DAGVAARDING
Heden, de
tweeduizendvijftien,
op verzoek van de heer Jacob ten Wolde, wonende te Hilversum, hierna te noemen ‘Ten Wolde’, die woonplaats kiest op het kantooradres van Ebben Legal, Keizersgracht 125-127 te (1015 CJ) Amsterdam van welk kantoor mr. P.S. Jonkers in deze zaak als advocaat optreedt,
heb ik,
GEDAGVAARD: De heer Merijn Rengers, hierna te noemen ‘Rengers’, die woonplaats kiest op het kantooradres van Kennedy Van der Laan, Haarlemmerweg 333, te (1051 LH) Amsterdam van welk kantoor mr. C. Wildeman als advocaat optreedt,
op vermeld adres exploot gedaan en afschrift hiervan gelaten bij/aan:
OM: Op des
tweeduizendvijftien, middags te
uur, niet in persoon doch vertegenwoordigd door een
advocaat, te verschijnen ter terechtzitting van de rechtbank Amsterdam, locatie Amsterdam, welke alsdan en aldaar wordt gehouden in het gerechtsgebouw aan het adres Parnassusweg 220, 1076 AV Amsterdam (Postadres: postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) aldaar;
MET AANZEGGING AAN GEDAAGDE:
dat indien de gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het door zijn verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen, de rechter verstek tegen de gedaagde verleent en de vordering toewijst, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat van voornoemde gedaagde bij verschijning in het geding een griffierecht zal worden geheven te voldoen binnen vier weken na verschijning;
De hoogte van de griffierechten is vermeld in de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden op de website: www.kbvg.nl/griffierechtentabel;
dat indien een gedaagde onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogende wordt geheven indien hij bij zijn verschijning in het geding heeft overgelegd:
1.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
2.
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
TENEINDE: Alsdan namens eiser te horen eis doen en concluderen op de navolgende gronden:
1.
Eiser, de heer Jaap ten Wolde (1947) hierna te noemen ‘Ten Wolde’, heeft een carrière gemaakt in de accountancy bij KPMG. Ten Wolde is gestart als algemeen accountant onder meer bij banken en andere financiële dienstverleners, en later gespecialiseerd als forensische accountant. In deze laatste rol heeft hij het functioneren van bestuurders en commissarissen getoetst en kunnen analyseren waarom zaken soms verkeerd lopen in het bestuur en toezicht. In zijn laatste jaren bij KPMG coördineerde hij de Corporate Governance activiteiten van KPMG. Na zijn pensionering in 2005 heeft hij BING (Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten) en IFO (Instituut Financieel Onderzoek) geïnitieerd. Bij IFO heeft hij een methodiek voor zelfevaluatie voor RVT’s van woningbouwcorporaties ontwikkeld. In 2014 schreef hij samen met Rob de Lange, journalist bij FD, een boek over integriteit.
2.
Gedaagde, de heer Merijn Rengers, verder te noemen ‘Rengers’, is journalist.
3.
Ten Wolde, toentertijd de RA titel dragend, heeft in zijn hoedanigheid van directeur van BING in 2011 in opdracht van de gemeenteraad van Schiedam een onderzoek uitgevoerd naar onder meer het handelen van mevrouw Verver als burgemeester van Schiedam. De bevindingen en conclusies beslaan 17 verschillende onderdelen (dossiers) en staan vermeld in een rapport van 24 augustus 2011.
4.
Bij een aantal dossiers zijn een of meerdere (ernstige) tekortkomingen in het handelen van mevrouw Verver vastgesteld, zoals machtsmisbruik, belangenverstrengelingen, en handelen in strijd met een of meerdere kernbegrippen van de Gedragscode voor bestuurders (2007) van de gemeente Schiedam, zoals de kernbegrippen ‘zorgvuldigheid’, ‘betrouwbaarheid’ en ‘onafhankelijkheid’.
5.
Verver kon zich niet met het rapport van Ten Wolde verenigen en heeft tegen Ten Wolde een tuchtprocedure aanhangig gemaakt bij de Accountantskamer. Verver heeft in dat verband een groot aantal klachten ingebracht die door de Accountantskamer
zijn samengevat c.q. gerubriceerd in 16 klachten (klacht a1 t/m h). De Accountantskamer heeft op 14 mei 2012 gemotiveerd alle klachten van Verver ongegrond verklaard.
