De verbreiding hiervan is echter maar beperkt, vergeleken met e de verbreiding van de eerste fase van klei afzetting. In de Middeleeuwen (vanaf de 12 eeuw) worden de eerste gebieden in Zuid-Holland bedijkt en wordt de invloed van de zee tot een minimum terug 8 gebracht. Tot enkele jaren geleden werd aangenomen dat de verschillende fases van hierboven genoemde mariene activiteit in heel Nederland synchrone transgressiefases vertegenwoordigden, die Duinkerke-transgressies genoemd werden. Recentelijk is echter het besef ontstaan dat deze transgressies vermoedelijk veel meer het gevolg zijn van lokale omstandigheden en niet zo zeer van uniforme zeespiegelbewegingen. De Duinkerke fasen (evenals de Calais fasen) worden dan officieel ook niet meer gebruikt. In oudere literatuur wordt in lithostratigrafisch verband nog wel veel van deze terminologie gebruikt gemaakt en voor de datering van de mariene afzettingen en historische bewoning op regionaal niveau is dit zeker nog wel waardevol. 9
Deelgebied A Deelgebied A bevindt zich in een gebied waar geulafzettingen van het Gantel-systeem voorkomen, onder 10 een dek van ophogingsmateriaal en siltige tot zandige klei. De zandige geulafzettingen van het Gantel11 systeem bevinden zich hier op ongeveer 2,5 meter beneden NAP. Onder de geulafzettingen kan nog een laagje veen voorkomen. Op een diepte van 4,5 tot 5 meter beneden NAP komt grijze tot blauwe (zwak siltige) klei voor, die wordt gerekend tot de Laag van Wormer (Formatie van Naaldwijk). 12
Deelgebied B 13 Deelgebied B grenst aan een zone met geulafzettingen die behoren tot het Gantel-systeem. De grens tussen de zone met geulafzettingen en dekafzettingen bevindt zich op de oostelijke grens van deelgebied B. Deelgebied B zelf bevindt zich in een zone waar de zwak tot matig siltige dekafzettingen van het Gantel-systeem zich bovenop een veenlaag bevinden. Deze veenlaag bevindt zich ter hoogte van DINOboring B37E2689 (zie Kaart 2) op een diepte van ongeveer 1,5 tot 3,0 meter beneden maaiveld (3,0 tot 4,5 m -NAP). Op een diepte van 4,5 tot 5 meter beneden NAP komt grijze tot blauwe (zwak siltige) klei voor, die wordt gerekend tot de Laag van Wormer (Formatie van Naaldwijk). Geomorfologisch en bodemkundig gezien is er voor beide locaties geen aanvullende informatie 14 beschikbaar, aangezien zij zich in bebouwd en niet gekarteerd gebied bevinden.
2.2
Archeologische context
Gemeentelijk beleid Uitgangspunt van het onderhavig bureauonderzoek is het beleid van de gemeente Delft. De gemeente Delft beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Volgens deze kaart ligt het plangebied in een zone met een middelhoge archeologische verwachting (kaart 3). Volgens het gemeentelijk beleid dient bij ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm –mv archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (CHS) ligt het
8
Van Staalduinen, 1979. Ingreep 1) uit paragraaf 1.1. 10 Archeologisch-Geologische kaart gemeente Delft; DINOloket 2012. 11 De in DINO-beschikbare boorgegevens die zich ter hoogte van deelgebied A bevinden zijn minder nauwkeurig ingemeten en beschreven (pulsboringen, uitgevoerd in 1913) dan ter hoogte van deelgebied B. De diepteligging van de afzettingen kan daardoor niet met dezelfde zekerheid worden gegeven. 12 Ingrepen 2) en 3), paragraaf 1.1 13 Archeologisch-Geologische kaart gemeente Delft; DINOloket 2012. 14 Archis2; Stiboka 1972. 9
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
9
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
plangebied in een zone met een “redelijke tot grote kans op archeologische sporen”. Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat volgens de, inmiddels achterhaalde, Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) het plangebied in een zone met een middelhoge verwachting ligt. Bekende archeologische waarden Voor de archeologische gegevens omtrent het huidige plangebied is het Archeologisch Informatiesysteem (Archis) geraadpleegd, dat alle geregistreerde archeologische monumenten, onderzoeken, waarnemingen en vondsten bevat. Archeologische monumenten zijn terreinen met een (hoge/zeer hoge) archeologische waarde, die ofwel fysiek (wettelijk en juridisch) beschermd worden, ofwel een planologische bescherming hebben waarbij in het bestemmingsplan voorschriften voor het gebruik zijn opgenomen. Archeologische waarnemingen zijn meldingen van archeologische vondsten en/of sporen van bijvoorbeeld nederzettingen, grafvelden, akkersystemen, heiligdommen, enz., die niet nader onderzocht en gewaardeerd zijn. Archeologische vondstmeldingen zijn meldingen die nog niet zijn gecontroleerd om in het systeem te worden opgewaardeerd tot een waarneming. Binnen het plangebied zelf zijn geen archeologische monumenten, waarnemingen of vondstmeldingen gedocumenteerd in Archis. Binnen een straal van een kilometer rond beide deelgebieden A en B ligt een aantal archeologische monumenten en waarnemingen. Op circa 500 m ten noordoosten van het deelgebied A ligt AMK-terrein 10.713. Het AMK-terrein herbergt de resten van het klooster Koningsveld uit de Late Middeleeuwen (tevens waarnemingsnr. 