aanbevelen aanbieden aandachtig aangenaam aangeven aangeven („politie‟) aankleden (zich -) aankomen aankomst (finish) aankondigen aanleg hebben
recommander qc à qn offrir qc à qn attentif,-ve agréable indiquer dénoncer s‟habiller arriver arrivée f annoncer avoir des dispositions pour aannemen (aanvaarden) accepter aantrekken enfiler, mettre aanvallen attaquer; assaillir aanval attaque f; (maladie: ) crise f aanzienlijk („veel‟) considérable aap singe m aardappel pomme f de terre aardbei fraise f aardig gentil,-lle; aimable aardig (leuk
) joli,-e aardrijkskunde géo f aarzelen hésiter abdij abbaye f absoluut absolu,-e // absolument achter derrière achter elkaar (2) de suite// les uns derrière les autres achterin au fond adder vipère f adres adresse f advertentie plaatsen insérer une annonce f afdalen descendre afdeling département m; rayon m; section f afgelopen („uit”; “af”) fini; terminé afleggen (een afstand van couvrir une distance de … -) afmeting<en> dimension f; taille f Afrikaans africain afschaffen supprimer// abolir afschuwelijk affreux,-se; horrible afstandsbediening télécommande f afval déchets m; détritus m afval (huishoudelijk -) ordures f
afwas doen vaisselle (faire la -) afwisselen varier afwisselen (..tussen e. en alterner a.) afzonderen (zich -) s‟isoler agenda agenda m al (= reeds) déjà alle landen tous les pays alleen seul,-e alleen maar (= slechts) seulement; ne … que allemaal (= allen) tous, toutes allergisch voor allergique à alles tout alles bij elkaar en tout als (= indien) si … alsjeblieft s‟il te plaît alstublieft ( … „geven‟) voilà (voici); tenez altijd toujours ander autre anderen d‟autres; (autrui) angst anxiété f angst peur f angstig anxieux,-se (peureux,-se) ansicht carte postale antilliaans antillais,-e antwoorden répondre <à> apotheek pharmacie f appartement („flat‟) appartement m appel pomme f april avril arm („lichaam‟) bras m arm pauvre arresteren arrêter artikel article m arts médecin (MAIS: bonjour, Docteur !) aspect aspect m augurk cornichon m augustus août auto voiture f; auto<mobile> f autobus autobus m// autocar m autobusstation gare f d‟autobus/ d‟autocars avond soir m; soirée f avontuur aventure f baai baie f baan („werk‟) emploi m// poste m baantje boulot m; poste m baard barbe f baas („hond‟) maître m baas („werkgever‟) patron m baby bébé m/f badkamer salle f de bains
badpak bakker (bij de -) bakkerij (in de -) baksteen bal („dansen‟) bal („sport‟) bal (tennis-) balkon (op het -) balpen (ballpoint) banaan bang zijn van bang zijn voor bank bank („instelling‟) bank („salon‟; „auto‟ etc.) bankpas bankrekening bas („instrument‟) basketballen
maillot m de bain chez le boulanger à la boulangerie brique f bal m ballon m// balle f balle de tennis au balcon m stylo m <à bille > banane f avoir peur de avoir peur pour banc m banque f banquette f carte f bancaire compte m en banque contrebasse f faire du basket ; jouer au basket basketballschoen basket m batterij pile f bazin maîtresse f becommentariëren commenter ; faire des commentaires bed lit m bed (naar – gaan) Se coucher ; (aller au lit) bedanken remercier qn de ; (dire merci <à>) bedekken couvrir ( >> couvert) bedekt (= bewolkt) couvert bedenken („uitdenken‟) concevoir ( >> conçu) bedenken („uitvinden‟) inventer ; (imaginer) bederven gâcher bediening inbegrepen service compris bedoelen (wat b. je daarm. que veux-tu dire par là ? ?) bedrag montant m bedreigen menacer bedreiging menace f bedriegen tromper qn// duper bedrog tromperie ; beëindigen finir ; terminer beek ruisseau m beeldhouwen sculpter ; (faire des sculptures) been jambe f been (= bot) os m beer ours m beer (=beertje) Nounours m („jouet‟) beetje (een -) un peu <de> begane grond (op de -) au rez-de-chaussée m begin commencement m; début
begin v h schoolj. (aan het -) beginneling beginnen (met) („activiteit‟) beginnen (met) („reeks‟) begrijpen (ik begrijp er niets v.) behalen (de eerste prijs -) behalve behalve (-) behalve (+; „buiten ‟) behandelen („grondig‟) behandelen („ter sprake br.‟) behandeling beheersen beheersing behoefte bekennen („toegeven‟) beker („sport‟) beladen belang belangrijk belangstelling belangstelling hebben voor belast met beleefd belgië (in -) bellen (= telefoneren) naar bellen (aan-) beloven bemanning benauwd (= angstig) beneden beneden (naar – gaan) beneden aan de bladzijde bereiden bereiding bereiken („moeite‟) bereiken („plek‟) berg bergen (in de -) berghut beroemd beroemdheid beroep beschermen bescherming beschikbaar („vrij‟)
m à la rentrée débutant,-e commencer à commencer (par) comprendre (je n‟y comprends rien) remporter le premier prix sauf excepté outre traiter traiter de traitement m maîtriser maîtrise f// (domination f) besoin m avouer coupe f charger ( >> chargé) importance f important,-e intérêt m s‟intéresser à chargé,-e de poli,-e en Belgique f appeler +4; (téléphoner + 3) sonner <à la porte de qn> promettre ( >> promis) équipage m anxieux,-se en bas <de> descendre au bas de la page préparer préparation f parvenir à atteindre ( >> atteint) montagne f ; (mont m) à la/ en montagne ; ds. les montagnes refuge m célèbre ; fameux,-se célébrité f profession f protéger protection f disponible
beschikbaarheid beschouwen („vinden‟) beschrijven beschrijving beslissen
disponibilité f considérer décrire ( >> décrit) description f décider ; résoudre ( >> résolu) beslissing décision f ; résolution f bestaan exister bestaan existance f bestaand existant,-e beste (het - boek) le meilleur livre (meilleur<e><s>) Beste Luc Cher Luc Beste Suzanne Chère Suzanne Beste wensen Meilleurs vœux m bestemmen Destiner <à> besturen (=rijden in) conduire ; piloter bestuurder conducteur,-trice betaalautomaat distributeur m betalen payer qc à qn betekenen signifier ; (vouloir dire) beter meilleur,-e (-s) ADJ ; mieux ADV betreffen concerner beurt tour m bevolken <met> peupler <de> bevolking population f beweegbaar mobile bewegen (zich -) bouger// (mouvoir >> mû) beweging mouvement m bewijs preuve f bewijzen prouver bewolkt nuageux,-se bewonderen admirer bewondering admiration f bewust conscient,-e bewust (zich – worden se rendre compte de van) bezetten occuper bezig zijn met être en train de ; (être occupé,-e à) bezighouden (zich – met) s‟occuper de bezit possession f bezit („eigendom‟/ „grond‟) propriété f bezitten posséder bezoeken visiter ; rendre visite à bezoeken (vaak -) fréquenter biefstuk bifteck m bier bière bieten betteraves f bij („insect‟) abeille f bij chez
bij de eerste fout bij mij bij voorbaat dank bij voorbeeld bijeenkomst bijgelovig bijna bijnaam biljet binnenkomen bioscoop bitter bladzijde blauw blij (= gelukkig) Blijf aan de lijn blijven blijven + ww blijven schrijven blik („kijken‟) blik<je> bloem bloemkool bloes blokken („school‟) blond blootstellen (zich – aan) bodem boek boekje met 10 zegels boer boerderij bonnetje boom boomgaard boos boot bord („eten‟) bord („verkeer‟) bord (school-) bos boter botsen bouwen boven boven (naar – gaan) boven aan de bladzijde bovendien brand brandweer<man>
à la première faute chez moi merci d‟avance par exemple réunion f superstitieux,-se presque surnom m billet m entrer dans cinéma m amer, -ère page f bleu,-e content,-e (heureux,-se) <de> Ne quittez pas ! rester// demeurer continuer à continuer à écrire coup m d‟œil boîte f fleur f chou-fleur m (choux-fleurs pl) chemisier m bûcher blond,-e s‟exposer à fond m livre m ; (bouquin m) carnet m de dix timbres paysan m ; (agriculteur m) ferme f ticket m arbre m verger m fâché,e <par le> <en> bateau m assiette f panneau m tableau <noir> bois m ; forêt f beurre m heurter construire ; bâtir au-dessus <de> monter au haut de la page en plus ; de plus feu m ; incendie m sapeurs-pompiers m; <pompier>
breed breedte breken breken (ver-) breuk brief briefkaart briefwisseling (corresp.) bril broeikaseffect broer bromfiets bromfiets bron bruin bruin buik buikje krijgen buikpijn hebben buit buitenkant (aan de -) buitenland buitenlander bundel metrokaartjes bureau burgemeester bus bus („lange trajecten‟) buurman/-vrouw buurt („wijk‟) buurt (in de – van) buurt (in de -) café cafetaria camcorder camping cassette cd cd-speler centrum (in het – van) chauffeur chauffeur („beroep‟) chemie („scheikunde‟) chemisch cheque chinees chirurg chocola<de> choqueren
large (4 m de large) largeur f casser rompre rupture f lettre f carte postale correspondance f lunettes f effet m de serre f frère m vélomoteur m ; cyclomoteur m mobylette f source f brun,-e bronzé,-e ventre m prendre du ventre avoir mal au ventre butin m à l‟extérieur ; extérieurement étranger m étranger,-ère carnet m <de métro> bureau m maire m// bourgmestre m autobus m autocar m, car m voisin,-e quartier m aux alentours de ; à proximité de dans le voisinage café m cafétéria f camescope m camping m cassette f CD m ; disque c. m < compact disc m> platine f laser au centre de conducteur m chauffeur m chimie f chimique chèque m chinois,-e ; chinois,-e chirurgien m chocolat m choquer
clown club combinatie commentaar computer (werken op de -) concert (n. het – van .. gaan) concierge consumeren consumptie contact opnemen met contract cool („gaaf‟) correspondentie correspondentievriend,-in
clown m club m combinaison f commentaire m travailler à l‟ordinateur m aller au concert de …
concierge m/f consommer consommation f contacter qn contrat m cool correspondance f ami( e) de plume ; correspondant,-e corsica (op -) en Corse f couscous („tarwegries‟) couscous m creatief créateur criticus critique m croissant („brood‟) met Croissant au beurre boter cultuur f civilisation f// culture f daad acte m daar là daarginds là-bas daarna puis ; après dag jour m/ journée f dag („tot ziens‟) au revoir dag ! bonjour !// salut ! dagblad quotidien m dagelijks quotidien,-ne dan alors dank u <wel>/ dank je merci dank zij Grâce à dansen danser dapper („stoutmoedig‟) audacieux, -se dat (= het) is waar c‟est vrai dat doe je niet cela ne se fait pas dat geeft niet cela ne fait rien dat is (= dat maakt samen) cela fait dat is c‟est/ Ce n‟est pas dat schrijf je niet cela ne s‟écrit pas dat vind ik genoeg cela me suffit dat zeg je niet cela ne se dit pas dateren uit dater de datum (op de -) à cette date f december décembre december (de 5e -) le cinq décembre deel partie f; part f deel uitmaken van faire partie de deelnemen aan participer à deeltijdbaan emploi à temps m partiel
delen denken aan departement dergelijk („zo‟n‟) dertigtal dessert deur dichtslaan dicht die dag dieet („eten‟) dief/ dievegge dienen tot dienstmeisje dienstregeling diepvries dier dierentuin dik dik („mensen‟) diner ding (een ding) dinsdag dirigent dirigeren dochter dochter (oudste/ jongste) dode doden doel doeltreffend doen doen (doe jij dat ?) dol zijn op dolblij donderdag donker donker („huid/ haar‟) donker (het is -) dood doodmoe door te doorbrengen doorgaan <met> doorkruisen doorzoeken doos doos („pak‟) dopen dorp
partager penser à département m tel,-le ; pareil,-le trentaine f dessert m claquer la porte fermé,-e ce jour-là régime m voleur,-euse servir de bonne f horaire m surgelé<s> m animal (pl : animaux) ; bête zoo m ; parc m zooologique épais,-se gros,-se dîner m une chose ; un truc (F) ; un machin (P) mardi chef m d‟orchestre diriger fille f fille f (la fille aînée/ cadette) mort m ; morte f tuer but m ; objectif m efficace faire tu t‟en occupes ? adorer +4; raffoler de enchanté,-e jeudi obscur,-e ; noir,-e foncé,-e il fait noir mort,-e exténué,-e ; crevé,-e (F) en + ….. ant passer continuer à; continuer +4 traverser; parcourir fouiller boîte f carton m baptiser village m
dorst hebben douchen dozijn draaien dragen drank drenkeling driehoek drinken uit dromen droog drukken (af-) drukken op drummer dubbel duidelijk duik nemen duiken (het -) duits duizeling (een – hebben) duren durven (ik durf het niet te zeggen) duur dwars door
avoir soif (soif= f) prendre une douche douzaine f tourner porter boisson f noyé,-e triangle m boire dans rêver sec, sèche imprimer appuyer sur batteur m double net,-tte; clair,-e faire un plongeon plongée f allemand,-e avoir le vertige durer oser (je n‟ose <pas> le dire) cher,-ère ; coûteux,-se au travers de … ; à travers le/la/les echt véritable echt („waar‟) vrai,-e echtegenote épouse f echtgenoot mari m eenvoudig simple eer honneur m eerst d‟abord eerste premier,-ière eerste schooldag le jour de la rentrée ; la rentrée eeuw siècle m; (fig. : âge m) effen lisse effen („kleur‟) uni,-e ei oeuf m eigen (mijn – schuld) ma propre faute eigenaar propriétaire m eiland Ile f eind („eindje‟) bout m eind<e> fin f eindexamen examen m de fin d‟études eindexamen doen passer son bac (ba(„school‟) chot)(baccalauréat) eindigen finir eis exigence f eisen exiger ; réclamer elders ailleurs elftal (het franse -) le onze national ; l‟équipe
de France se ; l‟un l‟autre/ les uns les autres etc. e-mail e-mail m; courrier électronique ; mél m emotie emotion<s> f en et (altijd uitspreken zonder liaison) en met jou ? et toi ? ene kant (aan de -) d‟un côté energie (kern-) énergie f nucléaire engels (in het -) en anglais enige (enkele) quelques enkel („juist‟‟alleen‟) juste enkel („lichaam‟) cheville f enorm énorme enquête enquête f ; („police‟ : une information) er (erin, erop, eraan, y erheen) er is (zijn) geweest il y a eu er is + er zijn il y a er uitzien avoir l‟air de er was + er waren il y avait erg (ernstig) grave ; sérieux,-se erg (heel) hard très vite ergens anders ailleurs ; (autre part) ergens heeft hij gelijk (Pop.) Il a raison quelque part ergens voor/ tegen zijn être pour/ contre quelque chose ergste pire etalage étalage m ; vitrine f ; devanture f etappe (de eerste – van la première étape de …) eten („avondmaal‟) dîner m eten (iets gaan -) aller manger quelque chose europees européen,-nne europese union (in de -) en Union Européenne (en UE) evenveel als autant que evenwicht équilibre m exancien,-nne …. ezel âne m fabriek usine f ; (fabrique f) familie famille f familie (zij is -) elle est de mes parents ? fantastisch ! formidable !; fanatstique februari février feest fête f feest fête f elkaar
c‟est la fête boum f fait m vélo m ; bicyclette f faire du vélo ; pédaler cyclisme m gourmet pellicule f filmer arrivée f H.L.M. f; appartement m fade ; insipide bouteille flûte f dépliant m formulaire m ; formule f fiche f photo f photographe photographier appareil m photo faute f framboise f franc m en France français,-e français m Français,-e frais, fraîche boisson f rafrachaîssante ? fruitcocktail cocktail m de fruits gaaf (te gek) chouette gaan aller gaan (het gaat goed <met ça/ cela va bien (moi, je mij> vais bien) gaan liggen se choucher gaan om s‟agir de (il s‟agit de …) gaan zitten s‟asseoir ; se mettre gaat u zitten ! asseyez-vous ! gans oie f garage garage m garanderen garantir garnaal crevette f gast invité,-e ; hôte m gat trou m gebaar geste m gebed prière f gebergte montagne f gebeuren se passer ; arriver gebeurtenis événement m gebied domaine m geboorte naissance f feest (het is -) feestje feit fiets fietsen fietsen (het -) fijnproever film („filmrolletje‟) filmen finish flat flauw fles fluit folder formulier formulier („invulblaadje‟) foto fotograaf fotograferen fototoestel fout framboos franc frankrijk (in -) frans frans („taal‟) Fransman/ française fris („koel‟) frisdrank
geboren worden gebouw gebouw (appartementen-) gebrek gebrek („afwezigheid‟) gebruik gebruiken gedicht geduld hebben geen dank geen sprake van gefrustreerd gegeven gehechtheid geheim geit gek geld geldig geldigheid geldstuk geleden (twee jaar -) gelegen op het zuiden geleidelijk geloven geluid geluk geluk gelukkig gelukkig („blij‟) gelukkig nieuwjaar gemak gemeen gemeenschap gemeenschappelijk hebben gemengde berichten gemiddeld gemiddelde gemis genoeg genoeg hebben van genoeg van hebben (er -) gerecht geruit geschiedenis gesprek gesprek („onderhoud‟)
naître ( >>> je suis né) bâtiment m ; édifice m immeuble m défaut m manque m ; pénurie f emploi m ; utilisation f ; (usage m) employer ; utiliser ; se servir de poème m// poésie f patienter de rien ; pas de quoi pas question de … frustré,-e donnée f affection f ; attachement m secret,-ète chèvre f fou, folle argent m valable validité f pièce f il y a deux ans ; (voici deux ans) exposé,-e au sud graduellement ; progressivement croire <en>/ <à> bruit m bonheur m chance f heureux,-se <de> content,-e <de> Bonne Année facilité f méchant,-e Communauté f avoir … en commun faits m divers en moyenne moyenne f manque m ; pénurie f assez <de> avoir assez de en avoir assez plat m ; mets m à carreaux m histoire f conversation f entretien m
gestreept gevaar gevaarlijk geval gevel(voor-) geven geven (dat geeft niet) gevoel gevoelig gewaarwording gewelddadig geweldig gewicht gewond gewoonte gezelschap gezicht gezicht gezin gezond verstand gezond zijn
rayé,-e danger m dangereux,-se cas m façade f donner cela/ ça ne fait rien sentiment m sensible sensation f violent,-e super ; formidable poids m blessé,-e habitude f ; (coutume f) société f figure f ; visage m visage m famille f bon sens m être en bonne santé ; se porter bien Ghanees Ghanéen,-nne gids („boek‟/‟leider‟) guide m gidsen guider gif poison f giftig toxique gips (hij zit in het -) il est dans le plâtre giraffe girafe f girobetaalkaart postchèque m gisteren hier gitaar spelen jouer de la guitare glas verre m glasbak bac m à verre glijden (uit-) glisser glimlach sourire m glimlachen sourire goed bon,-ne // bien goederen marchandises f goedkoop bon marché ( > meilleur marché) goedkoop groot flatge- grand ensemble m bouw golf vague f golf („sport‟) golf m gom (vlak-) gomme f gooien (weg-) jeter goud or m graag willen dat aimer beaucoup que +S graag ! volontiers ! grammafoonplaat disque m grapjes maken plaisanter ; faire des plaisanteries
grappig grasveld gratis grens grens Grieks grijs groen groente groep grond (op de -) grondwet groot grootmoeder grootvader grot groter dan gul gunstig gymnastiek haan haar haar haar (met zwart -) haast hebben haasten (zich -) haat hak halen („er in slagen‟) halen (be-) („verkrijgen‟) halen (er uit-) halen uit hallo/ hoi ! hals ham hand handel (hij zit in de -) handelen handig handigheid handschoenen handschrift handtekening handtekening zetten hard hard hardheid haring harp hart
drôle ; amusant,-e pelouse f ; gazon m gratuit,-e frontière f limite f grec, grecque gris,-e vert,-e légume m groupe m par terre ; sur le sol constitution f grand,-e grand‟mère f grand-père grotte f plus grand,-e que généreux,-se favorable ; propice à … gym f coq m cheveu (cheveux); („lichaam‟ :poil m) la (=4); lui (=3) ; (beklemtoond : elle) aux cheveux noirs être pressé,-e se dépêcher <de> haine f talon m réussir +4 ; décrocher obtenir ; (remporter) retirer <de> prendre salut ! cou m jambon m main f il est dans le commerce m agir adroit,-e ; habile habilité f; adresse f gants pl écriture f signature f signer ; mettre sa signature fort,-e dur,-e dureté hareng m harpe f cœur m
hartelijke groeten hebben (geluk -) hedendaags heel wat mensen (er zijn -) heel, hele, gehele heerlijk („lekker‟) heftig ; hevig hekel hebben aan hel held heldin helemaal niet helft helm („bromfiets‟) help ! helpen hem hemel hen her („in samenstellingen‟) herfst (in de -) herhalen herhaling herinneren (zich iets -) herinnering herstellen heten heus (echt) hier hier is (daar is) hierboven hieronder hinderen hobby hobby (grootste -) hoe gaat het ? Hoe kom ik bij … ? hoe komt het dat hoe komt het dat hoe laat Hoe meer … hoe meer hoe oud ben je ? hoe ?
bien cordialement ;salutations c. avoir de la chance ; avoir de la veine contemporain,-e Il y a du monde entier,-ière délicieux,-se violent,-e détester +4 enfer m héros m héroïne f pas du tout moitié f casque m au secours ! aider le (=4); lui (=3) ; (beklemtoond : lui) ciel m les (4) ; (beklemtoond : eux/ elles) re… en automne répéter ; (devoirs : ) réviser répétition f; („TV‟ :rediffusion f) se rappeler +4 ; se souvenir de souvenir m ; (mémoire f) réparer ; rétablir ; redresser s‟appeler vraiment ici voici (voilà) ci-dessus ci-dessous gêner hobby m ; marotte f ; passe-temps m passion f comment ça va ? Pour aller à … comment cela se fait que +S d‟où vient que +S ? à quelle heure ? Plus …., plus quel âge as-tu ? comment ?
hoed hoek (op de -) hoeveel is dat ?
châpeau m au coin c‟est combien ?// ça fait combien ? hoeveel leerlingen combien d‟élèves hoeveelheid quantité f hoeven avoir besoin de ; avoir à hoeven (je hoeft a. m. te tu n‟as qu‟à … …) hoi ! salut ! hond chien m honderd cent >> centaine f honger hebben avoir faim honkbal base-ball m ; faire du hoofd tête ; (functie m: chef m) hoofd (uit het – leren) apprendre par cœur hoofdprijs gros lot hoofdredacteur rédacteur en chef hoofdstad capitale f hoog haut,-e ; élevé,-e hoogte hauteur f ; altitude f hoogte (op de … stellen) mettre au courant hoogtevrees hebben avoir le vertige hoop espoir m hoop („quantité‟) tas m ; amas m ; pile f hopen dat espérer que + I hopende dat en espérant que horloge montre f hotel (naar een – gaan) aller à un hôtel ; descendre à - houden van aimer +4 huid peau f huidskleur teint m huilen pleurer huis (het witte -) la maison blanche huis (naar – gaan) rentrer huisdier animal m domestique huishoudelijk werk travaux m ménagers huisvesting logement m huiswerk devoirs m („één opdracht‟ : un devoir) hulp (met be- van) à l‟aide f de hulp (te – komen) secourir hun leur (3) hun boek<en> leur<s> livre<s> huren (te huur) louer (à louer) huur (in ver-) en location f huurder locataire m huurder locataire m huurwoning (goedkope -) HLM (habitation f à loyer m modéré) huwelijk mariage m huwen („trouwen met‟) épouser +4
ideaal idee identiteitsbewijs idioot idioot iemand iets ijs<je> ijsbaan ijskoud ik in in in (= in de mode) in de mode in de steek laten in minder dan geen tijd in ruil voor in vijftien minuten incident indenken (zich -) inderdaad indrukwekkend informatica informaticus („computers‟) ingang ingericht ingericht (= uitgerust) met ingewikkeld ingezonden brieven ingrediënt inlichting inlichtingen vragen inlichtingen vragen over inschrijven (zich – voor) inslapen („in slaap vallen‟) inslikken inspanning (krachts-) doen installeren (zich -) instappen in instorten instorten („persoon‟) instrument bespelen integendeel interesseren (zich – voor) interview interviewen invoeren
idéal,-e idée f carte f d‟identité imbécile m idiot,-e ; bête quelqu‟un,-e (qqn, qn) quelque chose (qqch, qch) glace patinoire f glacial,-e je ; (beklemtoond : moi) dans la classe; à Rotterdam en France, aux Pays-Bas, au Portugal branché ; dans le vent à la mode abandonner +4 en moins de rien en échange de en quinze minutes incident m imaginer en effet; effectivement impressionnant,-e informatique f informaticien,-nne entrée f aménagé équipé,-e de compliqué,-e// complexe courrier m des lecteurs ingrédient m renseignement m// information f se renseigner se renseigner sur s‟inscrire à s‟endormir avaler faire un effort s‟installer monter dans s‟écrouler craquer jouer d‟un instrument au contraire s‟intéresser à interview f interviewer ; passer une i. à introduire
inwoner Israëlisch Italiaans ja ja (na ontkenning) jaar jack jagen (op zwijnen -) jager jam (aardbeien-) jammer (het is – dat …)
habitant m israélien,-nne italien,-nne oui ; (ouais) si an m ; année f anorak m ; blouson m chasser les sangliers chasseur m confiture f (à la fraise) dommage (c‟est … que +S) jammer dan (niets a. te tant pis doen) jammer genoeg malheureusement januari janvier januari (in <de maand> -) en janvier; au mois de janvier japans japonais,-e jeugd jeunesse f jeugdherberg auberge f de jeunesse jeugdig juvénile jong jeune jonge dame une demoiselle; Mademoiselle ! jongen garçon m; (gars m) jongeren (de -) les jeunes jongeren (de oudere les jeunes gens jongens) jouw ton; ta; tes Juffrouw dupont Mademoiselle Dupont juli juillet juni juin jurk robe f kaal chauve kaalheid calvitie f kaarten jouer aux cartes (fpl) kaartje ticket m; billet m kaas fromage m kaasboer fromager m kado cadeau m ; <présent m> kalender calendrier m kalm calme kalm (zachtjes) doucement kam peigne m kameel chameau m kamer (met 5 –s) à cinq pièces (fpl) kamer (mijn -) ma chambre kammen (even je haar -) se donner un coup de peigne kammen (je haar -) se peindre les cheveux kammen (je haar -) se coiffer kammen (zich -) se peindre les cheveux
kampeerder kamperen kampioenschap kano kant kant („textiel‟) (van -) kant (aan de andere -)
campeur m faire du camping championnat<s> m canoë m côté m en dentelle f de l‟autre côté; d‟autre part kant (aan de ene -) d‟un côté; d‟une part kantine (in de -) à la cantine kantoor bureau m karikatuur caricature f karretje (supermarkt-) chariot m ; caddy m kassa caisse f kast armoire f kastanje châtaigne (f) kastanjeboom châtaignier f kasteel château m kat chat m (chatte f) kathedraal cathédrale f keer (drie -) („maal‟) trois fois (f) kelder cave f kelner garçon m <de café/ de restaurant> kennen (iemand -) connaître qqn (connu) kennis connaissance<s> f// savoir m kerel („vent‟) mec m kerk église f kers cerise f kerstmis Noël ketel chaudron m keuken cuisine f kiezen choisir kijken naar regarder +4 kikker grenouille f kilo kilo m kind enfant m kinderachtig infantile ; enfantin,-e kiosk kiosque m kip poule f ; (dîner : ) poulet m klaar prêt,-e klaarmaken préparer klant client m ; cliente f klarinet clarinette f klas (in de vierde klas) classe f (en quatrième) klassenavond soirée f de classe klassenvertegenwoordiger délégué,-e de classe klei (van -) en argile f klein petit,-e kleingeld (hebt u … klein monnaie f (avez-vous la ?) m. de … ?)
kleinigheid kleren kleur kleuterschool klimmen klomp knie knoop knop knopen (aan-) knutselen koe koek koekenpan koffer koffie kok koken koken kom nu ! komen komen komkommer konijn koninklijk kooi koop (aan-) koop (te - zijn) koopjes koopman koopwaar („goederen‟) koor („muziek‟) kopen koper kopje koren kort kort („tijd‟) kostbaar kosten kosten koud kraag krachtig krant krijt<je> kritiek kruidenier kruisen
un rien (un brin) vêtements mpl (habits mpl) couleur f école f maternelle grimper sabot m genou m bouton m ; („mer‟) noeud m bouton m nouer bricoler vache f gâteau m poêle f valise f café m cuisinier m bouillir (je fais boullir l‟eau/ l‟eau bout) faire la cuisine ; cuisiner allez donc ! venir ( >>> je suis venu,e) venir concombre m lapin m majestueux,-se cage f achat m être en vente soldes f marchand m marchandises f chorale f acheter acheteur m tasse f blé m court,-e bref, brève précieux,-se; coûteux,-se coûter frais m froid,-e col m puissant,-e journal m (journaux pl) craie f critique f épicier m croiser
kruispunt kuiken kunnen kunst kussen kussen kust (aan de -) kweken (bloemen -) kweker kweker laag laars laat laatste lachen ladder ladenkastje lagere school lam land landschap lang lang (lange tijd) lange broek langzaam laten (over-) laten vallen laten we eens zien ! laten zien („tonen‟) later latijn lauw lawaai lawaaiig leeftijd leer (van -) leerling leerling („vak/ beroep‟) leeuw leger leggen (neer-) leggen (neer-) leiden leiden („voorstaan‟) leiden tot leidinggevende leidinggevende (hogere -) lekkage lekker lelijk lenen aan
carrefour m poussin m pouvoir ; (savoir) art m coussin m embrasser; donner un baiser à côte f (sur la -) cultiver des fleurs cultivateur m maraîcher m bas,-sse botte f tard dernier,-ière rire <de> échelle f commode f école f élémentaire agneau m pays m paysage m long,-gue longtemps pantalon m lent,-e laisser abandonner ; laisser tomber voyons ! montrer plus tard latin tiède bruit m ; vacarme m bruyant,-e âge m en cuir m élève m/f apprenti,-e m/f lion,-nne armée f mettre (>>> mis) poser; mettre conduire mener par trois à deux mener à cadre m// responsable m cadre m supérieur fuite f d‟eau bon, -nne laid,-e prêter à
lenen van (ontlenen aan) lengte lengte („persoon‟) lente (in de -) lepel leren leren (het -) les („boek‟) les let op ! letter Leve … ! leven leven (be-) lezen licht lid lied liedje liefde liefs (veel -) lieve („beste‟) lievelings….. liever hebben (voorkeur g. a.) lift liften
emprunter à longueur f taille f au printemps cuillère f apprendre ( >> appris) apprentissage m leçon f cours m attention ! lettre f Vive ……. ! vie f vivre lire (>>> lu) léger/ légère membre m chant m ; cantique m chanson f amour m grosses bises cher<s>/ chère<s> …. préféré,-e préférer +4; aimer mieux +4 ascenseur m faire du stop; … de l‟autostop situation f ; position f ligging/ site m
ligging ligging („mooie plek‟) lijden lijken lijken (het lijkt wel lijken op limonadesiroop links liter literatuur logeerkamer logisch loket lollig loodgieter loop („het lopen‟) loop (in de – van) lopen loskrijgen (verkrijgen) losmaken loterij luchtpost (per -)
souffrir <de> sembler ; paraître on dirait ressembler à sirop m gauche ; („plek‟) à gauche litre m littérature f chambre f d‟amis logique guichet m rigolo plombier m marche f au cours de marcher ; („stromen‟ :) couler décrocher détacher loterie f par avion
lucifer lui luis luisteren (naar) lunch lunchen maag maaltijd gebruiken maand maandag maandblad maar maar maart maat („vriend‟) maat maat („kleding‟) maatschappij magisch maillot maken („doen‟) maken + bijv. n.w. makkelijk (ge-) man mand manier manier (op die -) mantel marché (op de -) Marokkaans Marokko (in -) massamoord matigen médicijn meebrengen meel meenemen
allumette f paresseux,-se pou m (pl : poux) écouter +4 déjeuner m déjeuner ; prendre le déjeuner estomac m prendre un repas m mois m lundi mensuel m ; revue f mensuelle mais seulement ; ne … que mars compagnon m; copain m mesure f ; („schoenen‟) pointure f taille f société f magique collant m faire rendre + ADJECTIF facile homme m; (echtgenoot :) mari m panier m manière f de cette manière (de cette façon) manteau m au marché; (économie‟: ) sur le m. marocain,-e au Maroc massacre m modérer médicament m apporter ; („persoon‟ : ) amener farine f emporter ; („persoon‟ :) emmener plus ; (méér : ) davantage majorité f het la plupart <des>
meer meerderheid meeste (de -; merendeel) meevoeren (meeslepen) mei mei meisje
entraîner Mai mai fille f (une/ la <jeune>
fille) Mademoiselle ; Mlle …. une demoiselle Jansen lait m on Monsieur ; M. … (un monsieur) mengen (ver-) mélanger mening opinion f mening geven donner son avis mensen gens f/m menu menu m menukaart (mag ik de - ?) la carte, s‟il vous plaît ! merken (op-) remarquer merken dat s‟apercevoir que ; s‟apercevoir de qch mes couteau m met avec ; au/ à la/ aux ; à ; (de …) metaal métal m metro métro m metro (regionale -) RER m (réseau express régional) metrokaartje ticket m de métro métrostation station f de métro meubel meuble m mevrouw Madame ; Mme … (une dame) middag (om 2 uur „s …s) à deux heures de l‟aprèsmidi m(f) middelbare school („1 t/m collège m (au ….) 4‟) midden (in het – van) au milieu de middernacht (om -) à minuit mier f fourmi f milieu („natuur‟) environnement milieu m milieu m// entourage m milieubeweging les écologistes mpl (les écolos) minachtend méprisant,-e minachting mépris m minder moins mineraalwater eau f minérale miskennen méconnaître ( >> méconnu) mislukken rater; devenir un échec ; échouer mislukking échec m misschien peut-être misselijk zijn avoir mal au cœur missen rater ; manquer mist brouillard m mobieltje portable m Mejuffrouw Mejuffrouw (een – Jansen) melk men meneer
mode (in de -) moe (vermoeid) moed moeder moedig moeilijk moeilijk begaanbaar moeilijkheid moeten (het moet) mogelijk mogelijkheid mond mondeling (op het -) monnik monster monster (proef-) monteur mooi mooi weer (het is - -) morgen morgen morgenochtend mug muis f muts muziek muzikaal na naam (familie-) naamdag (zijn – vieren) naast nablijven (moeten -) nacht (om twee uur „s –s) nadenken naderen name (met -) nationaliteit natuur natuurbeschermer natuurkunde natuurkundige natuurlijk natuurwetenschappen nauw nauwkeurig nauwsluitend Nederland (in -)
à la mode f fatigué,-e courage m mère f (Maman !) courageux,-se difficile difficilement praticables difficulté f falloir (il faut >> il a fallu) possible possibilité f bouche f à l‟oral m moine m monstre m échantillon m mécanicien m beau/ bel / belle (beaux/ belles) il fait beau demain matin m demain matin moustique f souris f bonnet m musique f musicien, -nne après ; (au bout de …) nom m (de famille) avoir sa fête à côté de être collé ; être en retenue à deux heures de la nuit réfléchir approcher ; s‟approcher <de> notamment nationalité f (Il a la … française) nature f écologiste m physique f physicien m bien sûr ; bien entendu ; naturellement sciences f naturelles étroit,-e précis,-e serré,-e en Hollande f; aux PaysBas m
neef/ nicht neef/ nicht („oomzegger‟) neem(t u) me niet kwalijk nemen (pakken) nemen (mee-) net net („juist‟)
cousin/ cousine neveu/ nièce excuse-moi prendre prendre filet m juste (justement); venir de + INFINITIF net („t.v.‟) chaîne f neus nez m nevel brume f niemand ne … personne ; (Personne !) niet ne … pas niet gek pas mal niet kennen ignorer niet meer ne … plus niet-bestaand non-existant,-e niets ne … rien; (Rien !) niets aan te doen tant pis nieuw nouveau/ nouvel/ nouvelle; neuf/neuve nieuwjaarsdag le Jour m de l‟An ; le Nouvel An m nieuws nouvelle f; nouvelles f nieuwsgierig curieux,-se nodig nécessaire nodig hebben avoir besoin de nog encore nogal plutôt ; (assez) ; (passablement) nooit ne … jamais noorden nord m Noors norvégien,-nne noteren noter november novembre nu maintenant nu („tegenwoordig‟) aujourd‟hui ; à présent nummer (op – zes) au numéro six nummer draaien composer le/ un numéro nutteloos (onnodig) inutile nuttig utile o.k. („goed‟) d‟accord oefening exercice m oever rive f of (jan of piet) Jean ou Pierre of (vragen -) (ik weet niet demander si … (je ne sais of … pas si …) ogenblik moment m oh ? („zit het zo ?‟) ah bon ? oktober octobre oktober (in -) en octobre olie huile f
olifant olijf om te + infinitief oma omdat omdat („daar‟) omelet omgeving (in de - van)
éléphant m huile f d‟olive pour + INF; afin de + INF grand-mère f (Mémé) parce que comme omelette f aux environs (alentours) m de omhelzen embrasser omkiepen („omgooien‟) basculer ; renverser ommetje petit tour m omringen entourer ; encercler onaangenaam désagréable onafhankelijk indépendant,-e onafhankelijkheid indépendance f onbeperkt illimité,-e ondanks malgré onder sous ; au-dessous de onderhoud (ook : „ges- entretien m prek‟) onderhouden entretenir ( >> entretenu) onderneming entreprise f ondervragen interroger onderwerp sujet m onderwijzer (aan instituteur,-trice basisschool) onderwijzer<es> instituteur m ; institutrice f onderzeeër sous-marin m onderzoeken examiner ; explorer ongelijk inégal,-e ; accidenté,-e ongelofelijk incroyable ongeluk malheur m ongeluk („pech‟) malchance f ongeluk (verkeers-) accident m (de la route) ongelukkig malheureux ongerust inquiet,-ète ongerustheid inquiétide f ongeveer environ ; à peu près onmenselijk inhumain,-e onmiddellijk immédiatement onmisbaar indispensable <à> onmogelijk impossible onnodig inutile onregelmatig irrégulier,-ìere ons, onze notre (pl : nos) onschuldig innocent,-e ontbijt petit déjeuner m ontbijten prendre le/ son p. déjeuner ; déjeuner ontdekken découvrir ( >> découvert) ontdekking découverte f ontevreden mécontent,-e
onthullen
révéler ; mettre à jour ; découvrir ontmoeten rencontrer ontmoeting rencontre f ontploffen exploser ontploffing explosion f ontrouw infidèle ontrouw infidélité f ontsnappen échapper ; s‟échapper ontspannen détendre ; se détendre ontspannen (zich -) se détendre ontvangen recevoir ( >> reçu) ontvangen („verwelko- accueillir men‟) ontvluchten (ontsnappen) s‟évader ; fuir onvermijdelijk inévitable onverschillig indifférent,-e onvoorzichtig imprudent,-e onvoorzichtigheid imprudence f onze (de -) le/ la nôtre oog oeil m (pl: yeux m) ook aussi ; également ook niet ne … pas non plus oom oncle m oor oreille f oorlog guerre f oorsprong (van -) origine f (d‟…) oorzaak cause f oost<en> est m op sur ; à opa grand-père f (Pépé) opa (de –„s) les pappys m opbellen (iemand -) appeler qqn opbellen (telefoneren) téléphoner à qqn opbrengen (geld -) rappporter de l‟argent open ouvert,-e opening ouverture f ; („solennel :) inauguration f openingstijden heures f d‟ouverture ; horaire m opgeven (iets -) abandonner qqch opinie opinion f ; avis m opiniepeiling sondage m d‟opinion oplossen résoudre oplossing solution f opmaken (zich -) se maquiller opmerken remarquer opmerken („zeggen‟) faire remarquer ; faire observer opmerking remarque f ; (observation f) opnemen enregistrer opnemen („geld‟) retirer
oppasser oppervlakte
gardien,-nne surface f ; („en m2‟) superficie f oprichter fondateur ; créateur opruimen ranger opstaan se lever opstel rédaction f opstijgen décoller optillen lever opvangen (opnemen) recueillir <des gens> opvoeden élever opwindend excitant,-e opzoeken (elkaar ergens - se retrouver ) opzoeken (iemand g./ k. -) aller/ venir voir quelqu‟un oranje orange organiseren organiser oud vieux, vieil, vieille; (vieux, vieilles) oudejaar<savond> (op -) à la Saint-Sylvestre ouders parents m ouderwets maken rendre démodé,-e oudste aîné,-e over („tijd‟) dans overal partout overbodig superflu,-e overbrengen („bericht‟) transmettre overdag pendant la journée/ p. le jour overgeven (zich -) céder overhemd chemise f overhoring interro f overleven survivre overmorgen après-demain overnachten passer la nuit overschatten surestimer overslaan sauter overstappen („verkeer‟) changer ; avoir une correspondance f overstappen (in trein) changer (de train) oversteekplaats passage m clouté overvallen envahir („binnentrekken‟) ozonlaag couche f d‟ozone paar („man + vrouw‟) couple m paar (een -) quelques ; (une paire de ) paard cheval m (chevaux) paardrijden faire de l‟équitation ; monter à cheval paardrijden (pop.) faire du cheval paars violet,-tte ; (mauve) pad (voet-) sentier m pak carton m ; paquet m ;
pakje pan panty paprika paraplu park parkeerplaats („parking‟) parkeren parkeren (het -) Pasen passen („uitkomen‟) passen op een baby passie („hartstocht‟) passsen („kleren‟) paté pen (bal-/ball) penfriend peper per perfect perfectioneren (zich -) periode perron pers personne (een -) persoonlijkheid pianist piano spelen pick-nick pick-nicken pijl pijn hebben aan pikken („stelen‟) piloot pincode pincode (eigen -) pinda‟s Pinksteren (met -) pittig plaatje („beeld‟) plaats (er is geen – meer) plaats (plek) plaats (zit/ staan-) plaatsvinden plakken plan plan (van – zijn om)
boîte f ; paquet m casserole f collant m poivron m parapluie m parc m parking m// (parc m à autos) garer sa voiture ; se garer stationnement m Pâques f convenir (ça ne me convient pas) garder un bébé passion f essayer pâté m stylo m <à bille> ami de plume poivre m par ; au moyen de parfait,-e perfectionnner (se -) periode f quai m presse f une personne personnalité f pianiste m jouer du piano pique-nique m pique-niquer ; faire un pique-nique flèche f avoir mal à piquer pilote m code m confidentiel ; c. bancaire code m personnel cacahuètes f (arachides f) à la Pentecôte f piquant,-e image f il n‟y a plus de place endroit m ; lieu m place f assise/ debout avoir lieu coller projet m avoir l‟intention de
planeet plannen plant plat plattegrond platteland (op het -) plein plek (mooi gelegen -) plek (plaats) plezier hebben plukken plunderen poes poging politie politiebureau pols („hartslag‟) pols („omvang‟) popmuziek portefeuille portemonnee portier post („brieven‟) postbode poster postkantoor (in het -) postzegel prachtig praktisch praten praten (gezellig -) precies prettige dag ! prijs prik („medisch‟) proberen om probleem proeven van profiteren van programma projector publiceren pukkel quiche raad raadgeven raam raar
planète f planifier plante f plat,-e plan m à la campagne place f site m endroit m s‟amuser ; trouver du plaisir à cueillir piller chatte f effort m ; tentative f police f commissariat m de p. ; (bureau de p.) pouls m poignet m musique f pop (pop musique f) porte-feulle m porte-monnaie m portière f courrier m facteur m affiche f ; poster m au bureau m de poste ; à la Poste timbre m magnifique ; merveilleux pratique parler causer précis,-e ; exact,-e bonne journée ! prix m piqûre f essayer de ; (tenter de ; chercher à ) problème m goûter à profiter de programme m projecteur m publier bouton m quiche f conseil m conseiller fenêtre bizarre
racefiets racket raden („het woord‟) rampzalig
juiste
vélo m de course raquette f ant- deviner
reactie realiseren (zich - ) recept („culinair‟) recept („medisch‟) recht recht hebben op rechtbank rechten studeren rechter rechtop rechts reclame<spot> redden redden (zich -) regel regen regenen regenen reis reizen rekenen rekening rekening („culinair‟) rekenmachine rem remmen remedie rennen (hollen) repareren resistent resultaat (uitkomst) retour reusachtig richting richting („neiging‟) rij rijden (110 km -) rijden in een Citroën rijk rijst ring ring (trouw-) risico lopen om/ te roemrijk roepen
catastrophique ; désastreux,-se réaction f se rendre compte de/que recette f ordonnance f droit m avoir droit à tribunal m faire son droit juge m debout m droite ; à droite <page f de> publicité f ; p. publicitaire sauver se débrouiller règle f pluie f pleuvoir (il pleut, il a plu) pleuvoir ( >> il pleut >> il a plu) voyage m voyager calculer note f ; facture f addition calculatrice f frein m freiner m remède m courir ( >> couru) réparer résitant à résultat m aller et retour m gigantesque ; géant,-e direction f ; sens m tendance f file f ; queue f rouler à 100 à l‟heure conduire une Citroën riche riz m bague f anneau m <de mariage> courir le risque m de glorieux,-se appeler
roeping rok roken
vocation f jupe f fumer ( >> vous êtes fumeur ?) rol rôle m rolletje („film‟) pellicule f roltrap escalator m ronde van frankrijk Tour m de France rondleiden guider röntgenfoto radio f ; radiographie f rood rouge rooster emploi m du temps roosteren griller rossig („met rood haar‟) roux,-sse roze rose rubriek rubrique f rugzak sac m à dos ruilen échanger ruim spracieux,-se ruitjespapier papier m quadrillé rund bœuf m rust repos m rustig calme ; tranquille ruzie dispute f ; querelle f ruzie maken se disputer ; se quereller s.o. (schriftelijke overho- interro f <écrite> ring) salaris salaire m samen ensemble samenstellen composer sandwich met ham sandwich m au jambon sap (vruchten-) jus m <de fruits> saxofoon saxo m schaakspel jeu m d‟échecs schaal plat m schaap mouton m schaats patin m schaatsen patiner ; le patinage schaatsen patiner schadelijk nuisible <à> ; nocif,-ve schaken jouer aux échecs schat chéri,-e schat („ontdekken‟) trésor m schattig („leuk‟) mignon,-nne scheiden divorcer (>>> ils ont divorcé) scheiden divorcer (+ avoir) schenken („vloeistof‟) verser scheppen créer schepper créateur m scheren (zich -) (se) raser scherm écran m schieten tirer
schijnbaar schijnen schijnen („zon‟) schilder schilderen schip schoen schoenwinkel school school („instelling‟) school bezoeken schoolplein schoolreisje schoon huis schoonheidsspecialiste schoorsteen schotel („gerecht‟) schouder schreeuwen schrijven schrijver schuldig September serieus sfeer show sinaasappel<sap> sinds sjaaltje sjiek ski skiën sla (krop -) slaapkamer slaapzak slachtoffer slagen slager slagerij slagroom slak slang slapen slecht slechts sleutel slim slopen
apprarent,-e paraître ; sembler briller peintre m peindre navire m ; vaisseau m chaussure f ; soulier m magasin m de chaussures école f; collège m ; lycée m établissement m scolaire frréquenter une école cour f sortie f de classe une maison propre (DERRIERE: NOM) esthéticienne f cheminée plat épaule f crier ; s‟écrier écrire <à> écrivain m coupable m <de> septembre sérieux,-se ambiance f spectacle m <jus m> d‟orange depuis écharpe f chic <m/f> ; le chic ski m skier ; le ski ; faire du ski laitue f chambre f sac m de couchage victime f (toujours f. !) réussir ; la réussite boucher m boucherie f crème f Chantilly ; cr. fouettée escargot m serpent m dormir; („passer la nuit‟) coucher mauvais,-e // mal ne … que ; seulement clef f ; clé f malin,-e ; rusé,-e démolir
sluiten smaak smaakt (het - !) sneeuw sneeuwen sneeuwval snel snelheid snijden (af-) snor soep sok soldaat soms soort soort („dieren‟) spaans spam spanjaard spannend
fermer ; (clôturer) goût m c‟est bon neige f neiger chute<s> f de neige rapide; vite rapidité f; vitesse f couper moustache f potage m; soupe f chaussette f soldat m parfois; quelquefois sorte f <de> espèce f espagnol,-e pourriel m Espagnol,-e passionnant,-e; captivant,-e spanning („electr.‟/ tussen tension f m. ) spanning („verhaal‟) suspense m sparen économiser; faire des économies speciaal spécial,-e specialist spécialiste m/f speelgoed (een stuk -) jouet m spek lard m spekjes lardons m spel jeu m (jeux) spelen jouer speler joueur,- euse spiekbriefje anti-sèche f spieken copier <sur>; tricher spijkerbroek jean<s> m spijten (het spijt mij zeer) je suis désolé,-e spijten (het spijt mij) regretter (je regrette) spijten (neem mij niet excuse-moi ! kwalijk) spin araignée f spinazie épinards m splinternieuw flambant neuf,-ve spoed (met -) (d‟)urgence sport sport (sports) m sport beoefenen pratiquer un sport sport beoefenen faire du sport sportief sportif,-ve spotten met se moquer de sprankelend pétillant,-e spreekbeurt houden faire un exposé; f. une conférence
