INTERUNIVERSITAIR CENTRUM VOOR HUISARTSENOPLEIDING
AAN DE SLAG MET EEN PRAKTIJKASSISTENT(E): OPSTELLEN VAN EEN TAKENLIJST EN UITWERKEN VAN PROCEDURES
Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad van “Master in de Huisartsgeneeskunde” Academiejaar 2009-2010 Katholieke Universiteit Leuven
DR. FIEN GEERAERT
PROMOTOR : PROF. DR. J. GOEDHUYS CO-PROMOTOR: DR. D. GROUWELS PRAKTIJKOPLEIDER: DR. P. JUTTEN
Samenvatting Context: Huisartsen steken heel wat tijd in administratieve taken waardoor ze minder tijd hebben voor hun patiënten en privé-leven. Deze taken zouden zij dan ook graag delegeren naar ondersteunende krachten. Nu de overheid via Impulseo een tegemoetkoming geeft voor de financiering van praktijkassistentie, wordt verwacht dat veel praktijken in de nabije toekomst een praktijkassistent(e) zullen inschakelen. Aan deze samenwerking gaat echter heel wat voorbereiding en organisatie vooraf. Onderzoeksvraag: 1. Een terreinverkennende studie rond praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde in Vlaanderen: Waarom en hoe werven huisartsenpraktijken een praktijkassistente aan? Welke opvattingen hebben huisartsen rond taakdelegatie naar een praktijkassistente? Hoe zien zij praktijkassistentie evolueren in de toekomst? 2. Kwaliteitsmanagement in de huisartsgeneeskunde: In welke mate zijn procedures reeds geïmplementeerd in de huisartsenpraktijk? Methode: Ter voorbereiding van het eigenlijke onderzoeksproject werd een verkennende literatuurstudie in verband met praktijkassistentie en taakdelegatie in de huisartsgeneeskunde (in België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) verricht. Hierna gebeurde er een kwalitatief onderzoek op basis van een semi-gestructureerd interview bij 15 Vlaamse huisartsenpraktijken met één of meerdere praktijkassistentes. In elke praktijk werd één arts en één assistente afzonderlijk bevraagd. Resultaten: Het storende telefoonverkeer en de administratieve overlast blijken momenteel de belangrijkste redenen om een praktijkassistente aan te werven. Huisartsen hechten bij deze aanwerving vooral belang aan zelfstandigheid en goede administratieve en communicatieve vaardigheden. Medische voorkennis blijkt geen vereiste, maar wordt wel als een meerwaarde ervaren. Alle huisartsen uit het onderzoek waren het helemaal of gedeeltelijk eens met volgende stellingen: taakdelegatie vermindert de werkbelasting van de huisarts, taakdelegatie bespaart de huisarts tijd, taakdelegatie doet de voldoening in het werk van de huisarts toenemen en taakdelegatie leidt tot een betere taakverdeling tussen huisarts en assistente. De meeste artsen vinden dat simpele medisch-technische taken door een assistente kunnen uitgevoerd worden, maar weinig bevraagde assistentes verrichten momenteel dergelijke taken. In de toekomst wensen veel artsen graag een volledige dagpermanentie en zouden ze ook meer taken willen delegeren. Tijdsgebrek van de assistente en financiële factoren belemmeren dit echter. Bij het aanwerven van een nieuwe assistente zouden de meeste artsen iemand met een specifieke opleiding verkiezen, op voorwaarde dat de loonkosten niet te hoog zijn. Vier praktijken uit deze studie hebben al een uitgewerkt procedureboek en acht praktijken zijn hiermee bezig of plannen dit in de nabije toekomst. Alle bevraagden erkennen dat procedures zorgen voor een vlotte en efficiënte samenwerking in praktijken met een groot aantal hulpverleners en ondersteunend personeel. Het grootste nadeel aan procedures blijkt de tijdsinvestering te zijn die nodig is om de procedures uit te werken en om ze actueel te houden. Conclusie en discussie: In de toekomst wensen veel huisartsen hun praktijkassistentie uit te breiden. Er moeten oplossingen gezocht worden om dit financieel mogelijk te maken. Er is zeker vraag naar een opleiding voor praktijkassistentes, al lijkt de nood naar degelijke bijscholing groter. Veel huisartsen geven aan weinig kennis te hebben over kwaliteitsmanagement en procedures. Meer aandacht hiervoor tijdens de huisartsenopleiding en bijscholingsmomenten hierrond zijn wenselijk.
2
Inhoudstafel Samenvatting ..........................................................................................................................2 Dankwoord .............................................................................................................................5 Waarom gekozen voor dit thema? ...........................................................................................6 Doelstelling en onderzoeksvraag ............................................................................................7 Literatuurstudie ......................................................................................................................8 1. Dreigend huisartsentekort ............................................................................................8 2. Taakdelegatie en praktijkondersteuning .....................................................................10 3. Praktijkondersteuning in andere landen ......................................................................11 a. De Verenigde Staten ...............................................................................................12 b. Het Verenigd Koninkrijk.........................................................................................13 c. Nederland ...............................................................................................................13 d. Andere landen .........................................................................................................15 4. Praktijkassistentie in België .......................................................................................16 5. Opstellen en werken met procedures in de huisartsenpraktijk .....................................18 6. Besluit .......................................................................................................................20 Onderzoeksmethode .............................................................................................................21 1. Literatuuronderzoek ...................................................................................................21 a. België .....................................................................................................................21 b. Nederland ...............................................................................................................21 c. Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en andere landen........................................21 d. ‘Grijze’ literatuur ....................................................................................................22 2. Onderzoeksproject .....................................................................................................22 a. Opstellen vragenlijst voor semi-gestructureerd interview ........................................22 b. Contacteren van praktijken......................................................................................22 c. Verloop van de interviews.......................................................................................23 d. Verwerking van de gegevens ..................................................................................23 Resultaten .............................................................................................................................24 1. Profiel van de praktijken ............................................................................................24 2. Profiel van de praktijkassistente (PA).........................................................................25 3. Redenen om praktijkassistentie in te schakelen ..........................................................26 4. Organisatie en financiering ........................................................................................27 5. Basisvaardigheden van een PA ..................................................................................27 6. Taken van de praktijkassistente ..................................................................................27 a. Onthaal ...................................................................................................................27 b. Administratieve taken .............................................................................................28 c. Stock- en materiaalbeheer .......................................................................................28 d. Boekhouding en financieel beheer...........................................................................29 e. Medisch-technische taken .......................................................................................29 7. Opvattingen rond taakdelegatie ..................................................................................31 8. Communicatie met en naar de praktijkassistente (PA) ................................................32 9. Procedures .................................................................................................................33 a. Opstellen, bewaren en bijwerken van de procedures ................................................33 b. Voordelen van procedures.......................................................................................34 c. Nadelen van procedures ..........................................................................................34 10. Praktijkassistentie in de (nabije) toekomst ..............................................................35 11. Delegatie van medisch-technische taken .................................................................35
3
12. Opleiding en bijscholing van praktijkassistentes .....................................................36 a. Opleiding praktijkassistentes ...................................................................................36 b. Bijscholing praktijkassistentes ................................................................................37 13. Rol van de overheid ................................................................................................38 Conclusies en discussie.........................................................................................................39 1. Aanwerving en financiering van praktijkassistentie ....................................................39 2. Opleiding van praktijkassistente .................................................................................39 3. Taakdelegatie aan de praktijkassistente ......................................................................40 4. Delegatie van medisch-technische taken ....................................................................40 5. Procedures .................................................................................................................40 Implementatie in de opleidingspraktijk .................................................................................42 Referenties ...........................................................................................................................43 Bijlage: Opbouw van het semi-gestructureerd interview .......................................................46 Bijlage: Deelnemende praktijken ..........................................................................................48
4
Dankwoord Op deze plaats wil ik iedereen bedanken die op de één of andere manier heeft meegewerkt aan mijn project en geholpen heeft bij het tot stand komen van deze thesis.
Eerst en vooral wil ik mijn promotor, Prof. Dr. J. Goedhuys, bedanken voor de informatie, de nuttige tips en het nalezen van de teksten. Daarnaast wil ik in het bijzonder mijn co-promotor, Dr. D. Grouwels, bedanken voor haar uitstekende begeleiding. Zij stuurde dit project in de goede richting en was steeds bereid om advies te geven. Bedankt voor uw enthousiasme, tijd en steun! Ook een woord van dank voor mijn praktijkopleider, Dr. P. Jutten, mag hier zeker niet ontbreken. Bedankt voor de interesse in mijn project, de vele aanmoedigingen en positieve feedback!
Vervolgens wens ik ook alle huisartsen en praktijkassistenten die ik mocht interviewen te bedanken. Zonder hen was deze thesis nooit tot stand gekomen.
Van deze gelegenheid wil ik ook gebruik maken om mijn ouders even te bedanken. Dankzij hen kon ik deze studies aanvatten en voltooien. Al die jaren bleven ze mij steunen en aanmoedigen.
Nog vele anderen uit mijn omgeving verdienen mijn dank. Zeker mijn partner, Ruben, voor de steun en aansporingen als ik het even niet meer zag zitten. Maar ook voor de interesse, hulp en
suggesties
die
hij
geboden
heeft
bij
het
maken
van
dit
eindwerk.
5
Waarom gekozen voor dit thema?
Huisartsen steken heel wat tijd in administratieve taken waardoor ze minder tijd hebben voor hun patiënten en privé-leven. Vroeger hadden huisartsen vaak hulp van hun meewerkende echtgenote, maar dit is steeds minder het geval. Daarom willen veel artsen het onthaal en de administratieve taken delegeren naar een secretaresse of assistente. Nu de overheid via ‘Impulseo II’ een tegemoetkoming geeft voor de financiering van praktijkassistentie voor huisartsengroeperingen, en in de toekomst dit ook voorzien wordt via ‘Impulseo III’ voor solo-praktijken, wordt verwacht dat heel wat praktijken in de nabije toekomst een praktijkassistent(e) zullen inschakelen.
Aan deze samenwerking gaat echter heel wat voorbereiding en organisatie vooraf. Dit kon ik zelf ondervinden. De praktijk waar ik als HAIO werkzaam ben, vormt namelijk samen met twee andere praktijken uit de omgeving een netwerkpraktijk. In maart 2009 werd een gemeenschappelijk ondersteunend secretariaat met drie praktijkassistentes opgericht. Vooraleer van start kon gegaan worden, werd heel wat vergaderd en overlegd. O.a. over het takenpakket van de assistentes, de praktische organisatie, de telefooncentrale, … En ook nu blijft regelmatig overleg nodig om nieuwe afspraken te maken en oude afspraken te evalueren en zo nodig bij te sturen.
Door deze ondervindingen in de eigen opleidingspraktijk kreeg ik het idee om mijn masterproef rond het onderwerp van praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde op te bouwen. Ik was benieuwd naar de ervaringen met praktijkassistentie in andere praktijken. Hoe verliep bij hen de aanwerving van een assistente? Hoe zorgen zij voor duidelijke afspraken en voor een vlotte samenwerking? Misschien kunnen praktijken die overwegen een praktijkassistente aan te werven, profiteren van de inspanningen en ervaringen van deze praktijken.
6
Doelstelling en onderzoeksvraag Aangezien praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde in Vlaanderen nog in de kinderschoenen staat en er rond dit thema nog praktisch geen onderzoek werd verricht, was het hoofddoel van dit project vooral het uitvoeren van een terreinverkennende studie. Waarom en hoe werven huisartsenpraktijken een praktijkassistente aan? Welke opvattingen hebben huisartsen rond taakdelegatie naar een praktijkassistente? Hoe zien zij praktijkassistentie evolueren in de toekomst?
Kwaliteitsmanagement wordt ook in de huisartsgeneeskunde steeds belangrijker. Procedures vormen een basis voor kwaliteitsverbetering en zorgen voor een vlotte kennisoverdracht naar nieuwe medewerkers. Een tweede doel van dit project was dan ook om na te gaan in welke mate procedures reeds geïmplementeerd zijn in de huisartsenpraktijk.
7
Literatuurstudie Omdat praktijkassistentie in de eerstelijnsgezondheidszorg gezien moet worden in de medisch-maatschappelijke context, wordt in het eerste deel van deze literatuurstudie één van de grootste uitdagingen voor de Belgische huisartsgeneeskunde geschetst, namelijk het dreigende huisartsentekort. In het volgende deel wordt besproken hoe taakdelegatie en praktijkondersteuning een mogelijk antwoord op deze uitdaging kunnen vormen. Vervolgens wordt gekeken welke ervaring er is met praktijkondersteuning in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In een vierde deel komen dan de initiatieven in verband met praktijkassistentie in België aan bod. Tenslotte wordt in een laatste deel nagegaan hoe door implementatie
van procedures taakdelegatie en kwaliteit
van zorg in de
huisartsenpraktijk bevorderd kunnen worden.
