A . 0 ' •$ >
V& ,©N
«0 0
0
«P
* s>
Ö' > (* >
>0-
< s®
»
POLITIEKE OPSTELLEN 18 1998
jaarlijkse uitgave van het C entrum voor Parlementaire Geschiedenis Katholieke Universiteit Nijmegen
C entrum voor Parlementaire Geschiedenis - Nijmegen -1998
Politieke opstellen ISBN 90-71852-16-4
U itgave van: C entrum voor Parlementaire Geschiedenis Postbus 9104 6500 HE Nijmegen tel. 024-3612463 e-mail:
[email protected] Deze bundel kan w orden besteld door overmaking van ƒ25,- (incl. verzend kosten) op bankrekening 23.24.86.441, Credit Lyonnais Bank (giro van de bank 1775387) ten nam e van Stichting Parlementaire Geschiedenis, onder vermelding van 'Politieke opstellen 18 1998'. © 1998 Centrum voor Parlementaire Geschiedenis N iets uit deze uitgave m ag w o rd e n verveelvuldigd e n /o f openbaar gem aakt d oor m id d e l van d ru k , fotokopie, m icrofilm of op w elke andere wijze ook, zo n d er voorafgaande schriftelijke toestem m ing v a n d e uitgever.
IN H O UD SO PG A VE Carla van Baaien, Ten geleide
5
Rutger Zw art, De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
9
Koen Vossen, Een revuekoning in de 'polletiek': de politieke carrière van H enri ter Hall
19
Jan R am akers, Regelen of gedogen? De Zondagsw et van 1953 en de w ijziging van de Begrafenisw et van 1955
33
Johan van M erriënboer, De moeizame start van de Consum entenbond
53
Peter van der Heiden, 'Wij varen in de mist.' De form atie van het kabinet-D rees III (1952)
71
Peter van Griensven, De 'minder aangename stemming' ten aanzien van het kabinet-Drees III
87
Carla van Baaien, De politiek en de rechtsgelijkheid van vrouwen op het gebied van arbeid (1955)
99
Recensies
117
Lijst van afkortingen
131
O ver de auteurs
133
3
TEN G ELEID E
Carla van Baaien In 1981 verschenen de eerste Politieke Opstellen, een bundel artikelen geschreven door m edew erkers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, bedoeld als relatiegeschenk met voorproefjes op de grote naslagwerken in de serie Par lem entaire Geschiedenis van Nederland na 1945. Inmiddels ligt de achttiende afle vering van deze opstellen voor u. De m eeste bijdragen zijn nog steeds van de hand van aan het Centrum verbonden onderzoekers en betreffen, zoals van ouds, grotendeels voorstudies voor het eerstvolgende deel in de serie, i.c. deel 5 over het kabinet-Drees III (1952-1956). Toch begint het profiel van de Politieke Opstellen zich langzaam maar zeker te w ijzigen. Het is nadrukkelijk de b ed oe ling, hetgeen in de vorige aflevering reeds werd aangekondigd, tot een andere, bredere opzet van de opstellen te komen. Dit jaar bevatten de Politieke Opstellen, naast vijf bijdragen van CPGm edew erkers, ook een tweetal bijdragen van auteurs van elders uit het land. Tevens zijn boekbesprekingen opgenom en van studies die voor de parlem en taire geschiedschrijving relevant zijn. Het is de bedoeling in de kom ende jaren de Politieke Opstellen te laten uitgroeien tot een volwaardig jaarboek voor de parlem entaire geschiedenis, dat ook een breder publiek zal aanspreken. Het eerste artikel in deze bundel is van de hand van Rutger Zivart. Hij analy seert de receptie van de Colijn-biografie van de historicus Herman Langeveld. Over deze biografie ontstond een heftige polem iek in historisch N ederland, met nam e om dat Langeveld debunking van de antirevolutionaire voorm an niet schuw de en zijn afkeer van een aantal karaktertrekken van Colijn niet onder stoelen o f banken stak. De biograaf laadde daarmee de verdenking op zich be vooroordeeld te werk te zijn gegaan. Zw art meent echter dat Langeveld goede m otieven had voor zijn werkwijze. Hij wilde zich ontw orstelen aan de lange traditie van verzuilde geschiedschrijving, reden waarom het boek w el pole m isch van toon moest zijn. Aan de wetenschappelijke kwaliteit van het boek doet deze toonzetting niet af. Koen Vossen levert een portret van de kleurrijke Henri ter Hall, een revuekoning in de 'polletiek'. Ter Hall was oprichter van één van de vele kleine politie ke partijtjes die in het interbellum de kop opstaken, partijen van ontevredenen die zich vaak maar op een enkel them a profileerden. Van Hall ontpopte zich als de behartiger van de belangen van de populaire kunst en het am usem entsbe drijf, m aar hij heeft vrijw el niets bereikt omdat hij steeds m oest opboksen tegen een confessionele meerderheid. Het is dan ook niet verw onderlijk dat hij aan het einde van zijn landelijke politieke carrière enigszins teleurgesteld belandde 5
Ten geleide
in het extreem rechtse Verbond voor Nationaal Herstel dat het bestaansrecht van de parlem entaire dem ocratie ter discussie stelde. Volgens de auteur heeft Ter Hall wel betekenis gehad door zijn eigenzinnige optreden als campaigner. Jan Ramakers beschrijft de totstandkom ing van de Zondagsw et van 1953 en de Begrafenisw et van 1955. De vigerende w etgeving op de handhaving van de zondagsrust en het verbod op crematie bleek niet langer te handhaven. Hoe wel, of misschien omdat, inbreuken op de voorgeschreven zondagsrust en op het crem atieverbod al decennialang werden gedoogd, m eende KVP-m inister Beel dat nieuw e regelingen gewenst waren. De parlem entaire debatten over de w etsvoorstellen leverden politiek belangrijke m om enten op om dat zij zich af speelden in het spanningsveld tussen algem een en particulier belang; de indi viduele vrijheid w as in het geding. Bovendien boden de debatten de fracties de gelegenheid zich te profileren binnen de nieuw e parlem entair-politieke ver houdingen die w aren ontstaan bij het aantreden van het derde kabinet-Drees. Vooral de VVD, voorm alige regeringspartner van KVP en PvdA, zette alle zei len bij om zich electoraal zo gunstig m ogelijk te profileren als onvervalste op positiepartij. Zij probeerde tweespalt te zaaien in de PvdA en schilderde de sociaal-dem ocraten af als trouwe paladijnen van de KVP die er niet voor terug schrokken hun principes te verloochenen om de coalitiegenoot te behagen. Op 14 januari 1953 werd de N ederlandse Consum entenbond opgericht, de eerste club die zich rechtstreeks richtte tot de individuele consument. Anno 1998 is één op elke negen Nederlandse huishoudens lid van de bond. Johan van M erriënboer beschrijft in 'De m oeizam e start van de Consumentenbond' de eer ste jaren. De neutrale bond had de grootste m oeite een plaatsje te veroveren in de verzuilde maatschappij van de jaren vijftig: de toekenning van de aanloop subsidie werd geschrapt op aandringen van een meerderheid van de Tweede Kam er; de voorzitter van de bond, tevens w erkzaam als rijksam btenaar, werd door zijn m inister m et ontslag bedreigd; consum entenorganisaties kregen geen stem in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Peter van der Heiden behandelt in zijn bijdrage de form atie van het kabinetDrees III. Door de onverw achte verkiezingsoverw inning van de PvdA werden de politieke verhoudingen danig door elkaar geschud, hetgeen een problem ati sche form atie opleverde. Hoewel er snel inhoudelijke overeenstem m ing was (dit terwijl het kabinet geen echt program , m aar slechts 'richtlijnen' had), zou er een fors aantal (in)form ateurs aan te pas m oeten komen om het uiteindelijke vierpartijenkabinet het daglicht te laten aanschouwen. Peter van Griensven bespreekt in zijn artikel 'De "minder aangename stem m ing" ten aanzien van het kabinet-Drees III' de eerste koortsige m aanden van het derde kabinet-Drees w aarin met name de onduidelijkheid over de status van het program m a tot onrust leidde in de ministerraad. Het was vooral de opstelling van de KVP-fractie die beroering veroorzaakte. De KVP m at zich een onafhankelijke positie tegenover het kabinet aan en wilde niets w eten van ge bondenheid aan het program. De slechte verkiezingsuitslag zal aan deze op stelling niet vreem d zijn geweest. Carla van Baaien onderzoekt twee parlem entaire debatten uit de jaren vijftig die de rechtsgelijkheid van vrouw en op het gebied van arbeid tot inzet hadden. H et eerste debat ging over de vraag of N ederland m oest overgaan tot ratificatie 6
Carla van Baaien
van een internationaal verdrag dat gelijke beloning van mannen en vrouwen bij arbeid van gelijke w aarde voorstond. Het tweede debat betrof het ontslag dat vrouw en in N ederlandse overheidsdienst te wachten stond op het moment dat zij trouw den. De Kam er was ideologisch sterk verdeeld over de kwesties. De confessionele fracties stonden lijnrecht tegenover de linkse en liberale fracties, w elke laatste hun gelederen overigens versterkt zagen door de vrouwen en en kele m annen uit het confessionele kamp. Tot slot w il ik graag Jan Ramakers, Peter van der Heiden en Irene Broeder har telijk danken voor hun bijzondere inspanningen bij het totstandkom en van de ze aflevering van de Politieke Opstellen.
7
DE RECEPTIE VAN DE C O LIJN -BIO G RA FIE: O NTHULLING VERSUS VERH ULLIN G
Rutger Zw art
Inleiding De publicatie van de biografie van H endrikus Colijn Dit leven van krachtig han delen van de hand van de historicus H erm an Langeveld zorgde in het voorjaar van 1998 voor een korte periode van hevige polem iek in historisch Nederland. Nu de storm weer is gaan liggen, is het tijd voor een terugblik. Aan de gevoer de strijd kleeft nam elijk een aantal interessante aspecten dat de moeite waard is in een breder kader te beschouw en. Ik doel hier onder andere op de zoge naam de verzuilde geschiedschrijving, die, zo zal ik betogen, tot op de dag van vandaag een rol speelt in historisch Nederland.
De voorgeschiedenis H et is niet verbazingw ekkend dat juist een biografie van Colijn tot veel com m o tie leidt. De protestantse voorm an was al tijdens zijn leven controversieel. Enerzijds w as hij de held van het orthodox-protestantse, antirevolutionaire volksdeel. Daar was Colijn de eenvoudige boerenzoon die als m ilitair in Nederlands-Indië zijn leven w aagde, als succesvol ondernem er een kapitaal verdien de en als leider van de ARP - door Kuyper zelf aangewezen - Nederland in een serie kabinetten door de crisis van de jaren dertig loodste. Buiten protestantse kring had Colijn een veel minder positieve pers. Hier gold Colijn als de militair die betrokken w as bij een vuile oorlog in Indië, die als kapitalist zichzelf verrijkte en die in de crisis de werklozen in de kou liet staan. Na 1945 werd alles nog erger. Als geen ander ging Colijn, overleden in 1944, toen gelden als het sym bool van de vooroorlogse tijd. Aan zijn harde crisisbeleid uit de jaren 1933-1939 wilde niemand m eer herinnerd w orden. In de sfeer van vernieuw ing die Nederland na 1945 in de greep had, was geen plaats m eer voor Colijn. Een tragisch lot trof dan ook de grote leider. G een standbeeld werd er opgericht, geen vergaderzaal naar hem genoemd. A lleen in de ARP zelf werd na 1945 nog m et w arme gevoelens aan Colijn te ruggedacht, hoew el ook daar een harde strijd om 'de erfenis van Colijn' werd gevoerd. Toen de van oudsher conservatieve ARP na 1960 progressiever werd, ging Colijn gelden als het zw arte schaap van de antirevolutionaire familie. 9
De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
Linkse ARP'ers als W.P. Berghuis, J. Bruins Slot en later W. Aantjes wilden g e loven dat de ARP eigenlijk altijd al een sociaal-linkse partij w as geweest. De begindagen van Abraham Kuyper en de sociale m inister A.S. Talma w aren ech ter gevolgd door een treurig interm ezzo, de donkere periode van Colijn. Z o brokkelde de steun voor Colijn in de jaren zestig en zeventig ook in eigen kring af.
De historiografie De controversiële w aardering van de persoon Colijn wordt weerspiegeld in het beeld dat in de historiografie van Colijn is gecreëerd. Dit beeld wordt enerzijds gedomineerd door Colijn-aanbidders. Nog tijdens zijn leven verschenen twee hagiografische w erken w aarin het beeld van Colijn als een groot vaderlander overheerst.1 In 1962 publiceerde de historicus G. Puchinger, die via zijn 'leer m eester' F.C. G erretson - bij Shell Colijns secretaris - in een rechtstreekse lijn met Colijn staat, een bundel artikelen over Colijn. Volledig tegen de tijdgeest in, schetst Puchinger in deze bundel, overigens verschenen in de toenmalige 'Boe ketreeks' van uitgeverij Kok Kam pen, een uiterst zonnig beeld van Colijn.2 Anderzijds zijn er na de oorlog ook de nodige kritische publicaties over C o lijn verschenen, zoals een bekend opstel van J.B. Charles.3 Dergelijke antiColijn-publicaties kunnen echter evenm in serieus genomen worden. O ok een populaire uitgave van Jan Bank en C. Vos uit 1987 voegde weinig toe aan onze kennis.4 Er werd de laatste jaren dan ook m et smacht gew acht op een w eten schappelijke biografie, die niet doortrokken is van positieve of negatieve em o ties. Doeko Bosscher schreef in 1988: 'Het wordt tijd dat de historicus opstaat die afrekent met de sjablonen waarin over deze om streden figuur werd en wordt gedacht.'5 In 1994 betoogde Jan de Bruijn in zijn inaugurale rede hoopvol dat er ondertussen sprake was van een zorgvuldige herw aardering van Colijn.6 Als eerste aanzet daartoe verscheen in hetzelfde jaar de bundel Bouwstenen voor een biografie, een product van historici voornam elijk verbonden aan de Vrije U niversiteit.7 Een van de auteurs was H erm an Langeveld, die kort daarna de gelegenheid kreeg de langverw achte biografie van Colijn te schrijven. Zat eer herstel in het vat?
Rudolf van Reest, De levensroman van dr. H. Colijn. Opgedragen aan ons N ederlandsche volk (Baarn 1937); J.C. Rullmarm, Dr. H. Colijn. Een levensschets (Leiden 1933). G. Puchinger, Colijn. M omenten uit zijn leven (Kam pen 1962). J.B. Charles, 'H et Bataafse Christendom . H eereboeren in het Rijk der Voorzienigheid', in: J.B. Charles, Van het kleine koude fro n t (A m sterdam 1964) p. 270-297. J. Bank en C. Vos, H endrikus Colijn. Antirevolutionair (Houten 1987). D.F.J. Bosscher, 'H et protestantism e' in: P. Luykx en N. Bootsm a (red.), De laatste tijd. Geschiedschrijving over N ederland in de tw intigste eeuw (Utrecht 1987), p. 84. J. de Bruijn, Een standbeeld voor Colijn (A m sterdam 1994) p. 13. J. de Bruijn en H. Langeveld (red.), Colijn. Bouwstenen voor een biografie (Kam pen 1994). 10
Rutger Zw art
Langevelds beeld W ie die verw achting had, kw am bedrogen uit. Uit het eerste deel van Lange velds biografie, dat de periode tot 1933 uit het leven van Colijn (1869-1944) be schrijft, rijst een uitgesproken negatief beeld van de protestantse voorm an op. In zijn epiloog m aakt Langeveld een voorlopige balans van Colijns karakter op: hij was opportunistisch, leed aan zelfoverschatting, was am bitieus en 'hard'.8 Langeveld heeft in zijn epiloog letterlijk geen goed woord voor Colijn over. De biograaf heeft uiteraard zijn argumenten. Zo geeft Langeveld meerdere voorbeelden van Colijns opportunism e: in Nederlands Indië sprak hij zijn baas J.B. van H eutsz naar de m ond, als m inister ging hij akkoord met plannen die hem eigenlijk niet aanstonden en als leider van de A ntirevolutionaire Partij steunde hij uit electorale belangen een onbetrouw baar persoon als Hugo Visscher. Als voorbeeld van zijn 'onbegrensd zelfvertrouw en' laat Langeveld zien dat Colijn zichzelf wel eens ten onrechte als spil zag waar alles om draaide, in zow el de binnenlandse als de buitenlandse politiek. Zo kende hij zich een rol toe als vredesonderhandelaar in de Eerste W ereldoorlog, terwijl hij volgens Langeveld slechts door de Britten w erd gebruikt als opiniem aker. Verder was Colijn volgens Langeveld ambitieus: hij ging de politiek in om 'macht' te ver werven.
Hard Nu zijn am bitie, zelfvertrouw en en opportunism e de doorsnee politicus niet vreem d. Het is dan ook met nam e de karaktereigenschap 'hard' die Colijn voor Langeveld onsym pathiek lijkt te maken. De auteur komt prim air tot dit oordeel door zijn analyse van Colijns m ilitaire optreden in N ederlands Indië. Eén inci dent springt er uit. Als jeugdig officier nam Colijn in 1894 deel aan de strijd te gen opstandige Balinezen op Lombok. Toen de aanval tegen de versterkte ves ting Tjakra Negara voltooid w as, liet de 25-jarige Colijn zijn A m bonese soldaten tw aalf of dertien om genade sm ekende vrouw en en kinderen door bajonet steken doden. De enige bron voor dit feit w ordt gevorm d door twee brieven die Colijn aan het thuisfront schreef. Het gew raakte citaat: 'Ik heb 9 vrouwen en 3 kinderen, die genade vroegen, op een hoop m oeten zetten en ze zoo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, m aar 't kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten.'9 Deze gruw eldaad was volgens Langeveld echter geen incident. Hij conclu deert in zijn epiloog dat 'hardheid' een belangrijke karaktereigenschap w as van Colijn. Als verdere bew ijsvoering somt hij nog het een en ander op. Zo heeft Colijn tien jaar na 'Lombok' de m eedogenloze koloniale krijg in een uitgebreide
H erm an Langeveld, Dit leven van krachtig handelen. H endrikus Colijn 1869-1944, deel I, 1869-1933 (M eppel 1998) p. 393-400. Ibidem , p. 59. 11
De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
nota schriftelijk gerechtvaardigd. Hierin schreef Colijn onder m eer dat het o n verm ijdelijk w as dat vrouwen en kinderen de dood vonden. En Langeveld kon digt ook aan dat in het nog te verschijnen tweede deel van zijn biografie meer voorbeelden van Colijns hardheid zullen blijken, onder andere zijn reacties op het neerslaan van de muiterij op de Zeven Provinciën (1933) en op de daden van het N ederlandse leger in mei 1940.
De kritiek Naast veel positieve reacties heeft Langeveld op drie principiële punten kritiek ontm oet. In de eerste plaats is hem verw eten rond de Lom bok-incidenten van een m ug een olifant te maken; er zou weinig nieuw s te m elden zijn. Een tw eede kritiekpunt is algem ener van aard: Langeveld zou zichzelf hebben laten leiden door m inder wetenschappelijke elem enten en een 'ethische biografie' hebben geschreven. H ierdoor zou er geen ruim te zijn voor 'inleving'. Het derde en nog zw aardere kritiekpunt is dat Langeveld vooringenom en is. Zijn antipathie te gen Colijn zou tot een vertekend beeld van de geportretteerde hebben geleid.
Niets nieuw s? De onthulling dat Colijn op Lombok vrouw en en kinderen had verm oord, werd in de N ederlandse pers als een nieuw sfeit ontvangen: Colijn, N ederlands m inister-president in de jaren dertig, had een verleden als 'oorlogsmisdadiger'. Rond de presentatie van het boek kreeg het incident dan ook alle aandacht. Ac tualiteitenrubrieken op radio en TV besteedden aandacht aan Colijns 'oorlogs verleden' en ook m enige krant achtte het nieuw s belangrijk genoeg voor de voorpagina. Nu m oet aandacht van de pers voor historische publicaties nooit te serieus genom en worden. In dit geval is echter interessant dat het incident voor Lan geveld zelf ook een sleutelgebeurtenis is. Het beeld van Colijn dat uit h et boek oprijst w ordt er sterk door bepaald. Tegen deze interpretatie heeft zich met nam e de Leidse historicus M artin Bossenbroek scherp verzet. Kenner bij uitstek van de koloniale oorlogen in N e derlands Indië, betoogde Bossenbroek in het geheel niet verbaasd te zijn over Colijns activiteiten in dienst van het Indische leger. Zijn argum entatie is helder. In de jaren rond 1900 voerde Nederland in de Indische archipel een reeks on verbiddelijke koloniale oorlogen waarin gruw elijkheden als die tijdens de be storm ing van Tjakra Negara aan de orde van de dag waren. Iedereen die zich ook m aar enigszins verdiept heeft in de geschiedenis van deze koloniale strijd, kan verw achten dat Colijn in aanraking was gekom en m et m oordpartijen. Te m eer daar Colijn zelf later in een nota over de koloniale krijg betoogde dat het onverm ijdelijk w as dat ook vrouwen en kinderen de dood vonden. Eigenlijk is het enige nieuw s dat Langeveld brengt, zo suggereert Bossenbroek, dat Colijn niet alleen deze m ening 'in theorie' was toegedaan, m aar dat hij het m oorden ook daadw erkelijk zelf 'in praktijk' had gebracht. 12
Rutger Zwart
Bossenbroek is dan ook van m ening dat Langeveld te veel w aarde hecht aan het incident. Het lezen van de passage verbaasde noch schokte de Indië-kenner. Langeveld had volgens Bossenbroek helem aal geen onthulling: het reeds be kende beeld van Colijn wordt slechts bevestigd en versterkt.10 De kritiek van Bossenbroek snijdt hout. Langeveld hoeft zich dit echter niet sterk aan te rekenen. Niet hij, m aar de media m aakten van zijn onthulling voorpaginanieuw s. In zijn boek w ordt het Lom bok-incident zorgvuldig, m aar beknopt uit de doeken gedaan en is geen sprake van sensatiezucht. W el is inte ressant dat Langeveld een hard oordeel over het incident heeft. W e komen daarm ee op het tweede punt van kritiek.
Ethische biografie Een tw eede kritiekpunt dat Langeveld heeft getroffen, is dat zijn biografie een 'ethische' biografie is. Volgens Jan Bank, hoogleraar te Leiden, is Langevelds beoordeling van Colijn vooral op een ’zedelijke grondslag' gebaseerd. En dat heeft kw alijke gevolgen: door Langevelds oriëntatie op het consciëntieuze oor deel zou er geen ruim te zijn voor inleving of ironie.11 Langeveld geeft in zijn boek inderdaad oordelen. Hij volstaat niet m et het w eergeven van de feiten, maar spreekt ook nadrukkelijk oordelen uit. Ook hier is het Lom bok-incident een goed voorbeeld. Langeveld geeft in zijn voorw oord toe gew orsteld te hebben met de vraag, hoe hij dit incident m oest weergeven. Al op pagina 2 van zijn inleiding geeft hij aan dat er 'harde waarheden' over Colijn te vertellen zijn en dat hij deze niet heeft willen verhullen: 'In tegenstel ling tot som m ige vroegere auteurs (..) heb ik gemeend ze (deze w aarheden, RZ) niet m et de m antel der liefde te m oeten bedekken.'12 Langeveld doelt hier in het bijzonder op de w erken van Van Reest en Puchinger. Beiden citeren uit de gew raakte brieven van Colijn zonder te refere ren aan de m oord op de vrouwen en kinderen. Kennelijk vonden ze dit incident niet passen in een stichtelijk w erk over een groot voorman. Langeveld beschrijft het incident dus wel en oordeelt ook. De rechtvaardi ging die Colijn zelf aandraagt - de strijd had aan N ederlandse zijde al dertig levens gekost - noem t hij 'prim itief en harteloos'.13 Langeveld gaat verder. Hij stelt expliciet de vraag hoe Colijn deze daden kon rijmen m et zijn 'christelijke levensovertuiging' - een vraag die niet iedere historicus zou stellen. Langeveld trekt de conclusie dat Colijn de christelijke ethiek blijkbaar niet van toepassing achtte in tijden van oorlog. Overigens schrijft hij later in zijn boek dat Colijn zelf geen m oeite had zijn daden met zijn geloof in harmonie te brengen. Colijn
M artin Bossenbroek, 'De m an en zijn oorlog', Trouw, 25 april 1998. Jan Bank, 'H ardvochtige boerenzoon', NRC Handelsblad, 17 april 1998. Langeveld, Dit leven van krachtig handelen, p. 2. Ibidem , p. 59-60. 13
De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
gebruikte als rechtvaardiging voor oorlogsgeweld een citaat van Oliver Crom well: 'Bidt God m aar... houdt het kruit droog.'14 Langeveld is overigens niet de enige die m orele oordelen op zijn plaats vindt. Zo had ook de Leidse hoogleraar Peter Klein de nodige normatieve uit spraken in petto. Gem eten naar de m aatstaven van het hum anitaire Nederland was Colijn volgens Klein 'te klein voor zijn land'. Als historische persoonlijk heid zou hij bovendien 'in het onderm aatse' zijn blijven steken.15 Er zijn in Langevelds biografie wel meer voorbeelden van norm atieve uit spraken te vinden. Zo is Langeveld kritisch over Colijns vrijgevigheid. Hij b e schrijft hoe Colijn, als ondernem er steenrijk geworden, som m ige verzoeken om financiële steun niet honoreerde. Daarbij verwees hij naar de vele giften die hij reeds deed; Colijn hield zich aan de Bijbelse norm om tien procent van het in komen w eg te geven. Langeveld w eerspreekt echter dat hier sprake is van een 'buitensporig' groot deel van het inkom en.16 Recensent Lam bert Giebels schreef hierover enigszins beschaam d: 'Als christelijke m annenbroeders elkaar de m o rele maat nem en, ga je je als lezer zondig voelen.'17 Aan zijn kritiek op de ethische bril van Langeveld verbindt Bank een nog groter kritiekpunt: door zijn neiging te oordelen zou er bij Langeveld geen ruimte zijn voor inlevingsverm ogen. Hij heeft slechts w illen oordelen, niet w il len begrijpen. Kun je een biograaf erger treffen? Hier gaat het tweede kritiek punt over in het derde: door zijn (normatieve) vooroordelen zou Langeveld een vertekend beeld van Colijn hebben gegeven.