6.
Verver heeft vervolgens tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: ‘CBb’).
7.
Tijdens de procedure in hoger beroep, dus vóórdat het CBb over de zaak had geoordeeld, is op 11 april 2014 een artikel in De Volkskrant verschenen, geschreven door Rengers, waarin onder meer verslag wordt gedaan van de mondelinge behandeling van het hoger beroep (bijlage 1).
8.
In dat artikel worden onterechte en ernstige beschuldigingen aan het adres van Ten Wolde geuit. Zo wordt in het artikel de advocaat van Verver geciteerd, die zou hebben gezegd dat “Ten Wolde de loopbaan van Verver niet alleen (heeft) geknakt maar haar zelfs tot een paria gemaakt die nergens meer welkom is (…) Terwijl zij niets meer en niets minder heeft willen zijn dan een goede, dus integere burgemeester”.
9.
Verderop in het artikel hebt is vermeld dat het rapport van Ten Wolde “het sluitstuk van een fluistercampagne” zou zijn en is verwezen naar andere zaken waardoor volstrekt ten onrechte door de Volkskrant de indruk is gewekt dat het onderzoek, het rapport en de conclusies van Ten Wolde naar/over het handelen van Verver niet zouden deugen.
10.
De feiten lagen op dat moment evenwel volstrekt anders. Er lag toen immers een uitspraak van de Accountantskamer waarin alle klachten van Verver ongegrond waren verklaard. Daarover is door Rengers in het artikel ten onrechte met geen woord gerept. Dat ernstige zaken door BING zijn gerapporteerd - zonder kritiek van de Accountantskamer - die niet passen bij een integere burgemeester, wordt evenmin vermeld.
11.
Verder staat in het artikel vermeld dat Verver na het verschijnen van het rapport zou zijn opgestapt. Dat is niet juist. Verver was al geruime tijd daarvoor opgestapt wegens in de media verschenen, van haar ambtenaren afkomstige, gedetailleerde informatie over haar handelen. Ook staat ten onrechte in het artikel vermeld dat Ten Wolde zich als “de godfather van de forensische accountancy” zou hebben geafficheerd. Verder wordt vermeld dat Ten Wolde in 2002, toen hij bij KPMG werkzaam was, het rapport zou hebben geschreven over de declaraties van voormalig burgemeester van Rotterdam, Bram Peper. Ook dat is niet juist. Het was een KPMG-rapport dat was opgesteld en beoordeeld door vijf partners van KMPG en twee partners van De Brauw en ondertekend door drie partners van KPMG, waaronder, als leidinggevende van KPMG Forensic, Ten Wolde.
12.
In het artikel zijn verder met betrekking tot een procedure tegen een Brabantse horecaondernemer onjuiste feiten weergegeven. Niet die horecaondernemer, maar BING/Ten Wolde had wegens aantasting in de eer en goede naam de procedure aanhangig gemaakt. BING/Ten Wolde heeft deze procedure gewonnen!
13.
Gelet op de ernst en de gevolgen van de beschuldigingen en onjuistheden in het artikel voor de reputatie van Ten Wolde had Rengers nader onderzoek moeten doen naar de (on)juistheid van die beschuldigingen. Dat geldt hier te meer nu de in het artikel geuite beschuldigingen volstrekt in strijd zijn met het oordeel van de Accountantskamer, die immers alle klachten van Verver had afgewezen.
14.
Van een professioneel en zorgvuldig journalist had althans minst genomen mogen worden verwacht dat Rengers op deugdelijke wijze wederhoor zou hebben toegepast, door Ten Wolde in de gelegenheid te stellen om op die beschuldigingen te reageren. Dit alles is echter nagelaten. Sterker nog, op 21 juni 2014 verscheen in Volkskrant Magazine een uitvoerig interview met Verver, van uw hand, waarin opnieuw ernstige en onterechte beschuldigingen aan het adres van Ten Wolde/BING worden geuit.
15.
In het interview van 21 juni 2014 in Volkskrant Magazine (bijlage 2) wordt onder meer door Rengers vermeld dat het rapport van Ten Wolde volgens Verver “heel slecht” zou
zijn, dat zij zou zijn afgerekend op percepties terwijl zij nauwelijks weerwoord zou hebben kunnen geven, dat vuil spel zou zijn gespeeld en dat sprake is van onterechte, zelfs schandalige, beschuldigingen.