1. Dreigend huisartsentekort Talrijke
studies
tonen
het
belang
aan
van
een
goed
eerstelijnsgezondheidszorg waarin de huisarts een centrale plaats heeft.
uitgebouwde 1,2
Een sterke
eerste lijn is essentieel om kwaliteitsvolle en betaalbare gezondheidszorg te bieden aan de bevolking. De huisartsgeneeskunde in België staat echter onder druk door een 3-tal belangrijke maatschappelijke evoluties: de toenemende complexiteit van de zorg, de stijgende uitgaven voor gezondheidszorg en het dreigende tekort aan huisartsen.3
Het dreigende huisartsentekort wordt enerzijds veroorzaakt door een dalend aantal actieve huisartsen en anderzijds door de vervrouwelijking van het beroep. Het aantal actieve huisartsen daalt doordat de uitstroom uit het beroep groter is dan de instroom van jonge huisartsen. Volgens de gegevens van het RIZIV waren er, in 2005, in België 11799 “actieve” huisartsen, dat wil zeggen erkende huisartsen met minstens 500 patiëntencontacten per jaar. 35% van deze actieve huisartsen is 55 jaar of ouder. 7% is zelfs de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar gepasseerd.4 (Figuur 1) Verwacht wordt dus dat de helft van de huisartsen binnen nu en 10 jaar hun beroepsactiviteit zullen stopzetten. Opvallend is dat ook een aantal jonge huisartsen na enkele jaren uit het beroep stappen. Van Baelen et al. gingen de beroepsactiviteit na van alle artsen die in 1995 aan een Belgische universiteit promoveerden met het bijkomend attest van het eerste jaar huisartsgeneeskunde.5 5 jaar na afstuderen bleek nog ongeveer 70% als huisarts gevestigd. 8
Significant meer vrouwen (20%) dan mannen (8%) haakten af. In een ander onderzoek gaven één op de tien van 406 bevraagde Belgische vrouwelijk artsen aan dat ze een punt willen zetten achter hun carrière omdat die nauwelijks te verzoenen is met hun privé- en gezinsleven.6 Het beroep van huisarts wordt door veel geneeskundestudenten als onaantrekkelijk gepercipieerd.7,8 Velen kiezen een afstudeerrichting in een ander specialisme omdat ze de vergoeding niet in verhouding vinden met de complexe taak van de huisarts en omdat ze vinden dat er als huisarts onvoldoende tijd is om een sociaal en familiaal leven uit te bouwen.9 In de periode 2004-2006 dienden in Vlaanderen 540 studenten in de richting huisartsgeneeskunde af te studeren om het aantal huisartsen in de toekomst te verzekeren. Slechts 355 studenten studeerden in die periode effectief als huisarts af. Een verschil van 185 studenten of 34%. In diezelfde periode studeerden 836 specialisten af in plaats van het vooropgestelde aantal van 720.10
Figuur 1: Aantal actieve huisartsen in België in 2005, per geslacht en leeftijdscategorie Actieve huisartsen in België (2005) 3500 3000 2500 2000
M
1500
V
1000 500 0 <30j
30-39j
40-49j
50-59j
60-69j
≥70j
Bron: Roberfroid D, Stordeur S, Camberlin C, Voorde C, Vrijens F, Léonard C. Physician workforce supply in Belgium. Current situation and challenges. Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), 2008.
De vervrouwelijking van het beroep is een tweede oorzaak van het nakende tekort aan huisartsen. In de leeftijdsgroep jonger dan 40 jaar is meer dan de helft van de huisartsen vrouwelijk.4 (Figuur 1) Zij kiezen er vaak voor om deeltijds te werken. We zien dat ook meer en meer mannelijke collega’s hun werkuren gaan inkrimpen ten voordele van hun sociale en familiale leven.9
9
De evolutie is dus duidelijk: het werk van een grote groep, voornamelijk mannelijke, artsen die elk een groot aantal uren per week werkten moet in de toekomst gedaan worden door een kleinere groep artsen die bovendien vaak deeltijds werken. Anders georganiseerde en beter ondersteunde huisartsenpraktijken zullen hiervoor nodig zijn.
2. Taakdelegatie en praktijkondersteuning Verschillende strategieën zijn mogelijk om de praktijkorganisatie in overeenstemming te brengen met de hierboven beschreven maatschappelijke evoluties. Het delegeren van taken en introduceren van praktijkassistentie is één van de mogelijkheden.3, 11 Taakdelegatie naar ondersteunende personeel kan de kwaliteit van zorg en de werkomstandigheden verbeteren.12,13 Heel wat taken in een huisartsenpraktijk zijn sterk gestandaardiseerd en procedureel gestuurd. Deze taken kunnen gedelegeerd worden op voorwaarde dat er gezorgd wordt voor voldoende opleiding en supervisie. Uit onderzoek blijkt ook dat taakdelegatie zonder kwaliteitsverlies kan gebeuren.14 Meer zelfs, doordat de arts tijd wint, kan taakdelegatie ervoor zorgen dat huisartsen de kwaliteit van de door hen geleverde zorg kunnen verbeteren. Zo kunnen bijvoorbeeld de opvolging van chronische patiënten volgens wetenschappelijk onderbouwde zorgpaden en de preventieve taken van de huisarts verder uitgebouwd en geoptimaliseerd worden. Praktijkassistentie bestond vroeger meestal uit hulp door de meewerkende echtgenote bij onthaal en administratieve taken. Door maatschappelijke veranderingen zijn er steeds minder echtgenoten die meehelpen in de praktijk.9 Vandaar de nood in hedendaagse en toekomstige huisartsenpraktijken aan specifiek geschoold ondersteunend personeel.
Om taken te delegeren naar ondersteunend personeel moet eerst geïnventariseerd worden welke huisartsgeneeskundige taken er bestaan en moet er een opsplitsing van deze taken gebeuren in delegeerbare taken en kerntaken. De WWVH (Wetenschappelijke Vereniging Vlaamse Huisartsen) bracht in 2001 ‘Het basistakenpakket voor de huisartsenpraktijk’ uit.15 Dit basistakenpakket is gebaseerd op de functieomschrijving van de huisarts en bevat het geheel van taken waarvoor huisartsen in Vlaanderen verantwoordelijk zijn. Deze taken worden opgedeeld in enerzijds uitvoerende taken en taken rechtstreeks in verband met het hulpverleningsproces, en anderzijds voorwaardenscheppende en ondersteunende taken.
10
Een onderzoek naar de delegeerbaarheid van huisartsgeneeskundige taken gebeurde in 2006 door Günter Verhelle. Hij verrichtte voor het eerst in Vlaanderen een onderzoek rond de perceptie van taken in de huisartsenpraktijk.16 Voor dit onderzoek werden 17 huisartsen uit diverse praktijktypes bevraagd. Aan de hand van een checklist, die zowat alle mogelijke taken in een huisartsenpraktijk omvat, werd bij de ondervraagde huisartsen nagegaan welke taken zij als hun kerntaken beschouwen en welke taken ze zouden willen delegeren. Uit de resultaten blijkt dat huisartsen alle taken waarvoor hun professionele expertise is vereist en taken die te maken hebben met coördinatie als hun kerntaken beschouwen. Administratieve taken kunnen volgens bijna alle ondervraagde artsen gedelegeerd worden. Slechts 1 op 3 van de ondervraagde artsen is van mening dat simpele medisch-technische procedures een kerntaak van de huisarts zijn. De anderen zouden dit eventueel willen delegeren aan een verpleegkundige, praktijkassistent of huisarts-in-opleiding. De huisartsen in het onderzoek verwachten dat ze door het delegeren van een aantal taken tijd winnen en zich zo meer op hun kerntaken kunnen concentreren. Delegeren zou de kwaliteit van de zorg naar de patiënten toe moeten verbeteren en de arbeidsvreugde van de huisarts verhogen. De huisartsen merken echter wel op dat er ook niet teveel taken mogen worden gedelegeerd, zodat de continuïteit van de zorg en de persoonsgebonden artspatiëntrelatie gewaarborgd blijven. Uit dit pilootonderzoek blijkt dus dat huisartsen, indien mogelijk, administratieve taken zouden willen overdragen aan een secretaresse en simpele technische onderzoeken aan een verpleegkundige. Deze beide functies combineren in één persoon lijkt ideaal. Op deze manier zou slechts één ondersteunende kracht gefinancierd moeten worden. In Nederland bestaat al veel langer een gelijkaardige functie, namelijk de praktijk- of doktersassistent. De helft van de bevraagde huisartsen in Verhelles onderzoek zagen een praktijkassistent ook als goede oplossing voor praktijkondersteuning in België, maar dan in een aangepaste versie.
3. Praktijkondersteuning in andere landen In het buitenland is er al veel meer ervaring met praktijkondersteuning en praktijkhulp. De verst doorgedreven vorm van taakdelegatie in de eerstelijnsgezondheidszorg zien we onder de vorm van functies zoals ‘nurse practitioners’ (NP) en ‘physician assistants’ (PA) in de Verenigde Staten en meer recent ook het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
11
a. De Verenigde Staten De bakermat van de NP en PA ligt in de Verenigde Staten (VS).17,18 Eind jaren vijftig is er in de VS een ernstig tekort aan artsen in de eerste lijn. In 1960 wordt daarom de functie van ‘physician assistant’ geïntroduceerd. De PA is een algemeen opgeleide gezondheidszorgwerker die onder supervisie van een arts patiëntenzorg doet. Het idee voor de functie komt voort uit de Vietnamoorlog, waar bepaalde soldaten zich snel ontwikkelden op medisch vlak en bekwame helpers werden van de artsen. Een aantal verpleegkundigen in de VS verzet zich echter tegen deze nieuwe functie onder leiding van de artsen. Zij willen gezondheidscentra voor gezinszorg onder leiding van hoogopgeleide verpleegkundigen, de ‘nurse practitioners’, oprichten. Zo ontstaan twee nieuwe functies in de eerstelijnsgezondheidszorg in de VS: de PA en de NP. De NP’s werken voornamelijk in verlaten gebieden en achterstandbuurten en spitsen zich initieel toe op specifieke populaties in de eerste lijn zoals kinderen, vrouwen en ouderen. Vanaf eind jaren zeventig werken NP’s ook in ziekenhuizen. De functie van PA en NP overlappen grotendeels. Zowel PA’s als NP’s zijn wettelijk bevoegd te diagnosticeren, onderzoeken aan te vragen en behandelingen voor te schrijven. Beiden mogen in de VS ook medicatie voorschrijven. Een PA werkt altijd onder supervisie van een arts, een NP werkt voor medische taken onder supervisie van een arts, maar voor verpleegkundige taken kan ze autonoom werken. Tabel 1 geeft een schematische vergelijking tussen PA en NP.
In tabel 2 worden de belangrijkste
statistische gegevens in verband met PA en NP in de Verenigde Staten opgesomd.19,20 Tabel 1: Vergelijking tussen de functies van physician assistant en nurse practitioner Physician Assistant (PA)
Nurse Practitioner (NP)
Gebonden aan een medisch specialisme
Gebonden aan ziekte-gerelateerde patiëntengroepen
Werkt volledig binnen het medische domein
Verpleegkundige, werkt deels binnen het medische domein
Heeft een vooropleiding binnen de gezondheidszorg
Heeft altijd een verpleegkundige vooropleiding
Verricht medische handelingen gerelateerd aan medische differentiatie/specialisatie
Verricht zowel verpleegkundige als een aantal medische taken gerelateerd aan één of enkele patiëntengroep(en) De opleiding is gericht op meer specifieke medische kennis met betrekking tot patiëntencategorieën
De opleiding is gericht op brede kennis binnen de geneeskunde Werkt altijd onder supervisie van een arts
Werkt voor medische taken onder supervisie van een arts, voor de overige taken autonoom
Bron: Bruurs M, Van den Brink G, Spenkelink-Schut G, Verboon E, Holdrinet R. Het ijs is gebroken: ervaringen met physician assistant stemmen hoopvol. Medisch contact 2005: 443-446.