Bevooroordeeld? Het uitgesproken negatieve beeld van Colijn dat uit Langevelds boek oprijst, leidde tot een heftige reactie van de zijde van een aantal historici uit het orthodox-protestantse kamp. Hun m eest expliciete vertegenw oordigers waren Jan de Bruijn, hoogleraar politieke geschiedenis en directeur van het Historisch Docu mentatiecentrum voor het Nederlands Protestantism e (1800-heden) aan de Vrije Universiteit, en George Harinck, m edew erker van hetzelfde centrum. H un kritiek lijkt op het verwijt dat Langeveld Puchinger maakt. De onm is kenbare antipathie van de auteur tegenover zijn object zorgt volgens De Bruijn voor een vertekend beeld. Door zijn eenzijdige aanpak is Langevelds biografie 'ongeloofw aardig1.18 Harinck kwam m et soortgelijke kritiek. Net als Puchinger staat Langeveld niet onbevooroordeeld tegenover Colijn. W aar dit bij Puchin ger leidt tot een overdreven positief beeld, resulteert dit bij Langeveld in een te
Ibidem , p. 104. Zie ook: G.R. Zondergeld, '"Bid God en houdt het kruit droog!" Een christen als beroepssoldaat in Nederlands-Indië' in: De Bruijn en Langeveld (red.), Colijn, p. 35-70. P.W. Klein, 'K leiner dan zijn land', Trouw, 25 april 1998. Langeveld, Dit leven van krachtig handelen, p. 322. Lam bert G iebels, 'Godvruchtig, bedw inger, m aterialist, sterke m an', Vrij N ederland, 9 m ei 1998. Jan de Bruijn, 'Antipathie tegen Colijn leidt tot vertekend beeld', Ad Valvas, 28 m ei 1998. 14
Rutger Zw art
negatief beeld. Gesteld voor de keuze, kiest H arinck voor Puchinger, want: 'w aardering houdt de cultuur in stand, terw ijl debunking haar onderm ijnt’.19 Langeveld zelf ontkent expliciet bevooroordeeld te zijn. Terecht vroeg hij in de polem iek met De Bruijn in het VU-blad Ad Valvas dan ook om bewijzen.20 W at De Bruijn tot op heden heeft aangevoerd is tam elijk m ager. Zijn m eest con crete bew ijs is dat Langeveld in zijn epiloog scherper oordeelt dan in de voor afgaande hoofdstukken. C oncreet betreft het Langevelds beschuldiging dat Colijn Van Heutsz in nota's over de situatie in Nederlands Indië naar de mond praatte. W aar Langeveld aanvankelijk alleen deze vraag oproept, poneert hij in zijn epiloog opeens, zonder nadere argum enten, dat dit zo was. Langeveld ver dedigde zich door erop te wijzen dat hij in zijn epiloog wel een additioneel ar gum ent hanteerde: de opm erking van C. Snouck H urgronje dat Van Heutsz enorm geïm poneerd was door de 'bondige, brutale' stijl van Colijns nota's. Deze verklaring bevredigt niet volledig. Aan de andere kant is deze inconsistentie zeker niet zw aar genoeg om te spreken van vooringenom enheid. Te meer niet, daar Langeveld over het algem een zeer voorzichtig en w eloverw ogen oordeelt. O ver het opportunism e van Colijn als partijleider in het interbellum schrijft hij achtereenvolgens dat 'een zeker opportunism e' bij Colijn niet over het hoofd kan w orden gezien, dat een 'element van opportunisme' duidelijk te onder kennen is en dat zijn opstelling 'niet vrij van opportunism e' is.21 Hij draagt zo voldoende bew ijsm ateriaal aan voor zijn w at scherper getoonzette epiloog. Al met al heeft De Bruijn nog wel het een en ander aan te tonen. In zijn inleiding in de haastig uitgegeven brieven van Colijn over de strijd op Lom bok gebruikte De Bruijn nog een andere ongelukkige argumentatie. Het feit dat er tegenstrijdigheden zijn in Colijns beschrijving van 'Lombok' in diver se brieven, bracht Langeveld tot de uitspraak dat de w aarde van de inform atie uit die brieven in twijfel getrokken kon worden. D e Bruijn reageerde hierop door te stellen dat Langeveld de bewijzen van de gruw elijkheden hierdoor zelf ook in twijfel trok. Volgens De Bruijn kon Langeveld dit beter niet doen.22 Te recht reageerde geschied theoreticus Chris Lorenz op dit gezochte verw ijt door te stellen dat Langeveld nooit bedoeld kan hebben dat de brieven als bron vol ledig onbetrouw baar waren. Het gaat bij geschiedschrijving im m ers nooit om totale zekerheid of totale scepsis: '(...) de geschiedw etenschap bedient zich van rationele argum enten, w aarbij verschillende reconstructiem ogelijkheden op basis van bronnenkritiek in term en van plausibiliteit tegen elkaar w orden af gew ogen'.23
G eorge Harinck, 'Langevelds biografie meer aanklacht dan geschiedschrijving', Neder lands Dagblad, 9 mei 1998. Zie voor de polem iek: Ad Valvas, 28 m ei, 4 juni, 11 ju n i en 18 juni 1998. Langeveld, Dit leven van krachtig handelen, p. 338, 343 en 354. J. de Bruijn, 'Inleiding' in: H. Colijn, De slag om Tjakra Negara. Een verslag in drie brieven (uitgegeven en ingeleid door J. de Bruijn) (Am sterdam 1998), p. 5-8. Chris Lorenz, 'Pavlov voor historici. Een com m entaar bij de recente discussie over C o lijn', A d Valvas, 14 m ei 1998. 15
De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
Verzuilde geschiedschrijving De discussie rond het boek van Langeveld kan niet los gezien w orden van de traditie in historisch Nederland van de verzuilde geschiedschrijving. Lange velds ethische oordelen zijn duidelijk gericht tegen de overdreven positieve oordelen van Puchinger en andere Colijn-aanbidders. Ook zijn 'harde' epiloog lijkt hier het een en ander mee te m aken te hebben. Daarom tot slot nog het een en ander over de verzuilde geschiedschrijving. De term 'verzuilde geschiedschrijving' is geïntroduceerd door de geschiedtheoreticus P.B.M. Blaas.24 Hij doelt hierm ee op de geschiedw erken die in N e derland zijn ontstaan in het kielzog van de zich em anciperende sociale bew e gingen van orthodox-protestanten, katholieken en socialisten. De invloed van de verzuiling op de geschiedschrijving is n iet louter negatief geweest, zo be toogt Blaas. Positief is dat de geschiedenis in de verzuilde bew egingen sterk leefde. Er werd veel energie gestopt in geschiedschrijving, er werd veel g e schreven en onderzocht. De boeken en studies kenmerken zich bovendien door 'gedrevenheid’. M aar de negatieve aspecten overheersen volgens Blaas toch. Het belangrijk ste is de 'gekleurdheid' van de verzuilde geschiedschrijving. De oorzaak is dui delijk: het ging de verzuilde geschiedschrijvers niet in de eerste plaats erom de waarheid boven tafel te halen, maar om het lezerspubliek een mooi verhaal voor te houden. De w erken hadden daarbij een opvoedkundig doel. Het thema van de boeken was meestal de opkom st van de eigen beweging. Speciale aan dacht ging uit naar 'grote mannen' als Schaepm an, Kuyper en Troelstra. Langeveld heeft zonneklaar gemaakt dat Colijn tot op heden in de greep van de verzuilde geschiedschrijving is geweest. Historici als Puchinger hebben een zorgvuldig rookgordijn om de persoon van Colijn opgetrokken, w aardoor het publiek lange tijd om de tuin is geleid. Een boek als Colijn. M omenten uit zijn leven is wel een mooi verhaal, maar voor de w are Colijn m oet men toch bij Lan geveld te rade gaan. Langeveld heeft nadrukkelijk willen afrekenen m et de verzuilde geschied schrijving van Puchinger c.s. Het boek is dan ook polemisch; waar m ogelijk w orden zijn voorgangers te kijk gezet. Dit is niet storend, m aar juist één van de grote verdiensten van Langeveld. Zijn boek kan gezien w orden als een aan klacht tegen de verzuilde geschiedschrijving. En Langeveld heeft de enige juiste w apens gebruikt: historische feiten, gevonden na zorgvuldig speurw erk in de archieven. Volgens Blaas liggen de dagen van de verzuilde geschiedschrijving onder tussen ver achter ons. De onevenwichtige kritiek van historici als De Bruijn en Harinck roept de vraag op in hoeverre de verzuilde geschiedschrijving dood is. Die vraag w ordt des te klem mender als blijkt dat er vandaag de dag nog steeds
P.B.M . Blaas, 'Nederlandse geschiedschrijving na 1945' in: W.W. M ijnhardt (red.), Kan telend geschiedbeeld. N ederlandse historiografie sinds 1945 (Utrecht en Antw erpen 1983) p. 9-16. 16
Rutger Zwart
historici zijn die 'betrokken' geschiedschrijving noodzakelijk achten. Laat ik twee voorbeelden noemen. In de eerste plaats een w at ouder werkje: Puchingers brochure uit 1978 Over de hartstocht van de ware geschiedschrijver. Men heeft het in de polemiek betreurt dat Puchinger zelf niet gereageerd heeft op de aantijgingen van Langeveld. Dat was ook niet echt nodig, want in deze brochure kan men precies vinden wat Puchinger destijds vond van kritische geschiedschrijving zoals die door Lange veld w ordt bedreven.25 Puchinger betoogt dat het goed is dat sociale bew egingen hun eigen ge schiedschrijvers hebben gekregen. Ofschoon hieraan ook gevaren zijn ver bonden, is het grote voordeel dat er in die boeken sprake is van een ’innig con tact' met het beschrevene.26 Puchinger is ook van m ening dat een historicus niet te kritisch of polem isch moet zijn. Het volgende citaat zou afkomstig kunnen zijn uit Puchingers recensie van Langevelds biografie: 'Kritiek en rechtzetting kunnen daarom een onderdeel vormen van het geschiedverhaal, maar deze zeggen toch vaak, indien al te nadrukkelijk verm eld, m eer over de opinies van de schrijver en al of niet door hem gew enste of verfoeide resultaten van voor gaande geschiedschrijvers of zelfs van hedendaagse volksopinies; zulk een 'rechtzitting' dient als regel geen doel te zijn. Het tegendeel is veeleer het geval. G eschiedschrijving is doorgaans niet gebaat bij em oties of nadrukkelijke pole miek tegen voorgangers of tijdgenoten. Polem ische geschiedschrijving verraadt bovendien soms ten diepste onverw erkte actuele vraagstukken w aarmee de schrijver bezig is, en w aarm ee hij innerlijk niet gereed is.'27 Een zeer recente verdediging van de verzuilde geschiedschrijving treft men aan bij de kerkhistoricus J.A. Bornewasser. In een opstel uit 1997 betoogt deze em eritus hoogleraar, tevens auteur van de geschiedenis van de Katholieke V olkspartij (KVP), dat het schrijven van een geschiedenis van de KVP om 'affi niteit en congenialiteit' met de eraan ten grondslag liggende bezieling vraagt. Om de betrokken personen te kunnen beschrijven moet de auteur bovendien een zekere mate van 'empathie' met hen hebben. Bornew asser betoogt ook dat de auteur zelfbeheersing moet hebben om zich niet te laten leiden door 'gevoe lens van ergernis of spot'.28 Vertaald naar de biografie van Colijn zou volgens Bornew asser de auteur zich verw ant m oeten voelen met zowel de persoon Colijn als diens orthodoxprotestantse, 'neocalvinistische' geloof. W at de auteur ook in de archieven te genkom t, gevoelens van ergernis zijn niet op hun plaats. Aan wie zou Borne w asser de biografie van Colijn hebben willen toevertrouw en? En w ie zou ei genlijk een geschikte persoon zijn om een biografie van - ik noem m aar een dw arsstraat - A nton M ussert te schrijven?
G. Puchinger, O ver de hartstocht van de ware geschiedschrijver (Delft 1978). Ibidem , p. 6. ibidem , p. 13. J.A . Bornew asser, (O n)partijdig? Over partijgeschiedenis (A m sterdam 1997) p. 13-14.
17
De receptie van de Colijn-biografie: onthulling versus verhulling
Slot Hoe dood is de verzuilde geschiedschrijving? Langeveld heeft zich doodgeërgerd aan Colijn én aan zijn eerdere biografen, dat is duidelijk. Zijn biografie kan dan ook niet los worden gezien van de verzuilde geschiedschrijving. Langeveld heeft er een zeker genoegen in gevonden eindelijk de naakte waarheid te m el den. V an een neiging tot verhulling of vergoelijking is geen sprake. M aar zijn w erk als historicus heeft hij voortreffelijk gedaan: bew eringen worden zonder uitzondering zorgvuldig onderbouwd. Dankzij Langeveld w eten we nu veel m eer van de persoon Colijn. En wat bovenal telt: Langeveld heeft de waarheid w illen o?ifhullen, terwijl zijn voorgangers deze juist probeerden te uerhullen.
18
EEN REV UEKO N IN G IN DE 'PO LLETIEK ': DE PO LITIEK E CARRIÈRE VAN HENRI TER H ALL
Koen Vossen
Inleiding Met de invoering van het algem een kiesrecht en de evenredige vertegenw oor diging in 1917 zou, zo was de algehele verwachting in Nederland, een nieuw politiek tijdperk beginnen. En, inderdaad, toen de Tw eede Kam er in september 1918 voor de eerste maal na de in juli dat jaar gehouden verkiezingen w eer bij eenkwam, telde 's lands vergaderzaal tal van nieuw e gezichten. De SDAP en vooral de RKSP hadden, zoals door menigeen was voorspeld, flinke zetelwinst geboekt, terwijl de liberale partijen - de Liberale Unie, de Bond van Vrije Libe ralen en de Vrijzinnig D em ocratische Bond - een flinke aderlating hadden on dergaan. M inder voorzien door de toenm alige politieke profeten was dat ook een aantal kleine belangenpartijen een eigen vertegenw oordiger in de Tweede Kam er kreeg. Zij vorm den een kleurrijk stel: de dw arse Abraham Staalman van de M iddenstandspartij, de onderofficier W illem W ijk van het Verbond tot Dem ocratiseering der W eerm acht, de ingetogen Tw entse boer Frederik Bos van de Plattelandersbond en ten slotte Henri ter Hall, de vertegenw oordiger van de Neutrale Partij. Gekleed in een felgekleurd, geruit vest, waarop een dikke h or logeketting prijkte, en gezegend met een sneeuw w itte kuif en een martiale snor w as Ter Hall ongetw ijfeld de m eest opvallende nieuw e verschijning op het Binnenhof. In dit artikel zal kort worden stilgestaan bij de politieke carrière van deze kleurrijke politicus.
De Koning van de Revue Henri ter Hall had zijn bekendheid niet te danken aan zijn politieke activiteiten, m aar aan zijn carrière als revue-artiest. Na een korte loopbaan als pistonist bij het Stafm uziekkorps van de Koninklijke Nederlandsche M arine in Den Helder begon Ter Hall in 1892 op 26-jarige leeftijd zijn eerste variétégezelschap w aar m ee hij kermissen op het platteland afreisde. Behalve muziek en sketches pre senteerde hij met een klein bioscoopapparaat 'levende fotografieën', een in die tijd voor de m eeste toeschouw ers nog onbekende techniek. Toen de bioscoopbeelden echter niet het gew enste effect op het publiek bleken te hebben - in zijn m em oires verhaalt Ter Hall onderm eer hoe boeren in paniek de zaal uitvlucht 19
Een revuekoning in de 'polletiek'
ten toen hij beelden van een naderende trein op de muur toverde - besloot Ter Hall zich in 1898 op de revue toe te leggen. M et deze kort daarvoor uit Frank rijk overgew aaide theatervorm had Ter Hall beduidend m eer succes. Zijn re vues trokken ieder jaar volle zalen en in 1907 had hij een zeventig personen tellend gezelschap, w aartoe illustere artiesten als Louis Davids en de verm aar de clow n Johan Buziau b eh o o rd en .1 Behalve aan een goede neus voor talent had Ter Hall h et succes te danken aan een goed instinct voor de wensen van het grote publiek. D oor zijn ervarin gen in de provincie wist hij in tegenstelling tot veel andere revue-m akers, dat de voorkeuren van het Am sterdam se publiek niet maatgevend waren voor de rest van het land. Pikante scènes, schunnige grappen en schaars geklede dames w erden door de revuekoning dan ook zoveel mogelijk geweerd. Ter Hall m aak te keurige revues voor de hele familie, w aarin de nadruk lag op de fraaie kos tuum s en decors en waarin op licht-ironische en weinig aanstootgevende wijze com m entaar werd geleverd op politieke en m aatschappelijke gebeurtenissen als de spoorwegstakingen en de invoering van de Drankwet. M et lofzangen op h et glorierijke vaderlandse verleden, de Zuid-Afrikaanse boeren en het ko ningshuis w ist Ter Hall daarnaast handig in te spelen op de rond de eeuw w is seling sterk opspelende nationalistische gevoelens.2 De leden van de Tweede Kamer kwamen er minder goed vanaf in de revues. 'De polletiek', zoals het in Ter Halls revue heette, werd voorgesteld als een am bacht waarin alles draaide om onduidelijk geklets en om het najagen van eigen belangen. In 1912 lanceerde Ter Hall 'Schots en Sch eef, w aarin de draak werd gestoken m et het parlement. De hoofdrol in deze revue is w eggelegd voor Piet, een eenvoudige jongen met boerenverstand, die als fractievoorzitter van de Pietistische Fractie strijdt voor de invoering van een van zijn uitvindingen, de 'Zelfw erkende Redevoerders Taxatie Autom aat', om daarmee 'het verbeuzelen van den nationalen tijd' door de parlem entariërs tegen te gaan. N adat het appa raat is ingevoerd, verandert het parlement in een mum van tijd van een vrij plaats voor miezerige intriganten en ijdele spraakw atervallen tot een effectief en eensgezind gremium dat nog slechts het algem een belang voor ogen heeft. De revue eindigt gew oontegetrouw met een lofzang op het koningshuis, dat als sym bool van eenheid en vaderlandslievendheid de tegenpool was van het ver deelde parlement.3 Op komische wijze buitte Ter Hall zo behalve orangistische
De gegevens over de revuecarrière van T er H all zijn ontleend aan: K. Vossen, 'H endrik Johannes ter Hall', versie 2 septem ber 1998, Biografisch W oordenboek van N ederland. (Elektronisch Tekstbestand Instituut voor Nederlandse G eschiedenis Den H aag), D. Krijn, 'De bouw er van een zaak' in: Bonte pracht, vederdracht. Geschiedenis van de revue in Nederland (Zutphen 1980) p. 23-65 en H. ter H all 'Van acrobaat tot Kamerlid. H erinne ringen uit een schem erig verleden', in negen delen gepubliceerd in Het Leven, 31 mei 1929 tot 1 april 1930. Zie onder meer de revues: 'De stakingsbacil of A m sterdam in rep en roer' (1905), 'O, die Drankwet' (1906), 'Publieke Opinie' (1906), 'Het H of van A rbitrage' (1907) en 'Doe er een deksel op!' (1907). De teksten van Ter H alls revues zijn te vinden in: G em eentearchief Den H aag, collectie H enri ter H all's Revuegezelschap, 925. 'Schots en Scheef’ (1912), G em eentearchief Den H aag, collectie H enri ter H all’s R evuege zelschap, 925, doos 3. 20
Koen Vossen
gevoelens ook een in die tijd in brede lagen van de bevolking gevoelde onvrede met het functioneren van het parlement uit.
D e cam pagne van de N eutrale Partij Dat Ter H all nauw elijks zes jaar na de 'Schots en Scheef'-revue zelf ook zou be horen tot het door hem bespotte gezelschap van parlementariërs, mag op zijn minst een opm erkelijke carrièrestap w orden genoemd. Velen meenden dan ook dat het de revuekoning slechts te doen was om de vele publiciteit die het ka m erlidm aatschap met zich meebracht. Zelf bew eerde Ter Hall dat hij gedreven werd door een oprechte bezorgdheid over de door de landelijke politiek schrom elijk verw aarloosde belangen van het kunst- en amusementsbedrijf. Vooral de stringente bepalingen in artikel 188 van de Gem eentewet waren hem een doorn in het oog. Op grond van dit artikel konden burgemeesters kunstuitvoeringen in hun gem eente verbieden als zij meenden dat deze de openbare orde dreigden te verstoren. In de praktijk betekende het dat cabaretgroepen, bioscoophouders en kerm isexploitanten waren overgeleverd aan de nukken van de plaatselijke burgem eester. Het feit dat de kunst en het am usem entsbe drijf daarm ee onder dezelfde bepalingen vielen als huizen van ontucht was voor Ter Hall eens te meer een bewijs dat de kunstenaars en artiesten in Ne derland nog steeds als crim inelen en prostituees werden beschouwd.4 De erkenning van de kunst en het am usem entsbedrijf als bijdragen aan het algem een staatsbelang vorm de dan ook het voornaam ste punt in het flinter dunne program m a van de door Henri ter Hall op 16 oktober 1917 opgerichte Neutrale Partij.5 De oprichting van de partij hield direct verband met de invoe ring van de evenredige vertegenw oordiging in hetzelfde jaar. In het nieuwe stelsel w aren partijen im mers niet meer afhankelijk van een bepaald geogra fisch zw aartepunt, zoals onder het districtenstelsel het geval was geweest, ter wijl ook de kiesdrem pel bijzonder laag was. Behalve de Neutrale Partij werden in de m aanden voor de verkiezingen dan ook tal van nieuwe partijen opgericht, die de m eest uiteenlopende belangen - van onderofficieren tot politieagenten en postbodes - behartigden. De meeste van deze belangenpartijen waren zeer zwak georganiseerde groepjes, die buiten de grote belangenorganisaties om opereerden. Bij de N eutrale Partij was het niet anders. Slechts weinig acteurs en kunstenaars van naam sloten zich aan bij de partij. De grote belangenorganisa ties uit de wereld van kunst en cultuur, zoals de Nederlandsche Toneelkunstenaarsvereeniging en de Nederlandsche Centrale Artisten Vereeniging, organi seerden op 12 februari 1918 zelfs een 'anti-NP-vergadering'. Op deze drukbe zochte vergadering werd Ter Hall verweten niet de belangen van de artiesten maar die van de 'bonzen' te behartigen.6 Het was een begrijpelijk verwijt, want met zijn strijd tegen artikel 188 van de Gemeentew et kwam Ter H all inderdaad
Zie onder m eer: T er Hall, 'Van acrobaat tot Kamerlid' en De candidaluur van H enri J. ter Hall voor de Tweede Kamer (z.pl. 1918). 'G rondbeginselen N eutrale Partij' in: Parlement en Kiezer (1919-1920) p. 122-123. Verslag van d e vergadering in: Algemeen Handelsblad, 13 febr. 1918. 21
Een revuekoning in de 'polletiek'
in eerste instantie op voor de kermisexploitanten, schouw burgdirecteuren en bioscoopbeheerders. In deze kringen w aren dan ook de m eeste sym pathisanten van zijn partij te vinden.7
PI
iK M fg j-.'a iw .iw rc iK ix '» '
040
UITGAVE P« HAKKERT R OflNI
A ffiche voor de revue 'K nijpen m aar!'. Bron: Dries Krijn, Bonte pracht vederdracht. Geschiedenis van de revue in N ederland (Zutphen 1980) p. 32.
In de verkiezingscam pagne m aakte Ter Hall m axim aal gebruik van zijn b e kendheid als revuekoning en wist hij w ederom handig in te spelen op de b e staande onvrede m et de steeds sterker door partijen gedicteerde politiek. Voortaan zou niet langer het partijbelang m aar het algem een belang m oeten overheersen, zo luidde de weinig gespecificeerde politieke boodschap van de N eutrale Partij. Op de naar het voorbeeld van de revue-aankondigingen gesti leerde verkiezingsposter van de Neutrale Partij stond, onder een foto van een knipogende Ter Hall, het motto van de partij vermeld:
De N eutrale Partij onderhield nauw e contacten m et de kerm isvakgenotenvereniging O ns Belang en m et de Bond van N ederlandsche Bioscoop-Exploitanten. Bekende bios coopeigenaars als W illy M ullens en Georg van Biene waren kandidaat voor de partij, evenals G.H. Koopman, de directeur van de N ederlandsche Opera. 22
Koen Vossen
'Geen Rechts, Geen Linksch G een Zw art, Geen Rood N eutraal is Leven Politiek is Dood'^
O verigens stond de N eutrale Partij met een dergelijke boodschap niet alleen: ook de Econom ische Bond van oud-m inister van Financiën M .W .F. Treub bond de strijd aan met de 'partijpolitiek'. De partij baarde opzien m et een geldver slindende verkiezingscam pagne, w aarin lijsttrekker Treub in zeventien dagen 22 verschillende steden aandeed. In 1918 was een dergelijke cam pagne een no vum .9 M et zijn revuegezelschap had Ter Hall een andere troef in handen. Zijn nieuw ste revue 'Knijpen maar!' stond voor een groot deel in het teken van zijn eigen kandidatuur. Op soms geestige w ijze stelde Ter Hall in de revue de door de Eerste W ereldoorlog verhoogde belastingdruk aan de kaak. In het titellied luidde het: 'Ze knijpe an je cente En an je stukkie brood En als je nou nog even wacht Dan knijpe ze je dood'1^
Na afloop van de revue kregen de bezoekers voor alle zekerheid nog het verkiezingsprogram m a van de N eutrale Partij in handen gedrukt. Aan de eindstreep leverde de cam pagne de partij uiteindelijk één, door Ter Hall te bezetten zetel op. M et 7153 stemmen (0,53% van het totaal) waren 'de neutralen' net over de toenm alige kiesdrem pel van 0,5% heengestapt. De aan hang van de partij was voor het overgrote deel te vinden in Den Haag en A m sterdam en bestond, naar alle waarschijnlijkheid, vooral uit niet-kerkelijke zelf standige ondernem ers uit de wereld van het am usem ent en de horeca.