16.
Rengers kan zich er niet achter verschuilen dat het uitingen van Verver zijn, maar had gelet op de ernst en gevolgen van de beschuldigingen van Verver voor de reputatie van Ten Wolde/BING nader onderzoek moeten doen, te meer nu de Accountantskamer alle klachten van Verver over dat rapport had afgewezen en de beschuldigingen van Verver aldus volstrekt in strijd zijn met het oordeel van de Accountantskamer. Van een zorgvuldig journalist had althans minst genomen mogen worden verwacht dat de uitkomst van deze procedure was vermeld en dat op deugdelijke wijze wederhoor was toegepast door Ten Wolde in de gelegenheid te stellen om op die ernstige beschuldigingen te reageren.
17.
Het interview in Volkskrant Magazine heeft geleid tot een stortvloed aan reacties van personen die het onbegrijpelijk vonden dat Verver opnieuw in de gelegenheid werd gesteld om haar straatje kritiekloos schoon te vegen. De ombudsvrouw van De Volkskrant heeft naar aanleiding van die buitengewoon grote hoeveelheid reacties verklaard dat deze zaak zich niet leent voor een persoonlijk magazine-interview (bijlage 3).
18.
Op 1 juli 2014 heeft de directie van BING de redactie van De Volkskrant verzocht een ingezonden brief als weerwoord te plaatsen (bijlage 4). De brief is ten onrechte niet geplaatst.
19.
Op 18 december 2014 heeft het CBb uitspraak gedaan in hoger beroep (bijlage 5). Het CBb heeft 4 van de 16 klachten (klacht b1, b2, d en e) van Verver alsnog, doch deels, gegrond verklaard. De overige 12 van de 16 door Verver geformuleerde klachten (klacht a1, a2, c1 t/m c7, f, g en h) zijn ook volgens het CBb ongegrond.
20.
Van de vier gegrond verklaarde klachten heeft maar een klacht (klacht e) betrekking op de inhoudelijke conclusies van BING/Ten Wolde bij een van de 17 onderzochte
onderdelen/dossiers over het handelen van Verver. De drie overige toegewezen klachten (b1, b2 en d) hebben slechts een formeel karakter.
21.
Klacht b1 gaat over de toepassing van ‘hoor’. Deze klacht is door het CBb (deels) gegrond verklaard (louter) omdat Ten Wolde niet voldaan had aan het schriftelijkheidsvereiste van paragraaf 5.1 van de voor accountants geldende Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken. Ondanks dat Verver door zowel de gemeente als door Ten Wolde voorafgaand aan het horen op de hoogte was gesteld van de inhoud van het onderzoek, had Ten Wolde Verver volgens het CBb (ook) schriftelijk moeten informeren (uitspraak CBb r.o. 3.5.3).
22.
Klacht b2 gaat over de toepassing van ‘wederhoor’. Deze klacht is door het CBb (deels) gegrond verklaard omdat Ten Wolde hoofdstuk 8 van het rapport (het laatste dossier over het functioneren van de klokkenluiderregeling) niet in concept aan Verver had voorgelegd (uitspraak CBb r.o. 3.5.3). Ten Wolde meende dat er in dat hoofdstuk geen nieuwe feiten werden genoemd die voor wederhoor vatbaar waren. De vijf rechters van de Accountantskamer waren het met zijn visie eens.
23.
Klacht d is door het CBb gegrond verklaard omdat volgens het CBb op pagina 6 van het rapport van BING, bij de opsomming van alle personen die door Ten Wolde zijn gehoord, ten onrechte staat vermeld dat Verver niet meer heeft gereageerd op de twee interviewverslagen die naar haar zijn toegezonden, terwijl Verver daar wel – niet inhoudelijk maar slechts procedureel - op had gereageerd (uitspraak CBb r.o. 3.7.1).
24.
Van de vier gegrond verklaarde klachten hebben er dus drie uitsluitend een formeel karakter en heeft maar één gegrond verklaarde klacht (klacht e) betrekking op een van de 17 inhoudelijke conclusies over het handelen van Verver, te weten ‘de opdrachtverstrekking aan aannemersbedrijf’ (paragraaf 7.1 van het rapport). Het CBb heeft geoordeeld dat de conclusies van Ten Wolde over het handelen van Verver bij dat ene onderdeel/dossier te ongenuanceerd zijn en dat ten onrechte relevante zaken zijn weggelaten in de rapportage.