12
Tabel 2: Statistische gegevens over physician assistants en nurse practitioners in de VS (2010) Aantal actieve PA/NP Aantal afstuderenden per jaar Gemiddelde leeftijd Percentage vrouwen Percentage werkzaam in eerste lijn Duur van de opleiding
Physician Assistant 75.000 4.500
Nurse Practitioner 125.000 8.000
41 jaar 65% 50%
48 jaar 94% 90%
27 maanden (2036 maanden)
26 maanden (1536 maanden)
Bronnen: American Academy of Physician Assistants, American Academy of Nurse Practitioners
b. Het Verenigd Koninkrijk Begin jaren tachtig verschijnt de NP ook in het Verenigd Koninkrijk (VK).17 Ook daar is er in die periode een ernstig tekort in de gezondheidsvoorzieningen in de eerste lijn. De NP is een verpleegkundige met een bijkomende opleiding. De titel ‘Nurse Practitioner’ is echter tot nu toe onbeschermd in het VK, waardoor de opleiding van de verschillende NP’s erg variabel is.21 De NP neemt heel wat procedureel gestuurde taken van de arts over. Ook het geven van gezondheidsvoorlichting en het uitvoeren van het eerste consult en de daaropvolgende behandeling bij milde courante aandoeningen behoren tot hun takenpakket.3,22 Sinds 1998 zijn NP’s in het VK ook bevoegd om (een beperkt aantal soorten) medicatie voor te schrijven.23 NP’s in het VK zijn gemiddeld 46 jaar oud en het betreft overwegend vrouwen. Tweederde is werkzaam in de eerste lijn, een kwart in een ziekenhuis.24 Bij het begin van deze eeuw ontstond in het VK het idee om de functie van PA, zoals die in de VS bestaat, over te nemen als mogelijke oplossing voor het artsentekort in de eerste lijn.25 Kort daarna werd een proefproject opgestart met PA’s die hun opleiding in de VS gekregen hadden. Deze PA’s werden ‘Medical Care Practitioners’ (MCP) genoemd.26 De ervaringen waren overwegend positief en sinds 2005 worden in vier universiteiten in het VK een 3-jaar durende opleiding tot PA aangeboden.
c. Nederland In Nederland bestaat sinds de tweede helft van de vorige eeuw het beroep van ‘praktijkassistent’. Deze functie ontstond vanuit de basisopleiding ‘medisch secretariaat’. Aanvankelijk werkten de praktijkassistentes vooral als receptioniste en
13
administratief medewerker. In de loop der jaren is hun functie echter meer geprofessionaliseerd
en zijn zij ook medisch-technische,
organisatorische taken gaan opnemen.
27
voorlichtings-
en
Vooral op het medisch-technische vlak zijn
hun taken in de periode 1987-2001 sterk uitgebreid. (Figuur 2) De helft van de assistentes hield in 2001 ook zelfstandig spreekuur.12 Vandaag is de praktijkassistente in Nederland de rechterhand van de huisarts en is ze niet meer weg te denken uit de huisartsenpraktijk.13
Figuur 2: Evolutie van medisch-technische taken uitgevoerd door Nederlandse assistenten
Bron: Van den Berg M, Kolthof D, de Bakker D, van der Zee J. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. De werkbelasting van huisartsen. Utrecht: NIVEL, 2004.
Intussen deden in Nederland nog andere ondersteunende krachten hun intrede in de huisartsenpraktijken. Sinds 1999 zijn er ook ‘praktijkondersteuners in de huisartsenpraktijk’
(POH)
aan de
slag.
POH’s zijn praktijkassistenten of
praktijkverpleegkundigen die een extra opleiding hebben gevolgd. Ze zijn gericht op de opvolging en behandeling van chronische zieken en oudere patiënten.28 POH’s zijn verbonden aan meerdere huisartsenpraktijken en houden op vaste tijdstippen raadplegingen in verband met chronische ziektes zoals diabetes, COPD en astma.
14
Meer recent kwamen daar nog de ‘nurse practitioners’ (NP) en ‘physician assistants’ (PA) bij. De NP’s zijn gericht op de diagnostiek en behandeling van zogenaamde ‘kleine kwalen’.28 Zij zijn vooral actief binnen het gebied van NKO, dermatologie, het bewegingsapparaat en urologie/gynaecologie. De NP is een verpleegkundige met een bijkomende opleiding in ‘Advanced Nursing Practice’. De functie van NP en PA overlappen grotendeels. De PA wordt intensiever en breder opgeleid in diagnostiek en behandeling dan de NP. Meer dan 90% van de NP’s en PA’s zijn werkzaam in ziekenhuizen en instellingen, slechts een beperkt aantal is werkzaam in de huisartsenpraktijk. In tabel 3 wordt een schematische vergelijking gemaakt tussen de functies van POH, NP en PA in Nederland.29
Tabel 3: Kenmerken van praktijkondersteuner, nurse practitioner en physician assistant in de Nederlandse huisartsengeneeskunde Toelatingseisen opleiding
Opleidingsduur Werkplek tijdens opleiding
Praktijkondersteuner Nurse practitioner Physician assistant Praktijkassistent of Verpleegkundige + Verpleegkundige of verpleegkundige ervaring paramedicus + ervaring 870 uur 1830 uur 4200 uur huisartsenpraktijk huisartsenpraktijk + huisartsenpraktijk + enkele korte ziekenhuisstages in ziekenhuisstages alle 'grote' domeinen
Doelgroep
chronisch zieken (met patiënten met name diabetes, alledaagse hypertensie en COPD) huisartsgeneeskun dige klachten
bijna alle patiënten
Taak, in volgorde van prioriteit
zorg
1. Zorg 2. Diagnostiek 3. Behandeling
1. Diagnostiek 2. Behandeling 3. Zorg
'care en cure' geprotocolleerde behandeling van kleine klachten + verpleegkundige interventies
'cure en care' alle klachten, geen sprake van focus op bepaalde klachten of patiëntengroepen
Samengevatte taak 'care' Uitvoering taak (altijd onder geprotocolleerd, supervisie van huisarts) uitvoering van afgesproken beleid
Beschikbaar sinds 2002 2006 2007 Bron: Zwart S, Filippo M. Verzet LHV en NHG tegen nieuwe functie in de eerste lijn berust op koudwatervrees. Huisarts Wet 2006;49:631-4.
d. Andere landen Verschillende andere landen, met een artsentekort in de eerstelijnsgezondheidszorg, namen het Amerikaanse model van de PA/NP intussen over.30,31 NP’s en PA’s kunnen immers sneller opgeleid worden dan artsen en kunnen snel ingezet worden in gebieden waar de noden het hoogst zijn.32 Ze zijn ook goedkoper dan artsen, maar hun patiëntencontacten duren wel langer. Uit verschillende studies blijkt ook dat de 15
kwaliteit van zorg geleverd door NP/PA evenwaardig is aan die van artsen.14 Patiënten blijken erg tevreden te zijn over de zorg die ze krijgen van NP’s en PA’s.32 Artsen hebben initieel vaak bedenkingen bij de taakdelegatie naar NP’s en PA’s.33 Nederlandse artsen bijvoorbeeld vrezen dat de zorg versnippert en de afstand tussen patiënt en arts vergroot. Onderzoek ontkracht deze tegenwerpingen echter.29 Het delegeren van bepaalde medische taken aan een NP/PA draagt juist bij aan de persoonsgerichtheid
en
continuïteit
van
de
huisartsenzorg.
Noodzakelijke
voorwaarden hiervoor zijn echter een duidelijke taakafbakening, het werken met vaste procedures en een adequate supervisie door de arts.
4. Praktijkassistentie in België De Belgische overheid zet de laatste jaren in op het versterken van de huisartsgeneeskunde en de eerstelijnsgezondheidszorg.
Eén van de ontwikkelde
maatregelen is het aanbieden van een financiële tussenkomst voor praktijkondersteuning. Sinds 2008 is het ‘Impulseo II’-mechanisme van kracht waarbij de overheid gedeeltelijk tussenkomt in de loonkost van ondersteunende krachten in de huisartspraktijk.34 Dit geldt momenteel enkel voor duo- en groepspraktijken, maar uitbreiding naar solopraktijken wordt overwogen. In het eerste jaar werden 313 aanvragen voor tegemoetkoming ingediend. 234 dossiers zijn afkomstig van Vlaamse huisartsen, 57 van Waalse huisartsen en slechts 22 komen uit Brussel.35
De implementatie van het ‘Impulseo II’-mechanisme brengt met zich mee dat men een grote toename in de vraag tot inschakeling van praktijkassistenten kan voorzien. In de eerste helft van 2009 namen huisartsenpraktijken, vooral groepspraktijken, 625 mensen aan voor administratieve hulp en andere taken.36 Naast nascholing en training van de mensen die momenteel de functie uitoefenen, is er ook nood aan een voorbereidende opleiding voor de functie van ‘praktijkassistent in de eerstelijnsgezondheidszorg’. In Vlaanderen stelde de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), in samenwerking met Domus Medica en het Interuniversitair Samenwerkingsverband Huisartsenopleiding, een beroepscompetentieprofiel op.37 In dit profiel, dat nog niet gepubliceerd
werd,
wordt
het
beroep
van
praktijkassistent
in
de
eerstelijnsgezondheidszorg omschreven. Volgens de definitie omvat dit “de ondersteuning bij de organisatie, voorbereiding, uitvoering en afronding van de zorgverlening binnen de eerstelijnsgezondheidszorg in al zijn mogelijke praktijkvormen zodat de huisarts en 16
andere eerstelijnszorgverstrekkers de individuele consultaties en overige interventies efficiënter kunnen uitvoeren en zich kunnen focussen op hun kerntaken”. In het profiel wordt ook het gemiddelde takenpakket van de praktijkassistent beschreven. Afhankelijk van de plaats van tewerkstelling kan een engere of ruimere invulling van het takenpakket aan bod komen. De grootte van de praktijk, de visie van de huisarts op de taakverdeling, de interesses van de praktijkassistent zelf en de regionale afspraken en gebruiken kunnen hierbij een rol spelen. Tenslotte beschrijft het profiel de benodigde competenties voor een praktijkassistent. Deze negen competenties zijn: het omgaan met patiënten, het uitvoeren van geprotocolleerde uitvoerende handelingen in aanwezigheid van de huisarts, plannen en organiseren, het voeren van administratie, het bieden van logistieke ondersteuning, samenwerken, het ontwikkelen van de professionele rol en de eigen deskundigheid, het werken op een hygiënische, veilige en milieubewuste manier, en het opvolgen van de boekhouding en de financiën. Per competentie worden de onderliggende noodzakelijke kennis, attitudes en sleutelvaardigheden in detail besproken.
Het was oorspronkelijk de bedoeling om op basis van dit beroepscompetentieprofiel reeds in 2009 een specifieke opleiding tot praktijkassistent in de eerstelijnsgezondheidszorg in te richten. Dit werd echter uitgesteld op uitdrukkelijke vraag van de Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen (FIVB).38 De Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS) is ontevreden met de huidige invulling van het beroep.39 De BVAS ziet het onder andere helemaal niet zitten om een administratieve praktijkassistent ook medische handelingen te laten uitvoeren. Bovendien zeggen zij ook geen signalen van huisartsen te krijgen dat deze hiervoor vragende partij zijn. Verder stuit het de BVAS ook tegen de borst dat over de nieuwe taakinvulling geen contact werd genomen met de Nationale Raad van Verpleegkunde en de Nationale Raad voor Paramedische beroepen. Voor het nieuwe beroepsprofiel zouden immers wijzigingen in het federale KB nr 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen nodig zijn. Wegens de onenigheid binnen de sector zelf besliste de SERV daarom in maart 2009 om de ontwikkelingsactiviteiten van het beroepscompetentieprofiel tijdelijk stop te zetten. Intussen wordt met de betrokken beroepsorganisaties gezocht naar een consensus voor alle praktijkassistentieberoepen (over alle medische beroepen heen) met respect voor het KB nr 78.38 17
Sinds oktober 2009 is er wel een proefproject uitgaande van de Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad van start gegaan.40 Er werd gekozen voor een opleiding die zich focust op de noden in de Brusselse praktijken, namelijk de grote administratieve last en de meertaligheid in de hoofdstad. De opleiding bestaat uit drie delen: een administratief luik, een paramedisch luik en een individuele beroepsopleiding. Het eerste luik focust op de kerntaken van de praktijkassistent, zijnde onthaal en administratie. In het paramedische luik komt medische informatie aan bod die belangrijk is voor een assistent in een huisartsenpraktijk zoals de organisatie van de gezondheidszorg in België, hygiëne en omgang met patiënten. Het uitvoeren van medisch-technische taken maakt hier geen deel van uit. Het derde en laatste deel van de opleiding is een stage op de toekomstige werkplaats. Vanaf mei 2010 zouden deze assistenten aan de slag kunnen gaan.