springen spullen („zalen‟) staand<e> staart stad (de – rotterdam) standbeeld stapelgek zijn op station steekproef steen stel („paar‟ >> mensen) stel (een - …) stelen stellen (een vraag -) stellingkast stemmen ster ster („vedette‟) stereo-installatie sterk sterke punt (mijn -) sterrenbeeld sterven steunen stier stilleven stilte stoel stok stokbrood stom stom („niet-pratend‟) stoplicht stoppen („zelf‟) stoppen in stoppen met stoppen met stoutmoedig straal („zon‟; natuurk.„) straat strand streek strijd strip stropdas studeren studie stuk stuk (toneel-) stukje sturen (zenden)
sauter affaires f debout queue f la ville f de Rotterdam statue f être fana de … ; se passionner pour gare f („train‟); station f échantillon m pierre f couple m quelques …; un tas de … voler poser une question à étagère f voter étoile f star f; vedette f; étoile f chaîne-stéréo f fort,-e c‟est mon fort signe m mourir appuyer ; s‟appuyer sur taureau m nature f morte silence m chaise f ; fauteuil m bâton m baguette f bête ; stupide ; débile muet,-tte feu m s‟arrêter mettre dans arrêter de ; cesser de s‟arrêter de audacieux,-se rayon m rue f plage f région f lutte f; combat m bande f dessinée; BD f cravate f étudier +4 ; faire des études études <de> morceau m pièce f <de théâtre> bout m <de> envoyer
succes („slagen‟) suiker supermarkt surinaams sweatshirt taart tafel tafel (aan – gaan) talent (aanleg) hebben talloos talrijk tandarts tanden poetsen tanker tante tas (hand-) tastbaar taxi te laat team (ploeg) techniek teder tegen (jegens) tegen de muur tegenkomen tegenover teken tekenen tekenen (onder-) tekening tekst telefoneren telefoneren naar telefoon telefoonkaart telefoonnummer telefoontje telefoontje teleurgesteld teleurstellen teleurstelling temmer ten opzichte van tennis tennisbaan tennissen tennisser
réussite f sucre m supermarché surinamien,-nne sweat<shirt> m gâteau m ; tarte f table f se mettre à table avoir du talent ; être doué,-e pour … innombrable nombreux,-se dentiste m se brosser/ se laver les dents méthanier m ; pétrolier m tante f sac m <à main> tangible taxi m trop tard équipe f technique f tendre envers contre le mur rencontrer en face de signe m dessiner signer dessin m texte m appeler ; téléphoner téléphoner à téléphone m télécarte f numéro m d‟abonné ; n. de téléphone coup m de fil ; coup de téléphone appel m déçu,-e décevoir ( >> déçu) déception f dompteur m à l‟égard de tennis m court m de tennis jouer au tennis ; faire du tennis joueur m de tennis ; tennisman m
tenslotte tent tentoonstelling terras (op het -) terrein terug (hij is -) terugbellen terugbetalen teruggeven terugkeer terugkeren terugkomen terugvinden (elkaar -) terugzetten teveel (veel -) tevreden theater thee thema thuiskomen tiental tijd tijd (het is -) tijdens tijdperk tijdschrift tijger timmerman tint toch tocht (ommetje) tocht (trek-) toegang toegangsprijs toegankelijk toekennen toen toen toenemen toeschouwer toestaan toestemming toetje toevoegen toilet tomaat toneelspeler
finalement ; (finir par) tente f exposition f à la terrasse f terrain m il est de retour rappeler rembourser rendre qch retour m retourner revenir se retrouver remettre ; replacer (beaucoup) trop content,-e <de> théâtre m thé m thème m rentrer ; retourner à la maison dizaine f temps m c‟est l‟heure pendant ; durant époque f magazine m tigre m charpentier m ; menuisier m teint m pourtant ; quand même tour m randonnée f accès m <à> prix d‟entrée accessible attribuer <à> alors („principale‟) quand ; lorsque („subordonnée‟) augmenter spectateur,-trice permettre à permission f ; autorisation f dessert m ajouter toilettes f ; cabinet m de toilettes tomate f acteur, actrice ; comédien,-ne
tonen (laten zien) topvorm (in -) toren tosti
montrer en pleine forme tour f croque-monsieur ; (croque-madame) tot jusqu‟à tot gauw (spoedig) à bientôt tot straks (zo) à tout à l‟heure tot ziens au revoir training entraînement m trainingspak m survêtement m ; training m traject trajet m ; parcours m trap escalier m trein train m triest („bedroefd‟) triste trompet trompette f trots fier, fière trouw fidèle trouw fidélité f trouwen met se marier avec (marié,-e à/ avec trouwens d‟ailleurs trui pull m ; chandail m tuin jardin m tuinieren jardinage m ; jardiner tulp tulipe f tunesisch tunisien,-nne turks turc, turque tussen entre tussen de middag à midi ; entre midi et quatorze heures tv (op de -) à la télé f ; à la télévision tv-journaal journal m télévisé ; actualités f tv-kijker téléspectateur,-trice tv-net chaîne <de télévision> tv-toestel téléviseur m ; poste m de télévison twaalf uur „s middags (om à midi -) twijfel doute m twijfelen (eraan – of) douter que +S uit (het is -) c‟est fini; c‟est terminé uitdagen provoquer ; défier uitdaging défi m uitdenken concevoir ( >> conçu) uitdrukken exprimer uiterlijk physique m uiterlijk („buitenkant‟) extérieur m uiterlijk („gezicht‟) physique m uitgaan sortir (faire une sortie) uitgang sortie f
uitgeput uitgerust uitgestrekt
épuisé,-e ; exténué,-e équipé,-e allongé,-e ; étendu,-e de tout son long uitgestrekt („landschap‟) vaste uitgeven dépenser uitkleden (zich -) se déshabiller uitlachen se moquer de ; (se rire de) uitleggen expliquer uitmaken (het – met) rompre avec uitnodigen inviter uitpakken déballer uitrusten se reposer uitrusting équipement m uitspraak prononciation f uitspreken prononcer uitstapje excursion f ; (escapade f) uitstappen descendre (je descends de l‟autobus) uitstappen descendre <de> uitstekend excellent,-e uittrekken enlever, ôter uitverkocht épuisé,-e uitverkoop soldes f uitverkoop (in de -) en solde f uitvinden („bedenken‟) inventer uitvinding invention f uitvoeren représenter uitvoering représentation f uitzenden diffuser ; émettre uitzending émission f uitzicht (met – op het avec vue sur la place plein) uitzien op donner sur uitzondering exception f uitzonderlijk exceptionnel,-lle uur heure f uw (jullie) votre >> vos V.V.V. Syndicat m d‟Initiative vaak souvent vader père m ; papa m vaderland patrie f vak („beroep‟) métier m vakje (hokje) casier m vakantie vacances f val chute f vallen tomber vals („gemeen‟) méchant,-e vals spelen tricher van de <etc.> van goud en or ; d‟or vanaf depuis
vanaf (al -) („meteen bij‟) vanavond vandaag vanmiddag vannacht vanwege varken varkenskarbonade vasthouden (zich -) vechten veel veel mensen veel teveel veer veer („vogel‟/ „pen‟) vegetariër veilig veiligheid veld veldfles vent ver veranderen verandering verband verband („overeenkomen‟) verbazingwekkend verbeelding verbeelding („arrogant‟) verbergen verbeteren verbieden verbijsterd verbijstering verblijfplaats verblijven verboden verbranden verbranding verbruik verbruiken verdelen verder verdienen („geld‟) verdienen („moreel‟) verdieping (op de eerste -) verdorie ! verdrag
dès ce soir aujourd‟hui cet (cette) après-midi m (f) cette nuit à cause de ; suite à ; en raison de cochon m; („cuisine‟ : ) porc m côte f de porc se tenir ; s‟accrocher <à> se battre beaucoup beaucoup de monde ; bien des gens beaucoup trop ressort m plume f végatarien,-nne sûr,-e sécurité f ; sûreté f champ m gourde f mec m ; type m loin ; lointain,-e changer changement m ; modification f pansement m lien m étonnant,-e imagination f fatuité f ; suffisance f cacher améliorer ; perfectionner défendre ; interdire stupéfait,-e stupéfaction f domicile m demeurer défendu,-e ; interdit incendier ; mettre le feu à brûlure f consommation f consommer diviser ensuite ; (puis) gagner mériter au premier étage zut !; mince ! traité m
verdragen verdriet verdrinken verdwijnen verdwijning verenigen vereniging vergaderen vergelijkbaar vergelijking vergeten vergezellen vergiftigen vergiftiging verhaal (vertelling) verhuizen verhuren verhuur verjaardag verkeersbord verkeerslicht verkiezing verklaren verkoop verkopen verkrijgen verlaten verlaten („mensen‟ etc.) verlaten („streek‟) verlegen verleiden verliefd verlies verliezen vermeerderen vermelden vermelding vermenging vermenigvuldigen vermenigvuldiging verminderen vermindering vermoeden vermoeden vermoeid vermoeidheid vermomd vermomming
supporter chagrin m ; peine f se noyer disparaître ( >> disparu) + AVOIR disparition f unir ; unifier association f se réunir ; avoir une réunion comparable comparaison f oublier accompagner empoisonner intoxication f ; empoisonnement m récit m déménager donner en location ; louer <à> location f anniversaire m panneau m <de signalisation> feu m (feux) élection f déclarer vente f vendre obtenir quitter +4 abandonner désert,-e timide séduire amoureux,-se perte f perdre augmenter mentionner mention f mélange m multiplier multiplication f diminuer diminution f soupçon m soupçonner fatigué,-e fatigue f déguisé,-e déguisement m
vernielen vernieling vernietigen vernietiging veroordelen veroordeling veroorzaken verplaatsen (zich -) verplegen verpleger verplicht verrassing verrot verrotten verrukt over vers verscheuren verschijning verschijnsel verschillen verschillend versieren („liefde‟) versieren met verslaafd verslaafde verslaggever verspillen verspilling vertegenwoordigen vertegenwoordigen („zijn‟) vertellen vertraging hebben vertrek vertrekken vervelen (zich -) vervelend vervelend (lastig) vervelend vinden verven verven (zijn haar -) vervoer vervoeren vervoermiddel vervolgens vervuilen vervuiling verwaaarloosbaar verwaarlozen verwarmen verwennen verwijten
détruire destruction f; démolition f anéantir; détruire anéantissement m; destruction f condamner condamnation f causer se déplacer soigner infirmier,-ière obligé,-e surprise f pourri,-e pourrir ravi,-e de frais, fraîche déchirer apparition f; apparence f phénomène m différer; être différent,-e différent,-e draguer orner de accro <de>; adonné,-e à intoxiqué,-e envoyé,-e ; reporter m gaspiller gaspillage m représenter constituer raconter <+4> avoir du retard départ m partir ( >> parti) s‟ennuyer ennuyeux,-se; embêtant,e casse-pieds être embêté,-e peindre se teindre les cheveux transport m transporter moyen m de transport ensuite polluer pollution f négligeable négliger chauffer gâter reprocher à
verwoesten verwoestend verwonden verwondering verwonding verzachten verzamelaar verzamelen verzekeren (zich – tegen) verzekering verzetten (zich – tegen) verzoek verzoeken verzorging verzorging verzwelgen vet veter video videocamera vieren vies viezigheid vijand vijandig vijandigheid vinden vindingrijk vinger viool vis vissen visser vlak vlakgom vlees vlieg vlieger vlinder vlucht voedingsmiddel voedsel voedselvergiftiging voegen (erbij -) voertuig voet voetbal voetbal (het -)
détruire ; devaster ; ravager dévastateur, - trice blesser étonnement m ; surprise f blessure f adoucir collectionneur m collectionner s‟assurer contre assurance f s‟opposer à demande f ; prière f prier qch à qn ; prier à qn de faire qch éconimie familiale et sociale soins donnés ; s. dispensés à engloutir gras,-sse lacet m vidéo f camescope m fêter ; célébrer sale saleté f ennemi,-e hostile hostilité f trouver inventif,-ve doigt m violon m poisson m pêcher pêcheur m plat,-e gomme f viande f mouche f cerf-volant m papillon m vol m aliment m nourriture f intoxication f alimentaire joindre moyen m de transport ; véhicule m pied m ballon m de football football m
voetballen vol voldoende voldoende („tamelijk‟) volgen volgend<e> volgend<e> (eerst-) volgens volkomen
jouer au football plein,-e suffisante,-e assez ; passablement suivre suivant,-e prochain<e> selon ; suivant ; d‟après complètement ; parfaitement volksliedje chant m folklorique volleybal (het -) volleyball m volleyballen jouer au volleyball ; faire du volleyball voltijd (in -) à plein temps; emploi à t. plein / ct voor („bestemming‟) pour voor („plek‟) devant voor („tijd‟) avant voorafgaand précédent,-e vooral surtout voorganger devancier ; prédescesseur m voorgerecht entrée f voornaam prénom m voorraden provisions f voorschijn (te – halen) sortir <de> ; tirer <de> voorspong avance f voorsteden (in de -) en banlieue f voorstellen présenter voorstellen présenter qn à qn voorstellen („idee‟) proposer voorstellen (zich -) se présenter ; (s‟imaginer ; se figurer) voorstelling représentation f; spectacle m voortaan désormais ; dorénavant voortuitgang progrès m voortzetten (doorgaan continuer <à> met) voorvader ancêtre m voorwaarde (op – dat) à condition f que +S voorwerp objet m voorzichtig prudent,-e voorzichtigheid prudence f vorig jaar l‟année f dernière vork fourchette f vormen former ; constituer vos renard m vraag stellen poser une question vrachtauto camion m vragen demander qc à qn vrede paix f
vreugde vrezen vriend vriend<je> vriendelijk vriendelijke groeten vriendschap vrij vrijdag vrijdag vrijwillig<er>
joie f craindre ami,-e copain m, copine f gentil,-lle ; aimable toutes mes amitiés f amitié f libre vendredi vendredi volontaire <m/f>// bénévole m vroeg tôt ; de bonne heure vrolijk gai,-e ; enjoué,-e vrolijk kerstfeest Joyeux Noël vrolijk pasen Joyeuses Pâques vrouw femme f vrouwelijk féminin,-e vuil sale vuil maken salir vuilnisbak poubelle f vullen (in-) remplir vulpen stylo m vuur feu m waar (dat is -) c‟est vrai waar ? où ? waarde valeur f waardeloos sans valeur ; nul,-lle waarderen (weten te -) savoir apprécier waarheid vérité f waarom ? pourquoi ? waarschuwen avertir ; alerter ; prévenir waarvan dont <etc.> wachten attendre <+4> wachten attendre +4 wachtkamer salle f d‟attente wakker maken réveiller wakker worden se réveiller walgelijk dégueulasse walkman baladeur m; walkman m wandelaar promeneur m wandelaar (lange randonneur m afstands-) wandelen se promener wandeling promenade f; ballade f wandelschoenen chaussures f de marche wanhoop désespoir m wanhopen désespérer <de> wanhopig désespéré; au désespoir wanneer quand; lorsque wanneer ? quand ? want car wapen arme f
warm warm lopen voor warmte wassen wassen (zich -)
chaud,-e se passionner pour chaleur f laver se laver wat ? comment ?/ (pardon ? quoi ?) wat een geluk quelle chance f wat gebeurt er ? que se passe-t-il ? wat gebeurt er ? qu‟est-ce qui se passe ? wat is dat ? qu‟est-ce que c‟est ? wat is er ? qu‟est-ce qu‟il y a ? qu‟y a-t-il ? water eau f waterval cascade f ; chute f d‟eau wc-papier papier hygiénique wedstrijd match m ; rencontre f wedstrijd („plaatsing‟) concours m weegschaal balance f week semaine de vacances weekend weekend m ; fin f de semaine weerbericht météo f ; bulletin m météorologique weerstaan (weerstand b. résister à aan) wegen peser wegvliegen s‟envoler weigeren refuser <de> weinig peu welk<e> quel, quelle, quels, quelles welkom heten souhaiter la bienvenue à welkom zijn être le, la, les bienvenu<e><s> wenden (zich – tot) s‟adresser à// se tourner vers wens désir m ; souhait m wensen souhaiter wensen („begeren‟) désirer wereld (in de hele -) dans le monde entier werk travail m (travaux) werk emploi m ; travail m werk („baan‟) boulot m werk (aan het - !) au boulot m werkelijk vraiment ; véritablement werken travailler werkgever employeur werkloos zijn être au chômage ; chômer werkloosheid chômage m
werkloze werknemer werknemer („loondienst‟) werkwoord (regelmatig) werpen („gooien‟) westen wet wie ? wiel wielrenner wijden aan wijk wijk met flatgebouwen wijn wijngaard wijten (te – zijn aan) wijze (op die -) willen (graag -)
chômeur employé,-e salarié,-e verbe m régulier
lancer ouest loi f qui ? roue f coureur m cycliste consacrer à ; vouer à quartier m grand<s> ensemble<s> m vin m vignoble m; vigne f être dû, due, dus, dues à de cette façon aimer beaucoup + INFINITIF wind vent m winkel magasin m winkel boutique f winkelier commerçant m winnen gagner winnen van battre + 4 winter (in de -) En hiver m winter (in de -) en hiver m wiskunde maths f ; mathématiques f wisselen changer wisselkantoor bureau m de change wit blanc, blanche woede rage f ; fureur f woedend furieux,-se woensdag mercredi woestijn désert m wol laine f wolf loup m wolk nuage m wond plaie f wonen habiter (Elle habite <à> Rotterdam) wonen demeurer woonkamer séjour m ; salle f de séjour ; living m woord („in verband‟) parole f woord („los‟) mot m worden (het wordt mooi il va faire beau; il fera weer) beau worden (hij wordt dokter) il devient médecin worden (hij wordt dokter) devenir (>>devenu) Il devient médecin worden (hij wordt gesla- être (il est battu)
gen) worden (hij wordt gestraft) worstje yoghurt zaak zaak (handels-) zacht zachtjes zakgeld zaklantaarn zand zanger zat (het – zijn) zat (het spuugzat zijn) zaterdag zebra zee (op -) zeeman zeer (heel, erg) zeggen zeilen (het -) zeilplank zeker zekerheid zelden zeldzaam zelfde (de-, het -) zelfs zenuwachtig zenuwen zeshoek (de - = „frankrijk‟) zetten (aan-,op-) zetten (leggen, stoppen) zich abonneren op ziek ziekenhuis (in het -) zien zien zijde (van -) zijn (15 <jaar> -) zin („in tekst‟) zin hebben in zin voor („kijk op‟) zingen zitten zitten („gezeten zijn‟) zitten (ik zit in de 4e) zo („op die manier‟)
il est puni saucisse f yaourt m affaire f fonds m de commerce ; magasin m doux,-ce doucement argent m de poche lampe f de poche sable m chanteur,-se ; chansonnier,-ière en avoir ras-le-bol en avoir plein le dos (Pop.) samedi zèbre m à la mer f marin m très dire (>>> dit) voile f ; faire de la voile planche f à voile sûr,-e ; certain,-e certitude f ; sûreté f rarement rare le, la, les même<s> même nerveux,-se nerfs m l‟Hexagone m mettre mettre s‟abonner à (mais : être abonné à) malade à l‟hôpital m voir (>>> vu) voir en soie f avoir 15 ans phrase f avoir envie de avoir le sens de chanter être assis,-e être assis,-e être ; se trouver (Je suis en quatrième) ainsi
zodra zoek (op – zijn naar) zoeken (op-) zoen zoet zoeten (ver-) zolang zomer (in de -) zon (in de -) zondag zonder zonnebaden zonnebloem zonnebrandcrème zonnebril zonnig zoon zorgen voor zout zout (gezouten) zoveel zuiden zuiden (in het z…. van fr.) zus zuur zwaar zwaar („moeilijk‟) zwak zwart Zweden (in -) Zweeds zwembad zwemmen zwemmen (het -) zwichten voor zwijn Zwitserland Zwitsers zwoegen
aaien aaien/ aalbes aalbes/ aalmoes aalmoes/ aambeeld aambeeld/ aan de andere kant (fig.)
dès que être à la recherche de chercher baiser m ; bise f sucré,-e adoucir ; (rendre plus sucré,-e tant que ; aussi longtemps que en été m au soleil m dimanche sans bronzer ; se faire bronzer tournesol m crème f solaire lunettes f de soleil ensoleillé fils m s‟occuper de// prendre soin de sel m salé,-e tant <de> sud dans le Midi soeur f acide lourd,-e dur,-e faible noir,-e en Suède suédois,-e piscine f nager; faire de la natation natation f céder devant sanglier m Suisse f suisse bûcher
caresser caresser groseille f groseille f aumône f aumône f enclume f enclume f d‟autre part (f)
aan de andere kant (fig.) fen aan de andere kant aan aan/ aanbevelen aanbevelen aanbieden (hij biedt aan) aanbieden (hij biedt aan) aanblik aanblik/ aandacht aandacht/ aandachtig aandachtig attentivement aanduiden aanduiden/ aangegeven ( >> aangeven) aangegeven ( >> aangeven) aangenaam aangenaam aangeven („police‟) aangeven aangifte doen aangifte doen aangrenzend aangrenzend aanhoudend aanhoudend/ continu,-e aankijken aankijken/ aankleden (zich -) aankleden (zich -) aankomen aankomen aankomst (finish) aankomst (finish) aankondigen aankondigen aankondiging aankondiging aankoop aankoop aankopen aankopen …./ faire un/des achat<s> aanleg hebben voor aanleg hebben voor aanleg hebben voor aanmerking aanmerking aanmoedigen aanmoedigen
d‟autre part (f); de l'autre côté (m) aanschafse procurer de l'autre côté (m) ?/ à/ en/ ?/ à/ en/ recommander recommander qc à qn offrir (offert- il offre) offrir (offert- il offre) aspect m aspect m attention f attention f attentif,-ve// attentivement attentif,-ve// indiquer indiquer indiqué,-e ( >> indiquer) indiqué,-e ( >> indiquer) agréable agréable dénoncer indiquer faire une déclaration faire une déclaration adjacent,-e adjacent,-e continuel,-le; continu,-e continuel,-le; regarder regarder s'habiller (il s‟est habillé) s'habiller (il s‟est habillé) arriver arriver arrivée f arrivée f annoncer qch à annoncer qch à annonce f annonce f achat m achat m faire l‟achat de …./ faire un/des achat<s> faire l‟achat de avoir des dispositions pour être doué,-e pour être doué,-e pour remarque f remarque f encourager encourager
aanmoediging aanmoediging/ aannemen (aanvaarden) aannemen (aanvaarden) aanprijzen aanprijzen/ aanraden aanraden/ conseiller qch à aanraken aanraken/ aanrecht aanrecht/ aanrijding aanrijding/ aanschaffen aanstaand<e> aanstaand<e>/ aanstaande// aansteken (lamp) aansteken (lamp)/ aansterken aansterken/ forces aanstonds aanstonds/ aanstoten aanstoten/ aantal aantal/ certain nombre de …) aantekening aantekening/ f aantrekkelijk aantrekkelijk aantrekken („vêtement‟) aantrekken (zich iets – van) aantrekken aantrekken aantrekken ('vetement') aanvaarden (accepteren) aanvaarden (accepteren)/ aanval aanval/ aanvallen aanvallen aanvoer aanvoer/ approvisionnement m aanvragen aanvragen/ demande de … ; demander
encouragement m encouragement m accepter accepter recommander qch à qqn ?? recommander ?? recommander; conseiller qch à recommander; toucher toucher évier m évier m collision f collision f se procurer prochain,-e; futur,-e prochain,-e; futur,-e futur m, future f allumer; mettre allumer; mettre reprendre des forces reprendre
des
aussitôt aussitôt pousser ?? pousser ?? nombre m (un certain nombre de …) nombre m
(un
annotation f; note f annotation f; note attrayant,-e ?? attrayant,-e ?? enfiler, mettre attirer attirer mettre accepter accepter attaque f; (maladie: ) crise f attaque f attaquer attaquer; assaillir arrivages mpl/ approvisionnement m arrivages
mpl/
faire une/la demande de … ; demander faire
une/la
aanvullen (completeren) aanvullen (completeren)/ aanwezig aanwezig/ aanwezigheid aanwezigheid/ aanwijzen aanwijzen/ aanwijzing aanwijzing désignation f aanzienlijk („veel‟) aanzienlijk
compléter compléter présent,-e présent,-e présence f présence f désigner; indiquer désigner; indiquer indication f ; désignation f indication
f
;
considérable/ment considérable<ment>
aap aap aardappel aardappel aardbei aardbei aarde (op de grond) aarde (op de grond) aarde aarde Terre aardig aardig (leuk ) aardig aardig aardig aardig aardrijkskunde aardrijkskunde aardrijkskunde aarzelen aarzelen abdij abdij abnormaal abnormaal/ abonnee abonnee/ abonnement abonnement/ abonneren (zich – op) abonneren (zich – op)// absoluut noodzakelijk absoluut noodzakelijk absoluut absoluut absolument acht geven aan acht geven aan// achter ('plaats')
singe m singe m pomme f de terre pomme f de terre f fraise f fraise f sur le sol ; par terre sur le sol ; par terre sur la Terre (op de -)
sur
gentil,-lle; aimable joli,-e gentil,-le sympa gentil,-le sympa géographie f; géo f géographie f; géo f géographie f; géo f hésiter hésiter abbaye f abbaye f anormal,-e anormal,-e abonné,-e abonné,-e abonnement m abonnement s‟abonner à s‟abonner à indispensable <à> indispensable absolu,-e ; absolument absolu,-e ; prêter attention à prêter attention à derrière
la
achter ('plaats') achter elkaar (achtereen) achter elkaar (achtereen)/ achter achterdocht achterdocht/ soupçon m achterin achterin achterwaarts (in –e richting) achterwaarts (in –e richting)/ achterwaarts achterwaarts/ achting achting m adder adder adel adel adem adem/ ademhaling ademhaling/ adres adres adres advertentie plaatsen advertentie advocaat advocaat/ af en toe af en toe/ temps, de temps à autre afbeelding afbeelding afbreken afbreken/ afdak afdak afdalen (piste -) afdalen (piste -)/ afdalen afdeling afdeling afdeling afgelasten afgelasten décommander afgelopen („uit”; “af”) afgelopen afgelopen afkeuren afkeuren// afkeuring
derrière de suite// les uns derrière les autres de suite derrière suspicion f; soupçon m suspicion
f;
au fond <de> au fond <de> rétrograde rétrograde en arrière en arrière estime m; respect m estime m; respect vipère f vipère f noblesse f noblesse f haleine f haleine f respiration f respiration f adresse f adresse f adresse f insérer une annonce f annonce f avocat,-e avocat,-e de temps en temps, de temps à autre de temps
en
image f image f démolir démolir auvant m auvant m descendre (la piste) descendre (la piste) descendre département m; rayon m; section f rayon m rayon m annuler; décommander annuler; fini; terminé terminé,-e terminé,-e d8 désapprouver désapprouver désapprobation f
afkeuring/ afkomst afkomst/ afleggen (een afstand van -) afleggen afleggen afleggen afleggen afmaken/ afmaken/ afmeting ('maat') afmeting ('maat') afmeting afmeting<en> Afrika Afrika/ Afrikaan Afrikaans afschaffen afschaffen afschaffen afscheid nemen afscheid nemen/ afscheid afscheid/ congé m ?? afscheiding afscheiding/ ……. ?? afschuwelijk afschuwelijk afschuwelijk afschuwelijk afsluitdijk afsluitdijk d1 afspraak afspraak/ convention f afstand afstand/ afstandsbediening afstandsbediening after-shave afval (huishoudelijk -) afval (huishoudelijk -) afval mpl t9 afval afvegen afvegen/ afwas doen afwas/ afwasmiddel afwasmiddel
désapprobation f origine f origine f couvrir une distance de … couvrir couvrir t6 parcourir parcourir t6 finir; terminer finir; terminer mesure f mesure f t8 dimension f t8 dimension f; taille f Afrique f (africain,-e) Afrique f Africain,-e africain,-e d6 abolir t10 supprimer t10 supprimer// abolir prendre congé <de> prendre congé <de> adieu<x> mpl ; congé m ?? adieu<x> mpl ; séparation f ; ……. ?? séparation
f;
affreux,-se p8 affreux,-se t1 affreux,-se; horrible horrible p8 digue f de clôture f d1 digue f de clôture f accord m; convention f accord
m;
distance f distance f télécommande f télécommande f p9 après-rasage ?? ordures fpl; déchets mpl ordures fpl t9; déchets mpl déchets déchets m; détritus m essuyer essuyer vaisselle (faire la -) vaisselle f produit m vaisselle produit m vaisselle
d3 afwezig afwezig/ afwezigheid afwezigheid/ afwisselen (..tussen e. en a.) afwisselen afwisselen afzonderen (zich -) afzonderen (zich -) agenda agenda akker akker al (= hoewel)/ al (= hoewel)/ al (= reeds) al algemeen algemeen généralement alle landen alle landen p6 allebei les deux allebei alleen <maar> alleen <maar> alleen maar (= slechts) alleen alleen allemaal allemaal allemaal fpl p14 allergisch voor allergisch alles bij elkaar alles bij elkaar alles alles Alpen Alpen (dans les Alpes) fpl ?? als (= indien) als (= indien) alstublieft alstublieft alstublieft ( … „geven‟) alstublieft ('geven') altijd altijd Amerika
absent,-e absent,-e absence f absence f alterner alterner t3 varier s'isoler s'isoler t7 agenda m agenda m d1 champ m champ m quoique quoique déjà déjà p9 général,-e ; généralement général,-e ; tous les pays mpl p6 tous les pays mpl tous/toutes tous/toutes les deux seulement seulement p3 seulement; ne … que seul,-e p9 seul,-e tous m/ toutes f p4 tous mpl; toutes fpl tous mpl; toutes allergique à allergique d2 en tout en tout p10 tout tout p10 les Alpes (dans les Alpes) fpl les
Alpes
si ... si ... p10 s'il vous plaît s'il vous plaît p3 voilà (voici); tenez voilà (voici) p3 toujours p3 toujours Amérique f (américain,-e)
Amerika/ Amerikaan/ Amerikaans/ amuseren (zich -) amuseren (zich -)/ ananas m ananas m ander<e> ander<e> andere kant (aan de - -) andere kant (aan de - -) andere kant (aan de - -) anderen anders (zoniet)/ anders (zoniet)/ anders/ angst (grote –) angst t12 angst angst angstig angoissant,-e angstig angstig<makend> ansicht antenne antenne Antillen Antilliaans antwoord me ( >> antwoorden) antwoord mij/ hem ( >> antwoorden) antwoord antwoord antwoorden antwoorden apotheek apotheek appartement („flat‟) appartement appel p12 appel appelboom appelboom/ applaudisseren applaudisseren april april arbeid arbeid arbeider arbeider travailleur m
Amérique f Américain,-e américain,-e s‟amuser <de> s‟amuser <de> ananas m ananas m autre autre p2 d'autre part; de l'autre côté m d'autre part (f) t6 de l'autre côté m t6 d‟autres; (autrui) ; les autres sinon ; autrement sinon autre ; autrement anxiété f anxiété f peur f t12 peur f anxieux,-se
t3 ;
anxieux,-se ; peureux,-se angoissant,-e carte postale antenne f antenne f Antilles fpl (antillais,-e) antillais,-e t10 réponds-moi ( >> répondre) p6 réponds-moi; réponds-lui réponse f réponse f répondre <à> répondre <à> d6 pharmacie f pharmacie f p15 appartement m appartement m p3 pomme f pomme f pommier m pommier m applaudir <à> applaudir <à> avril (m) p8 avril (m) travail
m
travail m ouvrier m ; travailleur m ouvrier
m;
arm arm („lichaam‟) arm arm armband armband armoede armoede/ arresteren arresteren artikel p10 artikel arts arts p9 as („circulation/ géographie‟) as („voertuig‟) as („voertuig‟) as as asbak asbak aspect d8 aspect Atlantische Oceaan Atlantische Oceaan augurk augurk augustus augustus Australië Australië Australiër Australiër Australisch Australisch auto voiture f auto autobus autobus autocar m autobusstation automaat („geld‟) automaat („geld‟) automatisch automatisch automatiquement avond (soirée f) p9 avond avondeten avondeten
pauvre bras m bras m d4 pauvre d11 bracelet m bracelet m pauvreté f pauvreté f arrêter arrêter d6 article
m
article m médecin (MAIS: bonjour, Docteur !) médecin m axe m essieu m essieu m cendre m cendre m cendrier m cendrier m aspect
m
aspect m Océan m Atlantique Océan m Atlantique cornichon m cornichon m t2 août août (m) p8 l‟Australie f (en -) l‟Australie f (en -) Australien,-ne Australien,-ne autralien,-ne autralien,-ne auto f d5 ; voiture f; auto<mobile> f autobus m p1 ; autocar m autobus
m
p1 ;
gare f d‟autobus/ d‟autocars distributeur m distributeur m automatique ; automatiquement automatique ; soir soir m (soirée f) dîner m dîner m p9
m
avontuur avontuur avontuurlijk avontuurlijk Aziaat Aziatisch Azië ) Azië azijn azijn baai baai baan („sports‟) baan („werk‟) baan ('werk') baan baan baantje baard baard baas („hond‟) baas („werkgever‟) baas maître m baas baby baby d12 baby bacil bacil bacterie bacterie bad (- nemen) bad (- nemen) bad bad badkamer badkamer badpak badpak m p14 badplaats badplaats bagage bagage bakken bakken (préparer) bakker (bij de -) bakker bakker bakkerswinkel (bakkerij) bakkerswinkel (bakkerij)
aventure f aventure f t12 aventurier,-ière aventurier,-ière t8 Asiatique asiatique l‟Asie (en l‟Asie (en -) (asiatique) vinaigre m vinaigre m baie f t9 baie f piste f emploi m// poste m emploi m t7 boulot m boulot m d12 boulot m d3 barbe f d4 barbe f maître m patron m patron
m;
maître m bébé m p1 bébé m/f bébé m/f bacille ?? bactérie f bactérie f bain m (prendre un -) bain m (prendre un -) baignoire f baignoire f salle f de bains p5 salle f de bains p5 maillot m de bain m maillot m de bain station f balnéaire station f balnéaire bagages mpl bagages mpl faire cuire (préparer) faire chez le boulanger boulanger m boulanger m boulangerie f (à la …) (chez le boulanger) boulangerie f p3
cuire
baksteen baksteen bal („dansen‟) bal („sport‟) bal balle f p14 balkon (op het -) balkon balpen (ballpoint) balpen (ballpoint) banaan banaan bang zijn bang zijn d4 bank („argent‟) bank („buiten‟) bank („meuble‟) bank ('instelling') bank (zit-) bank (zit-) bankbiljet bankbiljet bankpas bankpas bankrekening bankrekening barometer barometer barst barst bas ('instrument') bas ('instrument') basketballen p14 basketballen basketballen p14 basketballschoen basketballschoen batterij („audio‟) batterij bazig taire ?? bazig bazin d6 bazin beachaamd beachaamd beamen beamen ?? becommentariëren bed (naar – gaan)
brique f t1 brique f t1 bal m ballon m// balle f ballon m// au balcon m balcon m p5 stylo m <à bille> stylo m <à bille> d1 banane f banane f p13 avoir peur <de> avoir peur <de> banque f banc m banc m banque f p15 banquette f banquette f billet m de banque billet m de banque carte f bancaire carte f bancaire t5 compte m en banque ; compte m bancaire compte m en banque f t5 baromètre m baromètre m fissure f ?? fissure f ?? contrebasse f contrebasse f d10 basket (le -) faire du basket ; jouer au basket faire
du
basket
basket m basket m p7 pile f pile f d6 autoriautoritaire ?? maîtresse f maîtresse f honteux,-se honteux,-se affirmer; appuyer ?? affirmer; appuyer commenter ; faire des commentaires se coucher ; (aller au lit)
bed gaan (naar - -) bed bed bedacht ( >> bedenken) bedacht ( >> bedenken) bedanken bedanken bedanken bedeesd bedeesd bedekt ( >> bedekken) bedekt ( >> bedekken) bedekt (bewolkt) bedekt (bewolkt) bedelaar bedelaar bedelen bedelen bedenken („uitdenken‟) bedenken („uitvinden‟) bederf bederf bederven bederven bederven bederven bedienen bedienen bediening inbegrepen bediening inbegrepen bedoelen (wat b. je daarmee ?) bedrag bedrag bedreigen bedreigen bedriegen bedriegen bedriegen bedroefd bedroefd bedrog bedrog cherie f ?? bedrog beëindigen beëindigen beek t6 beek beeldhouwen beeldhouwen beeldhouwer beeldhouwer been (= bot)
se coucher t4 lit m p5 lit m conçu,-e ( >> concevoir) conçu,-e ( >> concevoir) t1 remercier <de> remercier <de> d7 remercier qn de ; (dire merci <à>) timide; timoré ?? timide; timoré ?? couvert; couvert,-e ( >> couvir) couvert,-e ( >> couvir) t1 couvert,-e couvert,-e p11 mendiant mendiant mendier mendier concevoir ( >> conçu) inventer ; (imaginer) putréfaction f ?? putréfaction f ?? ?? ?? gâcher gâcher d5 servir servir service m compris service m compris p12 que veux-tu dire par là ? montant m montant m t3 menacer menacer t9 tromper tromper qn// duper tromper t7 triste; attristé,-e triste; attristé,-e fraude f; supercherie f ?? fraude f; supertromperie ; finir ; terminer terminer ruisseau m ruisseau m sculpter; faire des sculptures (f) sculpter t6 sculpteur sculpteur os m
been been been beer (=beertje) („jouet‟) beer beer beest animal m beest beet beet beetje (een -) beetje (een -) beetnemen (fig.) beetnemen (fig.) en bateau ?? begane grond (op de -) begane grond begeleiden (helpen) begeleiden (helpen) begeleiden (meegaan) begeleiden begeven (zich – naar) begeven (zich – naar) begin schooljaar begin v h schooljaar (aan het -) begin cement m t10 begin t10 begin beginneling<e> beginneling<e> beginnen (met) („activiteit‟) beginnen (met) („reeks‟) beginnen beginnen beginnen begrafenis begrafenis funérailles pl begraven begraven begrenzen begrenzen begrijpen (ik begrijp er niets v.) begrijpen behalen (de eerste prijs -) behalen behalen behalve (-) behalve (-) behalve (+: buiten) behalve (+: buiten) behalve
jambe f d4 os m jambe f Nounours m ours m d2 ours m bête
f;
bête f; animal m morsure f morsure f un peu <de> un peu p6 jouer un tour à ; prendre en bateau ?? jouer un tour à ; prendre au rez-de-chaussée m rez-de-chaussée m t1 seconder seconder accompagner accompagner se rendre à se rendre à rentrée f p8 à la rentrée commendébut
m
commencement m ; début m t10 débutant,-e m p11 débutant,-e m p11 commencer à commencer (par) commencer d9 commencer p13 commencer; débuter enterrement m; funérailles pl enterrement m; enterrer enterrer limiter limiter comprendre (je n‟y comprends rien) comprendre remporter le premier prix obtenir remporter t8 excepté excepté t3 outre outre t3 sauf
behalve behandelen („grondig‟) behandelen („ter sprake br.‟) behandelen behandeling behandeling behang behang tapisserie f ?? beheer beheer beheersen beheersen beheersing behelpen (zich – met) behelpen (zich – met) behoefte behoefte behoren tot behoren tot compter parmi behouden behouden beïnvloeden beïnvloeden sur beitel beitel bejaard bejaard bekend bekend connu,-e pour ?? bekende bekende bekennen („toegeven‟) bekennen bekennen bekennen bekentenis bekentenis sion beker ('sport') beker ('sport') beker beker t9 beker bekeuring bekeuring verbalisation f ?? beklaagde beklaagde beklagen beklagen
sauf p10 traiter traiter de traiter t9 traitement m traitement m t9 papier peint m; tapisserie f ?? papier
peint
m;
administration f ?? administration f ?? maîtriser maîtriser t11 maîtrise f// (domination f) s‟accomoder de; se faire à s‟accomoder de; se faire à besoin m besoin m t1 appartenir à; compter parmi appartenir
à;
garder ; conserver garder ; conserver influencer; influer sur influencer; influer ciseau m ciseau m âgé,-e âgé,-e bien connu; connu,-e pour ?? bien
connu;
connaissance f connaissance f avouer avouer t12 avouer ; confesser avouer ; confesser aveu m ; confession aveu m ; confescoupe f coupe f t9 gobelet m gobelet m gobelet m contravention f; verbalisation f ?? contravention accusé accusé plaindre plaindre
f;
beklagenswaardig beklagenswaardig beknopt beknopt brève bekoorlijk bekoorlijk bekrompen bekrompen bekwaam bekwaam habilité à bel mij/hem ! bel bel belachelijk belachelijk beladen beladen beladen belang belangrijk belangrijk belangrijk belangstelling hebben voor belangstelling belangstelling belast met belast met belast t12 beledigen belediging belediging beleefd beleefd t12 beleefdheid beleefdheid belemmeren belemmeren Belg België (in -) België (in -) Belgisch belidigen belijden („religie‟) belijden („religie‟) bellen bellen bellen (= telefoneren) naar bellen (aan-) bellen (aan-) bellen à qqn;
à plaindre; déplorable à plaindre; déplorable succint,-e; bref, brève succint,-e;
bref,
charmant,-e charmant,-e borné,-e borné,-e capable de; habilité à capable
de;
appelle-le; appelle-moi sonnette f sonnette f ridicule ridicule chargé,-e chargé,-e t12 charger ( >> chargé) importance f important,-e important,-e p14 important,-e p8 s‟intéresser à intérêt m intérêt m t11 chargé,-e de chargé,-e de d7 chargé,-e offenser offense offense f poli,-e// poliment poli,-e//
poliment
politesse f politesse f entraver ; obstruer entraver ; obstruer Belge en Belgique f p4 la Belgique f (en -) ; belge belge offenser professer professer appeler qqn appeler qqn t4 appeler +4; (téléphoner + 3) sonner <à la porte de qn> sonner d6 téléphoner
belonen belonen beloning beloning beloofd beloofd beloven beloven bemanning bemanning bemerken bemerken s‟apercevoir de bemesten bemesten ser ?? beminnen beminnen bemoeien (zich – met) bemoeien (zich – met) benadelen benadelen benauwd ('angstig') benauwd ('angstig') beneden (naar – gaan) beneden (naar – gaan) beneden aan de bladzijde beneden beneden beneden benieuwd zijn naar benieuwd zijn naar benutten benutten utiliser benzine benzine beoordelen beoordelen bereiden bereiden bereiding bereik bereik bereiken („moeite‟) bereiken („plek‟) bereiken bereiken berg f p11 berg f p9 berg berg bergen (de -)
récompenser récompenser récompense f récompense f promis (-e) promis (-e) d9 promettre (promis) promettre (promis) équipage m équipage m t9 apercevoir ; (fig.) s‟apercevoir de apercevoir ; (fig.) fumer ; engraisser ?? fumer ;
engrais-
aimer aimer se mêler de se mêler de nuire <à> nuire <à> anxieux,-se anxieux,-se t3 descendre descendre au bas de la page en bas <de> en bas <de> en bas p5 être curieux de savoir si être curieux de savoir si se servir de ; utiliser se servir de ; essence f essence f juger juger préparer préparer p9 préparation f portée f ; ? portée f ; ………? parvenir à atteindre ( >> atteint) atteindre t9 parvenir à t9 montagne montagne montagne f montagne f ; (mont m) la montagne f
bergen (de -) bergen (in de -) bergen berghut berghut bergschoenen bergschoenen d7 berk berk berm f ??? berm beroemd beroemd célèbre t8 beroemdheid beroemdheid beroep beroep beroep beroep berouw berouw berucht berucht bes groseille f ?? bes beschaafd beschaafd beschadigen beschadigen abîmer beschaving beschaving beschermen beschermen bescherming bescherming beschikbaar ('vrij') beschikbaar ('vrij') beschikbaarheid beschikking beschikking beschouwen („vinden‟) beschouwen beschrijven beschrijven beschrijving beschuldigen beschuldigen beschuldiging beschuldiging beslissen
la montagne f p11 à la/ en montagne ; dans les montagnes montagne f d7 refuge m refuge m d7 chaussures f de marche chaussures f de marche bouleau m bouleau m berme berme f ??? fameux,-se ; célèbre fameux,-se ; célébrité f célébrité f d5 profession f profession f d1 profession f d12 profession f t8 repentir m repentir m mal famé,-e mal famé,-e baie baie f; groseille f ?? bien élevé : ?? bien élevé,-e ??; civilisé,-e endommager ; abîmer endommager ; civlisation f civlisation f protéger protéger t9 protection f protection f t9 disponible t disponible t12 disponibilité f disposition f disposition f t6 considérer considérer t8 décrire ( >> décrit) décrire t1 description f accuser <de> accuser <de> accusation f accusation f décider
f;
beslissen beslissen beslissing beslissing tion f t8 beslissing besluiten bestaan uit bestaan uit être composé.. de bestaan bestaan bestaan bestaan bestaand bestaand bestaand beste (het - boek) beste Jan beste Jan/ Suzanne beste Suzanne beste wensen beste wensen beste beste p10 besteden besteden bestellen (afleveren; bezorgen) bestellen (afleveren; bezorgen) bestellen bestellen bestelling bestelling bestemmen bestemmen besturen („commerce‟) besturen („pays‟) besturen (=rijden in) besturen (commerce) besturen (pays) besturen ('rijden in') besturen ('rijden in') bestuurder bestuurder d1 betaalautomaat betaalautomaat tique t5 betalen betalen betalen betaling betaling betekenen
décider décider ; résoudre ( >> résolu) décision; résolution f décision;
résolu-
résolution f t8 décider d9 se composer de; être composé,-e de se composer de; existance f existence f exister exister existant,-e existant,-e existant,-e t4 le meilleur livre (meilleur<e><s>) Cher Jean p6 Cher Jean/ Chère Suzanne Chère Suzanne p6 Meilleurs Voeux mpl Meilleurs Voeux mpl p9 cher, chère meilleur,-e dépenser <à> dépenser <à> remettre remettre commander commander commande f commande f destiner <à> destiner t5 diriger ; gérer gouverner conduire ; piloter diriger ; gérer gouverner conduire conduire t10 conducteur,-trice conducteur,-trice distributeur m distributeur
m
automa-
payer qc à qn payer ; régler payer ; régler p10 paiement m paiement m signifier ; (vouloir dire)
betekenen betekenis beteknis sens m beter beter betoverend betoverend betreffen betreffen betrekkelijk betrekkelijk betrekking betrekking m ; place f betreuren betreuren betrouwbaar betrouwbaar fiance; sûr,-e beuk beuk beurt m beurt m beurt bevel (onder het – van) bevel (onder het – van) bevel bevel bevelen bevelen ordonner beven beven bevinden (zich -) bevinden (zich -) bevolken <met> bevolken bevolken bevolking bevolking bevolking bevolkt <met> bevolkt bevooroordeeld bevooroordeeld bevrijden bevrijden bewaken bewaken bewaker bewaker bewaren bewaren beweegbaar
signifier t11 signification f; sens m signafication
f;
meilleur,-e (-s) ADJ ; mieux ADV mieux p14 ravissant,-e ravissant,-e concerner t10 concerner t10 relatif,-ve relatif,-ve poste m ; emploi m ; place f poste m ; emploi regretter regretter digne de confiance; sûr,-e digne
de
con-
hêtre m hêtre m tour m tour m tour m t6 sous le commandement de sous le commandement de ordre m ordre m commander; ordonner commander; trembler trembler se trouver; être situé,-e à se trouver; être situé,-e à peupler <de> peupler peupler t10 population f population f population f t10 peuplé,-e <de> peuplé,-e t10 prévenu ?? prévenu ?? libérer libérer garder; surveiller garder; surveiller gardien m gardien m conserver conserver mobile
beweegbaar bewegen (zich -) bewegen (zich -) bewegen (zich -) bewegen bewegen bewegen beweging beweging beweging bewijs bewijs bewijs bewijzen bewijzen bewijzen bewolking bewolking bewolkt bewolkt bewolkt bewonderen bewonderen tion f) bewonderen bewondering bewonen bewonen bewoner bewoner bewust (zich – worden van) bewust worden van (zich -) bewust bewust consciemment t9 bewustzijn bewustzijn bezem bezem bezetten bezetten bezetten tion f) bezetten bezichtigen bezichtigen bezienswaardig bezienswaardig bezienswaardigheid bezienswaardigheid bezig zijn met bezig zijn te bezig zijn te bezig (occupation f)
mobile t4 bouger; (mouvoir >> mû) bouger bouger t4 bouger d11 bouger t4 mouvoir mouvement m mouvement m mouvement m t10 preuve f preuve f d6 preuve f d6 prouver prouver t10 prouver t10 ??? ??? couvert; nuageux couvert; nuageux nuageux,-se admirer (admiration f) admirer (admiraadmirer t6 admiration f habiter habiter habitant habitant se rendre compte de se rendre compte de t12 conscient,-e; consciemment conscient,-e; conscience f conscience f balai m balai m occuper occuper (occupation f) occuper (occupaoccuper t10 visiter visiter ?? digne d‟intérêt ??? digne d‟intérêt ??? curiosité f curiosité f être en train de ; (être occupé,-e à) être en train de être en train de t6 occupé
bezig bezighouden (zich – met) bezighouden met (zich -) bezit („eigendom‟/ „grond‟) bezit f bezit bezitten bezitten bezoek bezoek bezoeken (vaaak -) bezoeken (vaaak -) bezoeken bezoeken bezoeker bezoeker bibliotheek bibliotheek bidden bidden biefstuk biefstuk bier bier bier biet biet bietjes fpl t2 bij („insect‟) bij bij bij de eerste fout bij mij bij mij bij voorbaat dank bij voorbaat dank bij voorbaat bij voorbaat bij voorbeeld bij voorbeeld bij voorbeeld bij bij bij bij bij bij auprès de bij bijeenkomst bijeenkomst bijgelovig bijgelovig