Het kam eroptreden van H enri ter H all De verkiezing van Ter Hall was vooral in liberale periodieken aanleiding tot bezorgde com m entaren over het gebrek aan ernst onder bepaalde delen van het electoraat. Het lachen zou deze kiezers waarschijnlijk snel vergaan, zo voor spelde het Algemeen H andelsblad.11 De katholieke krant De M aasbode kon daaren tegen enig leedverm aak niet onderdrukken: de zetelwinst van de N eutrale Par
Gem eentearchief Den H aag, docum entatiem ap 'Stukken betreffende H enri ter Hall', bibliotheekcollectie. O ver de cam pagne van de Econom ische Bond: D.J. Elzinga en G. Voerm an, Om de stem bus. Verkiezingsaffiches 1918-1989 (Den H aag 1992) p. 19-20. 'Knijpen m aar!', G em eentearchief Den H aag, collectie Henri ter Hall's Revuegezelschap, 925, doos 3. Algem een Handelsblad, 5 juli 1918. 23
Een revuekoning in de 'polletiek'
tij, en ook van de overige belangenpartijtjes, was im mers vooral ten koste ge gaan van de liberale fracties. De linkerzijde van het politieke spectrum, w aartoe destijds behalve de socialistische ook de liberale partijen werden gerekend, was daardoor 'niet veel m eer dan een Poolsche Landdag', aldus de krant.12 Ter H all onderkende dit probleem en een van zijn eerste activiteiten als ka m erlid w as dan ook het tot stand brengen van de N eutrale Fractie, een sam en w erkingsverband van de kleine, niet-confessionele en anti-m arxistische fracties in de Tw eede Kamer. Behalve de N eutrale Partij behoorden daartoe de M iddenstandspartij, de Plattelandersbond, het Verbond tot Dem ocratiseering der W eerm acht en de met drie zetels vertegenw oordigde Econom ische Bond. Frac tievoorzitter van dit bonte gezelschap werd M .W .F. Treub. Door de gebrekkige politieke ervaring van de m eeste leden was het sam en w erkingsverband weinig succesvol. Zo m aakte onderofficier W illem W ijk van het Verbond tot Democratiseering der W eerm acht zich enigszins belachelijk door tegen een door hem zelf ingediende m otie te stemmen, terwijl W .H. de Buisonjé van de Economische Bond na m alafide speculaties al in 1921 afstand m oest doen van zijn zetel. Het kamerlid van de Plattelandersbond, Frederik Bos, verliet de Kamer eveneens voortijdig uit heim wee naar zijn boerenbedrijf in Lonneker. Zijn opvolger, de eigengereide Arend 'boer' Braat, maakte vooral indruk door zijn grove, onparlementaire manier van optreden. Het mag al met al w einig verw onderlijk heten dat Treub in zijn m em oires w einig w oorden aan het optreden van zijn Neutrale Fractie heeft vuil gem aakt.13 In 1921, nog voor de verkiezingen van 1922, werd de N eutrale Fractie opgeheven: de Econom i sche Bond, de M iddenstandspartij en ook de N eutrale Partij sloten zich aan bij de in dat jaar opgerichte rechts-liberale fusiepartij De Vrijheidsbond. Nam ens deze partij werd Ter Hall in 1922 herkozen als kamerlid. In vergelijking m et de m eeste leden van de N eutrale Fractie was Ter Hall er beter in geslaagd zich staande te houden op h et Binnenhof. De vrees dat de revue-artiest de Tweede Kam er slechts zou gebruiken als forum voor allerlei rare fratsen bleek ongegrond. De enigszins populistische, anti-parlem entaire reto riek, die de cam pagne van de Neutrale Partij zo had gekenmerkt, liet hij in de Tw eede Kam er achterwege. Eenmaal zelf in de Kam er conform eerde Ter Hall zich m oeiteloos aan de parlem entaire mores en onderscheidde hij zich vooral door de vele schriftelijke vragen, waarm ee hij de diverse ministers bestookte. Het ging daarbij voornamelijk om praktische problem en als de gezondheids toestand aan de kadettenschool te Alkmaar, de slechte staat van de treinrails tussen H aarlem en Am sterdam en de onw elriekende geur van de in omloop gebrachte zilverbons.14 Ter Hall wilde hierm ee, zo zou hij later verklaren, de m inisters dwingen om in duidelijke taal hun beleid uiteen te zetten.15 V an de hem bekende gevatheid maakte Ter Hall slechts zeer spaarzaam gebruik. D aar bij had hij het bovendien vooral op de SDAP-afgevaardigden gem unt. Zo
De M aasbode, 5 juli 1918. Zie: M .W .F. Treub, Herinneringen en O verpeinzingen (Haarlem 1931) p. 369-373. Zie voor een overzicht van door Ter Hall gestelde vragen de alfabetische registers in H andelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal (HTK). Interview Ter H all in: De Avondpost, 1 febr. 1936. 24
Koen Vossen
doorbrak hij - tot hilariteit van de m eer behoudende kam erleden - de stilte na een lange donderpreek van P.J. Troelstra m et een vroom uitgesproken: A m en.16 Als vertegenw oordiger van een partij die was opgericht om de belangen van de kunst en het am usem entsbedrijf te behartigen, lag Ter Halls eerste aan dachtspunt uiteraard op het terrein van het kunstbeleid van de rijksoverheid. Er bleek voor Ter Hall w einig eer te behalen, aangezien de confessionele frac ties, die de m eerderheid in de Tweede Kam er vorm den, nauw elijks een taak voor de overheid op dit terrein zagen weggelegd. Bovendien vatte Ter Hall de kunst breder op dan de m eeste andere kamerleden. Zo m eenden de vrijzinnigdem ocraat E.A. van Beresteyn en de SDAP'er A.B. Kleerekoper dat slechts hoge kunstuitingen in aanm erking konden kom en voor overheidssteun. En tot die hogere kunstvorm en behoorden volgens hen zeker niet variété, bioscoopvoor stellingen, nationale zangw edstrijden en de revue.17 Ter H all verzette zich ech ter tegen deze tweedeling. Niet alleen m eende hij dat ook som m ige bioscoop voorstellingen en revuestukken tot de 'hogere kunstuitingen' gerekend konden w orden, ook vreesde hij oneerlijke concurrentie. In een debat over de gem een telijke belastingen op openbare verm akelijkheden op 3 novem ber 1920 keerde Ter Hall zich tegen een am endem ent van Van Beresteyn om deze belasting slechts te heffen op kunst, die in m indere mate het algem een staatsbelang dien de. H et geld dat hierdoor zou vrijkom en, kon volgens Van Beresteyn gebruikt w orden voor subsidiëring van de hogere kunstuitingen. V olgens Ter Hall was dit echter hetzelfde als een belasting op een fabriek van petten, 'het hoofddek sel van Jan Publiek', om een fabriek van hoge zijden hoeden te kunnen subsidieren. Ter Hall diende zelf vervolgens een am endem ent in om de eventuele be lastingen te beperken tot 20% van de entreegelden. M et een dergelijk landelijk geldend quotum hoopte Ter Hall de door hem verfoeide gem eentelijke w ille keur in te perken. Zow el Van Beresteyns als Ter Halls am endem ent werd echter verw orpen door de tegenstem m en van de confessionele fracties.18 Een ander onderw erp waar Ter Hall zich in de Tw eede Kam er mee bem oei de, w as w at in die dagen het bioscoopvraagstuk w erd genoemd. D e vooral ge durende de Eerste W ereldoorlog storm achtige opm ars van de bioscoop baarde veel politici zorgen. M et name confessionele partijen waren bevreesd voor de verm eende slechte invloed van bioscoopfilms op de jeugd: de bioscoopbeelden zouden, zo vreesde m enigeen, de jeugdige zinnen prikkelen en de verbeelding bezoedelen. O ok w erd w el een verband gelegd tussen de bioscoopvoorstellin gen en jeugdcrim inaliteit. In decem ber 1918 werd dan ook een staatscom m issie in het leven geroepen, die m oest adviseren over m aatregelen 'ter bestrijding van het zedelijk en m aatschappelijk gevaar aan bioscoopvoorstellingen ver
Deze anekdote is ontleend aan: Henri ter Hall. Zijn arbeid in de Tweede Kamer door een oudcoliega (z.j., z.pl.) Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, archief SD A P fede ratie en afdelingen A m sterdam , m ap 363. In de H andelingen van de Tweede Kamer der Staten-G eneraal is deze opm erking geschrapt. H T K 1918-1919, p. 1018-1021. H T K 1920-1921, p. 259-263. 25
Een revuekoning in de 'polletiek'
bonden'.19 Ter H all werd als een van de elf leden van de door R.B. Ledeboer voorgeze ten com m issie benoem d. Die benoem ing had hij w aarschijnlijk te danken aan de nauw e contacten die hij onderhield m et de Bond van N ederlandsche Bioscoop-Exploitanten. Hoe nuttig deze contacten konden zijn, had hij in de roerige dagen rondom Troelstra's oproep tot revolutie in novem ber 1918 bewezen. M ede op Ter H alls initiatief werden toen in alle Nederlandse bioscopen propa gandafilm s getoond, die het revolutiegevaar m oesten bezw eren.20 De actie had hem vooral bij de rechts-liberale fracties het nodige krediet bezorgd. Evenals de Bond van Nederlandsche Bioscoop-Exploitanten zag Ter Hall de voornaam ste taak van de commissie in het tot stand brengen van een centrale film keuring, w aardoor de gemeentelijke censuurcom m issies overbodig zouden worden. V oor het overige, zo kondigde Ter H all in decem ber 1918 reeds aan, zou hij in de com m issie voornam elijk rem m end w erken.21 Het duurde tot februari 1923 voordat de bevindingen van de commissie in de Tw eede Kam er in behandeling werden genomen. De conclusie van de com m issie, dat er een strenge, voor alle leeftijden geldende, landelijke filmkeuring m oest kom en om het 'bioscoopkwaad' uit te bannen, werd door slechts w einig fracties onderschreven. De confessionele fracties wilden dat naast een landelijke film keuring ook een gem eentelijke censuur gehandhaafd zou blijven, terwijl de liberale en de socialistische fracties m eenden dat het preventieve toezicht b e perkt m oest blijven tot de jeugd. Ter Hall, inm iddels kamerlid nam ens de V rij heidsbond, toonde zich in het debat ook w einig gelukkig m et het w etsvoorstel. De bioscoop w erd naar zijn mening te veel slechts als een probleem ervaren terwijl het m edium in zijn ogen ongekende m ogelijkheden bood, zowel in artis tiek als in educatief opzicht. Desalniettemin zag hij de invoering van een lande lijke film keuring als een noodzakelijk kwaad om aan de gem eentelijke w ille keur en rechtsongelijkheid een einde te m aken en 'zoodoende te komen, uit den chaos, w aarin wij op h et oogenblik leven'. W ederom behoorde Ter Hall echter tot de m inderheid in de Tweede Kamer: door de tegenstem m en van de socialis ten en van een deel van de confessionele en liberale fracties werd het voorstel verworpen. Eerst in 1926 zou de Bioscoopw et w orden aangenom en, w aarin de landelijke film keuring w erd geregeld.22 O pm erkelijk aan Ter Halls kameroptreden is tenslotte zijn aandacht voor de belangen van de m arine en van het spoorw egpersoneel. Beide interesses zijn te herleiden uit zijn eigen biografie: Ter Hall groeide op als zoon van een spoor w egbeam bte, terwijl hij, zoals reeds gem em oreerd, vóór zijn carrière als revue-
Zie: K. Dibbets, 'Het bioscoopbedrijf tussen tw ee wereldoorlogen' in: K. Dibbets en F. van der M aden (red.), Geschiedenis van de N ederlandse film en bioscoop tot 1940 (Weesp 1986) p. 231-235 en J. van der Burg en J.H .J. van den Heuvel, Film en overheidsbeleid. Van censuur naar zelfregulering (Den Haag 1991) p. 52-55. Dibbets, 'Het bioscoopbedrijf', p. 232-233; interview Ter H all in: Het Leven, 6 febr. 1926. H T K 1918-1919, p. 783. D ebatten over de w et van 13 tot en m et 15 febr. 1923 in: HTK 1922-1923, p. 1483-1598. T er Hall zou overigens plaatsnem en in de C entrale Film keuringscom m issie, die na het aannem en van de Bioscoopw et ontstond. 26
Koen Vossen
directeur verbonden was aan de m uziekkapel van de m arine in Den Helder. In verschillende toespraken verzette Ter Hall zich tegen 'de klank van de doods klok w elke over onze m arine geluid w ordt'.23 Hoewel ernstig ziek, kwam Ter Hall op 26 oktober 1923 dan ook speciaal naar de Tw eede Kam er om voor de omstreden Vlootw et te stem m en. Ook nu behoorde Ter Hall echter tot de, zij het nipte, m inderheid.
Henri ler Hall. Foto afkom stig uit: Krijn, Bonte pracht vederdracht, p. 26.
Afscheid van de K am er en van de Vrijheidsbond Door de toetreding van de op dat m om ent vrijwel doodgebloede N eutrale Par tij tot de Vrijheidsbond in 1921 was Ter H all van een nauw elijks serieus geno men fractie in een zeer deftig, rechts-liberaal gezelschap terechtgekom en. Hij bleef er een buitenbeentje, dat niet zelden anders stem de dan zijn fractiegeno ten. En hoew el Ter Hall van 1921 tot 1923 in het partijbestuur zat, m oet zijn in vloed binnen de partijorganisatie ook niet al te hoog w orden aangeslagen. W ie de m oeite neem t om de verschillende jaargangen van het partijblad De Vrijheid door te bladeren, zal Ter H alls naam slechts zeer zelden tegenkomen. Ter Hall was er de m an niet naar om lange ideologische uiteenzettingen te publiceren. Daarentegen w as hij een uitstekend campaigner. Als revue-artiest w ist Ter Hall als geen ander zijn publiek te am useren m et zijn ironische bespiegelingen over de politieke en m aatschappelijke vraagstukken van de tijd. Dat hij daarbij in de ogen van m eer ernstige liberalen soms enigszins over de schreef ging, nam de
23
H TK 1920-1921, p. 1200-1203. 27
Een revuekoning in de 'polletiek'
partij op de koop toe: Ter Hall leverde de partij nam elijk wèl stemmen op.24 Bij de Tw eede-Kam erverkiezingen van 1922 kreeg hij ruim 24.000 stemmen, veel meer dan het overgrote deel van zijn verkiesbare partijgenoten. Ter Hall had bij deze verkiezingen overigens deelgenom en met een aparte, aan de V rijheids bond gekoppelde lijst. Het onderstreept zijn ietwat aparte status binnen de p ar tij. Deze m erkw aardige constructie was er in 1925 de oorzaak van dat Ter Hall afscheid m oest nem en van de Tw eede Kamer. Bij de in dat jaar gehouden ver kiezingen voor de Tw eede Kam er stond Ter Hall sam en m et Abraham Staal man, de voorm alige voorm an van de M iddenstandspartij, kandidaat op een aparte, aan de Vrijheidsbond gekoppelde lijst. Evenals in 1922 voerde Ter Hall een uitgebreide cam pagne, daarbij ondersteund door w ervende verkiezingsfilmpjes in de N ederlandse bioscopen.25 Het leverde hem 25.742 stemmen op. Na het verbindend verklaren van de lijsten bleek echter Abraham Staalman, die aanzienlijk minder stem m en had verkregen, als winnaar uit de bus te komen. De verklaring voor deze m erkw aardige gang van zaken, in de kranten al snel het 'incident Staalm an' gedoopt, lag in het feit dat Staalman in de meeste kies kringen lijstaanvoerder was; volgens de toenm alige Kiesw et kreeg hij daardoor de in deze kieskringen op Ter Hall uitgebrachte voorkeurstem m en toegewezen. Het bew ees maar w eer eens, zo becom m entarieerde De T elegraaf droogjes, dat 'het pad der verkiezingstechniek glibberig is'.26 Ter Hall reageerde verbitterd op zijn gedwongen vertrek uit de Tweede K a mer; het 'incident Staalm an' was volgens hem niet het gevolg van het onhandi ge geklungel met de kandidatenlijsten, maar van 'die onzalige kieswet'.27 Het bestuur van de Vrijheidsbond lijkt echter m inder ongelukkig te zijn gew eest met het afscheid van Ter Hall uit de Tweede Kamer. In ieder geval kon het par tijbestuur weinig begrip opbrengen voor een smeekbede van oud- leden van de N eutrale Partij Ter Hall alsnog de zetel van Staalm an toe te w ijzen.28 Toen het partijbestuur Ter Hall voor de verkiezingen voor de Tw eede Kamer van 1929 een onverkiesbare plaats op de kandidatenlijst had toebedacht, volgde de defi nitieve breuk. Ter Hall nam w ederom met een eigen partij deel aan de stem bus strijd van 1929.
Zo had Ter Hall zich de woede van de vrouw en binnen de Vrijheidsbond op zijn hals gehaald door enigszins seksistische opmerkingen over het vrouw enkiesrecht (zie: De Vrijheid, 28 juni 1922). Dibbets, 'Het bioscoopbedrijf', p. 258. De Telegraaf, 9 juli 1925. Zie onder m eer interview s in: Het Leven, 6 febr. 1926 en De A vondpost, 6 febr. 1936. Zie onder m eer de brochure Zullen dc 25.000 kiezers van Henri ter H all hierin berusten?, G em eentearchief Den H aag, docum entatiem ap 'Stukken betreffende Henri ter Hall', b i bliotheekcollectie. 28
Koen Vossen
Het Federatief Verband en het Verbond voor N ationaal Herstel M et het Federatief Verband, zoals zijn nieuw ste partijtje heette, voerde Ter Hall w eer een kleurrijke cam pagne tégen de 'politiek' en vóór het 'algemeen belang’. In vergelijking met de cam pagne van 1918 was de boodschap echter al iets m eer gespecificeerd: Ter Hall eiste herziening van de Kiesw et om de kiezer in plaats van het partijbestuur te laten beslissen wie naar de Tw eede Kamer werd afgevaardigd. W as de evenredige vertegenw oordiging in 1917 nog de directe aanleiding gew eest voor Ter Halls entree in de politiek, nu vocht hij voor de afschaffing van dit stelsel, dat verantw oordelijk werd gesteld voor 'de bestaan de politieke malaise en (...) het bederf der politieke zeden', zoals het in het pro gram van actie van de partij heette.29 Uiteraard speelde bij een dergelijke kritiek Ter Halls eigen verbittering over zijn afscheid van de Tw eede Kam er een be langrijke rol. Nieuw w as de kritiek echter allerminst. Vooral in vrijzinnige kring w erd het stelsel van evenredige vertegenw oordiging dikwijls als hoofd schuldige gezien voor verm eende politieke kwaaltjes als de groeiende macht van de partijbesturen, de im m obiliteit van de politieke verhoudingen en de enorm e vloed aan partijen. Een dergelijke kritiek stond op haar beurt weer dikw ijls aan de basis van de oprichting van allerlei nieuw partijtjes, die overi gens alleen dankzij het stelsel van evenredige vertegenw oordiging nog enige hoop m ochten koesteren op een plek in de Tw eede Kam er.30 H et Federatief Verband slaagde er bij de verkiezingen van 1929 niet in een zetel te verkrijgen. De partij behaalde 0,52% van de stem m en, een percentage dat door de verhoging van de kiesdrempel in 1921 onvoldoende was voor af vaardiging naar het Binnenhof. Ongetwijfeld zal de concurrentie van de M id denpartij voor Stad en Land een belangrijk aandeel hebben gehad in de toch enigszins teleurstellende verkiezingsuitslag van de partij. Deze nieuwkom er had met een zeer ludieke cam pagne rondom haar voorm an, de van zijn acties tegen de G ooise tolheffingen bekende Floris Vos, veel proteststem m en van vooral vrijzinnige m iddenstanders aan zich weten te binden.31 In de jaren dertig verdw een Ter Hall langzaam uit de belangstelling. Na de opheffing van zijn revuegezelschap in 1928 trad hij nog maar zelden op. Poli tiek raakte hij in de jaren dertig verder verwijderd van de Vrijheidsbond en daarm ee ook van het liberalisme. Hij sloot zich aan bij het in 1933 opgerichte Verbond voor Nationaal Herstel, een partij die zich bew oog in de schem erzone
Het program van actie van de partij is te vinden in de brochure Lijst 32 van het Federatief Verband (Den Haag 1929), Internationaal Instituut voor Sociale G eschiedenis A m ster dam , SD A P-Federatie Utrecht, inv.nr. 82, map 4. Voorbeelden van dergelijke partijen zijn onder m eer de Liberale Partij van Sam uel van H outen en Elizabeth van Dorp, het Com ité voor de Verkiezing van O nafhankelijke Ka m erleden van E.A. van Beresteyn en de Kiezersbond voor N ationale Eenheid en V oor uitgang. Laatstgenoem de partij fuseerde m et het Federatief Verband. De M iddenpartij voor Stad en Land behaalde 39.955 stem m en (1,2% ), goed voor één zetel. 29
Een revuekoning in de 'polletiek'
tussen fascism e en conservatism e.32 De keuze toont aan dat Ter Hall niet m eer terugschrok voor extremere alternatieven voor de bestaande Kieswet: het Ver bond voor Nationaal Herstel trok im mers de gehele parlem entaire dem ocratie in twijfel. Van 1935 tot 1939 vertegenw oordigde Ter Hall de partij in de ge m eenteraad van zijn w oonplaats Rijswijk en w as hij onder m eer verantw oorde lijk voor de verw ijdering van allerlei 'het vaderland ondermijnende' bladen u it de openbare leeszaal van de plaatselijke bibliotheek.33 In het partijblad van het verbond veegde Ter Hall op de hem bekende w ijze de vloer aan met de poli tiek, 'dat verschrikkelijk w oord, w aarvan m enigeen al kopschuw wordt, als hij het hoort uitspreken'. 'De politiek is er alleen om het karakter te bederven en ergo de eenige oorzaak van plukken, hakken, kerven! De politiek is een der gevaarlijkste kw alen die een gezond m ensch zich op den hals kan halen. De politiek is een dier verderfelijke dingen, die twist en tweedracht strooien in huiselijke kringen.'34
Het is Ter Halls enige bijdrage gew eest aan de binnen het Verbond voor Na tionaal H erstel gevoerde discussies over de koers van de partij. In 1939 verliet hij de partij alw eer en nam hij w ederom m et een eigen lijst deel aan de gem een teraadsverkiezingen in Rijswijk. Het zou de laatste maal zijn dat Ter Hall zijn cam pagne tegen 'de politiek' kon voeren. Na de Duitse inval trok Ter Hall zich terug in zijn villa in Rijswijk. Op 31 mei 1944 overleed hij aan een longontste king, die hij had opgelopen toen hij vanaf zijn balkon toekeek hoe een door een plaatselijke verzetsgroep in brand gestoken Duitse zw eefvliegtuigfabriek in vlam m en opging.35
Tot slot Ter Hall w erd na de Tweede W ereldoorlog herdacht als een pionier van het N ederlandse amusement, ja zelfs als 'de m an die Nederland leerde lachen'.36 W elke betekenis moet nu w orden gehecht aan de politieke activiteiten van deze revuekoning? De vrijzinnig-dem ocratische voorm an H.P. M archant schreef ooit
O ver het Verbond voor N ationaal Herstel zie onder meer: A.A. de Jonge, Crisis en critiek der dem ocratie. Anti-dem ocratische strom ingen en de daarin levende denkbeelden over de staat in N ederland tussen de Wereldoorlogen (Utrecht 1982) p. 183-187 en 261-270. Van rederijkerskamer tot theater. V ijf eeuwen cultureel leven in Rijswijk (Rijsw ijk 1991) p. 60 61. N ationaal Herstel. Orgaan van het Verbond voor N ationaal Herstel, 15 dec. 1933. M .J. van den Berge (e.a.), Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede W ereldoorlog (Rijswijk 1991) p. 103. Zie onder m eer artikelen van C. Dokter, in: T heater Instituut N ederland, docum enta tiem ap Henri ter Hall: 'Hij leerde Nederland lachen. Henri ter H all m ocht zich de ko ning van de revue noem en' in: onbekend (datum en bron niet verm eld), 'Henri ter Hall. K oning van de lach', Televizier (datum niet verm eld). 30
Koen Vossen
over Ter H alls optreden in de Tweede Kamer: 'Hij w as een geschikt, gem oede lijk en joviaal m an, m aar van staatkundig en wetgevend w erk had hij geen b e grip. Hij zat daar (in de Tweede Kam er, KV) als een onschadelijke overbodig heid.'37 W ie naar de betekenis zoekt die de politicus Ter Hall heeft gehad, zal snel geneigd zijn tot een zelfde oordeel te komen. Op praktisch-politiek gebied heeft Ter Hall im m ers vrijwel niets bereikt. Als behartiger van de belangen van de populaire kunst en het am usem entsbedrijf was zijn speelruim te bijzonder klein: steeds w eer m oest hij opboksen tegen een confessionele meerderheid, die het populaire am usem ent (vooral de bioscoop) m et groot wantrouwen bekeek. De betekenis van de politicus Ter Hall moet dan ook m eer gezocht w orden in zijn optreden als cam paigner in een periode waarin vooral in vrijzinnige kring grote onvrede m et het functioneren van het politieke bestel bestond. Deze on vrede - door A.A. de Jonge ooit omschreven als 'de kleine crisis der dem ocra tie’38 - wist Ter H all met zijn kleurrijke cam pagnes tegen 'de polletiek' op zijn geheel eigen w ijze uit te buiten.
M archant schreef dit in de kantlijn van het uitgeknipte gedicht van T er Hall in Nationaal H erstel (A lgem een Rijksarchief, collectie H.P. M archant, map 509). A.A. de Jonge, Crisis en critiek, p. 6-9.