5. Opstellen en werken met procedures in de huisartsenpraktijk Door de groeiende samenwerking tussen huisartsen en het aanwerven van ondersteunend personeel wordt de organisatie van huisartsenpraktijken steeds complexer. Een huisartsenpraktijk kan vergeleken worden met een klein bedrijfje en heeft dus ook sturing en planning nodig.
Om met een groep mensen te kunnen samenwerken is er een
duidelijke taakverdeling en gestructureerd overleg nodig. Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van alle medewerkers. Procedures kunnen een hulpmiddel zijn om deze afspraken niet te vergeten of om taken zoals gepland uit te voeren. Deze procedures leggen dan deze taken en afspraken formeel vast.
Om procedures te kunnen opstellen moet men eerst een analyse maken van de onderliggende processen. Een proces is een aaneenschakeling van activiteiten, die in een bepaalde volgorde worden uitgevoerd, om een beoogd resultaat te bekomen.41 In de huisartsenpraktijk kunnen drie types van processen onderscheiden worden: het kernproces, de ondersteunende processen en de sturende processen.42 (Figuur 3)
18
Figuur 3: Soorten processen in de huisartsenpraktijk
Bron: Grouwels D, Seuntjens L, Vanden Bussche P. Dokteren met kwaliteit. Antwerpen: Standaard Uitgeverij; 2008.
De kernopdracht in de huisartspraktijk is de begeleiding en behandeling van de patiënt. Oriëntatie, onderzoek, diagnose en behandeling vormen zo het kernproces. Sommige processen binnen het kernproces kunnen gedelegeerd worden. Dit kan indien het gaat om overwegend routinematige processen die gestandaardiseerd kunnen worden. Een aantal simpele medisch-technische taken (o.a. het afnemen van een EKG, uitvoeren van spirometrie) kunnen gestandaardiseerd en dus gedelegeerd worden. Daarnaast zijn er een aantal activiteiten in de huisartsenpraktijk die het kernproces ondersteunen. (o.a. het onthaal van patiënten, de administratieve taken, de boekhouding). Dit zijn ondersteunende processen. Ze worden meestal gedelegeerd aan een praktijkassistente. Tenslotte zijn er nog de sturende processen. Dit zijn de activiteiten die te maken hebben met het besturen en managen van de huisartsenpraktijk. Meestal worden deze taken door de huisarts zelf uitgevoerd. In grotere praktijken wordt soms een coördinator aangesteld. De goede werking van de huisartsenpraktijk berust op het samenhangend geheel van al deze processen. Goed procesmanagement is hiervoor noodzakelijk.
Een procedure beschrijft voor een proces of een onderdeel van een proces de verschillende stappen en legt tevens de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen vast. Procedures bevorderen het vlotte verloop van processen. Ze bepalen in belangrijke mate de kwaliteit van het resultaat van elk afzonderlijk proces, maar ook van de huisartsenpraktijk als 19
geheel. Het uitschrijven van procedures maakt de werking van de praktijk concreet zichtbaar, zowel binnen de eigen organisatie als naar de buitenwereld toe. Procedures zorgen voor een vlotte kennisoverdracht naar nieuwe medewerkers en bevorderen de teamwerking. Tenslotte vormen procedures de basis voor kwaliteitsverbetering.40
Kwaliteitsmanagement zal ook in de huisartsenpraktijk in toenemende mate aan belang winnen. Het opstellen van procedures is hier een essentieel onderdeel in. Procedures blijken bovendien de taakdelegatie naar medewerkers efficiënter te doen verlopen.
6. Besluit Uit de literatuur blijkt dus dat praktijkassistentie één van de mogelijke oplossingen is om de uitdagingen, die de Belgische huisartsgeneeskunde in de toekomst te wachten staan, het hoofd te bieden. In de Verenigde staten, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en andere landen zijn al verschillende ondersteunende krachten werkzaam in de eerste lijn. Hier in België worden momenteel de eerste stapjes op het gebied van praktijkassistentie gezet. Via ‘Impuseo II’ kunnen huisartsenpraktijken een tegemoetkoming krijgen in de loonkosten van een administratieve ondersteunende kracht. Ook over een specifieke opleiding tot ‘Praktijkassistent in de eerstelijnsgezondheidszorg’ wordt nagedacht. Onenigheid tussen de verschillende beroepsgroepen over de concrete invulling houdt deze opleiding momenteel echter tegen. Verder blijkt uit de literatuur dat kwaliteitsmanagement ook in de huisartsgeneeskunde aan belang wint. Het uitwerken van procedures speelt hierbij een belangrijke rol. Procedures kunnen tevens nuttige hulpmiddelen zijn om taakdelegatie efficiënter te doen verlopen.
Hoe verliep de aanwerving van de praktijkassistente bij Vlaamse praktijken waar deze reeds werkzaam zijn? Welke taken vervult de assistente er? Hoe zien deze praktijken praktijkassistentie in de toekomst evolueren? Maken zij gebruik van procedures? Op deze vragen wil het onderzoeksdeel van deze scriptie een antwoord proberen te geven.
20
Onderzoeksmethode 1. Literatuuronderzoek Ter voorbereiding van het eigenlijke onderzoeksproject werd een verkennende literatuurstudie
in
verband
met
praktijkassistentie
en taakdelegatie
in
de
huisartsgeneeskunde verricht. Op basis van het het waterval-principe werd de literatuur doorzocht. Een zoektocht in de quaternaire en tertiaire bronnen leverde echter niets op. In de Cochrane Database werd wel een relevante meta-analyse gevonden in verband met taaksubstitutie door verpleegkundigen. Vervolgens werden de primaire bronnen doorzocht.
a. België Enkele artikels in verband met praktijkondersteuning in Vlaanderen werden gevonden via de website van Domus Medica met ‘praktijkassistentie’ als zoekterm. Bijkomend Vlaams onderzoek werd aangebracht door Dr. D. Grouwels. Zij is huisarts, coördinator van de cel teammanagement en praktijkorganisatie van HUSAM (Huisarts en Samenwerking) en co-promotor van dit onderzoeksproject. Naar statistische gegevens over het aantal huisartsen en de huisartsgeneeskunde in België werd gezocht in de database van het KCE, het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, en op de website van het RIZIV.
b. Nederland In de database van NIVEL, het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, werd gezocht naar artikels in verband met ‘doktersassistent, praktijkassistent, praktijkondersteuning en/of taakdelegatie’. Zeven artikels werden weerhouden.
c. Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk en andere landen Literatuur in verband met praktijkondersteuning in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werd bekomen door het uitvoeren van een Pubmed-search op basis van volgende zoektermen: ‘Physician assistants’, ‘Nurse practitioners’, ‘Great Britain’, ‘United States’. Enkel review-artikels werden weerhouden. Literatuur in verband met praktijkondersteuning in Scandinavië kon niet bekomen
21
worden. Statistische gegevens werden opgezocht via de websites van de American Academy of Physician Assistants en de American Academy of Nurse Practitioners. d. ‘Grijze’ literatuur Tijdens de duur van dit project van december 2009 tot maart 2010 werd ook de actualiteit en discussie rond praktijkassistentie en –ondersteuning in België opgevolgd. 2. Onderzoeksproject Het doel van dit project is een terreinverkennende studie in verband met praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde uit te voeren. Dit onderzoek beoogt niet kwantitatief noch representatief te zijn, wel explorerend. Hiervoor werd een kwalitatief onderzoek op basis van een semi-gestructureerd interview bij 15 Vlaamse huisartsenpraktijken, waar reeds één of meerdere secretaresses/praktijkassistentes werkzaam zijn, opgezet. a. Opstellen vragenlijst voor semi-gestructureerd interview Aangezien het de bedoeling was een terreinverkennende studie uit te voeren moest de vragenlijst (zie bijlage) zoveel mogelijk aspecten van praktijkondersteuning bedekken. De aspecten die reeds in de literatuurstudie aan bod kwamen (takenpakket, opleiding, financiering, procedures) werden als basis genomen. Hieraan werden, in overleg met mijn co-promotor, vragen omtrent de aanwervingsprocedure, communicatie en overleg, specifiek medisch-technische taken en toekomstvisie toegevoegd. Om de praktijken onderling te kunnen vergelijken werden ook vragen gesteld om een profiel van de praktijk en de assistente te kunnen opstellen. b. Contacteren van praktijken Contactgegevens van huisartsenpraktijken werden opgezocht via de mailinglijsten van Mediwacht, via de praktijkbestanden van het Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde van de KULeuven, via de deelnemerslijst aan een bevraging rond interdisciplinaire eerstelijnspraktijken uitgevoerd door Grouwels et al. in 2007 en via persoonlijke contacten binnen de plaatselijke huisartsenkring.43 Aangezien ik ter plaatse ging om de interviews af te nemen werden enkel praktijken uit Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant weerhouden. Dit om de verplaatsingstijd realistisch te houden. 22
De praktijken kregen via e-mail informatie over het project en werden gevraagd of ze bereid waren hieraan deel te nemen. De recrutering van praktijken verliep eerder moeizaam. Vermoedelijk spelen verschillende factoren hierbij een rol: de tijdsinvestering die gevraagd werd van de artsen, een mogelijke overbevraging van praktijken om deel te nemen aan onderzoeksprojecten, het tijdstip van de bevragingen dat gedeeltelijk samenviel met de influenza H1N1-campagne,… . Uiteindelijk werden (het vooropgestelde aantal van) vijftien praktijken bereid gevonden om mee te werken aan het project. Oorspronkelijk
was
het
de
bedoeling
om
van
elke
praktijkvorm
(solopraktijk/duopraktijk/groepspraktijk/netwerkpraktijk/wijkgezondheidscentrum) drie praktijken in het onderzoek te includeren. Netwerkpraktijken blijken in Vlaanderen echter nog een zeldzaamheid te zijn en ook het aantal solopraktijken met een praktijkassistente is beperkt. Daarom zijn deze praktijken in het onderzoek ondervertegenwoordigd en dit in het voordeel van de duo- en groepspraktijken. 2 solopraktijken, 5 duopraktijken, 5 groepspraktijken, 1 netwerkpraktijk, 1 wijkgezondheidscentrum en 1 praktijk Geneeskunde voor het Volk namen deel. c. Verloop van de interviews De interviews werden ter plaatse in de verschillende praktijken afgenomen. In elke praktijk werd één arts en één praktijkassistente afzonderlijk bevraagd. Het interview met de arts nam gemiddeld 30 à 45 minuten in beslag, dat met de assistente gemiddeld 15 minuten. De interviews waren semi-gestructureerd opgebouwd, dat wil zeggen gebaseerd op een aantal vooraf opgestelde vragen die als leidraad dienden. Andere onderwerpen konden echter ook aan bod komen afhankelijk van de inbreng van de arts en assistente. d. Verwerking van de gegevens De interviews werden digitaal opgenomen met een dictafoon om daarna door mijzelf uitgetypt te worden. Op deze papieren versie begon de verwerking van de antwoorden. Per vraag werden de antwoorden van de vijftien praktijken onder elkaar gezet en werd er gezocht naar enerzijds terugkerende en anderzijds vernieuwende elementen. Door de antwoorden per vraag te bundelen, werden de belangrijkste tendensen vrij snel duidelijk.
23
Resultaten 1. Profiel van de praktijken Vijftien Vlaamse huisartsenpraktijken namen deel aan het onderzoek. Tabel 4 geeft een overzicht van de hieronder beschreven kenmerken van de bevraagde praktijken. Tien praktijken zijn gelegen in de provincie Antwerpen, twee in de provincie VlaamsBrabant en drie in de provincie Limburg. Opgesplitst volgens praktijkvorm zijn dit twee solopraktijken, vijf duopraktijken, vijf groepspraktijken, één netwerkpraktijk, één wijkgezondheidscentrum (WGC) en één praktijk Geneeskunde voor het Volk (GVHV). Het aantal artsen per praktijk varieert van één arts tot tien artsen. In tabel 4 wordt per praktijk een opsplitsing gemaakt tussen het aantal erkende huisartsen en het aantal huisartsen-in-opleiding. Veertien praktijken werken enkel op afspraak, één solo-arts heeft naast raadplegingen op afspraak ook nog vrije raadplegingen. In zes praktijken kunnen de patiënten via het internet een afspraak maken. Drie praktijken passen het forfaitair betalingssysteem toe. In negen praktijken werkt er één assistente, in twee praktijken twee en in vier praktijken zijn er drie assistentes werkzaam. Op het ogenblik van de aanwerving van de eerste assistente waren er in drie praktijken één arts werkzaam, in vijf praktijken twee artsen en in drie praktijken drie of meer artsen. Bij vier bevraagde praktijken kon deze vraag niet beantwoord worden omdat de praktijk ontstaan is door het samenvloeien van meerdere praktijken, waarvan enkele al een assistente in dienst hadden. De praktijken beschikken over gemiddeld 33 uren praktijkassistentie per week. Zes praktijken
hebben
minstens
8u/dag
praktijkassistentie.