26.019). Dit klooster is gesticht in 1215 en afgebroken in 1572. AMK-terrein 10.712 is (net zoals AMK-terrein 10.713) gelegen aan de Schie en bevat de resten van een scheepmakerij uit de Late Middeleeuwen (zie voor de ligging van 10.713 kaart 3; 10.712 bevindt zich verder naar het noorden). De dichtstbijzijnde waarneming ten opzicht van deelgebied B ligt op ca. 600 m ten zuidoosten van het plangebied. Het betreft hier waarneming 24.422, de laatmiddeleeuwse funderingen van het (sedert lang afgebroken) klooster Koningsveld, waarschijnlijk van de bijgebouwen. Deze waarneming is echter verkeerd geplaatst en hoort bij AMK-terrein 10.713 (zie ook waarneming 26.019). Op ca. 750 ten zuiden van het plangebied is een reliëf van gebakken rivierklei aangetroffen, opgebaggerd uit de Schie (waarnemingsnr. 24.423). Het reliëf is gedateerd rond 1450. De exacte locatie van de vindplaats is niet bekend. Op ca. 800 m ten zuidoosten van het plangebied is waarneming 22.015 geregistreerd, de vondst van een aantal inheems-Romeinse aardewerkscherven. Op circa 900 m ten oosten van het plangebied zijn eveneens inheems-Romeinse aardewerkscherven aangetroffen (waarnemingsnr. 22.013). Deze twee vondsten uit de Romeinse tijd zijn gedaan binnen de zone die op de geologische kaart is aangeduid als geulafzettingen. In de nabijheid van het plangebied zijn ook diverse onderzoeken uitgevoerd. Direct grenzend aan het plangebied zijn de archeologische bureauonderzoeken in het kader van de Spoorzone (Archis 15 16 onderzoeksmeldingsnr. 45.171) en het bestemmingsplan Schieoevers (niet aangemeld in Archis). Het bureauonderzoek Spoorzone (direct ten noorden van deelgebied A) is uitgevoerd in 2002 ter voorbereiding op de aanleg van de treintunnel. Hierbij zijn enkele belangrijke punten geselecteerd die in aanmerking kwamen voor nader (gravend) onderzoek, m.n. de stadsmuur, torens en toegangspunten tot de stad. Dit onderzoek is in 2009 van start gegaan en is nog in volle gang. Het plangebied Schieoevers bevindt zich direct ten oosten van het onderhavige plangebied, globaal genomen tussen het spoor en de Schie. Aanleiding voor dit onderzoek was het voornemen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Geconcludeerd werd dat aanvullend onderzoek in de vorm van boringen of een veldkartering noodzakelijk was gezien de grote kans op het aantreffen van sporen uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen. In de top van het veen, onder de afzettingen van Duinkerke I, worden theoretisch ook
15 16
Bult 2011. Bult et al. 2008.
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
10
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
bewoningssporen uit de IJzertijd te verwachten. De kans op het aantreffen van sporen uit deze periode is echter erg laag ingeschat, vanwege de veronderstelde slechte ontwatering van het gebied gedurende de 17 IJzertijd. Op respectievelijk ca. 500 m en 600 m ten noorden van deelgebied A staan de onderzoeksmeldingsnrs. 1328 (locatie Braat) en 1330 (locatie Zuideinde) geregistreerd. Het gaat hier om twee bodemsaneringen uit resp. 1996 en 1993. De resultaten van deze onderzoeken konden niet worden achterhaald. Dit geldt helaas ook voor de onderzoeksmeldingsnrs. 2279 (Koningsveld II – ca. 600 m ten noorden van het deelgebied A) en 4143 (Koningsveld- ca. 400 m ten noorden van deelgebied A). Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in resp. 2001 en 2003. Op ca. 350 m ten oosten van het onderhavige plangebied is in 2010 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in het kader van de MER Delft-Zuid (onderzoeksmeldingsnr. 40.869). Dit rapport kon ook niet worden getraceerd. Op ca. 600 m afstand van het onderhavige plangebied heeft in 2007 bij de 18 Hammenpoort een vooronderzoek plaatsgevonden. Het plangebied is deels door middel van boringen (onderzoeksmeldingsnr. 21.799) en deels door middel van proefsleuven (onderzoeksmeldingsnr. 