REG ELEN OF G ED O G EN ? DE ZO N DAG SW ET VAN 1953 EN DE W IJZIG IN G VAN DE BEG RAFEN ISW ET VAN 1955
Jan Ramakers
Inleiding Volgens Lijphart behoort de pragm atische aanvaarding van de geestelijke ver zuildheid van de N ederlandse politiek tot de belangrijkste spelregels van de pacificatiedem ocratie. Het op de spits drijven van controversiële kwesties zou het im m ers onm ogelijk maken terzake besluiten te nemen. Aan veel politieke com prom issen ligt dan ook het 'agreem ent to disagree' ten grondslag. Dit prin cipe m aakt het ook mogelijk beslissingen over niet-spoedeisende punten uit te stellen zodat de sam enw erking op andere terreinen niet in gevaar komt.1 Hier ligt w ellicht ook de kern van het gedogen van strafbare feiten.2 Gedogen wordt dan gezien 'als een transform atie of generalisatie van de bestuurspraktijk in een verzuilde sam enleving waarbij de differentiële toepassingspraktijk van een al gem een (w ets-)voorschrift wordt gehanteerd niet alleen voor groepen in de sam enleving m aar ook voor specifieke problem en in de samenleving. Gedogen kan dan ook w orden aangetroffen daar waar de fundamentele opvattingen van constituerende groepen uiteenlopen; kwesties van zeden (prostitutie), leven (abortus), dood (euthanasie) en gezondheid (vaccinatie en chemisch genot).'3
A rend Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de N ederlandse politiek (vierde herzie ne druk; Am sterdam 1982) p. 117-118. Eén van de bekendste voorbeelden uit de parle m entaire geschiedenis is de 'ijskastform ule' voor het N ieuw -G uineabeleid, die het op treden van h et tweede kabinet-Drees m ogelijk m aakte. V oor geen enkele oplossing was een parlem entaire m eerderheid te vinden, zodat de beslissing terzake wel m oest w or den uitgesteld. O nder gedogen zou m en kunnen verstaan: 'H et door een overheidsinstantie, bij consta tering van een overtreding, afzien van handhavend optreden, dan wel h et door een overheidsinstantie vooraf verklaren of anderszins de verw achting w ekken dat tegen een overtreding niet w ordt opgetreden.' (W. H uism an, Gedogen: een verschijnsel van alle tijden en alle plaatsen? (Am sterdam 1996) p. 1). Daarm ee tolereert de instantie dat situaties ont staan of blijven voortbestaan die, in ieder geval op het eerste gezicht, op gespannen voet staan m et de rechtsnorm en (G.T.J.M . Jurgens, Bestuurlijk gedogen. Aanvaardbaarheid en gevolgen van bestuurlijk gedogen in het milieurecht en het ruimtelijk recht (Zw olle 1996) p.
10). M .A . Zw anenburg, '(Drugs)beleid als exportprodukt', Ars A equi (AA-katern 55) 1995, p. 2627. 33
Regelen of gedogen?
De vrij algem ene opvatting dat gedogen een typisch Nederlands verschijnsel is, is overigens onjuist. Typisch Nederlands is wel dat er vanuit de rijksoverheid een algem een beleid ten aanzien van gedogen is gevorm d.4 W ellicht kent N e derland ook een langere traditie op dit gebied dan andere landen. H oew el gedoogbeleid zo in een pluriforme sam enleving behoort tot het ar senaal smeerm iddelen van de pacificatiedemocratie, wordt gedogen toch ook als problem atisch ervaren. In veler ogen dient overheidsoptreden im mers geba seerd te zijn op en in overeenstemming te zijn met een w ettelijke regeling. G e dogen w ordt problem atischer naarmate daardoor een discrepantie ontstaat tus sen de realiteit en de democratisch gelegitim eerde norm.5 Bovendien bergt het gedogen vaak een spanning in zich tussen algem een en particulier belang of individuele vrijheid. Geen wonder dat w etgeving die tot gedogen aanleiding geeft, im m anente spanning in zich bergt. Die spanning is m utatis mutandis natuurlijk ook voel baar op de m omenten in de parlementaire geschiedenis waarop geprobeerd wordt zulke wettelijke regelingen aan te passen aan wat gezien wordt als een nieuwe maatschappelijke realiteit en in overeenstem m ing te brengen m et het gegroeide rechtsbewustzijn. Tijdens het kabinet-Drees III gaven de voorstellen tot w ijziging van de Zondagsw et en van de Begrafenisw et (al snel bekend als de Crematiewet) aanleiding tot zulke spanningsvolle debatten in het parlement. De biograaf van m inister van Binnenlandse Zaken Beel, L.J. Giebels, noem t de openbare behandeling van de Crematiewet zelfs 'een hoogtepunt in de parle mentaire geschiedenis van de jaren vijftig'.6 Terecht merkt Giebels daarbij op: 'De Zondagswet en de crem atiew et vormen (een) illustratie van de geest des tijds. Beide onderw erpen - te vergelijken m et discrim inatie en euthanasie in onze dagen - waren slepende kwesties waarvan de regeling al lange tijd w acht te op een coalitie van confessionelen en andersdenkenden die bereid en in staat was deze ter hand te nem en.'7 Het derde kabinet-Drees, volgens Jan Joost Lindner 'een van de beste kabinetten van deze eeuw '8, voldeed wellicht als geen an der aan de voorw aarden om de problemen tot een oplossing te brengen. Daar staat echter tegenover dat de figuur Beel enkele eigenschappen in zich verenig de die het moeilijk m aakten de zaken tot een goed einde te brengen. Enerzijds was hij er de m an niet naar om problemen op hun beloop te laten in de hoop dat ze zichzelf oplosten - beter een verkeerde beslissing dan geen beslissing,
H uism an, Gedogen, p. 95. In Duitsland bijvoorbeeld geldt gedogen als 'inform ales Verw altungshandeln', w aardoor het een zekere rechtm atigheid krijgt, terwijl m en in Frank rijk officieel niet van gedogen wil w eten, m aar het in de rechtspraktijk, via de band van het sepot en de rechtsdw aling, toch een rol speelt (ibidem). 5
6
7
8 34
Jurgens, Bestuurlijk gedogen, p. 36. L.J. Giebels, Beel. Van vazal tot onderkoning. Biografie 1902-1977 (Den H aag en N ijm egen 1995) p. 363. Zondagsw et en Crem atiewet w aren, m et de kw estie-Schokking, de enige onderw erpen op het beleidsterrein van Binnenlandse Zaken die de gem oederen echt bezighielden. Het departem ent produceerde verder een 'constante stroom van w etge ving en uitvoeringsm aatregelen' (ibidem, p. 361) die w elisw aar niet van belang w as g e speend, m aar die zelden spectaculaire politieke m om enten opleverde. Ibidem, p. 361-362. Jan Joost Lindner, 'Een van de beste kabinetten van deze eeuw', de Volkskrant, 6 juli 1998.
Jan Ramakers
luidde zijn devies anderzijds was hij geen begenadigd w etgever.9 Alles wees derhalve op parlem entair vuurwerk.
Slepende kwesties H et ging inderdaad om slepende kwesties. De gewraakte Zondagswet die Ne derland kende, een wet die w elisw aar niet bedoelde tot heiliging van de zon dag te dw ingen, maar wel de publieke zondagsrust wenste te garanderen, da teerde van 1815 en was in grote delen van het land tot ergernis van veel orthodox-protestanten en katholieken niet meer te handhaven om dat zij nauwelijks meer werd nageleefd. Sterker nog: toen de burgemeester van Haarlem in 1897 de Zondagsw et nog eens w ilde doen naleven, adviseerde de regering hem zulks m aar liever achterw ege te laten.10 Eén van de belangrijkste oorzaken van de gebrekkige naleving van de w et was ongetwijfeld het centrale karakter van de regeling; in verschillende delen van het land werd natuurlijk, al dan niet vanuit traditie, verschillend over de materie gedacht. Uiteraard ontwikkelden zich door de toenemende onkerkelijkheid ook de opvattingen over de taak die de overheid zou hebben bij het handhaven van de zondagsrust uit religieuze overw egingen.11 De pogingen die in 1886 en in 1920 w erden ondernom en om de Zondagsw et te wijzigen, leden echter schipbreuk, ondanks het feit dat het voorstel van 1920 grote bevoegdheden aan de gemeenteraad overliet, zodat aan één van de belangrijkste bezw aren tegen de wet van 1815, het centralistische karakter, werd tegemoetgekomen. Geen van beide ontw erpen bracht het tot een openbare behandeling. Als het erop aankwam, wilde kennelijk niemand zijn vingers aan de materie branden.12 De handhaving van de Begrafenisw et van 1869 was niet minder problem a tisch en omstreden. De w et schreef voor dat lijken binnen vijf dagen na overlij den begraven m oesten worden. O ver crem atie sprak de w et niet; de w etgever m eende dat er te veel godsdienstig-ethische en strafrechtelijke bezw aren tegen lijkverbranding bestonden.13 De w et liet echter na te verm elden wie verant
G iebels, Beel, p. 583-584. Beel was veel m eer bestuurder, redderaar, dan w etgever. G ie bels noem t het ontw erp-Zondagsw et één van de 'futiele w etgevingspogingen' van Beel. Die kw alificatie is juist voor zover het ontwerp eigenlijk niet uit Beels koker kwam. A l leen de Crem atiew et zou m en een lex-Beel kunnen noemen. A ldus K V P-w oordvoerder J.H . M aenen en VVD -fractievoorzitter P.J. Oud (HTK 1952 1953, p. 2467, 2514). Giebels, Beel, p. 362; H.H. Doum a, De Zondagswet (IJm uiden 1954) p. 15. De zondagsrust uit sociale overw egingen vorm t natuurlijk een heel andere kwestie. Doum a, Zondagswet, p. 17-26. In christelijke kringen werd de lijkverbranding als een heidens gebruik gezien; crem atie verhinderde de opstanding van de doden. Het strafrechtelijk bezw aar bestond hierin dat het door lijkverbranding eenvoudiger zou zijn sporen van m isdaden tegen het leven uit te wissen. Voorstanders van crem atie m eenden dat het tweede bezw aar kon worden ondervangen door een goede regeling van de lijkschouwing. V erder brachten zij onder andere m edisch-hygiënische aspecten naar voren - begraafplaatsen in de overvolle ste den zouden kw eekplaatsen van ziektes en epidem ieën zijn - en econom ische argum en35
Regelen of gedogen?
w oordelijk was voor de plicht tot begraven en derhalve ook wie gestraft diende te worden als een stoffelijk overschot niet werd begraven. O ndanks het w ettelijk gebod tot begraven richtte de Vereniging voor Facul tatieve Crem atie uit propagandistische overw egingen in Velsen een crem atori um op, waar op 1 april 1914 het oud-bestuurslid van de vereniging, C.J. Vaillant, w erd gecremeerd. De opdrachtgever, M.J. Meyer, en degene die het stof felijk overschot had gecremeerd, Ph.K. Lissa, werden daarop vervolgd. In laats te instantie sprak de Hoge Raad hen echter vrij, Meyer vanw ege de hierboven genoem de lacune in de wetgeving en Lissa om dat de w etgever had verzuimd crem atie nadrukkelijk te verbieden met bijbehorende penale sanctie, terw ijl uit het gebod tot begraven volgens de Raad geen verbod tot crem atie mocht wor den afgeleid. Hierop ontstond als het ware een 'klassieke' gedoogsituatie. De regering verklaarde, in afwachting van een verbeterde Begrafeniswet, de exploitatie van het crematorium niet in de weg te zullen staan. Ook in verband met de heer sende oorlogssituatie wilde zij verm ijden dat onderwerpen die gew etensvragen raakten aan de orde werden gesteld. W el werden in overleg m et de Facultatie ve verschillende waarborgen gesteld, onder andere op het gebied van de lijk schouwing. In 1919 werd weliswaar een w etsontwerp aanhangig gem aakt dat beoogde de bestaande toestand te consolideren, m aar het werd niet in behan deling genomen om een confrontatie te verm ijden tussen liberalen en sociaal democraten enerzijds en confessionelen anderzijds. Vooral de antirevolutionai ren w aren mordicus tegen wettelijke sanctionering van de lijkverbranding. Hoewel het crem atorium in Velsen in bedrijf bleef, traden de achtereenvolgen de kabinetten zeer terughoudend op. Zo mocht de regering zich niet laten ver tegenwoordigen bij crem aties en werd bij crematie de militaire eer onthouden aan dragers van de M ilitaire W illemsorde. In 1936 werd zelfs een schijnbegrafenis gehouden voorafgaande aan de crematie van een lid van het Internatio naal Gerechtshof om de regering de gelegenheid te geven bij het afscheid van de overledene aanw ezig te zijn. Het ontwerp tot wijziging van de Begrafenis wet dat op 1 maart 1940 werd ingediend, werd niet in behandeling genom en door de Duitse inval.14
ten omdat crem atoria minder ruimte vergden dan begraafplaatsen en crem eren boven dien goedkoper zou zijn dan begraven. De godsdienstig-ethische bezw aren van de te genstanders beschouw den zij in laatste instantie louter als een gevoelskw estie: crem atie zou zeker geen m inder piëteitsvolle vorm van lijkbezorging zijn dan begraven (I. Fran ke, Crematie in Nederland 1875-1955. De Vereniging voor Facultatieve Crem atie en de Wet op d e Lijkbezorging (Utrecht 1989) p. 15-22). De gegevens over de voorgeschiedenis van de Crem atiewet zijn ontleend aan: Franke, Crem atie in N ederland, p. 14-34. 36
Jan Ramakers
N aar een nieuwe Zondagswet De goal van Us A be en andere verstoringen van de zondagsrust Beel had in 1946 als m inister-president aan de Tweede Kamer laten weten dat hij met een nieuwe w ettelijke regeling van de zondagsrust het liefst wilde w achten tot de vrije zaterdag zou zijn ingevoerd. Dan kon immers de 'zondag ontheiligende sport', w aartegen vooral SGP-w oordvoerder C.N. van Dis was uitgevaren, naar de zaterdag worden verplaatst. M aar Beels partijgenoot J.H. van M aarseveen, m inister van Binnenlandse Zaken in het tweede kabinetDrees, had daar niet op w illen wachten. In mei 1951 had hij een wetsontwerp ingediend 'ter w egnem ing van beletselen voor de viering van en ter verzeke ring van de openbare rust op zondag'. En Beel had dat ontwerp toch maar overgenom en.15 Principieel week het voorstel trouwens niet af van de wet van 1815. Het w il de uitsluitend de beletselen voor de heiliging van de zondag wegnemen. Het wilde noch dw ingen tot zondagsheiliging, noch voldoen aan de sociale behoef te aan een wekelijkse rustdag.16 Het wetsvoorstel had slechts ten doel de open bare godsdienstoefening te bescherm en en de openbare rust op zondag te ver zekeren. O verigens ging het - hoe kan het ook anders - op een groot aantal pun ten duidelijk om een com prom isvoorstel dat, tot genoegen van een groot deel van het parlem ent, tot stand was gekomen na overleg met de kerkgenoot schappen. Zo zouden niet alle openbare vermakelijkheden op zondag w orden verboden,17 verzette het voorstel zich niet tegen arbeid in beroep of bedrijf op zondag mits deze de openbare rust niet 'zonder genoegzame reden' verstoorde, gold in principe voor de zondagm orgen vóór 13.00 uur een strenger regim e dan voor de rest van de dag en konden gem eentelijke organen op grond van plaatselijk heersende opvattingen het regime voor de zondagmorgen uitbrei den tot de hele zondag. Bovendien werden veel uitdrukkingen in het voorstel gekenm erkt door een hoge m ate van vaagheid. Hoe ver de w erkingssfeer van de nieuw e wet precies ging, zou in de toekomst dan ook de rechter m oeten uitm aken.18 Natuurlijk riep het wetsontwerp nogal wat principiële beschouwingen en praktische bezw aren op; het was even natuurlijk dat de debatten niet tot echte overeenstem m ing in het parlem ent leidden. Na afloop van de eerste termijn constateerde Beel 'dat het onmogelijk is voor de Regering om aan alle naar vo ren gebrachte desiderata te voldoen. In vele gevallen toch lopen de wensen ver
G iebels, Beel, p. 362. In de sociale behoefte aan een wekelijkse rustdag werd immers tegem oetgekom en door m iddel van andere w etgeving zoals de Arbeidsw et en de W inkelsluitingsw et. G em eentelijke verordeningen m ochtcn bijvoorbeeld niet zijn gericht tegen 'sportbeoefe ning of andere vormen van ontspanning op Zondag, die niet als openbare verm akelijk heid in de zin van deze wet zijn te beschouwen'. Bij algem ene m aatregel van bestuur zou w orden bepaald welke openbare verm akelijkheden niet als openbare verm akelijk heid in de zin van de wet zouden worden beschouwd. Douma, Zondagswet, p. 31-33.
Regelen of gedogen?
uiteen, soms zijn zij zelfs aan elkaar tegenstrijdig. Er is gevraagd om verrui m ing van de bevoegdheden der gem eentelijke organen; daartegenover is ge steld, dat deze bevoegdheden dienen te w orden beknot. Er is aangedrongen op verruim ing der m et de Zondag geheel of gedeeltelijk voor de toepassing der wet gelijk te stellen Christelijke feestdagen; er is ook verlangd, dat in het ont w erp verdere schrappingen in dit opzicht zouden w orden aangebracht. Schrapping van artikel 4, lid 4, van het ontwerp is voorgestaan;19 op om zetting van het facultatief karakter dezer bepaling in een verplichting is van andere zijde m et klem aangedrongen. De Regering heeft getracht een middenweg te bew andelen. (...) De Regering is er van overtuigd, dat uwe vergadering ook bij de am endering van dit ontwerp de noodzaak zal willen blijven erkennen, dat het com prom is-karakter blijve behouden, en dat (...) offers zullen m oeten wor den gebracht.'20 D aarm ee had Beel geen woord te veel gezegd. De door hem genoemde, en veel andere tegenstellingen, vroegen om bereidheid tot een comprom is. Op voorhand was echter al duidelijk dat een aantal fracties geen com prom is zou aanvaarden. Het lag voor de hand dat de SG P het w etsvoorstel lang niet ver genoeg vond gaan. Anders dan het kabinet was w oordvoerder P. Zandt van m ening dat de overheid niet alleen de zondagsrust in de publieke sfeer diende te bescherm en, maar dat zij conform Gods w oord ook tot taak had de zondags heiliging in de private sfeer af te dwingen, een opvatting die overigens door geen enkele andere fractie in de Kamer werd gedeeld, hetzij uit principiële overw egingen, hetzij omdat de overheid dom w eg niet in staat werd geacht de zondagsviering af te dwingen. Zandt vond h et uiteraard helemaal onverteer baar dat de regering zich zelfs onmachtig verklaarde de openbare rust op zon dag voor de volle honderd procent te w aarborgen; het toestaan, bescherm en en w ettigen van sport en spel en verm akelijkheden op de dag des Heren was uit den boze, ook al geschiedde dat onder zekere restricties.21 A an de andere kant van het spectrum bevonden zich, bien étonnés de se trouver ensem ble, de fracties van VVD en CPN. Beide vroegen zich af w aarom een nieuw e Zondagsw et eigenlijk nodig was, zij het niet om precies dezelfde rede nen. De CPN gaf er weer eens blijk van aan paranoia te lijden toen zij het kabi net ervan beschuldigde het w etsontwerp enkel te hebben ingediend om poli tieke m anifestaties op zondag onm ogelijk te m aken, in het bijzonder natuurlijk die van de communisten. Anderzijds werd in christelijke kerken politiek bed re ven onder het mom van godsdienstoefening, aldus de communisten. W erden katholieken vanaf de kansel niet gemaand om op de KVP te stem m en? Voorts w as er volgens de CPN geen enkele aanleiding om te verwachten dat de uitoe fening van de godsdienst in bescherm ing m oest worden genomen tegen het niet-kerkelijke deel van de bevolking. Het w etsontwerp beperkte alleen maar de m ogelijkheden tot ontspanning voor de w erkende klasse.22 G. Ritm eester betoogde nam ens de W D dat de overheid zich eenvoudig kon beperken tot het
A rtikel 4, lid 4 beloofde de algem ene m aatregel van bestuur als bedoeld in noot 17. H TK 1952-1953, p. 2508. Ibidem , p. 2489-2493. Ibidem , p. 2486-2489, 2533. 38
Jan Ramakers
handhaven van de geldende wet als er inderdaad sprake was van een groeien de onvrede over de naleving van de Zondagswet en toenemende verstoring van de zondagsrust. Hij betw ijfelde trouwens ernstig of dat het geval was.23 Een nieuw e com prom isw et zou even moeilijk te handhaven zijn als de vigeren de. Het w as daarom m aar beter alles bij het oude te laten: 'Deze w et is een taaie rakker, m aar een ouw e ziel, die niemand kwaad doet. Daarom alleen moet ze niet blijven leven; maar haar plaatsvervangster heeft voor ons wel zeer weinig aantrekkelijks, hetgeen door de voorgestelde amendementen niet wordt ver hoogd.'24 Het kwam Ritm eester op een reprim ande van de antirevolutionair J.A .H .J.S Bruins Slot te staan, die de VVD'er in feite verweet christenen de ge w enste zondagsrust niet te gunnen.25 Daarop schoot fractievoorzitter P.J. Oud zijn politieke vriend te hulp met de simpele constatering dat er aan een nieuwe Zondagsw et geen behoefte bestond omdat een uniforme regeling, bij alle regi onale verschillen van inzicht over de invulling van de zondagsrust, alleen maar tot m oeilijkheden zou leiden. Strafbepalingen tegen de verstoring van gods dienstoefeningen w aren ook niet nodig om dat die simpelweg niet plaatsvond; het W etboek van Strafrecht bood bovendien voldoende mogelijkheden om hier tegen op te treden, als dat onverhoopt toch eens nodig mocht zijn.26 De overige fracties (KVP, PvdA, ARP, CHU en KNP) gaven te kennen wèl behoefte te hebben aan een nieuwe Zondagswet, want, zoals J.H. M aenen (KVP) het uitdrukte: 'Een wet, die niet w ordt nageleefd, moet om die reden reeds verdw ijnen of aan de gewijzigde om standigheden worden aangepast.'27 Zij w aren echter niet alle even gelukkig met het gepresenteerde comprom is noch m et de vele vaagheden die het wetsontwerp inderdaad bevatte. Ritm ees ter had zich al enigszins spottend uitgelaten over het verbod 'zonder strikte noodzaak' gerucht te verw ekken 'dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verw ekking gehoord kan worden'. Hoe moest het dan met gerucht veroorzaakt bij een voetbalwedstrijd die op zondag werd toegelaten? 'W anneer b.v. onze veelgeroem de Abe een doelpunt maakt, dan zal het "g e rucht", dat dan verw ekt w ordt, zeker op meer dan 200 m worden gehoord. Of beschouw t de M inister dit als "strikte noodzaak" om uiting te geven aan een geprangd gem oed? M aar zo de rechter dat eens niet doet, hoe moet het dan met die 60.000 verw ekkers van dat "gerucht", onder wie, wellicht, als eregast, de M inister zelf? O f kom t Us Abe op de bon, aangem erkt als auctor delicti, of de doel verdediger, die de bal miste?'28 En zo w erd Beel met meer ongelukkige form uleringen om de oren geslagen. M oest klokgelui worden beschouwd als niet toegestaan gerucht? W anneer werd 'zonder genoegzam e reden' de openba re rust verstoord door arbeid in beroep of bedrijf? Wat moest 'überhaupt' w or den verstaan onder 'openbare vermakelijkheden', waarvan het in principe ver boden w as ze op zondag voor 13.00 uur te houden, daartoe gelegenheid te ge
Ibidem , p. 2471-2474. Ibidem , p. 2474. Ibidem , p. 2513. Ibidem, p. 2514. Ibidem, p. 2467. Ibidem, p. 2472. 39
Regelen of gedogen?
ven of eraan deel te nemen? W erden culturele activiteiten ook geacht de open bare rust te verstoren? W as het heffen van entree een criterium ? Was een wandelvereniging in overtreding die vóór 13.00 uur haar activiteiten ontplooide, omdat 'optochten' op dat tijdstip niet waren toegestaan? Beel deed zijn uiterste best de kritiek te w eerleggen, m aar hij kwam er niet helem aal uit. Hij wees erop dat 'min of meer vage termen' veelvuldig in w etge ving voorkom en. Ook m eende hij 'dat de heer Lenstra zich geen zorgen behoeft te m aken, dat hij in aanraking met de strafrechter zal kom en, als hij de natio nale eer op de aangegeven wijze hooghoudt' (het verbod op het verw ekken van gerucht richtte zich niet tegen spontane reacties), maar Beel m oest toegeven dat in een aantal gevallen de rechter het laatste woord zou hebben, ook al om dat het niet m ogelijk was 'van de categorie der openbare verm akelijkheden, w aar voor het regim e der w et behoort te gelden, een verantw oorde en duidelijke al gem ene om schrijving te geven'.29 Wordt de zondagsrust voldoende gewaarborgd? De belangrijkste vraag was echter of het w etsontwerp voldoende w aarborgen bood voor de handhaving van de publieke zondagsrust. De ARP m eende dat zulks niet het geval was. J. Fokkema, voorm alig predikant, fulm ineerde vooral tegen het feit dat aan de 'sportvergoding' geen halt werd toegeroepen en stelde de Engelse zondagsw etgeving op dat punt als lichtend voorbeeld. Het was hem zelf overkom en dat hij te laat de kerk bereikte waar hij het W oord zou be dienen om dat hele stratencom plexen voor een sportwedstrijd w aren afgesloten. Bovendien had hij onoverkom elijke bezw aren tegen het in tweeën knippen van de zondag en tegen het feit dat de regering de mogelijkheid werd gelaten bij algem ene m aatregel van bestuur bepaalde openbare verm akelijkheden aan de Zondagsw et te onttrekken.30 Met dat laatste werd de zondagsrust im m ers overgeleverd aan de w isselende politieke inzichten van de opeenvolgende ka binetten. Overigens haastte Fokkem a's fractiegenoot Bruins Slot zich aan diens betoog toe te voegen dat het de antirevolutionairen uitsluitend ging om de ver zekering van de openbare rust. Van inbreuken op de private sfeer w ensten ook zij niet te weten en niemand kon bew eren 'dat een eenvoudige sportbeoefening de Zondagsrust meer zou storen dan de in vele steden en dorpen des Zondags waar te nemen pantoffelparade en een op straat rondlum m elende jeugd zulks doen'.31 KVP, PvdA, CHU en KNP dachten daar in ieder geval hetzelfde over. Liever na een week van harde arbeid gepaste ontspanning en dito sportbeoefening op de zondagm iddag, dan verveeld rondhangende jeugd die niet w ist hoe haar vrije tijd op passende wijze te besteden. Sportbeoefening en culturele activiteit ontsloegen gelovigen im mers niet van het vervullen van de godsdienstplichten en het onderhouden der geboden.32
Ibidem , Ibidem , Ibidem , Ibidem , 40
p. p. p. p.
2504-2506. 2477-2479. 2494. 2468, 2475, 2498.