In
drie
praktijken
(netwerkpraktijk, praktijk GVHV en een groepspraktijk) is er een volledige dagpermanentie door de assistenten. Twee andere praktijken vullen deze 8u/dag aan met een telesecretariaat en bekomen zo ook een volledige dagpermanentie voor het telefonisch onthaal.
24
Tabel 4: Profiel van de deelnemende huisartsenpraktijken
Praktijk 1 Praktijk 2 Praktijk 3 Praktijk 4 Praktijk 5 Praktijk 6 Praktijk 7 Praktijk 8 Praktijk 9 Praktijk 10 Praktijk 11 Praktijk 12 Praktijk 13 Praktijk 14 Praktijk 15
Praktijk vorm solo solo duo duo duo duo duo groeps groeps groeps groeps groeps WGC netwerk GVHV
Provincie Antwerpen Limburg Antwerpen Antwerpen Antwerpen Antwerpen Limburg Antwerpen Antwerpen Antwerpen Antwerpen Vl-Brabant Vl-Brabant Antwerpen Limburg
Aantal artsen 1 1 2 2 2 2+1=3 2 3 3+1=4 5+1=6 8+2=10 4 6+1=7 6+2=8 6+2=8
Aantal Vrije Forfaitair artsen bij Uren raadOnline betalings Aantal aanwerving PA plegingen afspraken systeem PA's 1ste PA /week nee ja nee 1 1 20 ja ja nee 1 1 32 nee ja nee 2 2 40 nee ja nee 1 2 20 nee nee nee 1 2 20 nee nee nee 1 3 19 nee nee ja 1 2 11 nee ja nee 1 2 38 nee nee nee 3 1 40 nee nee nee 3 ? 57,5 nee nee nee 2 ? 40 nee nee nee 1 4 19,5 nee nee ja 1 7 30 nee ja nee 3 ? 57,5 nee nee ja 3 ? 57,5
2. Profiel van de praktijkassistente (PA) Alle bevraagde assistenten zijn vrouwen. In één praktijk is een mannelijke assistent, de echtgenoot van één van de artsen, werkzaam. De leeftijd van de bevraagde assistentes (één assistente uit elke deelnemende praktijk) varieert van 28 tot en met 56 jaar, de gemiddelde leeftijd is 41 jaar. Gemiddeld zijn zij sinds ongeveer 6 jaar aan de slag als praktijkassistente (met 6 maanden en 20 jaar ervaring als uitersten). Zij werken gemiddeld 24 uur per week (range van 11 tot 38 uur). Acht assistentes werken halftijds (19 of 20 uur per week) in de praktijk. Twee assistentes werken minder dan 19 uur per week. Drie assistentes hebben een voltijdse baan van 38 uur. Zes assistentes hebben een kantoor- of secretariaatsopleiding genoten. Twee van deze zes assistentes volgden specifiek een opleiding medisch secretariaat. Drie assistentes zijn van opleiding boekhouder en twee assistentes zijn verpleegkundige. Vijf van de vijftien assistentes hebben minstens een basiskennis medische terminologie (opleiding medisch secretariaat, verpleegkundige of licentiaat kinesitherapie). In tabel 5 wordt het profiel van de bevraagde assistentes weergegeven.
25
Tabel 5: Profiel van de vijftien bevraagde praktijkassistentes
Praktijk 1 Praktijk 2 Praktijk 3 Praktijk 4 Praktijk 5 Praktijk 6 Praktijk 7 Praktijk 8 Praktijk 9 Praktijk 10 Praktijk 11 Praktijk 12 Praktijk 13 Praktijk 14 Praktijk 15
Leeftijd Jaren PA ervaring Uren/week Opleiding 49 5 20 Med. Secretaritaat 45 1,5 32 Secretariaat 38 5 20 Verzekeringsmakelaar 56 20 20 ASO 42 6 20 Grad. Informatica 43 1,5 19 Verpleegkundige 56 17 11 Verpleegkundige 44 14 38 Kantoor 38 2 12 Kantoor 28 0,5 38 Med. Secretaritaat 39 4,5 20 Kantoor 36 2,5 19,5 Lic. Kinesitherapie 31 1,5 30 Boekhouder 37 1 19 Boekhouder 38 6 38 Boekhouder
3. Redenen om praktijkassistentie in te schakelen Door het aanwerven van een assistente willen huisartsen vooral een oplossing voor het storende telefoonverkeer en een ontlasting van hun administratieve taken bekomen. Twaalf bevraagde praktijken gaven dit als de belangrijkste redenen voor het inschakelen van praktijkassistentie aan. Andere vernoemde redenen zijn het vormen van een bufferfunctie tussen artsen en patiënten en het beter informeren van patiënten over de praktijkorganisatie. In het wijkgezondheidscentrum gebeurt het onthaal door vrijwilligers en de adminstratie door een administratieve kracht. Zij beogen met de functie van praktijkassistente iemand die de vrijwilligers kan coördineren en tevens de artsen praktisch ondersteunt (door het in orde houden van de consultatieruimtes, materiaalbeheer, …). In de netwerkpraktijk zag men de oprichting van een overkoepelend secretariaat als een verder uitbouwen van de reeds bestaande samenwerking.
26
4. Organisatie en financiering Vijf praktijken hebben minder dan 2 jaar geleden aanpassingen aan het praktijkgebouw doorgevoerd in functie van praktijkondersteuning (o.a. inrichten balie voor onthaal van patiënten, technische ruimte) en drie praktijken plannen verbouwingen in de nabije toekomst. In alle praktijken beschikt de assistente over een afzonderlijk bureel. Slechts in twee praktijken is dit bureel niet uitgerust met een balie voor het onthaal van patiënten. Het loon van de PA wordt in tien praktijken gedeeltelijk met de tussenkomst van Impulseo II gefinancierd. Drie praktijken komen niet in aanmerking voor Impulseo II (solopraktijken, WGC) en bij twee praktijken is de aanvraag voor tegemoetkoming via Impulseo II nog lopende.
5. Basisvaardigheden van een PA Goede administratieve en computervaardigheden zijn onontbeerlijk voor een PA in een huisartsenpraktijk. Verder is een PA, volgens de artsen, iemand die vriendelijk en sociaal is en over goede communicatieve vaardigheden beschikt. Hij of zij dient zelfstandig en stressbestendig te zijn. Ook discretie is een belangrijke eigenschap. Drie artsen gaven aan dat ook het voorkomen een rol speelt bij de aanwerving van een PA en in twee praktijken werd bij de sollicitatieprocedure specifiek gepeild naar de bereidheid tot verdere bijscholing.
6. Taken van de praktijkassistente Zeven bevraagde praktijken beschikken over een geschreven takenlijst waarin het takenpakket van de assistente(s) opgesomd is.
a. Onthaal Het onthaal van patiënten aan de balie en het beantwoorden van de telefoon zijn voor de meeste assistentes belangrijke taken. Onthaal van patiënten is echter geen taak van de twee asisstentes die niet over een balie beschikken en ook niet van de assistente in het WGC, waar deze taak door de onthaalvrijwilligers wordt uitgevoerd. Twee assistentes (waaronder de assistente in het WGC) beantwoorden geen telefonische oproepen, zij zijn dan ook niet verantwoordelijk voor het plannen van afspraken en huisbezoeken. De meerderheid van de assistentes maakt ook regelmatig afspraken voor patiënten bij specialisten of in het ziekenhuis. 27
b. Administratieve taken Tot de administratieve taken van de assistentes behoren o.a. het behandelen van de post, het in orde houden van de medische dossiers, het afleveren van voorschriften/attesten en het opvragen van dossiers. Twee assistentes zijn niet verantwoordelijk voor het behandelen van de binnenkomende post. Omdat dit een dagelijks uit te voeren taak is kan de assistente die slechts 11 uren/week (verspreid over twee dagen) in de praktijk aanwezig is deze taak niet opnemen. Een gelijkaardig probleem is er in de netwerkpraktijk: de assistentes zijn niet dagelijks in iedere praktijk aanwezig. Het in orde houden van de medische dossiers behoort tot het takenpakket van alle bevraagde assistentes. Dit omvat onder andere het opmaken van nieuwe patiëntendossiers, zorgen dat elektronische verslagen in het elektronisch medisch dossier (EMD) terechtkomen, inscannen van verslagen in het EMD en klasseren van papieren verslagen. Zes assistentes geven aan ook aanvullingen in het EMD te doen (bijvoorbeeld aanvullen van antecedenten, risicofactoren, ondergane ingrepen, …) op basis van door artsen gemarkeerde stukken in verslagen. Zeven assistentes leveren voorschriften en attesten af aan patiënten. Twee assistentes delen ook laboresultaten mee. In vier praktijken maken de assistentes brieven op om te versturen in het kader van preventieve praktijkprojecten.
c. Stock- en materiaalbeheer Stock- en materiaalbeheer maken vaak ook deel uit van het takenpakket van de assistente. Alle bevraagde assistentes waren verantwoordelijk voor het nakijken en bestellen van het benodigde bureaumateriaal. In twaalf praktijken doen zij dit ook voor het medische materiaal. Het beheer van de urgentietrousse en van de gratis stalen van geneesmiddelen wordt meestal door de artsen zelf gedaan. Slechts in twee en vier praktijken respectievelijk wordt dit gedelegeerd naar de assistente. In tien praktijken is het de taak van de assistente om de vaccinvoorraad te beheren via Vaccinnet. Acht assistentes wassen en steriliseren het medische materiaal. Indien dit niet tot hun takenpakket hoort, wordt deze taak meestal door de poetshulp overgenomen.
28
d. Boekhouding en financieel beheer Ook een groot deel van de boekhouding en het financiële beheer wordt frequent gedelegeerd naar de praktijkassistente. Het uittellen van de fiscale boekjes, GMD-beheer, administratie in verband met betalingen via regeling derde betaler, alle administratie in verband met het forfaitair betalingssysteem in de praktijken die dit toepassen, … maakt bij elf assistentes deel uit van hun taken. In één praktijk rekenen de patiënten de raadpleging af bij de assistente in plaats van bij de arts.
e. Medisch-technische taken Het uitvoeren van medisch-technische taken is een belangrijke meerwaarde van een praktijkassistente ten opzichte van een gewone secretaresse. In tien praktijken gaven de assistentes echter aan nooit medisch-technische taken uit te voeren. Het afnemen van een ECG, het afnemen van een spirometrie, het uitvoeren van een 24-uurs bloeddrukmeting en assisteren bij kleine heelkundige ingrepen wordt door drie assistentes gedaan. In één praktijk is de assistente ook verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de radiografieën en voor het afnemen van huidtesten om allergie op te sporen. Eén assistente (verpleegkundige van opleiding) verricht ook venapuncties en volgt patiënten op in het kader van het zorgtraject chronische nierinsufficiëntie. In tabel 6 wordt per taak aangegeven in hoeveel bevraagde praktijken de assistente deze taak uitvoert.