25.
Het CBb heeft derhalve niet geoordeeld dat de conclusies van Ten Wolde over het handelen van Verver bij al die andere 16 dossiers onjuist zouden zijn. Die conclusies, waaronder enkele van ernstige aard zoals belangenverstrengelingen en machtsmisbruik, zijn door het oordeel van het CBb dus niet aangetast. Ook de klachten van Verver over de onderzoeksmethodiek van BING/Ten Wolde (klacht c1 t/m c7) zijn door het CBb ongegrond verklaard. Dit alles is (ook voor juridische leken) heel eenvoudig vast te stellen door simpelweg van de openbare uitspraak van het CBb kennis te nemen.
26.
Op 19 december 2014 is naar aanleiding van de uitspraak van het CBb opnieuw een artikel in De Volkskrant verschenen met de kop: “Onderzoek naar integriteit was onzorgvuldig” (bijlage 6). In dat artikel is evident in strijd met de waarheid en de uitspraak van het CBb vermeld dat Verver van het CBb “gelijk” zou hebben gekregen, dat het integriteitsonderzoek naar het handelen van Verver en de conclusies van Ten Wolde over het handelen van Verver ongenuanceerd en onvolledig zou zijn geweest en dat Ten Wolde niet op juiste wijze aan Verver gelegenheid zou hebben geboden om op een concept van het rapport te reageren.
27.
Waar slechts 4 van de 16 klachten door het CBb gegrond zijn verklaard en drie daarvan ook nog op louter formele gronden en waar alle overige klachten ongegrond zijn verklaard, waaronder die over de onderzoeksmethodiek, en maar liefst 16 van de 17 conclusies van Ten Wolde over het handelen van Verver door het CBb niet zijn aangetast, kan in goede gemoede niet gesteld worden dat Verver van het CBb “gelijk” heeft gekregen, laat staan dat de conclusie gerechtvaardigd is dat het CBb heeft geoordeeld dat het onderzoek en “de conclusies” “onzorgvuldig en niet objectief”, “ongenuanceerd en onvolledig” zijn geweest. De conclusie is volstrekt in strijd met de waarheid en is uiterst schadelijk voor de reputatie van Ten Wolde en BING. Rengers wist dat, dan wel had dat moeten weten door simpelweg kennis te nemen van de openbare uitspraak van het CBb. Het gaat hier bovendien niet over ingewikkelde juridische leerstukken, maar over feiten die eenvoudig in de uitspraak van het CBb te lezen zijn.
28.
Dat het artikel volstrekt onjuist is en de conclusies van BING/Ten Wolde over het handelen van Verver in 16 van de 17 onderzochte dossiers ook na de uitspraak van het CBb overeind staan, wordt overigens bevestigd door de rechtbank Midden-Nederland. In haar recente vonnis van 1 april jl. (bijlage 7) heeft de rechtbank geoordeeld:
29.
“Tussen partijen is niet in geschil dat het CBb de conclusies in de overige dossiers niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Gelet daarop is de uitspraak van BING dat de conclusies in de andere zestien dossiers nog overeind staan niet onjuist. Uit de uitspraak van het CBb is verder op te maken dat klachtonderdeel c van Verver dat specifiek ziet op de onderzoeksmethodiek op alle punten ongegrond is verklaard.” (…) “Gebleken is dat Verver voorafgaand aan deze verklaring naar aanleiding van de uitspraak van het CBb in de media heeft verklaard dat het onderzoek van BING ‘in de prullenbak’ is gedaan en ‘het overgrote deel van de conclusies uit het BING-rapport is door het College van Beroep voor het bedrijfsleven van tafel geveegd’. Dergelijke uitlatingen vinden gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen steun in de uitspraak van het CBb, omdat het CBb zich daarover niet heeft uitgesproken. Voorts is gebleken dat BING door de vele publicaties over deze zaak in een kwaad daglicht is gesteld.” (…).
30.
