Aan: decentrale cao-partijen
Den Haag
: 11 juli 2014
Ons kenmerk
: S.A.14.02158 EH
Betreft
: Aanvullende verzekering opbouw en duur WW in cao’s
Geachte mevrouw, heer, De Stichting van de Arbeid verzocht u bij brief d.d. 24 december 2013 om in uw caooverleg aandacht te besteden aan de afspraak tussen centrale werkgevers- en werknemersorganisaties in het Sociaal Akkoord d.d. 11 april 2013 over duur en opbouw in de Werkloosheidswet (WW; zie bijlage 1). Omdat het Wetsvoorstel werk en zekerheid nog ter behandeling voorlag in de Tweede Kamer en een aantal aspecten van de nieuwe WW nog bespreking behoefde in de Sociaal-Economische Raad, was voor de praktische uitwerking op decentraal niveau tussen vakbonden en werkgevers(organisaties) eerst meer helderheid vereist. In de brief adviseerde de Stichting van de Arbeid u af te spreken om na ommekomst van het SER-advies en de eventuele aanvullende bemerkingen van de Stichting van de Arbeid - overleg te voeren over private aanvullende verzekeringen op cao-niveau waarmee wordt bewerkstelligd dat de huidige hoogte en duur van WWuitkeringen worden gehandhaafd. Inmiddels is de Wet werk en zekerheid aangenomen door de Eerste Kamer. Tegelijkertijd is echter gebleken dat het SER-advies over de toekomstige arbeidsmarktstructuur en werkloosheidswet niet medio mei maar pas in de tweede helft van 2014 wordt uitgebracht. Aangezien het nieuwe cao-seizoen in het najaar aanvangt, heeft de Stichting van de Arbeid gemeend dat het niet verstandig is om eerst het SER-advies af te wachten en dat het gewenst is om nu cao-partijen nader te informeren, opdat uitvoering kan worden gegeven aan de afspraak uit het Sociaal Akkoord. Indien het SER-advies consequenties zal hebben voor de afspraak over de WW-aanvulling uit het Sociaal Akkoord, dan zal de Stichting u daar zo spoedig mogelijk na het verschijnen van het SER-advies van op de hoogte stellen. Hieronder treft u naast informatie over de wijzigingen van de opbouw en maximale duur van de publiek gefinancierde WW met ingang van 1 januari 2016, de visie van de Stichting van de Arbeid aan op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de afspraak uit het Sociaal Akkoord.
2
Vooraf De WW is een risicoverzekering die in eerste instantie is gericht op de compensatie van schade als gevolg van het intreden en voortbestaan van werkloosheid. Uitgangspunt van de WW is dat werknemers zo kort mogelijk op een uitkering zijn aangewezen en zo snel mogelijk weer aan het werk zijn. Dit laatste kan niet zonder een sterke betrokkenheid van cao-partijen. De afspraak in het Sociaal Akkoord over de private aanvulling op de WW van duur en opbouw dient dan ook in samenhang te worden bezien met (te maken) afspraken over preventie van werkloosheid (waaronder duurzame inzetbaarheid), vanwerk-naar-werktrajecten en snelle werkhervatting ingeval werkloosheid toch intreedt. Snelle(re) werkhervatting betekent immers een korte(re) WW-duur en draagt daarmee bij aan een activerende werking van de sociale zekerheid en een beter functionerende arbeidsmarkt. Het gaat daarbij niet alleen om baanverandering binnen sectoren, maar ook tussen sectoren door afspraken te maken over onder meer voorzieningen voor scholing en arbeidsbemiddeling. Die afspraken over preventie en re-integratie zijn per slot van rekening niet alleen in het belang van werknemers maar ook voor de sectoren en ondernemingen zelf. Bij privaat gefinancierde arrangementen na afloop van de wettelijke WW-periode zijn goede preventie en een snelle re-integratie lonend om de kosten van deze private verzekeringen aanzienlijk te beperken. Achtergrond en aanleiding Door de Wet werk en zekerheid worden de wettelijke duur en opbouw van de WW beperkt. Ter realisering van de afspraken zoals geformuleerd in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 en van de daarop volgende brief van 24 december 2013 richt de Stichting van de Arbeid zich hierbij rechtstreeks tot decentrale partijen. Wet werk en zekerheid Op 10 juni jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet werk en zekerheid. Door deze wet wordt met ingang van 1 januari 2016 zowel de opbouw als de maximale duur van de publiek gefinancierde WW beperkt voor uitkeringen met een eerste werkloosheidsdag op of na 1 januari 2016: • De opbouw van de WW wordt aangepast naar één maand per dienstjaar in de eerste tien arbeidsjaren en een halve maand per dienstjaar in de jaren daarna. Reeds opgebouwd arbeidsverleden tot 2016 wordt gerespecteerd. Elk jaar arbeidsverleden voor 2016 geeft recht op één maand WW (in bijlage 2 wordt een schematisch overzicht gegeven van de oude en de nieuwe wettelijke opbouw). • De maximale WW-duur wordt geleidelijk ingekort naar 24 maanden met één maand per kwartaal, van 1 januari 2016 tot op 1 april 2019 dit nieuwe maximum wordt bereikt (in bijlage 3 wordt schematisch de verlaging van het maximum in de tijd aangegeven).