29
Tabel 6: Overzicht van taken uitgevoerd door de assistentes in de bevraagde praktijken Onthaal Onthaal van patiënten aan de balie Beantwoorden telefoon Plannen van afspraken en huisbezoeken Opbellen van ziekenhuizen, specialisten (maken van afspraken)
12 13 13 13
Administratieve taken Aanmaken nieuw patiëntendossier Aanvullen EMD Inlezen verslagen Medibridge Inscannen papieren verslagen in EMD Archief bijhouden Post openen en sorteren Divers typewerk/kopies maken Brieven sturen aan patiënten ikv praktijkprojecten Meedelen laboresultaten aan patiënten Afleveren voorschriften
15 6 15 15 15 13 15 4 2 7
Stock -en materiaalbeheer Nakijken en bestellen bureaumateriaal Nakijken en bestellen medisch materiaal Beheer stalen van medicatie Beheer urgentietrousse Beheer Vaccinnet Afwassen en sterilisatie van medisch materiaal
15 12 4 2 10 8
Boekhouding en financieën Boekhouding (fiscale boekjes, GMD, derde betaler, maandcijfers,...) Afrekenen bij assistente
11 1
Medisch-technische taken Afnemen ECG's Uitvoeren spirometrie 24-uurs bloeddrukmeting Bloednames Assisteren kleine heelkunde Zorgtraject chronische nierinsufficiëntie Allergietesten Ontwikkelen radiografieën
3 3 3 1 3 1 1 1
30
7. Opvattingen rond taakdelegatie Alle huisartsen uit het onderzoek waren het helemaal of gedeeltelijk eens met volgende stellingen over taakdelegatie: taakdelegatie vermindert de werkbelasting van de huisarts, taakdelegatie bespaart de huisarts tijd, taakdelegatie doet de voldoening in het werk van de huisarts toenemen en taakdelegatie leidt tot een betere taakverdeling tussen huisarts en assistente. Slechts één huisarts betwijfelde of het delegeren van taken aan de PA de werkvoldoening van de assistente doet toenemen. Met de stelling dat taakdelegatie de huisarts veel tijd kost, door gebrek aan kennis en nodige opleiding van de PA, is de meerderheid het (helemaal) oneens. (Figuur 4)
Figuur 4: Stelling over taakdelegatie aan een praktijkassistente Delegeren van taken aan PA ...
Leidt tot een betere taakverdeling Geeft PA meer werkvoldoening Helemaal eens
Geeft HA meer werkvoldoening
Eens Oneens
Kost de huisarts veel tijd
Helemaal oneens
Bespaart de huisarts tijd Vermindert werkbelasting van de huisarts 0
2
4
6
8
10
12
14
Verschillende factoren kunnen de taakdelegatie naar de PA belemmeren (Figuur 5). De beschikbare tijd en deskundigheid van de assistente bleken in de bevraagde praktijken de meest belemmerende factoren te zijn. Ook financiële mogelijkheden spelen in zeven praktijken een belemmerende rol. Aanvaarbaarheid voor de patiënten en taakopvatting van de arts of zijn collega’s worden als weinig of niet belemmerend voor de taakdelegatie ervaren.
31
Figuur 5: Factoren die taakdelegatie belemmeren Belemmerende factoren voor taakdelegatie Taakopvatting collega's Aanvaarbaarheid voor patiënten Taakopvatting huisarts (Erg) belemmerend
Deskundigheid assistente
Weinig of niet belemmerend
Financiële mogelijkheden Beschikbaarheid van ruimte Beschikbare tijd assistente 0
5
10
15
8. Communicatie met en naar de praktijkassistente (PA) Zeven praktijken hebben een vast overleg- en vergadermoment waarop de PA aanwezig is. De frequentie van dit overleg is wisselend en varieert van wekelijks tot 6wekelijks. In de overige praktijken gebeurt overleg met de PA op vraag van arts of assistente wanneer dit noodzakelijk lijkt. Drie praktijken zouden in de nabije toekomst wel een systematisch overleg willen voorzien. Als we de praktijken met een vast overlegmoment verder analyseren zien we dat dit overwegend groepspraktijken zijn met drie of meer artsen (Tabel 7). Slechts één praktijk is een duopraktijk. Een onderverdeling op basis van het aantal praktijkassistentes dat in de prakijk werkzaam is, leert ons het volgende: een vast overlegmoment is er in vier (van de negen) praktijken waar één PA werkzaam is, in geen van beide praktijken met twee PA’s en in drie (van de vier) praktijken met drie PA’s. Vijf praktijken geven aan een functionerings- en/of evaluatiegesprek met hun assistentes te voeren. Dit zijn allemaal praktijken waar ook een vast overlegmoment gepland is.
32
Tabel 7: Communicatie en procedures in de bevraagde praktijken
Praktijk 1 Praktijk 2 Praktijk 3 Praktijk 4 Praktijk 5 Praktijk 6 Praktijk 7 Praktijk 8 Praktijk 9 Praktijk 10 Praktijk 11 Praktijk 12 Praktijk 13 Praktijk 14 Praktijk 15
Praktijk vorm solo solo duo duo duo duo duo groeps groeps groeps groeps groeps WGC netwerk GVHV
Aantal artsen 1 1 2 2 2 2+1=3 2 3 3+1=4 5+1=6 8+2=10 4 6+1=7 6+2=8 6+2=8
Aantal PA's 1 1 2 1 1 1 1 1 3 3 2 1 1 3 3
Vast overleg met PA nee nee nee 2-wekelijks nee nee nee maandelijks nee wekelijks nee 6-wekelijks wekelijks maandelijks 2-wekelijks
Evaluatie/ functionerings gesprek nee nee nee nee nee nee nee nee nee ja nee ja ja ja ja
Procedures in opbouw ja nee (toekomst) nee (toekomst) nee in opbouw nee nee nee (toekomst) in opbouw in opbouw ja ja in opbouw ja
9. Procedures Vier praktijken hebben al een uitgewerkt procedureboek, vijf praktijken zijn recent begonnen met het opstellen van procedures en drie praktijken zouden in de nabije toekomst procedures willen uitwerken. De drie overige praktijken hebben hiervoor (nog) helemaal geen plannen. Opvallend is dat dit drie praktijken zijn waar slechts één PA werkzaam is (Tabel 7).
a. Opstellen, bewaren en bijwerken van de procedures Indien men reeds procedures heeft uitgewerkt of deze aan het opstellen is, zijn deze er geleidelijk aan gekomen. Men begint met een paar procedures, vaak naar aanleiding van een crisissituatie, en gaandeweg groeit daarna het aantal procedures. Voor veel praktijken zijn procedures in verband met onthaal en administratieve taken prioritair. Daarna komen procedures voor materiaalbeheer en medisch-technische taken (zoals spirometrie, 24-uurs bloeddrukmeting, …). De verantwoordelijke voor het uitwerken van de procedures kan zowel een arts of een assistente zijn. Eén persoon die alles coördineert, blijkt belangrijk te zijn voor een succesvol resultaat. De procedures worden overal in elektronische vorm bewaard, alhoewel in de meeste praktijken ook een papieren procedureboek voorhanden is.
33
Evaluatie en herwerking van de procedures gebeurt meestal ad random en volgens noodzaak. Meerdere praktijken geven aan dat een aantal procedures momenteel gedateerd zijn en dringend aangepast zouden moeten worden. Slechts in één praktijk is een vaste evaluatieprocedure voorzien.
b. Voordelen van procedures Huisartsen én assistentes zien heel wat voordelen aan het werken met procedures in een huisartsenpraktijk. Procedures zorgen voor structuur, uniformiteit en duidelijkheid. Ze bevorderen een vlotte en efficiënte samenwerking in praktijken waar een groot aantal hulpverleners en ondersteunend personeel samenwerkt. Hiermee zijn alle artsen en assistentes, ook in praktijken waar (nog) geen procedures zijn, akkoord. Volgens tien praktijken verloopt de vervanging van een zieke collega of het inwerken van een nieuwe collega ook vlotter als een praktijk over procedures beschikt. Enkele praktijken geven ook expliciet aan dat procedures, ondanks de initiële tijdsinvestering, een tijdswinst betekenen. Hierna volgen nog enkele voordelen die vermeld werden tijdens de bevraging. Een arts uitte de volgende bemerking: “Het opstellen van procedures kan een moment zijn om de visies en ideeën van de anderen te beluisteren en geeft zo een betere teamvorming.” En een assistente merkte op: “Een vaste en gelijke aanpak door verschillende assistentes wekt vertrouwen op bij patiënten.”
c. Nadelen van procedures Het grootste nadeel aan procedures is volgens de artsen de tijdsinvestering die nodig is om de procedures uit te werken en om ze actueel te houden. Elf praktijken benoemen dit als grootste obstakel. Andere moeilijkheden blijken het oplijsten van de taken waarvoor procedures zouden moeten opgesteld worden, het bereiken van een consensus over de inhoud van de procedures en het uitschrijven van de procedures op een éénvormige en éénduidige manier. Vier praktijken zien geen nadelen of moeilijkheden aan het werken met procedures in de huisartsenpraktijk. Dit blijken de praktijken te zijn die reeds een uitgewerkt procedureboek hebben. De drie praktijken die geen plannen voor procedures in de nabije toekomst hebben, geven aan het opstellen van procedures wel te overwegen indien het aantal artsen of het aantal PA’s zou uitbreiden. Procedures zouden dan volgens hen 34
onvermijdelijk zijn om een vlotte en efficiënte werking van de praktijk te blijven garanderen. Toch hebben de artsen uit deze praktijken een grote weerstand tegen procedures zoals blijkt uit volgende quotes: “Procedures zijn een modefenomeen. Huisartsen werken van nature erg efficiënt, door er meer en meer over na te denken, loop je juist het risico minder efficiënt te werken. Sommige dingen zijn erg moeilijk in procedures te vatten en leer je enkel door ervaring.” “Ik ben niet zo administratief gericht. Ik vind mondelinge afspraken juist de charme van een kleine huisartsenpraktijk waar een goede verstandhouding onderling erg belangrijk is. Procedures zouden de samenwerkingssfeer misschien zelfs nadelig beïnvloeden.”
10. Praktijkassistentie in de (nabije) toekomst Elf bevraagde praktijken wensen een uitbreiding van het aantal uren praktijkassistentie in de toekomst. Het beoogde doel is veelal een volledige dagpermanentie bekomen. De voorkeur gaat dan ook uit naar het aanwerven van een bijkomende PA in plaats van het uitbreiden van de uren van de huidige PA. Dit maakt vervanging bij ziekte en verlof ook eenvoudiger. Twee praktijken overwegen een verpleegkundige aan te werven en de administratieve en medisch-technische taken op te splitsen. Deze uitbreiding van de praktijkassistentie wordt in vijf praktijken verhinderd door financiële redenen. Drie duopraktijken zijn daarom eerst op zoek naar een derde arts om dit financieel mogelijk te maken. De meeste praktijken zouden in de toekomst ook meer taken naar de assistente(s) willen delegeren. In drie praktijken is men tevreden met het huidige takenpakket. Tijdsgebrek is de meest belemmerende factor voor verdere taakdelegatie. Indien het aantal uren praktijkassistentie zou uitgebreid worden, wenst men in negen praktijken een (beperkt) aantal medisch-technische taken te delegeren.
11. Delegatie van medisch-technische taken Alle artsen zijn van mening dat simpele medisch-technische taken tot het takenpakket van een PA kunnen behoren. Zeker in het delegeren van sterk procedureel gestuurde taken (afnemen ECG en spirometrie, 24-uurs bloeddrukmeting, …) zien zij geen
35
probleem. Meer klinische taken zoals uitstrijkjes, venapunctie, opvolging van diabetes-patiënten, … zouden ze liever aan een verpleegkundige toevertrouwen. Voorwaarde voor het delegeren van medisch-technische taken is wel dat PA’s hiervoor een degelijke opleiding zouden krijgen en dat dit wettelijk, ethisch en deontologisch goedgekeurd is. Enkele artsen geven aan dat ze de tijd tijdens het uitvoeren van medisch-technische taken graag gebruiken voor een praatje met de patiënt en dit sociaal contact belangrijk vinden. In figuur 6 wordt voor enkele medisch-technische taken weergegeven in hoeveel bevraagde praktijken deze taak momenteel door de PA wordt uitgevoerd en hoeveel praktijken deze taak in de toekomst naar de PA zouden willen delegeren.