Verder wordt nog in het artikel gesteld dat Ten Wolde Verver “niet op de juiste wijze gelegenheid (bood) om op een concept van het rapport te reageren”. Het CBb heeft dit echter niet geoordeeld. Verver heeft wel degelijk de gelegenheid gekregen om op het conceptrapport te reageren. Dat blijkt ook uit het rapport van BING. Alleen één hoofdstuk daarvan (hoofdstuk 8, dus niet het gehele rapport) was niet in concept voorgelegd. Hoewel de bevindingen in hoofdstuk 8 naar de mening van BING/Ten Wolde bij de andere wel overgelegde hoofdstukken aan de orde waren geweest – hetgeen bevestigd is door de vijf rechters van de Accountantskamer – had ook hoofdstuk 8 naar het oordeel van het CBb in concept moeten worden voorgelegd. Rengers wekt echter de indruk alsof het gehele rapport niet aan Verver ter reactie zou zijn voorgelegd, hetgeen eveneens zeer schadelijk is voor de reputatie van BING/Ten Wolde. Rengers roept hiermee immers een beeld op dat dodelijk is voor de reputatie van een onderzoeksbureau: het willens en wetens niet voorleggen van een rapport van bevindingen aan betrokkene voordat er gerapporteerd wordt.
31.
Ook worden opnieuw verschillende personen door de Volkskrant aan het woord gelaten die ernstige beschuldigingen uiten aan het adres van Ten Wolde. Zo komt Verver aan het woord: “Dit vonnis voelt als eerherstel, na meer dan drie jaar ellende”. (…) “Ik ben in 2011 gevloerd door een roddelcampagne, die werd opgepikt door de gemeenteraad en tot officiële waarheid verheven door BING. Er was al die tijd niets van waar. Ik moet nog nadenken over verdere stappen, maar excuses aan mijn adres lijken in ieder geval op zijn plaats”.
32.
Dit citaat heeft geleid tot de aandachtrekkende kop: ‘Een roddelcampagne werd door BING tot officiële waarheid verheven.’ Dit zijn wederom ernstige onjuistheden en beschuldigingen aan het adres van BING en Ten Wolde waarvan Rengers had moeten en kunnen weten dat deze volstrekt niet in lijn zijn met hetgeen het CBb heeft geoordeeld, terwijl Rengers wist althans behoorde te weten dat deze beschuldigingen tot grote reputatieschade bij BING en Ten Wolde zouden leiden.
33.
Ten Wolde is, anders dan het artikel staat vermeld, geen enkel moment in de gelegenheid gesteld zich tegen deze ernstige beschuldigingen te verweren. Rengers laat in plaats daarvan nog meer personen aan het woord die beschuldigingen uiten aan het adres van Ten Wolde, opnieuw kennelijk zonder daar enig onderzoek naar te doen en zonder Ten Wolde in de gelegenheid te stellen daarop te reageren.
34.
Zo wordt Leks Verzijlbergh, voormalig bestuurder van Servatius, eveneens ruimschoots de gelegenheid geboden om ernstige beschuldigingen aan het adres van Ten Wolde te uiten, zonder dat er vermeld wordt dat deze zaak toen nog onder de rechter was (en nog is). Ook hier laat Rengers na onderzoek te doen. Rengers wekt echter wel de indruk uit de uitspraak van de Accountantskamer te citeren: “…trok Ten Wolde volgens de Accountantskamer zware conclusies, terwijl die ‘geen enkel feitelijk aanknopingspunt bevatten’’. Gesteld wordt feitelijk dat alle - zware - conclusies van het Servatiusrapport onderuit zijn gehaald door de Accountantskamer. De woorden ‘geen enkel feitelijk aanknopingspunt’ hadden echter slechts betrekking op één zin in
het rapport. Het zeer omvangrijke rapport bevatte echter tal van conclusies met betrekking tot de kwaliteit van het toezicht en de bevindingen over de kwaliteit van het bestuur. Deze zijn door de Accountantskamer niet bekritiseerd.
35.
Verzijlbergh is overigens intussen veroordeeld tot een schadevergoeding van tenminste 25 miljoen. Het rapport van Ten Wolde was niet de basis voor deze procedure.
36.
Ook wordt in het artikel ten onrechte vermeld dat Ten Wolde het onderzoek naar de bonnetjesaffaire van Bram Peper zou hebben uitgevoerd, terwijl Ten Wolde in werkelijkheid Bram Peper nog nimmer heeft ontmoet.
37.
Ook wordt ten onrechte vermeldt dat Ten Wolde niet zou hebben willen reageren. Ten Wolde is nooit rechtstreeks benaderd met een verzoek om te reageren. Zijn 06 nummer is binnen enkele seconden te vinden op het internet.