3
Sociaal Akkoord In het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 is het volgende afgesproken over de opbouw en de duur van de WW: ‘Opbouw en duur WW Sociale partners beogen de WW als werknemersverzekering te behouden op de huidige polisvoorwaarden. In het kader van een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling achten zij een grotere rol van cao-arrangementen in de verzekering tegen werkloosheid mogelijk. Bij een beperking van opbouw en duur van de WW in het wettelijke, publieke deel kunnen met private aanvullende verzekeringen op cao-niveau de huidige hoogte en duur van uitkeringen worden gehandhaafd. Sociale partners spreken af dit te gaan realiseren, uiterlijk per 1 januari 2020. Het kabinet wordt gevraagd cao-afspraken hierover in beginsel algemeen verbindend te verklaren.’ Op basis van het Sociaal Akkoord van de Stichting van de Arbeid heeft het kabinet op 11 april 2013 in een brief aan de Tweede Kamer de afspraken met sociale partners bevestigd. Daarin zijn onder meer de volgende passages opgenomen: “De inzet is dat mensen in geval van dreigend ontslag naar ander werk worden begeleid. Daarmee kan werkloosheid worden voorkomen. Mochten mensen toch een beroep op de WW moeten doen, dan is het van belang dat ze zo snel mogelijk nieuw werk vinden. Sociale partners hebben hier een eerste verantwoordelijkheid; zij willen zich volop inzetten op het voorkomen van werkloosheid en daarbij de WW als werknemersverzekering behouden op de huidige hoogte en duur. Het kabinet zal het publiek gefinancierde deel van de WW beperken tot 24 maanden. Sociale partners zullen via cao-afspraken de verantwoordelijkheid nemen voor een privaat gefinancierd deel van de WW, waardoor de duur gelijk kan blijven (38 maanden). De WW blijft een inkomensgerelateerde werknemersverzekering.” In de bijlage bij de kabinetsbrief zijn de volgende maatregelen opgenomen: “- De opbouw van de WW wordt aangepast naar: 1 maand per dienstjaar in de eerste 10 arbeidsjaren en ½ maand per dienstjaar in de jaren daarna. Reeds opgebouwd arbeidsverleden tot 2016 wordt gerespecteerd. Elk jaar arbeidsverleden voor 2016 geeft recht op één maand WW. - De maximale publiek gefinancierde WW-duur wordt geleidelijk ingekort naar 24 maanden met 1 maand per kwartaal, van 1 januari 2016 tot 1 juli 2019 (14 kwartalen). - De hoogte van de WW blijft loongerelateerd. - Sociale partners kunnen op cao-niveau een aanvulling van 14 maanden WW introduceren. Deze afspraken worden in beginsel algemeen verbindend verklaard.”
4
Uitvoering afspraak Sociaal Akkoord In navolging op het voorgaande is het aan cao-partijen om afspraken te maken om de beperking van opbouw en duur van de WW in het wettelijke, publieke domein aan te vullen met private verzekeringen (op cao-niveau) zodanig dat de huidige hoogte en duur van WW-uitkeringen worden gehandhaafd. Daarbij dienen volgens de Stichting van de Arbeid de volgende elementen mee te worden genomen. Opbouw en duur •
In aanvulling op de wettelijke rechten vanaf 1 januari 2016 bouwen werknemers een halve maand extra WW-recht op per dienstjaar vanaf het elfde tot en met het 38-ste gewerkte dienstjaar. Bovendien zal voor werknemers die al meer dan 24 maanden WW-recht hebben opgebouwd de verlaging van de wettelijke duur worden gerepareerd1. De totale maximale duur van de opgebouwde wettelijke en bovenwettelijke WW bedraagt tezamen 38 maanden (waarvan 24 maanden wettelijk), afhankelijk van het aantal jaren dat meetelt voor het arbeidsverleden2.