Figuur 6: Medisch-technische taken nu en in de toekomst uitgevoerd door de PA Aan PA gedelegeerde medisch-technische taken Glycemiebepaling Urineonderzoek met stick Wonde lijmen met wondlijm Venapunctie Aanleggen verband Zwachtelen been In toekomst
Injecties geven
Nu
ECG's afnemen Enkele vragen stellen voor anamnese Lengte en gewicht meten Hechtingen verwijderen Longfunctieonderzoek Bloeddruk meten 0
2
4
6
8
10
12
14
12. Opleiding en bijscholing van praktijkassistentes a. Opleiding praktijkassistentes De benodigde vooropleiding van een PA is deels afhankelijk van het takenpakket dat men voor ogen heeft. Voor onthaal en administratieve ondersteuning volstaat, volgens de artsen, een administratief gerichte opleiding. Wenst men echter ook enkele simpele medisch-technische taken te delegeren dan zou iemand die hiervoor een specifieke opleiding heeft gehad wel een voordeel bieden. Wil men echter meer complex
36
medisch-technische taken delegeren dan is een verpleegkundige waarschijnlijk interessanter. Een medische achtergrond is voor de meeste artsen geen noodzakelijke voorwaarde voor een PA. Ervaring blijkt hiervoor te kunnen compenseren. Toch zouden ze een zekere basiskennis van medische terminologie en kennis van de organisatie en structuur van de eerste lijn een groot pluspunt vinden. Bij de aanwerving van een nieuwe PA zouden de artsen een (lichte) voorkeur hebben voor een PA die een specifieke opleiding heeft gehad, op voorwaarde dat de loonkosten niet te hoog zijn. De hoge loonkosten vormen de hoofdreden waarom een verpleegkundige voor veel praktijken onbetaalbaar is. Bovendien is er een tekort aan verpleegkundigen op de arbeidsmarkt. Er is dus zeker wel vraag naar een specifiek opleiding voor praktijkassistenten in de huisartsgeneeskunde. Een arts vraagt zich echter het volgende af: “Hoelang zou er vraag zijn naar PA’s met dergelijke specifieke opleiding? Mogelijks treedt er verzadiging op. Misschien is een bijkomend specialisatiejaar in de opleiding medisch secretariaat een alternatief.” Ook een assistente heeft gelijkaardige bedenkingen: “Ik vraag me af of er wel plaats is voor een derde opleiding tussen medisch secretariaat en verpleegkunde in. Zelf zou ik de opleiding wel een meerwaarde hebben gevonden, zeker als er stage in een huisartsenpraktijk zou gevolgd worden.”
b. Bijscholing praktijkassistentes De huidige PA’s zijn door hun ervaring voor veel praktijken onmisbaar. Bijscholing gebeurt meestal door interne opleiding door de artsen (bijvoorbeeld voor het afnemen van een ECG) of via een beperkt aantal externe cursussen (bijvoorbeeld spirometrie, EMD, …). Het huidige bijscholingsaanbod volstaat, volgens de meeste artsen en assistentes, niet. Een bijscholing onder de vorm van modules, zodat de assistentes hieruit kunnen kiezen waarin ze zich verder willen bekwamen, lijkt het meest interessant. Volgende onderwerpen zouden aan bod kunnen komen: telefoontriage, communicatievaardigheden, basiskennis medische terminologie, organisatie van de eerste lijn, EHBO, hygiëne en steriliteit, inoefenen medisch-technische vaardigheden, … Enkele PA’s merken ook spontaan op dat ze graag ervaringen zouden uitwisselen met collega-PA’s uit andere praktijken.
37
13. Rol van de overheid Financiële ondersteuning wordt door de meeste artsen aangehaald als de belangrijkste taak van de overheid in het kader van ondersteuning van de huisartsgeneeskunde. Het oprichten van Impulseo II was hierin een belangrijke stap, maar zeker de solo-artsen hopen dat het hierbij niet blijft. Groepspraktijken vragen ook ondersteuning bij de aankoop/verbouwing van een praktijkgebouw. Verder zou de overheid de functie en het takenpakket van een PA moeten definiëren zodat wettelijke en deontologische bezwaren rond bepaalde (medisch-technische) taken van de baan zijn. Op basis van deze functiebeschrijving kan dan een opleiding voor PA’s georganiseerd worden. Ook bij het organiseren van deze opleiding en bijscholing kan de overheid een rol spelen. De artsen zijn bovendien vragende partij voor begeleiding bij de aanwervings- en opstartprocedure van praktijkassistentie en praktijkmanagement in het algemeen. Dit zou kunnen door het inschakelen van facilitators. Tenslotte verwachten de artsen van de overheid dat ze een globaal toekomstplan voor de huisartsgeneeskunde uitwerkt en samenwerking in de eerste lijn verder stimuleert en ondersteunt.
38
Conclusies en discussie Aangezien dit project een terrreinverkennende studie betreft en slechts een beperkte steekproef van vijftien praktijken hiervoor werd bevraagd, is het geenszins mogelijk uit deze resultaten conclusies te trekken. Wel kunnen hierin mogelijk tendensen worden waargenomen.
1. Aanwerving en financiering van praktijkassistentie Het storende telefoonverkeer tijdens de raadplegingen en de administratieve overlast blijken voor huisartsen momenteel de belangrijkste redenen om een praktijkassistente aan te werven. In de toekomst wensen veel artsen graag een volledige dagpermanentie (zeker voor het telefonisch onthaal). Enkel voor de grotere groepspraktijken is dit momenteel betaalbaar. De meeste praktijken in deze studie maken gebruik van de tussenkomst via Impulseo II in het loon van een praktijkassistente. Deze tussenkomst is echter onvoldoende om een volledige dagpermanentie door praktijkassistentes te financieren. Mogelijke oplossingen hiervoor kunnen zijn: samenwerking in grotere groepspraktijken, inschakelen van een telesecretariaat, uitbreiding van Impulseo II, uitbreiding van het GMD-forfait, meer medisch-technische prestaties delegeren naar PA zodat de honoraria hiervoor het loon van de PA gedeeltelijk compenseren (voorwaarde is wel dat hiervoor nomenclatuurnummers bestaan).
2. Opleiding van praktijkassistente De vooropleiding van de assistentes in deze studie is erg heterogeen. Medische voorkennis blijkt voor de huisartsen geen vereiste, maar wordt wel als een meerwaarde ervaren. Bij het aanwerven van een nieuwe PA zouden de meeste artsen iemand met een specifieke opleiding verkiezen, op voorwaarde dat de loonkosten niet te hoog zijn. Er is dus wel vraag naar een opleiding voor praktijkassistentes in de huisartsgeneeskunde, al lijkt de nood naar degelijke bijscholing voor assistentes die reeds werkzaam zijn groter. De huidige bijscholingsmogelijkheden volstaan volgens de bevraagde artsen én assistentes namelijk niet. De meesten verkiezen bijscholing in de vorm van modules, zodat men kan kiezen rond welke onderwerpen men zich verder wil bekwamen.
39
3. Taakdelegatie aan de praktijkassistente Alle huisartsen uit het onderzoek waren het helemaal of gedeeltelijk eens met volgende stellingen over taakdelegatie: taakdelegatie vermindert de werkbelasting van de huisarts, taakdelegatie bespaart de huisarts tijd, taakdelegatie doet de voldoening in het werk van de huisarts toenemen en taakdelegatie leidt tot een betere taakverdeling tussen huisarts en assistente. Met de stelling dat taakdelegatie de huisarts veel tijd kost, door gebrek aan kennis en nodige opleiding van de PA, is de meerderheid het (helemaal) oneens. Deze resultaten zijn gelijklopend met de Nederlandse bevindingen uit De Tweede Nationale Studie uitgevoerd door van den Berg et al in 2004. De meeste artsen uit deze studie zouden in de toekomst meer taken naar de assistente(s) willen delegeren. Tijdsgebrek van de PA is hiervoor echter de meest belemmerende factor.
4. Delegatie van medisch-technische taken De meeste artsen vinden dat simpele medisch-technische taken door een PA kunnen uitgevoerd worden. Weinig bevraagde PA’s verrichten momenteel echter dergelijke taken. De voornaamste reden hiervoor blijkt tijdsgebrek te zijn. Vooral sterk procedureel gestuurde taken (zoals afnemen van ECG en spirometrie, …) zouden artsen willen delegeren. Meer klinische taken (zoals uitstrijkjes, opvolgen diabetespatiënten, … ) zouden ze liever aan een verpleegkundige toevertrouwen. Over het delegeren van venapuncties aan een PA is er onenigheid tussen de artsen. Enkele wensen dit wel, andere niet. Aangezien dit één van de struikelblokken was voor het opstarten van een specifieke opleiding voor praktijkassistenten, moet hierover misschien meer onderzoek verricht worden. Indien Belgische artsen dergelijke, momenteel beschermde verpleegkundige, taken effectief blijken te willen delegeren naar een PA dan wordt dit best wettelijk geregeld.
5. Procedures Uit de literatuurstudie blijkt dat procedures een essentieel onderdeel van kwaliteitsmanagement in de huisartspraktijk zijn. Veel huisartsen in deze studie geven aan te weinig kennis te hebben over kwaliteitsmanagement en bijgevolg ook over het opstellen en werken met procedures. Het is wenselijk dat hieraan meer aandacht wordt gegeven tijdens de huisartsenopleiding en dat hierrond bijscholingsmomenten worden ingericht. 40
Drie praktijken uit deze studie hebben geen plannen om procedures op te stellen en vermoedelijk niet toevallig zijn dit praktijken waar slechts één assistente werkzaam is. Hoe groter de praktijk namelijk, hoe groter de nood wordt aan duidelijke afspraken. Zo zorgen procedures voor een vlotte en efficiënte samenwerking in praktijken waar een groot aantal hulpverleners en ondersteunend personeel samenwerkt. Hiermee zijn alle artsen en assistentes
akkoord. De drie praktijken zouden het opstellen van
procedures trouwens wel overwegen indien het aantal artsen of het aantal PA’s zou uitbreiden. Het grootste nadeel aan procedures is volgens de artsen de tijdsinvestering die nodig is om de procedures uit te werken en om ze actueel te houden. Alhoewel procedures niet overdraagbaar zijn van praktijk tot praktijk, daarvoor zijn ze veel te specifiek, is het misschien wel mogelijk om een checklist op te stellen van taken waarvoor huisartspraktijken best een procedure opstellen. Dit kan het uitwerken van procedures voor startende praktijken vereenvoudigen en de drempel om aan de slag te gaan mogelijk verlagen. Overleg en communicatie zijn essentieel bij het uitwerken van procedures. Men moet namelijk een consensus bereiken tussen alle hulpverleners over de inhoud van de procedures en de procedures moeten op regelmatige basis geëvalueerd en bijgewerkt worden. Hiervoor is het belangrijk dat één persoon (arts of assistente) als verantwoordelijke wordt aangesteld en dit alles coördineert. Eventueel zou er een draaiboek ‘Werken met procedures in de huisartsenpraktijk’, naar analogie met het draaiboek ‘Praktijkassistente voor de huisartsenpraktijk’ opgesteld door HUSAM, kunnen worden uitgewerkt. Hierin zouden volgende topics aan bod kunnen komen: wat zijn procedures en welke voordelen bieden ze in een huisartsenpraktijk, rond welke taken kunnen in een huisartsenpraktijk procedures worden opgesteld, hoe een procedures uitwerken + eventueel sjabloon, hoe procedures evalueren, …
41
Implementatie in de opleidingspraktijk
Tenslotte wil ik de conclusies en bevindingen uit de interviews toetsen aan de situatie in mijn eigen opleidingspraktijk.
Door het vormen van een netwerk met andere praktijken is het voor mijn opleidingspraktijk financieel haalbaar om meerdere assistentes in dienst te hebben en zo over een volledige dagpermanentie te beschikken. Anderzijds belemmert het netwerk ook de taakdelegatie naar de assistentes. Zij zijn namelijk niet iedere dag en op ieder moment in elke praktijk aanwezig, maar volgen een soort beurtrol-systeem. Hierdoor kunnen zij dagelijkse taken, zoals het verwerken van inkomende en uitgaande post, niet uitvoeren. Ook persoonlijk onthaal van patiënten door de assistente aan de balie is hierdoor niet mogelijk. De praktijken overwegen dan ook om zich in de toekomst in één gebouw te vestigen.
De assistentes in mijn opleidingspraktijk verrichten tot nu toe geen medischtechnische taken. Er zijn echter wel plannen om in de nabije toekomst spirometrie en 24-uurs bloeddrukmeting naar hen te delegeren. Eén van de assistentes zou hiervoor een opleiding gaan volgen.
Maandelijks is er een overleg tussen de assistentes en één van de artsen. Eén assistente maakt hiervan telkens een verslag waarin de gemaakte afspraken genoteerd staan. De verslagen worden gebundeld in een map. Van een echt procedureboek is echter geen sprake. Op dit punt is zeker verbetering mogelijk. Naar aanleiding van deze masterthesis is er in onze praktijk meer aandacht gekomen voor het belang van procedures. Wat nu zou moeten gebeuren is dat er één iemand als coördinator voor het opstellen van procedures wordt aangesteld. Vervolgens dient een lijst opgesteld te worden van taken waarvoor procedures noodzakelijk zijn. Tenslotte moeten de procedures concreet uitgewerkt en geïmplementeerd worden. Hiervoor kan best gebruik gemaakt worden van een vast sjabloon en er wordt best ook al onmiddellijk een tijdstip gepland waarop de procedure zal geëvalueerd worden. Om een succesvol resultaat te behalen, zal iedereen (artsen en assistenten) bereid moeten zijn om mee te werken.