Jan Ram akers
W el bestond er tussen deze fracties verschil van m ening over de bevoegdhe den die in het w etsvoorstel aan de gem eentebesturen werden toegekend. An ders dan zo vaak ging het deze keer niet alleen om de rituele dans die telkens w eer w erd opgevoerd als de gem eentelijke autonomie in het geding was. Het ging hier in hoge m ate om de kern van de zaak: de Zondagsw et van 1815 was im m ers vooral niet te handhaven gew eest omdat zij een centrale regeling was die onvoldoende rekening hield m et de plaatselijk zeer uiteenlopende opvat tingen over de zondagsrust. Alleen al om die reden w enste de W D , zoals we hiervoor zagen, haar stem niet aan een nieuw e Zondagsw et te geven. Daarm ee profileerde zij zich als w are oppositiepartij; aan am endering van het w etsont werp had zij niet de m inste behoefte. Voor de regeringspartijen KVP, PvdA en CHU lag dat m inder simpel. Het probleem was ook niet simpel. Het wetsontw erp bevatte een aantal ver bodsbepalingen voor de zondagochtend vóór 13.00 uur, m aar verleende ge m eentebesturen een beperkte bevoegdheid dat regim e ook voor de m iddag in te voeren. M aar daarnaast kon de Kroon bij algem ene m aatregel van bestuur (amvb) een aantal openbare verm akelijkheden uitsluiten van een eventueel door een gem eentebestuur in te voeren streng regim e voor de zondagmiddag. De CHU vreesde onoverkom elijke m oeilijkheden tussen burgem eesters, ge m eenteraden en bevolking bij verschillen van inzicht over het te voeren regime. De KVP en de KNP wilden, in navolging van de Vereniging van N ederlandse G em eenten, de gem eentebesturen nog m eer bevoegdheden toekennen. Beide achtten het wijs gem eentebesturen ook bevoegd te verklaren andere christelijke feestdagen, dan de in het wetsontw erp genoem de, m et de zondag gelijk te stellen.33 De w aardering voor en de viering van de verschillende feestdagen liep plaatselijk im mers fors uiteen. Ch.J.I.M . W elter (KNP) koos zelfs conse quent voor een decentraal systeem: hij wilde niet aan de Kroon, m aar aan de gem eentebesturen de bevoegdheid verlenen om te bepalen w elke openbare verm akelijkheden niet als openbare verm akelijkheid in de zin der w et zouden w orden beschouw d.34 N. Stufkens liet echter weten dat dat voorstel voor de PvdA -fractie volstrekt onaanvaardbaar was. Hij erkende dat in verschillende gem eenten uiteenlopende behoeften leefden inzake de zondagsrust, m aar hij w ilde niet alle bevoegdheden bij de gem eentebesturen leggen. Van de m oge lijkheid om van de algem ene voorschriften van de w et af te w ijken, diende zo spaarzaam mogelijk gebruik te w orden gemaakt. Bijeenkom sten van zedelijke o f culturele aard die in een gebouw plaatsvonden, m ochten volgens hem niet als openbare verm akelijkheid w orden aangemerkt. De amvb diende volgens hem dan ook in de wet verplicht te worden gesteld, opdat de zondagsrust niet verw erd tot een stilte van het graf.35 O pvallend genoeg kwam Beel meer tegemoet aan de wensen van de PvdA dan aan die van KVP en KNP. Het leek hem niet verstandig aan gem eentebe
Daarbij werd m et nam e gedacht aan de G oede Vrijdag die in het katholieke zuiden veel m eer betekenis had als christelijke feestdag dan in protestants-christelijke delen van het land. Ibidem , p. 2469, 2476, 2479-2480. Ibidem , p. 2498. 41
Regelen of gedogen?
sturen de bevoegdheid te geven andere christelijke feestdagen met de zondag gelijk te stellen. U it het overleg met de kerkgenootschappen w as gebleken dat te vrezen viel voor verscherpte tegenstellingen onder de bevolking als die wens zou w orden ingew illigd. Het ging im mers om een principiële zaak. W el w ilde Beel in principe tegemoetkomen aan de wens van Stufkens om de amvb een im peratief karakter te verlenen. Hij vond het verstandig gem eentebesturen enigszins in hun bew egingsvrijheid te beperken zodat onder de bevolking over deze delicate zaak geen tegenstellingen zouden ontstaan, m aar hij voelde ook wel aan dat niet iedereen hier gelukkig m ee kon zijn: 'Ik zou willen, dat het vierde lid van artikel 4 niet nodig was, m aar het is nu eenm aal zo, dat het b e grip "openbare verm akelijkheid" een zo ruim begrip is, dat, w anneer het zon der m eer in de w et zou worden opgenomen, de grenzen van de bedoeling van de w etgever verre zouden worden overschreden.’ 36 De coalitiepartners waren desondanks verstandig genoeg om niet elk voor zich het onderste uit de kan te eisen, zodat zij het com prom is over de streep konden trekken. Een hele reeks amendem enten w erd ingediend om te bepalen voor w elke christelijke feestdagen naast de zondag de Zondagswet geheel of gedeeltelijk van toepassing zou zijn. Uiteindelijk kon de Kam er zich in m eer derheid vinden in het voorstel van Krol dat H em elvaartsdag en Eerste Kerst dag voor de toepassing van de wet met de zondag gelijkstelde en het voorstel van Stufkens om de w et gedeeltelijk van toepassing te verklaren voor de twee de Paas-, Pinkster- en Kerstdag alsm ede voor G oede Vrijdag en N ieuw jaars dag.37 Tevens werd met steun van KVP en PvdA een amendem ent-M aenen aangenom en dat de gemeenteraad de bevoegdheid verleende bij verordening een bepaald deel van de wet van toepassing te verklaren op door een of m eer kerkgenootschappen erkende rust- of feestdagen.38 Als 'tegenprestatie' werd aan de PvdA toegestaan in de w et te doen opnem en dat bij amvb zou w orden bepaald dat openbare vermakelijkheden w aarvan geen beletselen voor de vie ring van de zondag en geen verstoring van de zondagsrust waren te duchten, niet als openbare verm akelijkheden in de zin van de w et zouden worden be schouw d.39 Een ander am enderings-een-tw eetje tussen KVP en PvdA garan deerde dat het verbod op optochten en openluchtbijeenkom sten op de zondag ochtend noch betrekking zou hebben op politieke bijeenkom sten noch op godsdienstoefeningen en processies voor zover die de zondagsrust niet ver stoorden.40 Op 25 m aart 1953 werd het w etsontw erp door de Tweede Kam er met 60 tegen 24 stem m en aangenomen. De steun van KVP, PvdA, CHU en KNP was voldoende; W D , ARP, SGP en CPN stem den tegen.41 Op 31 oktober ver leende ook de Eerste Kamer haar instem m ing met het ontwerp. W D , ARP en CPN w ensten geacht te worden tegen te hebben gestem d.42
36 37 38
Ibidem , p. 2503 2506-2506. Ibidem , p. 2528-2529. Ibidem , p. 2537.
39 40
Ibidem , p. 2531. Ibidem , p. 2532, 2535.
« 42
Ibidem , p. 2539-2540. H EK 1953-1954, p. 2045.
42
Jan Ram akers
D em onstratie van w ederzijdse loyaliteit? Een perfecte w et w as de nieuw e Zondagswet, zoals eigenlijk te verwachten was gew eest, natuurlijk niet. Daarvoor bevatte zij nog teveel centralistische elem en ten. V ooral in het katholieke zuiden barstten m eteen na haar inw erkingtreding de protesten los. Daar vond m en dat de verbodsbepalingen van de wet diep in het volksleven gew ortelde tradities en gebruiken m et een godsdienstig of ker kelijk karakter troffen, wat toch niet de bedoeling van de w et kon zijn geweest. De gem eenteraad van M aastricht vond dat de w et 'leidt tot belem m ering van aloude godsdienstige plechtigheden alsm ede tot verarm ing en nivellering van het culturele leven vooral in het zuiden des lands’.43 De tradities van carnaval, harm onie- en schuttersfeesten werden inderdaad door de w et bedreigd. Een en ander noopte Beel al snel om te komen tot een aanpassing van de wet die het via plaatselijke verordeningen alsnog mogelijk maakte deze zondagse folklore toe te staan.44 Zo kregen de KVP en de Vereniging van N ederlandse Gem eenten alsnog hun zin. Blijft de vraag w aarom zo'n ongelukkige w et toch tot stand is gekomen. G ie bels verm eldt niet m eer dan dat het ontw erp-Zondagsw et w erd aangenom en dankzij de PvdA die Beel de vereiste steun had gegeven,45 m aar de vraag naar het w aarom blijft staan. De KVP-fractie noch Beel kon zich inderdaad beklagen over gebrek aan steun van de PvdA, maar Stufkens verleende zijn steun niet dan nadat hij een substantiële beperking van het belangrijke begrip 'openbare verm akelijkheid' had zeker gesteld. De een-tw eetjes tussen katholieken en sociaal-dem ocraten w aren niet van de lucht. De totstandbrenging van een sluitend stuk w etgeving lijkt intussen ondergeschikt te zijn gew eest aan de dem onstratie van w ederzijdse loyaliteit van katholieken en sociaal-dem ocraten die elkaar voor geen prijs w ilden laten vallen. Even dem onstratief hadden de liberalen zich geprofileerd als onversneden oppositiepartij en geweigerd aan de tot standkom ing van een com prom is mee te w erken. De gebeurtenissen rond de nieuwe Zondagsw et bew ezen daarmee in ieder geval dat de politieke verhou dingen onder D rees III definitief w aren veranderd. PvdA en W D w aren op elkaar uitgekeken. H et feit dat de Zondagsw et op hoofdlijnen nog steeds van kracht is, doet overigens verm oeden dat er zoveel decentrale elem enten in zijn geslopen dat van een behoefte tot het gedogen van overtredingen geen sprake meer is.
D oum a, Zondagswet, p. 142. G iebels, Beel, p. 362. W aarbij hij abusievelijk Stufkens' partijgenoot èn collega-doorbraakm an J.H . Scheps tot P vdA -w oordvoerder bom bardeert (ibidem). 43
R egelen of gedogen?
De Crem atiew et Unaniem advies leidt tot compromisvoorstel Zoals Beel tijdens de behandeling van het ontw erp-Zondagsw et al opm erkte, bestond er een frappante overeenkom st tussen de problem atiek rond dat w ets ontw erp en die van het gelijktijdig aanhangige voorstel tot wijziging van de Begrafenisw et, volledig: w etsontw erp Bepalingen m et betrekking tot de ver branding, de balsem ing en de schouwing van lijken. In beide gevallen ging het ten principale om de vraag of de Nederlandse rechtsorde het toeliet mensen te dw ingen naar Gods w et te leven.46 Voor zover het de crem atie betrof, was dat niet m ogelijk op grond van het arrest van de Hoge Raad van 1915. Het lag ech ter niet in de rede dat een w etswijziging na veertig jaar de klok nog ver zou terugdraaien en alsnog op een crematieverbod zou aansturen. Eerder zou zij proberen, binnen zekere grenzen, de bestaande praktijk te sanctioneren.
Bron: Franke, Crematie in Nederland.
De C om m issie van advies inzake herziening van de Begrafenisw et (commissieKan), die door m inister Van M aarseveen op 13 april 1949 was ingesteld, zocht de oplossing inderdaad in die richting. De breed sam engestelde commissie, w aarin behalve am btenaren ook vertegenw oordigers van de kerkgenootschap pen en van de crem atieverenigingen zitting hadden, ging ervan uit dat het te ontw erpen voorstel een com prom is moest zijn dat voor een zo groot mogelijk
46 44
H TK 1952-1953, p. 2502.
Jan Ramakers
deel van de bevolking aanvaardbaar was. Zij besefte dat in Nederland nog ve len bezw aar hadden tegen de lijkverbranding, maar dat aan de andere kant de crem atie al jarenlang werd gedoogd. Ook m eende de com m issie dat volgens de traditie in Nederland begraving regel was en crematie uitzondering. Zij bracht op 17 mei 1950 verslag uit.47 Het is van belang te constateren dat de leden zich unaniem achter het advies schaarden. M ede hierom nam Beel het advies van de com missie-Kan vrijwel integraal over in zijn w etsontw erp dat, mede ondertekend door de bew indslie den van Justitie, L.A. Donker (PvdA), en Sociale Zaken, J.G. Suurhoff (PvdA), op 17 januari 1952 bij de Tw eede Kam er werd ingediend. Ook het kabinet ba seerde het com prom is op de gedachte dat in Nederland begraving regel en crem atie uitzondering was. Van een volledige gelijkstelling van beide vorm en van lijkbezorging kon daarom geen sprake zijn. Wel werd de crem atie wettelijk geoorloofd onder voorw aarde dat de overledene bij testament of codicil te ken nen had gegeven dat zijn lijk verbrand m oest worden. Het kabinet nam het voorstel van de com m issie-Kan niet over dat crematie ook m ogelijk zou zijn na het uitspreken van de wens tot crem atie ten overstaan van twee m eerderjarige getuigen. De oprichting en exploitatie van crematoria w erd, overeenkom stig het advies-Kan, ook niet geheel vrijgelaten. Vergunning zou echter slechts w orden geweigerd als in de gem eente van oprichting of in de naaste om geving daartegen overheersende bezw aren van godsdienstige aard zouden bestaan. G em eenten en publiekrechtelijke organen dienden zich, m et het oog op het om streden karakter ervan, te onthouden van de oprichting en exploitatie van cre matoria. Alleen verenigingen zonder winstoogmerk zouden daarvoor toe stem m ing krijgen. Op voorhand omstreden, en afwijkend van het advies van de com m issie-Kan, w as de bepaling dat crematie van kinderen onder achttien jaar niet mogelijk zou zijn als 'de verbranding niet zou stroken met de geest van de inrichting, w aarin de ouders of de voogd (het kind) gedurende het laatstverlopen jaar hebben laten opvoeden', ook al w ensten de ouders crematie. Ui teraard was dit voorstel een vergaande concessie aan de confessionele partijen en één van de vele pogingen om uit de impasse te geraken.48 De rechten van de mens in het geding Voor het niveau van het debat dat begin februari 1955 in de Tw eede Kamer werd gehouden, w as het goed dat VVD-fractievoorzitter Oud de zaak m eteen op scherp zette en grof geschut in stelling bracht.49 Het w etsvoorstel vond hij in flagrante strijd met de U niversele Verklaring van de Rechten van de M ens en met de daarop gebaseerde Conventie van Rome. De Conventie bepaalde im mers: 'De vrijheid van godsdienst of overtuiging te belijden kan aan geen ande re beperkingen zijn onderw orpen dan die bij de wet zijn voorzien en die in een dem ocratische sam enleving nodig zijn voor de openbare orde, gezondheid of
Franke, Crem atie in Nederland, p. 34. Ibidem , p. 35-37. Voor het debat zie: HTK 1954-1955, p. 2273-2340. 45
Regelen of gedogen?
zedelijkheid of de bescherm ing van de rechten en vrijheden van anderen.' H et ontw erp zou zich evenmin goed verhouden m et de grondw ettelijke vrijheid van godsdienst, die eenieder dezelfde rechten garandeerde. H et w etsontw erp discrim ineerde voorstanders van crem atie dan ook door de beperkingen die het oplegde aan de bouw van crem atoria, doordat het een schriftelijke w ilsbeschik king van de overledene eiste en het gem eenten niet toestond een crem atorium op te richten en te exploiteren. 'Een van de afschuwelijkste voorschriften' vond Oud dat ouders het recht werd ontnom en een kind te laten crem eren w anneer dat w as opgevoed in een om geving die tegen crematie gekant was. O uds con clusie w as dan ook vernietigend: 'H et gehele streven is er op gericht de crem a tie m oeilijk te m aken en te zorgen, dat er zo m in mogelijk gecrem eerd wordt. (...) Ik vind het (...) een bijzonder erbarmelijk comprom is.'50 Het verbaasde hem dat Donker en Suurhoff zich ervoor hadden geleend het ontwerp te teke nen. Bovendien w as het w etsvoorstel volstrekt overbodig. Er was veertig jaar lang zonder problem en gecrem eerd, zodat de gegroeide praktijk recht was ge w orden, ook als de w et daar anders over dacht. Het kabinet probeerde echter de rechtsontw ikkeling terug te draaien, w aardoor de w et niet in overeenstem ming zou zijn m et het rechtsbew ustzijn van een groot deel van het volk. De ge schiedenis van de Zondagswet had de regering m oeten leren dat daarvan al leen m aar problem en te verwachten waren. D iezelfde Zondagsw et had Oud echter kunnen leren dat de liberalen ook nu w einig steun zouden vinden voor hun rigide-vrijzinnige afwijzing van het w etsontw erp, het voor hen w einig begeerlijke gezelschap van de CPN-fractie natuurlijk daargelaten. Behalve de VVD en de CPN, die dezelfde m otieven ter tafel brachten, verwierp alleen de SGP het comprom is want: 'Het lichaam blijft (...) G ods eigendom , w aarm ede de mens niet naar welgevallen handelen m ag.’ Bovendien leerde de Heilige Schrift dat begraving de door God gewilde vorm van lijkbezorging is.51 Deze stelling werd enkel door de ARP onderschreven, maar die w ilde daar, anders dan de SGP, n et als tijdens het debat over de Zon dagsw et, niet de conclusie aan verbinden dat de overheid de taak en de m oge lijkheden had in te grijpen in een aangelegenheid van de vrije m enselijke per soon.52 De stelling dat begraving van de doden een Bijbels gebod was, deelden Pv dA, KVP, CHU en KN P niet. W el huldigden deze fracties de opvatting dat het hier om een diepgew ortelde christelijke zede ging. Daarom was het gelegiti meerd in een overw egend christelijke sam enleving enige beperkingen aan de crem atiepraktijk op te leggen, een praktijk die immers onm iskenbaar haar w or tels vond in antichristelijke strom ingen, ook al kon men niet alle m oderne voor standers van crematie van antichristelijke sentim enten beschuldigen. Deze frac ties zagen dan ook geen enkele reden om Ouds beroep op de C onventie van Rom e te honoreren. In de eerste plaats beschouw den de voorstanders van cre matie de lijkverbranding niet als een godsdienstige aangelegenheid. M aar zelfs
Ibidem , p. 2275. Ibidem, p. 2290-2293. Ibidem , p. 2284. 46
Jan Ramakers
als dat wel het geval was geweest, liet de Conventie van Rom e een beperking van de godsdienstvrijheid toe voor zover zo'n beperking de bescherm ing van de rechten en vrijheden van anderen beoogde. En daar ging het nu precies om in het w etsontw erp. Het beoogde geen gelijkstelling van beide vormen van lijkbezorging te brengen, m aar slechts een legale m ogelijkheid tot crem atie te scheppen. Bovendien: waar de com m issie-Kan erin was geslaagd een unaniem advies uit te brengen, paste het de Kam er niet nieuwe verdeeldheid te zaaien. O f, zoals PvdA -w oordvoerder J.H. Scheps het enigszins pathetisch uitdrukte: 'W anneer een onw aardig com prom is wordt gesloten, w anneer dwang van bui ten af een factor is, w anneer bijbedoelingen een rol hebben gespeeld, kan de Kam er zich, bij haar overleggingen, niet laten binden, doch w anneer in die vrije sfeer, w aarvan de dem ocratie het geheim bezit, een overeenstem m ing is ver kregen op een zo belangrijk en m oeilijk punt, zou het Parlem ent in het alge meen en de Tw eede Kam er in het bijzonder ver onder de m aat blijven, wanneer zij dit com prom is, dat een draaglijk en eerzaam com prom is is, niet behandelde overeenkom stig de hoge staat harer geboorte.'53 W aarna Beel zich kon beper ken tot het instem m end sam envatten van de standpunten der regeringsfracties en deze m et enkele w arm e w oorden te danken voor de verleende steun: 'Juist om dat het ontw erp een com prom is is, laat het de persoonlijke overtuiging van hen, die het steunen, onaangetast.’54
Oud probeert de PvdA te beschadigen Nadat Oud zich in eerste termijn vergeefs tot de Kam er en het kabinet had ge richt m et de vraag hoe de sociaal-dem ocraten Donker en Suurhoff zo'n 'erbar m elijk com prom is' voor hun rekening durfden te nemen, deed hij er in tweede term ijn nog een schepje bovenop. Scheps wierp hij voor de voeten dat in diens rede elke principiële beschouw ing had ontbroken: 'H et w as allemaal com pro mis en nog eens com prom is, wat de klok sloeg.'55 Hij was ervan overtuigd dat de oude SD AP wèl een principieel vrijzinnig geluid zou hebben laten horen. De PvdA, de doorbraakpartij, was daar kennelijk niet meer toe in staat, zoals ook al bij de behandeling van de Zondagsw et was gebleken. Hij w ist ook wel hoe dat kwam: 'Nu is de grote moeilijkheid, w aarin de PvdA verkeert, deze, dat de structuur van de partij zó is, dat men zegt: Bij ons w erken sam en mensen van verschillende geestelijke overtuiging: hum anistische w erkgroep, Katholieke w erkgroep, en Protestants-Christelijke w erkgroep. Uitstekend. W aarom ook niet? Nu gaan wij daarom in die partij naar het com prom is zoeken tussen die verschillende w erkgroepen, hetzelfde com prom is, dat gezocht w ordt in het gem engde Kabinet. Dat com prom is in het gem engde Kabinet kan ik begrijpen. W el heb ik gezegd: Dat is geen materie - com prom itteren is een lelijk woord, m aar ik weet niet zo gauw een ander - er voor. Ik zal dit verder thans laten rus ten, m aar een politieke partij, die zich door haar constructie heeft geplaatst in
Ibidem, p. 2281. Ibidem, p. 2295. Ibidem, p. 2303. 47
Regelen of gedogen?
deze positie, dat zij over deze grote geestelijke vragen niet één geluid kan laten horen, dat w eerklank vindt bij alle leden van de partij, een dergelijke politieke partij verkeert naar m ijn overtuiging in een buitengew oon m oeilijke en beden kelijke positie.’56 Als het de bedoeling was de PvdA-fractie op de kast te jagen, en dat was on getw ijfeld het geval, dan is Oud daar uitstekend in geslaagd. Scheps ontkende dat het liberale beginsel, hoe w aardevol ook, de enige leidraad voor het politiek handelen van de PvdA kon zijn. De opdracht was daarentegen te zoeken naar een synthese, w aarbij staat en volk zich verdroegen volgens de grondgedachte van het liberalism e: 'De grote fout, de verzaking van onze dem ocratische begin selen, zou wezen, dat de PvdA niet is gaan knopen tellen, een iegelijk van het vest van zijn w erkgem eenschap, maar dat de PvdA heeft gezegd: als nu een aantal vooraanstaande mannen m et een brede blik, m et een diepe overtuiging, met de wil om elkander te verstaan, kom en tot een com prom is en het com pro mis ligt voor ons, doen wij dan verstandig, dienen wij dan de zaak van het volk en de zaak, w aar h et hier om gaat, wanneer wij dit voorstel niet aanvaarden?'57 M aar daarm ee w as de zaak niet afgedaan. Ook fractievoorzitter J.A.W . Bur ger kon de aantijgingen van Oud niet over zijn kant laten gaan. Hij kw alificeer de Ouds betoog onverbloem d als 'in wezen bijzonder zwak' en zijn uitgangs punten als 'in m enig opzicht bijzonder aanvechtbaar’. Van Ouds voortdurende beroep op de C onventie van Rome, w aarvan het 'letterlijk (had) gedaverd’, was niets overgebleven nu was gebleken dat het w etsontwerp, geheel in overeen stem m ing m et die Conventie, ook de rechten en vrijheden van anderen w enste te bescherm en. Vervolgens begon Oud 'op de m eest w onderlijke wijze' te goo chelen m et de term comprom is. Anders dan Oud bew eerde, streefde de PvdA niet naar com prom issen over levensbeschouwelijke overtuigingen, 'maar men heeft, gegeven onoverbrugbare levensbeschouwelijke verschillen, wel te zoeken naar een m odus vivendi. (...) Doet men dat niet (..) dan krijgt men de m achts strijd, de onverdraagzaam heid zelf.' De vrijheid was bij de PvdA daarom ter dege gew aarborgd w ant 'er wordt, wat die vrijheid betreft, in de PvdA altijd rekening gehouden met de anderen, w aardoor de vrijheid (...) tot haar recht kan kom en.'58 Oud zag zijn kans schoon nog even op de kw estie terug te kom en bij de be handeling van het w etsartikel dat de oprichting van crematoria verbood als in de gem eente van oprichting of naaste om geving overheersende bezw aren van godsdienstige aard leefden. Burger had volgens Oud 'ten aanzien van de ver draagzaam heid een theorie ontwikkeld, die ik buitengew oon bedenkelijk acht en die hier niet onw eersproken mag blijven. (...) Deze theorie van de verdraag zaamheid komt dan hierop neer, dat iedereen het recht heeft niet geërgerd te worden.' H et veroorzaken van ergernis was echter onlosmakelijk m et de ont wikkeling van de sam enleving verbonden. De socialistische bew eging had niet bestaan als haar de m ogelijkheid was ontnom en anderen te ergeren. Nu werd
Ibidem. Ibidem, p. 2304. Ibidem, p. 2313-2315. 48
Jan Ramakers
de vrijheid crem atoria op te richten aan banden gelegd om derden niet te erge ren. '(...) dat is dezelfde soort van vrijheid, die in de tijd van de schoolstrijd verweten kon w orden aan de liberalen, toen men zeide: U hebt toch de vrijheid scholen op te richten? Dan w as het antwoord: Het w ordt ons niet verboden, maar de m iddelen ontbreken ons en gij gaat de openbare school wel betalen uit de O verheidskas, maar ons onthoudt gij de m iddelen.' Burger bleef echter bij zijn standpunt: 'De m oeilijkheid is (...) dat ik, door naar mijn overtuiging te leven en te belijden, een ander kan verhinderen te leven en te belijden, zoals hij dat wil. Wij m oeten daarom als redelijke mensen kom en tot een modus vivendi.'59
V O C P 1 É T E IT
VO L Q R IK Z ELK 3 H EID Bron: Franke, Crematie in Nederland.
Vergeefse pogingen 'de ergste giftanden uit het ontwerp te trekken' Het zal duidelijk zijn dat de VVD het w etsontwerp het liefst eenvoudig had willen afstem m en, net als het ontwerp-Zondagswet. Maar Oud verklaarde die verleiding te w illen w eerstaan om dat hij het wetsontwerp van dieper ingrij pende aard beschouw de dan de Zondagswet. Bovendien zag hij wel m ogelijk heden door am endering 'de ergste giftanden uit het ontw erp te trekken'.60 W aar Oud die hoop aan ontleende, is, gelet op het verloop van het debat tot dan toe, niet geheel duidelijk. W ellicht wilde hij door m iddel van zijn am endem enten alleen maar verdeeldheid binnen de PvdA-fractie zichtbaar maken.