•
Uitgangspunt is dat de private aanvullende afspraken samen met de publiek gefinancierde WW - zoals die vanaf 1 januari 2016 van kracht zal zijn - de huidige opbouw en duur van de WW in stand houdt. Consequentie daarvan is dat deze afspraken cumulatief betrekking hebben op het totale arbeidsverleden van de werknemer.
•
De bovenwettelijke opgebouwde WW-rechten worden volledig geëffectueerd via cao-afspraken. De afspraak heeft betrekking op alle werkenden die onder de werkingssfeer van die cao vallen.
•
De totale maximale duur van de opgebouwde wettelijke en bovenwettelijke WW bedraagt 38 maanden, afhankelijk van het arbeidsverleden. Onder het arbeidsverleden moet worden verstaan het aantal kalenderjaren dat bij de eigen werkgever en andere werkgevers is gewerkt en loon is ontvangen. Voor de berekening van het totale arbeidsverleden blijven de WW-bepalingen ten aanzien van de arbeidsverledeneis van vóór de invoering van de Wet werk en zekerheid geldend.
•
Om tot een juiste vaststelling van het recht op een aanvullende WW-uitkering en van de duur van die uitkering te komen is een goede registratie van het arbeidsverleden – ook opgebouwd bij voorgaande werkgevers - van belang.
•
Bij de vormgeving van private arrangementen moeten de gevolgen voor de mobiliteit van werknemers tussen sectoren en ondernemingen scherp onder ogen worden gezien. Bij de te kiezen premieberekeningen is het wenselijk dat er geen onevenredige verschillen kunnen ontstaan tussen sectoren die werknemers zien ver1
2
In bijlage 4 is hier een voorbeeld van opgenomen. Dit staat los van de reeds bestaande boven- en nawettelijke regelingen.
5
trekken en de ontvangende sectoren. In het SER advies zal dit worden meegenomen zodat de arrangementen een zo uniform mogelijk karakter krijgen om de verschillen in premie in evenwicht te blijven zien. •
Aangezien de duur van de WW en de duur van de loongerelateerde WGAuitkering ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) aan elkaar gekoppeld zijn, zal door doorwerking ook de duur en opbouw van de loongerelateerde WGA uitkering worden gerepareerd3.
Financiering en premies •
De bovenwettelijke afspraak over de opbouw WW en loongerelateerde WGA wordt gefinancierd via een premie van werkgevers en werknemers op basis van een 50/50-verdeling . De voor deze afspraak benodigde financiële ruimte dient gevonden te worden in de lagere publieke financiering voor de WW en de lagere financiering voor de WGA. Nota bene: De 50/50-verdeling van de financiering van WW en WGA is onderdeel van de bredere afspraak in het Sociaal Akkoord over de arbeidsmarktinfrastructuur en regie over de WW. Dit komt aan de orde in het hierboven genoemde SER-advies.
•
De afspraken over de 50/50-premieverdeling hebben geen betrekking op eventuele bestaande afspraken over boven- en nawettelijke werkloosheidsuitkeringen.
•
De premiegrondslag en de uitkeringsgrondslag is het (maximum) dagloon voor werknemersverzekeringen, zoals van toepassing is op de publiek gefinancierde WW.
Uitvoering •
Voor de uitvoering van de private verzekering denkt de Stichting van de Arbeid onder meer aan de volgende mogelijkheden: a. Uitvoering door UWV. Nota bene: Omdat het voor decentrale partijen van belang is om inzicht te hebben in de opties voor de uitvoering van afspraken om werkloosheid aanvullend te verzekeren, heeft de SER de minister gevraagd om op korte termijn aan te geven of en in hoeverre een uitvoerende rol van UWV tot de mogelijkheden behoort, zo nodig door de begrenzingen van de taken van het UWV op dat punt te verruimen4. Bij uitvoering door UWV kan de aansluiting op de publiek gefinancierde WW optimaal vorm worden gegeven en krijgen werknemers die zijn aangewezen op een werkloosheidsuitkering maar met één uitvoeringsorganisatie te maken. 3
Na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering bestaat recht op een vervolguitkering. De aanvullende verzekering is dan aanvullend op deze vervolguitkering. 4 Zie de brief van de SER aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 20 juni 2014 inzake tussenrapportage adviestraject ‘Toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur en WW’ (te downloaden via www.ser.nl).