23.922) onderzocht. Binnen dit plangebied (gelegen op dekafzettingen) werden verschillende greppels uit de Romeinse tijd aangetroffen, hetgeen aansluit bij eerder onderzoek in de directe omgeving. Ook zijn er greppels uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. Verder zijn geen vondsten gedaan en het plangebied is vrijgegeven. Eveneens op ca. 600 m ten oosten van het plangebied is in 2007 een 19 booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 25.402). Hierbij zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Op ca. 300 m. ten zuiden van het plangebied is in 2005 een booronderzoek uitgevoerd in het kader van de realisatie van bedrijfsgebouwen en een face lift van het station Delft-Zuid (onderzoeksmeldingsnr. 20 12.669). Binnen dit plangebied zijn geen archeologische waarden aangetoond. Op resp. ca. 600 en 800 m ten westen van deelgebied A zijn de onderzoeksmeldingsnrs. 39.973 (Poptahof 21 Veld 6) en 39.974 (Poptahof Veld 10) geregistreerd, een booronderzoek uit 2010. Hierbij werden eveneens geen archeologische waarden aangetoond. Verder zijn voor het onderhavige onderzoek als algemene achtergrondinformatie de rapporten behorend bij de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten van de gemeenten Midden-Delfland (ten 22 westen van de gemeente Delft) en Pijnacker-Nootdorp (ten oosten van de gemeente Delft) geraadpleegd. Op basis van de bovenstaande informatie kan worden gesteld dat in theorie sporen vanaf de IJzertijd binnen het onderhavige plangebied zijn te verwachten. De IJzertijdbewoning vond in deze regio plaats op de top van het Hollandveen. Dit veen is door de Afzetting van Duinkerke I grotendeels geërodeerd, 23 waardoor mogelijke sporen uit deze periode waarschijnlijk zijn verdwenen. Hoewel de kans op het aantreffen van sporen uit deze periode als laag moet worden ingeschat, kan deze binnen het plangebied ook niet helemaal worden uitgesloten. Als het veen is afgedekt door zwak siltige klei kan het zelfs zo zijn dat de top van het veen in het geheel niet is geërodeerd; met name voor het zuidelijke deelgebied B valt dit niet uit te sluiten. De kans op het aantreffen van sporen uit de Romeinse tijd valt samen met de aanof afwezigheid van de Gantel Laag. Nederzettingen uit deze periode kunnen worden aangetroffen op de geulafzettingen. Op de dekafzettingen worden zogenaamde off-site structuren gevonden, zoals verkavelingssystemen en grafvelden. In de omgeving van het plangebied zijn diverse Romeinse vindplaatsen bekend. Het betreft voornamelijk sporen van grootschalige verkavelingsssytemen op de
17
Bult et al. 2008, 4. Penning/Kerkhof 2009. 19 Exaltus/Orbons 2008. 20 Bult/De Bruin 2005. 21 Penning 2010. 22 Kerkhof et al. 2010. 23 Zie bijv. Penning/Kerkhof 2009, 11. 18
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
11
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
dekafzettingen. Na de Romeinse tijd vernatte het landschap waarna het pas in de Late Middeleeuwen weer werd gekoloniseerd (vroege elfde, twaalfde eeuw). De verkaveling behorende bij deze bewoning is anders georiënteerd dan de Romeinse verkaveling die meer op de Gantel is gericht; de middeleeuwse verkaveling strekt zich meestal in een rechte lijn uit haaks vanaf de Schie. Historische geografie De eerste bruikbare kaart met betrekking tot het plangebied is de kaart van Kruikius uit 1712 (kaart 4). De kaart van Jacob van Deventer van de stad Delft (1560) reikt helaas niet zuidelijk genoeg. Op de kaart van Kruikius is te zien dat het plangebied destijds werd gebruikt als weiland en/of akkerland. Ten oosten van het plangebied is de “Galchmolen” zichtbaar, met de “Krackeelmolen” in het noordoosten en het “Generaliteyts Kruyt Magazijn” in het zuidoosten. Binnen het plangebied zijn verkavelingssloten zichtbaar, maar geen bebouwing. De “Galch Molensloot” loopt vanuit het westen haaks op de Schie. Deze situatie is onveranderd op de Kadasterkaart van 1811-1832. Op de Topografisch militaire kaart van 1830-1850 is voor het eerst de aanleg van het spoor tussen Den Haag en Rotterdam te zien, dat op 31 mei 1847 in gebruik is genomen. De wijk Voorhof, met de huidige Vulcanusweg stamt uit het eind van de jaren 60 van de vorige eeuw. Op basis van cartografische gegevens zijn er derhalve geen aanwijzingen voor historische bebouwing binnen het plangebied; het plangebied is op het beschikbare kaartmateriaal steeds aangeduid als gras- of akkerland. Gezien de afstand van het plangebied tot aan de Schie (ca. 300 m) lijkt het ook niet aannemelijk dat hier in de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd bewoning heeft plaatsgevonden. Ten slotte is de website van het Bodemloket geraadpleegd met het oog op eventuele recente saneringen en/of andere bodemverstoringen. Op deze website waren geen meldingen binnen het plangebied 24 aangegeven.