occupé (occupation f) s‟occuper de s'occuper de t8 propriété f possession possession f posséder t1 posséder t1 visite f visite f fréquenter fréquenter t3 visiter ; rendre visite à visiter d8 visiteur m visiteur m bibliothèque f bibliothèque f prier prier bifteck m bifteck m p13 bière f d5 bière f p12 bière f betterave f betterave f betteraves abeille f chez chez ... p8 à la première faute chez moi chez moi p4 merci d'avance merci d'avance p6 d'avance d7 d'avance; à l‟avance ?? par exemple par exemple par exemple p10 à p3 à: <etc.> abeille f abeille f t9 chez près de; près de; auprès de réunion f réunion f d3 superstitiuex,-se p superstitiuex,-se
p13 bijl gaan (voor de - -) bijl gaan (voor de - -) bijl bijl bijlage bijlage bijna bijna bijnaam bijnaam bijten bijten bijvoeglijk naamwoord bijvoeglijk naamwoord bijwonen bijwonen bijwoord bijwoord bijzonder bijzonder spécial,-e biljet p12 biljet binden binden binnen binnen binnendringen binnendringen binnenkomen binnenkomen bioloog bioloog bioloog bioloog bioscoop bioscoop bioscoop bitter amère bitter amère f; amèrement t2 bitter blaar blaar blad blad bladzijde bladzijde blaffen blaffen blaten blaten
céder ?? céder t7 hache f hache f annexe f annexe f presque p6 presque surnom m surnom m t10 mordre mordre épithète f; adjectif épithète f; adjectif assister à assister à adverbe m adverbe m particulier,-ière; spécial,-e particulier,-ière; billet
m
billet m p lier lier dans; dedans dans; dedans pénétrer (dans) pénétrer (dans) entrer entrer d1 biologie f biologie f biologiste m biologiste m cinéma m cinéma m cinéma m p1 amer, amer, amer, amère ampoule f ampoule f feuille f feuille f page f page f d8 aboyer aboyer bêler bêler
blauw blauw blauw blazen blazen bleek (pâleur f) bleek blij (= gelukkig) blij (gelukkig) blij (gelukkig) heureux,-se d1 blij ('tevreden') blij ('tevreden') blijdschap blijdschap blijf aan de lijn blijf aan de lijn blijven <schrijven> blijven continuer à blijven blijven blijven blik („kijken‟) blik („matériau‟) blik ('kijken') p10 blik op de pers T presse p10 blik blik blik m blik blik blik blikopener blikopener bliksem bliksem blind (cécité f) blind blindheid blinken blinken bloed bloed bloeden bloeden bloedverwant bloedverwant bloeien (fig.) bloeien
bleu,-e bleu,-e p7 bleu,-e souffler souffler pâle pâle (pâleur f) content,-e (heureux,-se) <de> content,-e; heureux,-se content,-e; content,-e content,-e p6 joie f joie f ne quitte pas ne quitte pas p11 continuer <à écrire> demeurer; rester d1 rester p11 demeurer ; rester d1 coup m d‟œil fer-blanc m coup m d'oeil m coup
m
d'oeil
sur
la
boîte f boîte f p12 fer-blanc regard m boîte f regard m ouvre-boîtes ouvre-boîtes m foudre f foudre f aveugle aveugle cécité f briller; reluire ?? briller; reluire ?? sang m sang m saigner saigner parent m; … ?? parent m; … ?? prospérer fleurir
bloeien bloeien bloem bloem bloembol bloembol bloemist bloemist bloemkool bloemkool bloes m t5 bloes blok blokken („school‟) blokken blond blond blootstellen (zich – aan) blootstellen (zich -) blozen blozen blussen blussen bodem (grond) bodem (grond) bodem bodem boeiend boeiend passionnant,-e boek boek bouquin m POP t5 boek boeket boeket boekhandel boekhandel boekhandelaar boekhandelaar boekje met 10 zegels boekje met 10 zegels boer m (paysan m) fermier t1 boer m d12 boer boerderij boerderij boerin f; fermière f boerin boete
fleurir prospérer fleur f p7 fleur f p7 bulbe f bulbe f fleuriste m fleuriste m chou-fleur m (choux-fleurs pl) chou-fleur m p13 chemisier chemisier m t5 bûche f bûcher bûcher t5 blond,-e d4 blond,-e s‟exposer à s'exposer <à> t3 rougir rougir éteindre; .. éteindre; ?? sol m sol m fond m t6 fond m ?? captivant,-e; passionnant,-e captivant,-e; livre m p5 livre m; livre m ; bouquin m bouquet m bouquet m librairie f librairie f libraire m libraire m carnet m de dix timbres mpl p6 carnet m de dix timbres mpl p6 agriculteur agriculteur paysan m// agriculteur m ; fermier t1 ferme f ferme f d2 paysanne paysanne f; fermière f amende f
boete bok bok bom bom bonbon bonbon bonnetje bonnetje boom boom boomgaard boomgaard boomgaard boos worden boos worden boos d3 boos boot d1 boot bord („eten‟) bord („verkeer‟) bord (school-) bord t2 bord bord borduren borduren boren boren borst borst borstel borstel borstkas borstkas bos forêt f bos bosbes bosbes boter d3 boter p15 boter boterham boterham botsen tegen (raken) botsen tegen (raken) botsing botsing
amende f bouc m bouc m bombe f bombe f bonbon m bonbon m ticket m ticket m p12 arbre m p9 arbre m verger m verger m verger m t9 se fâcher se fâcher contre fâché,-e fâché,-e bateau
m
assiette
f
bateau m d1 (par le> <en> bateau) assiette f panneau m tableau <noir>
panneau m tableau m broder broder percer percer poitrine f poitrine f brosse f brosse f thorax m thorax m bois m p3; bois m ; forêt f myrtille f myrtille f beurre
m
beurre
m
beurre m tartine f tartine f heurter d6 heurter d6 collision f collision f
bouwen bouwwerk bouwwerk construction f boven (naar – gaan) boven (naar – gaan) boven aan de bladzijde boven de … boven de t3 boven boven boven bovendien (verder) bovendien (verder) bovendien bovendien p8 bovenverdieping (op de -) bovenverdieping (op de -) braaf braaf braam mûron ?? braam braden braden brand brand brand brandweer brandweer service m d‟incendie brandweer<-mannen/ lieden) brandweerman breed breed breedte (géo) breedte (géo) breedte breedte breekbaar breekbaar breien breien breken ('kapot maken') breken ('kapot maken') breken (ver-) breken (ver-) breken breken brengen brengen breuk
construire ; bâtir édifice m ; construction f édifice
m;
monter monter au haut de la page au-dessus au-dessus en haut au-dessus <de …> en haut de plus; en plus ; en outre de plus d8 en plus p13 en plus ; en outre à l‟étage à l‟étage sage; … sage; … mûre; mûre; mûron ?? rôtir rôtir feu m t10 incendie m feu m ; incendie m les pompiers mpl; service m d‟incendie les pompiers mpl; sapeurs-pompiers m ; pompiers pompier m d12 large large (4 m de large) latitude f latitude largeur f largeur f t5 fragile fragile tricoter tricoter casser casser t7 rompre rompre t7 casser d11 rompre t3 porter ; apporter porter ; apporter rupture f t3
breuk brie postale brief brief briefkaart briefkaart briefwisseling briefwisseling brievenbus („adresse‟) brievenbus brievenbus bril d4 bril Brit nique Brits Brits broeikas broeikas broeikaseffect broek (lange -) broek (lange -) broer broer bromfiets bromfiets bromfiets bromfiets bron bron brons brons brood brood broodje broodje brug (oversteek) brug (oversteek) brug brug Brugge Brugge bruid bruid bruidegom bruidegom bruiloft bruiloft bruin bruin bruin bruin bruin
rupture f boîte lettre f p4 lettre f carte f postale carte f postale p6 correspondance f correspondance f p6 boîte postale boîte aux lettres boîte aux lettres lunettes fpl lunettes fpl Britanbritannique britannique serre f serre f t9 effet m de serre f pantalon m pantalon m p1 frère m frère m p6 cyclomoteur m d1 mobylette f d1 mobylette f ; velómoteur ; cyclomoteur m vélomoteur m d1 source f t6 source f bronze m bronze m pain m p3 pain m petit pain petit pain m passerelle f passerelle f pont m pont m Bruges Bruges mariée f mariée f marié m marié m noces fpl noces fpl brun,-e p7 brun,-e t5 brun,-e brun,-e bronzé,-e d1
bruin brullen brullen Brussel Brussel brutaal brutaal insolent,-e buffet buffet bui (pluie) bui (pluie) buigbaar buigbaar buigen buigen buik d4 buik buikje krijgen buikpijn hebben buikpijn hebben p13 buit buit buiten buiten („pas en ville‟) buiten het land buiten buiten buiten pays buitengewoon buitengewoon buitenhuis buitenhuis campagne buitenkans buitenkans buitenkant (aan de -) buitenkant (aan de -) buitenland (in het) buitenland (in het) buitenlander buitenlander buitenlander buitenlander t7 buitenlands buitenlands buitenwijken (voorsteden) buitenwijken (voorsteden) buitmaken buitmaken bulldozer
bronzé,-e d1 rugir rugir Brussel Brussel impertinent,-e; insolent,-e impertinent,-e; buffet m buffet m averse f; ondée f averse f; ondée f flexible flexible plier plier ventre
m
ventre m d4 prendre du ventre avoir mal au ventre avoir mal au ventre m butin m d6 butin m d6 à la campagne à la campagne hors du pays dehors dehors het land
hors
du
f
de
extraordinaire extraordinaire maison f de campagne maison aubaine f aubaine f à l'extérieur ; extérieurement à l'extérieur p15 à l‟étranger à l‟étranger étranger,-ère étranger,-ère étranger,-ère m/f étranger,-ère étranger,-ère étranger,-ère banlieue f banlieue f p15 capturer capturer bulldozer m d6
m/f
bulldozer bundel metrokaartjes bundel metrokaartjes bureau bureau buren d5 buren burgemeester burgemeester burgemeester burger burger burger burger bus („lange trajecten‟) bus ('lange trajecten') bus ('lange trajecten') bus ('lange trajecten') bus d1 bus buur buur buurman buurman/-vrouw buurt („wijk‟) buurt (in de – van) buurt (in de -) buurt p3 buurvrouw cacao cacao cadeau cadeau cadeau café café café cafetaria camcorder camcorder camping camping Canada Canada Canadees Canadees Canadees cassette cassette
bulldozer m d6 carnet m <de métro> carnet m p15 bureau m p5 bureau m p5 voisins mpl voisins mpl d5 maire m (France)// bourgmestre m maire m t6 maire m t6 bourgeois citoyen,-ne bourgeois citoyen,-ne autocar m, car m autocar m d7 car m d1 car m d7 autobus m autobus m voisin,-e voisin,-e voisin m d2 voisin m/ voisine f quartier m aux alentours de ; à proximité de dans le voisinage quartier m voisine f d2 cacao m cacao m cadeau m p8 cadeau m p8 cadeau m p8 café m p1 café m p1 café m p12 cafétéria f camescope m t4 camescope m t4 camping m p14 camping m le Canada le Canada canadien,-ne Canadien,-ne canadien,-ne cassette f p4 cassette f p4 CD m ; disque c. m < compact disc m>
CD CD
CD m CD m p4
CD CD CD compact m p4 CD-speler CD-speler cd-speler cel cel centimeter centimeter centraal centraal centrum (in het – van) centrum centrum centrum centrum charmant charmant charmant chauffeur („beroep‟) chauffeur chauffeur chauffeur m p1 chauffeur chemie („scheikunde‟) chemisch chemisch cheque cheque cheque Chinees Chinees chinees chirurg chirurg chocola chocola choqueren choqueren cijfer (école) cijfer (école) cijfer cijfer circa circa peu près circus circus cirkel cirkel citroen citroen
CD m p4 disque compact m p4 disque platine f laser p8 platine f laser p8 platine f laser cellule f cellule f centimètre m centimètre m central,-e central,-e au centre de centre m p3 centre m p3 centre m p3 centre m p4 charmant,-e charmant,-e charmant,-e chauffeur m conducteur,-trice ; chauffeur m p1 conducteur,-trice ; conducteur m chimie f chimique t9 chimique chèque m t5 chèque m t5 chèque m t5 chinois,-e t10 chinois,-e t10 chinois,-e ; chinois,-e chirurgien m t8 chirurgien m t8 chocolat m d3 chocolat m d3 choquer d2 choquer d2 note f note f chiffre m chiffre m environ ; à peu près environ ; à cirque m cirque m cercle m cercle m citron m citron m
clown clown club club club club club cola cola p12 collega combinatie combinatie commentaar commentaar t10 commentaar compact disc compact disc m; compact m p4 compact disk compact disk m; compact m p8 compleet compleet componeren componeren componist componist computer (werken op de -) computer computer concentreren concentreren concert (n. het – van .. gaan) concert (naar het -) concert (naar het -) concert concert concierge concierge concurrent concurrent concurrentie concurrentie conditie conditie conducteur conducteur receveur m consumeren consumeren consumptie
clown m t8 clown m t8 club m p14 club m p6 club m p6 club m club m coca m p12 coca
m
collègue collègue combinaison f t8 combinaison f t8 commentaire m t10 commentaire commentaire m compact disque m; compact m p4 compact disque compact m; compact m p8 disque
disque
compact
complet, -ète complet, -ète composer composer compositeur compositeur travailler à l‟ordinateur m ordinateur m d5 ordinateur m d5 concentrer concentrer aller au concert de … au concert p4 au concert p4 concert m d10 concert m d10 concierge m/f p1 concierge m/f p1 concurrent,-e ?? concurrent,-e ?? concurrence f concurrence f condition f condition f contrôleur ; receveur m contrôleur ; consommer t2 consommer consommation f t2
m
consumptie contact opnemen met contact opnemen met contant contant liquide contract contract cool („gaaf‟) coorespondentie T coorespondentie T correspondentie correspondentievriend correspondentievriend dant,-e p6 Corrigeren Corrigeren Corsica Corsica Coupé Coupé ment m couscous couscous ('tarwegries') d3 creatief creatief criticus croissant („brood‟) met boter croissant ('brood') croissant ('brood') croissant (een -) croissant (een -) croissant croissant croissants m p3 cultuur f cultuur cultuur Cursus Cursus daad daad daar (!) daar (!) Daar … Daar … daarentegen daarentegen daarginds daarginds daarginds daarna daarna
consommation f t2 contacter d10 contacter qn au comptant ; en liquide au comptant ; en contrat m t8 contrat m cool correspondance f p6 correspondance f p6 correspondance f p6 ami<e> m de plume; correspondant,-e p6 ami<e> m de plume; corresponcorriger corriger Corse f d12 Corse f d12 compartiment m comparticouscous m ('tarwegries') d3 couscous
m
créateur t8 créateur t8 critique m Croissant au beurre croissant m p3 croissant m p3 croissant (un -) m p3 croissant (un -) m p3 croissant m p1 croissant m p1 croissants (des -) civilisation f// culture f culture f p10 culture f p10 cours m cours m acte m d11 acte m d11 là (!) p7 là (!) p7 Comme … Comme … par contre par contre là-bas p15 là-bas p7 là-bas puis, après, ensuite puis,
après,
ensuite dadelijk dadelijk aussitôt; dag ! dag ! p2 dag ! dag („tot ziens‟) dag (tot ziens) dag (journée f) p8 dag dag p13 dagblad dagblad dagelijks dagelijks quotidiennement t8 dageraad (bij de -) dageraad (bij de -) jour dak dak dal dal dalen dalen dame dame damp damp dan (intelligenter dan) dan (intelligenter dan) dan dan dan dan dank u <wel>/ dank je dank U wel dank U wel dank U wel dank U/ dank je dank U/ dank je dank zij dankbaar dankbaar dankzij dansen dansen dapper („stoutmoedig‟) dapper ('stoutmoedig') t8 dapperheid
tout de suite; aussitôt; tout
de
suite;
bonjour ! p2 bonjour
!
bonjour !// salut ! au revoir au revoir p3 jour
m
jour m/ journée f journée
f
quotidien m t11 quotidien m t11 quotidien,-ne// quotidiennement t8 quotidien,-ne// à l‟aube f ; au point m du jour à l‟aube f ; au point m du toit m toit m vallée f vallée f descendre descendre dame f dame f vapeur f vapeur f plus intelligent,-e que plus intelligent,-e que alors alors alors p11 alors p3 merci merci merci merci p3 merci p3 merci p3 Grâce à reconnaissant,-e reconnaissant,-e grâce à t2 danser p4 danser p4 audacieux, -se audacieux,-se// audacieusement bravoure f; audace f
dapperheid audace f dat (= het) is waar dat (het) is waar dat (het) is waar dat doe je niet dat doe je niet dat doe je niet dat geeft niet dat geeft niet rien p6 dat is (dat maakt samen) dat is (dat maakt samen) dat is (dat maakt samen) dat is (het is) dat is (het is) dat is dat is niet ... dat schrijf je niet dat vind ik genoeg dat vind ik genoeg dat zeg je niet dateren uit dateren uit datum (op de -) datum datum dauw dauw de feesten T de feesten T de december (de 5e -) december december deel (gedeelte) deel (gedeelte) deel uitmaken van deel uitmaken van deel deel deel deelnemen aan deelnemen deelnemer deelnemer deeltijd deeltijd deeltijdbaan deeltijdbaan m partiel t8 Deen Deens Deens deftig
bravoure
f;
c‟est vrai c'est vrai p4 c'est vrai p4 cela (ça) ne se fait pas d2 cela (ça) ne se fait pas d2 cela (ça) ne se fait pas d2 cela/ ça ne fait rien p6 cela/ ça ne fait ça fait p10 ça fait p10 cela fait p10 c'est p3 c'est p3 c‟est/ Ce n‟est pas ce n'est pas ... p4 cela ne s‟écrit pas ça (cela) me suffit d5 ça (cela) me suffit d5 cela ne se dit pas dater de t10 dater de t10 à cette date f date f p9 date f p9 rosée f ?? rosée f ?? les fêtes fpl p9 les fêtes fpl p9 van p2 le cinq décembre décembre (m) p8 décembre (m) p8 partie f d6 partie f d6 faire partie de d10 faire partie de d10 part f part f partie f; part f participer à participer <à> d5 participant participant temps m partiel t8 temps m partiel t8 emploi m à temps m partiel t8 emploi m à temps Danois,-e danois,-e danois,-e distingué,-e
deftig e dek dek deken deken f delen (ver-) delen (ver-) delen delen delen delen delen delen t12 delen den(neboom) den(neboom) Denemarken Denemarken denkbeeld denkbeeld denken (aan) denken denken denneappel denneappel departement departement dergelijk („zo‟n‟) dergelijk (zo'n) dergelijk (zo'n) dergelijk dergelijk derhalve derhalve dertien dertien dertig dertigtal dertigtal deskundige deskundige deskundige dessert dessert dessert dessert deugd deugd deugd deur dichtslaan deur dichtslaan deur dichtslaan
distingué,pont m pont m couverture f couverture diviser t12 diviser t12 diviser diviser partager partager partager t12 partager partager pin m pin m le Danemark le Danemark idée f idée f penser à p8 penser p8 penser p8 pomme f de pain pomme f de pain département m p6 département m p6 tel,-le ; pareil,-le tel,-le t6 tel,-le t6 pareil,-le t6 pareil,-le t6 par conséquent par conséquent treize treize trente trentaine f d1 trentaine f d1 expert expert expert dessert m p12 dessert m p12 dessert m p12 dessert m vertu f vertu f vertu f claquer la porte d6 claquer la porte d6 claquer la porte d6
deur dichtslaan deur deur deur diamant diamant diamant dicht dicht dicht dicht dicht dicht dicht dicht dicht p9 dicht die dag die dag die dag die dag die die die die die die dieet („eten‟) dieet dieet dieet t2 dief dief dief d6 dief/ dievegge diefstal diefstal diefstal dienaar dienaar dienaar dienen tot dienen dienen dienen t3 dienst dienst dienst dienstmeisje dienstmeisje dienstmeisje
claquer la porte porte f p5 porte f p5 porte f p5 diamant m diamant m diamant m dense dense dense fermé,-e fermé,-e fermé,-e fermé,-e p9 fermé,-e p9 fermé,-e fermé,-e ce jour-là d10 ce jour-là d10 ce jour-là d10 ce jour-là qui p10 qui p10 qui p10 qui p4 qui p4 qui p4 régime m ('eetgewoonten') ('eetgewoonten') ('eetgewoonten')
régime m t2 régime m t2 régime
m
voleur
m
voleur m d6 voleur m d6
voleur,-euse vol m d6 vol m d6 vol m d6 serviteur m serviteur m serviteur m servir de servir (als: partir) t3 servir (als: partir) t3 servir (als: partir) service m service m service m bonne f t1 bonne f t1 bonne f t1
dienstmeisje dienstregeling dienstregeling dienstregeling dienstregeling diep diep diep diepte diepte diepte diepvries diepvries diepvries diepvries dier dier dier (animaux mpl) d2 dier dieren an hier en van elders dieren an hier en van elders dieren an hier en van elders dierenriem dierenriem dierentuin dierentuin dierentuin d6 dierentuin dierentuin dierentuin dierentuin dij dij dij dijk dijk dijk dik („mensen‟) dik dik dik grosse p14 dik dik dik d2 dik dikwijls dikwijls dikwijls diner diner diner
bonne f horaire m d1 horaire m d1 horaire m d1 horaire m profond,-e profond,-e profond,-e profondeur profondeur profondeur surgelé<s> m d9 surgelé<s> m d9 surgelé<s> m d9 surgelé<s> m animal m (animaux mpl) d2 animal m (animaux mpl) d2 animal
m
animal (pl : animaux) ; bête T animaux mpl d'ici et d'ailleurs p2 T animaux mpl d'ici et d'ailleurs p2 T animaux mpl d'ici et d'ailleurs p2 zodiaque f ?? zodiaque f ?? parc zoologique m d6 parc zoologique m d6 parc zoologique m zoo m d6 zoo m d6 zoo m d6 zoo m ; parc m zooologique cuisse f cuisse f cuisse f digue f digue f digue f gros,-se gros, grosse p14 gros, grosse p14 gros, gros,-se d2 gros,-se d2 gros,-se épais,-se souvent souvent souvent dîner m p9 dîner m p9 dîner m p9
diner dineren dineren dineren ding (een ding) ding ding ding ding ding ding (chose f) p5 dinsdag dinsdag dinsdag dinsdag directeur directeur directeur directeur directeur directeur dirigent dirigeren dirigeren dirigeren dirigeren dit/ het zijn dit/ het zijn dit/ het zijn dobbelsteen dobbelsteen dochter (oudste/ jongste) dochter dochter dochter dochter dochter dochter dochter dode dode dode dode dodelijk dodelijk dodelijk doden doden doden doden doe jij dat ('zorgen voor') doe jij dat ('zorgen voor') doe jij dat ('zorgen voor') d7
dîner m dîner dîner dîner une chose ; un truc (F) ; un machin (P) chose f d1 chose f d1 chose f d1 truc m (chose f) p5 truc m (chose f) p5 truc
m
mardi (m) p9 mardi (m) p9 mardi (m) p9 mardi directeur directeur directeur proviseur proviseur proviseur chef m d‟orchestre diriger d10 diriger d10 diriger d10 diriger ce sont p6 ce sont p6 ce sont p6 dé m dé m fille f (la fille aînée/ cadette) fille f p8 fille f p8 fille f p8 fille p10 fille p10 fille p10 fille f mort,-e mort,-e mort,-e mort m ; morte f mortel,-le mortel,-le mortel,-le tuer t12 tuer t12 tuer t12 tuer tu t'en occupes ? (s'occuper de) d7 tu t'en occupes ? (s'occuper de) d7 tu t'en occupes ? (s'occuper de)
doel doel doel doel doeltreffend doeltreffend doeltreffend efficacement t9 doeltreffend doen (doe jij dat ?) doen doen doen doen dokter dokter dokter (Bonjour, docteur !) dol op (zij is -) dol op (zij is -) dol op (zij is -) dol zijn op dol zijn op dol zijn op dol zijn op dolblij dolblij dolblij e d1 dolblij dolk dolk dolk dom dom dom stupide dom dom dom domheid domheid domheid dominee dominee dominee dommelen dompteur dompteur dompteur donder donder donder donderdag donderdag
but m p14 but m p14 but m p14 but m ; objectif m efficace// efficacement t9 efficace// efficacement t9 efficace// efficace tu t‟en occupes ? faire p8 faire p8 faire p8 faire médecin m (Bonjour, docteur !) médecin m (Bonjour, docteur !) médecin m elle adore p2 elle adore p2 elle adore p2 adorer p4 adorer p4 adorer p4 adorer +4; raffoler de enchanté,-e d1 enchanté,-e d1 enchanté,enchanté,-e poignard m poignard m poignard m bête; stupide bête; stupide bête; dôme m dôme m dôme m bêtise f bêtise f bêtise f pasteur m pasteur m pasteur m sommeiller dompteur m t8 dompteur m t8 dompteur m t8 tonnerre m tonnerre m tonnerre m jeudi p9 jeudi p9
donderdag donderdag donker donker („huid/ haar‟) donker (duister) donker (duister) donker (duister) donker (het is -) donker donker donker donker donker donker dood dood dood dood dood dood (mort,-e) dood doodmoe ('kapot') doodmoe ('kapot') doodmoe ('kapot') doodmoe doof doof doof (surdité f) dooien dooien dooien door te door door door doorbrengen doorbrengen doorbrengen doorbrengen doordringen doordringen doordringen doorgaan <met> doorgaan <met> doorgaan <met> doorgaan <met> doorgaan met doorgaan met doorgaan met doorgaan met doorgaan met doorgaan met
jeudi p9 jeudi obscur,-e ; noir,-e foncé,-e ténèbres ?? ténèbres ?? ténèbres ?? il fait noir foncé,-e t10 foncé,-e t10 foncé,-e t10 obscur obscur obscur mort,-e d2 mort,-e d2 mort,-e d2 mort// f (mort,-e) mort// f (mort,-e) mort//
f
mort,-e crevé,-e d11 crevé,-e d11 crevé,-e d11 exténué,-e ; crevé,-e (F) sourd (surdité f) sourd (surdité f) sourd dégeler (dégel m) dégeler (dégel m) dégeler (dégel m) en + ….. ant par p15; par p15; par
p15;
passer p8 passer p8 passer p8 passer pénétrer pénétrer pénétrer continuer <à> p13 continuer <à> p13 continuer <à> p13 continuer à; continuer +4 continuer <à> d11 continuer <à> d11 continuer <à> d11 continuer à continuer à continuer à
doorgaans doorgaans doorgaans habituellement doorgang doorgang doorgang doorgeven doorgeven doorgeven doorkruisen doorkruisen doorkruisen parcourir t6 doorkruisen doorn doorn doorn doornat doornat doornat jusqu‟aux os doorschijnend doorschijnend doorschijnend doortastend doortastend doortastend doorzetten doorzetten doorzetten doorzoeken doorzoeken doorzoeken doorzoeken doos („pak‟) doos ('pak') doos ('pak') doos ('pak') doos doos doos doos doos doos doos dopen dopen dopen dopen dorp dorp dorp p8 dorp
ordinairement; habituellement ordinairement; habituellement ordinairement; passage m passage m passage m passer passer passer traverser// parcourir t6 traverser// parcourir t6 traverser// traverser; parcourir épine f épine f épine f mouillé/ trempé jusqu‟aux os mouillé/ trempé jusqu‟aux os mouillé/
trempé
transparent,-e transparent,-e transparent,-e ébergique ?? ébergique ?? ébergique ?? persévérer persévérer persévérer fouiller t6 fouiller t6 fouiller t6 fouiller carton m carton m d3 carton m d3 carton m d3 boîte f d3 boîte f d3 boîte f d3 boîte f p12 boîte f p12 boîte f p12 boîte f baptiser baptiser baptiser baptiser village m p8 village m p8 village village m
m
dorst hebben dorst hebben dorst hebben dorst hebben dorst hebben dorst hebben dorst hebben dorst dorst dorst douane douane douane douchen douchen douchen douche t4 douchen douchen douchen douchen dozijn dozijn dozijn dozijn draad draad draad draaien draaien draaien draaien draaien draaien draaien dragen dragen dragen dragen dragen dragen dragen drank drank drank d5 drank drank drank p12 drank drassig drassig drassig draven
avoir soif d7 avoir soif d7 avoir soif d7 avoir soif p12 avoir soif p12 avoir soif p12 avoir soif (soif= f) soif f p12 soif f p12 soif f p12 douanes fpl douanes fpl douanes fpl prendre une douche t4 prendre une douche t4 prendre
une
se doucher t4 se doucher t4 se doucher t4 prendre une douche douzaine f douzaine f douzaine f douzaine f fil m fil m fil m tourner tourner tourner tourner t12 tourner t12 tourner t12 tourner porter porter porter porter p7 porter p7 porter p7 porter boisson f d5 boisson f d5 boisson
f
boisson
f
boisson f p12 boisson f p12
boisson f marécageux,-se marécageux,-se marécageux,-se trotter ??
draven draven dreigen dreigen dreigen (menace f) drempel drempel drempel drenkeling drenkeling drenkeling drenkeling drie drie drie driehoek driehoek driehoek driehoek drift drift drift ??? drijven drijven drijven drinken uit drinken drinken drinken drinken drinken drinken drinkwater drinkwater drogist drogist drogist dromen dromen dromen dromen dromen dromen dromen m) droog droog droog t2 droog droom droom droom
trotter ?? trotter ?? menacer <de> (menace f) menacer <de> (menace f) menacer
<de>
seuil m seuil m seuil m noyé m t3 noyé m t3 noyé m t3 noyé,-e trois trois trois triangle m triangle m triangle m triangle m colère f ??? colère f ??? colère
f
flotter flotter flotter boire dans boire d3 boire d3 boire d3 boire t2 boire t2 boire t2 eau f potable eau f potable pharmacien pharmacien pharmacien rêver rêver d1 rêver d1 rêver d1 rêver m p5 (rêve m) rêver m p5 (rêve m) rêver m p5 (rêve sec; sèche t2 sec; sèche t2 sec; sèche sec, sèche rêver m p14 rêver m p14 rêver
m
p14 druif druif druif druk druk druk occupé,-e druk druk druk druk druk druk drukfout drukfout drukfout drukken (af-) drukken op drukken op drukken op drukken op drukken drukken drukken drukken drukken drukken drukken drukken drukken drukker drukker drukker drummer drummer drummer drummer druppel druppel druppel dubbel dubbel dubbel dubbel dubbelganger dubbelganger dubbelganger duidelijk duidelijk duidelijk duidelijk duidelijk duidelijk
raisin m raisin m raisin m pressé,-e ; occupé,-e pressé,-e ; occupé,-e pressé,-e ; pression f pression f pression f tirage m tirage m tirage m faute d‟impression faute d‟impression faute d‟impression imprimer appuyer sur t5 appuyer sur t5 appuyer sur t5 appuyer sur imprimer imprimer imprimer imprimer t5 imprimer t5 imprimer t5 presser presser presser imprimeur imprimeur imprimeur batteur d10 batteur d10 batteur d10 batteur m goutte f goutte f goutte f double <m> p14 double <m> p14 double <m> p14 double sosie ?? sosie ?? sosie ?? clair,-e clair,-e clair,-e net,-te; nettement t2 net,-te; nettement t2 net,-te; nettement
t2 duidelijk duif duif duif duik nemen duik duik duik m t4 duiken (het -) duiken (NOM) duiken (NOM) duiken (NOM) duiken duiken duiken duim duim duim duin duin duin duister duister duister Duitaland Duitaland Duitaland Duits Duits Duits e m p13 duits Duitser Duitser Duitser duizeling (een – hebben) duizeling duizeling duizeling duizend duizend duizend dun dun dun duren duren duren (durée f) d6 duren duren duren duren
net,-tte; clair,-e pigeon m pigeon m pigeon m faire un plongeon plongeon m t4 plongeon m t4 plongeon plongée f plongée f d1 plongée f d1 plongée f d1 plonger plonger plonger pouce m pouce m pouce m dune f dune f dune f obscur,-e ?? obscur,-e ?? obscur,-e ?? l‟Allemagne (en -) l‟Allemagne (en -) l‟Allemagne (en -) allemand,-e m p13 allemand,-e m p13 allemand,allemand,-e Allemand,-e Allemand,-e Allemand,-e avoir le vertige vertige m t3 vertige m t3 vertige m t3 mille; mil mille; mil mille; mil mince mince mince durer (durée f) d6 durer (durée f) d6 durer durer p9 durer p9 durer p9 durer
durven (ik durf het niet te zeggen) oser (je n‟ose <pas> le dire) durven oser d6 durven oser d6 durven oser d6 dus donc p8 dus donc p8 dus donc p8 duur cher, chère p7 duur cher, chère p7 duur cher, chère p7 duur durée f duur durée f duur durée f duur cher,-ère ; coûteux,-se duw choc m ; poussée f duw choc m ; poussée f duw choc m ; poussée f duwen pousser (poussée f) duwen pousser (poussée f) duwen pousser (poussée f) dwaas fou (m); folle (f) dwaas fou (m); folle (f) dwaas fou (m); folle (f) dwang contrainte f dwang contrainte f dwang contrainte f dwars door à travers t3 dwars door à travers t3 dwars door à travers t3 dwars door au travers de … ; à travers le/la/les dwingen contraindre (contrainte f) dwingen contraindre (contrainte f) dwingen contraindre (contrainte f) dwingen forcer dwingen forcer dwingen forcer eb reflux m ; … eb reflux m ; … eb reflux m ; … echt („waar‟) vrai,-e echt (=oorspronkelijk) véritable<ment> t1 echt (=oorspronkelijk) véritable<ment> t1 echt (=oorspronkelijk) véritable<ment> t1 echt (=waar) vrai,-e // vraiment t1 echt (=waar) vrai,-e // vraiment t1 echt (=waar) vrai,-e // vraiment t1 echt vrai,-e// vraiment t11 echt vrai,-e// vraiment t11
echt vraiment t11 echt echt echt p9 echt echtegenote echter echter echter cependant echtgenoot echtgenoot echtgenoot echtgenoot echtgenote echtgenote echtgenote echtpaar echtpaar echtpaar echtscheiding echtscheiding echtscheiding ecologie ('milieu') ecologie ('milieu') ecologie ('milieu') edel edel edel edelmoedig edelmoedig edelmoedig (générosité f) editie editie editie eed eed eed eekhoorn eekhoorn eekhoorn een familie/ gezin T een familie/ gezin T een familie/ gezin T een paar (enige) een paar (enige) een paar (enige) een paar een paar een paar Een stad in Frankrijk T Een stad in Frankrijk T
vrai,-e// vraiment p9 vraiment p9 vraiment véritable épouse f toutefois ; cependant toutefois ; cependant toutefois ; mari m p8 mari m p8 mari m p8 mari m épouse f épouse f épouse f couple m couple m couple m divorce m divorce m divorce m écologie f p10 écologie f p10 écologie f p10 noble noble noble généreux,-se (générosité f) généreux,-se (générosité f) généreux,-se édition f édition f édition f serment m serment m serment m écureuil m écureuil m écureuil m une famille f p8 une famille f p8 une famille f p8 quelques p9 quelques p9 quelques p9 quelques p9 quelques p9 quelques p9 Une ville f en France f p3 Une ville f en France f p3
Een stad in Frankrijk T een een een eend eend eend eenmaal eenmaal eenmaal eenpersoons eenpersoons eenpersoons personne eenrichtingsverkeer eenrichtingsverkeer eenrichtingsverkeer tion à ….) eentonig eentonig eentonig (monotonie f) eenvoudig eenvoudig eenvoudig f) eenvoudig eenvoudig eenvoudig eenvoudig eenzaam eenzaam eenzaam eer eer eer d10 eer eerbied eerbied eerbied eerbiedig eerbiedig eerbiedig eerder (liever) eerder (liever) eerder (liever) eerder eerder eerder eergisteren eergisteren eergisteren eerlijk eerlijk
Une ville f en France f p3 un,-e un,-e un,-e canard m canard m canard m une fois une fois une fois (valable) pour une personne (valable) pour une personne (valable) pour une sens m unique (circulation à ….) sens m unique (circulation à ….) sens m unique (circulamonotone (monotonie f) monotone (monotonie f) monotone simple (simplicité f) simple (simplicité f) simple (simplicité simple d11 simple d11 simple d11 simple seul (solitude f) seul (solitude f) seul (solitude f) honneur m d10 honneur m d10 honneur m honneur m respect m respect m respect m respectueux,-se respectueux,-se respectueux,-se plutôt plutôt plutôt plus tôt plus tôt plus tôt avant-hier avant-hier avant-hier honnête (honnêteté f) honnête (honnêteté f)
eerlijk (honnêteté f) eerst eerst eerst eerst eerst eerst eerst eerste schooldag eerste schooldag eerste schooldag eerste schooldag eerste eerste eerste première p11 eerste eervol eervol eervol eerzucht eerzucht eerzucht eetbaar eetbaar eetbaar eetlust eetlust eetlust appétit) eeuw eeuw eeuw d8 ; âge eeuw eeuw eeuw eeuw eeuwig eeuwig eeuwig effect effect effect effecten effecten effecten fpl effectenbeurs effectenbeurs effectenbeurs effen („kleur‟) effen effen
honnête d‟abord d‟abord d‟abord d'abord p9 d'abord p9 d'abord p9 d‟abord rentrée f <scolaire> d1 rentrée f <scolaire> d1 rentrée f <scolaire> d1 le jour de la rentrée ; la rentrée premier; première p11 premier; première p11 premier; premier,-ière honorable honorable honorable ambition f ambition f ambition f mangeable ; ?? mangeable ; ?? mangeable ; ?? appétit (cf. Bon appétit) appétit (cf. Bon appétit) appétit
(cf.
Bon
siècle m d8 ; âge siècle m d8 ; âge siècle
m
siècle m t1 siècle m t1 siècle m t1 siècle m; (fig. : âge m) éternel (éternité f) éternel (éternité f) éternel (éternité f) effet m effet m effet m titres mpl ; valeurs fpl titres mpl ; valeurs fpl titres mpl ; valeurs bourse f des valeurs bourse f des valeurs bourse f des valeurs uni,-e égal,-e ; lisse égal,-e ; lisse
effen lisse effen eg eg eg EG EG EG (Communauté Européenne) ei ei ei ei eigen (mijn – schuld) eigen eigen eigen NOM) p5 eigen eigen eigen NOM) t1 eigenaar eigenaar eigenaar eigenaar eigendom eigendom eigendom eigennaam eigennaam eigennaam eigenschap eigenschap eigenschap eik eik eik eiland eiland eiland eiland eind („eindje‟) eind<e> eind<e> eind<e> eind<e> einde (eindje) einde (eindje) einde (eindje) eindexamen doen („school‟) eindexamen doen eindexamen doen eindexamen doen
égal,-e ; lisse herse f herse f herse f la CE (Communauté Européenne) la CE (Communauté Européenne) la
CE
oeuf m t2 oeuf m t2 oeuf m t2 oeuf m ma propre faute propre (+ NOM) p5 propre (+ NOM) p5 propre
(+
propre
(+
propre (+ NOM) t1 propre (+ NOM) t1
propriétaire m t6 propriétaire m t6 propriétaire m t6 propriétaire m propriété propriété propriété nom m propre nom m propre nom m propre qualité f qualité f qualité f chêne m chêne m chêne m île f t10 île f t10 île f t10 Ile f bout m fin f t8 fin f t8 fin f t8 fin f bout m t8 bout m t8 bout m t8 passer son bac (bachot)(baccalauréat) passer son bac t8 passer son bac t8 passer son bac t8
eindexamen eindexamen eindexamen t5 eindexamen eindexamen eindexamen d'études f t5 eindexamen eindigen eindigen eindigen eindigen eis („syndicat‟) eis („syndicat‟) eis („syndicat‟) eis eis eis f; exigence eis eisen eisen eisen (exigence f) eisen ekster ekster ekster elders elders elders elders electriciteit electriciteit electriciteit elf elf elf elftal (het franse -) elftal elftal elftal p14 elftal elftal elftal équipe f nationale) elk<e> elk<e> elk<e> elk<e> elk<e> elk<e> elkaar terugvinden (e. treffen)
bac m t5 bac m t5 bac m examen de fin d'études f t5 examen de fin d'études f t5 examen
de
fin
examen m de fin d‟études finir; terminer d10 finir; terminer d10 finir; terminer d10 finir revendication f revendication f revendication f demande f; exigence demande f; exigence demande exigence f exiger d12 (exigence f) exiger d12 (exigence f) exiger d12 exiger ; réclamer pie f pie f pie f ailleurs ailleurs ailleurs ailleurs électricité f électricité f électricité f onze onze onze le onze national ; l‟équipe de France onze (le -) p14 onze (le -) p14 onze (le -) onze m (cf. équipe f nationale) onze m (cf. équipe f nationale) onze m (cf. chaque p14 chaque p14 chaque p14 chaque p9 chaque p9 chaque p9 se retrouver d3
elkaar terugvinden (e. treffen) elkaar terugvinden (e. treffen) elkaar elleboog elleboog elleboog ellende ellende ellende els („arbre‟) els („arbre‟) els („arbre‟) émail émail émail e-mail emigrant emigrant emigrant emigreren emigreren emigreren tion f) emmer emmer emmer emotie emotie emotie emotie en met jou ? en met jou/ en jij ? en met jou/ en jij ? en met jou/ en jij ? en en en VERBINDEN) en en en en ene kant (aan de - -) ene kant (aan de - -) ene kant (aan de - -) ene kant (aan de - -) ene kant (aan de - -) ene kant (aan de - -) ene kant (aan de -) energie (kern-) energie energie energie energie energie
se retrouver d3 se retrouver d3 se ; l‟un l‟autre/ les uns les autres etc. coude m coude m coude m misère f misère f misère f aune m aune m aune m émail m émail m émail m e-mail m; courrier électronique ; mél m émigrant ; émigré émigrant ; émigré émigrant ; émigré émigrer (émigration f) émigrer (émigration f) émigrer
(émigra-
seau m seau m seau m émotion f t4 émotion f t4 émotion f t4 emotion<s> f et toi ? et toi ? p2 et toi ? p2 et toi ? p2 et (NOOIT VERBINDEN) et (NOOIT VERBINDEN) et (NOOIT et p2 et p2 et p2 et (altijd uitspreken zonder liaison) d'un côté m t6 d'un côté m t6 d'un côté m t6 d'une part (f) t6 d'une part (f) t6 d'une part (f) t6 d‟un côté énergie f nucléaire énergie f énergie f énergie f énergie f t9 énergie f t9
energie energiek energiek energiek Engeland Engeland Engeland ) Engels (in het -) Engels (in het -) Engels (in het -) engels (in het -) enige (enkele) enige enige enige p9 enige enige enige enigszins enigszins enigszins enkel („juist‟‟alleen‟) enkel („lichaam‟) enkel („tennis‟) enkel („tennis‟) enkel („tennis‟) enkel ('juist';'alleen') enkel ('juist';'alleen') enkel ('juist';'alleen') enkel ('lichaam') enkel ('lichaam') enkel ('lichaam') enkelvoud enkelvoud enkelvoud enorm ('bijwoord') enorm ('bijwoord') enorm ('bijwoord') enorm enquête enquête enquête enquête enveloppe enveloppe enveloppe enzovoort enzovoort enzovoort er (erin, erheen) er (erin, erheen) er (erin, erheen)
énergie f t9 énergique énergique énergique l‟Angleterre f (en -) l‟Angleterre f (en -) l‟Angleterre f (en en anglais p6 en anglais p6 en anglais p6 en anglais quelques quelques p9 quelques p9 quelques seul,-e p13 seul,-e p13 seul,-e p13 quelque peu quelque peu quelque peu juste cheville f simple m simple m simple m juste p6 juste p6 juste p6 cheville f t3 cheville f t3 cheville f t3 singulier m singulier m singulier m énormément d9 énormément d9 énormément d9 énorme enquête f t11 enquête f t11 enquête f t11 enquête f ; („police‟ : une information) enveloppe f enveloppe f enveloppe f etc.; et caetera etc.; et caetera etc.; et caetera y d7 y d7 y d7
er (erin, erop, eraan, erheen) er … uitzien er … uitzien er … uitzien er is (zijn) geweest er is + er zijn er is/ zijn er is/ zijn er is/ zijn er is/ zijn er is/ zijn er is/ zijn er uitzien er was + er waren er was/ waren er was/ waren er was/ waren er zijn heel wat mensen er zijn heel wat mensen er zijn heel wat mensen ereboog ereboog ereboog ?? eren eren eren erf erf erf erfenis erfenis erfenis erfgenaam erfgenaam erfgenaam erg (ernstig) erg (ernstig) erg (ernstig) erg (ernstig) erg (heel) hard erg (heel) erg (heel) erg (heel) ergens anders ergens anders ergens anders ergens anders ergens heeft hij gelijk ergens tegen zijn ergens tegen zijn ergens tegen zijn ergens voor zijn ergens voor zijn ergens voor zijn
y avoir l'air ... d2 avoir l'air ... d2 avoir l'air ... d2 il y a eu il y a il y a p3 il y a p3 il y a p3 il y a p5 il y a p5 il y a p5 avoir l‟air de il y avait il y avait d1 il y avait d1 il y avait d1 il y a du monde p9 il y a du monde p9 il y a du monde p9 arc m de triomphe ?? arc m de triomphe ?? arc m de triomphe honorer honorer honorer cour f; … cour f; … cour f; … héritage héritage héritage héritier,-ière héritier,-ière héritier,-ière grave d1 grave d1 grave d1 grave ; sérieux,-se très vite très p8 très p8 très p8 ailleurs d11 ailleurs d11 ailleurs d11 ailleurs ; (autre part) (Pop.) Il a raison quelque part être contre qch t11 être contre qch t11 être contre qch t11 être pour qch t11 être pour qch t11 être pour qch t11
ergens voor/ tegen zijn ergens ergens ergens ergeren (zich – aan) ergeren (zich – aan) ergeren (zich – aan) ergste ergste ergste ergste erkennen erkennen erkennen (reconnaissance f) erkentelijk erkentelijk erkentelijk <de> ernstig ernstig ernstig (sérieux m) erts erts erts ervaring ervaring ervaring erwt erwt erwt es („arbre‟) es („arbre‟) es („arbre‟) esdoorn esdoorn esdoorn etage etage etage (étalage m) etalage etalage etalage etalage etalage etalage etalage etaleren (uispreiden) etaleren (uispreiden) etaleren (uispreiden) etappe (de eerste – van …) etappe etappe
être pour/ contre quelque chose quelque part quelque part quelque part s‟irriter de ?? s‟irriter de ?? s‟irriter de ?? pire m t1 pire m t1 pire m t1 pire reconnaître (reconnaissance f) reconnaître (reconnaissance f) reconnaître reconnaissant,-e <de> reconnaissant,-e <de> reconnaissant,-e sérieux,-se (sérieux m) sérieux,-se (sérieux m) sérieux,-se minerai m minerai m minerai m expérience f expérience f expérience f pois m pois m pois m frêne m frêne m frêne m érable m érable m érable m étage m (étalage m) étage m (étalage m) étage étalage m d6 étalage m d6 étalage m d6 vitrine f d6 vitrine f d6 vitrine f d6 étalage m ; vitrine f ; devanture f étaler étaler étaler la première étape de étape f t8 étape f t8
m
etappe eten („avondmaal‟) eten (iets -) eten (iets -) eten (iets -) eten (iets gaan -) eten eten eten manger etui etui etui Europa Europa Europa Europeaan Europeaan Europeaan Europees Europees Europees europees Europese Gemeenschap Europese Gemeenschap Europese Gemeenschap t11 Europese Unie Europese Unie Europese Unie (UE) t11) europese union (in de -) even even even (un moment) even even even de … even even even evenaar evenaar evenaar eveneens eveneens eveneens eventueel eventueel eventueel evenveel als evenveel evenveel
étape f t8 dîner m manger p5 manger p5 manger p5 aller manger quelque chose dîner p5 ; manger dîner p5 ; manger dîner
p5 ;
étui m étui m étui m l‟Europe f (en -) l‟Europe f (en -) l‟Europe f (en -) Européen,-ne Européen,-ne Européen,-ne européen,-ne d5 européen,-ne d5 européen,-ne d5 européen,-nne Communauté f Européenne (CE) t11 Communauté f Européenne (CE) t11 Communauté f Européenne (CE) l‟UE (Union f Européenne (UE) t11) l‟UE (Union f Européenne (UE) t11) l‟UE (Union f Européenne en Union Européenne (en UE) un instant (un moment) un instant (un moment) un instant le temps de … le temps de … le pair pair pair équateur m équateur m équateur m également également également éventuel,-lle éventuel,-lle éventuel,-lle autant que autant t2 autant t2
temps
evenveel evenwicht evenwicht evenwicht evenwicht evenwicht evenwicht evenwicht evenwijdig (parallel) evenwijdig (parallel) evenwijdig (parallel) exexext1 ex ex ex exexcuseren excuseren excuseren ezel ezel ezel ezel ezel ezel ezel fabel fabel fabel fabriek ( -) fabriek ( -) fabriek ( -) fabriek fabriek fabriek t8 fabriek fabrikaat fabrikaat fabrikaat turé fabrikant fabrikant fabrikant failliet gaan failliet gaan failliet gaan failliet failliet failliet fakkel fakkel
autant t2 équilibre m équilibre m équilibre m équilibre m t2 équilibre m t2 équilibre m t2 équilibre m parallèle parallèle parallèle ancien,-ne t1 ancien,-ne t1 ancien,-ne ex ex ex ancien,-nne …. excuser (excuse f) excuser (excuse f) excuser (excuse f) âne m âne m âne m âne m d2 âne m d2 âne m d2 âne m fable f fable f fable f fabrique f t8 fabrique f t8 fabrique f t8 usine f (fabrique f) t8 usine f (fabrique f) t8 usine f (fabrique f) usine f ; (fabrique f) produit manufacturé produit manufacturé produit
manufac-
fabricant m fabricant m fabricant m faire faillite faire faillite faire faillite en faillite en faillite en faillite flambeau m flambeau m
fakkel m faluwvallen faluwvallen faluwvallen familie (zij is -) familie familie familie familie familienaam familienaam familienaam fanfarekorps fanfarekorps fanfarekorps fantastisch ! fantastisch fantastisch fantastisch fantastisch fantastisch fantastisch fautueil fautueil fautueil februari februari februari februari februari februari februari fee fee fee feeëriek feeëriek feeëriek feest (het is -) feest feest feest feest feest feest feest feest feest feest feest feestelijk feestelijk feestelijk feestje
flambeau s‟évanouir s‟évanouir s‟évanouir elle est de mes parents ? famille f p8 famille f p8 famille f p8 famille f nom m de fille nom m de fille nom m de fille fanfare f fanfare f fanfare f formidable !; fanatstique fantastique p4 fantastique p4 fantastique p4 formidable p11 formidable p11 formidable p11 fauteuil m fauteuil m fauteuil m février février février février (m) p8 février (m) p8 février (m) p8 février fée f fée f fée f féérique féérique féérique c‟est la fête fête f p6 fête f p6 fête f p6 fête f p8 fête f p8 fête f p8 fête f p9 fête f p9 fête f p9 fête f fête f solennel,-lle solennel,-lle solennel,-lle boum f d11
feestje feestje d11 feestje feestmaal feestmaal feestmaal feestvreugde feestvreugde feestvreugde feit feit feit feit feliciteren feliciteren feliciteren félicitations fpl fiets fiets fiets p14 fiets fiets fiets p8 fiets fiets fiets fiets fiets fiets fiets fietsen (het -) fietsen fietsen fietsen (cycliste m) fietsen fietsen fietsen pedaler p14 fietsen fietsen fietsen fietsen figuur figuur figuur figuurzaag figuurzaag figuurzaag fijnproever fijnproever fijnproever
boum f d11 boum
f
boum f banquet m ?? banquet m ?? banquet m ?? allégresse f allégresse f allégresse f fait m t10 fait m t10 fait m t10 fait m féliciter <de>??? félicitations fpl féliciter <de>??? félicitations fpl féliciter
<de>???