42
Referenties
1. Gezondheidsraad. European Primary Care. Den Haag: Gezondheidsraad, 2004. 2. Boelen C, Haq C, Hunt V, Rivo M, Shaday E. Improving Health Systems: the contribution of Family Medicine. A guidebook. WHO/Wonca, 2002. 3. Hoerée T, Grouwels D, Cuypers R, Heyrman J. De huisarts herbekeken: een visiedocument. Berchem: HUSAM, 2006. 4. RIZIV. Register van de huisartsen: aantal en profiel van de huisartsen in 2005. RIZIV, 2005. 5. Van Baelen S, Goedhuys J, Heyrman J, Stroobants R, Minguet C. Het beroep van huisartsen die in 1995 afstudeerden. Tijdschrift voor Geneeskunde 2003;59:1216-24. 6. Debusschere B. Een tiende van vrouwelijke huisartsen kan werk niet verzoenen met privé-leven. De Morgen. 03-03-2005. 7. Fincher R. The road less traveled-Attracting students to primary care. N Eng J Med 2004;351(7):630-632. 8. Lorant V, Geerts C, D'Hoore W, Sauwens D, Remmen R, Peremans L, Bastiaens H, Duchesnes C, Ryssaert L, De Maeseneer J, Violet I, Goedhuys J, Soto Rojas V, Paulus D. Huisartsgeneeskunde: aantrekkingskracht en beroepstrouw bevorderen. Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), 2008. 9. Denekens J. De huisarts in Vlaanderen: een uitstervend ras? Huisarts&Wetenschap 2004; 47(6):292-293. 10. Roberfroid D, Stordeur S, Camberlin C, Voorde C, Vrijens F, Léonard C. Physician workforce supply in Belgium. Current situation and challenges. Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), 2008. 11. Showstack J, Rothman A, Hassmiller S. Primary care at crossroads. Ann Intern Med. 2003;138(3):242-3. 12. Van den Berg M. De rijzende ster van een oude bekende: taken van de praktijkassistente. Medisch contact 2004; 15. 13. Van den Berg M, Kolthof D, de Bakker D, van der Zee J. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. De werkbelasting van huisartsen. Utrecht: NIVEL, 2004. 14. Laurant M, Reeves D, Hermens R, Braspenning J, Grol R, Sibbald B. Substitution of doctors by nurses in primary care. Cochrane Database Syst. Rev. 2005.
43
15. Verdonck P. Het basistakenpakket voor de huisartsenpraktijk: synthesedocument. Hanu 2001; 30:286-294. 16. Verhelle G. Perceptie van kerntaken en taakdelegatie in de huisartsenpraktijk. Licentiaatsverhandeling, Faculteit Psychologie en pedagogische wetenschappen KUL, 2006. 17. Roodbol P. Dwaallichten, struikeltochten, tolwegen en zangsporen. Onderzoek naar taakherschikking tussen verpleging en artsen. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2006. 18. Hooker R. Physician assistants and nurse practitioners: the United States experience. MJA 2006; 185:4-7. 19. American Academy Of Nurse Practitioners. Nurse Practitioner Facts. Internet site AANP. Beschikbaar via: http://www.aanp.org/AANPCMS2/ResearchEducation/Research/ Geraadpleegd 16 maart 2010. 20. American Academy Of Physician Assistants. 2009 AAPA Physician Assistant Census National Report. Internet site AAPA. Beschikbaar via : http://www.aapa.org/images/stories/Data_2009/2009aapacensusnationalreport.pdf. Geraadpleegd 16 maart 2010. 21. Nursing and Midwifery Counsil. Regulation of advanced nursing practice. Internet site NMC. Beschikbaar via: http://www.nmc-uk.org/aArticle.aspx?ArticleID=4149. Geraadpleegd 19 maart 2010. 22. Jenkins-Clarke S, Carr-Hill R, Dixon P. Teams and seams: skill mix in primary care. J Adv Nurs 1998;5:1120-6. 23. Patel A. The nurses’ formulary. Nursing Times Nurse Prescribing 1999;1:6-9. 24. Ball J. Nurse practitioners 2006. The results of a survey of nurse practioners conducted on behalf of the RCN Nurse Practitioner Association. Hove: Employement Research Ltd, 2006. 25. Hutchinson L, Marks T, Pittilo M. The physician assistant: would the US model meet the needs of the NHS? BMJ. 2001;323:1244-7. 26. Parle J, Ross N, Doe W. The medical care practitioner: developing a physician assistant equivalent for the United Kingdom. Med J Aust. 2006; 185:13-17. 27. Engels Y, Mokking H en Hombergh P. Het aantal taken van de praktijkassistente in de huisartsenpraktijk is toegenomen. Huisarts&Wetenschap 2004;47:325-330.
44
28. Bussemakers H. Taakherschikking en taakverdeling in de huisartspraktijk: de taakverdeling tussen huisarts, praktijkassistente, praktijkondersteuner en nurse practitioner. Leiden: Stichting Toekomstscenario’s Gezondheidszorg, 2006. 29. Zwart S, Filippo M. Verzet LHV en NHG tegen nieuwe functie in de eerste lijn berust op koudwatervrees. Huisarts Wet 2006;49:631-4. 30. Frossard LA, Liebich G, Hooker RS, Brooks PM, Robinson L. Introducing physician assistants into new roles: international experiences. Med J Aust. 2008;188:199-201. 31. Duffield C, Gardner G, Chang AM, Catling-Paull C. Advanced nursing practice: a global perspective. Collegian. 2009;16:55-62. 32. Legler C, Cawley J, Fenn W. Physician assistants: education, practice and global interest. Medical Teacher 2007;29:22-25. 33. Grumbach K, Coffman J. Physician and nonphysician clinicians: complements or competitors? JAMA. 1998;280:825–826. 34. RIZIV. Impulseo II. RIZIV-website. Beschikbaar via: http://www.riziv.fgov.be/care/nl/doctors/specificinformation/impulseo/index_impulseoII.htm. Geraadpleegd 21 maart 2010. 35. Van Coolput E. Helft Impulseo II-dossiers afgewerkt. De huisarts. 12-03-2009. 36. Onbekend. Groepspraktijken huisartsen scheppen banen. De Standaard. 19-01-2010. 37. Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen. Beroepscompetentieprofiel: Praktijkassistent in de eerstelijnsgezondheidszorg. SERV, 2008. (Niet gepubliceerd) 38. Ceulemans F. Praktijkassistent onder vuur. De Huisarts. 19-02-2009. 39. Ceulemans F. Praktijkassistent: het vervolg. De Huisarts. 12-03-2009. 40. Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad. Opleiding praktijkassistent: de praktijkassistent verlicht de taak van de huisarts. Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad, 2009. Internetsite: De zorgzoeker. Beschikbaar via: http://www.zorgzoeker.be/Cms.aspx?id=211#. Geraadpleegd 21 maart 2010. 41. Van Hardeveld G. De AO en procesmanagement. AO-online, 2005. 42. Grouwels D, Seuntjens L, Vanden Bussche P. Dokteren met kwaliteit. Antwerpen: Standaard Uitgeverij; 2008. 43. Grouwels D, Humblet F, Heyrman J, Delepeleire J. Interdisciplinaire Eerstelijns Praktijk: Bevraging van 33 geavanceerde huisartsenpraktijken. HUSAM, 2007. Beschikbaar via: www.domusmedica.be/images/stories/husam/2007sept_rapport_ielp_def_2.pdf. Geraadpleegd 13 april 2010. 45
Bijlage: Opbouw van het semi-gestructureerd interview 1. Profiel praktijkassistente • Aantal praktijkassistentes (PA) • Geslacht • Leeftijd • Opleiding • Hoelang werkzaam als PA • Aantal uren per week 2. Profiel praktijk • Aantal artsen • Samenwerkingsverband • Grootte van de praktijk bij aanwerving PA • Aantal patiënten in de praktijk • Ruimte voorzien voor PA 3. Aanwerving van de PA • Waarom werd beslist een PA aan te werven (doelstellingen bvb minder administratie, meer tijd voor gezin, meer tijd voor patiënten, …)? • Indien de aanwerving van de PA werd uitgesteld: wat was hiervoor de reden? • Welke voorbereidingen gingen aan de aanwerving van de PA vooraf (bvb contact met praktijk die reeds PA heeft, contact met Domus Medica, contact met boekhouder, aanpassing praktijkruimte, afsprakensysteem, telefooncentrale, takenlijst, …)? • Werd nagedacht over de financiering en hoe is dit nu geregeld? • Werd nagedacht over de organisatie (bv ruimte, telefooncentrale, …) en hoe is dit nu geregeld? • Werd nagedacht over sociaal secretariaat en wettelijke bepalingen en hoe is dit nu geregeld? • Hoe verliep de sollicitatieprocedure? • Op basis van welke criteria werd er uit de kandidaten geselecteerd (bvb voorkomen, IT-kennis, vooropleiding, praktische proef, …)? 4. Takenlijst van de PA • Werd vooraf een takenlijst opgesteld? • Is er nu een takenlijst? • Invullen en overlopen checklist van mogelijke taken in de vier deelgebieden (onthaal-administratie-IT-medisch/technisch): - Welke taken voert PA nu effectief uit? - Welke taken zou u in de toekomst aan de PA willen delegeren/ zou PA in de toekomst willen uitvoeren? - Zijn er taken die ontbreken op de lijst? • Waarrond zou PA nog moeten bijscholen/ zou PA zich nog willen bijscholen?
46
5. Taakdelegatie • Stellingen rond taakdelegatie tussen huisarts en PA • Welke factoren belemmeren de verdere taakdelegatie naar de PA? 6. Communicatie met de PA • Hoe en door wie gebeurt overleg en communicatie met de PA over praktijkorganisatie, takenlijst, …? • Is er een praktijkoverleg? Is PA hierop aanwezig? Wat is haar inbreng? • Zijn er functionerings/evaluatiegesprekken met de PA en hoe zijn die georganiseerd? 7. Procedures • Zijn er procedures voor taken opgesteld? • Indien nee: - Welke redenen zijn er om geen procedures te gebruiken? - Wat zijn mogelijke voordelen van het gebruiken van procedures? - Zou de praktijk procedures opstellen als de obstakels zouden opgelost zijn? • Indien ja: - Hoe kwamen de procedures tot stand? - Hoe zijn de procedures vastgelegd (mondeling/schriftelijk/elektronisch)? - Voor welke taken zijn er procedures? - Waar worden de procedures bewaard? - Worden de procedures geëvalueerd en aangepast? - Wat zijn de voordelen van het werken met procedures? - Wat zijn de nadelen/obstakels van het werken met procedures? 8. Toekomst • Plant/overweegt de praktijk de aanwerving van een bijkomende PA of uitbreiding van de uren van de PA? Binnen welke termijn? • Plant/overweegt de praktijk een uitbreiding van de taken van de PA? • Plant/overweegt de praktijk de aanwerving van andere eerstelijnsgezondheidszorgwerkers (bv diëtiste, psycholoog, …)? Binnen welke termijn? • Hoe zou de praktijk de praktijkassistentie willen optimaliseren in het komende jaar/ op langere termijn? • Welke rol/taak heeft de overheid in de organisatie van praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde (financieel, opleiding, …)? Welke maatregelen zou de overheid moeten nemen om praktijkassistentie in de huisartsgeneeskunde te ondersteunen? • Wat is uw mening over een specifieke opleiding tot praktijkassistent in de eerstelijnsgezondheidszorg? Wat is volgens u de beste manier om opleiding/bijscholing PA te organiseren (specifieke opleiding voor PA’s, bijscholingsmodules, …)? Wat moet in de opleiding van PA’s zeker aan bod komen? • Is er een plaats voor medisch-technische taken in het takenpakket van de PA? • Heeft u nog bijkomende opmerkingen, bemerkingen of vragen?
47
Bijlage: Deelnemende praktijken Artsenhuis Beerse, Beerse Artsenpraktijk Mol, Mol Dr. De Meyer Jozef, Olmen Dr. Grouwels Yves, Genk Dr. Hiel Danny, Balen Dr. Jansen Herwig, Herderen Geneeskunde voor het Volk, Genk Gezondheidscentrum Alpe, Herent Groepspraktijk Balen, Balen Groepspraktijk Mol, Mol Groepspraktijk Tweeboomkes, Geel Huisartsengroep Meerlaar, Laakdal Huisartsengroep Molekens, Herentals Huisartsennetwerk Wezel-Rauw, Mol Wijkgezondheidscentrum “De Ridderbuurt”, Leuven
48