6
b. c.
•
Uitvoering door private verzekeringsmaatschappijen.5 Uitvoering door een speciaal voor dit doel op te richten fonds (zoals een transitiefonds), dan wel onderbrenging bij een reeds bestaand sectoraal of cao-fonds (zoals een O&O-fonds).
De hier aan de orde zijnde afspraak uit het Sociaal Akkoord staat los van bestaande afspraken over boven- en nawettelijke aanvullingen op de WW en worden derhalve ook niet door deze afspraak beïnvloed.
Overige aandachtspunten •
Het is aan te bevelen dat cao-partijen kiezen voor een aparte cao voor de WWaanvulling waarvan de looptijd niet gekoppeld is aan de looptijd van de reguliere cao die een beperkte duur heeft van bijvoorbeeld twee jaar. Een langere looptijd voor dit type afspraken ligt voor de hand.
•
Voor cao’s die betrekking hebben op sectoren en bedrijven met een beperkte omvang verdient het aanbeveling - onder meer voor meer risicospreiding - samenwerking te zoeken met andere sectoren en bedrijven. Daarbij kan bijvoorbeeld aansluiting worden gezocht bij de sectorindeling die UWV hanteert voor het toepassen van de sectorpremies WW.
•
Het verdient aanbeveling om tevens een bepaling op te nemen dat indien de publiek gefinancierde WW in de toekomst verdere wijzigingen zou ondergaan, caopartijen overleg zullen hebben hoe hiermee om te gaan en of de cao-afspraak over de aanvullende verzekering over duur en opbouw aanpassing behoeft. Tot slot
Via deze brief alsmede met de brief van 24 december 2013 hopen sociale partners verenigd in de Stichting van de Arbeid te bewerkstelligen dat cao-partijen uitvoering geven aan de afspraak in het Sociaal Akkoord van 11 april 2013.
Hoogachtend, STICHTING VAN DE ARBEID
A.J.M. Heerts voorzitter werknemersorganisaties
5
drs. J. de Boer voorzitter werkgeversorganisaties
In dit geval kan het voorkomen dat de werknemer gedurende een maand de helft van de uitkering van UWV en de helft van de private verzekeraar ontvangt. Zie ook bijlage 5.
7
Bijlage 1: Tekst van de brief aan cao-partijen d.d. 24 december 2013 Den Haag : 24 december 2013 Ons kenmerk : S.A.13.05261 EH Betreft : Uitwerking Sociaal Akkoord met betrekking tot opbouw en duur WW
Geachte mevrouw, heer, De Stichting van de Arbeid verzoekt u hierbij om in uw eerstvolgend overleg aandacht te besteden aan de afspraak over duur en opbouw WW uit het Sociaal Akkoord d.d. 11 april 2013 dat door de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties werd gesloten. Het betreft de volgende passage uit dit akkoord: ‘Opbouw en duur WW Sociale partners beogen de WW als werknemersverzekering te behouden op de huidige polisvoorwaarden. In het kader van een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling achten zij een grotere rol van cao-arrangementen in de verzekering tegen werkloosheid mogelijk. Bij een beperking van opbouw en duur van de WW in het wettelijke, publieke deel kunnen met private aanvullende verzekeringen op cao-niveau de huidige hoogte en duur van uitkeringen worden gehandhaafd. Sociale partners spreken af dit te gaan realiseren, uiterlijk per 1 januari 2020. Het kabinet wordt gevraagd cao-afspraken hierover in beginsel algemeen verbindend te verklaren.’ Op basis van het Sociaal Akkoord van sociale partners is diezelfde dag een definitief akkoord gesloten met het kabinet waarin onder meer het volgende staat: ‘De meer geleidelijke verandering houdt voor het publiek gefinancierde deel van de WW in dat reeds opgebouwd arbeidsverleden tot 2016 wordt gerespecteerd. Elk jaar arbeidsverleden voor 2016 geeft recht op één maand WW. Dat geldt ook voor de eerste 10 jaar arbeidsverleden. Voor arbeidsverleden na het 10e jaar geldt dat zij recht geven op een halve maand WW, waarbij het minimum van drie maanden WW blijft gehandhaafd. De hoogte van de WW blijft loongerelateerd. De WW-duur wordt vanaf 2016 geleidelijk aan per kwartaal met 1 maand teruggebracht. Dat betekent dat de maximale WW-duur – voor alle potentiële rechten met een duur van meer dan 24 maanden – per kwartaal met een maand wordt verkort tot maximaal 24 maanden. Wat in de WW onder passende arbeid wordt verstaan wordt aangescherpt en vanaf de eerste WW-dag is sprake van inkomstenverrekening. Pas in 2018 zullen de eerste mensen gevolgen ondervinden van de verkorting van de duur van het publiek gefinancierde deel van de WW. Mensen die thans een WW recht hebben van 38 maanden ervaren de gevolgen zelfs pas in 2019.6 In aanvulling op deze passages stelt de Stichting van de Arbeid vast dat werknemers met een arbeidsverleden dat langer heeft geduurd dan tien jaar eind 2016 voor het eerst te maken hebben met een verminderde opbouw van WW-rechten per maand aangezien 6
Brief minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma aan Tweede Kamer d.d. 11 april 2013.