Ibidem, p. 2332-2333. Ibidem, p. 2278.
49
Regelen of gedogen?
Een am endem ent van Oud c.s. dat beoogde crematie m ogelijk te maken als een overledene de wens daartoe kenbaar had gemaakt door zijn lidmaatschap van een erkende crem atievereniging, haalde het niet. H etzelfde lot was het am endem ent beschoren dat de bepaling wilde schrappen dat crem atie van een minderjarige niet wilde toestaan als crematie niet strookte m et de geest w aarin ouders of voogd het kind het laatstverlopen jaar buiten het eigen huisgezin hadden laten opvoeden. Beide amendem enten werden verw orpen met 66 tegen 18 stem m en.61 Inderdaad stem de de PvdA-fractie over beide am endementen verdeeld. Het eerste am endement kreeg de steun van M. van der Goes van Naters en F.J. Goedhart, het tw eede de stemmen van Goedhart, G.M. Nederhorst, D. Roemers, H. van Sleen, D. Herom a-M eilink en A. Vondeling. Het is moeilijk te zeggen of dit een gevolg was van Ouds pogingen verdeeldheid binnen de PvdA-fractie te zaaien, of dat de PvdA-fractie deze bepalingen op voorhand tot 'vrije kwesties' had verklaard. Beide bepalingen in het w etsvoorstel w aren ech ter voor een overgrote kamermeerderheid essentieel voor het comprom is. Wel vroeg en kreeg Scheps van de m inister de toezegging dat hij zou laten onder zoeken of de mogelijkheden tot het uitdrukking geven aan een wilsbeschikking tot crem atie in de toekom st niet konden worden uitgebreid. Op initiatief van Scheps werd tevens de tweede bepaling redactioneel enigszins aangescherpt. Ook de overige amendem enten strekten slechts tot redactionele wijzigingen. Op 9 februari 1955 werd het w etsontwerp door de Tweede Kam er met 68 tegen 11 stemmen aangenomen. Het gezelschap tegenstemm ers w as andermaal m erkw aardig samengesteld: VVD, CPN en SGP. Op 5 juli ging ook de Eerste Kam er akkoord m et 31 tegen 8 stemmen. Hier stemde de PvdA wel verdeeld. Vier van de elf PvdA-leden stem den tegen.62
Het nut van adviesorganen Adviesorganen speelden tijdens de periode-Drees vaak een m erkw aardig am bivalente rol in het politieke proces. Enerzijds boden zij bew indslieden de m o gelijkheid zich te verschuilen achter de uitgebrachte adviezen, anderzijds w erk ten zij als smeerolie tussen de raderen van het politieke bed rijf omdat zij pro blem en in hoge m ate depolitiseerden. Het was nuttig 'objectieve' buitenstaan ders in te schakelen vóór een politieke discussie hopeloos vastliep in ideolo gisch beladen geharrewar.63 De commissie-Kan voldeed geheel aan dit beeld. Het unaniem e advies van de breed samengestelde commissie depolitiseerde de tegenstellingen en maakte de positie van Beel en van de regeringsfracties ijzer sterk. Slechts op onderdelen w eek Beel van het advies af om het com prom is een zo breed m ogelijk draagvlak te verlenen. Oud kan dan ook nauw elijks gehoopt hebben dat hij m et zijn oppositie het wetsontwerp alsnog kon torpederen.
Ibidem, p. 2327-2328. H E K 1954-1955, p. 2415. J.C.F.J. van Merriënboer en J.J.M. Ramakers, 'Drees-Van Schaik per saldo' in: P.F. Maas en J.M.M.J. Clerx (red.). Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, deel 3, H et kabinet-D rees-Van Schaik 1 9 4 8 -1 9 5 1 , Band C, Koude Oorlog, dekolonisatie en integratie (Nijme
gen 1996) p. 788-789. 50
Jan Ramakers
D aarvoor was het geschut dat hij in stelling bracht te grof. Het wetsontwerp haalde dan ook vrij eenvoudig de eindstreep. De toezegging van Beel dat hij de ontw ikkelingen op de voet zou volgen, gaf bovendien aan de niet helemaal te vreden gestelde crem atieverenigingen uitzicht op uitbreiding van de m ogelijk heden tot lijkverbranding in de toekomst. Er m oesten echter nog een tweede en een derde com m issie-Kan aan te pas komen voordat in 1968 de uitzonderings positie van de crem atie als wijze van lijkbezorging werd opgeheven.64
T o t slot Hoewel de Zondagsw et noch de Crem atiewet in de praktijk geheel bevredi gend bleek te zijn, m ocht Beel toch tevreden zijn dat hij twee slepende kwesties tot een aanvaardbaar einde had gebracht. Aan het gedogen van w etsovertre dingen - voor een groot deel van de bevolking een onaanvaardbare situatie was een einde gekom en zonder dat de vrijheden van de individuele burger al te zeer werden aangetast. Bovendien lijkt het erop dat niet de KVP maar de Pv dA de hoogste prijs heeft betaald voor de totstandkoming van de com prom is sen en het loyaal bijeenhouden van de coalitie. Vooral bij de debatten over het ontw erp-Crem atiew et slaagde oppositieleider Oud er uitstekend in dat duide lijk te maken. Ook al lukte het hem niet met zijn grove geschut het ontwerp te torpederen dan wel te am enderen, toch was dat geschut uitstekend geschikt om de reputatie van de PvdA als hoedster van de individuele vrijheden van de burger fors te beschadigen. De liberale oppositieleider was het er enkel om te doen de PvdA af te schilderen als trouwe KVP-paladijn, niet alleen waar het sociaal-econom ische kwesties betrof, maar ook op levensbeschouwelijk gebied; een paladijn bovendien die er niet voor terugschrok zijn principes te verloo chenen om de coalitiegenoot te behagen. Oud was politicus genoeg om niet op onm iddellijk succes te rekenen. Hem was het er slechts om te doen om de poli tieke druk op de PvdA zo hoog m ogelijk op te voeren. De rekening, w aarop interne tw eespalt en, zo mogelijk, electoraal verlies voor de sociaal-dem ocraten stonden genoteerd, zou in de toekomst wel w orden gepresenteerd.
W.G.H.M . van der Putlen (red.), Wet op de lijkbezorging (negentiende druk; Zwolle 1992) p. XVIII-XXI. 51
Foto: D e katholieke kruidenier (1959), nr. 51-52.
52
DE M O EIZA M E START VAN DE CONSUM ENTENBOND
Johan van M erriënboer
Van Haagse afkom st Na een voorbereidingsperiode van een half jaar werd op 14 januari 1953 de Stichting N ederlandse Consumentenbond opgericht door B. Buitendijk en de econoom J. van Benthem. Buitendijk werkte indertijd als ambtenaar bij de afde ling Tuinbouw van het m inisterie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorzie ning, de keuken van de door het derde kabinet-Drees (1952-1956) gevoerde po litiek van prijsbeheersing. De eerste 141 leden van de bond waren Buitendijks collega's van het m inisterie.1 De oprichters spiegelden zich aan de m ilitante leden van de Consumers Unions in de V erenigde Staten en Canada.2 Het mission statement, gepubliceerd in de eerste num m ers van de Consumentengids, luidde als volgt: De Nederlandse Consumentenbond is een onafhankelijke particuliere organisatie, die de specifieke consumentenbelangen behartigt; hij onthoudt zich daarbij van enige staatkundige politiek. De in komsten bestaan uit contributies; er bestaan geen relaties met industriële of commerciële belan gen. Onderzoekingen geschieden slechts op initiatief van de Bond. De Bond wil de positie van de consument versterken door: 1. hem inlichtingen te verschaffen over kwaliteiten en prijzen van goederen en diensten; 2. zijn kostenbesef te bevorderen; 3- die afspraken van industrie en handel openbaar te maken, welke de consument kunnen bena delen; 4. de consument tegenover de georganiseerde handel en producenten de plaats te geven waarop hij recht heeft. In het periodiek van de Bond, de Consumentengids', vindt (J, naast algemene voorlichting, de re sultaten vermeld van onderzoekingen door onpartijdige deskundigen van artikelen, welke voor de consument van belang zijn. Als lid ontvangt U maandelijks het orgaan. Door het opvolgen van een enkel, hierin vermeld, advies kunt U reeds vele malen Uw contributie lerugverdienen. Deze bijdrage is namelijk gesteld op ƒ 2,- per jaar of meer, a3 naargelang men zich wil ver
oorloven. SLUIT U DUS AAN BIJ DE CONSUMENTENBOND; U DIENT DAARMEE TEGELIJK EEN ALGEMEEN EN EEN PERSOONLIJK BELANG.
Zie G.W.G. van Bree en W.L.A. Roessingh, Het archief van de Nederlandse Consumenten bond 1952-1965 (Den Haag 1967) p. 1-3 en J. van den Berg, De anatomie van Nederland, deel 1 (Amsterdam 1967) p. 113-114; W. Drechsel, 'De Nederlandse Consumentenbond', Economisch-Statistische Berichten (ESB) 39 (1954), p. 7 laat de bond met 161 leden starten. Op 10 april 1954 werd de stichting omgezet in een vereniging, gezien de grote belang stelling bij het publiek en de bij de activiteiten belanghebbende organisaties, welke men daarbij direct wil betrekken' (Van Bree en Roessingh, Het archief, p. 3). Keesings Historisch Archief, 18-24 jan. 1953, p. 10439. 53
De m oeizam e start van de Consumentenbond
De nieuw e bond was in een aantal opzichten uniek in Nederland. Het was de eerste club die zich rechtstreeks richtte tot de individuele consument, de bew ust kiezende klant. De reclamewereld reageerde bijzonder positief: een strijdbare consum entenorganisatie kon uitgroeien tot een 'Parlement der con sum enten', onm isbaar voor elke serieuze reclam em an.3 De Consumentengids, w aarvan het eerste num m er in april 1953 verscheen, vorm de een belangrijke troefkaart. Het maandblad bestond uit niet meer dan vier m et knalblauw e inkt bedrukte bladzijden op glad papier en bevatte objectieve, direct bruikbare in form atie voor kopers. De redactie had er geen enkele moeite m ee fabrikanten van artikelen die veel te duur waren of van slechte kwaliteit aan de schandpaal te nagelen. Een w illekeurige greep uit de onderw erpen in de eerste vier jaar gangen: m elk, thee, koffie, huisbrand, treinverlichting, reclam e, koop op afbe taling, de prijs van boeken, vlekkenw ater, brood, gram m ofoonplaten, het ca deaustelsel, cola, tandenborstels, televisie-ontvangers, levertraan, de draadom roep, zuurkool, gehoorapparaten, nylon, chemisch reinigen en foto-toestellen. V oor het eerst werden producten met naam en toenaam genoemd. Hierdoor w erden fabrikanten die tekort schoten veel eerder tot actie aangezet. N aar aan leiding van artikelen in de Consumentengids besloten platenm aatschappijen in mei 1955 bijvoorbeeld tot een prijsdaling van 20%. De Consumentengids was actueel en aantrekkelijk voor de leden. De contribu ties verruim den w eer de mogelijkheden van de bond.4 Concurrenten op de m arkt van de consum entenvertegenw oordiging m isten zo'n eigen orgaan. In die concurrerende clubs w erkten organisaties sam en die zich in de eerste plaats inzetten voor een andere of een meer specifieke doelgroep dan de consumenten-in-het-algem een: arbeiders, huisvrouw en, katholieke boerinnen etc. Als ge volg daarvan bleven zij financieel afhankelijk van die organisaties: vakvereni gingen, vrouw enbonden, voorlichtingsbureaus en ook van de overheid. Prijs verhogingen van bijvoorbeeld brood en melk werden door de Consum enten bond fel veroordeeld. De federatief georganiseerde N ederlandse Huishoudraad5 kon dat echter niet verantw oorden tegenover de eigen achterban, w aar onder de Vrouwenbond NVV (de hogere broodprijs kon het gevolg zijn van een loonsverhoging van bakkersknechten die N W -lid w aren) en de Bond van Christen Boerinnen (een hogere melkprijs betekende vaak: m eer boereninkom sten). De Huishoudraad liet zich niet uit over m ededingingsproblem en, de aardappelprijs of het vetgehalte van de melk. Hij hield zich bezig met de vraag of langw erpige theedoeken voor de huisvrouw nuttiger w aren dan vierkante.
R evue der reclame (1954) p. 358, geciteerd in: Wilbert Schreurs, Geschiedenis der reclame in N ederland 1 8 7 0 -1 9 9 0 (Utrecht 1989) p. 168.
Vgl. A.G. Fransen, 'De ontwikkeling van de belangenbehartiging van de Nederlandse consument' in: De (on)macht van de consument (Rotterdam 1970) p. 45-46 en, m eer theo retiserend, C.W . Visser en T. Walter, 'Consumerism in Nederland', Intermediair 9 (1973) p. 13-17. De N ederlandse Huishoudraad w as opgericht in 1950. Primaire doelstelling: het bevor deren van een doelmatig voeren van de huishouding; secundair: vertegenwoordiging van consumenten- en huishoudelijke belangen. 54
Johan van Merriënboer
Het bijzondere van de Consum entenbond was ook dat hij niet binnen de lij nen van de verzuiling bleef. In het bestuur hadden o.a. zitting J.F.M. Bosch van de KVP, professor F. de Roos van de VU (ARP), oud-minister J. in 't Veld van de PvdA en J.Th. ten Broeke Hoekstra, Haags gemeenteraadslid voor de V V D /1 Deze zorgvuldige selectie m oest de politieke neutraliteit van de bond w aarbor gen. De eerste jaren sloten vooral ambtenaren, onderwijzers en gepensioneer den uit Den Haag en om streken zich bij de bond aan. Eind 1955 bedroeg het ledenaantal 6000. De m inim um contributie was in twee jaar tijd m et 50% geste gen tot ƒ 3,-. Een aantal sym pathiserende landelijke organisaties van de zojuist genoem de typische 'middengroepen' spekte de kas met kleine bijdragen. Deze 'collectieve leden' pasten eigenlijk niet bij het individualistische karakter van de Consum entenbond. De bond had in het begin meer weg van een met de Ne derlandse H uishoudraad concurrerende consumentenfederatie van beter gesi tueerden die m eer te verteren hadden. Het werk werd in die tijd verricht door onbezoldigde bestuursleden en geïnteresseerde wetenschappers, bijgestaan door enkele ingehuurde adm inistratieve k rachten.7 De ondervertegenw oordiging van vrouwelijke bestuurders was eveneens opm erkelijk. In 1955 telde het dertienkoppige bestuur van de Consum enten bond vier vrouwen. Tot die tijd w erden organisaties die zich met het huishouden bezighielden volledig gedomineerd door vrouwen. Dat veranderde in het begin van de jaren vijftig toen er een stroom nieuwe producten op de markt kwam. Bovendien konden steeds m eer mensen zich deze spullen veroorloven. Het draaide niet langer om huishoudelijke voorlichting, maar om het behartigen van consumentenbelangen. Vóór die tijd werd alles gekocht bij de kruidenier op de hoek, die iedereen kende en die persoonlijk garant stond voor de kwaliteit van zijn assortim ent. In de consumptiemaatschappij die zich toen langzaam ontw ikkelde w erd gewinkeld in grote warenhuizen en boodschappen gedaan in superm arkten. De hulp van de kruidenier op de hoek viel weg. De detail handel kwam in een kwade reuk te staan door de hoge handelsmarges die de detaillisten met elkaar afspraken. Dat viel onmiddellijk op bij klanten die ver der kwam en dan hun eigen buurtwinkel. Die eerste jaren draaide het bij de C onsum entenbond vooral om het bestrijden van dit soort praktijken. Een andere m erkw aardigheid waren de Haagse wortels van de bond. Hij werd als het w are van bovenaf opgericht op particulier initiatief van de rijks am btenaren die sinds 1945 verantw oordelijk waren voor de vormgeving van
Consum entengids 2 (1954) jan., p. 4.
D.M. W estendorp, 'Nederlandse consumentenorganisaties en hun beleid' in: P.A. Beu kenkamp e.a. (red.), Consument, ondernem ing en overheid. Handboek over consum entisme, ondernem ingsbeleid en overheidsbeleid (Den H aag 1982) p. 292-293; Sociaal-Economische R aad, Advies inzake consum entenbelangen in het kader van de publiekrechtelijke bedrijfsorgani satie (Den H aag 1956), Bijlage III, Enige gegevens over consumentenorganisaties, p. 32. De volgende organisaties, m et een geschat ledental van 100.000, droegen in 1955 in to taal ƒ600,- bij: het Katholieke Onderwijzers Verbond, de Nederlandse Onderwijzers Vereniging, de Centrale van H ogere Rijksambtenaren, het Ambtenarencentrum, de V er eniging van geëmployeerden en gepensioneerden van HVA, de Indische pensioenbond en tien afdelingen van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, w aaronder die in Den H aag en Rotterdam. 55
De moeizame slart van de Consumentenbond
het prijsbeleid. W aarom ? W aarschijnlijk om dat deze groep omstreeks 1953 de greep op het beleid dreigde te verliezen. De belangrijkste oorzaak daarvan was de ontw ikkeling van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO). Daarnaast hief de regering in 1953 de prijsbeheersing op. Subsidies van de plaatselijke prijzencom m issies, w aar vertegenw oordigers van de vakbonden een dikke vinger in de pap hadden, kwam en te vervallen.8 Een andere reden was de spec taculaire groei van het aantal kartelafspraken in het begin van de jaren vijftig. D at leidde tot starre, hoge prijzen.9 Het initiatief om een krachtige consum entenvuist te vorm en hing echter, zo als gezegd, vooral sam en m et de vrees dat in de op te zetten PBO de belangen van de producenten zouden overheersen. Dat blijkt duidelijk uit de m oeizam e start van de Consum entenbond, het onderwerp van dit artikel. De achtergrond in het kort: de PBO-raam w et was in 1950 door het parlem ent aanvaard. In de jaren daarna zouden de contouren ingevuld worden. De bedoeling van de wet w as dat w erkgevers en werknem ers zich bedrijfstakgew ijs aaneen zouden slui ten en voortaan hun eigen zaakjes zouden regelen, onder toezicht van de SER. De verwachtingen w aren hooggespannen. Ingrijpende bevoegdheden als prijs zetting waren uiteindelijk niet in de w et terecht gekom en, m aar in een aantal gevallen zou het toch mogelijk zijn de concurrentie uit te schakelen op kosten van de verbruiker. Als er prijsbederf dreigde bijvoorbeeld en er geen 'grote b e langen van algem ene aard' in het geding waren, mochten de legale producentenkartels van de PBO één prijs vaststellen voor hun product.10 Omwille van het evenw icht was het dus noodzakelijk dat de consum enten zich zo snel m o gelijk organiseerden en hun stem lieten horen bij het bedrijfsleven, de regering en het parlem ent.11 Dat ging niet zonder slag of stoot.
Tw eede K am er schrapt aanloopsubsidie De naam van de Consum entenbond werd op 26 novem ber 1953 voor de eerste keer in het Nederlandse parlem ent genoemd door de jonge econoom H. Peschar, lid van de PvdA en w erkzaam voor de W iardi Beekm an Stichting. Dat gebeurde bij de behandeling van de begroting voor Econom ische Zaken door de Tweede Kamer. 'Een verdere belangrijke groei van deze organisatie zou tal van aantrekkelijke gevolgen kunnen hebben, maar het zou in ieder geval bij dragen tot een beperking van de grote verscheidenheid van m erken, om dat de consum ent, deskundig voorgelicht, hier geen prijs m eer op stelt', aldus Peschar.
D e consum ent in de maatschappij. De organisatorische behartiging van het consumentenbelang. Rapport van de Dr. Wiardi Beekman Stichting (Amsterdam 1956) p. 28.
Vgl. Consumentengids 3 (1955) p. 3 en D e consum ent in de maatschappij, p. 10. Vgl. Ed. van Cleeff en W. Drechsel, A grarische productschappen en consumentenbe langen', ESB 38 (1953) p. 131-132. J. Tinbergen, 'De consum ent en de PBO', geciteerd in: Consumentengids 2 (1954) mei, p. 4; vgl. ook de erg korte historische uiteenzetting in: Joop Koopman, Consumentenmacht en markt. Ontwikkeling in perspectief, Ministerie van Economische Zaken, augustus 1993, p. 10-13. 56
Johan van Merriënboer
Dat paste precies in de regeringspolitiek om de productiviteit op te voeren door verspilling tegen te gaan. KVP-staatssecretaris G.J.M. Veldkam p zou 'de ver richtingen van deze bond met belangstelling gadeslaan'.12 Hij ging er verder niet op in. Zijn partij geloofde immers heilig in de harm onie van de PBO, terwijl de Consum entenbond voortdurend kritiek uitte. In PvdA -kringen zag men wel w at in de nieuw e bond. Door de vergelijken de w arenonderzoeken en andere acties w erd de concurrentie bevorderd. Dat drukte de prijzen en had dus een gunstig effect op het reële inkomen van de w erknem er. M inister-president W illem Drees ontving in het begin van 1954 drie bestuursleden, onder wie Buitendijk. 'Hij stond sym pathiek tegenover de consum entenbond als tegenwicht voor de georganiseerde producenten (en) legde de nadruk op het strijdkarakter van de bond', rapporteerde de delega tie.13 De econoom Jan Tinbergen, destijds zeer invloedrijk directeur van het Centraal Planbureau en prom inent PvdA-lid, w aarschuw de op de jaarvergade ring van de bond in april 1954 dat 'het niet denkbeeldig (was) dat het geheel van de PBO iets te veel een producentenorganisatie w ordt, m et het gevaar, dat de gezam enlijke producenten de gezam enlijke consum enten, d.w.z. hunzelf, gaan uitbuiten.' Hij vervolgde: 'Er is een m erkw aardige neiging bij de m ensen om de lotsverbetering altijd na te streven door verhoging van de inkomens, maar niet door verlaging van de prijzen. Ten dele is dat ook wel begrijpelijk, om dat ieder slechts bij één productieproces betrokken is en daarentegen con sum ent is van zeer veel producten. De consum ent kan op deze wijze echter enigszins in het gedrang komen. Het is gew enst, dat het evenw icht wordt h er steld of althans, dat een uitslaan van het evenw icht naar de zijde der producen ten w ordt voorkom en. Daarom dienen de consum enten zich eveneens te orga niseren.'14 Z ijlstra's motieven De sym pathie van de sociaal-dem ocraten voor een consum entenorganisatie was niet m oeilijk te verklaren. Artikel 15 van het PvdA-beginselprogram uit 1947 stelde dat, w aar mogelijk, bij de sam enstelling van bedrijfschappen een plaats voor vertegenw oordigers van de consum enten m oest worden inge ruimd. De slag hierom verloor de partij in 1950. Drees had in de m inisterraad w elisw aar geprobeerd om de consument en de overheid m eer bij de PBO te betrekken, m aar dat w erd getorpedeerd door de KV P.15 Als de Consum enten bond een serieuze, grote organisatie w erd, kon het verlies enigszins rechtge
H T K 1953-1954, p. 3249 en 3289.