bicyclette f p14 bicyclette f p14 bicyclette f bicyclette f p8 bicyclette f p8 bicyclette f vélo m p14 vélo m p14 vélo m p14 vélo m p8 vélo m p8 vélo m p8 vélo m ; bicyclette f cyclisme m cyclisme (le -) p14 (cycliste m) cyclisme (le -) p14 (cycliste m) cyclisme (le -) p14 faire du vélo ; pedaler p14 faire du vélo ; pedaler p14 faire
du
vélo ;
vélo (le -) p14 vélo (le -) p14 vélo (le -) p14 faire du vélo ; pédaler figure f figure f figure f scie f à découper scie f à découper scie f à découper gourmet m t8 gourmet m t8 gourmet m t8
fijnproever filial filial filial f film („filmrolletje‟) film ('filmrol') film ('filmrol') film ('filmrol') film film film film film film film film film filmen filmen filmen filmen filmjournaal filmjournaal filmjournaal financeren financeren financeren fpl) financieel financieel financieel finish finish finish finish firma firma firma maison f fiscus fiscus fiscus flat flat flat ment m p3 flat flat flat ment m p4 flat flatgebouw flatgebouw flatgebouw
gourmet succursale f succursale f succursale pellicule f pellicule f t4 pellicule f t4 pellicule f t4 film m p4 film m p4 film m p4 film m t4 film m t4 film m t4 pellicule f pellicule f pellicule f filmer d6 filmer d6 filmer d6 filmer actualités fpl actualités fpl actualités fpl financer (finances fpl) financer (finances fpl) financer (finances financier,-ière financier,-ière financier,-ière arrivée f p3 arrivée f p3 arrivée f p3 arrivée f firme f ; maison f firme f ; maison f firme fisc m fisc m fisc m appartement m p3 appartement m p3 apparteappartement m p4 appartement m p4 apparteH.L.M. f; appartement m immeuble m immeuble m immeuble m
f;
flauw flauw flauw flauw flensje flensje flensje fles fles fles d3 fles fles fles p12 fles flink flink flink flits flits flits flonkeren flonkeren flonkeren lement m) fluisteren fluisteren fluisteren fluit fluit fluit fluit fluiten fluiten fluiten (sifflement m) fluweel fluweel fluweel foei ! foei ! foei ! fokken fokken fokken folder folder folder d7 folder fooi fooi fooi m
fade t2 fade t2 fade t2 fade ; insipide crêpe f … crêpe f … crêpe f … bouteille f d3 bouteille f d3 bouteille
f
bouteille
f
bouteille f p12 bouteille f p12
bouteille ferme ferme ferme éclair m éclair m éclair m étinceler (étincellement m) étinceler (étincellement m) étinceler (étincelchuchoter chuchoter chuchoter flûte f p4 flûte f p4 flûte f p4 flûte f siffler (sifflement m) siffler (sifflement m) siffler velours m velours m velours m fi donc ! fi donc ! fi donc ! élever élever élever dépliant m d7 dépliant m d7 dépliant m dépliant m pourboire m pourboire m pourboire
forel forel forel formaat formaat formaat formule formule formule formuleren formuleren formuleren tion f) formulier („invulblaadje‟) formulier formulier formulier formulier formulier formulier laire m d1 formulier fortuin fortuin fortuin forumule forumule forumule fossiel fossiel fossiel foto foto foto foto foto foto foto fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograaf fotograferen fotograferen fotograferen prendre une photo fotograferen fotorolletje fotorolletje fotorolletje fototoestel fototoestel
truite f truite f truite f format m format m format m formule t5 formule t5 formule t5 formuler (formulation f) formuler (formulation f) formuler (formulafiche f fiche f d1 fiche f d1 fiche f d1 formule f formulaire m d1 formule f formulaire m d1 formule f formuformulaire m ; formule f fortune f fortune f fortune f formule f formule f formule f fossile m fossile m fossile m photo f photo f photo f photo f p1 photo f p1 photo f p1 photo f photographe m photographe m photographe m photographe m d6 photographe m d6 photographe m d6 photographe photographier ; prendre une photo photographier ; prendre une photo photographier ; photographier pellicule f d6 pellicule f d6 pellicule f d6 appareil m photo d1 appareil m photo d1
fototoestel d1 fototoestel fout fout fout fout fout fout fautif,-ve (faute f) fout framboos framboos framboos framboos franc frank (franc) frank (franc) frank (franc) frankrijk (in -) Frankrijk en het Frans T Frankrijk en het Frans T Frankrijk en het Frans T Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk Frankrijk frans („taal‟) Frans Frans Frans p2 frans Fransman/ française fris („koel‟) fris, koel, vers fris, koel, vers fris, koel, vers frisdrank met belletjes frisdrank met belletjes frisdrank met belletjes frisdrank fronsen fronsen fronsen front front front fruit fruit fruit fruitcocktail
appareil m photo appareil m photo faute f t7 faute f t7 faute f t7 faux,-sse// fautif,-ve (faute f) faux,-sse// fautif,-ve (faute f) faux,-sse// faute f framboise f d12 framboise f d12 framboise f d12 framboise f franc m franc m p3 franc m p3 franc m p3 en France la France f et le français m p1 la France f et le français m p1 la France f et le français m p1 France f France f France f France f p1 France f p1 France f p1 français m français m p2 français m p2 français m français,-e Français,-e frais, fraîche frais, fraîche d1 frais, fraîche d1 frais, fraîche d1 limonade f p15 limonade f p15 limonade f p15 boisson f rafrachaîssante ? ?? ?? ?? front m front m front m fruits mpl fruits mpl fruits mpl cocktail m de fruits d3
fruitcocktail fruitcocktail fruits d3 fruitcocktail functie functie functie gaaf ('cool') gaaf ('cool') gaaf ('cool') gaaf (te gek) gaan (het gaat goed <met mij> gaan liggen gaan om gaan om gaan om gaan om gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan zitten gaan gaan gaan gaan gaan gaan gaan gaar gaar gaar gaarne gaarne gaarne gaat om (het -) gaat om (het -) gaat om (het -) gaat U zitten ! gaat U zitten ! gaat U zitten ! gaat u zitten ! gaat zitten (hij - -) gaat zitten (hij - -) gaat zitten (hij - -) gadeslaan gadeslaan
cocktail m de fruits d3 cocktail
m
de
cocktail m de fruits fonction f fonction f fonction f cool p7 cool p7 cool p7 chouette ça/ cela va bien (moi, je vais bien) se choucher s'agir de t6 s'agir de t6 s'agir de t6 s‟agir de (il s‟agit de …) s'asseoir p12 s'asseoir p12 s'asseoir p12 s'asseoir t4 s'asseoir t4 s'asseoir t4 s'asseoir t5 s'asseoir t5 s'asseoir t5 se mettre p12 se mettre p12 se mettre p12 s‟asseoir ; se mettre aller <à> aller <à> aller <à> aller p10 aller p10 aller p10 aller cuit (bien -) cuit (bien -) cuit (bien -) volontiers volontiers volontiers il s'agit de t6 il s'agit de t6 il s'agit de t6 asseyez-vous ! t5 asseyez-vous ! t5 asseyez-vous ! t5 asseyez-vous ! il s'assied t4 il s'assied t4 il s'assied t4 observer observer
gadeslaan gang gang gang corridor m p5 gangbaar gangbaar gangbaar cours gans gans gans gans gapen gapen gapen garage garage garage garage garage garage garage garanderen garanderen garanderen f) garanderen garanderen garanderen garanderen garen garen garen garnaal garnaal garnaal garnaal garnaal garnaal garnaal gas gas gas gaskraan gaskraan gaskraan du gaz gaspedaal gaspedaal gaspedaal gast gast gast invitée f hote m p9
observer couloir m ; corridor m p5 couloir m ; corridor m p5 couloir m ; valable ; ayant cours valable ; ayant cours valable ;
ayant
oie f oie f t7 oie f t7 oie f t7 baîller ?? baîller ?? baîller ?? garage m garage m garage m garage m p1 garage m p1 garage m p1 garage m garantir (garantie f) garantir (garantie f) garantir (garantie garantir t7 garantir t7 garantir t7 garantir fil m fil m fil m crevette f crevette f crevette f crevette f d5 crevette f d5 crevette f d5 crevette f gaz m gaz m gaz m rabinet à gaz ; - du gaz rabinet à gaz ; - du gaz rabinet à gaz ; accélérateur m accélérateur m accélérateur m invité m; invitée f hote m p9 invité m; invitée f hote m p9 invité m;
gast gastvrij gastvrij gastvrij (hospitalité f) gat gat gat gat gauw gauw gauw rapide gazon gazon gazon geabonneerd geabonneerd geabonneerd geacht geacht geacht geadresseerde geadresseerde geadresseerde e gearmd gearmd gearmd dessous gebaar gebaar gebaar gebaar gebak gebak gebak gebed gebed gebed gebed gebergte gebergte gebergte gebergte gebergte gebergte gebergte gebeuren gebeuren gebeuren arriver ; avoir lieu d11 gebeuren gebeurtenis gebeurtenis
invité,-e ; hôte m hospitalier,-ière (hospitalité f) hospitalier,-ière (hospitalité f) hospitalier,-ière trou m trou m trou m trou m vite ; rapide vite ; rapide vite ; gazon m gazon m gazon m abonné,-e d4 abonné,-e d4 abonné,-e d4 estimé,-e estimé,-e estimé,-e destinataire m ; adressé,-e destinataire m ; adressé,-e destinataire m ; adressé,bras dessus bras dessous bras dessus bras dessous bras dessus bras geste m d11 geste m d11 geste m d11 geste m pâtisserie f pâtisserie f pâtisserie f prière f t1 prière f t1 prière f t1 prière f montagne f d7 montagne f d7 montagne f d7 montagne f p11 montagne f p11 montagne f p11 montagne f se passer ; arriver ; avoir lieu d11 se passer ; arriver ; avoir lieu d11 se se passer ; arriver événement m p14 événement m p14
passer ;
gebeurtenis gebeurtenis gebied gebied gebied territoire m t2 gebied gebieden gebieden gebieden ordonner gebit gebit gebit f //; dentier m gebladerte gebladerte gebladerte gebod gebod gebod les 10 commandements geboorte geboorte geboorte geboorte geboorteland geboorteland geboorteland geboren ( >> geboren worden) geboren ( >> geboren worden) geboren ( >> geboren worden) geboren worden gebouw (appartementen-) gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw gebouwd (>> bouwen) gebouwd (>> bouwen) gebouwd (>> bouwen) gebraad gebraad
événement m p14 événement m domaine m territoire m t2 domaine m territoire m t2 domaine
m
domaine m commander ; ordonner commander ; ordonner commander ; denture f //; dentier m denture f //; dentier m denture feuillage m feuillage m feuillage m ordre m; les 10 commandements ordre m; les 10 commandements ordre
m;
naissance f d6 naissance f d6 naissance f d6 naissance f pays m d‟origine pays m d‟origine pays m d‟origine né,-e ( >> naître) d2 né,-e ( >> naître) d2 né,-e ( >> naître) d2 naître ( >>> je suis né) immeuble m bâtiment m d5 bâtiment m d5 bâtiment m d5 bâtiment m p15 bâtiment m p15 bâtiment m p15 bâtiment m p5 bâtiment m p5 bâtiment m p5 immeuble m p15 immeuble m p15 immeuble m p15 immeuble m t1 immeuble m t1 immeuble m t1 bâtiment m ; édifice m construit,-e ( >> construire) t1 construit,-e ( >> construire) t1 construit,-e ( >> construire) t1 rôti m rôti m
gebraad gebrek („afwezigheid‟) gebrek („manco‟) gebrek („manco‟) gebrek („manco‟) gebrek ('fout') gebrek ('fout') gebrek ('fout') gebrek gebrek gebrek gebrek gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik gebruiken gebruiken gebruiken gebruiken gebruiken gebruiken gebruiken gebrul gebrul gebrul ment m gedachtenwisseling gedachtenwisseling gedachtenwisseling gedeelte gedeelte gedeelte gedeelte gedeelte gedeelte gedicht gedicht gedicht gedicht gedicht gedicht gedicht
rôti m manque m ; pénurie f manque m manque m manque m défaut m t7 défaut m t7 défaut m t7 défaut m t7 défaut m t7 défaut m t7 défaut m emploi m ; utilisation f ; (usage m) emploi m emploi m emploi m emploi m t7 emploi m t7 emploi m t7 emploi m t9 emploi m t9 emploi m t9 utilisation f t7 utilisation f t7 utilisation f t7 utilisation f t9 utilisation f t9 utilisation f t9 utiliser t5 utiliser t5 utiliser t5 utiliser; employer utiliser; employer utiliser; employer employer ; utiliser ; se servir de rugissement m rugissement m rugisseéchange m d‟idées échange m d‟idées échange m d‟idées part f part f part f partie f partie f partie f poème m poème m poème m poème m d8 poème m d8 poème m d8 poème m// poésie f
gedrag gedrag gedrag comportement m gedragen (zich -) gedragen (zich -) gedragen (zich -) ter gedrang gedrang gedrang geduld hebben geduld hebben geduld hebben geduld hebben geduld geduld geduld gedurende gedurende gedurende gedurig gedurig gedurig continuel,-lle gedwee gedwee gedwee geel geel geel geel geel geel geen dank geen dank geen dank geen dank geen dank geen dank p15 geen dank geen dank geen dank geen dank geen enkel geen enkel geen enkel geen sprake van geen sprake van geen sprake van geen sprake van geen geen geen
conduite f; comportement m conduite f; comportement m conduite
f;
se conduire; se comporter se conduire; se comporter se conduire; se comporbousculade f; ?? bousculade f; ?? bousculade f; ?? patienter t5 patienter t5 patienter t5 patienter patience f patience f patience f pendant pendant pendant continu,-e ?? continuel,-lle continu,-e ?? continuel,-lle continu,-e
??
docile ?? docile ?? docile ?? jaune jaune jaune jaune p7 jaune p7 jaune p7 de rien p15 de rien p15 de rien p15 il n'y a pas de quoi p15 il n'y a pas de quoi p15 il n'y a pas de quoi pas de quoi p15 pas de quoi p15 pas de quoi p15 de rien ; pas de quoi aucun,-e t7 aucun,-e t7 aucun,-e t7 pas question p13 pas question p13 pas question p13 pas question de … aucun,-e; pas de … aucun,-e; pas de … aucun,-e;
pas de … geenszins geenszins geenszins nullement geest geest geest geestdodend geestdodend geestdodend geestdriftig geestdriftig geestdriftig (enthousiasme m) geestelijk geestelijk geestelijk geestig geestig geestig gefrustreerd gefrustreerd gefrustreerd gefrustreerd gegeven gegil gegil gegil perçants ?? gehakt gehakt gehakt gehavend gehavend gehavend gehechtheid gehechtheid gehechtheid gehechtheid geheel geheel geheel geheim geheim geheim geheim geheimzinnig geheimzinnig geheimzinnig geheugen geheugen geheugen gehoorzaam gehoorzaam
pas du tout ; nullement pas du tout ; nullement pas
du
tout ;
esprit m esprit m esprit m abrutissant,-e abrutissant,-e abrutissant,-e enthousiaste (enthousiasme m) enthousiaste (enthousiasme m) enthousiaste spirituel,-lle ?? spirituel,-lle ?? spirituel,-lle ?? plein d‟esprit ?? plein d‟esprit ?? plein d‟esprit ?? frustré,-e t7 frustré,-e t7 frustré,-e t7 frustré,-e donnée f cris mpl perçants ?? cris mpl perçants ?? cris hachis m ??? hachis m ??? hachis m ??? délabré,-e délabré,-e délabré,-e affection f t7 affection f t7 affection f t7 affection f ; attachement m entier,-ière entier,-ière entier,-ière secret,-ète t5 secret,-ète t5 secret,-ète t5 secret,-ète mystérieux,-se mystérieux,-se mystérieux,-se mémoire f mémoire f mémoire f obéissant,-e obéissant,-e
mpl
gehoorzaam gehoorzamen gehoorzamen gehoorzamen gehorig gehorig gehorig gehucht gehucht gehucht geit geit geit geit geit geit geit gek gek gek d5 gek gek gek gek gekomen (>> komen) gekomen (>> komen) gekomen (>> komen) gekookt gekookt gekookt gekozen ( >> kiezen) gekozen ( >> kiezen) gekozen ( >> kiezen) gekund ( >> kunnen) gekund ( >> kunnen) gekund ( >> kunnen) gelaat gelaat gelaat visage m gelaten gelaten gelaten (résignation f) geld geld geld p10 geld geldig geldig geldig p15 geldig
obéissant,-e obéir <à> (obéissance f) obéir <à> (obéissance f) obéir <à> (obéissance f) ?? ?? ?? hameau m hameau m hameau m chèvre f chèvre f chèvre f chèvre f d7 chèvre f d7 chèvre f d7 chèvre f fou, folle d5 fou, folle d5 fou,
folle
fou,folle fou,folle fou,folle fou, folle venu ( >> venir) ? t1 venu ( >> venir) ? t1 venu ( >> venir) ? t1 bouilli,-e d5 bouilli,-e d5 bouilli,-e d5 choisi,-e (>> choisir) p15 choisi,-e (>> choisir) p15 choisi,-e (>> choisir) p15 pu ( >> pouvoir) d6 pu ( >> pouvoir) d6 pu ( >> pouvoir) d6 figure f; visage m figure f; visage m figure
f;
résigné,-e (résignation f) résigné,-e (résignation f) résigné,-e argent m p10 argent m p10 argent argent m valable p15 valable p15 valable valable
m
geldigheid geldstuk geldstuk geldstuk t5 geldstuk geleden (twee jaar -) geleden (twee jaar -) geleden (twee jaar -) geleden (twee jaar -) geleerd geleerd geleerd geleerde geleerde geleerde gelegen op ('richting') gelegen op ('richting') gelegen op ('richting')
validité f
gelegen op het zuiden gelegenheid gelegenheid gelegenheid gelei gelei gelei geleidelijk geleidelijk geleidelijk graduellement t3 geleidelijk geleidelijk geleidelijk t3 geleidelijk geleiden geleiden geleiden gelezen ( >> lezen) gelezen ( >> lezen) gelezen ( >> lezen) geliefd geliefd geliefd gelijk hebben gelijk hebben gelijk hebben gelijk gelijk gelijk (égalité f) gelijk gelijk gelijk
exposé,-e au sud occasion f d9 occasion f d9
pièce f t5 pièce f t5 pièce f pièce f il y a (deux ans) d6 il y a (deux ans) d6 il y a (deux ans) d6 il y a deux ans ; (voici deux ans) savant; docte savant; docte savant; docte savant savant savant exposé,-e (au ...) t1 exposé,-e (au ...) t1 exposé,-e (au ...) t1
occasion f d9 gelée f ?? gelée f ?? gelée f ?? graduel,-lle; graduellement t3 graduel,-lle; graduellement t3 graduel,-lle; progressivement t3 progressivement t3 progressivement graduellement ; progressivement conduire conduire conduire lu (>> lire) d5 lu (>> lire) d5 lu (>> lire) d5 chéri,-e chéri,-e chéri,-e avoir raison avoir raison avoir raison égal,-e (égalité f) égal,-e (égalité f) égal,-e pareillement pareillement pareille-
ment gelijken op gelijken op gelijken op gelijkenis gelijkenis gelijkenis gelijktijdig gelijktijdig gelijktijdig même temps geloof geloof geloof geloofwaardig geloofwaardig geloofwaardig geloven geloven geloven geloven geluid geluid geluid geluid geluidsbarrière geluidsbarrière geluidsbarrière geluk ( >> toeval) geluk ( >> toeval) geluk ( >> toeval) geluk hebben geluk hebben geluk hebben geluk geluk geluk geluk geluk geluk p13 geluk geluk gelukkig („blij‟) gelukkig (blij) gelukkig (blij) gelukkig (blij) gelukkig Nieuwjaar gelukkig Nieuwjaar gelukkig Nieuwjaar gelukkig nieuwjaar gelukkig gelukkig gelukkig gelukkig
ressembler à ressembler à ressembler à ressemblance f ressemblance f ressemblance f simultanément; en même temps simultanément; en même temps simultanément; en foi f foi f foi f digne de foi ??? digne de foi ??? digne de foi ??? croire <en>/ <à> croire croire croire bruit m d6 bruit m d6 bruit m d6 bruit m barrière f sonique barrière f sonique barrière f sonique chance f p13 chance f p13 chance f p13 avoir de la chance f p8 avoir de la chance f p8 avoir de la chance f p8 bonheur m bonheur m bonheur m bonheur m p13 bonheur m p13 bonheur m bonheur m chance f content,-e <de> heureux,-se d1 heureux,-se d1 heureux,-se d1 Bonne Année f p9 Bonne Année f p9 Bonne Année f p9 Bonne Année heureusement p3 heureusement p3 heureusement p3 heureusement p8
gelukkig gelukkig gelukkig gelukwens gelukwens gelukwens gemak gember gember gember gemeen gemeen gemeen gemeen gemeen<schappelijk> hebben gemeen<schappelijk> hebben gemeen<schappelijk> hebben gemeenschap gemeenschappelijk hebben gemeenschappelijk gemeenschappelijk gemeenschappelijk gemeente gemeente gemeente gemeenteraad gemeenteraad gemeenteraad gemeenteraadslid gemeenteraadslid gemeenteraadslid gemengde berichten gemengde berichten gemengde berichten gemengde berichten gemiddeld gemiddeld gemiddeld gemiddeld gemiddelde gemiddelde gemiddelde gemiddelde gemis ('gebrek') gemis ('gebrek') gemis ('gebrek') gemis gemis gemis t7 gemis genade genade genade geneesheer
heureusement p8 heureusement p8 heureux,-se <de> félicitation f félicitation f félicitation f facilité f gingembre m gingembre m gingembre m méchant,-e d2 méchant,-e d2 méchant,-e d2 méchant,-e avoir en commun t7 avoir en commun t7 avoir en commun t7 Communauté f avoir … en commun commun,-e commun,-e commun,-e commune f commune f commune f conseil m municipal conseil m municipal conseil m municipal conseiller municipal conseiller municipal conseiller municipal faits mpl divers d6 faits mpl divers d6 faits mpl divers d6 faits m divers moyen,-nne moyen,-nne moyen,-nne en moyenne moyenne f t2 moyenne f t2 moyenne f t2 moyenne f défaut m t7 défaut m t7 défaut m t7 manque m t7 manque m t7 manque m manque m ; pénurie f grâce f grâce f grâce f praticien ???
geneesheer geneesheer geneeskunde geneeskunde geneeskunde geneesmiddel geneesmiddel geneesmiddel m general general general général‟) genezen genezen genezen genezing genezing genezing genieten van genieten van genieten van sance f) genoeg hebben van genoeg van hebben (er -) genoeg genoeg genoeg genoeg gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gerecht gereed gereed gereed gereedschap gereedschap gereedschap geregeld geregeld geregeld geroosterd geroosterd geroosterd gerst
praticien ??? praticien ??? médecine f médecine f médecine f remède m; médicament m remède m; médicament m remède m; médicament général („Mon général‟) général („Mon général‟) général
(„Mon
guérir guérir guérir guérison f guérison f guérison f jouir de (jouissance f) jouir de (jouissance f) jouir
de
(jouis-
avoir assez de en avoir assez assez p10 assez p10 assez p10 assez <de> mets m p12 mets m p12 mets m p12 plat m d5 plat m d5 plat m d5 plat m p12 plat m p12 plat m p12 plat m t2 plat m t2 plat m t2 plat m ; mets m prêt,-e (à) prêt,-e (à) prêt,-e (à) outils mpl outils mpl outils mpl régulier,-ière régulier,-ière régulier,-ière grillé,-e d5 grillé,-e d5 grillé,-e d5 orge f
gerst gerst geruit geruststellen geruststellen geruststellen gescheiden gescheiden gescheiden geschenk geschenk geschenk présent m geschiedenis geschiedenis geschiedenis geschiedenis geschiedenis geschiedenis geschiedenis geschikt om geschikt om geschikt om geslacht („grammaire‟) geslacht („grammaire‟) geslacht („grammaire‟) gesp gesp gesp gesprek („onderhoud‟) gesprek ('onderhoud') gesprek ('onderhoud') gesprek ('onderhoud') gesprek gesprek gesprek gesprek gestadig gestadig gestadig gestopt (stoppen > leggen) gestopt (stoppen > leggen) gestopt (stoppen > leggen) gestreept gestreept gestreept gestreept getal getal getal getij getij getij getrouwd getrouwd
orge f orge f à carreaux m rassurer rassurer rassurer divorcé,-e p9 divorcé,-e p9 divorcé,-e p9 cadeau m; présent m cadeau m; présent m cadeau
m;
histoire f d5 histoire f d5 histoire f d5 histoire f p13 histoire f p13 histoire f p13 histoire f propre à; apte à propre à; apte à propre à; apte à genre m genre m genre m boucle f ?? boucle f ?? boucle f ?? entretien m entretien m t8 entretien m t8 entretien m t8 conversation f t8 conversation f t8 conversation f t8 conversation f constant,-e ?? constant,-e ?? constant,-e ?? mis ( > mettre) d9 mis ( > mettre) d9 mis ( > mettre) d9 rayé,-e d2 rayé,-e d2 rayé,-e d2 rayé,-e nombre m nombre m nombre m marée f marée f marée f marié,-e t9 marié,-e t9
getrouwd getuige getuige getuige getuigen getuigen getuigen getuigschrift getuigschrift getuigschrift geur geur geur gevaar gevaar gevaar gevaar gevaarlijk gevaarlijk gevaarlijk gevaarlijk geval geval geval geval gevangene gevangene gevangene gevangenis gevangenis gevangenis gevecht gevecht gevecht gevel(voor-) geven (dat geeft niet) geven geven geven p10 geven gevoel gevoel gevoel gevoel gevoel gevoel gevoel gevoelig gevoelig gevoelig gevoelig gevoelig gevoelig gevoelig
marié,-e t9 témoin m témoin m témoin m témoigner témoigner témoigner certificat m certificat m certificat m odeur f odeur f odeur f danger m p11 danger m p11 danger m p11 danger m dangereux,-se d2 dangereux,-se d2 dangereux,-se d2 dangereux,-se cas m d11 cas m d11 cas m d11 cas m prisonnier,-ière prisonnier,-ière prisonnier,-ière prison f (en -) prison f (en -) prison f (en -) combat m combat m combat m façade f cela/ ça ne fait rien donner p10 donner p10 donner donner sentiment m t7 sentiment m t7 sentiment m t7 sentiment m t8 sentiment m t8 sentiment m t8 sentiment m sensible sensible sensible sensible d5 sensible d5 sensible d5 sensible
gevolg gevolg gevolg gewaarworden gewaarworden gewaarworden gewaarwording gewelddadig gewelddadig gewelddadig (violence f) gewelddadig geweldig geweldig geweldig geweldig geweten geweten geweten gewicht gewicht gewicht gewicht gewoel gewoel gewoel gewond gewonde gewonde gewonde gewoonlijk gewoonlijk gewoonlijk ordinairement gewoonte gewoonte gewoonte gewoonte gewricht gewricht gewricht gezag gezag gezag gezegd ( >> zeggen) gezegd ( >> zeggen) gezegd ( >> zeggen) gezegde („grammaire‟) gezegde („grammaire‟) gezegde („grammaire‟) gezellig gezellig gezellig gezelschap gezelschap
conséquence f conséquence f conséquence f apercevoir ?? apercevoir ?? apercevoir ?? sensation f violent,-e t3 (violence f) violent,-e t3 (violence f) violent,-e
t3
violent,-e super p7 super p7 super p7 super ; formidable conscience f conscience f conscience f poids m d4 poids m d4 poids m d4 poids m agitation f agitation f agitation f blessé,-e blessé m d6 blessé m d6 blessé m d6 d'habitude d10; ordinairement d'habitude d10; ordinairement d'habitude
d10;
habitude f t2 habitude f t2 habitude f t2 habitude f ; (coutume f) jointure f jointure f jointure f autorité f autorité f autorité f dit ( >> dire) p13 dit ( >> dire) p13 dit ( >> dire) p13 prédicat m prédicat m prédicat m convivial; intime convivial; intime convivial; intime compagnie f société f t8 compagnie f société f t8
gezelschap société f t8 gezelschap gezeten gezeten gezeten gezicht gezicht gezicht m) t1 gezicht gezicht gezien ( >> zien) gezien ( >> zien) gezien ( >> zien) gezin gezin gezin gezin gezond verstand gezond verstand gezond verstand gezond verstand gezond zijn gezond zijn gezond zijn gezond zijn gezond gezond gezond bien portant gezpndheid gezpndheid gezpndheid Ghanees Ghanees Ghanees Ghanees gids („boek‟/‟leider‟) gids gids gids gids gids gids gidsen gidsen gidsen gidsen gierig gierig gierig (avarice f) gieten gieten
compagnie
f
société f assis,-e t7 assis,-e t7 assis,-e t7 figure f; (visage m) t1 figure f; (visage m) t1 figure f; (visage figure f ; visage m visage m vu ( >> voir) p7 vu ( >> voir) p7 vu ( >> voir) p7 famille f p8 famille f p8 famille f p8 famille f bon sens m t11 bon sens m t11 bon sens m t11 bon sens m se porter bien d6 se porter bien d6 se porter bien d6 être en bonne santé ; se porter bien en bonne santé; bien portant en bonne santé; bien portant en bonne santé; santé f santé f santé f ghanéen,-ne t10 ghanéen,-ne t10 ghanéen,-ne t10 Ghanéen,-nne guide m guide m d7 guide m d7 guide m d7 guide m t4 guide m t4 guide m t4 guider t4 guider t4 guider t4 guider avare (avarice f) avare (avarice f) avare verser verser
gieten gieter gieter gieter gif gift gift gift giftig giftig giftig giftig gil gil gil ?? gillen gillen gillen ginds ginds ginds gips (hij zit in het -) gips gips gips d11 giraffe giraffe giraffe ?? giraffe gireren gireren gireren girobetaalkaart girobetaalkaart girobetaalkaart girobetaalkaart girodienst girodienst girodienst virements gist gist gist gisteren gisteren gisteren gisteren gitaar spelen gitaar spelen gitaar spelen p4 gitaar spelen
verser arrosoir m arrosoir m arrosoir m poison f don m t5 don m t5 don m t5 toxique t9 toxique t9 toxique t9 toxique cri perçant ?? cri perçant ?? cri perçant crier ?? crier ?? crier ?? là-bas là-bas là-bas il est dans le plâtre plâtre m d11 plâtre m d11 plâtre
m
girafe f t4 ?? girafe f t4 ?? girafe f t4 girafe f virer virer virer postchèque m p6 postchèque m p6 postchèque m p6 postchèque m service des virements service des virements service
des
levure f levure f levure f hier p9 hier p9 hier p9 hier jouer de la guitare p4 jouer de la guitare p4 jouer de la guitare jouer de la guitare
gitaar gitaar gitaar p4 glad glad glad glanzen glanzen glanzen glas glas glas (en -) glas glas glas glas glasbak glasbak glasbak t9 glasbak gleuf gleuf gleuf glijden (uit-) glijden (uit-) glijden (uit-) glijden (uit-) glijden glijden glijden glimlach glimlach glimlach glimlach glimlachen glimlachen glimlachen glimlachen glimlachen glimlachen glimlachen glinsteren glinsteren glinsteren gloed gloed gloed gloeilamp gloeilamp gloeilamp trique ?? godsdienst
guitare f p4 guitare f p4 guitare
f
glissant,-e glissant,-e glissant,-e lustrer ; reluire ?? lustrer ; reluire ?? lustrer ; reluire ?? verre m (en -) verre m (en -) verre
m
verre m p9 verre m p9 verre m p9 verre m bac m à verre m t9 bac m à verre m t9 bac m à verre m bac m à verre rainure f rainure f rainure f glisser d11 glisser d11 glisser d11 glisser glisser glisser glisser sourire m t7 sourire m t7 sourire m t7 sourire m sourire (sourire m) sourire (sourire m) sourire (sourire m) sourire m d4 sourire m d4 sourire m d4 sourire étinceler ; miroiter étinceler ; miroiter étinceler ; miroiter braise f braise f braise f ampoule électrique ?? ampoule électrique ?? ampoule religion f
élec-
godsdienst godsdienst goed goed goed goed goed goed goed goed goed p8\ goed goedemiddag goedemiddag goedemiddag goedenavond goedenavond goedenavond goedendag goedendag goedendag goederen goederen goederen t3 goederen goedgelovog goedgelovog goedgelovog goedkeuren goedkeuren goedkeuren goedkoop groot flatgebouw goedkoop goedkoop goedkoop goedkoop goedkoper goedkoper goedkoper moins cher gokken gokken gokken golf („sport‟) golf golf golf golf golf golf golf golf golf
religion f religion f bien p2 bien p2 bien p2 bien p8 bien p8 bien p8 bon,-ne p8\ bon,-ne p8\ bon,-ne bon,-ne // bien bonjour bonjour bonjour bonsoir bonsoir bonsoir bonjour bonjour bonjour marchandises fpl t3 marchandises fpl t3 marchandises fpl marchandises f crédule crédule crédule approuver approuver approuver grand ensemble m bon marché p12 bon marché p12 bon marché p12 bon marché ( > meilleur marché) meilleur marché; moins cher meilleur marché; moins cher meilleur
marché;
jouer ?? jouer ?? jouer ?? golf m golf m golf m golf m golfe f golfe f golfe f vague f t10 onde f vague f t10 onde f vague f t10
onde f golf gom (vlak-) gom (vlak-) gom (vlak-) gom (vlak-) gooien (weg-) gooien gooien gooien goot goot goot gordijn gordijn gordijn goud goud goud goud graad graad graad graaf graaf graaf graag ! graag willen dat graag graag graag d2 graan graan graan graat graat graat gracht gracht gracht graf graf graf tombeau m grammafoonplaat grammatica grammatica grammatica grammofoonplaat grammofoonplaat grammofoonplaat grammofoonplaat grammofoonplaat grammofoonplaat
vague f gomme f d1 gomme f d1 gomme f d1 gomme f jeter jeter ?? t1 jeter ?? t1 jeter ?? t1 gouttière f gouttière f gouttière f rideau m rideau m rideau m or m t5 or m t5 or m t5 or m degré m degré m degré m comte m comte m comte m volontiers ! aimer beaucoup que +S volontiers d2 volontiers d2 volontiers blé m blé m blé m arête f arête f arête f canal m canal m canal m tombe f; tombeau m tombe f; tombeau m tombe disque m grammaire f grammaire f grammaire f disque m disque m disque m disque m p4 disque m p4 disque m p4
f;
grap grap grap rie f ; farce f grapjes maken grapjes maken grapjes maken grapjes maken grappig grappig grappig grappig gras gras gras grasveld grasveld grasveld gazon m grasveld gratis gratis gratis d10 gratis graven graven graven Gravenhage „sGravenhage „sGravenhage „sgraveren graveren graveren grens ('landen') grens ('landen') grens ('landen') grens grens grens grens grens grens t11 grens grens grens grens grens grens grens grens grenzen aan grenzen aan grenzen aan
plaisanterie f ; farce f plaisanterie f ; farce f plaisanteplaisanter t8 plaisanter t8 plaisanter t8 plaisanter ; faire des plaisanteries drôle d4 comique drôle d4 comique drôle d4 comique drôle ; amusant,-e herbe f herbe f herbe f pelouse f t7 ; gazon m pelouse f t7 ; gazon m pelouse
f
t7 ;
pelouse f ; gazon m gratuit,-e d10 gratuit,-e d10 gratuit,-e gratuit,-e creuser creuser creuser La Haye La Haye La Haye graver graver graver frontière f t3 frontière f t3 frontière f t3 frontière f frontière f frontière f frontière f t11 frontière f t11 frontière limite f limite f limite f limite f t3 limite f t3 limite f t3 frontière f limite f confiner à confiner à confiner à
f
greppel greppel greppel Griekenland Griekenland Griekenland Grieks Grieks Grieks grecque t10 Grieks griep griep griep grijnzen grijnzen grijnzen grijpen grijpen grijpen grijs grijs grijs grijs grijs grijs grijs grijsaard grijsaard grijsaard grind grind grind groeien groeien groeien groeien groeien groeien groen groen groen (verdure f) groen groen groen groen groente groente groente groente groenteboer groenteboer groenteboer groep
rigole f rigole f rigole f la Grèce (en -) la Grèce (en -) la Grèce (en -) grec/ grecque t10 grec/ grecque t10 grec/ grec, grecque grippe f grippe f grippe f ricaner ?? ricaner ?? ricaner ?? saisir saisir saisir gris,-e gris,-e gris,-e gris,-e p7 gris,-e p7 gris,-e p7 gris,-e vieillard m vieillard m vieillard m gravier m gravier m gravier m croître; pousser croître; pousser croître; pousser grandir grandir grandir vert,-e (verdure f) vert,-e (verdure f) vert,-e vert,-e p7 vert,-e p7 vert,-e p7 vert,-e légume m p12 légume m p12 légume m p12 légume m maraîcher m ?? maraîcher m ?? maraîcher m ?? groupe m p6
groep groep p6 groep groeten groeten groeten grond (op de -) grond (op de -) grond (op de -) grond (op de -) grond grond grond grondgebied grondgebied grondgebied grondwet groot flatgebouw groot flatgebouw groot flatgebouw groot groot groot p4 groot groot groot p5 groot grootmoeder grootmoeder grootmoeder grootmoeder grootouders grootouders grootouders grootvader grootvader grootvader p8 grootvader grot grot grot d11 grot groter dan groter groter groter grand,-e d3 gul gul gul
groupe m p6 groupe
m
groupe m saluer saluer saluer par terre f p7 par terre f p7 par terre f p7 par terre ; sur le sol terre f terre f terre f territoire m territoire m territoire m constitution f grand ensemble m t1 grand ensemble m t1 grand ensemble m t1 grand,-e p4 grand,-e p4 grand,-e grand,-e p5 grand,-e p5 grand,-e grand,-e grand-mère f p8 grand-mère f p8 grand-mère f p8 grand‟mère f grands-parents grands-parents grands-parents grand-père m m p8 grand-père m m p8 grand-père m m grand-père grotte f d11 grotte f d11 grotte
f
grotte f plus grand,-e que plus grand,-e d3 plus grand,-e d3 plus généreux,-se t5 généreux,-se t5 généreux,-
se t5 gul gunst gunst gunst gunstig gunstig gunstig gunstig gymnastiek gymnastiek gymnastiek p2 gymnastiek gymnastiek gymnastiek (gym f) p13 gymnastiek haakwerk haakwerk haakwerk haan haan haan haan haar haar (met zwart -) haar (met zwart -) haar (met zwart -) p15 haar (met zwart -) haar haar haar (cheveux mpl) d4 haar haar haar ses haar haas haas haas haast hebben haast hebben haast hebben haast hebben haast haast haast haasten (zich -) haat haat haat haat
généreux,-se faveur f faveur f faveur f favorable t11 favorable t11 favorable t11 favorable ; propice à … gym f p2 gym f p2 gym
f
gymnastique
f;
gymnastique f; (gym f) p13 gymnastique f; (gym f) p13
gym f ??? ??? ??? coq m d2 coq m d2 coq m d2 coq m cheveu (cheveux); („lichaam‟ :poil m) aux cheveux mpl noirs p15 aux cheveux mpl noirs p15 aux cheveux mpl noirs aux cheveux noirs cheveu m (cheveux mpl) d4 cheveu m (cheveux mpl) d4 cheveu m son/ sa/ ses son/ sa/ ses son/
sa/
la (=4); lui (=3) ; (beklemtoond : elle) lièvre m lièvre m lièvre m être pressé,-e p15 être pressé,-e p15 être pressé,-e p15 être pressé,-e hâte f hâte f hâte f se dépêcher <de> haine f t10 haine f t10 haine f t10 haine f
hagedis hagedis hagedis hagel hagel hagel hak hak hak hak hakbijl hakbijl hakbijl haken („travaux manuels‟) haken („travaux manuels‟) haken („travaux manuels‟) halen („er in slagen‟) halen (be-) („verkrijgen‟) halen (er uit-) halen (eruit -) halen (eruit -) halen (eruit -) halen ('verkrijgen') halen ('verkrijgen') halen ('verkrijgen') halen uit halen halen halen chercher ?? halen halen halen t5 half half half halfrond halfrond halfrond hallo/ hoi ! hallo/ hoi ! hallo/ hoi ! hallo/ hoi ! hals hals hals hals halsband halsband halsband halsketting halsketting halsketting halte
lézard m lézard m lézard m grêle f grêle f grêle f talon m t5 talon m t5 talon m t5 talon m hache f hache f hache f accrocher ?? accrocher ?? accrocher ?? réussir +4 ; décrocher obtenir ; (remporter) retirer <de> retirer t5 retirer t5 retirer t5 obtenir t5 obtenir t5 obtenir t5 prendre (aller) chercher ?? (aller) chercher ?? (aller) ('erin slagen') ('erin slagen')
décrocher t5 décrocher t5 ('erin slagen')
décrocher
demi,-e demi,-e demi,-e hémisphère m hémisphère m hémisphère m salut ! p2 salut ! p2 salut ! p2 salut ! cou m t7 cou m t7 cou m t7 cou m collier m collier m collier m collier m ?? collier m ?? collier m ?? arrêt m
halte halte ham ham ham p12 ham hamer hamer hamer hand hand hand hand handboek handboek handboek handdoek handdoek handdoek handdruk handdruk handdruk handel (hij zit in de -) handel drijven handel drijven handel drijven … ?? handelaar handelaar handelaar handelen handelen handelen handelen handelen handelen handelen handelscorrespondentie handelscorrespondentie handelscorrespondentie handelsmerk handelsmerk handelsmerk handhaven handhaven handhaven (maintenu) handig handig handig ment t8 handig handig handig
arrêt m arrêt m jambon m p12 jambon m p12 jambon m jambon m marteau m marteau m marteau m main f d4 main f d4 main f d4 main f manuel m manuel m manuel m serviette f serviette f serviette f poignée de main poignée de main poignée de main il est dans le commerce m faire le commerce de … ?? faire le commerce de … ?? faire
le
commerce
de
marchand m ??? marchand m ??? marchand m ??? agir (action f) agir (action f) agir (action f) agir t9 agir t9 agir t9 agir correspondance f commerciale correspondance f commerciale correspondance f commerciale marque f déposée marque f déposée marque f déposée maintenir (maintenu) maintenir (maintenu) maintenir adroit,-e // adroitement t8 adroit,-e // adroitement t8 adroit,-e // adroitehabile// habilement t8 habile// habilement t8 habile//
habile-
ment t8 handig handigheid handschoenen handschoenen handschoenen handschoenen handschrift handschrift handschrift handschrift handtas handtas handtas handtekening zetten handtekening handtekening handtekening handtekening hangen hangen hangen hangmat hangmat hangmat hard hard hard hard hard hardhandig hardhandig hardhandig hardheid hardheid hardheid hardheid haring („tente‟) haring („tente‟) haring („tente‟) haring haring haring t2 haring hark hark hark ?? harp harp harp d10 harp hart
adroit,-e ; habile habilité f; adresse f gants mpl p11 gants mpl p11 gants mpl p11 gants pl écriture f t7 écriture f t7 écriture f t7 écriture f sac m p3 sac m p3 sac m p3 signer ; mettre sa signature signature f signature f signature f signature f pendre (pendu) pendre (pendu) pendre (pendu) hamac m hamac m hamac m dur,-e dur,-e dur,-e dur,-e fort,-e brutal,-e ?? brutal,-e ?? brutal,-e ?? dureté f t12 dureté f t12 dureté f t12 dureté piquet m piquet m piquet m hareng m t2 hareng m t2 hareng
m
râteau
m
harpe
f
hareng m râteau m ?? râteau m ??