38.
Op 23 februari jl. is een publicatie van Rengers verschenen in NRC Handelsblad (bijlage 8) waarin onder meer door Rengers is vermeld dat 6 lokale politici, waaronder Verver, BING aansprakelijk hebben gesteld “voor schade als gevolg van BING-onderzoeken die bij de rechter geen stand hielden” en dat het onderzoek van BING naar het handelen van Verver door het CBb zou zijn “gekraakt”. Dat is gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet apert in strijd met de waarheid. Slechts 4 van de 16 klachten van Verver zijn immers door het CBb gegrond verklaard en maar liefst 16 van de 17 conclusies van Ten Wolde/BING over het handelen van Verver zijn niet door het CBb aangetast, terwijl alle klachten over de onderzoeksmethodiek door het CBb ongegrond zijn verklaard. Rengers heeft opnieuw volstrekt ten onrechte de suggestie gewekt dat het onderzoek en de conclusies van Ten Wolde/BING niet zouden deugen als gevolg waarvan Ten Wolde ernstige reputatie oploopt.
39.
Het artikel brengt als nieuws – zeer schadelijk voor de reputatie van BING en Ten Wolde (aan wie nagenoeg een gehele kolom is gewijd op de voorpagina!) – dat zes politici vergoedingen eisen na een schadelijk onderzoek van BING. Rengers vraagt zich
daarbij in het geheel niet af wat het realiteitsgehalte is van die beschuldigende mededeling. Zonder de ‘claims’ van de genoemde politici juridisch te evalueren, kan gesteld worden dat het realiteitsgehalte van de claim van Verver niet serieus te nemen is: tal van ernstige conclusies over haar handelen zijn overeind blijven staan en haar zelf gekozen voortijdige ontslag past bij deze uitkomsten van het onderzoek. Dat moet duidelijk zijn geweest. Niettemin laat Rengers echter de advocaat van Verver aan het woord ‘met een bedrag van zeker zes nullen’. De vermeende claims van de politici uit Wassenaar staan haaks op hun weigering om destijds mee te werken aan het BING-onderzoek alsmede de ruime vergoeding van kosten die hen van gemeentewegen is verstrekt. Het aantonen van schade, oorzakelijk verband en een onrechtmatige daad op basis van artikel 6:162 BW - en dat is iets anders dan een accountantsregel niet naleven - is een onwaarschijnlijk doel. En dat geldt ook voor de overige politici. Tot op heden is er dan ook door geen van de politici een eis van vergoeding van schade ingediend bij BING of bij Ten Wolde.
40.
Verder staat in het artikel wederom vermeld dat Verver wegens het rapport zou zijn opgestapt, terwijl Verver in werkelijkheid naar aanleiding van berichten in de media enkele maanden voor het verschijnen van het rapport is opgestapt.
41.
Op basis van de artikelen in de Volkskrant, heeft columnist Sitalsing een column geschreven waarin zij een karaktermoord pleegt ten aanzien van Ten Wolde en een oproep doet om Verver aan een baan te helpen (bijlage 9). Zonder de onjuiste berichtgeving door de Volkskrant zou deze column nooit geschreven zijn.
42.
De Raad voor Journalistiek heeft naar aanleiding van een klacht van Ten Wolde in deze geconcludeerd dat de Volkskrant en de betrokken journalist Rengers met betrekking tot het artikel van 18 december onzorgvuldig hebben gehandeld (bijlage 10).
43.
Het bericht dat De Volkskrant heeft geplaatst naar aanleiding van de uitspraak van de Raad (bijlage 11) , zet het beeld niet recht dat door de artikelen is opgeroepen: – Verver is integer en Ten Wolde/BING heeft slecht onderzoek gedaan en de conclusies zijn onderuitgehaald – niet recht. Dit artikel verdient niet het predicaat ‘rectificatie’.
De schade voor Ten Wolde en BING wordt met dit artikel niet gemitigeerd. Reacties van relaties tonen aan dat slechts de boodschap van ‘Volkskrant berispt’ is overgekomen, maar niet dat het rapport van Ten Wolde/Bing over Verver nog voor 95 % overeind staat.
44.