A RA , 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 16, Kort verslag van de bestuursver gadering van 26 feb. 1954. Tinbergen, 'De consum ent en de PBO', p. 4. Zie J.M.M.J. Clerx, 'Economische expansie door liberalisatie' in: P.F. Maas (red.), Parle mentaire Geschiedenis van Nederland na '1945, deel 3, Het kabinet-Drees-Van Schaik (1 9 4 8 19 5 1 ), band A , Liberalisatie en sociale ordening (Nijmegen 1991) p. 451. Belangrijke conces sie aan de PvdA w as dat de bevoegdheid om minimumprijzen vast te stellen, geschrapt w erd (vgl. A RA, notulen Ministerraad (MR), 2 mei 1949). 57
Dc m oeizam e start van de Consumentenbond
trokken worden. De uiterst zuinige Drees bleek zelfs bereid om voor dit goede doel een aanloopsubsidie van ƒ 30.000 uit te trekken. M inister van Economische Zaken Jelle Zijlstra (ARP), die uiterst sceptisch stond tegenover de P B O '6, ver dedigde het voorstel om zo'n subsidie toe te kennen op 14 juni 1954 in de m i nisterraad.17 Het werd fel bestreden door de KV P’ers Van Thiel ('Nog te vroeg'), Beel ('O ok andere organisaties of de overheid kunnen voor de consum ent op kom en') en De Bruijn ('Vakbonden zijn niet enkel producenten'), en enigszins plichtm atig afgekeurd door m inister van Financiën Van de Kieft van de PvdA ('Niet te veel clubs voor hetzelfde steunen’). Daartegenover stonden de PvdAm inisters M ansholt ('De bond gaat ook acties voeren en dat doen andere orga nisaties niet'), Drees ('Akkoord, mits het geen duurzame steun betreft. De orga nisatie m oet ook vrij staan van de regering') en Suurhoff (H e t is wenselijk dat er naast afzonderlijke bonden een militante consum entenorganisatie staat, want het lukt de overheid niet om voldoende evenw icht te houden tussen consument en producent’). Zijlstra sloot zich bij de laatste groep aan: 'N iet bang zijn. Pro ducentenorganisaties zijn óók militant, vooral als w erknem ers en w erkgever elkaar vinden.' Zonder stemming passeerde het voorstel de m inisterraad.18 Prinsjesdag 1954 prijkte er een post van ƒ 30.000 op artikel 54 van de begroting van Econom ische Zaken voor 1955: 'Subsidie aan de N ederlandse Consum en tenbond.' De korte toelichting op artikel 54 klonk overtuigend. Met het oog op de 'ge com pliceerdheid van het m oderne econom isch leven’ (de steeds grotere varië teit in prijs en kwaliteit), de behoefte aan voorlichting en het feit dat door de nauw ere sam enw erking van de producenten de consum ent in het gedrang dreigde te komen, was het volgens de m inister een algem een belang dat er een krachtige organisatie totstandkwam waarin de consum enten-als-zodanig vere nigd w aren, naast organisaties die nog andere belangen behartigden. De Ne derlandse Consum entenbond zou kunnen uitgroeien tot zo'n krachtige organi satie. O m die groei te versnellen was een aanloopsubsidie o n m isb aar.19 De Tw eede Kam er reageerde niet enthousiast. M en w ilde eerst eens weten hoeveel leden de bond telde en hoe zijn begroting eruit zag. De KVP stelde dat de bond veel te jong was en 'dat de prestaties (ervan) niet het vertrouw en had den gew ekt, dat hij de juiste w eg van zijn beleid reeds gevonden heeft'. De ARP sloot zich hierbij aan. Bovendien was ƒ 30.000 te veel, gelet op de m agere b e
Zijlstra was een van de ondertekenaars van het verm aarde econom enadres van 23 sept. 1949, w aarin betoogd w erd dat het wetsontwerp op de PBO monopolievorming in de hand zou werken. De kosten daarvan zouden op de consum ent worden afgewenteld. De ondertekenaars verzochten het parlement zelfs om tegen het ontwerp te stemmen vanwege de uiterst bedenkelijke economische gevolgen (zie ESB 34 (1949) p. 817-818). Zijlstra’s oud-collega De Roos, econoom aan de VU en bestuurslid van de Consum en tenbond, zette de minister hiertoe aan (vgl. ARA, 2.19.028, Archief Consumentenbond, inv.nrs. 15 en 16 voor de verschillende pogingen van de bond om voor subsidie in aan merking te komen). Sinds het begin van zijn studententijd w as Zijlstra bevriend m et De Roos (G. Puchinger, Dr. felle Zijlstra. Gesprekken en geschriften (Naarden 1978) p. 30). ARA, notulen MR, 14 juni 1954. H T K 1954-1955, Bijl. 3700-X, Begroting voor het departement van Economische Zaken, nr. 2, M vT, p. 18. 58
Johan van Merriënboer
langstelling van h et publiek. De voorlichtende taak die de bond zich gesteld had op het gebied van kartelafspraken (mission statement, punt 3) kwam vol gens de tegenstanders niet voor subsidie in aanmerking, omdat dit kon leiden tot conflicten m et de overheid, die hier een eigen taak had.20 Zijlstra antw oordde dat de Consum entenbond de afgelopen periode flink gegroeid w as, ondanks geldgebrek. Op 1 januari 1954 telde de bond 1200 indi viduele leden en 57.000 collectieve (via vier organisaties). Negen maanden later was dat respectievelijk 3000 en 95.000 (via elf organisaties). H ieruit bleek dat in een behoefte van de bevolking werd voorzien. De m inister verwachtte dat de bond binnen enkele jaren kostendekkend zou werken. W at de kartelafspraken betrof was het voor de overheid juist nuttig dat niet alleen belanghebbenden uit het bedrijfsleven, m aar ook consum enten kritiek leverden. De overheid kon daarmee rekening houden bij het bepalen van haar eigen standpunt.21 Bij de openbare behandeling van de begroting op 17 novem ber 1954 nam een partijgenoot van Zijlstra het voortouw in de actie tegen de Consumentenbond: de jonge econoom C.P. Hazenbosch, secretaris van het CNV en lid van de SER. Hij had eerder gew erkt voor de afdeling sociale zaken van de Stichting voor de Landbouw .22 De ARP m eende dat het veel gezonder w as dat een consum enten organisatie op eigen kracht bew ijzen zou dat er plaats voor haar was. De Con sum entenbond m ocht niet 'm et behulp van Rijksgelden aan ons volk worden opgedrongen'. Volgens H azenbosch betaalden de individuele leden bovendien veel te w einig contributie en de collectieve helem aal niets. De bond had dus zelf niet zijn best gedaan om tot een gezonde financiering te komen. Zijn taak om schrijving w as te ruim en het was niet duidelijk hoe representatief de bond was of w at zijn verhouding tot de Nederlandse Huishoudraad zou zijn. De Kamer kreeg bovendien voortdurend van de regering te horen dat ze steeds op hogere uitgaven aandrong; de diverse specialisten wilden subsidies voor van alles en nog wat. W elnu, dit vorm de een prim a gelegenheid het tegenoverge stelde te laten zien. M inister Zijlstra zou er volgens zijn eigen partij verstandig aan doen het voorstel terug te nem en.23 J.G.H. C ornelissen, V VD-kam erlid, eigenaar van een aantal w inkelbedrijven en voorzitter van de Algem ene N ederlandse Kruideniersbond, vond dat het geringe aantal leden van de Consum entenbond een subsidie volstrekt niet rechtvaardigde. Er bestond toch al een Nationale Huishoudraad met 500.000 collectieve leden, die ƒ 60.000 subsidie ontving? 'W aarom nu w eer twee instan ties met twee bureaux en tw ee directeuren, terwijl praktisch één en hetzelfde doel wordt nagestreefd? (...) Kan de bew indsm an alsnog pogingen in het werk stellen, dat beide instellingen te zamen w orden gebracht?’ De conservatieve katholiek Ch.J.M . W elter (KNP) bleek de enige die volledig instemde m et Zijlstra's voorstel. Een bond van consum enten kon volgens hem tegenwicht bieden
Ibidem, nr. 8, VV, p. 13, gedateerd 26 okt. 1954. Ibidem, nr. 10, MvA, p. 25, 11 nov. 1954.
In de agrarische hoek lag de Consumentenbond zeer slecht, omdat hij voortdurend actie voerde tegen prijsverhoging van landbouwproducten, m et nam e de melk. Dat komt la ter nog ter sprake. H T K 1954-1955, p. 3040 en 3119.
59
De m oeizame start van de Consumentenbond
aan het gilde van bestuurders dat de PBO domineerde. Dat kwam de w erking van die PBO alleen maar ten goede. H. Kikkert van de CH U, tevens CNVbestuurder, hield zich op de vlakte. Hij betw ijfelde of de Consum entenbond in alle onderafdelingen van het bedrijfsleven zou kunnen infiltreren. Dat was vol gens hem nodig om het w erk op een juiste wijze te verrichten. Voor een goed verstaander betekende dit: op het plaatselijke niveau van de bedrijven kunnen de vakbonden als w aakhond voor de consum entenbelangen eigenlijk niet w or den gemist.
G o u d e n ivin st. Aan ,.De K ru id en ier" van 30 J u n i 1955 ontlenen wij de volgende groots o p g em aak te ad v erten tie, w elke wij m eenden in h a a r geheel, zij h e t dan ook in ste rk v e r kleinde vorm , te m oeten a fd ru k k e n .
spum ...aUaon Sprila
i J
L
[hot g o u d e n
/
lm o r k a z ij n
\
spmn
biedt u JO«èél la n ta itlic h » •»0»d«le« •ff
^
QcgarJndterda
« rirjtm jrg a
h and ig e. onv en lijtK ar* «Iu4i"ce--
Wit SpHU
■*
It b e r »j r « a it a o m re l *•>
Sprli. „ .........
b e iie b i i i i - i ' l ' l t l t ' . , uV of, k»
7KJ>
/ f \
2? > rT ” .
SPRITA A Z IJN
ls een Lwili.
teiiurdVel. da! « « e n pum a SPRITA du beilc
joclzure iiijn, het rtie rit flc» r« ag d a «r» « e flo c h U m elk.
G o u d e n WIn««
beiafytl
SPRITA AZIJN FABRIEKEN VEENENDAAL U ziet h et; geg aran d eerd e w in st (voor de kru id en ier) v a n 32 et. (250^0) op een fles v an 44 et., te rech t genoem d een „form idabele w in stm arg e". D it geval is opnieuw een illu stra tie van de reed s ee rd e r in ons o rg aan besproken om standigheid, dat fab rik an ten e lk a a r tegenw oordig n iet m eer m de e e rste p la a ts be co n cu rreren door m iddel v a n p rijs of k w aliteit van h u n p ro d u ct, m a a r door m iddel v a n de m arges, w elke zij de d eta illist toestaan. M et dat al m oet de consum ent het gelag (in d it geval niet m in d er dan 250 % ) betalen. Wij m enen d at. behalve de consum ent, ook m enige bonafide k ru id e n ie r deze s itu atie als scheef en m hoge m ate o n b evredigend zal m oeten kw alificeren .
Consum entengids, se p t 1955.
D. Roem ers van de PvdA was in eerste instantie al even terughoudend. Hij was als econoom in dienst van het N W , aanvankelijk als directeur van het w eten schappelijk bureau, later als secretaris. Daarnaast was hij erg actief in de SER, 60
Johan van Merriënboer
w anneer de loonpolitiek in het geding was. Roem ers vond dat er in principe behoefte w as aan een consumentenorganisatie, maar w as er niet van overtuigd dat de Consum entenbond het m eest geschikt was. Hij w ilde eerst eens van de m inister w eten hoeveel de collectieve leden aan de financiering bijdroegen. Vóór de aparte behandeling van artikel 54 erkende m inister Zijlstra nog dat de representativiteit van de bond en de taakafbakening tegenover de Huishoud raad problem en vormden. Hij had gem erkt dat de H uishoudraad niet happig was op sam enw erking en hoopte dat het besluit om beide clubs te subsidiëren hen tot elkaar zou brengen. De m inister was er im m ers voor 'de algem ene zorg voor het consum entenbelang'. W anneer het om concrete problem en ging, lieten producenten hun stem luid en duidelijk horen. H et w eerw oord van een doel treffende consum entenorganisatie bleef achterwege. 'Dat heeft mij ertoe ge bracht het met deze bond te proberen’, aldus Z ijlstra.24
De minister bezzvijkt Fundam entele kritiek op artikel 54 werd geleverd door Th.D.J.M . Koersen, w oordvoerder m iddenstandsaangelegenheden van de KVP. Hij m aakte b e zw aar tegen de doelstelling; 'het openbaar m aken en bestrijden van ondernem ersafspraken', vooral in verband met de am btelijke sfeer rondom de bond. Koersen haalde ook een aantal uitingen aan w aaruit volgens hem bleek dat de C onsum entenbond zich veel te generaliserend richtte tegen producenten, w in keliers, de m iddenstand, prijsafspraken en reclame. Subsidieverlening im pli ceerde dat de overheid instem de met de kritiek van de bond. Het voornaam ste punt van kritiek sloeg op de PBO. Het streven naar de opbouw van een m achtsgroep van consum enten tegenover producenten ondergroef volgens de KVP de sam enw erking en vertrouwenssfeer: 'De bond brengt de PBO in dis krediet!' Koersen w ees op het hierboven aangehaalde artikel van Tinbergen en op een stuk van Ed. van Cleeff en W. Drechsel in ESB, w aarin onder andere voor m eer invloed van de consumenten in de SER gepleit werd. De KVP'er m eende daarentegen dat het consum entenbelang niet verw aarloosd werd. De N ederlandse H uishoudraad, die door twee plaatsvervangende leden in de SER vertegenw oordigd was, deed uitstekend werk. Tot slot form uleerde hij de con clusie dat de KVP onoverkomelijk bezw aar had tegen subsidiëring van de C on sum entenbond.25 Roem ers gaf de KVP nog enig weerwerk. Hij vond niet dat de consum enten belangen via de Huishoudraad goed vertegenw oordigd w aren en hij meende, anders dan Koersen, dat de PBO voor de consum enten toch wel enige gevaren kon opleveren. De PvdA'er was het ook niet eens met de opvatting van H azen bosch dat een consum entenorganisatie niet mocht w orden gesubsidieerd, maar hij behield w el zijn tw ijfels over de Consumentenbond. De m inister m oest eerst m aar eens bevorderen dat er een vorm van sam enwerking tussen de consu-
Ibidem, p. 3 0 4 8 ,3 0 5 7 ,3 0 6 6 ,3 0 6 7 ,3 0 9 0 en 3106. De CPN bemoeide zich er niet mee. Ibidem, p. 3117-3118. Vgl. Tinbergen, 'De consument en de PBO', en Van Cleeff en
Drechsel, 'Agrarische productschappen en consumentenbelangen'. 61
De moeizam e start van de Consumentenbond
m entenorganisaties tot stand werd gebracht. Daarna m aakte Zijlstra de balans op. Hij vond dat hij met de Consumentenbond een zeker risico liep en dat de Kam er hem te w einig steun gaf om met de bond in zee te gaan. Gelet op w at naar voren w as gebracht over een hervorm ing van de doelstellingen, de opzet en de contributieregeling, zou het nog zeker een jaar duren voordat de bond op dit punt vorderingen zou hebben gemaakt. De minister nam zijn voorstel te rug.26 Een analyse van het debat leert, dat het voorstel eigenlijk onvoldragen was. De Consum entenbond kwam net kijken en had zeer weinig betalende leden. De verhouding m et de federatief georganiseerde Huishoudraad w as een probleem. Zijlstra en Drees w ilden de ontw ikkeling van de PBO zo snel m ogelijk bijstu ren. Toen de bond bij hen aanklopte werd overhaast besloten een subsidie uit te trekken. De Kam er werd vervolgens onvoldoende geïnform eerd (dat verklaart m ede de opm erkelijk negatieve houding van de VVD, overigens de belangrijk ste oppositiepartij) en er was te weinig rekening gehouden m et de gevestigde belangen van vakverenigingen en vrouwenorganisaties.27 Het lag voor de hand dat vakbondsm annen als Hazenbosch, Kikkert en Roem ers terughoudend rea geerden. De vakcentrales zagen zichzelf im mers als de aangewezen organen om het consum entenbelang te beschermen. De plaats die een nieuw e speler zou innem en op het veld van het prijsbeleid, ging ten koste van hun eigen plaats. Daar m oest eerst een mouw aan worden gepast.28 In haar fundam entele kritiek stond de KVP ('Blijf van onze PBO af') helemaal alleen. Indien het kabinet be hoedzam er geopereerd zou hebben, had het misschien geen rekening hoeven houden m et het katholieke minderheidsstandpunt. Tenslotte: Zijlstra had een veel steviger verdediging kunnen voeren. Hij dreef de zaak w aarschijnlijk niet op de spits, om dat hij m et iets anders in zijn m aag zat: de kam erbrede kritiek op de afschaffing van de m inim um prijs van brood. Tijdens het begrotingsdebat was dit beleidsvoornem en plotseling uit de lucht kom en vallen.29 De m inister kreeg op dit punt zijn zin, m aar m oest de subsidie aan de Consum entenbond inleveren als 'wisselgeld'. Drees schreef 's avonds in zijn dagboek: 'In de Tw eede Kam er debat over de begroting Econo mische Zaken. Ik was er niet bij, maar volgde het met belangstelling. Zijlstra verdedigde de waakzaamheid van de regering tegenover te hoge prijzen en had van de Kam er grote aandrang te w eerstaan om af te zien van het besluit van de regering om bij de afschaffing van de m aximumprijs van het brood ook de m inim um prijs te doen vervallen. Hij heeft gelukkig volgehouden. Hij nam
H T K 1954-1955, p. 3119-3120. In 't Veld had zijn medebestuursleden hiervoor herhaaldelijk gewaarschuwd. Vgl. ARA, 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 15, vergadering 26 nov. 1953: 'Vermeulen (NVV) staat huiverig tegenover de Consumentenbond, omdat vakverenigingen ook
consumentenbelangen te vertegenwoordigen hebben. (...) Aandringen op rechtstreekse vertegenwoordiging (in de PBO) lokt strijd met de vakbonden uit.' Vgl.: D e consum ent in de maatschappij, p. 27 e.v. en C.P. Hazenbosch, 'Vakbeweging, eco nomische vrijheid en consumentenbelang', Co-op: officieel orgaan van de Nederlandse ver bruikscoöperaties, aug.-sept. 1955, p. 12-13. H T K 1954-1955, p. 3090. 62
Johan van Merriënboer
echter onder druk van de Kam er het voorstel om de subsidie van ƒ 30.000 te geven aan de Consum entenbond terug.'30
M an sh o lt b ed reig t B u ite n d ijk m et ontslag op staande voet Het voorzitterschap van de Consum entenbond kende ook een m oeilijke start. Drees had tijdens zijn onderhoud met een delegatie van de bond (Buitendijk, Drechsel en Klein) in het begin van 1954 het idee geopperd dat m en maar eens actie m oest ondernem en tegen de zogenaam de melksanering. De consument droeg daar volgens hem wel de lasten van, maar plukte niet de vruchten. Het is niet erg w aarschijnlijk dat Drees hierover van tevoren m et landbouwminister Sicco M ansholt contact had opgenom en. M ansholts garantiebeleid en alles wat daarmee sam enhing waren hem al jaren een doorn in het oog. Ingefluisterd door Drees pakte Buitendijk in het eerstvolgende num m er van de Consumen tengids stevig uit tegen de m elkpolitiek. M ansholt riep zijn am btenaar onm id dellijk bij zich (Buitendijk w erkte, zoals gezegd, op de afdeling Tuinbouw van het m inisterie) en verbood hem nog langer het voorzitterschap van de Consu m entenbond te bekleden. Buitendijk trad terug. Hij bleef wèl lid van het be stuur.31 Begin 1955 steeg de door de overheid vastgestelde m elkprijs met ruim 15%. Een storm van protesten stak de kop op, w aarin de Consum entenbond het voortouw nam. Er w erd een persconferentie belegd en een doorwrocht com muniqué gepubliceerd w aarin het regeringsbeleid flink op de korrel werd ge nom en.32 De bond kreeg veel aandacht in de media. N ieuw e leden stroom den toe. In de Volkskrant verklaarde de Consumentenbond bij m onde van Buitendijk 'onaangenaam verrast te zijn door de beslissing inzake de melkprijs'. Opnieuw w erd hij op het m atje geroepen. M ansholt eiste dat hij op staande voet ontslag nam als bestuurslid van de bond. Buitendijk gaf weer toe. In de Consumenten gids werd geprotesteerd. Het bestuurslid had geen enkele bem oeienis met de zuivel en kon daarover ook geen inside-information geven. Het protest w as te vergeefs. Korte tijd later werd Buitendijk overgeplaatst naar het ministerie van O verzeese Rijksdelen.33 De m inister van Landbouw verdedigde zijn optreden van tevoren in de m i nisterraad en achteraf in het parlement. Hij had gehandeld conform Beels ge heime richtlijnen over 'De positie van ambtenaren in en buiten hun am bt t.a.v.
ARA, 2.21.286, archief W. Drees, inv.nr. 657, Aantekeningen van Dr. Drees over de peri ode septem ber 1954 - m aart 1956, 18 nov. 1954. Dit 'dagboek' is rijk aan feitelijke gege vens, m aar biedt vaak niet m eer dan een aangeklede agenda. ARA, 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 16, Kort verslag van de bestuursver gadering van 26 feb. 1954 en Verslag van de bestuursvergadering van 2 apr. 1954; 'Be stuursmededeling', Consum entengids 3 (1955) p. 10. 'Consumentenbond tegen verhoging', N R C , 11 jan. 1955. ARA, 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 16, Notulen bestuursvergadering van 7 jan. 1955 en Vergadering van 14 jan. 1955 met aangesloten organisaties; 'Bestuursme dedeling', Consum entengids 3 (1955) p. 10; H T K 1954-1955, p. 3619. 63
De m oeizame start van de Consumentenbond
beleidsvragen’. De am btenaar in kw estie was betrokken bij het prijsbeleid, w aartegen hij in het openbaar actie had gevoerd. Dat m ocht niet. De andere m inisters m aakten geen bezw aar, hoew el Zijlstra betw ijfelde of hij zelf zou o p treden tegen een am btenaar die bestuurslid van de Consum entenbond was. In de Tw eede Kamer verklaarde M ansholt dat de regering niet wilde dat beleids am btenaren zich in het openbaar uitlieten over vraagstukken, waarover zij de m inister adviseerden. D aarom had hij Buitendijk verzocht voor het bestuurslid m aatschap te bedanken. De overplaatsing was puur toeval, om dat Buitendijk medio 1954 al naar een andere betrekking had gesolliciteerd. Vanwege een sterfgeval was er plotseling een vacature gekomen.34 W aarom die keiharde reactie? M ogelijk had M ansholt gew oon een hekel aan Buitendijk, of vond hij dat dit inderdaad een principekw estie was. M isschien werd am btenaar Buitendijk eenvoudig verm alen tussen Drees en M ansholt. D e Consumentengids schreef vaak zeer negatief over de garantieprijzen voor de boeren en werd daarvoor door het groene front herhaaldelijk op de vingers getikt, m aar daar stond tegenover dat M ansholt een strijdbare consum entenor ganisatie toejuichte. Buitendijk w as bovendien actief in de PvdA.35 De m eest w aarschijnlijke verklaring is dat diens positie op het m inisterie onhoudbaar was geworden. M ansholt liep het risico dat hij de steun van de boeren zou ver liezen als er door een van zijn ambtenaren zo negatief over hen geschreven werd. De com m unisten probeerden nog om deze affaire op te blazen, m aar als de wind uit die hoek woei had dat in de regel een averechts effect.36
Consum entenorganisaties aan de PBO-tafel? Na het schrappen van de aanloopsubsidie duurde het enige tijd voordat een aantal organisaties die zich m et de belangen van de consum ent bezighielden de koppen bij elkaar staken. Op 16 februari 1955 liet Zijlstra de Tweede Kam er nog w eten dat hem niets bekend was van onderhandelingen tussen consum entenclubs over een op te richten toporgaan. W anneer zo'n orgaan er was, zou hij de Kam er m eteen om subsidie vragen.37 In m aart 1955 probeerde de regering opnieuw de PBO een klein stukje open te breken ten behoeve van de consument. De minister voor de Publiekrechtelij ke Bedrijfsorganisatie, oud-vakbondsleider A.C. de Bruijn (KVP), presenteerde die m aand een w etsontwerp tot instelling van een productschap voor zuivel.
A RA , notulen MR, 13 dec. 1954 (Beels richtlijnen) en 17 jan. 1955; ARA, 2.21.286, archief Drees, inv.nr. 657, Aantekeningen van Dr. Drees over de periode september 1954 m aart 1 9 5 6 ,1 7 jan. 1955; H T K 1954-1955, p. 3619. Hij was lid van de commissie-Vondeling, die in opdracht van de W iardi Beekman Stich ting het rapport De consument in de maatschappij. De organisatorische behartiging van het consum entenbelang (Amsterdam 1956) schreef. H T K 1954-1955, p. 3614-3615. H E K 1954-1955, bijl. 3700, nr. 86a, p. 9. Zijlstra werd in juli 1955 opnieuw door de bond benaderd. Hij was nog steeds positief, m aar meende dat subsidiëring voorlopig uitge sloten was, vanwege 'het agressieve optreden van de bond in het laatste half jaar'. ARA, 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 16, Bestuursvergadering 1 juli 1955.