harpe f d10 harpe f d10
harpe f coeur m d4
hart hart hart hartelijk hartelijk hartelijk hartelijke groeten hartelijke groeten hartelijke groeten hartelijke groeten hartelijke groeten hartelijke groeten p6 hartelijke groeten haten haten haten détester haven haven haven haver haver haver havik havik havik hazelnoot hazelnoot hazelnoot hebben (geluk -) hebben hebben hebben hecht hecht hecht ?? hechten hechten hechten hedendaags hedendaags hedendaags t1 hedendaags heel („sans dégâts‟) heel („sans dégâts‟) heel („sans dégâts‟) heel erg heel erg heel erg heel wat mensen (er zijn -) heel, hele, gehele heel; hele
coeur m d4 coeur m d4 cœur m cordial,-e cordial,-e cordial,-e bien cordialement p6 bien cordialement p6 bien cordialement p6 salutations fpl cordiales p6 salutations fpl cordiales p6 salutations fpl cordiales bien cordialement ;salutations c. haïr; détester haïr; détester haïr; port m port m port m avoine f avoine f avoine f autour m autour m autour m noisette f noisette f noisette f avoir de la chance ; avoir de la veine avoir avoir avoir solide; uni ?? solide; uni ?? solide; uni suturer ?? suturer ?? suturer ?? contemporain,-e t1 contemporain,-e t1 contemporain,-e contemporain,-e intact,-e intact,-e intact,-e très grave très grave très grave Il y a du monde entier,-ière entier, entière d2
heel; hele heel; hele heelal heelal heelal heelkunde heelkunde heelkunde heer heer heer (un -) heerlijk („lekker‟) heerlijk heerlijk heerlijk hees hees hees heester heester heester heet heet heet heftig (hevig) heftig (hevig) heftig (hevig) heftig ; hevig heg heg heg hei<de> hei<de> hei<de> heien heien heien des pilotis heilig heilig heilig heilige heilige heilige heimwee heimwee heimwee heipaal heipaal heipaal hek hek hek hekel (een - hebben aan)
entier, entière d2 entier, entière d2 univers m univers m univers m chirurgie f chirurgie f chirurgie f monsieur (un -) monsieur (un -) monsieur délicieux,-se délicieux,-se p9 délicieux,-se p9 délicieux,-se p9 enroué,-e enroué,-e enroué,-e arbuste m arbuste m arbuste m torride ?? torride ?? torride ?? violent,-e t3 violent,-e t3 violent,-e t3 violent,-e haie f haie f haie f bruyère f bruyère f bruyère f enfoncer des pilotis enfoncer des pilotis enfoncer saint,-e saint,-e saint,-e saint,-e saint,-e saint,-e nostalgie f nostalgie f nostalgie f pilotis m pilotis m pilotis m grille f grille f grille f détester p4
hekel (een - hebben aan) hekel (een - hebben aan) hekel (een - hebben aan) hekel (een - hebben aan) hekel (een - hebben aan) hekel hebben aan heks heks heks ?? hel hel hel (clarté f) hel hel hel hel hel hel hel held held held held held held held heldhaftig heldhaftig heldhaftig heldin heldin heldin heldin heldin heldin t4 heldin helemaal (geheel) helemaal (geheel) helemaal (geheel) helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal helemaal helemaal
détester p4 détester p4 détester p8 détester p8 détester p8 détester +4 sorcière f ?? sorcière f ?? sorcière
f
clair,-e (clarté f) clair,-e (clarté f) clair,-e enfer m enfer m enfer m enfer m t8 enfer m t8 enfer m t8 enfer m héros m héros m héros m héros m t4 héros m t4 héros m t4 héros m héroïque héroïque héroïque heroïne f heroïne f heroïne f héroïne f t4 héroïne f t4 héroïne héroïne f tout à fait; entièrement tout à fait; entièrement tout à fait; entièrement ne ... pas du tout p11 ne ... pas du tout p11 ne ... pas du tout p11 pas du tout pas du tout pas du tout pas du tout d5 pas du tout d5 pas du tout d5 pas du tout tout à fait tout à fait tout à fait
f
helft helft helft helft helft helft helft helling helling helling f helm („bromfiets‟) helm ('bromfiets etc') helm ('bromfiets etc') helm ('bromfiets etc') helm helm helm helmgras helmgras helmgras help ! help ! help ! ! d6 help ! helpen helpen helpen helpen helpen helpen helpen hem ('beklemtoond') hem ('beklemtoond') hem ('beklemtoond') hem hemd hemd hemd hemel hemel hemel hemel hen (beklemtoond) hen (beklemtoond) hen (beklemtoond) hen hengel hengel hengel hengelen hengelen hengelen m)
moitié f moitié f moitié f moitié f t6 moitié f t6 moitié f t6 moitié f inclinaison f inclinaison f inclinaison casque m casque m t3 casque m t3 casque m t3 casque m casque m casque m brin m ??? brin m ??? brin m ??? au secours ! d6 au secours ! d6 au secours au secours ! aider d3 aider d3 aider d3 aider t3 aider t3 aider t3 aider lui d7 lui d7 lui d7 le (=4); lui (=3) ; (beklemtoond : lui) chemise f chemise f chemise f ciel m t3 ciel m t3 ciel m t3 ciel m eux d5 eux d5 eux d5 les (4) ; (beklemtoond : eux/ elles) canne f à pêche canne f à pêche canne f à pêche pêcher (pêcheur m) pêcher (pêcheur m) pêcher
(pêcheur
hengsel hengsel hengsel her („in samenstellingen‟) herberg herberg herberg herbergier herbergier herbergier herdenking herdenking herdenking herder herder herder herdruk herdruk herdruk herenigen herenigen herenigen herexamen herexamen herexamen repêchage m herfst (in de -) herfst herfst herfst (en automne) p9 herhaaldelijk herhaaldelijk herhaaldelijk reprises herhalen herhalen herhalen (répétition f) herhalen herhaling ('radio-t.v.') herhaling ('radio-t.v.') herhaling ('radio-t.v.') herhaling herhaling herhaling herhaling herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren (zich iets -) herinneren aan (doen -)
anse f anse f anse f re… auberge f auberge f auberge f aubergiste m aubergiste m aubergiste m commémoration f commémoration f commémoration f berger m berger m berger m réimpression f réimpression f réimpression f réunir réunir réunir nouvel examen m; repêchage m nouvel examen m; repêchage m nouvel examen m; en automne automne m (en automne) p9 automne m (en automne) p9 automne m à plusieurs reprises à plusieurs reprises à
plusieurs
répéter d6 (répétition f) répéter d6 (répétition f) répéter répéter ; (devoirs : ) réviser rediffusion f d8 rediffusion f d8 rediffusion f d8 répétition répétition répétition répétition f ; („TV‟ :rediffusion f) se rappeler qc t3 se rappeler qc t3 se rappeler qc t3 se souvenir de qc t3 se souvenir de qc t3 se souvenir de qc t3 se rappeler +4 ; se souvenir de rappeler +4
d6
herinneren aan (doen -) herinneren aan (doen -) herinneren aan herinneren aan herinneren aan herinnering herinnering herinnering herinnering herkennen herkennen herkennen herkomst herkomst herkomst herleiden (tot) herleiden (tot) herleiden (tot) hermetisch hermetisch hermetisch hernieuwen hernieuwen hernieuwen herrie herrie herrie hersenen („brein‟) hersenen („brein‟) hersenen („brein‟) hersenen hersenen hersenen herstellen herstellen herstellen convalescence herstellen herstellen herstellen herstellen herstellen herstellen herstellen hert hert hert hertog hertog hertog (duchesse f) het gaat goed het gaat goed het gaat goed het is donker
rappeler +4 rappeler +4 rapppeler à rapppeler à rapppeler à souvenir m t3 souvenir m t3 souvenir m t3 souvenir m ; (mémoire f) reconnaître reconnaître reconnaître origine f origine f origine f réduire (à) réduire (à) réduire (à) hermétique hermétique hermétique renouveler renouveler renouveler bagarre f bagarre f bagarre f cervelle f cervelle f cervelle f cerveau m cerveau m cerveau m guérir; être en convalescence guérir; être en convalescence guérir;
être
en
réparer réparer réparer rétablir t10 rétablir t10 rétablir t10 réparer ; rétablir ; redresser cerf m cerf m cerf m duc m (duchesse f) duc m (duchesse f) duc ça va bien p2 ça va bien p2 ça va bien p2 il fait noir d11
m
het is donker het is donker het is feest ! T het is feest ! T het is feest ! T
il fait noir d11 il fait noir d11 c'est la fête ! p3 c'est la fête ! p3 c'est la fête ! p3
het is mooi weer il fait beau d1 het is mooi weer il fait beau d1 het is mooi weer il fait beau d1 het is c'est p3 het is c'est p3 het is c'est p3 het leven van Nicole T la vie f de Nicole p5 het leven van Nicole T la vie f de Nicole p5 het leven van Nicole T la vie f de Nicole p5 het leven van Patrick T la vie f de Patrick p4 het leven van Patrick T la vie f de Patrick p4 het leven van Patrick T la vie f de Patrick p4 het lijkt wel on dirait d12 het lijkt wel on dirait d12 het lijkt wel on dirait d12 het regent ( >> regenen) il pleut ( >> pleuvoir) p11 het regent ( >> regenen) il pleut ( >> pleuvoir) p11 het regent ( >> regenen) il pleut ( >> pleuvoir) p11 het spijt me zeer/ ontzettend je suis désolé,-e d3 het spijt me zeer/ ontzettend je suis désolé,-e d3 het spijt me zeer/ ontzettend je suis désolé,-e d3 het spijt me je regrette p15 het spijt me je regrette p15 het spijt me je regrette p15 het spijt me je regrette p3 het spijt me je regrette p3 het spijt me je regrette p3 het spijt mij (neem me niet kwalijk) excuse-moi p15 het spijt mij (neem me niet kwalijk) excuse-moi p15 het spijt mij (neem me niet kwalijk) excuse-moi p15 het uiterlijk T le physique m p4 het uiterlijk T le physique m p4 het uiterlijk T le physique m p4 het was c'était p9 het was c'était p9 het was c'était p9 het wordt mooi weer il va faire beau p11 het wordt mooi weer il va faire beau p11 het wordt mooi weer il va faire beau p11 het zat zijn T ras-le-bol (le -) p13 het zat zijn T ras-le-bol (le -) p13 het zat zijn T ras-le-bol (le -) p13 het/ dat is genoeg ça (cela) suffit d9 het/ dat is genoeg ça (cela) suffit d9 het/ dat is genoeg ça (cela) suffit d9 het/dat geeft niet cela/ça ne fait rien p6 het/dat geeft niet cela/ça ne fait rien p6 het/dat geeft niet cela/ça ne fait rien p6
heten heten heten heten heup heup heup heus (echt) heus (echt) heus (echt) heus (echt) heuvel heuvel heuvel hevig hevig hevig fort,-e hiel hiel hiel hier (daar) is/ zijn hier (daar) is/ zijn hier (daar) is/ zijn hier is (daar is) hier hier hier hier hier hier hier hierboven hierboven hierboven hierboven hierheen hierheen hierheen hieronder hieronder hieronder hieronder hiertegenover hiertegenover hiertegenover hij heeft hij heeft hij heeft hij heet hij heet hij heet hij is hij is hij is
s‟appeler s‟appeler s‟appeler s‟appeler hanche f hanche f hanche f vraiment p9 vraiment p9 vraiment p9 vraiment colline f colline f colline f violent,-e ; fort,-e violent,-e ; fort,-e violent,-e ; talon m talon m talon m voilà p2 voilà p2 voilà p2 voici (voilà) ici ici ici ici p4 ici p4 ici p4 ici ci-dessus t2 ci-dessus t2 ci-dessus t2 ci-dessus par ici par ici par ici ci-dessous t2 ci-dessous t2 ci-dessous t2 ci-dessous en face en face en face il a p4 il a p4 il a p4 il s'appelle p2 il s'appelle p2 il s'appelle p2 il est p2 il est p2 il est p2
hij verkoopt ( >> verkopen) hij verkoopt ( >> verkopen) hij verkoopt ( >> verkopen) hij was ( >> zijn) hij was ( >> zijn) hij was ( >> zijn) hij hij hij hij/hem ('beklemtoond') hij/hem ('beklemtoond') hij/hem ('beklemtoond') hijgen hijgen hijgen hinderen hinderen hinderen hinderen hinneken hinneken hinneken hitte hitte hitte hittegolf hittegolf hittegolf hobby (grootste -) hobby (grootste -) hobby (grootste -) hobby (grootste -) hobby hobby hobby p2 hobby hobby hobby p6 hobby hobby hobby hobby hoe ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe gaat het ? hoe heet jij ? hoe heet jij ? hoe heet jij ?
il vend ( >> vendre) p10 il vend ( >> vendre) p10 il vend ( >> vendre) p10 il était ( >> être) p13 il était ( >> être) p13 il était ( >> être) p13 il il il lui p14 lui p14 lui p14 haleter haleter haleter gêner t3 gêner t3 gêner t3 gêner hennir hennir hennir chaleur f chaleur f chaleur f vague f de chaleur vague f de chaleur vague f de chaleur passion f p14 passion f p14 passion f p14 passion f hobby m p2 hobby m p2 hobby
m
hobby
m
hobby m p6 hobby m p6
hobby m t8 hobby m t8 hobby m t8 hobby m ; marotte f ; passe-temps m comment ? ça va ? p2 ça va ? p2 ça va ? p2 comment ça va ? p2 comment ça va ? p2 comment ça va ? p2 comment ça va ? comment tu t'appelles ? p2 comment tu t'appelles ? p2 comment
tu
t'appelles ? p2 Hoe kom ik bij ... ? Hoe kom ik bij ... ? Hoe kom ik bij ... ? Hoe kom ik bij … ? hoe komt dat ? hoe komt dat ? hoe komt dat ? hoe komt het dat hoe komt het dat hoe laat hoe laat hoe laat hoe laat hoe meer ... hoe meer hoe meer ... hoe meer hoe meer ... hoe meer Hoe meer … hoe meer hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe oud ben je ? hoe hoe hoe hoe hoe hoe p2 hoed hoed hoed hoed hoed hoed t3 hoed hoek („maths‟) hoek („maths‟) hoek („maths‟) hoek (op de -) hoek (op de -) hoek (op de -) hoek (op de -) hoek hoek hoek hoen hoen hoen hoepel hoepel
Pour aller à ... ? p15 Pour aller à ... ? p15 Pour aller à ... ? p15 Pour aller à … comment ça se fait ? d12 comment ça se fait ? d12 comment ça se fait ? d12 comment cela se fait que +S d‟où vient que +S ? à quelle heure p9 à quelle heure p9 à quelle heure p9 à quelle heure ? plus ... plus ... d10 plus ... plus ... d10 plus ... plus ... d10 Plus …., plus quel âge as-tu ? p6 quel âge as-tu ? p6 quel âge as-tu ? p6 tu as quel âge ? p6 tu as quel âge ? p6 tu as quel âge ? p6 quel âge as-tu ? comment ? comment ? comment ? comment p2 comment p2 comment chapeau m chapeau m chapeau m chapeau m t3 chapeau m t3 chapeau m châpeau m angle m angle m angle m au coin m p5 au coin m p5 au coin m p5 au coin coin m ; coin m ; coin m ; poule f ?? poule f ?? poule f ?? cercle m ??? cercle m ???
hoepel cercle m ??? hoesten tousser hoesten tousser hoesten tousser hoeveel is dat ? c'est combien ? p3 hoeveel is dat ? c'est combien ? p3 hoeveel is dat ? c'est combien ? p3 hoeveel is dat ? c‟est combien ?// ça fait combien ? hoeveel leerlingen combien d‟élèves hoeveel combien p3 hoeveel combien p3 hoeveel combien p3 hoeveelheid quantité f t2 hoeveelheid quantité f t2 hoeveelheid quantité f t2 hoeveelheid quantité f hoeven (je hoeft a. m. te …) tu n‟as qu‟à … hoeven avoir besoin de ; avoir à hogere leidinggev. functie (pers.) cadre m supérieur d1 hogere leidinggev. functie (pers.) cadre m supérieur d1 hogere leidinggev. functie (pers.) cadre m supérieur d1 hoi ! salut ! p2 hoi ! salut ! p2 hoi ! salut ! p2 hoi ! salut ! Hollande la Hollande (en -) Hollande la Hollande (en -) Hollande la Hollande (en -) hollen courir hollen courir hollen courir hommel bourdon m t9 hommel bourdon m t9 hommel bourdon m t9 hond chien m p4 hond chien m p4 hond chien m p4 hond chien m honderd cent honderd cent honderd cent honderd cent >> centaine f honderdtal centaine f t6 honderdtal centaine f t6 honderdtal centaine f t6 honger hebben avoir faim d7 honger hebben avoir faim d7 honger hebben avoir faim d7 honger hebben avoir faim p12 honger hebben avoir faim p12 honger hebben avoir faim p12 honger hebben avoir faim honger faim f p12 honger faim f p12 honger faim f p12
honing honing honing honkbal honkballen honkballen honkballen honkballen honkballen honkballen p14 hoofd (uit het – leren) hoofd hoofd hoofd hoofd hoofdpijn hebben hoofdpijn hebben hoofdpijn hebben hoofdpijn hoofdpijn hoofdpijn hoofdprijs hoofdprijs hoofdprijs hoofdprijs hoofdredacteur hoofdredacteur hoofdredacteur hoofdredacteur hoofdstad hoofdstad hoofdstad hoofdstad hoofdweg hoofdweg hoofdweg hoog hoog hoog hoog hoogachten hoogachten hoogachten hoogachtend (2) hoogachtend (2) hoogachtend (2) distingués hoogachtend hoogachtend hoogachtend …, l‟assurance hoogmoed hoogmoed hoogmoed
miel m d3 miel m d3 miel m d3 base-ball m ; faire du baseball (le -) p14 baseball (le -) p14 baseball (le -) p14 faire du base-ball p14 faire du base-ball p14 faire du base-ball apprendre par cœur tête f d4 tête f d4 tête f d4 tête ; (functie m: chef m) avoir mal à la tête avoir mal à la tête avoir mal à la tête mal de tête mal de tête mal de tête gros lot m d6 gros lot m d6 gros lot m d6 gros lot rédacteur m en chef d9 rédacteur m en chef d9 rédacteur m en chef d9 rédacteur en chef capitale f d5 capitale f d5 capitale f d5 capitale f grand‟route f ?? grand‟route f ?? grand‟route f ?? haut,-e d2 haut,-e d2 haut,-e d2 haut,-e ; élevé,-e vénérer vénérer vénérer de mes sentiments distingués de mes sentiments distingués de
mes
sentiments
veuillez agréer, …, l‟assurance veuillez agréer, …, l‟assurance veuillez orgueil m orgueil m orgueil m
agréer,
hoogte (op de … stellen) hoogte hoogte hoogte hoogte hoogte hoogte hoogte hoogtevrees hebben hoogtevrees hebben hoogtevrees hebben hoogtevrees hebben hooi hooi hooi hooiberg hooiberg hooiberg hoop hoop („quantité‟) hoop ('hoeveelheid') hoop ('hoeveelheid') hoop ('hoeveelheid') hoop hoop hoop p13 hoorn hoorn hoorn hoorspel hoorspel hoorspel nique hopeloos hopeloos hopeloos hopen dat hopen hopen hopen hopend ( >> hopen) hopend ( >> hopen) hopend ( >> hopen) d7 hopende dat horen horen horen d6 horizontaal horizontaal horizontaal horloge horloge
mettre au courant altitude f t3 altitude f t3 altitude f t3 hauteur f t3 hauteur f t3 hauteur f t3 hauteur f ; altitude f avoir le vertige m t3 avoir le vertige m t3 avoir le vertige m t3 avoir le vertige foin m foin m foin m meule f meule f meule f espoir m tas m ; amas m ; pile f tas m d3 tas m d3 tas m d3 espoir m p13 espoir m p13 espoir
m
corne f corne f corne f pièce f radiophonique pièce f radiophonique pièce f radiophodésespéré,-e désespéré,-e désespéré,-e espérer que + I espérer d3 espérer d3 espérer d3 en espérant ( >> espérer) d7 en espérant ( >> espérer) d7 en espérant ( >> espérer) en espérant que entendre d6 entendre d6 entendre horizontal,-e horizontal,-e horizontal,-e montre f montre f
horloge horloge horloge horloge horloge hotel (naar een – gaan) hotel hotel hotel houden (passen op) houden (passen op) houden (passen op) houden van houden van houden van p4 houden van hout hout hout houwen houwen houwen huid huid huid huid huidig huidig huidig présent,-e huidskleur huidskleur huidskleur huidskleur huilen huilen huilen huilen huis (het witte -) huis (naar – gaan) huis (naar – gaan) huis (naar – gaan) maison huis (naar – gaan) huis huis huis p5 huisdier huisdier huisdier tique d2 huisdier huiselijk
montre f montre f p9 montre f p9 montre f p9 montre f aller à un hôtel ; descendre à - hôtel m p1 hôtel m p1 hôtel m p1 garder + NOM d2 garder + NOM d2 garder + NOM d2 aimer <+le/la/les> p4 aimer <+le/la/les> p4 aimer <+le/la/les> aimer +4 bois m bois m bois m couper; abattre ?? couper; abattre ?? couper; abattre ?? peau f t3 peau f t3 peau f t3 peau f actuel,-lle ; présent,-e actuel,-lle ; présent,-e actuel,-lle ; teint m t10 teint m t10 teint m t10 teint m pleurer d3 pleurer d3 pleurer d3 pleurer la maison blanche rentrer ; retourner à la maison rentrer ; retourner à la maison rentrer ; retourner à la rentrer maison f p5 maison f p5 maison
f
animal domestique d2 animal domestique d2 animal animal m domestique casanier,-ière ??
domes-
huiselijk huiselijk huishoudelijk werk huishoudelijk werk huishoudelijk werk d12 huishoudelijk werk huishouden doen huishouden doen huishouden doen huishouding huishouding huishouding huiskamer huiskamer huiskamer de séjour ; living m huisraad huisraad huisraad huisvesting huisvesting huisvesting huisvesting huisvrouw huisvrouw huisvrouw huiswerk huiswerk huiswerk huiswerk huiswerk huiswerk (devoir m) p5 huiswerk huiveren huiveren huiveren hulde hulde hulde m huldigen huldigen huldigen à hulp (met be- van) hulp (met be- van) hulp (met be- van) hulp (met be- van) hulp (te – komen) hulp hulp hulp hulp
casanier,-ière ?? casanier,-ière ?? travaux mpl ménagers d12 travaux mpl ménagers d12 travaux mpl ménagers travaux m ménagers faire le ménage faire le ménage faire le ménage ménage m ; ?? ménage m ; ?? ménage m ; ?? séjour m ; salle f de séjour ; living m séjour m ; salle f de séjour ; living m séjour m ; salle f meubles mpl ?? meubles mpl ?? meubles mpl ?? logement m d7 logement m d7 logement m d7 logement m ménagère f ménagère f ménagère f devoirs mpl devoirs mpl devoirs mpl devoirs mpl (devoir m) p5 devoirs mpl (devoir m) p5 devoirs
mpl
devoirs m („één opdracht‟ : un devoir) frissonner frissonner frissonner hommage m hommage m hommage rendre hommage à rendre hommage à rendre hommage à l‟aide f de à l'aide de t3 à l'aide de t3 à l'aide de t3 secourir aide f aide f aide f aide f t3
hulp hulp hulpbehoevend hulpbehoevend hulpbehoevend hulpwerkwoord hulpwerkwoord hulpwerkwoord hulst hulst hulst humeur humeur humeur humor humor humor hun boek<en> hun kinderen hun kinderen hun kinderen p9 hun hun hun pl) m+f p8 hun huppelen huppelen huppelen huppelen huppelen huppelen huren (te huur) huren huren huren huren huren huren huur (in ver-) huur huur huur huurder huurder huurder huurder huurder huurwoning (goedkope -) huurwoning (goedkope -) huurwoning (goedkope -) modéré)t1 huurwoning (goedkope -) huwelijk
aide f t3 aide f t3 nécessiteux,-se nécessiteux,-se nécessiteux,-se auxiliaire auxiliaire auxiliaire houx m houx m houx m humeur f humeur f humeur f humour m humour m humour m leur<s> livre<s> leurs enfants mpl p9 leurs enfants mpl p9 leurs enfants mpl leur (leurs pl) m+f p8 leur (leurs pl) m+f p8 leur (leurs leur (3) ??? ??? ??? bondir ?? sautiller bondir ?? sautiller bondir ?? sautiller louer (à louer) louer louer louer louer t12 louer t12 louer t12 en location f loyer m t8 loyer m t8 loyer m t8 locataire m/f t1 locataire m/f t1 locataire m/f t1 locataire m locataire m HLM (=habitation f à loyer m modéré)t1 HLM (=habitation f à loyer m modéré)t1 HLM (=habitation f à loyer m HLM (habitation f à loyer m modéré) mariage m
huwelijk huwelijk huwelijk huwelijk huwelijk huwelijk huwen („trouwen met‟) huwen met huwen met huwen met huwen huwen hypotheek hypotheek hypotheek ideaal ideaal ideaal ideaal ideaal ideaal ideaal idee idee idee idee idee idee idee identiteitsbewijs identiteitsbewijs identiteitsbewijs identiteitsbewijs idioot idioot idioot d3 idioot idioot iedere iedere iedere iedereen iedereen iedereen iemand iemand iemand iemand iemand iemand iemand iemand iemand
mariage m mariage m mariage m t8 mariage m t8 mariage m t8 mariage m épouser +4 épouser +4 épouser +4 épouser +4 épouser épouser hypothèque f hypothèque f hypothèque f idéal,-e d1 idéal,-e d1 idéal,-e d1 idéal,-e d5 idéal,-e d5 idéal,-e d5 idéal,-e idée f idée f idée f idée f p11 idée f p11 idée f p11 idée f carte f d'identité f t5 carte f d'identité f t5 carte f d'identité f t5 carte f d‟identité imbécile m d3 imbécile m d3 imbécile m idiot,-e ; bête imbécile m (elke) chaque (elke) chaque (elke) chaque chacun,-e chacun,-e chacun,-e qqn/ qn p10 qqn/ qn p10 qqn/ qn p10 quelqu‟un<e> quelqu‟un<e> quelqu‟un<e> quelqu'un p10 quelqu'un p10 quelqu'un p10
iemand iep iep iep Ier Ier Ier Ierland Ierland Ierland iets iets iets p10 iets iets iets chose p10 iets ijdel ijdel ijdel se; vain,-e (vanité f) ijijzer ijijzer ijijzer ijs ijs ijs ijs<je> ijs<je> ijs<je> ijs<je> ijs<je> ijs<je> ijs<je> ijsbaan ijsbaan ijsbaan ijsbaan ijsbaan ijsbaan ijsbaan ijsbeer ijsbeer ijsbeer blanc ijskoud ijskoud ijskoud ijskoud ijskoud ijskoud ijskoud IJsland
quelqu‟un,-e (qqn, qn) orme m orme m orme m Irlandais,-e Irlandais,-e Irlandais,-e Irlande f Irlande f Irlande f qqch/ qch p10 qqch/ qch p10 qqch/ qch quelque chose p10 quelque chose p10 quelque quelque chose (qqch, qch) vaniteux,-se; vain,-e (vanité f) vaniteux,-se; vain,-e (vanité f) vaniteux,fer m fer m fer m glace f glace f glace f glace f d5 glace f d5 glace f d5 glace f p12 glace f p12 glace f p12 glace patinoire f patinoire f patinoire f patinoire f d5 patinoire f d5 patinoire f d5 patinoire f ours m blanc ours m blanc ours glacial,-e glacial,-e glacial,-e glacial,-e t12 glacial,-e t12 glacial,-e t12 glacial,-e Islande f
m
IJsland IJsland IJslands IJslands IJslands ijverig ijverig ijverig appliqué,-e ik ('klemtoon')/ mij ik ('klemtoon')/ mij ik ('klemtoon')/ mij ik begrijp het niet (>> begrijpen) ik begrijp het niet (>> begrijpen) ik begrijp het niet (>> begrijpen) p7 ik begrijp het niet ik begrijp het niet ik begrijp het niet p7 ik ben het zat ik ben het zat ik ben het zat ik ben ik ben ik ben ik ga (ik zal ...) ik ga (ik zal ...) ik ga (ik zal ...) ik ga (ik zal zo) ( >>aller) ik ga (ik zal zo) ( >>aller) ik ga (ik zal zo) ( >>aller) ik geloof ( >> geloven) ik geloof ( >> geloven) ik geloof ( >> geloven) ik had ( >> hebben) ik had ( >> hebben) ik had ( >> hebben) ik heb er genoeg van ik heb er genoeg van ik heb er genoeg van ik heb gelezen ( >> lezen) ik heb gelezen ( >> lezen) ik heb gelezen ( >> lezen) ik heb ik heb ik heb ik heet ik heet ik heet ik kan ( >> kunnen) ik kan ( >> kunnen) ik kan ( >> kunnen) ik laat je zien ik laat je zien
Islande f Islande f islandais,-e islandais,-e islandais,-e zélé,-e; appliqué,-e zélé,-e; appliqué,-e zélé,-e; moi p4 moi p4 moi p4 je ne comprends pas ( >> comprendre) p7 je ne comprends pas ( >> comprendre) p7 je ne comprends pas ( >> comprendre) je ne comprends pas p7 je ne comprends pas p7 je ne comprends pas j'en ai ras le bol p13 j'en ai ras le bol p13 j'en ai ras le bol p13 je suis p2 je suis p2 je suis p2 je vais (de: aller) p5 je vais (de: aller) p5 je vais (de: aller) p5 je vais ( >> aller) p8 je vais ( >> aller) p8 je vais ( >> aller) p8 je crois ( >> croire) p15 je crois ( >> croire) p15 je crois ( >> croire) p15 j'avais ( >> avoir) p13 j'avais ( >> avoir) p13 j'avais ( >> avoir) p13 j'en ai marre/ assez p5 j'en ai marre/ assez p5 j'en ai marre/ assez p5 j'ai lu ( >> lire) p10 j'ai lu ( >> lire) p10 j'ai lu ( >> lire) p10 j'ai p3 j'ai p3 j'ai p3 je m'appelle p2 je m'appelle p2 je m'appelle p2 je peux ( >> pouvoir) p15 je peux ( >> pouvoir) p15 je peux ( >> pouvoir) p15 je te montre p4 je te montre p4
ik laat je zien ik maak ( >> maken ) ik maak ( >> maken ) ik maak ( >> maken ) ik maak/ doe ( >> maken/ doen) ik maak/ doe ( >> maken/ doen) ik maak/ doe ( >> maken/ doen) ik moet ( >> moeten) ik moet ( >> moeten) ik moet ( >> moeten) ik red me ( >> zich redden) ik red me ( >> zich redden) ik red me ( >> zich redden) ik stel me voor (>> z. voorstel.) ik stel me voor (>> z. voorstel.) ik stel me voor (>> z. voorstel.) ik voel me ( >> zich voelen) ik voel me ( >> zich voelen) ik voel me ( >> zich voelen) ik wacht op ... ( >> wachten op) ik wacht op ... ( >> wachten op) ik wacht op ... ( >> wachten op) ik weet het niet ( >> weten) ik weet het niet ( >> weten) ik weet het niet ( >> weten) ik weet het niet ik weet het niet ik weet het niet ik wil ( >> willen) ik wil ( >> willen) ik wil ( >> willen) ik wil ik wil ik wil (de: vouloir) p5 ik zal kunnen ( >>kunnen) ik zal kunnen ( >>kunnen) ik zal kunnen ( >>kunnen) ik zal zijn ( >> zijn) ik zal zijn ( >> zijn) ik zal zijn ( >> zijn) ik zie ( >> zien) ik zie ( >> zien) ik zie ( >> zien) ik zou willen ik zou willen ik zou willen ik zou graag ik zou graag ik zou graag ik zou kunnen ( >> kunnen) ik zou kunnen ( >> kunnen) ik zou kunnen ( >> kunnen) ik ik
je te montre p4 je fais ( >> faire) p6 je fais ( >> faire) p6 je fais ( >> faire) p6 je fais p11 je fais p11 je fais p11 je dois ( >> devoir) p8 je dois ( >> devoir) p8 je dois ( >> devoir) p8 je me débrouille (>>se débrouiller) p11 je me débrouille (>>se débrouiller) p11 je me débrouille (>>se débrouiller) p11 je me présente ( >> se présenter) p6 je me présente ( >> se présenter) p6 je me présente ( >> se présenter) p6 je me sens ( >> se sentir) p8 je me sens ( >> se sentir) p8 je me sens ( >> se sentir) p8 j'attends ... (>> attendre) p6 j'attends ... (>> attendre) p6 j'attends ... (>> attendre) p6 je ne sais pas ( >> savoir) p7 je ne sais pas ( >> savoir) p7 je ne sais pas ( >> savoir) p7 je ne sais pas p7 je ne sais pas p7 je ne sais pas p7 je veux ( >> vouloir) p8 je veux ( >> vouloir) p8 je veux ( >> vouloir) p8 je veux (de: vouloir) p5 je veux (de: vouloir) p5 je veux je pourrai ( >> pouvoir) d8 je pourrai ( >> pouvoir) d8 je pourrai ( >> pouvoir) d8 je serai ( >> être) d3 je serai ( >> être) d3 je serai ( >> être) d3 je vois ( >> voir) d5 je vois ( >> voir) d5 je vois ( >> voir) d5 je voudrais p4 je voudrais p4 je voudrais p4 j'aimerais p10 j'aimerais p10 j'aimerais p10 je pourrais ( >> pouvoir) p11 je pourrais ( >> pouvoir) p11 je pourrais ( >> pouvoir) p11 je (moi) je (moi)
ik ik illustratie illustratie illustratie imler imler imler m immer immer immer immigrant immigrant immigrant immigrant in (= in de mode) in (='modern') in (='modern') in (='modern') in ('tijd') in ('tijd') in ('tijd') in Avignon in Avignon in Avignon Avignon> in de mode T in de mode T in de mode T in de mode in de steek laten in de steek laten in de steek laten in de steek laten in minder dan geen tijd in minder dan geen tijd in minder dan geen tijd in minder dan geen tijd in Parijs T in Parijs T in Parijs T in ruil voor in ruil voor in ruil voor in ruil voor in vijftien minuten in in in in in in in in
je (moi) je ; (beklemtoond : moi) illustration f illustration f illustration f apiculteur m apiculteur m apiculteur toujours toujours toujours immigré,-e; immigrant immigré,-e; immigrant immigré,-e; branché ; dans le vent branché,-e t1 branché,-e t1 branché,-e t1 en ... d2 en ... d2 en ... d2 à Avignon/ <en Avignon> à Avignon/ <en Avignon> à
Avignon/
<en
à la mode p7 à la mode p7 à la mode p7 à la mode abandonner t11 abandonner t11 abandonner t11 abandonner +4 en moins de rien d11 en moins de rien d11 en moins de rien d11 en moins de rien à Paris p15 à Paris p15 à Paris p15 en échange de t1 en échange de t1 en échange de t1 en échange de en quinze minutes dans d2 dans d2 dans d2 dans p2 dans p2 dans p2 dans la classe; à Rotterdam en France, aux Pays-Bas, au Portugal
inbeelden (zich -) inbeelden (zich -) inbeelden (zich -) inbegrepen inbegrepen inbegrepen inbreken inbreken inbreken (cambriolage m) incasseren incasseren incasseren incasso incasso incasso incident incident incident incident indenken (zich -) inderdaad inderdaad inderdaad effet t3 inderdaad indien indien indien où indringen indringen indringen indrukwekkend indrukwekkend indrukwekkend indrukwekkend ineens ineens ineens coup inenten inenten inenten informatica informatica informatica informatica informaticus („computers‟) informeren (zich - over) informeren (zich - over) informeren (zich - over) informeren informeren
s‟imaginer s‟imaginer s‟imaginer compris compris compris cambrioler (cambriolage m) cambrioler (cambriolage m) cambrioler encaisser encaisser encaisser encaissement m encaissement m encaissement m incident m d11 incident m d11 incident m d11 incident m imaginer effectivement ; en effet t3 effectivement ; en effet t3 effectivement ; en en effet; effectivement si ; au cas où si ; au cas où si ; au cas envahir envahir envahir impressionnant,-e t2 impressionnant,-e t2 impressionnant,-e t2 impressionnant,-e soudain, tout d‟un coup soudain, tout d‟un coup soudain, tout d‟un greffer ???? greffer ???? greffer ???? informatique f p13 informatique f p13 informatique f p13 informatique f informaticien,-nne se renseigner sur se renseigner sur se renseigner sur informer +4; renseigner +4 informer +4; renseigner +4
informeren renseigner +4 ingang ingang ingang ingang ingang ingang ingang ingenieur ingenieur ingenieur ingericht (= uitgerust) met ingericht (uitgerust <met>) ingericht (uitgerust <met>) ingericht (uitgerust <met>) ingericht ingericht ingericht ingericht ingewikkeld ('gecompliceerd') ingewikkeld ('gecompliceerd') ingewikkeld ('gecompliceerd') ingewikkeld ingewikkeld ingewikkeld ingewikkeld ingezonden brieven ingezonden brieven ingezonden brieven d4 ingezonden brieven ingrediënt ingrediënt ingrediënt ingrediënt inhalen („route‟) inhalen („route‟) inhalen („route‟) inhalen („route‟) inhalen („route‟) inhalen („route‟) inhoud („grootte‟) inhoud („grootte‟) inhoud („grootte‟) inhoud inhoud inhoud inkomen inkomen inkomen inkopen doen inkopen doen inkopen doen emplettes
informer
+4;
entrée f entrée f entrée f entrée f p5 entrée f p5 entrée f p5 entrée f ingénieur m ingénieur m ingénieur m équipé,-e de équipé,-e <de> t12 équipé,-e <de> t12 équipé,-e <de> t12 aménagé,-e t12 aménagé,-e t12 aménagé,-e t12 aménagé compliqué,-e t4 compliqué,-e t4 compliqué,-e t4 complexe t4 complexe t4 complexe t4 compliqué,-e// complexe courrier m des lecteurs d4 courrier m des lecteurs d4 courrier m des lecteurs courrier m des lecteurs ingrédient m d3 ingrédient m d3 ingrédient m d3 ingrédient m dépasser; doubler dépasser; doubler dépasser; doubler dépasser; doubler dépasser; doubler dépasser; doubler capacité f; contenance f capacité f; contenance f capacité f; contenance f contenu m contenu m contenu m revenu m revenu m revenu m faire des achats/ emplettes faire des achats/ emplettes faire
des
achats/
inkt inkt inkt inlichting inlichting inlichting d7 inlichting inlichtingen vragen inlichtingen vragen over inlichtingen vragen inlichtingen vragen inlichtingen vragen inlijsten inlijsten inlijsten Inmiddels Inmiddels Inmiddels Inmiddels Inmiddels Inmiddels ces entrefaites; inpakken inpakken inpakken envelopper inrichten (\‟maison‟) inrichten (\‟maison‟) inrichten (\‟maison‟) inrichten inrichten inrichten inschenken inschenken inschenken inschrijven (zich – voor) inschrijven (zich -) inschrijven (zich -) inschrijven (zich -) insecte insecte insecte insgelijks insgelijks insgelijks inslapen („in slaap vallen‟) inslapen ('in slaap vall.) inslapen ('in slaap vall.) inslapen ('in slaap vall.) inslikken inslikken inslikken inslikken inspanning (krachts-) doen
encre m encre m encre m renseignement m d7 renseignement m d7 renseignement m renseignement m// information f se renseigner se renseigner sur se renseigner d7 se renseigner d7 se renseigner d7 encadrer encadrer encadrer pendant cela pendant cela pendant cela en attendant, sur ces entrefaites; en attendant, sur ces entrefaites; en attendant, sur emballer; envelopper emballer; envelopper emballer; décorer (décoration f) décorer (décoration f) décorer (décoration f) arranger; arranger; arranger; verser verser verser s‟inscrire à s'inscrire p11 s'inscrire p11 s'inscrire p11 insecte m insecte m insecte m pareillement pareillement pareillement s‟endormir s'endormir t4 s'endormir t4 s'endormir t4 avaler t2 avaler t2 avaler t2 avaler faire un effort
inspanning (krachts-) inspanning (krachts-) inspanning (krachts-) installeren (zich -) installeren (zich) installeren (zich) installeren (zich) instappen instappen instappen dans d1 instappen in instemmen met instemmen met instemmen met instorten („persoon‟) instorten instorten instorten instorten instorten instorten instorten instrument instrument instrument instrument bespelen integendeel integendeel integendeel integendeel intelligent intelligent intelligent interessant interessant interessant interesseren (zich – voor) interesseren (zich – voor) interesseren (zich – voor) interesseren (zich – voor) interesseren interesseren interesseren interesseren interesseren interesseren intern intern intern international international international interview
effort m t3 effort m t3 effort m t3 s‟installer s'installer t1 s'installer t1 s'installer t1 monter; entrer dans d1 monter; entrer dans d1 monter;
entrer
monter dans consentir à; acquiescer consentir à; acquiescer consentir à; acquiescer craquer craquer t7 craquer t7 craquer t7 s'écrouler t12 s'écrouler t12 s'écrouler t12 s‟écrouler instrument m d10 instrument m d10 instrument m d10 jouer d‟un instrument au contraire t11 au contraire t11 au contraire t11 au contraire intelligent,-e intelligent,-e intelligent,-e intéressant,-e intéressant,-e intéressant,-e s‟intéresser à s‟intéresser à s‟intéresser à s‟intéresser à intéresser d8 intéresser d8 intéresser d8 intéresser p10 intéresser p10 intéresser p10 interne interne interne international,-e international,-e international,-e interview f d5
interview interview interview interviewen interviewen interviewen interviewen intussen intussen intussen invetten invetten invetten invloed invloed invloed invoer invoer invoer f invoeren invoeren invoeren invoeren invullen invullen invullen inwoner inwoner inwoner inwoner inwoner inwoner inwoner inzittende inzittende inzittende Israëlisch Israëlisch Israëlisch Israëlisch Italiaan Italiaan Italiaan Italiaans Italiaans Italiaans Italiaans Italië Italië Italië ja (na ontkenning) ja ja ja
interview f d5 interview f d5 interview f interviewer d9 interviewer d9 interviewer d9 interviewer ; passer une i. à pendant ce temps pendant ce temps pendant ce temps graisser graisser graisser influence f influence f influence f importation f importation f importation introduire t5 introduire t5 introduire t5 introduire remplir remplir remplir habitant m d5 habitant m d5 habitant m d5 habitant m ; habitant m ; habitant m ; habitant m occupant d6 occupant d6 occupant d6 israélien,-ne t10 israélien,-ne t10 israélien,-ne t10 israélien,-nne Italien,-nne Italien,-nne Italien,-nne italien,-ne d5 italien,-ne d5 italien,-ne d5 italien,-nne Italie f Italie f Italie f si oui p2 oui p2 oui p2
ja ja ja ja ja/ jawel ('na ontkenning') ja/ jawel ('na ontkenning') ja/ jawel ('na ontkenning') jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaargetijde jaargetijde jaargetijde jack jack jack p11 jack jack jack p7 jack jagen (op zwijnen -) jagen jagen jagen (chasse f) jager jager jager m t6 jager jaloers jaloers jaloers (jalousie f) jam (aardbeien-) jam jam jam p12 jammer (het is – dat …) jammer dan (niets a. te doen) jammer dan jammer dan jammer dan jammer genoeg jammer genoeg jammer genoeg jammer genoeg jammer
oui ; si oui ; si oui ; si oui ; (ouais) si p7 si p7 si p7 an m p6 an m p6 an m p6 année f p8 année f p8 année f p8 an m ; année f saison f saison f saison f anorak m p11 anorak m p11 anorak
m
blouson m p7 blouson m p7 blouson m anorak m ; blouson m chasser les sangliers chasser (chasse f) chasser (chasse f) chasser chasseur m t6 chasseur m t6 chasseur chasseur m jaloux,-se (jalousie f) jaloux,-se (jalousie f) jaloux,-se confiture f (à la fraise) confiture f p12 confiture f p12 confiture f dommage (c‟est … que +S) tant pis tant pis p10 tant pis p10 tant pis p10 malheureusement d12 malheureusement d12 malheureusement d12 malheureusement dommage d2
jammer jammer jammer jammer jammer januari (in <de maand> -) januari januari januari januari Japan Japan Japan (au -) Japans Japans Japans japans japon japon japon jarig zijn jarig zijn jarig zijn anniversaire jas jas jas je bedoelt je bedoelt je bedoelt je kunt ( >> kunnen) je kunt ( >> kunnen) je kunt ( >> kunnen) jeugd jeugd jeugd jeugd jeugd jeugd t11 jeugd jeugdherberg jeugdherberg jeugdherberg jeunesse jeugdherberg jeugdherberg jeugdherberg jeunesse d7 jeugdherberg jeugdig jij bent jij bent jij bent
dommage d2 dommage d2 dommage p14 dommage p14 dommage p14 en janvier; au mois de janvier janvier (m) p8 janvier (m) p8 janvier (m) p8 janvier le Japon (au -) le Japon (au -) le
Japon
japonais,-e t10 japonais,-e t10 japonais,-e t10 japonais,-e robe f robe f robe f avoir son anniversaire avoir son anniversaire avoir
son
manteau m manteau m manteau m tu veux dire p15 tu veux dire p15 tu veux dire p15 tu peux ( >> pouvoir) p6 tu peux ( >> pouvoir) p6 tu peux ( >> pouvoir) p6 jeunesse f jeunesse f jeunesse f jeunesse f t11 jeunesse f t11 jeunesse f jeunesse f auberge f de jeunesse auberge f de jeunesse auberge
f
de
auberge
f
de
auberge f de jeunesse d7 auberge f de jeunesse d7
auberge f de jeunesse juvénile tu es p2 tu es p2 tu es p2
jij bent jij bent jij bent jij gaat ( >> gaan) jij gaat ( >> gaan) jij gaat ( >> gaan) jij hebt jij hebt jij hebt jij heet jij heet jij heet t'appelles p2 jij hoeft alleen maar ... jij hoeft alleen maar ... jij hoeft alleen maar ... jij moet zijn (>> moeten) jij moet zijn (>> moeten) jij moet zijn (>> moeten) jij moet jij moet jij moet jij skiet ( >> skiën) jij skiet ( >> skiën) jij skiet ( >> skiën) ski) p11 jij weet ( >> weten) jij weet ( >> weten) jij weet ( >> weten) jij ziet ( >> zien) jij ziet ( >> zien) jij ziet ( >> zien) jong jong jong jong jonge dame jongedame jongedame jongedame Mademoiselle ! jongen jongen jongen jongen jongere jongere jongere jongere jongere jongere jongeren (de -) jongeren (de oudere jongens) journalist
tu es p4 tu es p4 tu es p4 tu vas ( >> aller) p9 tu vas ( >> aller) p9 tu vas ( >> aller) p9 tu as p4 tu as p4 tu as p4 tu t'appelles p2 tu t'appelles p2 tu tu n'as qu'à d7 tu n'as qu'à d7 tu n'as qu'à d7 tu dois être ( >> devoir) p15 tu dois être ( >> devoir) p15 tu dois être ( >> devoir) p15 il faut d7 il faut d7 il faut d7 tu fais du ski ( >> faire du ski) p11 tu fais du ski ( >> faire du ski) p11 tu fais du ski ( >> faire du tu sais ( >> savoir) p7 tu sais ( >> savoir) p7 tu sais ( >> savoir) p7 tu vois ( >> voir) p15 tu vois ( >> voir) p15 tu vois ( >> voir) p15 jeune p6 jeune p6 jeune p6 jeune une demoiselle; Mademoiselle ! demoiselle f p3 ; Mademoiselle ! demoiselle f p3 ; Mademoiselle ! demoiselle f p3 ; garçon m p10 garçon m p10 garçon m p10 garçon m; (gars m) jeune m p4 jeune m p4 jeune m p4 jeune m p6 jeune m p6 jeune m p6 les jeunes les jeunes gens jour m (journée f) p8 journaliste m/f
journalist journalist jouw jouw jouw p4 jouw jubileum jubileum jubileum juffrouw (Mejuffrouw) juffrouw (Mejuffrouw) juffrouw (Mejuffrouw) Juffrouw dupont juichen juichen juichen juist juist juist juli juli juli p8 juli juni juni juni juni jurk jurk jurk jurk justitie juweel kaak kaal kaal kaal kaal kaalheid kaap kaars kaart kaarten kaarten kaarten p11 kaarten kaartje kaartje kaas kaas kaas p12
journaliste m/f journaliste m/f ton m/ ta f p4 ton m/ ta f p4 ton m/ ta f ton; ta; tes jubilé m jubilé m jubilé m Mademoiselle f p3 Mademoiselle f p3 Mademoiselle f p3 Mademoiselle Dupont jubiler ?? jubiler ?? jubiler ?? correct correct correct juillet (m) p8 juillet (m) p8 juillet
(m)
juillet juin (m) p8 juin (m) p8 juin (m) p8 juin robe f robe f p7 robe f p7 robe f p7 justice f joyau m mâchoire f chauve d4 chauve d4 chauve d4 chauve calvitie f cap m chnadelle f carte f jouer aux cartes p11 jouer aux cartes p11 jouer aux cartes jouer aux cartes (fpl) billet m; ticket m ticket m; billet m fromage m p12 fromage m p12 fromage m
kaas kaasboer kabel kabeljauw kachel kade kado kajuit kalender kalender kalender kalender kalender kalf kalk kalkoen kalm (zachtjes) kalm (zachtjes) kalm (zachtjes) kalm (zachtjes) kalm kalm kalm kalm kalm kam kam kam t12 kam kameel kameel kameel kameel kamer (met 5 –s) kamer (mijn -) kamer (mijn -) kamer (mijn -) kamer (mijn -) kamer (slaap-) kamer (slaap-) kamer (slaap-) kamer kamer kamer kamer kamer kamer kammen (even je haar -) kammen (je haar -) kammen (je haar -) kammen (je haar -) kammen (je haar -) kammen (je haar -) kammen (zich -)
fromage m fromager m câble m morue f poêle m ?? quai m cadeau m ; <présent m> cabine f calendrier m calendrier m p9 calendrier m p9 calendrier m p9 calendrier m veau m chaux f dinde f; dindon m doucement d7 doucement d7 doucement d7 doucement calme p3 calme p3 calme p3 calme; tranquille calme peigne m t12 peigne m t12 peigne
m
peigne m chameau m t12 chameau m t12 chameau m t12 chameau m à cinq pièces (fpl) ma chambre f p4 ma chambre f p4 ma chambre f p4 ma chambre chambre f p4 chambre f p4 chambre f p4 pièce f p4 pièce f p4 pièce f p4 pièce f p5 pièce f p5 pièce f p5 se donner un coup de peigne se coiffer t4 se coiffer t4 se coiffer t4 se coiffer se peindre les cheveux se peindre les cheveux
kammen kammen kammen cheveux t4 kampeerder kampeerder kampeerder kampeerder kamperen kamperen kampioen kampioenschap kampioenschap kampioenschap p14 kampioenschap kan Kanaal kandelaar kaneel kano kano kano d1 kano kans kansel kant („textiel‟) (van -) kant (aan de andere -) kant (aan de ene -) kant kantine (in de -) kantine kantine kantine kantlijn kantoor kantoor kapitaal kapitein kappen („coiffure‟) kappen kapper kapsel kar (supermarkt-retje) kar (supermarkt-retje) kar (supermarkt-retje) kar (supermarkt-retje) kar (supermarkt-retje) kar (supermarkt-retje) karakter karikatuur karikatuur karikatuur karikatuur
se peindre les cheveux t4 se peindre les cheveux t4 se
peindre
les
campeur m p14 campeur m p14 campeur m p14 campeur m faire du camping ; camper faire du camping champion,-nne championnat<s> m p14 championnat<s> m p14 championnat<s>
m
championnat<s> m pot m ; broc m ?? la Manche chandelier m cannelle f canoë m d1 canoë m d1 canoë canoë m chance f chaire f en dentelle f de l‟autre côté; d‟autre part d‟un côté; d‟une part côté m à la cantine cantine f p13 cantine f p13 cantine f p13 marge f bureau m bureau m capital m capitaine m coiffer couper; abattre coiffeur,-euse coiffure f caddie m d3 caddie m d3 caddie m d3 chariot m d3 chariot m d3 chariot m d3 caractère m caricature f t5 caricature f t5 caricature f t5 caricature f
m
karper karpet karretje (supermarkt-) karton kas kasboek kassa kassa kassa kassa kassa kassa p14 kassa kassier kast kast kast p5 kast kastanje kastanjeboom kastanjebruin kastanjebruin kastanjebruin kasteel kasteel kasteel kasteel kat kat kat kat kathedraal kathedraal kathedraal kathedraal katje (jonge -) katje (jonge -) katje (jonge -) katrol kauwen kauwgom kazerne keel keer (drie -) („maal‟) keer ('maal') keer ('maal') keer ('maal') keer ('maal') keer ('maal') keer ('maal') kegel („maths‟) keizer keizerin
carpe f tapis m chariot m ; caddy m carton m caisse f livre m de caisse caisse f d3 caisse f d3 caisse f d3 caisse f p14 caisse f p14 caisse
f
armoire
f
caisse f caissier,-ière armoire f p5 armoire f p5
armoire f châtaigne (f) châtaignier f châtain m/f d5 châtain m/f d5 châtain m/f d5 château m d7 château m d7 château m d7 château m chat m p4 chat m p4 chat m p4 chat m (chatte f) cathédrale f p15 cathédrale f p15 cathédrale f p15 cathédrale f chaton m d1 chaton m d1 chaton m d1 poulie f mâcher gomme à mâcher ; chewing gum m caserne f gorge f trois fois (f) fois f p11 fois f p11 fois f p11 fois f p7 fois f p7 fois f p7 cône m empereur m impératrice f
keizerrijk kelder kelder kelder kelder kelner kelner kelner p12 kelner kenmerkend kennen (iemand -) kennen kennen kennen (connu=ge/be kend) t1 kennen kennen kennen kennis ('weten') kennis ('weten') kennis ('weten') kennis kenteken kerel („vent‟) kerel (vent) kerel (vent) kerel (vent) kerk kerk kerk p15 kerk kerkboek kerkhof kermis kers kers kers p13 kers kers kers kerstboom Kerstmis Kerstmis Kerstmis kerstmis ketel ketel ketel m t6 ketel keuken keuken
empire m cave f t1 cave f t1 cave f t1 cave f garçon m p12 garçon m p12 garçon
m
garçon m <de café/ de restaurant> caractéristique <de> connaître qqn (connu) connaître (connu=ge/be kend) t1 connaître (connu=ge/be kend) t1 connaître connaître d4 connaître d4 connaître d4 connaissance<s> f t3 connaissance<s> f t3 connaissance<s> f t3 connaissance<s> f// savoir m plaque f d‟immatriculation mec m mec m d11 mec m d11 mec m d11 église f p15 église f p15 église f église f livre de psaumes ; livre d‟heures cimetière m foire f ; kermesse f ??? cerise f p13 cerise f p13 cerise cerise f p3 cerise f p3 cerise f sapin m <de Noël> Noël (m) p9 Noël (m) p9 Noël (m) p9 Noël chaudron m t6 chaudron m t6 chaudron chaudron m cuisine f p5 cuisine f p5
f
keuken keuken keus kever kiespijn (ik heb -) kiespijn kievit kiezen kiezen kiezen kiezen kiezen kiezen kijken kijken naar (bekijken) kijken naar (bekijken) kijken naar (bekijken) kijken naar kikker kikker kikker t6 kikker kilo kilo kilo kilogramme m p12 kilo kilometer kin kind kind kind p8 kind kinderachtig kinderachtig kinderachtig kinderachtig kiosk kiosk kiosk p10 kiosk kiosk kiosk p15 kiosk kip kip kip (poulet m ('dîner')) d2 kip kip kip
cuisine f p5 cuisine f choix m coléoptère m j‟ai mal aux dents mal m de dents vanneau m choisir d10 choisir d10 choisir d10 choisir d4 choisir d4 choisir regarder +4 regarder p5 regarder p5 regarder p5 regarder +4 grenouille f t6 grenouille f t6 grenouille f grenouille f kilo m; kilogramme m p12 kilo m; kilogramme m p12 kilo
m;
kilo m kilomètre m menton m enfant m/f p8 enfant m/f p8 enfant m/f enfant m infantile d8 infantile d8 infantile d8 infantile ; enfantin,-e kiosque m p10 kiosque m p10 kiosque m kiosque m p15 kiosque m p15 kiosque m kiosque m poule f (poulet m ('dîner')) d2 poule f (poulet m ('dîner')) d2 poule
f
poulet m t2 poulet m t2 poulet m t2
kip kippenhok kist klaar klaar klaar klaar klaarmaken klaarmaken klaarmaken klaarmaken klacht klagen klank klant klant klant m/f t5 klant klap klaproos klarinet klarinet klarinet klarinet klas (in de vierde klas) klas klas klas klasgenoot klassenavond klassenavond klassenavond klassenavond klassenvertegenwoordiger klassenvertegenwoordiger klassenvertegenwoordiger klassenvertegenwoordiger kledingstuk kleerkast ? kleermaker klei (van -) klei klei klei klei klein klein klein klein klein klein klein kleindochter kleingeld (hebt u … klein ?)