2.3
Gespecificeerde archeologische verwachting
Het plangebied heeft op de gemeentelijke waardenkaart een middelhoge archeologische verwachting. Deze verwachting houdt verband met de aanwezigheid in de ondergrond van geulafzettingen van de 25 Gantel. Deelgebied A ligt volgens de gemeentelijke geologische kaart midden in deze geulafzettingen; deelgebied B ligt op dekzettingen, op korte afstand van de geul. Deelgebied B heeft ondanks de kartering als dekafzettingen ook een middelhoge verwachting; dit omdat het nog binnen de bufferzone ligt die op de gemeentelijke waardenkaart rond de geulafzettingen is aangebracht. Tijdens de Romeinse tijd en de Middeleeuwen waren de geulafzettingen vanwege hun relatieve hoge ligging in het natte landschap aantrekkelijk voor bewoning. In de omgeving van het plangebied zijn ook diverse vindplaatsen bekend uit deze perioden. Voor de dekafzettingen is bewoning alleen aannemelijk bij een ligging dichtbij de geul; deelgebied B zou hier theoretisch gesproken voor in aanmerking kunnen komen. Voor verderaf gelegen dekafzettingen geldt een lage verwachting, m.n. met betrekking op het voorkomen van off-site structuren uit de Romeinse tijd en Middeleeuwen/Nieuwe tijd in de komkleigebieden, zoals grafveldjes, verkavelingsstructuren, duikers etc., die in zijn algemeenheid in de nabijheid van nederzettingen kunnen worden aangetroffen. Op basis van het bureauonderzoek kan voor het onderhavige plangebied worden gesteld dat de kans op sporen uit de IJzertijd en eerdere perioden als laag moet worden ingeschat, hoewel de kans op sporen uit de IJzertijd in deelgebied B niet kan worden uitgesloten. Theoretisch geldt wel een verhoogde verwachting op het aantreffen van sporen uit de Romeinse tijd. Het gaat hierbij om de theoretische kans op het aantreffen van archeologische sporen van nederzettingen (huisplattegronden, spiekers,
24
www.bodemloket.nl. Opgenomen in het Laagpakket van Walcheren; cf. Vos et al 2007 worden deze afzettingen ondergebracht in de Gantel Laag (Formatie van Naaldwijk). 25
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
12
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
waterputten, afvalkuilen etc.), en verkavelingssporen (greppels). In de praktijk zal dit niet voor deelgebied A opgaan. Het Romeinse bewoningsniveau bevindt zich in Delft rond -1 m NAP. In deelgebied A is al een sloot aanwezig, waarvan de bodem zich op -2,30 m NAP bevindt. Eventuele archeologische resten die zich hier ooit bevonden zullen hebben, zullen reeds zijn verdwenen. De diep gelegen, zandige geulafzettingen van de Gantel Laag die zich op -2,5 m NAP bevinden, zijn gevormd in een actief, nat waddenmilieu en zullen ongeschikt zijn geweest voor bewoning. Voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd geldt hetzelfde. Voor deelgebied B geldt geen verwachting voor nederzettingen, maar alleen voor off-site structuren. Een deel van het plangebied is al verstoord (locatie aanleg duiker), waardoor ook hier geen resten meer zullen worden aangetroffen. De verwachting voor off-site structuren uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd geldt alleen in het nog intacte deel 26 van deelgebied B (locatie te graven watergang). Op basis van cartografische gegevens zijn verder geen aanwijzingen aangetroffen voor historische bebouwing binnen het plangebied (Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd); gezien de ligging van het plangebied (ca. 300 m ten westen van de Schie) lijkt dit ook niet aannemelijk.
2.4
Advies
Voor deelgebied A geldt dat de voorgenomen ingrepen naar verwachting geen archeologische waarden zullen aantasten. Voor deelgebied B geldt voor de locatie waar de watergang zal worden aangelegd in principe een verwachting voor het aantreffen van off-site structuren uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. De beperkte schaal van de ingrepen (het graven van een watergang van 20 m lengte en 3,5 m breedte) in relatie tot de te verwachten archeologische waarden rechtvaardigt geen vervolgonderzoek en de plangebieden kunnen dan ook worden vrijgegeven voor de voorgenomen 27 ontwikkeling. Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de archeologische dienst van de gemeente Delft (Archeologie Delft).
26 27
Conform beoordeling concept-rapport M. Kerkhof (Archeologie Delft), 20 juni 2012. Conform beoordeling concept-rapport M. Kerkhof (Archeologie Delft), 20 juni 2012.
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
13
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Literatuur BAKKER, H. DE/J. SCHELLING, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum). BULT, E.J./J. DE BRUIN 2005: Plangebied Station Delft-Zuid (gemeente Delft). Een archeologisch Inventariserend Veldonderzoek, Delft (DAR49). BULT, E.J./J. DE BRUIN/F. TIMMERMANS 2008: Bureauonderzoek bestemmingsplan Schieoevers te Delft (gemeente Delft), Delft (DAR91). BULT, E.J. 2011: Bureauonderzoek naar archeologische waarden. Archeologie binnen Spoorzone Delft. Deel 1, Delft (DAR21). EXALTUS, R./J. ORBONS 2008: Rotterdamseweg, Nieuwbouwlocatie Studentenhuisvesting. Gemeente Delft. Inventariserend Veldonderzoek (IVO). Bureauonderzoek en karterend booronderzoek, Maastricht (ArcheoPro Archeologisch rapport nr. 758). KERKHOF, M. 2009: Pijnacker-Nootdorp. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Delft (DAR96).