8
deze opbouw vanaf 2016 van één maand naar een halve maand per jaar gaat voor de WW-gerechtigden. De praktische uitwerking op decentraal niveau van bovenstaande passages tussen vakbonden en werkgevers(organisaties) vereist meer helderheid die er echter nu nog niet is omdat over een aantal aspecten van de nieuwe WW nog gesproken wordt. Zo ligt het Wetsvoorstel werk en zekerheid ter behandeling voor in de Tweede Kamer. Daarnaast buigt de Sociaal-Economische Raad (SER) zich nog over een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de decentrale uitwerking van deze afspraken. Daarbij gaat het onder meer om een nieuwe financieringsstructuur van de WW en om de wijze waarop werkgevers en werknemers bij de (uitvoering van) de WW betrokken zullen zijn. Het SERadvies is voorzien voor medio 2014. De Stichting van de Arbeid adviseert u daarom in uw eerstkomende overleg vanaf heden een afspraak te maken, bijvoorbeeld via een bepaling of protocol, dat na ommekomst van genoemd SER-advies en de eventuele aanvullende bemerkingen van de Stichting van de Arbeid, overleg wordt gevoerd over betreffende private aanvullende verzekeringen op cao-niveau waarmee de huidige hoogte en duur van uitkeringen worden gehandhaafd. De voor deze afspraak benodigde financiële ruimte dient gevonden te worden in de lagere publieke financiering voor de WW. De Stichting van de Arbeid adviseert u dit ook mogelijk te maken in cao-trajecten waarvoor een looptijd wordt of is afgesproken die gaat voorbij juni 2014. Hoogachtend, STICHTING VAN DE ARBEID
A.J.M. Heerts voorzitter werknemersorganisaties
mr. B.E.M. Wientjes voorzitter werkgeversorganisaties
9
Bijlage 2: Schematisch overzicht huidige opbouw versus toekomstige WW-opbouw Arbeidsverleden in jaren7 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
7
Opbouw WW in aantal maanden, huidige situatie 3 3 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38
Opbouw WW in aantal maanden, toekomst
Verschil in maanden
3 3 3 4 5 6 7 8 9 10 10,5 11 11,5 12 12,5 13 13,5 14 14,5 15 15,5 16 16,5 17 17,5 18 18,5 19 19,5 20 20,5 21 21,5 22 22,5 23 23,5 24
----------0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 11 11,5 12 12,5 13 13,5 14
Waarbij verondersteld is dat in alle gevallen wordt voldaan aan de wekeneis.
10
Bijlage 3: Schematisch overzicht verlaging maximale duur WW 31-12-2015 01-01-2016 01-04-2016 01-07-2016 01-10-2016 01-01-2017 01-04-2017 01-07-2017 01-10-2017 01-01-2018 01-04-2018 01-07-2018 01-10-2018 01-01-2019 01-04-2019
38 mnd. 37 mnd. 36 mnd. 35 mnd. 34 mnd. 33 mnd. 32 mnd. 31 mnd. 30 mnd. 29 mnd. 28 mnd. 27 mnd. 26 mnd. 25 mnd. 24 mnd.