poule f ; (dîner : ) poulet m poulailler m caisse f prêt,-e t4 prêt,-e t4 prêt,-e t4 prêt,-e préparer p9 préparer p9 préparer p9 préparer plainte f se plaindre <de> son m client,-e m/f t5 client,-e m/f t5 client,-e client m ; cliente f coup m coquelicot m clarinette f d10 clarinette f d10 clarinette f d10 clarinette f classe f (en quatrième) classe f p2 classe f p2 classe f p2 condisciple m; camarade m/f de classe soirée f de classe p7 soirée f de classe p7 soirée f de classe p7 soirée f de classe délégué,-e de classe d7 délégué,-e de classe d7 délégué,-e de classe d7 délégué,-e de classe vêtement m garderobe f tailleur m en argile f argile f argile f t6 argile f t6 argile f t6 petit,-e p3 petit,-e p3 petit,-e p3 petit,-e p5 petit,-e p5 petit,-e p5 petit,-e petite-fille monnaie f (avez-vous la m. de … ?)
kleingeld kleingeld kleingeld kleinigheid kleinigheid kleinigheid kleinigheid kleinkinderen kleinzoon kleren kleren kleren mpl p7 kleren kleren kleren mpl t7 kleren kleur kleur kleur p7 kleur kleuter kleuterschool kleuterschool kleuterschool t1 kleuterschool kleven klimaat klimmen klimmen klimmen klimmen klimmen klimop klinker klip klok klomp klomp klomp klomp t10 klomp klooster kloppen kloven kluizenaar knagen knap knap knecht kneden
monnaie f t5 monnaie f t5 monnaie f t5 rien (un - ) m t8 rien (un - ) m t8 rien (un - ) m t8 un rien (un brin) petits-enfants petit-fils vêtements mpl p7 vêtements mpl p7 vêtements vêtements mpl t7 vêtements mpl t7 vêtements vêtements mpl (habits mpl) couleur f p7 couleur f p7 couleur
f
couleur f mioche m ??? école f maternelle t1 école f maternelle t1 école f maternelle école f maternelle coller climat m grimper <sur> grimper t3 grimper t3 grimper t3 grimper lierre f voyelle f écueil m horloge f; pendule m ??? sabot m sabot m t10 sabot m t10 sabot sabot m couvent m ; monastère m ??? frapper fendre ermite m ronger fort,-e; intelligent,-e ??? joli,-e valet m pétrir
m
knie knie knie d4 knie knielen knijpen knippen knoflook knoflook knoflook knoop („veste‟/ „instrument‟) knoop knop knopen (aan-) knopen knopen knopen knutselaar knutselen knutselen knutselen knutselen knutselen koe koe koe koe koe koek koek koek koek d3 koek koekenpan koekepan koekepan koekepan koekepan koekoek koel koelkast koffer koffer koffer koffer koffer koffie met melk koffie met melk koffie met melk koffie koffie koffie koffie
genou m d4 genou m d4 genou
m
genou m s‟agenouiller; se mettre à genoux pincer couper ail m ail m ail m bouton m bouton m ; („mer‟) noeud m bouton m nouer nouer t7 nouer t7 nouer t7 bricoleur bricoler bricoler p9 bricoler p9 bricoler p9 bricoler vache f vache f d2 vache f d2 vache f d2 vache f gâteau m gâteau m d3 gâteau m d3 gâteau m gâteau m poêle f poêle f à frire poêle f t2 poêle f t2 poêle f t2 coucou m frais, fraîche réfrigérateur m; firgidaire m valise f valise f p9 valise f p9 valise f p9 valise f café m crème f p12 café m crème f p12 café m crème f p12 café m café m p12 café m p12 café m p12
koffie kok kok kok t8 kok kok koken koken koken cuisine; cuisiner koken koken kom ! kom ! kom ! kom nu ! komen komen komen komen komen komen komen komen komen komen komen komkommer komkommer komkommer komkommer kompas komst konijn konijn konijn konijn konijn koning koningin koninklijk koninklijk koninklijk koninklijk koninklijk koninkrijk kooi kooi kooi kooi kool koop (aan-) koop (te - zijn) koop
café m cuisinier m t8 cuisinier m t8 cuisinier m cuisinier m; chef m de cuisine cuisinier m faire la cuisine; cuisiner faire la cuisine; cuisiner faire
la
bouillir (je fais boullir l‟eau/ l‟eau bout) faire la cuisine ; cuisiner viens ! p4 viens ! p4 viens ! p4 allez donc ! venir p13 venir p13 venir p13 venir p6 venir p6 venir p6 venir t1 ? venir t1 ? venir t1 ? venir venir ( >>> je suis venu,-e) concombre m d3 concombre m d3 concombre m d3 concombre m boussole f venue f ; arrivée f lapin m lapin m d2 lapin m d2 lapin m d2 lapin m roi m reine f majestueux,-se d2 majestueux,-se d2 majestueux,-se d2 royal,-e majestueux,-se royaume m cage f d2 cage f d2 cage f d2 cage f chou m achat m être en vente achat m
koopje koopjes koopjes koopjes koopjes koopman koopman koopman koopman koopwaar („goederen‟) koopwaar koopwaar koopwaar f t3 koor („muziek‟) koor ('muziek') koor ('muziek') koor ('muziek') koord koorts koortsthermometer kopen kopen kopen kopen koper koper koper kopje kopje kopje kopje koppig koren koren koren koren korrel kort („tijd‟) kort kort kort d10 kort kort kort d10 kort korting kosbaar kosbaar kosbaar kostbaar kostbaar kosten
aubaine f; occasion f soldes fpl p8 soldes fpl p8 soldes fpl p8 soldes f marchand m p10 marchand m p10 marchand m p10 marchand m marchandises f marchandise<s> f t3 marchandise<s> f t3 marchandise<s> chorale f chorale f d10 chorale f d10 chorale f d10 corde f fièvre f thermomètre m médical acheter p6 acheter p6 acheter p6 acheter acheter acheter acheteur m tasse f t2 tasse f t2 tasse f t2 tasse f entêté,-e blé m t6 blé m t6 blé m t6 blé m grain m bref, brève bref, brève d10 bref, brève d10 bref, brève court,-e d10 court,-e d10 court,-e court,-e remise f; rabais m précieux,-se t5 précieux,-se t5 précieux,-se t5 précieux,-se; cher, chère précieux,-se; coûteux,-se coûter
kosten kosten kosten d7 kosten kosten kostganger kostprijs kostprijs koud koud koud p11 koud kous kozijn kraag kraag kraag kraag kraai krachtig krachtig krachtig krachtig krant krant krant krant (journaux mpl) p10 krant krassen ??? kreeft kreet krent kreukelen krijgen krijt krijt<je> krijtje krijtje krijtje krimpen („vent‟) krimpen kring kristal kritiek kritiek kritiek kritiek kroning kroon kroonprins kruid kruidenier
frais mpl d7 frais mpl d7 frais
mpl
coûter frais m pensionnaire m prix m de revient prix m de revient froid,-e p11 froid,-e p11 froid,-e froid,-e bas m châssis m ?? col m d5 col m d5 col m d5 col m corneille f puissant,-e d10 puissant,-e d10 puissant,-e d10 puissant,-e journal m journal m (journaux mpl) p10 journal m (journaux mpl) p10 journal
m
journal m (journaux pl) homard m cri m raisin de Corinthe chiffonner recevoir; obtenir craie f craie f craie f d1 craie f d1 craie f d1 tourner ??? se rétrécir cercle m cristal m critique f t8 critique f t8 critique f t8 critique f couronnement m couronne f dauphin m herbe f épicier m
kruidenier kruidenier kruidenier kruidenier kruimel kruipen kruis kruisen kruisen kruisen kruisen kruispunt kruispunt kruispunt kruispunt kruiwagen krul („cheveux‟) kuchen kuchen kuchen kudde kuiken kuiken kuiken kuiken d9 kuiken kundig kunnen kunnen kunst kunst kunst kunst kunstenaar kurk kurketrekker kus kussen kussen kussen kussen kussen kussen kussen kust (aan de -) kust kust kust kwaad kwaadaardig kwaadaardig („maladie‟) kwartaal kwartier kweken (bloemen -)
épicier m d3 épicier m d3 épicier m d3 épicier m miette f ramper croix f croiser t12 croiser t12 croiser t12 croiser carrefour m p15 carrefour m p15 carrefour m p15 carrefour m brouette f boucle f toussoter toussoter toussoter tropupeau m poussin m poussin m d9 poussin m d9 poussin m poussin m capable ??? pouvoir; être en mesure de pouvoir ; (savoir) art m t8 art m t8 art m t8 art m artiste m bouchon m; ?? liège tire-bouchon m baiser m; bise f coussin m coussin m p5 coussin m p5 coussin m p5 embrassser coussin m embrasser; donner un baiser à côte f (sur la -) côte f d5 côte f d5 côte f d5 mal m fâcheux maligne trimestre m quart m d‟heure cultiver des fleurs
kweken kweken kweken kweker kweker kweker kweker kweker kweker kweker kweker kwik laag laag laag laag d1 laag laag laan laars laars laars laars laars laat laat laat laat laat laatste laatste laatste p11 laatste laatste laatste p14 laatste laboratorium lachen lachen lachen lachen ladder ladder ladder p13 ladder ladenkastje ladenkastje ladenkastje ladenkastje lafaard lagere school
cultiver t9 cultiver t9 cultiver t9 cultivateur m cultivateur m cultivateur m maraîcher m t9 maraîcher m t9 maraîcher m t9 cultivateur m maraîcher m mercure m bas bas, basse d1 bas, basse d1 bas, basse couche f bas,-sse allée f botte f botte f p7 botte f p7 botte f p7 botte f tard tard p13 tard p13 tard p13 tard dernier, dernière p11 dernier, dernière p11 dernier,
dernière
dernier,
dernière
dernier, dernière p14 dernier, dernière p14
dernier,-ière laboratoire m ; labo m rire <de> rire d4 rire d4 rire d4 (rire m) échelle f p13 échelle f p13 échelle échelle f commode f p5 commode f p5 commode f p5 commode f lâche m (lâcheté f) école f élémentaire t5
f
lagere school lagere school lagere school lam lam lam d2 lam lam lamp land land land land landbouw landgenoot landingsbaan landingsbaan landingsbaan landkaart landmeter landschap landschap landschap landschap landschap landstreek landweg lang (lange tijd) lang (lange tijd) lang (lange tijd) lang (lange tijd) lang lang lang longue d2 lang langdradig lange broek langs langslaper langwerper langzaam langzaam langzaam langzaam langzamerhand lantaarn las last („difficulté) last („kg‟/‟soins‟) lastig lat laten („toestaan‟) laten (over-)
école f élémentaire t5 école f élémentaire t5 école f élémentaire agneau m d2 agneau m d2 agneau m paralytique agneau m lampe f pays m p6 pays m p6 pays m p6 pays m agriculture f compatriote m piste f d‟atterissage piste d‟atterissage piste d‟atterissage carte f géographique arpenteur m paysage m paysage m d11 paysage m d11 paysage m d11 paysage m région f chemin m vicinal longtemps d4 longtemps d4 longtemps d4 longtemps long, longue d2 long, longue d2 long, long,-gue prolixe ?? pantalon m le long de; par dormeur ?? oblong,-gue lent,-e ; lentement d6 lentement d6 lentement d6 lent,-e peu à peu ; graduellement lanterne f joint m embarras m ; .. charge f pénible ; ennuyeux ; difficile latte f permettre qch à qn laisser d3
laten (over-) laten (over-) laten (over-) laten vallen laten vallen laten vallen laten vallen laten vallen laten vallen laten vallen laten we eens zien ! laten we eens zien laten we eens zien laten we eens zien laten zien („tonen‟) laten zien laten zien laten zien later later later p10 later Latijn Latijn Latijn latijn lauw lauw lauw lauw laven lawaai lawaai lawaai d6 lawaai lawaai lawaai lawaai lawaai lawaai lawaai lawaaiig lawaaiig lawaaiig lawaaiig lawine ledematen ledikant leeftijd leeftijd leeftijd leeftijd leer (van -)
laisser d3 laisser d3 laisser abandonner t11 abandonner t11 abandonner t11 laisser tomber t11 laisser tomber t11 laisser tomber t11 abandonner ; laisser tomber voyons ! voyons d3 voyons d3 voyons d3 montrer montrer p4 montrer p4 montrer p4 plus tard p10 plus tard p10 plus
tard
plus tard latin m p13 latin m p13 le latin m p13 latin tiède d5 tiède d5 tiède d5 tiède rafraîchir; abreuver vacarme m d6 vacarme m d6 vacarme m bruit m d6 bruit m d6 bruit m d6 bruit m p11 bruit m p11 bruit m p11 bruit m ; vacarme m bruyant,-e t1 bruyant,-e t1 bruyant,-e t1 bruyant,-e avalanche f memebres mpl lit m âge m p6 âge m p6 âge m p6 âge m cuir m (en -) p14
leer (van -) cuir m (en -) p14 leer (van -) cuir m (en -) p14 leer (van -) en cuir m leerling („vak/ beroep‟) apprenti,-e m/f leerling ('vak/ beroep') apprenti,-e m/f t8 leerling ('vak/ beroep') apprenti,-e m/f t8 leerling ('vak/ beroep') apprenti,-e m/f t8 leerling élève m/f p2 leerling élève m/f p2 leerling élève m/f p2 leerling élève m/f leeuw lion m d2 leeuw lion m d2 leeuw lion m d2 leeuw lion,-nne leeuwerik alouette f leger armée f t8 leger armée f t8 leger armée f t8 leger armée f leggen (neer-) mettre (>>> mis) leggen (neer-) poser; mettre leggen mettre ; poser legkaart jeu de patience f leiden („voorstaan‟) mener par trois à deux leiden tot conduire à t3 leiden tot conduire à t3 leiden tot conduire à t3 leiden tot mener à t3 leiden tot mener à t3 leiden tot mener à t3 leiden tot mener à leiden conduire t10 leiden conduire t10 leiden conduire t10 leiden mener t10 leiden mener t10 leiden mener t10 leiden conduire leider chef m ; guide m leiding conduit m leidinggevende cadre m// responsable m leidinggevende (hogere -) cadre m supérieur leidinggevende (iemand met – functie) cadre m d1 leidinggevende functie (iemand met) cadre m d1 leidinggevende functie (iemand met) cadre m d1 lekkage fuite f d'eau f t1 lekkage fuite f d'eau f t1 lekkage fuite f d'eau f t1 ; infiltration f lekkage fuite f d‟eau lekker bon,-ne p8 lekker bon,-ne p8 lekker bon,-ne p8 lekker bon, -nne
lelijk lelijk lelijk lelijk lenen aan lenen aan lenen aan lenen aan lenen aan lenen aan lenen aan lenen van (ontlenen aan) lenen van lenen van lenen van lengte („persoon‟) lengte lengte lengte t5 lengte lengte lengte ('personne') t5 lengte lengte lengte lengte lenig lening lening lente (in de -) lente lente lente m (au printemps) p9 lepel lepel lepel lepel leraar basisschool leraar basisschool leraar basisschool leraar bassischool leraar bassischool leraar bassischool leraar leraar leraar m/f p2 lerares basisschool lerares basisschool lerares basisschool lerares basisschool lerares basisschool
laid,-e t1 laid,-e t1 laid,-e t1 laid,-e prêter à d11 prêter à d11 prêter à d11 prêter à t5 prêter à t5 prêter à t5 prêter à emprunter à emprunter à t5 emprunter à t5 emprunter à t5 taille f longueur f t5 longueur f t5 longueur f taille f ('personne') t5 taille f ('personne') t5 taille
f
taille f d4 taille f d4 taille f d4 longueur f souple ; .. ?? emprunt m prêt m au printemps printemps m (au printemps) p9 printemps m (au printemps) p9 printemps cuillère f t2 cuillère f t2 cuillère f t2 cuillère f instituteur m d12 instituteur m d12 instituteur m d12 instituteur m t1 instituteur m t1 instituteur m t1 professeur m/f p2 professeur m/f p2 professeur institutrice f d12 institutrice f d12 institutrice f d12 institutrice f p11 institutrice f p11
lerares basisschool lerares basisschool lerares basisschool lerares basisschool leren (het -) leren leren leren d3 leren les („boek‟) les les les p11 les les les leçon f d8 les les les les les les les lessenaar let op ! let op ! let op ! let op ! letsel letter lettergreep lettergreep leugen leugenaar leuk (schattig) leuk (schattig) leuk (schattig) leuk leuk leunen leuning Leve … ! leve de sport T leve de sport T leve de sport T leve leve leve p14 leven (be-) leven (zij leven <wonen>)
institutrice f p11 institutrice f t1 institutrice f t1 institutrice f t1 apprentissage m apprendre d3 apprendre d3 apprendre apprendre ( >> appris) leçon f cours m p11 cours m p11 cours
m
cours
m;
cours m; leçon f d8 cours m; leçon f d8
leçon f d8 leçon f d8 leçon f d8 leçon f p9 leçon f p9 leçon f p9 cours m pupitre m attention ! p11 attention ! p11 attention ! p11 attention ! blessure f; mal ?? lettre f syllabe f syllabe f mensonge m menteur m mignon,-ne p10 mignon,-ne p10 mignon,-ne p10 amusant,-e joli,-e s‟appuyer; prendre appui rampe f Vive ……. ! vive le sport m p14 vive le sport m p14 vive le sport m p14 ... ! ... !
vive ... ! p14 vive ... ! p14 ... !
vivre vivre ( ils vivent) d2
vive
...
!
leven (zij leven <wonen>) leven (zij leven <wonen>) leven leven leven leven levend levend levend levendig levenslustig levensmiddelen leverancier leveren (af-) leveren lezen lezen lezen lezen lezing lichaam licht licht licht licht licht licht légère d10 licht licht licht légère d2 licht licht lid lid lid p6 lid lidwoord lied lied liedje liedje liedje p1 liedje lief liefde liefde liefde d4 liefde liefhebben liefs (veel -)
vivre ( ils vivent) d2 vivre ( ils vivent) d2 vie f p4 vie f p4 vie f p4 vie f vivant,-e d9 vivant,-e d9 vivant,-e d9 vif,vive vif,vive ; gai,-e ?? provisions fpl fournisseur m livrer fournir lire p6 lire p6 lire p6 lire (>>> lu) conférence f corps m clair,-e t10 clair,-e t10 clair,-e t10 léger, légère d10 léger, légère d10 léger, léger, légère d2 léger, légère d2 léger, lumière f léger/ légère membre m p6 membre m p6 membre m membre m article m chanson f chant m ; cantique m chanson f p1 chanson f p1 chanson f chanson f cher, chère amour m d4 amour m d4 amour amour m aimer grosses bises fpl p6
m
liefs (veel -) liefs (veel -) liefs (veel -) liegen lieve („beste‟) lieve (beste) lieve (beste) lieve (beste) lieveheersbeestje lieveheersbeestje lieveheersbeestje lievelings... lievelings... lievelings... lievelings….. liever hebben (voorkeur g. a.) liever hebben liever hebben liever hebben liever lift lift lift m p5 lift liften liften liften l'autostop d6 liften liften liften stop d6 liften liggen liggen ligging („mooie ligging/ plek‟) ligging (plek) ligging (plek) ligging (plek) ligging lijden lijden lijden lijden lijdend voorwerp lijdende vorm lijder lijken (het lijkt wel lijken (schijnen) lijken (shcijnen) lijken (shcijnen) lijken op lijken op lijken op
grosses bises fpl p6 grosses bises fpl p6 grosses bises mentir cher<s>/ chère<s> cher, chère p6 cher, chère p6 cher, chère p6 coccinelle f t9 coccinelle f t9 coccinelle f t9 ... préféré,-e p7 ... préféré,-e p7 ... préféré,-e p7 …. préféré,-e préférer +4; aimer mieux + 4 préférer p5 préférer p5 préférer p5 plutôt ascenseur m p5 ascenseur m p5 ascenseur ascenseur m faire de l'autostop d6 faire de l'autostop d6 faire
de
faire
du
faire du stop d6 faire du stop d6 faire du stop; … de l‟autostop être se trouver ; se situer site m site m d1 site m d1 site m d1 situation f ; position f souffrir <de> souffrir <de> t7 souffrir t7 souffrir t7 (complément d‟)objet (direct) voix f passive; passif m malade m ?? on dirait sembler t8 sembler t8 sembler t8 ressembler <à> t8 ressembler <à> t8 ressembler <à> t8
lijken op lijken lijken lijken lijken lijn limonadesiroop limonadesiroop limonadesiroop limonadesiroop links links links p5 links lint linzen linzen linzen p13 lip list liter liter liter liter liter literatuur literatuur literatuur literatuur litteken loeien loeien loeien lof logé logeerkamer logeren logisch logisch logisch logisch loket loket loket loket p6 loket lollig lollig lollig lollig Londen lood
ressembler à paraître t8 paraître t8 paraître t8 sembler ; paraître ligne f sirop m p15 sirop m p15 sirop m p15 sirop m à gauche p5 à gauche p5 à
gauche
gauche ; („plek‟) à gauche ruban m lentilles fpl p13 lentilles fpl p13 lentilles fpl lèvre f ruse f litre m litre m p12 litre m p12 litre m p12 litre m littérature f d8 littérature f d8 littérature f d8 littérature f cicatrice f mugir ?? mugir ?? mugir ?? louange f hôte m chambre f d‟amis séjourner ?? logique p15 logique p15 logique p15 logique guichet m guichet m p6 guichet m p6 guichet m guichet m rigolo d8 rigolo d8 rigolo d8 rigolo Londres pomb m
loodgieter loodgieter loodgieter loodgieter loods loon loop („het lopen‟) loop (in de - van) loop (in de - van) loop (in de - van) loop (in de – van) loop loop loop d8 lopen lopen p11 lopen lopen los loskrijgen (verkrijgen) loslaten losmaken losmaken losmaken losmaken lossen lot lot loterij loterij loterij loterij lucht lucht („geur‟) lucht („hemel‟) luchten luchthaven luchtpost (per -) luchtpost lucifer lucifer lucifer d9 lucifer lui lui seux,-se t7 lui lui luid luiden („horloge‟) luidspreker luipaard
plombier m d12 plombier m d12 plombier m d12 plombier m baraque f salaire m marche f au cours de t2 au cours de t2 au cours de t2 au cours de marche f d8 marche f d8 marche
f
marcher p11 marcher marcher; aller p11 marcher ; („stromen‟ :) couler détaché ??? + décrocher lâcher détacher t8 détacher t8 détacher t8 détacher décharger destinée f lot m loterie f d6 loterie f d6 loterie f d6 loterie f air m odeur f ciel m aérer aéroport m par avion poste aérienne ; ??? allumette f d9 allumette f d9 allumette f allumette f paresseux,-se t7 paresparesseux,-se t7 (paresse f) paresseux,-se bruyant ; ??? sonner amplificateur m ; bafle f ?? léopard m
luis luis luis (poux mpl) t9 luis luis luis t9 luis luisteren (naar) luisteren naar luisteren naar luisteren naar lukken lunch lunch lunch p9 lunch lunchen lunchen lunchen lunchen lustrum Luxemburg luxueus maag maag maag d4 maag maaien maal maaltijd gebruiken maaltijd maaltijd maaltijd maan maand maand maand maand maandag maandag maandag maandag maandblad maandblad maandblad maandblad maandblad maandblad t11 maandblad maar (alleen maar)
pou m (poux mpl) t9 pou m (poux mpl) t9 pou
m
puceron m t9 puceron m t9 puceron m pou m (pl : poux) écouter +4 écouter p4 écouter p4 écouter p4 réussir déjeuner m p9 déjeuner m p9 déjeuner m déjeuner m déjeuner p13 déjeuner p13 déjeuner p13 déjeuner ; prendre le déjeuner lustre m ??? le Luxembourg luxueux,-se estomac m d4 estomac m d4 estomac m estomac m faucher (faux f) fois f prendre un repas m repas m d7 repas m d7 repas m d7 lune f mois m p8 mois m p8 mois m p8 mois m lundi (m) p9 lundi (m) p9 lundi (m) p9 lundi mensuel m t11 mensuel m t11 mensuel m t11 revue f mensuelle t11 revue f mensuelle t11 revue f mensuelle mensuel m ; revue f mensuelle seulement p3
maar (alleen maar) maar (alleen maar) maar maar maar maar maar maart maart maart p8 maart maat („kleding‟) maat („vriend‟) maat maat maat t8 maat maat maat t8 maat maat maat maat maatschappij maatschappij maatschappij maatschappij machinaal machine machineschrijven machinist macht machtig madeliefje magazijn mager magisch magisch magisch magisch magnifiek maillot maillot maillot p7 maillot maïs mak makelaar maken („doen‟) maken (+ ADJECTIF) maken (+ ADJECTIF)
seulement p3 seulement p3 seulement ; ne … que mais p5 mais p5 mais p5 mais mars (m) p8 mars (m) p8 mars
(m)
mars taille f compagnon m; copain m mesure f t8 mesure f t8 mesure
f
pointure
f
pointure f t8 pointure f t8
taille f p7 taille f p7 taille f p7 mesure f ; („schoenen‟) pointure f société f t8 société f t8 société f t8 société f mécanique f ??? machine f dactylographie f mécanicien m ??? puissance f puissant,-e marguerite f magasin m maigre magique d5 magique d5 magique d5 magique magnifique collant m p7 collant m p7 collant collant m maïs m doux,-ce; docile ??? courtier m faire rendre ... d1 rendre ... d1
m
maken (+ ADJECTIF) maken + bijv. n.w. maken maken maken makkelijk (ge-) makkelijk (ge-) makkelijk (ge-) makkelijk (ge-) mal mal man (=echtgenoot) man (=echtgenoot) man (=echtgenoot) man man man p4 man mand mand mand mand maneschijn manier (op die -) manier (wijze) manier (wijze) manier (wijze) manier manier manier manier mank mankeren manlijk (mannelijk) manlijk (mannelijk) mannequin mannequin mannequin mantel mantel mantel mantel mantel marché (op de -) marcheren marine markt markt markt d6 marktplein marmer Marokaans Marokaans
rendre ... d1 rendre + ADJECTIF faire p8 faire p8 faire; réparer p8 facile p7 facile p7 facile p7 facile fou, folle; sot, -tte ?? moule m ??? mari m p8 mari m p8 mari m p8 homme m p4 homme m p4 homme m homme m; (echtgenoot :) mari m panier m t1 panier m t1 panier m t1; corbeille f panier m clair m de lune de cette manière (de cette façon) façon f t10 façon f t10 façon f t10 manière f t10 manière f t10 manière f t10 manière f boiteux,-se faire défaut ; manquer masculin,-e masculin,-e mannequin m p1 mannequin m p1 mannequin m p1 manteau m manteau m p7 manteau m p7 manteau m p7 manteau m au marché; (économie‟: ) sur le m. marcher marine f marché m d6 marché m d6 marché m place f du marché marbre m marocain,-e t10 marocain,-e t10
Marokaans Marokkaans Marokko (in -) masker massa massamoord massamoord massamoord massamoord massief mast mat (deur-) matig matigen matigen matigen matigen matras matroos mauwen mededelen medeklinker medelijden medicijn medicijn medicijn medicijn médicijn meebrengen meebrengen meebrengen meebrengen meel meel meel meel meel p15 meenemen meenemen meenemen meenemen meenemen meenemen meenemen meenemen meenemen soi> p11 meenemen meer meer meer meer meerderheid meerderheid
marocain,-e t10 marocain,-e au Maroc masque m masse f massacre m t10 massacre m t10 massacre m t10 massacre m massif m mât m paillasson m sobre, modique, médiocre modérer t9 modérer t9 modérer t9 modérer matelas m matelot m miauler annoncer ; communiquer consonant m pitié f médicament f d4 médicament f d4 médicament f d4 médicament m; remède m médicament m apporter d3 apporter d3 apporter d3 apporter ; („persoon‟ : ) amener farine f farine f farine f p15 farine f p15 farine
f
emporter t2 emporter t2 emporter t2 emporter t6 emporter t6 emporter t6 prendre p11 prendre p11 prendre
emporter ; („persoon‟ :) emmener plus ; (méér : ) davantage plus p15 plus p15 plus p15 majorité f t3 majorité f t3
meerderheid meerderheid meermalen meervoud mees meeslepen meeslepen meeslepen meestal meeste (de -; het merendeel) meeste meeste meeste meester meesterwerk meetkunde meeuw meevoeren (meeslepen) mei mei mei mei mei mei meisje meisje meisje meisje meisje meisje p10 meisje meisje Mejuffrouw (een – Jansen) Mejuffrouw melk melk melk melk men moet (we moeten) men moet (we moeten) men moet (we moeten) men vertrekt (we vertrekken) men vertrekt (we vertrekken) men vertrekt (we vertrekken) men men men men meneer meneer meneer meneer mengen (ver-) mening geven
majorité f t3 majorité f plus d‟une fois pluriel m mésange f entraîner t4 entraîner t4 entraîner t4 le plus souvent la plupart <des> plupart t2 plupart t2 plupart t2 maître m chef-d‟oeuvre m géométrie ??? mouette f entraîner mai (m) p8 mai (m) p8 mai (m) p8 mai m Mai mai fille p10 fille p10 fille p10 jeune fille f p10 jeune fille f p10 jeune fille f jeune fille f; fille f fille f (une/ la <jeune> fille) une demoiselle Jansen Mademoiselle ; Mlle …. lait m d3 lait m d3 lait m d3 lait m il faut d3 il faut d3 il faut d3 on part ( >> partir) p9 on part ( >> partir) p9 on part ( >> partir) p9 on p5 on p5 on p5 on Monsieur p2 Monsieur p2 Monsieur p2 Monsieur ; M. … (un monsieur) mélanger donner son avis
mening mening mening mening mening mening mening mening mening mening mensen mensen mensen mensen menu menukaart (mag ik de - ?) menukaart menukaart menukaart merendeel merendeel merendeel merken (op-) merken (op-) merken (op-) merken (op-) merken dat merken merken merken t10 mes mes mes t2 mes met betrekking tot met betrekking tot met betrekking tot met vier etages met vier etages met vier etages met met met met met met met metaal metaal metaal metaal metro (regionale -) metro (regionale -)
avis m d8 avis m d8 avis m d8 opinion f d5 opinion f d5 opinion f d5 opinion f d8 opinion f d8 opinion f d8 opinion f gens mpl/fpl d5 gens mpl/fpl d5 gens mpl/fpl d5 gens f/m menu m la carte, s‟il vous plaît ! carte f p12 carte f p12 carte f p12 plupart t2 plupart t2 plupart t2 remarquer t10 remarquer t10 remarquer t10 remarquer s‟apercevoir que ; s‟apercevoir de qch s'apercevoir de t10 s'apercevoir de t10 s'apercevoir
de
couteau m t2 couteau m t2 couteau m couteau m par rapport à t10 par rapport à t10 par rapport à t10 à quatre étages mpl p5 à quatre étages mpl p5 à quatre étages mpl p5 avec p4 avec p4 avec p4 avec p9 avec p9 avec p9 avec ; au/ à la/ aux ; à ; (de …) métal m t5 métal m t5 métal m t5 métal m RER m (réseau m express régional) t1 RER m (réseau m express régional) t1
metro (regionale -) express régional) t1 metro (regionale -) metro metro metro p15 metro metrokaartje metrokaartje metrokaartje p6 metrokaartje metrokaartjes (10 -) metrokaartjes (10 -) metrokaartjes (10 -) metrostation metrostation metrostation m p15 métrostation meubel meubel meubel meubel meubels (ameublement)/ meubels (ameublement)/ meubels (ameublement)/ mevrouw (een -) mevrouw (een -) mevrouw (een -) mevrouw mevrouw mevrouw mevrouw middag (om 2 uur „s …s) middag middag middag p9 middel middel middel t5 middelbare school („1 t/m 4‟) middelbare school (op de -) middelbare school (op de -) middelbare school (op de -) middelbare school middelbare school middelbare school midden (in het - van) midden (in het - van) midden (in het - van) midden (in het – van)
RER
m
(réseau
m
métro
m
RER m (réseau express régional) métro m p15 métro m p15
métro m ticket m de métro p6 ticket m de métro p6 ticket m de métro ticket m de métro carnet m p carnet m p carnet m p station f de métro m p15 station f de métro m p15 station f de métro station f de métro meuble m p5 meuble m p5 meuble m p5 meuble m mobilier m mobilier m mobilier m une dame une dame une dame Madame p2 Madame p2 Madame p2 Madame ; Mme … (une dame) à deux heures de l‟après-midi m(f) après-midi m/(f) p9 après-midi m/(f) p9 après-midi
m/(f)
moyen m t5 moyen m t5 moyen collège m (au ….) au collège m p2 au collège m p2 au collège m p2 collège m p2 collège m p2 collège m p2 au milieu de p15 au milieu de p15 au milieu de p15 au milieu de
m
middernacht (om -) mier f mier mier mier milieu („natuur‟) milieu m milieu milieu milieu nement m p10 milieu milieu milieu nement m t9 milieubeweging minachtend minachtend minachtend minachtend minachting minder minder minder minder minder minder minder mineraalwater mineraalwater mineraalwater mineraalwater miskennen miskennen miskennen miskennen mislukken (laten mislukken) mislukken (laten mislukken) mislukken (laten mislukken) mislukken mislukking mislukking mislukking mislukking mislukt mislukt mislukt misschien misschien misschien misschien misselijk zijn misselijk zijn misselijk zijn d4
à minuit fourmi f fourmi f t9 fourmi f t9 fourmi f t9 environnement milieu m// entourage m environnement m p10 environnement m p10 environenvironnement m t9 environnement m t9 environles écologistes mpl (les écolos) méprisant t10 méprisant t10 méprisant t10 méprisant,-e mépris m moins de moins p9 de moins p9 de moins p9 moins p9 moins p9 moins p9 eau f minérale p12 eau f minérale p12 eau f minérale p12 eau f minérale méconnaître t3 méconnaître t3 méconnaître t3 méconnaître ( >> méconnu) rater d3 rater d3 rater d3 rater; devenir un échec ; échouer échec m t1 échec m t1 échec m t1 échec m manqué,-e d6 manqué,-e d6 manqué,-e d6 peut-être p9 peut-être p9 peut-être p9 peut-être avoir mal au coeur d4 avoir mal au coeur d4 avoir mal au coeur
misselijk zijn missen missen missen missen mist mist mist m p11 mist mobieltje modder modder mode (in de -) mode mode mode p10 mode mode mode moe (vermoeid) moe moe moe d7 moe moe moe p15 moed moeder moeder moeder moeder moedig moedig moedig moedig moedig moedig courageusement t8 moedig moeilijk (zwaar) moeilijk (zwaar) moeilijk (zwaar) moeilijk begaanbaar moeilijk begaanbaar moeilijk begaanbaar moeilijk begaanbaar moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijkheid
avoir mal au cœur rater d8 rater d8 rater d8 rater ; manquer brouillard m p11 brouillard m p11 brouillard brouillard m portable m vase f vase f à la mode f mode f p10 mode f p10 mode mode f p7 mode f p7 mode f p7 fatigué,-e fatigué,-e d7 fatigué,-e d7 fatigué,-e fatigué,-e p15 fatigué,-e p15 fatigué,-e courage m mère f p3 mère f p3 mère f p3 mère f (Maman !) courageux,-se d8 courageux,-se d8 courageux,-se d8 courageux,-se; courageusement t8 courageux,-se; courageusement t8 courageux,-se; courageux,-se dur,-e p9 dur,-e p9 dur,-e p9 accidenté,-e d11 accidenté,-e d11 accidenté,-e d11 difficilement praticables difficile p9 difficile p9 difficile p9 difficile difficulté f
f
moeten (het moet) mogelijk mogelijk mogelijk mogelijk mogelijkheid molen molenaar moment mond mond mond d4 mond mondeling (op het -) mondeling monding monnik monnik monnik monnik monster (proef-) monster (proef-) monster (proef-) monster (proef-) monster monteur monteur monteur monteur mooi (=leuk, aardig) mooi (=leuk, aardig) mooi (=leuk, aardig) mooi weer (het is - -) mooi weer (het is -) mooi weer (het is -) mooi weer (het is -) mooi mooi mooi m belle f p10 mooi mooi mooi d1 mooi mooi mooi 'klinker/ stomme h') d1 mooi moord moordenaar mopperen mopperen morgen
falloir (il faut >> il a fallu) possible p4 possible p4 possible p4 possible possibilité f moulin meunier m moment bouche f d4 bouche f d4 bouche
f
bouche f à l‟oral m oral m embouchure f moine m t6 moine m t6 moine m t6 moine m échantillon m t11 échantillon m t11 échantillon m t11 échantillon m monstre m mécanicien m t8 mécanicien m t8 mécanicien m t8 mécanicien m joli,-e p6 joli,-e p6 joli,-e p6 il fait beau il fait beau d1 il fait beau d1 il fait beau d1 beau (bel) m belle f p10 beau (bel) m belle f p10 beau (bel) beau, belle d1 beau, belle d1 beau, belle bel m (+ 'klinker/ stomme h') d1 bel m (+ 'klinker/ stomme h') d1 bel m (+ beau/ bel / belle (beaux/ belles) meurtre assassin m ; meurtrier m grogner; rouspéter grogner ; ?? demain p11
morgen morgen morgen morgen morgen morgen morgen morgen morgenochtend morsen moskee moskee mosterd motor motregen Motregenen motregenen mouw mug mug mug f t9 mug mug muis f muis muis muis muis munt (-eenheid) munt mus museum muts muts muts d7 muts muts muts p11 muts muts muur muziek muziek muziek muziek muziek muzikaal muzikaal muzikaal muzikaal na (erna) na (erna)
demain p11 demain p11 demain p9 demain p9 demain p9 demain matin m matin m demain matin salir mosque f mosquée f moutarde f moteur m bruine f ?? bruiner manche f moustique f t9 moustique f t9 moustique moustique f moustique f souris f souris f d2 souris f d2 souris f d2 souris f monnaie f pièce f moineau m musée m bonnet m d7 bonnet m d7 bonnet
m
bonnet
m
bonnet m p11 bonnet m p11
bonnet m bonnet m mur m musique f p2 musique f p2 musique f p2 musique f musique f musicien,-ne t8 musicien,-ne t8 musicien,-ne t8 musicien, -nne après p9 après p9
na (erna) na na na na na naaien („kleding‟) naakheid naakt naald naam (familie-) naam naam naam naam naamdag (zijn – vieren) naar bed gaan naar bed gaan naar bed gaan naar beneden gaan naar beneden gaan naar beneden gaan naar boven gaan naar boven gaan naar boven gaan naar huis gaan naar huis gaan naar huis gaan naar naar naast naast naast p10 naast naast naast p15 naast nabij nablijven (moeten -) nablijven (moeten -) nablijven (moeten -) nablijven (moeten -) nacht (om twee uur „s –s) nacht nacht nacht nacht nachtelijk nadat nadeel nadenken nadenken nadenken
après p9 après d1 après d1 après d1 après après ; (au bout de …) coudre nudité f nue,-e aiguille f nom m (de famille) nom m d1 nom m d1 nom m d1 nom m avoir sa fête se coucher d12 se coucher d12 se coucher d12 descendre d6 descendre d6 descendre d6 monter d1 monter d1 monter d1 rentrer p9 rentrer p9 rentrer p9 à; vers; … ennuyeux ??? à côté de p10 à côté de p10 à côté de à côté de p15 à côté de p15 à côté de à côté de près ; proche être collé,-e p13 être collé,-e p13 être collé,-e p13 être collé ; être en retenue à deux heures de la nuit nuit f p11 nuit f p11 nuit f p11 nuit f nocturne après que désavantage m; inconvénient m réfléchir t8 réfléchir t8 réfléchir t8
nadenken nadenken naderen naderen naderen naderen naderen naderhand nadering nadoen nagel nagerecht najaar name (met -) name (met -) name (met -) name (met -) namelijk namens namiddag narcis nat nationaal nationaliteit nationaliteit nationaliteit nationaliteit nationaliteit nationaliteit nationaliteit natuur natuur natuur natuur natuur natuurbeschermer natuurkunde natuurkunde natuurkunde natuurkunde natuurkundige natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk natuurlijk
réfléchir réfléchir approcher d10 approcher d10 approcher d10 approcher ; s‟approcher <de> approcher ; s‟approcher de après coup approche f imiter; singer ongle f entremets m ?? automne f notamment notamment t5 notamment t5 notamment t5 c‟est-à-dire; notamment ??? de la part de ; au nom de après-midi m (f) narcisse f mouillé,-e; humide national,-e nationalité f d1 nationalité f d1 nationalité f d1 nationalité f p14 nationalité f p14 nationalité f p14 nationalité f (Il a la … française) nature f d2 nature f d2 nature f d2 nature f nature f écologiste m physique f d8 physique f d8 physique f d8 physique f physicien m bien entendu t7 bien entendu t7 bien entendu t7 bien sûr p9 bien sûr p9 bien sûr p9 bien sûr t7 bien sûr t7 bien sûr t7 naturellement t7 naturellement t7 naturellement t7 bien entendu bien sûr ; bien entendu ; naturellement
natuurlijk natuurwetenschappen natuurwetenschappen natuurwetenschappen natuurwetenschappen nauw nauw nauwelijks nauwkeurig nauwkeurig nauwkeurig précisément t8 nauwkeurig nauwkeurig nauwsluitend nauwsluitend nauwsluitend nauwsluitend nederig nederigheid nederlaag Nederland (in -) Nederland (in -) Nederland (in -) Bas mpl p4 Nederland (in -) Nederland Nederlander (Holllander) Nederlander (Holllander) Nederlander (Holllander) Nederlander Nederlands („langue‟) Nederlands („langue‟) Nederlands („langue‟) Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands nee(n) neef neef neef p8 neef neef neef/ nicht („oomzegger‟) neef/ nicht neem me niet kwalijk neem me niet kwalijk neem me niet kwalijk neem(t u) me niet kwalijk neem mij niet kwalijk neem mij niet kwalijk neem mij niet kwalijk neer
naturel; naturellement sciences fpl naturelles p13 sciences fpl naturelles p13 sciences fpl naturelles p13 sciences f naturelles étroit,-e étroit,-e à peine précis,-e; précisément t8 précis,-e; précisément t8 précis,-e; précis,-e précis,-e serré,-e t7 serré,-e t7 serré,-e t7 serré,-e humble ??? défaite f en Hollande f/ aux Pays-Bas mpl p4 en Hollande f/ aux Pays-Bas mpl p4 en Hollande f/ aux Paysen Hollande f; aux Pays-Bas m les Pays-Bas mpl (aux -) Hollandais,-e Hollandais,-e Hollandais,-e Hollandais,-e le néerlandais (en -) le néerlandais (en -) le néerlandais (en -) hollandais,-e hollandais,-e hollandais,-e néerlandais non cousin m p8 cousin m p8 cousin cousin m neveu m neveu/ nièce cousin/ cousine excusez-moi p6 excusez-moi p6 excusez-moi p6 excuse-moi excusez-moi p6 excusez-moi p6 excusez-moi p6 à bas
m
neerleggen poser p9 neerleggen poser p9 neerleggen poser p9 negen neuf negentig quatre-vingt-dix neger nègre m nek cou m nemen (mee-) prendre nemen (pakken) prendre d2 nemen (pakken) prendre d2 nemen (pakken) prendre d2 nemen (pakken) prendre nemen prendre p11 nemen prendre p11 nemen prendre p11 nemen prendre p12 nemen prendre p12 nemen prendre p12 nemen prendre nergens nulle part nest nid net („juist‟) juste (justement); venir de + INFINITIF net („t.v.‟) chaîne f net (T.V.--) chaîne f d8 net (T.V.--) chaîne f d8 net (T.V.--) chaîne f d8 net filet m p14 net filet m p14 net filet m p14 net filet m neus nez m d2 neus nez m d2 neus nez m d2 neus nez m neus nez m nevel brouillard m ??? nevel brume f nicht cousine f p8 nicht cousine f p8 nicht cousine f p8 nicht cousine nicht nièce f Nicole, Patrick, Jamal en de and. N,P, J et les autres p2 Nicole, Patrick, Jamal en de and. N,P, J et les autres p2 Nicole, Patrick, Jamal en de and. N,P, J et les autres p2 niemand ne ... personne d11 niemand ne ... personne d11 niemand ne ... personne d11 niemand ne … personne ; (Personne !) niemand ne … personne; personne (ne …) niet ... meer ne ... plus d8 niet ... meer ne ... plus d8 niet ... meer ne ... plus d8
niet gek niet gek niet gek niet gek niet geweldig niet geweldig niet geweldig niet kennen niet kennen niet kennen niet kennen niet meer niet veel niet veel niet veel d3 niet niet niet p3 niet niet niet-bestaand niet-bestaand niet-bestaand niet-bestaand niets aan te doen niets aan te doen niets aan te doen niets aan te doen niets niets niets d8 niets niets niets rien) p7 niets niets niettemin nieuw nieuw nieuw (m) p2 nieuw nieuw nieuw Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag Nieuwjaarsdag
pas mal p4 pas mal p4 pas mal p4 pas mal pas terrible d11 pas terrible d11 pas terrible d11 ignorer t9 ignorer t9 ignorer t9 ignorer ne … plus pas grand-chose d3 pas grand-chose d3 pas
grand-chose
ne ... pas p3 ne ... pas p3 ne ... pas ne … pas ne … pas ; pas ; non pas inexistant,-e t4 inexistant,-e t4 inexistant,-e t4 non-existant,-e tant pis p10 tant pis p10 tant pis p10 tant pis ne ... rien d8 ne ... rien d8 ne ... rien rien ( ne ... rien) p7 rien ( ne ... rien) p7 rien ( ne ... ne … rien ; rien (ne …) ne … rien; (Rien !) néanmoins nouveau (m) p2 nouveau (m) p2 nouveau neuf ; neuve nouveau ; nouvel ; nouvelle nouveau/ nouvel/ nouvelle; neuf/neuve Jour de l'An (le -) p9 Jour de l'An (le -) p9 Jour de l'An (le -) p9 Nouvel An (le -) p9 Nouvel An (le -) p9 Nouvel An (le -) p9 Jour de l‟An
nieuwjaarsdag nieuws nieuws nieuwsgierig nieuwsgierig nieuwsgierig nieuwsgierig nieuwsgierig nieuwtje (nieuws) nieuwtje (nieuws) nieuwtje (nieuws) niezen nijptang nodig hebben nodig hebben nodig hebben nodig hebben nodig hebben nodig nodig nodig d12 nodig nodig nodig noemen noemen nog nog nog nog nog nogal nogal nogal nogal nogal nogmaals nood nood noodrem nooduitgang noodzakelijk nooit nooit nooit jamais d8 nooit nooit Noor noorden noorden noorden noorden Noorden
le Jour m de l‟An ; le Nouvel An m nouvelle f; nouvelles f nouvelles fpl curieux,-se d1 curieux,-se d1 curieux,-se d1 curieux,-se curieux,-se (curiosité f) nouvelle f d1 nouvelle f d1 nouvelle f d1 éternuer tenailles fpl avoir besoin de d9 avoir besoin de d9 avoir besoin de d9 avoir besoin de avoir besoin de nécessaire d12 nécessaire d12 nécessaire nécessaire nécessaire utile; nécessaire ??? nommer ; appeler nommer; appeler encore p3 encore p3 encore p3 encore encore plutôt p9 plutôt p9 plutôt p9 assez; plutôt ?? plutôt ; (assez) ; (passablement) encore une fois; de nouveau besoin m nécessité f frein m de sûreté sortie f de secours nécessaire ne ... jamais d8 ne ... jamais d8 ne ne … jamais ne … jamais Norvégien,-nne nord p11 nord p11 nord p11 nord m nord m
...