KERKHOF, M./E.J. BULT/B. PENNING 2010: Midden-Delfland. Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, Delft (DAR100). MULDER, E.F.J. DE/M.C. GELUK/I.L. RITSEMA/W.E. WESTERHOFF/TH.E. WONG, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. PENNING, B./M. KERKHOF 2009: Hammenpoort. Een Inventariserend Veldonderzoek aan de Leeghwaterstraat te Delft, Delft (DAR88). PENNING, B. 2010: Poptahof veld 5, 6 & 10 te Delft. Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek middels grondboringen, Delft (DAN9). STAALDUINEN, C.J. VAN, 1979: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000. Blad Rotterdam West (37W), Haarlem. STIBOKA, 1972: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50000, Toelichting bij kaartblad 37 Oost, Rotterdam, Wageningen (Stichting voor Bodemkartering). TOL, A./P. VERHAGEN/A. BORSBOOM/M. VERBRUGGEN, 2004: Prospectief boren. Een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie, Amsterdam (RAAPrapport 1000). VOS, P.C./E.C. RIEFFE/E.E. BULTEN, 2007: Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk, Den Haag. WEERTS, H.J.T., 2003: Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond Formatie van Naaldwijk (http://www.dinoloket.nl/nomenclatorShallow/nl/marien/naaldwijk/index.html) WEERTS, H.J.T./F.S. BUSSCHERS 2003: Lithostratigrafische Nomenclator Ondiepe Ondergrond Formatie van Nieuwkoop (http://www.dinoloket.nl/nomenclatorShallow/nl/overig/nieuwkoop/index.html) WEERTS, H.J.T./P. CLEVERINGA/J.H.J. EBBING/F.D. DE LANG/W.E. WESTERHOFF, 2003: De lithostratigrafische indeling van Nederland – Formaties uit het Tertiair en Kwartair, Utrecht (TNO-NITG).
Digitale bronnen -
Archeologisch Informatiesysteem (Archis): http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html. Bodemloket: www.bodemloket.nl. CultuurHistorische HoofdStructuur provincie Zuid-Holland (CHS): http://geo.zuid-holland.nl/geoloket/html/atlas.html?atlas=chs. DINOLoket: http://www.dinoloket.nl/ TU Delft: www.lib.tudelft.nl. Watwaswaar: www.watwaswaar.nl.
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
14
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
Kaarten en bijlagen Kaart 1: Kaart 2: Kaart 3: Kaart 4:
Ligging plangebied Geologie Archeologie Kaart Kruikius
Bijlage 1: Bijlage 2:
Overzicht van archeologische en geologische perioden Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
15
V12-2387: BO Spoorsloot Delft
VESTIGIA Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V988, definitieve versie 2.0 d.d. 10 juli 2012
16
KAART 1 - LIGGING PLANGEBIED LEGENDA
/
Plangebied (A: verplaatsing stuw B: aanleg duiker + watergang)
Klein-Delfgauw Klein-Delfgauw
Topografie
448000
Snelwegen Overige wegen Spoorwegen
Bebouwd gebied Bos 447000
Water Delfgauw Delfgauw Delft Delft
446000
Den Den Hoorn Hoorn
A A
B B
445000
Project: Rapport: Datum: Bron:
Hodenpijl Hodenpijl
Tekenaar: RS Schaal: 1:25.000 / A4
0 82000
V12-2387: BO Spoorsloot te Delft V988 versie 1.0 mei 2012 Map data (c) OpenStreetMap (and) contributors, CC-BY-SA
83000
84000
85000
86000
87000
1000m
LEGENDA 446500
Plangebied (A: verplaatsing stuw B: aanleg duiker + watergang) Topografie (1:10.000 vector)
446000
uitsnede geologische kaart:
445500
Selectie DINO boringen in directe omgeving plangebied (met nummer)
Project: Rapport: Datum: Bron:
V12-2387: BO Spoorsloot te Delft V988 versie 1.0 Mei 2012 gemeente Delft
445000
Tekenaar: RS Schaal: 1:10.000 / A4
0 84000
84500
85000
85500
250m
LEGENDA Topografie (1:10.000) 446500
Grens plangebied Archeologische Beleidskaart Delft Zeer hoge archeologische verwachting (bekende vindplaats); vrijstelling tot 0 m2 + 30 cm -mv
Middelhoge archeologische verwachting; vrijstelling tot 100 m2 + 40 cm -mv Lage archeologische verwachting; vrijstelling tot 200 m2 + 40 cm -mv Archeologische waarneming (met nummer) 446000
Archeologische waarneming Archeologische waarneming, afgerond op (half) km-vak Archeologische waarneming, binnen een AMK-terrein Archeologisch onderzoeksmelding (met nummer)
Archeologisch: opgraving of proefputten/proefsleuven Archeologisch: bureauonderzoek / booronderzoek 445500
Archeologisch: onbepaald Onbekend Project: Rapport: Datum: Bron:
V12-2387: BO Spoorsloot te Delft V988 versie 1.0 Mei 2012 Archis2 (RCE); gemeente Delft
445000
Tekenaar: RS Schaal: 1:10.000 / A4
0 84000
84500
85000
85500
250m
KAART 4 - KRUIKIUS (1712) LEGENDA
445500
446000
446500
447000
/
Plangebied
445000
Project: Rapport: Datum: Bron:
V12-2387: BO Spoorsloot te Delft V988 versie 1.0 mei 2012 Kruikius et al. 1712
Tekenaar: RS Schaal: 1:15.000 / A4
0 83500
84000
84500
85000
85500
86000
500m
Bijlage 2: Toelichting archeologisch proces B u re a u o n d e rz o e k ( K N A 3 .2 D e e l II P r o t o c o l 4 0 0 2 ) H e t d b e k e n s ta n d k a n w
o e l v a d e o f a a rd ra o rd e n
n e e n v e rw p p o r te n
b u re a u a c h te a r t m e t e e a a n z ie n
o n d e r z o e k is c h e o lo g is c h e n g e s p e c if ic e v a n (e v e n tu e
h e t w a a e r d e e l) v
v e rw rd e n a rc h e r v o
e r v e n , b in n e o lo g lg o n d
v a n e n e e is c h e e rz o e
in f o r m a t ie , a a n d e h a n d v a n b e s t a a n d e b r o n n e n , o v e r n o m s c h r e v e n g e b ie d . H e t r e s u lt a a t is e e n v e r w a c h t in g , o p b a s is w a a r v a n e e n b e s lis s in g g e n o m e n k .