11
Bijlage 4: Voorbeeld aanvullende verzekering bij arbeidsverleden van langer dan 24 jaar Het arbeidsverleden dat werknemers hebben opgebouwd vóór 2016 wordt gerespecteerd. Indien dit arbeidsverleden op 1 januari 2016 meer dan 24 jaar bedraagt, is overigens wel sprake van een geleidelijke afbouw van de wettelijke WW-duur tot het nieuwe maximum van 24 maanden. Voor de werknemers bij wie dit het geval is, zal de aanvullende verzekering niet alleen een verhoogde opbouw met een halve maand per gewerkt jaar betekenen moeten dekken, maar tevens de verlaging van de maximale WW-duur. Het volgende voorbeeld kan dit verduidelijken. Een werknemer is geboren in 1970 en heeft vanaf de 25-jarige leeftijd continu gewerkt. De maximale WW-duur voor deze persoon op 1 januari 2016 is als volgt te bepalen: • het aantal kalenderjaren tussen de 18-jarige leeftijd en 1 januari 1998: 10 jaar, • het aantal gewerkte jaren vanaf 1998: 18 jaar. In totaal is de maximale duur op 1 januari 2016 dan 28 jaar. Vanaf 1 januari 2016 wordt dan het volgende gedeelte aanvullend verzekerd op basis van de afspraak in het Sociaal Akkoord:
01-01-2016 01-04-2016 01-07-2016 01-10-2016 01-01-2017 01-04-2017 01-07-2017 01-10-2017 01-01-2018 01-04-2018 01-07-2018 01-10-2018 01-01-2019 01-04-2019 01-01-2020 01-01-2021 01-01-2022 01-01-2023 01-01-2024 01-01-2025 01-01-2026
Wettelijk maximale duur
Wettelijk opgebouwd vanaf 1 januari 2016
37 mnd. 36 mnd. 35 mnd. 34 mnd. 33 mnd. 32 mnd. 31 mnd. 30 mnd. 29 mnd. 28 mnd. 27 mnd. 26 mnd. 25 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd.
28 mnd. 28 mnd. 28 mnd. 28 mnd. 28,5 mnd. 28,5 mnd. 28,5 mnd. 28,5 mnd. 29 mnd. 28 mnd. 27 mnd. 26 mnd. 25 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd. 24 mnd.
Wettelijke opbouw volgens wettelijke regels tot 2016 28 mnd. 28 mnd. 28 mnd. 28 mnd. 29 mnd. 29 mnd. 29 mnd. 29 mnd. 30 mnd. 30 mnd. 30 mnd. 30 mnd. 31 mnd. 31 mnd. 32 mnd. 33 mnd. 34 mnd. 35 mnd. 36 mnd. 37 mnd. 38 mnd.
Aanvullende verzekering
0 mnd. 0 mnd. 0 mnd. 0 mnd. 0,5 mnd. 0,5 mnd. 0,5 mnd. 0,5 mnd. 1 mnd. 2 mnd. 3 mnd. 4 mnd. 6 mnd. 7 mnd. 8 mnd. 9 mnd. 10 mnd. 11 mnd. 12 mnd. 13 mnd. 14 mnd.
Vanaf 2016 bouwt deze persoon nog een halve maand uitkeringsduur op basis van de
12
wettelijke regeling op, maar die wordt vanaf 2018 weer afgebouwd wegens het overschrijden van de wettelijke maximale duur .
13
Bijlage 5: Voorbeelden opbouw en financiering WW-uitkering Onder het nieuwe WW-regime kan het voorkomen dat een WW-gerechtigde gedurende een maand een uitkering van meerdere instanties ontvangt: deels op basis van de wettelijk gefinancierde WW via UWV, deels op basis van de privaat gefinancierde WW. Dit doet zich voor indien een oneven aantal maanden WW wordt opgebouwd. Voorbeeld oneven aantal jaren arbeidsverleden: Een werknemer met een arbeidsverleden van vijftien jaar heeft de volgende opbouw en maximale uitkeringsduur. Opbouw • jaar 1 t/m 10: • jaar 11 t/m 15: Uitkering8 • maand 1 t/m 6: • maand 7 t/m 12: • maand 13: • maand 14 en 15:
10 maanden wettelijk 2,5 maanden wettelijk en 2,5 maanden privaat Sfn (UWV) Awf (UWV) 0,5 Awf en 0,5 private verzekering private verzekering
Voorbeeld even aantal jaren arbeidsverleden: Voor een werknemer die een arbeidsverleden van zestien jaar heeft, ziet de opbouw en de maximale uitkeringsduur er als volgt uit: Opbouw • jaar 1 t/m 10: • jaar 11 t/m 16: Uitkering • maand 1 t/m 6: • maand 7 t/m 13: • maand 14 t/m 16:
8
10 maanden wettelijk 3 maanden wettelijk en 3 maanden privaat Sfn (UWV) Awf (UWV) private verzekering
Zowel de sectorfondsen (Sfn) als het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf) worden uitgevoerd door het UWV.