Vordering onrechtmatige daad Genoemde publicaties in de Volkskrant en NRC staan zoals hiervoor is uiteengezet bol van de onjuistheden, onterechte beschuldigingen en nodeloos grievende uitspraken, terwijl aan BING/Ten Wolde/ bovendien volstrekt geen weerwoord is geboden. Deze publicaties zijn, zeker in onderlinge samenhang beschouwd, onrechtmatig jegens BING/Ten Wolde. Rengers heeft nagelaten onderzoek te doen waar hij dat had moeten doen, heeft met de wetenschap dat zaken ‘genuanceerd’ liggen, mevrouw Verver alle ruimte gegeven voor haar litigieuze uitspraken en daarmede de objectiviteit volstrekt laten varen. Rengers heeft bij geen van de vier artikelen wederhoor gepleegd.
45.
Voornoemde onrechtmatigheid geldt in het bijzonder nu De Volkskrant en NRC Handelsblad dagbladen zijn met een grote oplage en bij het grote publiek bekend staan als kwaliteitskranten. Aangenomen mag worden dat de publicaties, die ook op de website van deze dagbladen nog te lezen zijn, een groot publiek bereiken en een behoorlijke impact hebben. Van een verslaggever bij een dergelijke kwaliteitskrant mag zorgvuldigheid worden verwacht alvorens wordt overgegaan tot het publiceren van ernstige beschuldigingen of het citeren daarvan, terwijl verwacht kon worden dat dit tot ernstige reputatieschade van de beschuldigde zal leiden. Als gevolg van genoemde onrechtmatige publicaties lopen zowel BING al Ten Wolde ernstige reputatieschade op. Dit geldt te meer daar zij als onderzoekers en adviseurs op het gebied van integriteit gevoelig zijn voor reputatieschade. De waarde van de aandelen BING zijn door deze acties in waarde gedaald.
46.
In het geval een journalist voor de keuze staat ernstige beschuldigingen te publiceren dient deze de afweging te maken of enerzijds het belang van degenen op wie de verdenkingen betrekking hebben gezien de aard van de beschuldigingen en de ernst
van de te verwachten gevolgen door publicatie dient te prevaleren, of anderzijds het algemeen belang dat gediend kan zijn door het aan de kaak stellen van een misstand. Hierbij is van doorslaggevend belang de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal en de inkleding van de verdenkingen gezien in verhouding tot de voorgaande factoren en de zorgvuldigheid van het door de journalist aan zijn publicaties ten grondslag gelegde onderzoek1.
47.
Gezien het feit dat de hierboven omschreven beschuldigingen niet gebaseerd zijn op feiten en het feit dat er geen eigen onderzoek is ingesteld, diende de afweging in het voordeel van de beschuldigden te worden gemaakt. De vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief om lukraak keiharde beschuldigingen te uiten in een dagblad. Een beroep hierop kan alleen dan slagen wanneer er klemmende redenen van publiek belang bestaan, terwijl bovendien alsdan mag worden verlangd dat de beschuldigingen berusten op onderzoek dat aan hoge eisen van zorgvuldigheid voldoet2. De beschuldigingen hadden hierom niet gepubliceerd mogen worden. Plaatsing van de artikelen is reeds hierom onrechtmatig jegens eisers.
48.
Hier komt bij dat het principe van hoor en wederhoor niet is toegepast. Dit is onaanvaardbaar gezien de ernst van de beschuldigingen. Eiser lijdt door de publicaties ernstige schade. Ten Wolde (en BING) worden aangetast in eer en goede naam.
49.
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat Rengers onrechtmatig heeft gehandeld en dat Ten Wolde recht en belang heeft bij een redelijke vergoeding van zowel materiele als immateriële schade.
1 2
HR 6 januari 1995, nr. 15549, NJ 1995, 422 en HR 24 juni 1983, NJ 1984, 801. HR 6 januari 1995, NJ 1995, 422
MITSDIEN:
het U E.A. moge behagen bij vonnis, zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Gedaagde te veroordelen voor materiele schade bestaande uit waardevermindering van aandelen BING van € 80.000 en externe ondersteuning van media adviseurs en advocaten van € 7.500;
2.
Gedaagde te veroordelen tot een vergoeding van € 5.000,- wegens immateriële schade, althans een zodanig bedrag als U.E.A. in goede justitie zal bepalen;
3.
Met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
De kosten dezes voor mij, deurwaarder, zijn: €