H e t r a p p o r t b e v a t , w a a r m o g e lijk , g e g e v e n s o v e r a a n - o f a fw e z ig h e id , a a r d , o m v a n g , o u d e r d o m , g a a f h e id , c o n s e r v e r in g e n ( r e la t ie v e ) k w a lit e it v a n a r c h e o lo g is c h e w a a r d e n e n a a r d w e t e n s c h a p p e l ijk e e ig e n s c h a p p e n (L S 0 2 t / m L S 0 4 ). A f h a n k e lijk v a n d e o m v a n g v a n d e t o e k o m s t ig e (p la n o lo g is c h e ) in g r e e p e n w e r k z a a m h e d e n , d e a a r d v a n d e a a n le id in g t o t h e t b u r e a u o n d e r z o e k e n d e v r a a g s t e llin g (L S 0 1), z u lle n a a n v u lle n d e g e g e v e n s m o e t e n w o r d e n v e r z a m e ld . H ie r b ij b lijf t d e d o e ls t e l l in g v a n h e t b u r e a u o n d e r z o e k (h e t k o m e n t o t e e n g e s p e c if ic e e r d e v e r w a c h t in g ) o v e r e in d ( L S 0 5 ). T e n a a n z ie n v a n a r c h e o lo g is c h o n d e r z o e k in d e b e b o u w d e o m g e v in g k u n n e n o n d e r g r o n d s e b o u w h is t o r is c h e w a a r d e n a a n g e t a s t w o r d e n . H e t is d a a r o m w e n s e l ijk o m o o k in h e t a r c h e o lo g is c h b u r e a u o n d e r z o e k a a n d a c h t t e s c h e n k e n a a n d e b e b o u w d e o m g e v in g e n h e t v o o r k o m e n v a n o n d e r g r o n d s e b o u w h is t o r is c h e w a a r d e n , e n z o e e n g e s p e c if ic e e r d e v e r w a c h t in g o p t e s t e ll e n o p b a s is v a n a lle c u lt u u r h is t o r is c h e w a a r d e n in h e t o n d e r z o e k s g e b ie d . V e r v o lg e n s w o r d t h e t r a p p o r t o p g e s t e ld (L S 0 6 ) e n d e g e g e v e n s a a n g e l e v e r d b ij A r c h is , w a a r n a h e t p r o c e s k a n w o r d e n a f g e s lo t e n . D a a r n a a s t d ie n t d e d ig it a le d o c u m e n t a t ie b in n e n t w e e ja a r n a a f r o n d in g v a n h e t s t a n d a a r d r a p p o r t o v e r g e d r a g e n t e w o r d e n a a n h e t e - D e p o t ( w w w .e d n a .n l) ( D S 0 5 ) . H e t b u re a u o n d e rz o p g e s t e ld e a d v ie s . r u im t e lijk e o n t w ik g e t o e t s t d ie n t t e w e n /o f e e n In v e n ta r o n d e r z o e k s g e b ie d o n d e r z o e k . In d ie n te w o r d e n . V o o r e in z a g e o n d e rz g o e d g e g e h e le
e n In v e n d ie n t te o e k d ie n k e u r d te a r c h e o lo
H e t is a a n h e t b w e r k z a a m h e d e n s p e le n e n a ls z o b o u w v e r g u n n in d e b e tr o k k e n g e o n tsta a t o v e r d e
o e k g D it a k e lin o rd e is e r e o f to fy s ie
e ld t a ls o n d e r b o u w in g v o o r h e t d o o d v ie s g a a t n a d e r in o p d e e v e n t u e le g . U it h e t a d v ie s k a n v o lg e n d a t h e t n . D it k a n d o o r m id d e l v a n e e n In v e n d P r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k . D it v e ld t e e n a d v ie s v o o r b e h o u d v a n d e v in k b e h o u d n ie t m o g e lijk is , d ie n t e e n
t a r is e r e n d V e ld o n d e r z o e k O v lig g e n b ij d e R ijk s d ie n s t v o o r t e e r st e e n P r o g ra m m a v a n E w o r d e n d o o r h e t b e v o e g d g e g is c h e p r o c e s t e d o o r lo p e n . e v o e g d g e z a g o m u v e r r ic h t d ie n e n t e d a n ig in g e b r a c h t w g e n . In d ie n g e w e n s m e e n t e lijk e a fd e lin g e m a a k t e a n a ly s e s
e r ig h e t is e n z a g
is C u o p (m
e e n ltu g e s e e s
P la re e l te ld ta l d
r V e s t ig ia B V A r c h e o lo g ie & C u lt u u r h is t o r ie r is ic o ’s e n b e n o d ig d e v e r v o lg s t a p p e n b ij d e v e r d e r e a r c h e o lo g is c h e v e r w a c h t in g s m o d e l n a d e r in h e t v e ld n t a r is e r e n d V e ld o n d e r z o e k O v e r ig (b o o r o n d e r z o e k ) o n d e r z o e k le id t o f t o t v r ijg a v e v a n h e t d p la a t s e n in d ie n n ie t m o g e l ijk n a d e r a r c h e o lo g is c h o p g r a v in g o f a r c h e o lo g is c h e b e g e le id in g u it g e v o e r d
n v a E r fg te w e b e
n A a n p a k v e r e is t , d a t o e d . V o o r d e a n d e re o r d e n . D it P r o g r a m m tr e ffe n d e g e m e e n te ).