Noordpool Noordzee Noors Noors Noors ne d5 Noors Noorwegen noot noot nootmuskaat notaris noteren noteren noteren noteren november november november november november nu („tegenwoordig‟) nu nu nu p6 nu nu nulpunt nummer (op - 6) nummer (op - 6) nummer (op - 6) nummer (op – zes) nummer draaien nummer draaien nummer draaien d7 nummer draaien nummer nutteloos (onnodig) nutteloos (onnodig) nutteloos (onnodig) nutteloos (onnodig) nutteloos nuttig nuttig nuttig nuttig nuttig o.k. („goed‟) O.K. (goed) O.K. (goed) O.K. (goed) oceaan ochtend
Pôle m Nord la Mer du Nord (en …) norvégien,-ne d5 norvégien,-ne d5 norvégien,norvégien,-nne Norvège f noix f note f noix f muscade notaire m noter d8 noter d8 noter d8 noter novembre (m) p8 novembre (m) p8 novembre (m) p8 novembre novembre aujourd‟hui ; à présent maintenant p6 maintenant p6 maintenant maintenant maintenant point zéro ?? au numéro six p4 au numéro six p4 au numéro six p4 au numéro six composer le/un numéro d7 composer le/un numéro d7 composer le/un numéro composer le/ un numéro numéro m inutile t1 inutile t1 inutile t1 inutile inutile ??? utile d2 utile d2 utile d2 utile utile (utilité f) d‟accord d'accord p9 d'accord p9 d'accord p9 océan m matin m p9
ochtend ochtend ochtend oefenen oefening oefening oefening oefening oefening oerwoud oester oever oever oever oever oever oever of (jan of piet) of (vragen -) (ik weet niet of … of (vragen -) of (vragen -) of (vragen -) of (weten -) of (weten -) of (weten -) of ... of ... of ... of offeren officier ofschoon ogen ogen ogen (oeil m) d4 ogenblik ogenblik ogenblik ogenblik ogenblik oh (= "zit het zo ?..") oh (= "zit het zo ?..") oh (= "zit het zo ?..") oh ? („zit het zo ?‟) oktober (in -) oktober oktober oktober oktober oktober olie olie olie olie
matin m p9 matin m p9 matin m s‟excercer ?? exercice m d8 exercice m d8 exercice m d8 exercice m exercice m forêt f vierge huitre f rivage m ?? rive f p15 rive f p15 rive f p15 rive f rive f; rivage m Jean ou Pierre demander si … (je ne sais pas si …) demander si p15 demander si p15 demander si p15 savoir si p15 savoir si p15 savoir si p15 si ... p15 si ... p15 si ... p15 ou sacrifier officier m quoique +S yeux mpl (oeil m) d4 yeux mpl (oeil m) d4 yeux
mpl
moment m p11 moment m p11 moment m p11 moment m moment m ah bon p7 ah bon p7 ah bon p7 ah bon ? en octobre octobre (m) p8 octobre (m) p8 octobre (m) p8 octobre octobre m huile f d3 huile f d3 huile f d3 huile f
olie olifant olifant olifant d2 olifant olifant olijf olijf olijf olijf om te + infinitief om te +INF om te +INF om te +INF oma oma oma oma mère f p8 omarmen omdat („daar‟) omdat omdat omdat d10 omdat omdat omdraaien (zich -) omelet omelet omelet omelet omgaande (per -) omgeving (in de - van) omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omgeving omhelzen omhelzen omhelzen omhelzen omhoog omkeerbaar omkeren omkiepen („omgooien‟) omkiepen omkiepen
huile f éléphant m d2 éléphant m d2 éléphant m éléphant m éléphant m olive f d3 olive f d3 olive f d3 huile f d‟olive pour + INF; afin de + INF pour +INF p6 pour +INF p6 pour +INF p6 grand-mère f (Mémé) Grand-mère f p8 Grand-mère f p8 Grandembrasser comme Comme d10 Comme d10 Comme parce que parce que se retourner omelette f p12 omelette f p12 omelette f p12 omelette f par retour du courrier aux environs (alentours) m de cadre m d1 cadre m d1 cadre m d1 environs mpl d1 environs mpl d1 environs mpl d1 environs mpl d7 environs mpl d7 environs mpl d7 environs mpl (aux – de) ; alentours embrasser d3 embrasser d3 embrasser d3 embrasser en haut réversible retourner; faire marche arrière ?? basculer ; renverser basculer t4 basculer t4
omkiepen omkijken omlaag ommetje ommetje ommetje ommetje omringen omringen omringen omringen omringen omringen omringen omringen omroeper omroeper omstandigheid omstandigheid omstreeks omstreeks onaangenaam onaangenaam onaangenaam onaangenaam onaangenaam onaangenaam onafhankelijk onafhankelijk onafhankelijk onafhankelijk onafhankelijkheid onafhankelijkheid onafhankelijkheid onafhankelijkheid onbeleefd onbeperkt onbeperkt onbeperkt onbeperkt onbevooroordeeld onbevooroordeeld onbevooroordeeld ondankbaar ondankbaar ondanks ondanks ondanks ondanks ondanks ondanks onder onder onder onder
basculer t4 tourner la tête eb bas petit tour m tour m d11 tour m d11 tour m d11 encercler t4 encercler t4 encercler t4 entourer t4 entourer t4 entourer t4 entourer entourer ; encercler présentateur m ?? présentateur m; animateur m; speaker m circonstance f circonstance f environ environ ; approximativement désagréable t1 désagréable t1 désagréable t1 désagréable désagréable désagréable indépendant,-e t1 indépendant,-e t1 indépendant,-e t1 indépendant,-e indépendance f t1 indépendance f t1 indépendance f t1 indépendance f impoli illimité,-e t12 illimité,-e t12 illimité,-e t12 illimité,-e sans préjugés sans préjugés sans préjugés ingrat,-e (ingratitude f) ingrat,-e (ingratitude f) malgré t8 malgré t8 malgré t8 malgré malgré malgré sous; au dessous-de sous; au dessous-de sous p7 sous p7
onder onder onderdak onderdak onderdak onderhoud (ook : „gesprek‟) onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhoud onderhouden onderhouden onderhouden (entretenu) t1 onderhouden onderin onderin ondernemen onderneming onderneming onderneming onderneming onderneming onderscheiden onderscheiden onderscheiding ondervinden ondervragen ondervragen ondervragen ondervragen ondervragen onderweg onderwerp onderwerp onderwerp onderwerp onderwerp onderwerpen onderwijs onderwijzen onderwijzer (aan basisschool) onderwijzer onderwijzer onderwijzer onderwijzer onderwijzer onderwijzer onderwijzer onderwijzer<es>
sous p7 sous ; au-dessous de gîte m gîte m gîte m entretien m entretien m t1 entretien m t1 entretien m t1 entretien m t8 entretien m t8 entretien m t8 entretien m t8 entretien m t8 entretien m t8 entretenir (entretenu) t1 entretenir (entretenu) t1 entretenir entretenir ( >> entretenu) en bas ; au fond ?? en bas ; au fond ?? entreprendre entreprise f t5 entreprise f t5 entreprise f t5 entreprise f entreprise f distingue distinguer (distinction f) distinction f expérimenter ??? (expérience f) interroger t11 interroger t11 interroger t11 interroger interroger (interrogation f) en route sujet m d8 sujet m d8 sujet m d8 sujet m sujet m soumettre enseignement m enseigner instituteur,-trice instituteur m d12 instituteur m d12 instituteur m d12 instituteur m t1 instituteur m t1 instituteur m t1 instituteur, -trice instituteur m ; institutrice f
onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderwijzeres onderzeeër (onderzeeboot) onderzeeër (onderzeeboot) onderzeeër (onderzeeboot) onderzeeër onderzoek onderzoeken onderzoeken onderzoeken onderzoeken onderzoeken onderzoeken onderzoeken onderzoeken ondeugend oneven ongedeerd ongeduldig ongehoorzaam ongelijk hebben ongelijk ongelijk ongelijk inégal,-e d11 ongelijk ongelofelijk ongelofelijk ongelofelijk ongelofelijk ongelooflijk ongelooflijk ongelooflijk ongeluk („pech‟) ongeluk (verkeers-) ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongeluk ongelukkig ongelukkig ongerust
institutrice f d12 institutrice f d12 institutrice f d12 institutrice f p11 institutrice f p11 institutrice f p11 institutrice f t1 institutrice f t1 institutrice f t1 sous-marin m t4 sous-marin m t4 sous-marin m t4 sous-marin m examen f; recherche f ?? examiner t10 examiner t10 examiner t10 explorer t6 explorer t6 explorer t6 examiner examiner ; explorer méchant,-e impair indemne impatient,-e (impatience f) désobéissant,-e (désobéissance f) avoir tort accidenté,-e// inégal,-e d11 accidenté,-e// inégal,-e d11 accidenté,-e// inégal,-e ; accidenté,-e incroyable d3 incroyable d3 incroyable d3 incroyable incroyable d11 incroyable d11 incroyable d11 malchance f accident m (de la route) accident m t3 accident m t3 accident m t3 malheur m p13 malheur m p13 malheur m p13 accident m malheur m malheur m ( <> bonheur) malheureux malheureux,-se inquiet, inquiète t7
ongerust ongerust ongerust ongerust ongerustheid ongetwijfeld ongeveer ongeveer ongeveer ongeveer ongeveer onhandig onheil onmenselijk onmenselijk onmenselijk onmenselijk onmiddellijk onmiddellijk onmiddellijk onmiddellijk onmiddellijk onmisbaar onmisbaar onmisbaar onmisbaar onmogelijk onmogelijk onmogelijk onmogelijk onnodig onnodig onnodig onnodig onophoudelijk onrechtvaardig onregelmatig onregelmatig onregelmatig onregelmatig ons, onze ons/ onze ADJ ons/ onze ADJ ons/ onze ADJ onschuldig onschuldig onschuldig onschuldig ontbijt ontbijt ontbijt déjeuner ontbijt ontbijt ontbijt
inquiet, inquiète t7 inquiet, inquiète t7 inquiet,-e (inquiétude f) inquiet,-ète inquiétide f sans aucun doute environ d5 environ d5 environ d5 environ ; à peu près environ; à peu près maladroit,-e catastrophe f inhumain,-e t1 inhumain,-e t1 inhumain,-e t1 inhumain,-e immédiatement d6 immédiatement d6 immédiatement d6 immédiatement immédiatement indispensable <à> indispensable t3 indispensable t3 indispensable t3 impossible d6 impossible d6 impossible d6 impossible inutile t1 inutile t1 inutile t1 inutile sans cesse injuste irrégulier t5 irrégulier t5 irrégulier t5 irrégulier,-ìere notre (pl : nos) notre p9 notre p9 notre p9 innocent,-e t7 innocent,-e t7 innocent,-e t7 innocent,-e petit déjeuner petit déjeuner petit petit déjeuner m t2 petit déjeuner m t2 petit
déjeuner m t2 ontbijt ontbijt ontbijten ontbijten ontbijten ontbijten ontbijten ontbijten déjeuner p13 ontbijten ontbijten ontdekken ontdekken ontdekken ontdekken ontdekken ontdekken ontdekken ontdekken ontdekking ontdekking ontdekking ontdekking ontdekking ontdekkingsreiziger ontevreden ontevreden ontevreden ontevreden ontevreden onthouden onthullen onthullen onthullen onthullen ontkennen ontmoeten ontmoeten ontmoeten ontmoeten ontmoeten ontmoeting ontmoeting ontmoeting ontmoeting ontmoeting ontploffen ontploffen ontploffen ontploffen ontploffing ontrouw ontrouw ontrouw
petit déjeuner petit déjeuner m déjeuner p13 déjeuner p13 déjeuner p13 prendre le petit déjeuner p13 prendre le petit déjeuner p13 prendre
le
petit
déjeuner; prendre le petit d. prendre le/ son p. déjeuner ; déjeuner découvrir t3 découvrir t3 découvrir t3 découvrir t4 découvrir t4 découvrir t4 découvrir ( >> découvert) découvrir (découvert*) découverte f t4 découverte f t4 découverte f t4 découverte f découverte f explorateur m mécontent,-e t2 mécontent,-e t2 mécontent,-e t2 mécontent,-e mécontent,-e retenir découvrir t7 découvrir t7 découvrir t7 révéler ; mettre à jour ; découvrir nier rencontrer d1 rencontrer d1 rencontrer d1 rencontrer rencontrer rencontre f t8 rencontre f t8 rencontre f t8 rencontre f rencontre f exploser t4 exploser t4 exploser t4 exploser explosion f infidèle infidèle infidèle
ontrouw ontrouw ontrouw ontrouw ontrouw ontslag ontsnappen ontsnappen ontsnappen ontsnappen ontsnappen ontsnappen ontsnappen ontspannen (zich -) ontspannen ontspannen ontspannen ontspannen ontvangen ( >> ontvangen) ontvangen ( >> ontvangen) ontvangen ( >> ontvangen) ontvangen („verwelkomen‟) ontvangen ('verwelkomen') ontvangen ('verwelkomen') ontvangen ('verwelkomen') ontvangen ontvangen ontvangen ontvangen ontvangen ontvangen ontvangen ontvangen ontvluchten (ontsnappen) ontwaken ontwikkelen onvermijdelijk onvermijdelijk onvermijdelijk onvermijdelijk onverschillig onverschillig onverschillig onverschillig onverwachts onvoldoende (cijfer) onvoldoende onvoorzichtig onvoorzichtig onvoorzichtigheid onvoorzichtigheid onvoorzichtigheid onvoorzichtigheid onweer onze (de -)
infidélité f t7 infidélité f t7 infidélité f t7 infidèle infidélité f licenciement m; démission f s'échapper t7 s'échapper t7 s'échapper t7 s'évader t7 s'évader t7 s'évader t7 échapper ; s‟échapper se détendre détendre d8 détendre d8 détendre d8 détendre ; se détendre reçu ( >> recevoir) d3 reçu ( >> recevoir) d3 reçu ( >> recevoir) d3 accueillir accueillir t7 accueillir t7 accueillir t7 recevoir d1 recevoir d1 recevoir d1 recevoir t7 recevoir t7 recevoir t7 recevoir ( >> reçu) recevoir (réception* f) s‟évader ; fuir se réveiller (réveil* m) développer (développement* m) inévitable t1 inévitable t1 inévitable t1 inévitable indifférent,-e t7 indifférent,-e t7 indifférent,-e t7 indifférent,-e inattendu,-e; à l‟improviste note insuffisante f insuffisant,-e imprudent,-e imprudent,-e (imprudence* f) imprudence f t3 imprudence f t3 imprudence f t3 imprudence f orage m le/ la nôtre
onzekerheid onzekerheid onzekerheid onzin oog oog oogst ooievaar ooit ook (= eveneens) ook niet ook niet ook niet d11 ook niet ook ook ook ook ook oom oom oom oom oom oor oor oor oor oor oordeel oordelen oorlog oorlog oorlog d10 oorlog oorlog oorlog oorlog oorlog oorsprong (van -) oorsprong (van -) oorsprong (van -) oorsprong (van -) oorsprong oorzaak oorzaak oorzaak oorzaak oorzaak oost<en> oosten oosten oosten
incertitude f t11 incertitude f t11 incertitude f t11 nonsens m oeil m (pl: yeux m) oeil m (PLURIEL: yeux) récolte f; moisson f cigogne m jamais également ne ... pas non plus d11 ne ... pas non plus d11 ne ... pas non plus ne … pas non plus aussi p2 aussi p2 aussi p2 aussi aussi ; également oncle m p8 oncle m p8 oncle m p8 oncle m oncle m oreille f d4 oreille f d4 oreille f d4 oreille f oreille f jugement m juger guerre f d10 guerre f d10 guerre guerre f t9 guerre f t9 guerre f t9 guerre f guerre f d'origine <...> f t10 d'origine <...> f t10 d'origine <...> f t10 origine f (d‟…) origine f cause f t3 cause f t3 cause f t3 cause f cause f est m est m p11 est m p11 est m p11
f
oosten est m Oosten l‟Orient (en -) Oostenrijk l‟Autriche (en -) Oostenrijks autrichien,-nne oosters oriental,-e op de eerste étage au premier <étage> m p5 op de eerste étage au premier <étage> m p5 op de eerste étage au premier <étage> m p5 op de eerste verdieping (etage) au premier <étage> m p4 op de eerste verdieping (etage) au premier <étage> m p4 op de eerste verdieping (etage) au premier <étage> m p4 op de hoogte gesteld mis au courant d11 op de hoogte gesteld mis au courant d11 op de hoogte gesteld mis au courant d11 op het terras T à la terrasse f p12 op het terras T à la terrasse f p12 op het terras T à la terrasse f p12 op sur p4 op sur p4 op sur p4 op sur ; à op sur … opa (de –„s) les pappys m opa Grand-père m p8 opa Grand-père m p8 opa Grandpère m p8 opa grand-père f (Pépé) opbellen (iemand -) appeler qqn opbellen (telefoneren) téléphoner à qqn opbellen appeler p9 opbellen appeler p9 opbellen appeler p9 opbellen téléphoner à p9 opbellen téléphoner à p9 opbellen téléphoner à p9 opbellen appeler opbrengen (geld -) rappporter de l‟argent opbrengen rapporter t6 opbrengen rapporter t6 opbrengen rapporter t6 opeens tout à coup open ouvert,-e p9 open ouvert,-e p9 open ouvert,-e p9 open ouvert,-e open ouvert,-e openen ouvrir d6 openen ouvrir d6 openen ouvrir d6 openen ouvrir openhartig franc,-che opening inauguration f t11 opening inauguration f t11
opening opening opening opening opening opening openingstijden openingstijden openingstijden p14 openingstijden openingstijden openingstijden openingstijden opgaan („soleil‟) opgeven (iets -) ophouden (beëindigen) opinie opiniepeiling opiniepeiling opiniepeiling d'opinion f t11 opiniepeiling opletten oplettend oplossen oplossen oplossen oplossing oplossing oplossing oplossing oplossing opmaken (zich -) opmaken (zich -) opmaken (zich -) opmaken (zich -) opmerken („zeggen‟) opmerken (=zeggen) opmerken (=zeggen) opmerken (=zeggen) opmerken (=zeggen) opmerken (=zeggen) opmerken (=zeggen) opmerken opmerken opmerken opmerken opmerken opmerking opmerking opmerking opmerking opmerking
inauguration f t11 ouverture f t11 ouverture f t11 ouverture f t11 ouverture f ouverture f ; („solennel :) inauguration f heures fpl d'ouverture f p14 heures fpl d'ouverture f p14 heures fpl d'ouverture f horaire m p14 horaire m p14 horaire m p14 heures f d‟ouverture ; horaire m se lever abandonner qqch cesser opinion f ; avis m sondage m d'opinion f t11 sondage m d'opinion f t11 sondage sondage m d‟opinion faire attention à// de attentif,-ve dissoudre résoudre résoudre solution f d6 solution f d6 solution f d6 solution f solution f se maquiller t4 se maquiller t4 se maquiller t4 se maquiller faire remarquer ; faire observer faire observer t10 faire observer t10 faire observer t10 faire remarquer t10 faire remarquer t10 faire remarquer t10 remarquer t3 remarquer t3 remarquer t3 remarquer remarquer remarque f t11 remarque f t11 remarque f t11 remarque f remarque f ; (observation f)
m
opnemen („geld‟) opnemen met opnemen opnemen opnemen opnemen opnemen opnemen opnemen opnieuw oppasser oppasser oppasser oppasser oppervlak oppervlakte oppervlakte oppervlakte oppervlakte ("in m2") oppervlakte ("in m2") oppervlakte ("in m2") oppervlakte oprapen oprecht oprichter oprichter oprichter oprichter oprichter oprichter oprichter opruimen opruimen opruimen opruimen opsporen opstaan opstaan opstaan opstaan opstaan opstaan opstaan opstaan opstel opstel opstel tion f d8 opstel opstel opstel d8 opstel opstel opstijgen
retirer contacter d10 enregistrer d8 enregistrer d8 enregistrer d8 retirer t5 retirer t5 retirer t5 enregistrer de nouveau gardien m d6 gardien m d6 gardien m d6 gardien,-nne surface f surface f t1 surface f t1 surface f t1 superficie f t1 superficie f t1 superficie f t1 surface f ; („en m2‟) superficie f ramasser sincère (sincérité* f) créateur m t5 créateur m t5 créateur m t5 fondateur m t5 fondateur m t5 fondateur m t5 fondateur ; créateur ranger p5 ranger p5 ranger p5 ranger dépister ; retracer se lever d12 se lever d12 se lever d12 se lever t1 se lever t1 se lever t1 se lever se lever composition f d8 composition f d8 composirédaction f d8 rédaction f d8 rédaction f rédaction f rédaction f; c…. ? décoller t4
opstijgen opstijgen opstijgen optillen optillen optillen optillen opvangen („gens‟) opvangen („sport‟) opvangen (opnemen) opvangen ('opnemen') opvangen ('opnemen') opvangen ('opnemen') opvoeden opvoeden opvoeden opvoeden opvoeden opvoeding opwindend opwindend opwindend opwindend opzoeken (elkaar ergens -) opzoeken (iemand g./ k. -) opzoeken (iemand komen -) opzoeken (iemand komen -) opzoeken (iemand komen -) oranje oranje oranje oranje oranje organiseren organiseren organiseren organiseren orgel orkaan os oud („âge‟) oud (=vroegere) oud (=vroegere) oud (=vroegere) oud oud oud klinker of stomme h') d2 oud oud oud vieille d2 oud oud oud
décoller t4 décoller t4 décoller lever lever t6 lever t6 lever t6 recueillir attraper recueillir <des gens> recueillir t7 recueillir t7 recueillir t7 élever t12 élever t12 élever t12 élever élever; éduquer éducation f excitant t7 excitant t7 excitant t7 excitant,-e se retrouver aller/ venir voir quelqu‟un venir voir quelqu'un t1 venir voir quelqu'un t1 venir voir quelqu'un t1 orange p7 orange p7 orange p7 orange orange organiser d1 organiser d1 organiser d1 organiser orgue m ?? tornade f; ouragan m boeuf m âgé,-e ancien,-ne t1 ancien,-ne t1
???
ancien,-ne t1 vieil ('voor klinker of stomme h') d2 vieil ('voor klinker of stomme h') d2 vieil ('voor vieux, vieille d2 vieux, vieille d2 vieux, vieux/ vieille t1 vieux/ vieille t1 vieux/
vieille t1 oudoud oud oudejaar<savond> (op -) Oudejaarsavond Oudejaarsavond Oudejaarsavond oudejaarsavond ouders (zijn/ haar -) ouders (zijn/ haar -) ouders (zijn/ haar -) ouders ouders ouders ouders ouders ouderwets maken ouderwets maken ouderwets maken ouderwets maken ouderwets oudste oudste oudste oudste over („tijd‟) over ('tijd') over ('tijd') over ('tijd') over over overal overal overal overal overal overbodig overbodig overbodig overbodig overbrengen („bericht‟) overbrengen overbrengen overbrengen overdag overgeven (zich -) overhemd overhemd overhemd overhemd overhoring (schriftelijke) overhoring (schriftelijke) overhoring (schriftelijke) overhoring
ancien,-ne vieux, vieil, vieille vieux, vieil, vieille; (vieux, vieilles) à la Saint-Sylvestre Saint-Sylvestre (la -) p9 Saint-Sylvestre (la -) p9 Saint-Sylvestre (la -) p9 la Saint-Sylvestre (à …) ses parents mpl p5 ses parents mpl p5 ses parents mpl p5 parents mpl p5 parents mpl p5 parents mpl p5 parents m parents mpl rendre démodé t7 rendre démodé t7 rendre démodé t7 rendre démodé,-e démodé,-e; vieux jeu aîné,-e t3 aîné,-e t3 aîné,-e t3 aîné,-e dans dans ... d2 dans ... d2 dans ... d2 par-dessus <de> sur partout p7 partout p7 partout p7 partout partout superflu,-e t9 superflu,-e t9 superflu,-e t9 superflu,-e transmettre transporter d6 transporter d6 transporter d6 pendant la journée/ p. le jour céder chemise f p7 chemise f p7 chemise f p7 chemise f interrogation f écrite t5 interrogation f écrite t5 interrogation f écrite t5 interrogation f d8
overhoring overhoring overhoring overigens overjas overleden overleven overleven overleven overleven overlijden overmorgen overmorgen overmorgen overmorgen overmorgen overnachten overnachten overnachten (coucher)) d3 overnachten overschatten overschatten overschatten overschatten overslaan overspoelen overspoelen overspoelen overstappen („verkeer‟) overstappen (in trein) overstappen overstappen overstappen oversteekplaats oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken oversteken overtocht (oversteek) overtuigen overvallen („binnentrekken‟) overvallen ('binnenvallen') overvallen ('binnenvallen') overvallen ('binnenvallen') overwinnaar overwinnen overwinning ozonlaag
interrogation f d8 interrogation f d8 interro f du reste pardessus m décédé,-e survivre t8 survivre t8 survivre t8 survivre décéder; disparaître après-demain p14 après-demain p14 après-demain p14 après-demain après-demain passer la nuit (coucher)) d3 passer la nuit (coucher)) d3 passer
la
passer la nuit surestimer t3 surestimer t3 surestimer t3 surestimer sauter envahir t9 envahir t9 envahir t9 changer ; avoir une correspondance f changer (de train) changer p15 changer p15 changer p15 passage m clouté franchir t8 franchir t8 franchir t8 traverser d1 traverser d1 traverser d1 traverser p13 traverser p13 traverser p13 traverser traversée f convaincre envahir envahir t9 envahir t9 envahir t9 vainqueur m vaincre victoire f couche f d'ozone m t9
nuit
ozonlaag ozonlaag m t9 ozonlaag paal paar („man + vrouw‟) paar (een -) paar ('man + vrouw') paar ('man + vrouw') paar ('man + vrouw') paar paard paard paard p4 paard paard paarden paarden paarden paardrijden (pop.) paardrijden paardrijden paardrijden tion p14 paardrijden paardrijden paardrijden p14 paardrijden paardrijden paardrijden p14 paardrijden paars paars paars (mauve) p7 paars paars pad (voet-) pad ('weg') pad ('weg') pad ('weg') pad paddestoel pagina pak („vêtements‟) pak pak pak pak pak pak d3
couche f d'ozone m t9 couche f d'ozone couche f d‟ozone poteau m couple m quelques ; (une paire de ) couple m d5 couple m d5 couple m d5 paire f cheval m p4 cheval m p4 cheval
m
cheval m cheval m (chevaux) chevaux mpl p4 chevaux mpl p4 chevaux mpl p4 faire du cheval faire de l'équitation p14 faire de l'équitation p14 faire de l'équitafaire du cheval p14 faire du cheval p14 faire
du
cheval
monter à cheval p14 monter à cheval p14 monter à cheval faire de l‟équitation ; monter à cheval violet,-te (mauve) p7 violet,-te (mauve) p7 violet,-te violet,-tte ; (mauve) violet,-tte ; mauve sentier m sentier m t3 sentier m t3 sentier m t3 sentier m champignon m page f costume m boîte f d3 boîte f d3 boîte f d3 carton m d3 carton m d3 carton
m
pak pak pak d3 pak pak<je> pakje pakje pakje p9 pakje pakken paleis paling pan pan pan t2 pan pan pantoffel panty panty panty p7 panty pap papegaai papier paprika paprika paprika paprika paraplu paraplu paraplu paraplu paraplu Parijs park park park park park parkeerplaats („parking‟) parkeren (het -) parkeren parkeren parkeren parkeren parkeren parkeren p3 parkeren Pasen
paquet m d3 paquet m d3 paquet
m
paquet
m
carton m ; paquet m ; boîte f ; paquet m paquet m p9 paquet m p9
paquet m saisir; prendre palais m anguille f casserole f t2 casserole f t2 casserole f casserole f casserole f ; poêle f pantoufle f collant m p7 collant m p7 collant
m
collant m bouillie f perroquet m papier m poivron m d3 poivron m d3 poivron m d3 poivron m parapluie m p1 parapluie m p1 parapluie m p1 parapluie m parapluie m Paris parc m p15 parc m p15 parc m p15 parc m parc m parking m// (parc m à autos) stationnement m se garer t9 se garer t9 se garer t9 stationnement m p3 stationnement m p3 stationnement garer sa voiture ; se garer Pâques (fpl) p9
m
Pasen Pasen (fpl) p9 Pasen Pasen paskamer paskamer paskamer sayage> p7 paspoort paspoort paspoort paspoort passagier passagier passen („uitkomen‟) passen (aan-) passen (aan-) passen (aan-) passen op een baby passeren passeren passie („hartstocht‟) passie passie passie p14 passsen („kleren‟) pastoor paté paté paté paté paus pauw peer peinzen pen (bal-/ball) pen (vul-) pen (vul-) pen (vul-) pen pen pen pen penfriend penfriend penfriend t7 penfriend pension peper peper peper d3
Pâques (fpl) p9 Pâques Pâques f Pâques mpl (à -) cabine f p7 cabine f p7 cabine
f
passeport m d6 passeport m d6 passeport m d6 passeport m passager m voyageur m convenir (ça ne me convient pas) essayer p7 essayer p7 essayer p7 garder un bébé dépasser passer passion f passion f p14 passion f p14 passion
f
essayer curé m pâté m p13 pâté m p13 pâté m p13 pâté m pape m paon m poire f méditer stylo m <à bille> stylo m d1 stylo m d1 stylo m d1 stylo m t7 stylo m t7 stylo m t7 stylo m ami m de plume f t7 ami m de plume f t7 ami m de plume f ami de plume pension f poivre m d3 poivre m d3 poivre
m
peper peper per luchtpost per luchtpost per luchtpost per per per per pereboom perfect perfect perfect perfect perfectioneren (zich -) perfectioneren perfectioneren perfectioneren perfectionist perfectionist perfectionist d10 periode periode periode periode periode perron perron perron perron perron pers (op de -) pers (op de -) pers (op de -) pers pers pers p10 pers persen personne (een -) persoon persoon persoon persoon persoonlijk persoonlijkheid persoonlijkheid persoonlijkheid persoonlijkheid perzik pet peterselie peterselie
poivre m poivre m par avion p6 par avion p6 par avion p6 par p14 par p14 par p14 par ; au moyen de poirier m parfait,-e d5 parfait,-e d5 parfait,-e d5 parfait,-e perfectionnner (se -) perfectionner p10 perfectionner p10 perfectionner p10 perfectionniste m d10 perfectionniste m d10 perfectionniste m période f t8 période f t8 période f t8 periode f période f quai m quai m d11 quai m d11 quai m d11 quai m sur la presse f p10 sur la presse f p10 sur la presse f p10 presse f p10 presse f p10 presse presse f presser une personne personne f personne f p10 personne f p10 personne f p10 personnel,-le personnalité f d5 personnalité f d5 personnalité f d5 personnalité f pêche f casquette f persil m d3 persil m d3
f
peterselie pianist pianist pianist t8 pianist piano spelen piano piano piano d10 piano pick-nick pick-nick pick-nick pick-nick pick-nicken pijl pijl pijl pijl pijl pijl pijl pijl pijn hebben aan pijn hebben pijn hebben pijn hebben pijn pijp pikken („stelen‟) pikken ('stelen') pikken ('stelen') pikken ('stelen') piloot piloot piloot d12 piloot piloot piloot piloot pincode (eigen -) pincode ('geheime code') pincode ('geheime code') pincode ('geheime code') pincode pincode pincode t5 pincode pincode pincode t5
persil m d3 pianiste m t8 pianiste m t8 pianiste m pianiste m jouer du piano piano m d10 piano m d10 piano
m
piano m pique-nique m d2 pique-nique m d2 pique-nique m d2 pique-nique m pique-niquer ; faire un pique-nique flèche f flèche f flèche f flèche f t6 flèche f t6 flèche f t6 flèche f flèche f avoir mal à avoir mal d4 avoir mal d4 avoir mal d4 mal m pipe f piquer piquer d11 piquer d11 piquer d11 aviateur m d12 aviateur m d12 aviateur m pilote m t8 pilote m t8 pilote m t8 pilote m code m personnel code m confidentiel t5 code m confidentiel t5 code m confidentiel t5 code m bancaire t5 code m bancaire t5 code m bancaire code m personnel t5 code m personnel t5 code m personnel
pincode pinda pinda‟s pinda's pinda's pinda's pinda's pinda's pinda's pink Pinksteren (met -) Pinksteren Pinksteren Pinksteren Pinksteren pittig pittig pittig t2 pittig plaatje („beeld‟) plaatje (beeld) plaatje (beeld) plaatje (beeld) plaats plaats (=plek) plaats (=plek) plaats (=plek) plaats (er is geen – meer) plaats (op zijn -) plaats (op zijn -) plaats (op zijn -) plaats (plek) plaats (plek) plaats (plek) plaats (plek) plaats (zit/ staan-) plaats hebben plaats hebben plaats plaats plaats endroit m d3 plaats plaatselijk plaatsen plaatsvinden plaatsvinden plaatsvinden plaatsvinden plafond plagen plakken plakken plakken
code m confidentiel ; c. bancaire cacahuète f cacahuètes f (arachides f) arachides fpl d3 arachides fpl d3 arachides fpl d3 cacahuètes fpl d3 cacahuètes fpl d3 cacahuètes fpl d3 petit doigt m ; ??? à la Pentecôte f Pentecôte (la -) p9 Pentecôte (la -) p9 Pentecôte (la -) p9 Pentecôte (à la -) piquant,-e t2 piquant,-e t2 piquant,-e piquant,-e image f image f t2 image f t2 image f t2 lieu m ;endroit m endroit m p15 endroit m p15 endroit m p15 il n‟y a plus de place place f (à sa place f) p5 place f (à sa place f) p5 place f (à sa place f) p5 endroit m d5 endroit m d5 endroit m d5 endroit m ; lieu m place f assise/ debout avoir de la place avoir lieu lieu m; endroit m d3 lieu m; endroit m d3 lieu place f local,-e placer ; mettre ; poser avoir lieu d10 avoir lieu d10 avoir lieu d10 avoir lieu plafond m taquiner coller d6 coller d6 coller d6
m;
plakken plakken plan (van – zijn om) plan (van – zijn) plan plan plan d7 plan plan plan planeet planeet planeet planeet plank plannen plant plant plant plant plant plantaardig planten plantkunde plat (vlak) plat (vlak) plat (vlak) plat plattegrond plattegrond plattegrond plattegrond plattegrond platteland (op het -) platteland platteland platteland platteland plattelands plechtig plechtigheid plein plein plein plein pleister plek ('ligging') plek ('ligging') plek ('ligging') plek (mooi gelegen -) plek ('plaats') plek ('plaats') plek ('plaats') plek (plaats)
coller coller avoir l‟intention de avoir l‟intention de; se proposer de projet m d7 projet m d7 projet
m
plan m projet m projet m planète f t6 planète f t6 planète f t6 planète f planche f planifier plante f d1 plante f d1 plante f d1 plante f plante f vegetal,-e planter botanique f plat,-e p14 plat,-e p14 plat,-e p14 plat,-e plan m p3 plan m p3 plan m p3 plan m plan m à la campagne campagne f d1 campagne f d1 campagne f d1 campagne f campagnard,-e solennel,-lle cérémonie f place f p3 place f p3 place f p3 place f emplâtre m; sparadrap m ??? site m d1 site m d1 site m d1 site m endroit m endroit m endroit m endroit m p15
plek (plaats) plek (plaats) plek (plaats) plek plek plek plek plen („veer‟) plezier hebben plezier plezier plezier plezier plicht ploeg plotseling plukken plukken plukken plukken plukken plunderen plundering plundering plundering pngeluk ('pech') pngeluk ('pech') pngeluk ('pech') poeder poes poes poes poes poging poging poging poging poging poging poging poging Polen politie politie politie politie politiebureau pols („hartslag‟) pols („omvang‟) pols pols pols t5 pols pols
endroit m p15 endroit m p15 endroit m lieu m d1 lieu m d1 lieu m d1 endroit m plume f s‟amuser ; trouver du plaisir à plaisir m p11 plaisir m p11 plaisir m p11 plaisir m devoir m charrue f tout à coup cueillir d12 cueillir d12 cueillir d12 cueillir cueillir piller pillage m t10 pillage m t10 pillage m t10 malchance f p13 malchance f p13 malchance f p13 poudre f chatte f d1 chatte f d1 chatte f d1 chatte f effort m t5 effort m t5 effort m t5 tentative f t5 tentative f t5 tentative f t5 effert m ; tentative f effort m ; tentative f Pologne police f d6 police f d6 police f d6 police f commissariat m de p. ; (bureau de p.) pouls m poignet m poignet m t5 poignet m t5 poignet m pouls m ('medecine') t5 pouls m ('medecine') t5
pols ('medecine') t5 pool Pools poort („ordinateur‟) poort pop popmuziek popmuziek populair portefeuille portefeuille portemonnee portemonnee portemonnee p1 portemonnee portemonnee portier ('deur') portier ('deur') portier ('deur') portier portret post („brieven‟) post post post d4 postbode postbode postbode postbode postbode postbode postbode postcode postcode postcode poster poster poster d1 poster postkantoor (in het -) postkantoor postkantoor postkantoor poste p6 postkantoor postkantoor postkantoor postkantoor postpakket postzegel postzegel
pouls
m
pôle m polonais,-e porte f ?? poupée f musique f pop (pop musique f) musique f pop ; pop-musique f populaire portefeuille m porte-feulle m porte-monnaie m p1 porte-monnaie m p1 porte-monnaie m porte-monnaie m porte-monnaie m portière f d11 portière f d11 portière f d11 portière f portrait m courrier m ('brieven') ('brieven')
courrier m d4 courrier m d4 ('brieven')
courrier m
facteur m facteur m facteur m facteur m d12 facteur m d12 facteur m d12 facteur m code m postal code m postal code m postal poster m d1 poster m d1 poster
m
affiche f ; poster m au bureau m de poste ; à la Poste bureau m de poste p6 bureau m de poste p6 bureau Poste f p6 Poste f p6 Poste f p6 bureau m de poste ; Poste f colis postal timbre m p6 timbre m p6
m
de
postzegel postzegel postzegel potlood prachtig prachtig prachtig prachtig prachtig praktisch praktisch praktisch praktisch praten (gezellig -) praten praten praten praten praten precies precies precies precies precies precies precies precies precies précisément t8 precies precies precies preek pret prettige dag ! prettige dag ! prettige dag ! p12 prettige dag ! prijs prijs prijs prijs prijs prijs prijs prijs prijzen (loven) prik („medisch‟) prik ('medicijnen') prik ('medicijnen') prik ('medicijnen') prima princes prins
timbre m p6 timbre m timbre-poste m crayon m magnifique d1 magnifique d1 magnifique d1 magnifique magnifique ; merveilleux pratique p14 pratique p14 pratique p14 pratique causer parler p8 parler p8 parler p8 parler parler exactement d12 exactement d12 exactement d12 exactement p7 exactement p7 exactement p7 précis,-e; précisément t8 précis,-e; précisément t8 précis,-e; nettement ; précisément précis,-e précis,-e ; exact,-e sermon m plaisir m ; … ?? bonne journée ! f p12 bonne journée ! f p12 bonne journée ! f bonne journée ! prix m p3 prix m p3 prix m p3 prix m p7 prix m p7 prix m p7 prix m prix m louer piqûre f piqûre f t3 piqûre f t3 piqûre f t3 parfait,-e ; supérieur,-e princesse f prince m
proberen om proberen proberen proberen proberen probleem probleem probleem probleem probleem probleem probleem proef proef proeven van proeven proeven proeven proeven proeven proeven proeven professor profiteren van profiteren profiteren profiteren programma programma programma programma programma programma programma programma projector projector projector projector provincie pruim prullemand publiceren publiceren publiceren publiceren publiek („openbaar‟) publiek pukkel pukkel pukkel p13 pukkel punaise put
essayer de ; (tenter de ; chercher à ) essayer <de> d3 essayer <de> d3 essayer <de> d3 essayer <de> problème m p4 problème m p4 problème m p4 problème m p8 problème m p8 problème m p8 problème m épreuve f ; essai m expériment m ; …. ??? goûter à goûter p15 goûter p15 goûter p15 goûter t2 goûter t2 goûter t2 goûter professeur d‟Université profiter de profiter p11 profiter p11 profiter p11 programme m p4 programme m p4 programme m p4 programme m p8 programme m p8 programme m p8 programme m programme m projecteur m t4 projecteur m t4 projecteur m t4 projecteur m province f prune f panier m publier d5 publier d5 publier d5 publier public,-que public m bouton m p13 bouton m p13 bouton bouton m punaise f ??? puits m
m
quiche quiche quiche quiche raad raad raad d4 raad raad raadgeven raadplegen raadsel raadzaam raam raam raam p5 raam Raam raar raar raar Raar raar racefiets racefiets racefiets p14 racefiets racket racket racket p8 racket Rad Radeloos raden („het juiste antwoord‟) raden raden raden Raden radio radio(toestel) ramp ramp rampzalig rampzalig rampzalig p13 rampzalig rampzalig rapport („école‟) ras rat
quiche f d3 quiche f d3 quiche f d3 quiche f conseil m d4 conseil m d4 conseil
m
fenêtre
f
conseil m conseil m conseiller consulter énigme f …. fenêtre f p5 fenêtre f p5
fenêtre fenêtre f bizarre d6 bizarre d6 bizarre d6 bizarre bizarre vélo m de course f p14 vélo m de course f p14 vélo m de course f vélo m de course raquette f p8 raquette f p8 raquette raquette f roue f désespéré ??? deviner deviner d1 deviner d1 deviner d1 deviner radio f poste m <de radio> catastrophe m désastre m catastrophique p13 catastrophique p13 catastrophique catastrophique ; désastreux,-se désastreux,-se ; catastrophique bulletin m race f rat m
f
reactie reactie reactie reactie realiseren (zich - ) realiseren (zich -) realiseren (zich -) realiseren (zich -) recept („culinair‟) recept („medisch‟) recept recept recept d3 recept recept recept p15 recept recept recht hebben op recht hebben op recht hebben op recht hebben op recht recht recht recht rechtbank rechtbank rechtbank rechtbank rechtbank rechten studeren rechter rechter rechter rechter rechter rechthoek rechtop rechtop rechtop rechtop rechtop rechts rechts rechts rechts rechts rechts rechtspreken rechtuit reclame reclame
réaction f d9 réaction f d9 réaction f d9 réaction f se rendre compte de/que se rendre compte de t12 se rendre compte de t12 se rendre compte de t12 recette f ordonnance f recette f d3 recette f d3 recette
f
recette
f
recette f p15 recette f p15
ordonnance f ?? recette f avoir droit à t10 avoir droit à t10 avoir droit à t10 avoir droit à droit m t10 droit m t10 droit m t10 droit m tribunal m t10 tribunal m t10 tribunal m t10 tribunal m tribunal m faire son droit juge m d6 juge m d6 juge m d6 juge m juge m rectangle m debout t4 debout t4 debout t4 debout m debout; debout à droite p5 à droite p5 à droite p5 de droite droit; à droite droite ; à droite rendre justice tout droit publicité f t8 publicité f t8
reclame reclame reclame<spot> reclameblok reclameblok reclameblok t7 reclamespot reclamespot reclamespot t7 redacteur redden (te hulp komen) redden (te hulp komen) redden (te hulp komen) redden (zich -) redden redden redden redden redden redder redding reddingsboei reden redenaar redeneren redenering redevoering reeds reeks regel regel regel regel regel regelen regelrecht regen regen regen regen regen regenachtig regenen (het heeft geregend) regenen (het heeft geregend) regenen (het heeft geregend) regenen regenen regenen regeren regering regeringsperiode regionaal regionaal