it e in d e lijk t e b e s lis s e n o f n a h e t w o r d e n . H e t a d v ie s u it g e b r a c h t o r d e n b ij b e s t e m m in g s p la n o n t w t , d r a a g t V e s t ig ia z o r g v o o r e e n g e n . O p d e z e w ijz e w o r d t v o o r k .
b u re a d o o r e r p e n a d e q u o m e n
u o n V e s o f a te d a t
10 d a g e n v a n te v o r e n te r t y p e n a r c h e o lo g is c h a v a n E is e n d ie n t V e s t ig ia is b e v o e g d o m h e t
d e rz o e k n o g t ig ia k a n d a a – w ijz ig in g e n a f s t e m m in g in e e n la t e r
a n d e re r b ij e e n e n a a n v a n d e s t a d iu m
a r c h e o lo g is c h e b e la n g r ijk e r o l v ra g e n v o o r r e s u lt a t e n m e t d is c u s s ie
In v e n t a r is e r e n d V e ld o n d e r z o e k ( K N A 3 .2 D e e l II P r o t o c o l 4 0 0 3 ) H e t d o e l v a n in v e n t a r is e r e n d v e ld o a r c h e o lo g is c h e v e r w a c h t in g d o o r m v e r k r e g e n o v e r b e k e n d e e n /o f v e rw a a n - o f a f w e z ig h e id , d e a a r d , d e o m v a n d e a r c h e o lo g is c h e w a a r d e n . H e in h o u d e lijk (s e le c t ie - )a d v ie s (b u it e n (m e e s t a l e e n s e le c t ie b e s lu it ) g e n o m v e ld a c t iv it e it e n u it g e v o e r d w o r d e n
n d id a c v a t r n e n to
e r z o e k ( I V O ) is h e t a a n v u lle n e n t o e t s e n v a n d e g e s p e c if ic e e r d e d e l v a n w a a r n e m in g e n in h e t v e ld , w a a r b ij ( e x t r a ) in f o r m a t ie w o r d t h t e a r c h e o lo g is c h e w a a r d e n b in n e n e e n o n d e r z o e k s g e b ie d . D it o m v a n g , d e d a t e r in g , d e g a a f h e id , d e c o n s e r v e r in g e n d e in h o u d e l ijk e k w a e s u lt a a t v a n e e n IV O is e e n r a p p o r t m e t e e n w a a r d e r in g e n e e n o r m e n v a n t ijd e n g e l d ) , a a n d e h a n d w a a r v a n e e n b e l e id s b e s lis s in g k a n w o r d e n (S P 0 2 , V S 0 2 t / m V S 0 7 , D S 0 1 t / m D S 0 5 ). D it b e t e k e n t d a t h e t n iv e a u w a a r o p d e z e b e s l is s in g g e f u n d e e r d g e n o m e n k a n w o r d e
t d e lit e it
t d e n .
V e s t ig ia b r e n g t n a a r a a n le id in g v a n h e t v e ld o n d e r z o e k e e n g e s p e c if ic e e r d a d v ie s u it , o p b a s is w a a r v a n h e t b e v o e g d g e z a g e e n b e s lu it k a n n e m e n o v e r d e w ijz ig in g in h e t b e s t e m m in g s p la n v a n h e t o n d e r z o e k s g e b ie d e n e v e n t u e e l n o g t e n e m e n v e r v o lg s ta p p e n in h e t o n d e r z o e k . B ij h e t IV O k a n e e n o n d e r s c h e id a a n g e b r a c h t w o r d e n in e e n v e r k e n n e n d e , k a r t e r e n d e e n w a a r d e r e n d e f a v e r k e n n e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l in z ic h t t e k r ijg e n in d e g a a f h e id v a n v o r m e e n h e d e n v a n h e t la n d s c h a p , v z o v e r d e z e v a n in v lo e d z ijn o p d e lo c a t ie k e u z e in h e t v e r le d e n . H e t d o e l is k a n s a r m e z o n e s u it t e s lu it e n k a n s r ijk e z o n e s t e s e le c t e r e n v o o r d e v o lg e n d e f a s e n v a n o n d e r z o e k . D e k a r t e r e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l h e o n d e r z o e k s t e r r e in s y s t e m a t is c h t e o n d e r z o e k e n o p d e a a n w e z ig h e id v a n v o n d s t e n e n / o f s p o r e n . D e w a a r d e r e n d e f a s e h e e f t t o t d o e l h e t w a a r n e m in g s n e t t e v e r d ic h t e n o m d e a a r d , o m v a n g , d a t e r in g , g a a f h e c o n s e r v e r in g e n in h o u d e lijk e k w a lit e it v a n d e a r c h e o lo g is c h e r e s t e n v a s t t e s t e ll e n .
se : D e o o r e n t id ,
C r u c ia a l v o o r d e u it v o e r in g v a n h e t IV O is d e k e u z e v o o r e e n b e p a a ld e o n d e r z o e k s m e t h o d e , w a a r m e e d e g e s p e c if ic e e r d e a r c h e o lo g is c h e v e r w a c h t in g , g e s t e ld in h e t b u r e a u o n d e r z o e k s r a p p o r t g e t o e t s t k a n w o r d e n in h e t v e ld . D it d ie n t in e e n P la n v a n A a n p a k d u id e l ijk g e m a a k t t e w o r d e n (V S 0 1 , S P 0 1) . A ls e is e n g e ld e n e e n v e r a n t w o o r d in g v a n a lle g e b r u ik t e in f o r m a t ie , w a a r o p d e k e u z e g e b a s e e r d w o r d t e n e e n b e s c h r ijv in g v a n d e v e r o n d e r s t e ld e k e n m e r k e n v a n d e v e r w a c h t e a r c h e o lo g is c h e v in d p la a t s e n m .b .t . d ie p t e l ig g in g , o m v a n g , a r c h e o lo g is c h e in d ic a t o r e n , r u im t e l ijk e v e r d e l in g e n b in n e n d e v in d p la a t s , a r t e f a c t e n . B o o r - e n p r o e f s le u v e n o n d e r z o e k z ijn o p d it m o m e n t d e e n ig e k a r t e r e n d e m e t h o d e n v o o r h e t o p s p o r e n v a n (n ie t z ic h t b a r e ) s it e s b u it e n d e h is t o r is c h e k e r n d ie b r e e d in z e t b a a r z ijn . A n d e r e p r o s p e c t ie t e c h n ie k e n z ijn a ll e e n in s p e c if ie k e o m s t a n d ig h e d e n t o e p a s b a a r ( b v . g r o n d r a d a r ) . D a a r n a a s t k a n d e o p p e r v la k t e k a r t e r in g e e n b ijz o n d e r w a a r d e v o ll e a a n v u l l in g z ijn o p e e n b o o r - o f p r o e f s le u v e n o n d e r z o e k , m e t n a m e d a a r w a a r ( p la a t s e l ijk ) s p r a k e is v a n h e t a a n p lo e g e n v a n v o n d s t la g e n o f d e a a n w e z ig h e id v a n m o ls h o p e n e n g e s c h o o n d e s lo t e n . B o o r o n d e r z o e k is e e n g e s c h ik t e p r o s p e c t ie t e c h n ie k v o o r h e t o p s p o r e n v a n s it e s d ie z ic h k e n m e r k e n d o o r e e n a r c h e o lo g is c h e la a g o f e e n v o n d s t s t r o o iin g m e t e e n v o ld o e n d e h o g e d ic h t h e id . In d ie n e e n o p t e s p o r e n s it e z ic h k e n m e r k t d o o r e e n l a g e v o n d s t d i c h t h e i d ( < 4 0 v o n d s t e n / m ²) i s b o o r o n d e r z o e k m i n d e r g e s c h i k t e n k a n e e n p r o e f s l e u v e n o n d e r z o e k e e n b e t e r e m e t h o d e z ijn . V o o r d e t a ils n a a r v e r s c h ill e n d e b o o r m e t h o d e n w o r d t v e r w e z e n n a a r d e K N A L e id r a a d In v e n t a r is e r e n d V e ld o n d e r z o e k d e e l K a r t e r e n d b o o r o n d e r z o e k . V e s t ig ia a a n z ie n b u re a u o a f r o n d in t/m D S 0
B V v a n n d e g v 5 ).
A r c h e o lo g d e ra p p o r rz o e k m e t a n h e t v e ld
ie & ta g e h e t w e r
C u ltu u r h e n a a n le v v e r s c h il d k c o n fo r m
is t o r ie is e r in g s e is a t e v e n tu d e e is e n
b e v o e n to e e l v v a n
e g d t d e o n d h e t
to t p o n stm d e p
h e t e r in a te r o t b
d o e n v a n g g e ld e n ia a l (v o n d ij h e t a a n
a lle fa s d e z e lfd ste n , m g e w e z e
e n v a e e is e o n ste n d e p
n b n a r s) o t
o o ro n d e r z o e k . T e n ls b ij e e n b in n e n t w e e ja a r n a w o r d t a a n g e le v e r d (D S 0 1