publicité f t8 publicité f <page f de> publicité f ; p. publicitaire page f publicitaire t7 page f publicitaire t7 page f publicitaire spot m publicitaire t7 spot m publicitaire t7 spot m publicitaire rédacteur m secourir t3 secourir t3 secourir t3 se débrouiller sauver t3 sauver t3 sauver t3 sauver sauver sauveteur ; sauveur sauvetage m bouée f de sauvetage raison f orateur m raisonner raisonnement m discours m déjà série f règle f t5 règle f t5 règle f t5 règle f règle f régler sans ambages …. ?? pluie f d1 pluie f d1 pluie f d1 pluie f pluie f pluvieux pleuvoir (il a plu) d1 pleuvoir (il a plu) d1 pleuvoir (il a plu) d1 pleuvoir pleuvoir ( >> il pleut >> il a plu) pleuvoir (il pleut, il a plu) gouverner gouvernement m règne m régional,-e p11 régional,-e p11
regionaal reiger reinigen reiniger reis reis reis p15 reis reis reisbureau reizen reizen reizen reizen reizen rekenen op rekenen op rekenen op rekenen rekenen rekening rekening („culinair‟) rekening houden met rekening rekening rekening rekening rekenmachine rekenmachine rem rem rem rem rem remedie remedie remedie remedie remmen remmen rennen (hollen) rennen rente repareren repareren repareren repareren repareren repeteren reportage reportage reportage reporter reporter
régional,-e p11 héron m nettoyer ?? produit m de nettoyage ?? voyage m p15 voyage m p15 voyage m voyage m voyage m agence f de voyage voyager p9 voyager p9 voyager p9 voyager voyager compter sur d2 compter sur d2 compter sur d2 calculer calculer note f ; facture f addition tenir compte de addition f t2 addition f t2 addition f t2 compte m calculatrice f calculatrice f ?? frein m t11 frein m t11 frein m t11 frein m frein m remède m t9 remède m t9 remède m t9 remède m freiner freiner m courir ( >> couru) courir intérêt m réparer t10 réparer t10 réparer t10 réparer réparer (réparation f) répéter (répétition f) reportage m d8 reportage m d8 reportage m d8 reporter m t8 reporter m t8
reporter republiek resistent resistent resistent resistent rest restaurant restaurant restaurant restaurant rester rester rester resultaat (uitkomst) resultaat resultaat resultaat resultaat retour retour retour d1 retour reuk („zintuig‟) reus reusachtig reusachtig reusachtig reusachtig reusachtig reusachtig reusachtig reusachtig revolutie richten (zich – tot) richting („neiging‟) richting ('neiging') richting ('neiging') richting ('neiging') richting richting richting richting richting richting richting richting richting richting richting ridder rij rij rij
reporter m t8 république f résistant,-e t9 résistant,-e t9 résistant,-e t9 résitant à reste m restaurant m p1 restaurant m p1 restaurant m p1 restaurant m blijven p11 blijven p11 blijven p11 résultat m résultat m p13 résultat m p13 résultat m p13 résultat m aller et retour m d1 aller et retour m d1 aller et retour m aller et retour m odorat m géant géant,-e t4 géant,-e t4 géant,-e t4 gigantesque t4 gigantesque t4 gigantesque t4 gigantesque ; géant,-e gigantesque; géant révolution f s‟adresser à tendance f tendance f t4 tendance f t4 tendance f t4 direction f p15 direction f p15 direction f p15 direction f t4 direction f t4 direction f t4 sens m t4 sens m t4 sens m t4 direction f ; sens m direction f; sens m chevalier m file f t4 file f t4 file f t4
rij rij rij rij rij rij rij rijbewijs rijden (110 km -) rijden in een Citroën rijden in rijden in rijden in rijden rijden rijden rijden rijk rijk rijk rijk rijk rijk rijk rijkdom rijkelijk Rijn rijp worden (rijpen) rijp rijst rijst rijst rijst rijst rijweg rijwiel rimpel ring (trouw-) ring ring ring ('mariage') t5 ring ring ring ring ring risico ('gevaar') risico ('gevaar') risico ('gevaar') risico lopen om/ te risico risico risico p11
queue f t4 queue f t4 queue f t4 file f file f ; queue f rang m rangée f permis m de conduire rouler à 100 à l‟heure conduire une Citroën conduire t9 conduire t9 conduire t9 rouler t9 rouler t9 rouler t9 rouler riche p7 riche p7 riche p7 riche p9 riche p9 riche p9 riche richesse f amplement Rhin m mûrir mûr,-e riz m d3 riz m d3 riz m d3 riz m riz m chaussée f bicyclette f ride f anneau m <de mariage> anneau m ('mariage') t5 anneau m ('mariage') t5 anneau m bague f t5 bague f t5 bague f t5 anneau m bague f risque m p11 risque m p11 risque m p11 courir le risque m de risque m p11 risque m p11 risque
m
ritssluiting rivier roeien roekeloos roem roemrijk roemrijk roemrijk roemrijk roepen roepen roepen roepen roepen roepen roeping roeping roeping roeping rogge roggebrood rok rok rok rok rok roken roken roken roken roken roker rol rol rol rol rolletje („film‟) rolletje ('film') rolletje ('film') rolletje ('film') roltrap roltrap roltrap m p15 roltrap roltrap roman romanschrijver romp („mens‟) romp rond het huis rond ronde van frankrijk rondkijken rondkijken
fermeture-éclair f rivière f ; fleuve m ramer inconsidéré ; ??? gloire f glorieux,-se t8 glorieux,-se t8 glorieux,-se t8 glorieux,-se appeler p11 appeler p11 appeler p11 appeler appeler crier; s‟écrier vocation f t8 vocation f t8 vocation f t8 vocation f seigle m pain m de seigle jupe f p7 jupe f p7 jupe f p7 jupe f jupe f fumer t7 fumer t7 fumer t7 fumer fumer ( >> vous êtes fumeur ?) fumeur rôle m d12 rôle m d12 rôle m d12 rôle m pellicule f pellicule f t12 pellicule f t12 pellicule f t12 escalator m p15 escalator m p15 escalator escalator m escalier m roulant roman m romancier m torse m tronc m autour de la maison rond,-e Tour m de France regarder autour de soi
rondleiden rondleiden rondleiden rondleiden rondom rondrijden röntgenfoto röntgenfoto röntgenfoto d11 röntgenfoto rood rood rood p3 rood rood rood rood rood rook room roos rooster rooster rooster temps p13 rooster roosteren rose rose rose rossig („met rood haar‟) rossig ('rood haar') rossig ('rood haar') rossig ('rood haar') rots rouw rouwen roven rover roze roze rozijn rubriek rubriek rubriek rubriek rug ruggelings rugzak rugzak rugzak rugzak ruiken
guider t4 guider t4 guider t4 guider tout autour circuler ??? radio f d11 radio f d11 radio
f
radio f ; radiographie f rouge m p3 rouge m p3 rouge
m
rouge p7 rouge p7 rouge p7 rouge rouge fumée f crème f rose f emploi m du temps p13 emploi m du temps p13 emploi
m
emploi m du temps griller rose p7 rose p7 rose p7 roux,-sse roux, rousse d4 roux, rousse d4 roux, rousse d4 rocher m; roche f deuil m être en deuil piller ??? brigand m; bandit m ?? rose rose raisin m sec rubrique f p8 rubrique f p8 rubrique f p8 rubrique f dos m ??? sac m à dos p8 sac m à dos p8 sac m à dos p8 sac m à dos sentir
du
ruiker („boeket‟) ruilen ruilen ruilen p10 ruilen ruilen ruim ruim ruim se t1 ruim ruimte ruimte ruimte t1 ruimte ruitjespapier ruitjespapier ruitjespapier t7 ruitjespapier rukken rumoeur rund rund rund rund rund rundvlees rups Rus Rusland Russisch rust rust rust rust rust rusten rusten rustig (kalm) rustig (kalm) rustig (kalm) rustig rustig rustig t9 rustig rustig ruw ruw ruzie hebben ruzie maken ruzie maken
gerbe f échanger p10 échanger p10 échanger échanger échanger; troquer ??? spacieux,-se t1 spacieux,-se t1 spacieux,spracieux,-se espace m t1 espace m t1 espace m espace m papier m quadrillé t7 papier m quadrillé t7 papier m quadrillé papier m quadrillé arracher ??? rumeur f ; tumulte m boeuf m t2 boeuf m t2 boeuf m t2 bœuf m bovidé m ??? bœuf m chenille f Russe m/f la Russie russe repos m t3 repos m t3 repos m t3 repos m repos m reposer se reposer calme p3 calme p3 calme p3 tranquille t9 tranquille t9 tranquille calme ; tranquille tranquille brutal,-e ; rude rugueux,-se se quereller ?? se disputer d11 se disputer d11
ruzie maken ruzie maken ruzie ruzie ruzie d11 ruzie ruzie ruzie d6 ruzie ruzie ruzie p8 ruzie ruzie 's avonds 's avonds 's avonds 's avonds 's avonds 's avonds 's middags 's middags 's middags p11 's ochtends 's ochtends 's ochtends s.o. (schriftelijke overhoring) saai salade salade salade salade salade salade salade salaris salaris salaris d9 salaris salaris saldo salon salon salon p11 salon samen samen samen samen samen
se disputer d11 se disputer ; se quereller dispute f d11 dispute f d11 dispute
f
dispute
f
dispute
f
dispute f d6 dispute f d6
dispute f p8 dispute f p8
dispute f ; querelle f querelle f le soir p11 le soir p11 le soir p11 le soir p11 le soir p11 le soir p11 l'après-midi m/(f) p11 l'après-midi m/(f) p11 l'après-midi
m/(f)
le matin p11 le matin p11 le matin p11 interro f <écrite> insipide; ennuyeux salade f p12 salade f p12 salade f p12 salade f p9 salade f p9 salade f p9 salade f salaire m d9 salaire m d9 salaire
m
salon
n
salaire m salaire m solde m ??? salon n p11 salon n p11
salon m ensemble d3 ensemble d3 ensemble d3 ensemble ensemble
samenhang samenhang samenspraak samenstellen samenstellen samenstellen samenstellen samentrekken samenzwering sandwich met ham sandwich met ham sandwich met ham p12 sandwich met ham sandwich sandwich sandwich sap (vruchten-) sap sap sap saus saxofoon saxofoon saxofoon d10 saxofoon schaaf schaakbord schaakspel schaakspel schaakspel schaakspel schaal (schotel) schaal schaal schaal schaal schaal schaamte schaap schaap schaap schaap schaap schaar schaars schaarsheid schaats schaats schaatsen schaatsen schaatsen schaatsen schaatsen
cohérence f connection f ??? dialogue m composer t2 composer t2 composer t2 composer contracter conspiration f sandwich m au jambon m p12 sandwich m au jambon m p12 sandwich m au jambon m sandwich m au jambon sandwich m p12 sandwich m p12 sandwich m p12 jus m <de fruits> jus m d3 jus m d3 jus m d3 sauce f saxo m d10 saxo m d10 saxo
m
saxo m rabot m échiquier m jeu m d'échecs p9 jeu m d'échecs p9 jeu m d'échecs p9 jeu m d‟échecs plat m plat m t2 plat m t2 plat m t2 plat m vase m; plateau m honte f mouton m d2 mouton m d2 mouton m d2 mouton m mouton m ciseaux mpl … ??? pénurie f patin m patin m patiner p14 patiner p14 patiner p14 patiner patiner ; le patinage
schaatsenrijden schade schadelijk schadelijk schadelijk schadelijk schadelijk schaduw schakelaar schaken schaken schaken p11 schaken schaken schamen (zich -) schande schapevlees scharnier schat („ontdekken‟) schat ('ontdekken') schat ('ontdekken') schat ('ontdekken') schat schat schat schat schat schatten schattig („leuk‟) schaven schedel scheel kijken scheepvaart scheerzeep scheiden („huwelijk‟) scheiden scheiden scheiden scheiden scheiden scheiden scheiden scheiden scheiden scheidsrechter scheikunde Schelde Schelden schelp schelvis schemer schenken („drank‟) schenken („vloeistof‟) schenken
patiner dégâts mpl; dommage m nuisible t9 nuisible t9 nuisible t9 nuisible <à> ; nocif,-ve nuisible; nocif,-ve ombre f commutateur m jouer aux échecs p11 jouer aux échecs p11 jouer aux échecs jouer aux échecs jouer aux échecs avoir honte <de> honte f; ??? mouton m charnière f trésor m trésor m d8 trésor m d8 trésor m d8 trésor m t6 trésor m t6 trésor m t6 chéri,-e trésor m estimer mignon,-nne raboter crâne m loucher ??? navigation f savon à raser divorcer (+ avoir) divorcer (+ avoir) divorcer (+ avoir) divorcer (+ avoir) divorcer t7 divorcer t7 divorcer t7 divorcer (+ avoir) divorcer (>>> ils ont divorcé) séparer arbitre m chimie f Escaut m tempêter contre ??? coquille f aigrefin m demi-jour m ??? verser verser verser p15
schenken schenken scheppen scheppen scheppen scheppen scheppen schepper schepper schepper schepper schepper schepping schepsel scheren (zich -) scheren (zich -) scheren (zich -) scheren (zich -) scheren (zich -) scherm scherm scherm scherm scherp schets scheuren (weg-) („circulation‟) scheuren schiereiland schieten schieten schieten schieten schieten schijf schijnbaar schijnbaar schijnbaar apparent,-e t9 schijnbaar schijnen („zon‟) schijnen (lijken) schijnen (lijken) schijnen (lijken) schijnen ('zon') schijnen ('zon') schijnen ('zon') schijnen schijnen schijnen schijnen schijnen schijnen schilder schilder
verser p15 verser p15 créer d9 créer d9 créer d9 créer créer créateur m t5 créateur m t5 créateur m t5 créateur m créateur m creation f creature f se raser t4 se raser t4 se raser t4 (se) raser (se) raser écran m d8 écran m d8 écran m d8 écran m tranchant ?? croquis m démarrer en trombe ??? déchirer presqu‟île f tirer t12 tirer t12 tirer t12 tirer tirer disque m apparemment; apparent,-e t9 apparemment; apparent,-e t9 apparemment; apprarent,-e briller paraître t7 paraître t7 paraître t7 briller t7 briller t7 briller t7 sembler t7 sembler t7 sembler t7 briller paraître ; sembler sembler peintre m t12 peintre m t12
schilder schilder schilder schilderen schilderen schilderij schildwacht schillen schip schip schip schip schip schip m t9 schip schip schipbreuk schipbreukeling schitteren schndaal schoen schoen schoen schoen schoen schoen schoen schoen schoenmaker schoenwinkel schoenwinkel schoenwinkel sures fpl p5 schoenwinkel schoffel schoffelen schok schokker schommelen school („instelling‟) school ('instelling') school ('instelling') school ('instelling') school bezoeken school bezoeken school bezoeken school bezoeken school school school school school school school-
peintre m t12 peintre peintre m peindre peindre peinture f sentinelle f peler navire m t9 navire m t9 navire m t9 vaisseau m t9 vaisseau m t9 vaisseau navire m ; vaisseau m navire m; vaisseau m naufrage m naufragé m étinceler; briller scandale m chaussure f p7 chaussure f p7 chaussure f p7 soulier m p7 soulier m p7 soulier m p7 chaussure f ; soulier m chaussure f; soulier f cordonnier m magasin m de chaussures fpl p5 magasin m de chaussures fpl p5 magasin m de chausmagasin m de chaussures sarcloir m sarcler ??? choc m ébranler; choquer balancer établissement m scolaire établissement scolaire m établissement scolaire m établissement scolaire m fréquenter une école t3 fréquenter une école t3 fréquenter une école t3 frréquenter une école école f d10 école f d10 école f d10 école f p11 école f p11 école f p11 scolaire d3
schoolschoolschool school schoolbord schoolbord schoolbord schoolplein schoolplein schoolplein schoolplein schoolreisje schoolreisje schoolreisje d7 schoolreisje schooltas schoon huis schoon schoon schoon (DERRIERE: NOM) t1 schoon schoonheidsspecialiste schoonheidsspecialiste schoonheidsspecialiste schoonheidsspecialiste schoonmaken schoonzuster schoorsteen ('open haard') schoorsteen ('open haard') schoorsteen ('open haard') schoorsteen schoorsteen schoorsteenmantel schop schop schoppen schor schors schort schotel („gerecht‟) schotel (bij kop) schotel (gerecht) schotel (gerecht) schotel (gerecht) schotel schotel schotel schouder schouder schouder schouder schouder schouwburg
scolaire d3 scolaire d3 école f école f; collège m ; lycée m tableau m noir d1 tableau m noir d1 tableau m noir d1 cour f d1 cour f d1 cour f d1 cour f sortie f de classe d7 sortie f de classe d7 sortie f de classe sortie f de classe cartable m; serviette f une maison propre (DERRIERE: NOM) propre (DERRIERE: NOM) t1 propre (DERRIERE: NOM) t1 propre proper esthéticienne f d1 esthéticienne f d1 esthéticienne f d1 esthéticienne f nettoyer bru f; belle-soeur f cheminée f p5 cheminée f p5 cheminée f p5 cheminée cheminée f (manteau m de la) cheminée f bêche f coup de pied donner des coups de pied enroué,-e écorce f tablier m plat soucoupe f plat m d5 plat m d5 plat m d5 plat m p12 plat m p12 plat m p12 épaule f d4 épaule f d4 épaule f d4 épaule f épaule f théâtre m
schouwspel schram schrander schrapen schreeuwen schreeuwen schreien schrift schrijf ons (>> schrijven) schrijf ons (>> schrijven) schrijf ons (>> schrijven) schrijfmachine schrijven (zij schrijft) schrijven (zij schrijft) schrijven (zij schrijft) schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijven schrijver schrijver schrijver schrijver schrikken schrikken schroef schroeven schub schudden schuilnaam schuilplaats schuim schuimen schuiven schuld („argent‟) schuldig schuldig schuldig schuldig schuldig schuldigheid schutting schuur schuurpapier schuw scooter seconde sedert
spectacle m éraflure f ??? avisé ???; intelligent,-e gratter ????? crier ; s‟écrier crier; s‟écrier pleurer ??? cahier m écrivez-nous ( >> écrire) p10 écrivez-nous ( >> écrire) p10 écrivez-nous ( >> écrire) p10 machine à écrire écrire (elle écrit) p6 écrire (elle écrit) p6 écrire (elle écrit) p6 écrire p8 écrire p8 écrire p8 écrire t7 écrire t7 écrire t7 écriture f t7 écriture f t7 écriture f t7 écrire écrire <à> écrivain m d5 écrivain m d5 écrivain m d5 écrivain m s‟effrayer s‟effrayer vis f visser écaille f secouer pseudonyme; nom de plume refuge m; abri m; POP planque f écume f écumer ?? pousser ??, couler ?? dette f coupable t7 coupable t7 coupable t7 coupable coupable m <de> culpabilité f clôture f <en bois> grange f; remise f papier-émeri m timide ? rêche ? scooter m seconde f depuis
sein seizoen september september september September september serieus ('bijwoord') serieus ('bijwoord') serieus ('bijwoord') serieus (ernstig) serieus (ernstig) serieus (ernstig) serieus servet sfeer sfeer sfeer d1 sfeer sfeer sfeer p11 sfeer show sigaar sigaret sinaasappel sinaasappel sinaasappel sinaasappel sinaasappel<sap> sinaasappelsap sinaasappelsap sinaasappelsap sinds sinds sinds sinds sinds sjaaltje sjaaltje sjaaltje sjaaltje sjiek sjiek sjiek p12 sjiek sjiek sjiek sjiek ski ski ski
signal m saison f septembre (m) p8 septembre (m) p8 septembre (m) p8 septembre septembre sérieusement d8 sérieusement d8 sérieusement d8 sérieux,-se p10 sérieux,-se p10 sérieux,-se p10 sérieux,-se serviette f ?? ambiance f d1 ambiance f d1 ambiance f ambiance f p11 ambiance f p11 ambiance f ambiance f spectacle m cigare m cigarette f orange f p12 orange f p12 orange f p12 orange f <jus m> d‟orange jus m d'orange f p12 jus m d'orange f p12 jus m d'orange f p12 depuis depuis depuis d4 depuis d4 depuis d4 écharpe f t7 écharpe f t7 écharpe f t7 écharpe f chic m/f p12 chic m/f p12 chic
m/f
chic p3 chic p3 chic p3 chic <m/f> ; le chic ski m p11 ski m p11 ski m p11
ski skiën (het -) skiën (het -) skiën (het -) skiën skiën skiën m p11 skiën skiën skiën p14 skiën skiën skiën p8 skiën skiën skiën p14 skiën skiën skiën skiën sla (krop -) sla (krop-) sla (krop-) sla (krop-) slaan slaap slaapkamer slaapkamer slaapzak slaapzak slaapzak couchage p9 slaapzak slachtoffer slachtoffer slachtoffer slachtoffer slachtoffer slachtoffer slag (veld-) slag (veld-) slag slag slagen („examen‟) slagen („examen‟) slagen (het -) slagen (het -) slagen (het -) slagen slagen slagen
ski m ski (le -) m p11 ski (le -) m p11 ski (le -) m p11 faire du ski m p11 faire du ski m p11 faire du ski faire du ski p14 faire du ski p14 faire du ski ski (le -) m p8 ski (le -) m p8 ski (le -) m ski (le -) p14 ski (le -) p14 ski (le
-)
skier p11 skier p11 skier p11 skier ; le ski ; faire du ski laitue f laitue f d3 laitue f d3 laitue f d3 frapper sommeil m chambre à coucher chambre f sac m de couchage p9 sac m de couchage p9 sac
m
sac m de couchage victime f d9 victime f d9 victime f d9 victime f victime f victime f (toujours f. !) bataille f bataille f coup m coup m être reçu être reçu réussite f t8 réussite f t8 réussite f t8 réussir réussir réussir ; la réussite
de
slager slager slager t8 slager slager slager slagerij slagerij slagerij slagroom slagroom slagroom d9 slagroom slagroom slagroom slagroom slagroom slak („animal‟) slak („animal‟) slak („cuisine‟) slak („cuisine‟) slak slak slak d9 slak slak slak t2 slak slang („animal‟) slang („animal‟) slang („outil‟) slang („outil‟) slang slang slang d9 slang slank slank slap slap slapen (overnachten) slapen (overnachten) slapen (overnachten) slapen slapen slapen slapen slapen slapen slapen
boucher m t8 boucher m t8 boucher m boucher m boucher m boucher m boucherie f boucherie f boucherie f crème f Chantilly d9 crème f Chantilly d9 crème f Chantilly crème fouettée d9 crème fouettée d9 crème fouettée d9 crème f Chantilly ; cr. fouettée crème f Chantilly; crème fouettée limace f limace f escargot m escargot m escargot m d9 escargot m d9 escargot m escargot m t2 escargot m t2 escargot m escargot m serpent serpent ? ? serpent m d9 serpent m d9 serpent m serpent m élancé; svelte ?? élancé; svelte ?? mou, molle mou, molle coucher d3 coucher d3 coucher d3 dormir (dormi) t1 dormir (dormi) t1 dormir (dormi) t1 dormir d7 dormir d7 dormir d7 dormir
slapen slapen slapen slecht slecht slecht d2 slecht slecht slecht p11 slecht slechts (alleen) slechts (alleen) slechts (alleen) slechts slechts slechts slede (slee) slede (slee) sleepboot sleepboot sleutel sleutel sleutel p14 sleutel sleutel sleutel slijpen slijpen slim slim slim p15 slim slim slim slim slim slim slingeren slingeren sloop („lit‟) sloop („lit‟) sloop (auto-) sloop (auto-) sloop sloop sloot sloot slopen slopen slopen slopen
dormir dormir dormir; („passer la nuit‟) coucher mauvais,-e d2 mauvais,-e d2 mauvais,-e mauvais,-e p11 mauvais,-e p11 mauvais,-e mauvais,-e // mal seulement p3 seulement p3 seulement p3 ne … que ; seulement seulement; ne … que seulement; ne … que traîneau m traîneau m remorqueur m remorqueur m clé f; clef f p14 clé f; clef f p14 clé f; clef f clef f; clé f clef f; clé f clef f ; clé f aiguiser ??? aiguiser ??? malin,-e p15 malin,-e p15 malin,-e rusé,-e d2 rusé,-e d2 rusé,-e d2 malin,-e ; rusé,-e malin,-e ?? malin,-e ?? osciller osciller taie f taie f
démolition f ?? démolition f ?? fossé m fossé m démolir d6 démolir d6 démolir d6 démolir
slopen slopen sluier sluier sluipen sluipen sluiproute sluiproute sluis sluis sluiten sluiten sluiten sluiten sluiten sluiten sluiting (ook: „commerce‟) sluiting (ook: „commerce‟) sluitng sluitng slurf slurf smaak smaak smaak smaak smaak smaak smaakt (het - !) smakelijk eten ! smakelijk eten ! smakelijk eten ! smakelijk eten! smakelijk eten! smakelijk smakelijk smal smal smart smart smeden smeden smid smid smijten smijten smokkel<waar> smokkel<waar> smokkelaar smokkelaar snaar snaar sneeuw sneeuw sneeuw
démolir démolir voile m voile m ?? ?? // // écluse f écluse f fermer p9 fermer p9 fermer p9 fermer fermer fermer ; (clôturer) fermeture f fermeture f clôture f clôture f trompe f trompe f goût m t2 goût m t2 goût m t2 goût m goût m goût m c‟est bon bon appétit (m) p12 bon appétit (m) p12 bon appétit (m) p12 bon appétit ! bon appétit ! savoureux,-se savoureux,-se étroit,-e étroit,-e douleur f; … douleur f; … … … forgeron m forgeron m …. …. contrebande f contrebande f contrebandier m contrebandier m corde f corde f neige f p11 neige f p11 neige f p11
sneeuw sneeuw sneeuw sneeuwen sneeuwen sneeuwen sneeuwen sneeuwen sneeuwen sneeuwval sneeuwval sneeuwval p11 sneeuwval sneeuwvlok sneeuwvlok snel (bijwoord) snel (bijwoord) snel (bijwoord) snel snel snel rapidement snel snel snel snel snel snel snelheid snelheid snelheid snelheid snelheid snelheid sneltrein sneltrein snijden (af-) snijden (afsnijden) snijden snijden snikken snikken snoep snoep snoezig snoezig snor f d4 snor soep soep soep p13 soep
neige f neige f neige f neiger p11 neiger p11 neiger p11 neiger neiger neiger chute f de neige f p11 chute f de neige f p11 chute f de neige f chute<s> f de neige flocon m de neige flocon m de neige vite t12 vite t12 vite t12 rapide// rapidement rapide// rapidement rapide// vite p6 vite p6 vite p6 rapide; vite rapide; vite rapide; vite vitesse f p3 vitesse f p3 vitesse f p3 rapidité f rapidité f rapidité f; vitesse f express m; rapide m; TGV m express m; rapide m; TGV m couper couper t3 couper couper sangloter sangloter friandises fpl; bonbons mpl friandises fpl; bonbons mpl charmant,-e charmant,-e moustache moustache f potage m p13 potage m p13 potage soupe f p13
m
soep soep p13 soep soep soep sok sok sok f p7 sok sok sok soldaat soldaat soldaat soldaat soldaat soldaat soldij soldij sollicitant sollicitant solliciteren naar solliciteren naar som („vraagstuk‟) som („vraagstuk‟) som som somber somber somberheid somberheid soms soms soms soms soms soms fois p14 soms soms soms soort soort („dieren‟) soort van soort van soort soort soort d2 soort soort soort soort
soupe f p13 soupe
f
potage m; soupe f potage m; soupe f potage m; soupe f chaussette f p7 chaussette f p7 chaussette chaussette f chaussette f chaussette f soldat m t8 soldat m t8 soldat m t8 soldat m soldat m soldat m … … postulant m ; candidat m postulant m ; candidat m postuler +4 postuler +4 problème f problème f somme f somme f sombre sombre
parfois p14 parfois p14 parfois p14 quelquefois p14 quelquefois p14 quelqueparfois ; quelquefois parfois ; quelquefois parfois; quelquefois sorte f <de> espèce f sorte f (une sorte -) sorte f (une sorte -) espèce f d2 espèce f d2 espèce
f
espèce f t9 espèce f t9 espèce f t9 sorte f d2
soort soort soort soort soort f<de> t9 soort soort sorteren sorteren souvenir souvenir spaander spaander Spaans Spaans Spaans spaans spaarzaam spaarzaam spam spandoek spandoek Spanjaard Spanjaard Spanjaard spanjaard Spanje Spanje spannend spannend spannend spannend spannend spannend spanning („electr.‟/ tussen m. ) spanning („verhaal‟) spanning spanning spanning spanning spanning spanning spanning spanning spanning spanning spanning spar spar sparen sparen sparen sparen sparen
sorte f d2 sorte f d2 sorte f<de> t9 sorte f<de> t9 sorte espèce f espèce f assortir assortir souvenir m souvenir m copeau m copeau m espagnol,-e t10 espagnol,-e t10 espagnol,-e t10 espagnol,-e économe économe pourriel m calicot m ; banderole f calicot m ; banderole f Espagnol m d5 Espagnol m d5 Espagnol m d5 Espagnol,-e l‟Espagne (en -) (espagnol,-e) l‟Espagne (en -) (espagnol,-e) passionnant,-e d5 passionnant,-e d5 passionnant,-e d5 captivant,-e ; passionnant,-e captivant,-e ; passionnant,-e passionnant,-e; captivant,-e tension f suspense m pression f t6 pression f t6 pression f t6 suspense m d8 suspense m d8 suspense m d8 tension f t6 tension f t6 tension f t6 tension f tension f sapin m sapin m économiser t5 économiser t5 économiser t5 faire des économies fpl t5 faire des économies fpl t5
sparen mies fpl t5 sparen sparen sparen specht specht speciaal speciaal speciaal (spéciaux, spéciales) p6 speciaal specialist specialist specialist specialist speelgoed (een stuk -) speelgoed (een stuk -) speelgoed (een stuk -) speelgoed (een stuk -) speelgoed speelgoed spek (stukje -) spek (stukje -) spek spek spek spek spek spek spekjes spekjes spekjes spekjes spel spel spel mpl) p8 spel spel spel spel spel spel spelen spelen spelen spelen spelen spelen speler speler speler euse m/f p14 speler
faire des éconoéconomiser; faire des économies épargner ; faire de l‟épargne ; économiser épargner ; faire de l‟épargne ; économiser pic m pic m spécial,-e (spéciaux, spéciales) p6 spécial,-e (spéciaux, spéciales) p6 spécial,-e spécial,-e spécialiste m d10 spécialiste m d10 spécialiste m d10 spécialiste m/f jouet m t1 jouet m t1 jouet m t1 jouet m jouets mpl (un jouet) jouets mpl (un jouet) lardon m lardon m lard m t2 lard m t2 lard m t2 lard m lard m lard m lardons mpl t2 lardons mpl t2 lardons mpl t2 lardons m jeu m (jeux mpl) p8 jeu m (jeux mpl) p8 jeu m (jeux jeu m p6 jeu m p6 jeu m p6 jeu m jeu m jeu m (jeux) jouer p4 jouer p4 jouer p4 jouer jouer jouer joueur, -euse m/f p14 joueur, -euse m/f p14 joueur, joueur,- euse
-
speler speler spellen spellen sperzieboon sperzieboon spiegel spiegel spiekbriefje spiekbriefje spiekbriefje spiekbriefje spieken spieken spieken spieken spieken spieken spier spier spijbelen spijbelen spijker spijker spijkerbroek spijkerbroek spijkerbroek spijkerbroek spijs spijs spijsvertering spijsvertering spijten (het spijt mij zeer) spijten (het spijt mij) spijten (het spijt mij) spijten (het spijt mij) spijten (neem mij niet kwalijk) spijten spijten spijtig spijtig spin spin spin p13 spin spin spin spinazie spinazie spinazie spinazie spinazie spinazie spinneweb
joueur,-se joueur,-se épeler épeler haricot vert ?? haricot vert ?? miroir m miroir m anti-sèche f t5 anti-sèche f t5 anti-sèche f t5 anti-sèche f copier <sur>; tricher tricher t5 tricher t5 tricher t5 copier sur qqn; tricher copier sur qqn; tricher muscle m muscle m sécher la classe/ un cours sécher la classe/ un cours clou m clou m jean<s> m p7 jean<s> m p7 jean<s> m p7 jean<s> m ?? ?? digestion f digestion f je suis désolé,-e regretter (je regrette) regretter (je regrette) regretter (je regrette) excuse-moi ! regret m regret m regrettable regrettable araignée f p13 araignée f p13 araignée f araignée araignée araignée f épinards mpl p13 épinards mpl p13 épinards mpl p13 épinards m épinards mpl épinards mpl toile f d‟araignée
spinneweb spion spion spits spits spitten spitten splijten splijten splinter splinter splinternieuw splinternieuw splinternieuw d1 splinternieuw splitsen splitsen spoed (met -) spoed (met -) spoed (met -) spoed (met -) spoed spoed spoedeisend spoedeisend spoedig spoedig spons spons spook spook spoor („à la gare‟) spoor („à la gare‟) spoor spoor spoorweg spoorweg spoorwegen spoorwegen sport beoefenen (een -) sport beoefenen (een -) sport beoefenen (een -) sport beoefenen sport beoefenen sport beoefenen sport beoefenen sport beoefenen sport sport sport (sports mpl) p10 sport sport sport
toile f d‟araignée espion m espion m pointu,-e pointu,-e bêcher bêcher fendre fendre écharde f écharde f flambant neuf,-ve d1 flambant neuf,-ve d1 flambant neuf,-ve flambant neuf,-ve diviser ; dissocier diviser ; dissocier d'urgence d6 d'urgence d6 d'urgence d6 (d‟)urgence urgence f ; diligence f urgence f ; diligence f urgent,-e (il y a urgence) urgent,-e (il y a urgence) bientôt bientôt éponge f éponge f fantôme m fantôme m voie f voie f rail m rail m chemin m de fer chemin m de fer la SNCF la SNCF pratiquer un sport m p14 pratiquer un sport m p14 pratiquer un sport m p14 faire du sport m p14 faire du sport m p14 faire du sport m p14 faire du sport pratiquer un sport sport m (sports mpl) p10 sport m (sports mpl) p10 sport
m
sport m p14 sport m p14 sport
m
p14 sport sport sport sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief sportief spotten met spotten met spotten met spotten met spotten met spotten met spraakkunst spraakkunst spraakzaam spraakzaam sprakeloos sprakeloos sprankelend sprankelend sprankelend sprankelend spreekbeurt houden spreekbeurt houden spreekbeurt houden spreekbeurt houden spreekwoord spreekwoord spreeuw spreeuw spreiden spreiden spreken spreken spreker spreker springen springen springen springen springen springen sprinkhaan sprinkhaan sprong
sport (sports) m sport m; sports mpl sport m; sports mpl sportif,-ve d4 sportif,-ve d4 sportif,-ve d4 sportif,-ve p14 sportif,-ve p14 sportif,-ve p14 sportif,-ve p8 sportif,-ve p8 sportif,-ve p8 sportif,-ve sportif,-ve sportif,-ve se moquer de t3 se moquer de t3 se moquer de t3 se moquer de se moquer de se moquer de grammaire f grammaire f communicatif,-ve ; loquace communicatif,-ve ; loquace muet,-tte muet,-tte pétillant,-e t7 pétillant,-e t7 pétillant,-e t7 pétillant,-e faire un exposé m p10 faire un exposé m p10 faire un exposé m p10 faire un exposé; f. une conférence proverbe m proverbe m étourneau m étourneau m étendre étendre parler parler locuteur m; celui qui a la parole locuteur m; celui qui a la parole sauter t5 sauter t5 sauter t5 sauter sauter sauter sauterelle f sauterelle f saut m
sprong sprookje sprookje spullen („zalen‟) spullen ('zaken') spullen ('zaken') spullen ('zaken') spuwen spuwen staal staal staan staan staand<e> staand<e> staand<e> staand<e> staart ('beest') staart ('beest') staart ('beest') staart staart staart staat (in – zijn om) staat (in – zijn om) staat staat staatsman staatsman stad (de – rotterdam) stad stad stadhuis stadhuis stadion stadion staken staken staker staker staking staking stal stal stallen stallen stam („mot‟) stam („mot‟) stam stam stamelen stamelen stampen met stampen met standbeeld
saut m conte m de fée conte m de fée affaires f affaires fpl d11 affaires fpl d11 affaires fpl d11 cracher cracher acier m acier m être; se trouver; être debout ; se tenir debout être; se trouver; être debout ; se tenir debout debout t4 debout t4 debout t4 debout queue f t4 queue f t4 queue f t4 queue f queue f queue f être en état de être en état de état m état m homme d‟Etat homme d‟Etat la ville f de Rotterdam ville f ville f mairie f; hôtel m de ville mairie f; hôtel m de ville stade m stade m faire grève faire grève gréviste m gréviste m grève f grève f étable f étable f remiser ??? remiser ??? racine f; radical m ??? racine f; radical m ??? tronc m tronc m bégayer; bafouiller bégayer; bafouiller trépigner de trépigner de statue f
standbeeld standbeeld standbeeld standbeeld standbeeld standje standje stang stang stap stap stapel stapel stapelgek zijn op stapelgek zijn op stapelgek zijn op stapelgek zijn op staren staren startbaan startbaan statiegeld statiegeld station station station station station station station station station stedeling stedeling steeds steeds steeg steeg steekproef steekproef steekproef steekproef steel („fleur‟) steel („fleur‟) steel steel steen steen steen steen steen steen steenkool steenkool steil
statue f p15 statue f p15 statue f p15 statue f statue f réprimande f réprimande f barre f barre f pas m pas m pile f ; amoncellement m pile f ; amoncellement m être fana de p10 être fana de p10 être fana de p10 être fana de … ; se passionner pour regarder fixement regarder fixement piste de décollage piste de décollage consigne f consigne f gare f d11 gare f d11 gare f d11 gare f p15 gare f p15 gare f p15 gare f gare f gare f („train‟); station f citadin,-e citadin,-e toujours; sans cesse toujours; sans cesse ruelle f ruelle f échantillon m t11 échantillon m t11 échantillon m t11 échantillon m pédoncule f; tige f pédoncule f; tige f manche m manche m pierre f t5 pierre f t5 pierre f t5 pierre f pierre f pierre f houille f// charbon m houille f// charbon m escarpé; raide
steil stel („paar‟ >> mensen) stel (een - …) stel (paar) stel (paar) stel (paar) stelen stelen stelen stelen stelen stelen stelen stelen stelen stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellen (een vraag -) stellig stellig stellingkast stellingkast stellingkast stellingkast stem stem stemmen op stemmen op stemmen stemmen stemmen stemmen stempel stempel stenografie stenografie ster („média‟) ster („média‟) ster („vedette‟) ster ('hemel') ster ('hemel') ster ('hemel') ster ('hemel') ster ('hemel') ster ('hemel') ster ster ster ster ster ster
escarpé; raide couple m quelques …; un tas de … couple m d5 couple m d5 couple m d5 voler d11 voler d11 voler d11 voler d6 voler d6 voler d6 voler voler voler poser (une question) d3 poser (une question) d3 poser (une question) d3 poser (une question) d7 poser (une question) d7 poser (une question) d7 poser une question à positif,-ve; affirmatif,-ve positif,-ve; affirmatif,-ve étagère f p5 étagère f p5 étagère f p5 étagère f voix f voix f voter pour voter pour voter t11 voter t11 voter t11 voter sceau m ?? sceau m ?? sténographie f sténographie f vedette f ; (danse etc. :) étoile f vedette f ; (danse etc. :) étoile f star f; vedette f; étoile f étoile f d4 étoile f d4 étoile f d4 étoile f p11 étoile f p11 étoile f p11 star f d4 star f d4 star f d4 vedette f d4 vedette f d4 vedette
f
d4 ster ster ster stereo-installatie stereo-installatie stereo-installatie stereo-installatie sterk sterk sterk sterk sterk sterk sterke punt (mijn -) sterke punt (mijn -) sterke punt (mijn -) sterke punt (mijn -) sterrenbeeld sterrenbeeld sterrenbeeld sterrenbeeld sterrenbeeld sterrenbeeld sterven sterven sterven sterven sterven sterven stervende stervende steun steun steunen steunen steunen steunen stevig stevig stichten stichten stier stier stier t4 stier stier stier stijf stijf stijgen stijgen stikken („naaien‟)
étoile f étoile f étoile f chaîne f stéréo p9 chaîne f stéréo p9 chaîne f stéréo p9 chaîne-stéréo f fort,-e t4 fort,-e t4 fort,-e t4 fort,-e fort,-e fort,-e mon fort d7 mon fort d7 mon fort d7 c‟est mon fort signe m p8 signe m p8 signe m p8 constellation f constellation f signe m mourir d11 mourir d11 mourir d11 mourir mourir mourir mourant,-e mourant,-e appui m appui m appuyer ; s‟appuyer sur appuyer t9 appuyer t9 appuyer t9 solide, fort,-e ?? solide, fort,-e ?? fonder fonder taureau m t4 taureau m t4 taureau m taureau m taureau m taureau m raide raide monter; s‟élever monter; s‟élever piquer ?
stikken („naaien‟) stil stil stilleven stilstaan stilstaan stilte stilte stilte d11 stilte stilte stilte stinken stinken stoeien stoeien stoel stoel stoel stoel stoel stoel stof stof stof stof stoffer stoffer stofzuiger stofzuiger stok stok stok p11 stok stok stok stokbrood stokbrood stokbrood stokbrood stom („niet-pratend‟) stom ('stupide') stom ('stupide') stom ('stupide') stom stom stom stom stom stom stom stomen stomen
piquer ? silencieux; calme silencieux; calme nature f morte s‟arrêter s‟arrêter silence m d11 silence m d11 silence
m
silence m silence m silence m puer; sentir mauvais puer; sentir mauvais se bagarrer ; batifoler se bagarrer ; batifoler chaise f p5 chaise f p5 chaise f p5 chaise f chaise f chaise f ; fauteuil m matière f matière f poussière f poussière f ??? ??? aspirateir m aspirateir m bâton m p11 bâton m p11 bâton
m
bâton m bâton m bâton m baguette f p3 baguette f p3 baguette f p3 baguette f muet,-tte débile d8 débile d8 débile d8 bête p7 bête p7 bête p7 stupide p7 stupide p7 stupide p7 bête ; stupide ; débile jeter des vapeurs jeter des vapeurs
stoom stoom stoomboot stoomboot stoot stoot stoplicht stoplicht stoplicht p15 stoplicht stoplicht stoplicht stoplicht stoppen („zelf‟) stoppen ('leggen') stoppen ('leggen') stoppen ('leggen') stoppen <met> stoppen <met> stoppen <met> stoppen in stoppen met stoppen met stoppen stoppen storen storen storing storing storm storm stortbui stortbui stortvloed stortvloed stoutmoedig stoutmoedig stoutmoedig audacieusement t8 stoutmoedig stoutmoedig stoutmoedig stoven stoven straal („zon‟; natuurk.„) straal ('zon'; 'natuurk.') straal ('zon'; 'natuurk.') straal ('zon'; 'natuurk.') straal straal straat straat straat straat
vapeur m vapeur m vapeur m vapeur m coup m ??? coup m ??? feu m (feux mpl) p15 feu m (feux mpl) p15 feu m (feux mpl) feu m t10 feu m t10 feu m t10 feu m s‟arrêter mettre d8 mettre d8 mettre d8 arrêter <de> p11 arrêter <de> p11 arrêter <de> p11 mettre dans arrêter de ; cesser de s‟arrêter de s‟arrêter; cesser s‟arrêter; cesser déranger déranger dérangement; interruption f dérangement; interruption f tempête f tempête f averse f ; pluie battante f averse f ; pluie battante f torrent m torrent m audacieux,-se// audacieusement t8 audacieux,-se// audacieusement t8 audacieux,-se// audacieux,-se hardi,-e hardi,-e étuver étuver rayon m rayon m t3 rayon m t3 rayon m t3 rayon m rayon m rue f p3 rue f p3 rue f p3 rue f
straat straat straf straf straffen straffen straks straks strand strand strand strand strand strand streek streek streek streek streep streep strekken strekken strelen strelen streng streng streven streven strijd strijd strijd strijd strijd strijd t9 strijd strijd strijd strijden strijden strijken strijken strijkijzer strijkijzer strik strik strip strip strip p6 strip stro stro stromen stromen 