64
Johan van Merriënboer
Daarin was plaats ingeruimd voor een consumentenadviescommissie (artikel 5), een testcase bedoeld om een precedent te scheppen. De commissie zou na melijk voor de helft bestaan uit afgevaardigden van consumentenorganisaties. Het productschap was verplicht zijn advies in te winnen als het een verorde ning w ilde uitvaardigen die de consum ent raakte. Bij de openbare behandeling van dit voorstel in de Tw eede Kam er stuitte De Bruijn in oktober 1955 op grote tegenstand38: de com m issie vorm t een belem m ering voor het goed functioneren van het productschap; de centrale overheid waakt al nauw lettend over de be langen van de consum ent (F. den Hartog, VVD); m et dit artikel wordt een nieuw elem ent de PBO binnengehaald, waarvan de consequenties niet te over zien zijn; wij willen eerst een SER-advies (C.J. van der Ploeg, KVP); in het consum entenkam p snapt m en w einig van de m elkprijspolitiek; inschakeling van consum entenorganisaties zal leiden tot het lekken van inform atie en tot nog m eer sensatie; de overheid w aarborgt dit specifieke belang al voldoende; het goed functioneren van het schap zal worden geremd (J. de Ruiter, CHU); 'een vertragend insluipsel'; m en kan het opkomen voor de belangen van de consu m enten gerust overlaten aan de vakbonden (Chr. van den Heuvel, ARP). A. Vondeling, landbouw w oordvoerder van de PvdA en een buitenbeentje in het groene front, voerde een warm pleidooi om de consum entenorganisaties een rol te laten spelen bij de w erking en besluitvorm ing van het productschap voor zuivel, m aar hij bleek de enige. De minister probeerde tenslotte zijn partij genoot Van der Ploeg alsnog om te krijgen met een principieel argument: 'Leidt ook de solidariteitsgedachte, die toch de basis vormt van de gehele PBO, er ei genlijk niet als vanzelfsprekend toe, dat er tussen de consum enten in de een of andere vorm sam enw erking tot stand wordt gebracht?’, èn m et een praktisch argum ent: 'Is het niet gew enst, dat het wantrouwen tegen de m achtsvorm ing van de producenten door middel van de PBO, de kop w ordt ingedrukt door de consum enten een plaatsje te verzekeren, w aartoe en w aarvoor in bepaalde schappen aanleiding bestaat?'39 De KVP koos echter voor de vluchtroute van de SER, w aarop De Bruijn artikel 5 terugnam. Hij zou het probleem voorleggen aan de SER. Na het debat scham perde de redactie van de Consumentengids 'dat het productschap spoedig zou kunnen werken, onbelem merd door hen die al les betalen'. De Bond zou natuurlijk wel van zich laten horen in een veel grotere kring dan het besloten productschap voor zuivel.40 W at deed de SER erm ee? Het advies waar de m inister op 9 novem ber 1955 om vroeg, werd precies vijf m aanden later uitgebracht.41 De Raad stelde daarin dat de w etgever de consum ent geen eigen plaats in de PBO gegeven had, om dat de consum ent niet tot het bedrijfsleven behoorde. In de w et was bovendien
Zie H T K 1955-1956, p. 3003-3036 voor het hele debat. Ibidem, p. 3022. 'Geen consumenten s.v.p.', C onsumentengids 3 (1955) p. 46. Sociaal-Economische Raad, Advies inzake consum entenbelangen in het kader van de publiek rechtelijke bedrijfsorganisatie (Den Haag 1956). De adviescommissie w erd geleid door W .C.L. van der Grinten. Opmerkelijk was het lidmaatschap van ARP-Tweede-Kamerlid Chr. van den Heuvel dat zich in de Kamer zo negatief had uitgelaten over het voorstel van de minister. 65
De m oeizam e start van de Consumentenbond
een aantal w aarborgen opgenomen voor een redelijke belangenafw eging. De SER erkende welisw aar dat in bijzondere gevallen, bij 'm aatregelen waarbij het belang van derden in aanmerkelijke mate in het geding is', aanvulling geboden was, maar niet op de wijze waarop minister De Bruijn dat had willen doen. De consum entenorganisaties stonden nog in de kinderschoenen. De SER w aar schuw de voor hun gebrek aan deskundigheid. Voorzichtigheid was geboden. Er kon het beste begonnen worden met een bescheiden inschakeling als stim u lans tot verdere ontplooiing. Het verplichte advies uit het voorstel van De Bruijn w erd vervangen door een facultatief horen. De Raad gaf er ook de voor keur aan om de vorm w aarin dit zou gebeuren niet van te voren vast te leggen. In de m eeste gevallen ging het niet alleen om consum entenbelangen, maar ook om die van andere 'derden'. Dan was een brede sam enstelling van de advies com m issie geboden. Het zou te ver gaan de helft van de zetels voor consum en ten te reserveren.42 De Consum entenbond reageerde teleurgesteld. M eespreken was er im m ers niet bij. Het advies leidde er zelfs toe dat in de consK?«e«fenadviescommissies de consum enten in de minderheid waren. 'We kunnen er ons slechts over ver bazen, dat de bedrijfswereld welke in de PBO is sam engebracht, maar niet kan inzien dat zij wellicht m eer te winnen hebben dan wij bij het zitten aan de tafel, w aaraan de belangen van de consument w orden afgewogen.'43
Ingekapseld Twee m aanden later, in mei 1956, besloot een aantal organisaties dat zich met de belangen van consum enten bezighield om op een paar praktische punten met elkaar samen te werken, in afwachting van de oprichting van een overkoe pelende stichting. Die samenwerking sloeg op het innemen van gem eenschap pelijke standpunten ten aanzien van ontw ikkelingen in h et prijsbeleid. De N e derlandse Huishoudraad had daartoe het initiatief genomen.44 Andere deelne mers waren de Consum entenbond, de Centrale der Nederlandse Verbruiksco öperaties45 en de drie vakcentrales NVV, CN V en KAB. De Huishoudraad wil-
Ibidem, p. 20-22; het rapport van de Wiardi Beekman Stichting verwierp het SER-advies
en stelde zich achter het voorstel-De Bruijn. Vgl. D e consument in de maatschappij, p. 38. 'Als het dan m o et...', Consumentengids 4 (1956) p. 24. Uit archiefstukken blijkt overigens dat het NVV daarachter stak. Het verbond was op zijn beurt daartoe aangespoord door P. VerLoren van Themaat, directeur van de afde ling ordenmgszaken van het Ministerie van Economische Zaken. Het NVV zette vervol gens de Huishoudraad onder druk om tot overkoepeling te komen. CNV en KAB wil den dat aanvankelijk niet. ARA, 2.19.028, archief Consumentenbond, inv.nr. 16, be stuursvergaderingen van februari en april 1955. In dit verband was de benoeming van Drechsel, een van de oprichters van de Consumentenbond, tot chef van de afdeling prij zen van het Ministerie van Economische Zaken zeer opmerkelijk. Ibidem, vergadering van het hoofdbestuur, 10 okt. 1955. Bestaande uit 275 verbruikscoöperaties met in totaal ruim 330.000 leden. Zie SER, Advies inzake consum entenbelangen, p. 33-34; de coöperaties namen een bijzondere positie in, aangezien het de leden/consum enten ging om de uitoefening van eigen bedrijven in kruidenierszaken, bakkerijen, centrale fabrieken. 66
Johan van Merriënboer
de het overleg tussen de overheid en een aantal m aatschappelijke organisaties over het prijsbeleid institutionaliseren. Bij dat overleg w aren in het begin ook w erkgevers en m iddenstanders betrokken, maar bij het uitw erken van de plan nen vielen deze clubs al snel af.46 W at overbleef was een monsterverbond van consum entenorganisaties, voor het eerst serieuze gesprekspartners in beleids kwesties, en vakbonden, vooral geïnteresseerd in optim ale bestedingsm ogelijk heden voor het loon van hun leden. De overheid had de toon gezet en voortdu rend aangedrongen op samenwerking. Een krachtige consumentenstem kon zij goed gebruiken als steun in de rug voor haar eigen prijspolitiek. 'Wij verwach ten dat de sam enw erking in groot verband het noodzakelijk evenw icht tussen prijs en inkom en, een balans w elke voor alle partijen van het grootste belang is, gunstig zal kunnen beïnvloeden', schreef de redactie van de Consumentengids in juni 1956. De Consum entenbond hield weliswaar stevig vast aan zijn eigen zelf standigheid, maar werd tegelijkertijd door overheid en vakbonden als het w are ingekapseld. In 1957 werd de sam enwerking tussen de organisaties definitief in het m ede door de overheid gesubsidieerde Consum enten Contact Orgaan (CCO). Opvallend was dat de Huishoudraad op het laatste m oment afhaakte. De Consum entenbond mocht meespreken, maar hij werd pas een krachtige zelfstandige belangenbehartiger toen het ledenaantal in de loop van de jaren zestig als een raket om hoogschoot. Subsidies waren toen niet m eer nodig. FIGUUR: HET LEDEN BESTA N D VAN DE CONSUM ENTENBOND
1952
1953
1954
1955
1956
1957
1958
1959
1960
1961
1962
Bronnen: G.W.G. van Bree en W .L.A . Roessingh, Het archief van de Nederlandse Consumentenbond 1952 -1 9 6 5 (Den H aag 1967) p. 3-5; H T K 1954-1955, Bijl. 3700-X, nr. 10, MvA, p.25; Sociaal-
Vgl. 'Naar de eenheid', Consum entengids 4 (1956) p. 28; Fransen, 'De ontwikkeling van de belangenbehartiging voor de Nederlandse consument', p. 47-49; Elisabeth Boissevain en Ton de Joode, Tussen te koop en miskoop. De geschiedenis van de consum ent en zijn belangen in Nederland (A m sterdam 1976) p. 74-76. 67
De m oeizam e start van de Consumentenbond
Economische Raad, Advies inzake consum entenbelangen in het kader van de publiekrechtelijke bedrijfs organisatie (Den Haag 1956) p. 32; D.M. W estendorp, 'Nederlandse consumentenorganisaties en
hun beleid’ in: P.A. Beukenkamp e.a. (red.), Consument, onderneming en overheid. Handboek over consum entisme, ondernemingsbeleid en overheidbeleid (Den H aag 1982) p. 292.
De grafiek laat het begin van die ontw ikkeling zien. De take off vond om streeks 1960 plaats. Daarna slaagde de bond erin zichzelf steeds beter te bedruipen, vooral via de Consumentengids. De Amerikaanse Consumers Union kwam in die tijd ook met een flinke som 'ontwikkelingshulp' over de brug. Hoe groot het effect hiervan op het ledental was, is niet bekend.47 Ongeveer tegelijkertijd nam het besteedbare inkomen van de N ederlander toe, steeg het aanbod van con sum ptieartikelen enorm en werd duidelijk dat de PBO in de industriële sector niets zou opleveren. De Consum entenbond groeide uit tot een massaorganisatie. Op dit moment is één op elke negen Nederlandse huishoudens lid van de bond. Daarmee heeft Nederland w at de consumenten betreft de hoogste organisatiegraad ter w ereld.48
Branchevervaging Het succes van de Nederlandse Consum entenbond contrasteert sterk m et het echec van de PBO, waarvan in het begin van de jaren vijftig n og alle heil ver wacht werd. Dat is opm erkelijk omdat de moeizame start van de bond halver w ege de jaren vijftig vooral op het conto van die PBO moet w orden geschreven. De opstellers van de raam w et uit 1950 hadden de consument effectief buitenge sloten. Een parlementaire meerderheid stond daar nog altijd achter. Er viel w einig aan te doen, zolang de bond die enorm e aanhang nog niet had. Pogin gen van de regering om hem wat extra arm slag te geven, zodat hij het bedrijfs leven tot meer concurrentie (lees: het verlagen van prijzen) zou aanzetten, lie pen spaak. De Consumentenbond was in 1954 nog veel te klein en niet representatief voor de groep die hij w ilde vertegenw oordigen. Dat had subsidiëring niet in de w eg hoeven staan. Aan de w arentests en de andere informatie in de Consumen tengids bestond immers grote behoefte. De Nederlander moest misschien wel even wennen aan de confronterende toon en de neiging tot het zoeken van con flictoplossingen. W at het verlenen van subsidie omstreden maakte, w aren de uitlatingen over de negatieve kanten van de PBO in combinatie met doelstel-
De zogenaam de Lexingtonaffaire en de publiciteit daaromheen heeft ook een rol ge speeld. De sigarettenfabrikant Lexington spande in 1962 een kort geding aan tegen de Consumentenbond. Het sigarettenmerk w as als een van de slechtste uit een test geko men. De bond had echter niet verm eld dat een andere testmethode tot andere resultaten kon leiden. De president van de rechtbank oordeelde dat dit onrechtmatig was. De zaak w erd geschikt. Tijdens de affaire verdubbelde het ledental van de Consumentenbond (vgl. Koopman, Consumentenmacht en markt, p. 12-13)! Arend van den Berg, 'W aar voor je geld. De Consumentenbond moet klantgerichter en professioneler worden', Elscvier, 6 aug. 1994. 68
Johan van Merriënboer
ling 4: 'De consum ent tegenover de georganiseerde handel en producenten de plaats geven w aarop hij recht heeft.' Dat betekende dat de bond niet alleen m oest opboksen tegen de producenten in de PBO die hem als het paard van Troje zagen, maar ook tegen gevestigde clubs die de behartiging van de con sum entenbelangen 'erbij' deden. Dit soort branchevervaging kwam het duide lijkst tot uitdrukking in de Nederlandse vakcentrales. Op het terrein van de sociale zekerheid of de loononderhandelingen hadden de bonden hun leden weinig m eer te bieden. De overheid ging daarover. Wat restte was bem oeienis met de prijzen en de besteding van de lonen. De vakverenigingen moesten toch op de een of andere w ijze zorgen dat het lidmaatschap aantrekkelijk bleef. De Consum entenbond was in dit opzicht een potentiële bondgenoot, maar ook een concurrent die eerst enigszins geneutraliseerd moest worden. Elke nieuw e organisatie kent een aanlooptijd. Daarin verschilt de N eder landse Consum entenbond waarschijnlijk niet veel van andere verenigingen. Die aanlooptijd was korter geweest als de hierboven geschetste problemen rondom de subsidie, het voorzitterschap en de inschakeling in de PBO zich niet hadden voorgedaan. Vanwaar die m oeizam e start? Laten w e het Am erikaanse voorbeeld er eens bijpakken. In die tijd bestond er in de Verenigde Staten al een bloeiende Consumers Union. Daar lag namelijk een uitstekende voedingsbodem: consum enten die meer te besteden hadden en konden kiezen uit een groter as sortim ent; geen kruidenierscultuur; vrije concurrentie zonder PBO; grote klant gerichtheid (mede in verband met de fooiencultuur); geen sterke vakbonden of betuttelende huisvrouw enorganisaties met ruime taakopvatting; een overheid die zich w einig bekom m erde om het lot van de consument; een maatschappij gebouwd op het individu en gedomineerd door lawyers. Nederland wilde in de jaren vijftig beslist die kant niet op. Daarom duurde het enige tijd voordat een m oderne consum entenorganisatie hier wortel schoot.
69
'WIJ VA REN IN DE M IST .’ DE FORM ATIE VAN HET KABINET-DREES III (1952)
Peter van der Heiden
Inleiding1 De verkiezingen van 25 juni 1952 leverden een voor die tijd forse verschuiving in de Tw eede Kam er op. Geheel tegen de opiniepeilingen in behaalde de PvdA een w inst van drie zetels, w aarmee zij in kamerzetels even groot was geworden als de KVP, m aar haar katholieke tegenstreefster in absoluut stemmenaantal overtrof. Binnen de sociaal-dem ocratische beweging heerste een juichstem ming; nu de PvdA de grootste partij was geworden betekende dat dat de 'doorbraak' w as gelukt. Deze doorbraak w as het tijdens de bezetting opgekomen streven om de vooroorlogse 'hokjesgeest' te doorbreken, en het politieke en maatschappelijke leven niet langer te organiseren op basis van religie, maar op basis van een links-rechts-tegenstelling. De PvdA, een fusie tussen SDAP, VDB, CDU en 'poli tiek daklozen', w as hiervan de exponent. Bij de verkiezingen van 1946 leek de doorbraak echter mislukt. De PvdA behaalde toentertijd een verkiezingsresul taat dat lager w as dan haar samenstellende delen bij de laatste vooroorlogse verkiezingen (1937: 31; 1946: 29). De na de oorlog heropgerichte en meer of minder vernieuw de confessionele partijen wisten hun achterban opnieuw aan zich te binden, een patroon dat zich in 1948 herhaalde. Gezien de verkiezings winst in 1952 was de PvdA er eindelijk in geslaagd om progressieve christenen (en met nam e katholieken) los te weken uit hun 'verzuilde' partijen.2 De KVP voelde niet enkel de adem van de progressieve PvdA in haar nek. Aan haar rechterzijde w ist zij de conservatieve KNP naast zich, die appelleerde aan de anti-socialistische gevoelens in het behoudende deel van het katholieke electoraat. Ook binnen de partij was verdeeldheid, die tot uitdrukking kwam in een vakbondsvleugel en een rechtervleugel (de groep-Duynstee). De KVPleiding had de grootste moeite gehad om voor de verkiezingen de eenheid in
Voor een uitgebreide beschouwing over de verkiezingen van 1952 zie: P.B. van der Hei den, 'Eindelijk een doorbraak? De verkiezingen van 1952', Politieke Opstellen 17 (1997) p. 59-71. J. Bosmans, Staatkundige vormgeving in Nederland, deel II, D e tijd na 1940 (Assen 1995) p. 21-23. 71
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
de partij te bewaren, maar m oest de verdeeldheid bekopen met een verlies van twee zetels. De uitslag van de verkiezingen is vermeld in de onderstaande tabel: Tabel 1. U itslag verkiezingen 19523 % 1948
zetels 1948
peiling 1952
% 1952
zetels 1952
PvdA
25,61
27
26,5
28,97
30 (+3)
KVP
31,04
32
31,5
28,67
30 (-2)
ARP
13,21
13
13,0
11,31
12 (-1)
CHU
9,19
9
9,5
8,92
9 (0 )
VVD
7,94
8
8,0
8,83
9 (+1)
CPN
7 ,74
8
6,0
6,16
6 (-2)
SGP
2,37
2
2,5
2,42
2 (0 )
KNP
1,26
1
1,0
2,71
2 (+1)
Overig
1,64
2,0
1,35
Het w as deze verkiezingsuitslag die de basis vorm de voor de formatie van het kabinet-Drees III. In onderstaand artikel volgt een overzicht van de perikelen in de diverse form atierondes, w aarbij de vraag centraal staat hoe de houding was van de verschillende fracties ten opzichte van zowel het form atieproces als van het uiteindelijke resultaat.
Program m atische overeenstem m ing, maar geen kabinet De w inst van de PvdA bij de verkiezingen leverde een logische formateurskandidaat op: haar lijsttrekker en demissionair m inister-president W. Drees. De PvdA -leider ontving van de koningin de opdracht een regering te vormen w el ke 'geacht mag worden het vertrouwen van het parlem ent te genieten', een parlem entair kabinet dus, en ving zijn arbeid aan m et het schrijven van ontw erp-richtlijnen voor het toekomstig regeerprogram. Het w as zijn uitdrukkelij ke bedoeling dat de fractievoorzitters slechts over die richtlijnen hun mening zouden kunnen uitspreken; het daadwerkelijke program zou opgesteld worden door de aan te zoeken m inisters. In deze richtlijnen nam Drees onder andere op de bereidheid tot besprekingen met Indonesië over de status van NieuwGuinea, het beleid ten aanzien van de woningbouw en van de huren, de ouder dom svoorziening, de kinderbijslag voor grote gezinnen, de handhaving van de dividendbeperking en de afschaffing van het schoolgeld.4 Drees voerde besprekingen m et de voorzitters van de fracties van de PvdA, de KVP, de ARP en de CHU; de W D -fractie wilde hij, gezien haar opstelling
4
72
De uitslagen zijn overgenomen uit Parlement en Kiezer 74 (1992) p. 114-115, de prognose op basis van een NIPO-peiling is afkomstig uit de Volkskrant, 25 juni 1952. Zie: F.J.F.M. Duynstee, D e kabinetsformaties 1 946-1965 (Deventer 1966) p. 55.
Peter van der Heiden
ten aanzien van de voorgaande kabinetten, buiten beschouw ing laten.5 De richtlijnen leverden weinig problem en op.6 Op een beperkt aantal punten leverden de fractievoorzitters kritiek. Zo hadden KVP, ARP en CHU bezw aar tegen het voorgestelde Nieuw-Guineabeleid, tegen een egalisatiefonds voor de huurverhoging en tegen de afschaffing van school- en collegegeld. De PvdA had geen bezw aren. Een bespreking met de fractievoorzitters leidde op alle punten tot een com prom is, behalve bij het Nieuw-Guineabeleid, waar het PvdA-standpunt, zoals geform uleerd in D rees' richtlijnen, diam etraal tegen over dat van de coalitiepartners stond. Aangezien overeenstem m ing uitbleef, w erd besloten dat de regering op dit terrein beleidsvrijheid zou behouden, m aar dat daarnaast de Kam er ook de volledige vrijheid zou behouden dit beleid te beoordelen. De vier fracties gingen met deze richtlijnen akkoord.7 De portefeuilleverdeling bleek een groter struikelblok te zijn dan de pro gram m atische overeenstem m ing. Gesteund door haar verkiezingsw inst w as de PvdA niet van zins ook maar iets aan invloed in te boeten. De sociaal dem ocraten reserveerden dezelfde m inistersposten als die welke ze in Drees II hadden bezet (Algem ene Zaken, Sociale Zaken, Financiën, W ederopbouw en V olkshuisvesting en Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening). Form ateur Drees stelde een verdeling voor van vijf m inisterszetels (inclusief het prem ier schap) voor de PvdA, vijf voor de KVP, twee voor de ARP en voor de CHU en een zetel voor een partijloze. De KVP zou de vice-prem ier (zonder portefeuille) en de m inisters van Binnenlandse Zaken, Econom ische Zaken, Onderw ijs, Kun sten en W etenschappen en O verzeese Gebiedsdelen mogen leveren. Voor de ARP w as Justitie gereserveerd, de CHU zou w ederom O orlog en M arine krij gen, terw ijl Buitenlandse zaken voor de partijloze J.W . Beyen was bestemd. Zow el de ARP als de KVP had bezw aren tegen dit voorstel. De antirevoluti onairen vonden hun invloed op het sociaal-econom ische beleid te gering, ter w ijl de katholieken niet van plan w aren net als bij de vorige form atie een aantal van hun departem enten af te staan. In 1948 hadden zij, als grootste partij, m oe ten bloeden voor de uitbreiding van de tot dan bestaande KVP-PvdA-coalitie. De KVP had toentertijd de uitbreiding van het kabinet noodzakelijk geacht om de grondw etsw ijziging, nodig in verband m et de onafhankelijkheid van Indo
De W D had in 1951 het kabinet-Drees-Van Schaik laten vallen over het Nieuw-Guineabeleid, en sinds die tijd stevige kritiek geuit op het feit dat het kabinet de oren teveel liet hangen naar de vakbeweging. Zie: J.E.C.M . van Oerle e.a., 'Het parlement als een dwarslaesie in het dekolonisatieproces' in: P.F. Maas en J.M.M.J. Clerx (red.), Parlem en taire geschiedenis van Nederland na 1945, deel 3, H el kabinet-Drces-Van Schaik 1948-1 9 5 1 , band C, Koude Oorlog, dekolonisatie en integratie (Nijmegen 1996) p. 659-685; J.C.F.J. van M erriënboer en J.J.M. Ramakers, 'Drees-Van Schaik per saldo' in: Ibidem, p. 769-777; J.C.F.J. van Merriënboer, 'De inventaris van het Koreakabinet, in: J.J.M. Ramakers (red.), Parlementaire geschiedenis van Nederland na 19 4 5 , deel 4, H et kabinet-Drees II 1951-1952. In de schaduw van de Koreacrisis (Nijmegen 1997) p. 746-748. De richtlijnen leverden althans tijdens de form atie weinig problemen op. Dat de door de fracties gevoelde binding ten opzichte van zowel kabinet als richtlijnen, of juist het ge brek daaraan, wel degelijk tot politieke spanning leidde, maakt Peter van Griensven duidelijk in het hiernavolgende artikel in deze bundel. Duynstee, Kabinetsformaties, p. 55-58. 73
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
nesië, veilig te stellen. De PvdA had zich tegen uitbreiding van het kabinet ver zet, en w as enkel akkoord gegaan op voorw aarde dat deze uitbreiding niet ten koste van haar positie binnen het kabinet zou gaan. KVP-fractievoorzitter C.P.M . Rom m e m eende dat het nu de beurt aan de PvdA was om een offer te brengen, en stelde Drees voor om Sociale Zaken af te staan aan de ARP. De KVP zou dan, als er garanties waren voor de vestiging van een Technische H o geschool in Eindhoven, O KW w illen afstaan. Naast de zetelverdeling bleek ook de personele bezetting forse problemen op te leveren. De door de PvdA aangedragen kandidaat voor Financiën, H.J. Hofstra, w as voor de KVP volstrekt onaanvaardbaar. Een tw eede probleem lag bij Buitenlandse Zaken; Drees w ilde daar per se geen katholiek, aangezien een zeer groot deel van de Europese m inisters van Buitenlandse Zaken al katholiek w as.8 In overleg m et ARP-fractievoorzitter J. Schouten bood Drees de antirevoluti onairen de portefeuilles van Justitie en van Verkeer en W aterstaat aan. Dit aan bod w erd door de A RP-fractie verw orpen, omdat zij m eer invloed in de sociaaleconom ische driehoek wenste. Een poging van Drees om dan m aar een driepartijenkabinet te form eren, dus zonder de ARP, werd door KVP-leider Romm e afgew ezen. Er restte Drees niets anders dan zijn opdracht terug te geven aan het staatshoofd. Na de w eigering van Romm e om een parlem entair kabinet te form eren en van Drees om 'een kabinet' te vorm en (vanwege de zijns inziens onduidelijke positie van de KVP9), ontving oud-prem ier L.J.M. Beel (KVP) de opdracht tot vorm ing van 'een kabinet', dus de ruimst m ogelijke opdracht.
Ook Beel mislukt Beel ging uit van het program m atisch akkoord dat de vier partijen reeds hadden gesloten, en concentreerde zich op de zetelverdeling. Beel am bieerde zelf h et minister-presidentschap. Hij w ilde m aatschappelijk w erk en volksgezondheid afsplitsen van het departem ent van Sociale Zaken, om zo een extra m inisterspost te creëren. De ARP, die Econom ische Zaken en Volksgezondheid en M aatschappelijk W erk kreeg toebedeeld, en de CHU, met O orlog en M arine en O verzeese Gebiedsdelen, w erden door Beel tevredengesteld, en ook de KVP ging akkoord. Schoorvoetend w elisw aar, daar zij slechts drie volw aardige departem enten toebedeeld had gekregen, plus de m inister-president en een m inister zonder portefeuille. De PvdA vond het verlies van het premierschap en de uitkleding van Sociale Zaken (een portefeuille die Beel aan Drees aanbood, die deze echter onm iddellijk w eigerde) in het licht van de verkiezingsuitslag een te zw aar offer. Zij w ees de voorstellen af. Op Beels vraag of een dergelijk kabinet op extraparlem entaire w ijze tot stand zou kunnen kom en, was het PvdA-antw oord w ederom negatief, w aarop ook Beel zijn poging staakte.
Anneke Visser, Alleen bij uiterste noodzaak? D e rooms-rode samenwerking en het einde van de brede basis 1948-1 9 5 8 (Am sterdam 1986) p. 132-135. CPG, archief Drees, 'Overzicht van de gebeurtenissen der Kabinetsformatie 1952'. 74
Peter van der Heiden
Donker aan zet Door de w eigering van de PvdA lag de bal w eer in het sociaal-democratische kamp. Fractieleider Donker ontving eenzelfde opdracht als Beel, en probeerde te kom en tot een extraparlem entair kabinet m et de ARP. Daartoe probeerde hij Donner over te halen de portefeuille van Justitie te accepteren, die dat echter na consultatie van Schouten w eigerde. In Donkers ogen w as de ARP uit het formatieveld verdw enen. Probleem w as alleen dat de KVP de ARP er per se bij wilde hebben.10
Met Drees in zee: "t W ater valt best mee, jongens!' Cartoon Opland, de Volkskrant, 5 juli 1952.
Deze gecom pliceerde situatie leverde een schim m ige fase in de form atie op. In eerste instantie wilde Donker een kabinet form eren w aarvan Drees de leiding zou hebben en w aarin PvdA en KVP grosso modo zouden behouden w at zij hadden, met een kleine verzw aring van de CHU. Hiertoe voerde hij overleg m et de KVP-fractie, echter niet via haar fractieleider, van w ie hij wist dat deze w eigerde verder te gaan zonder de ARP, maar via pater L.J.C. Beaufort, ka
Duynstee, Kabinetsformaties, p. 61-63. 75
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
merlid en vertrouw eling van Romme. Ook Beaufort voelde echter niets voor een kabinet zonder de ARP. De katholieken bleven op het standpunt staan dat de PvdA een offer m oest brengen om de antirevolutionairen er bij te houden: het prem ierschap zou naar de KVP m oeten gaan (Beel) en W aterstaat, af te splitsen van de portefeuille V erkeer en W aterstaat, naar de ARP. De KVP zou dan op haar beurt Econom ische Zaken prijsgeven, m aar wel de tweede man voor Buitenlandse Zaken w illen leveren evenals de m inister van Verkeer. Beel voelde echter w eer niets voor de vreem de figuur dat Donker een kabi net form eerde w aarin Beel het prem ierschap van Drees zou overnemen. Hij vond het ongepast dat een socialist een kabinet formeerde w aarin de KVP de leiding zou krijgen.11 Rom m e vond dat de prijs te eenzijdig bij de KVP kwam te liggen. Liever dan een partijgenoot op Verkeer zag hij Buitenlandse Zaken door tw ee katholieken ingevuld. Voor Drees w as de voorgestelde oplossing onaanvaardbaar. Hij w eigerde zitting te nem en in het voorgestelde kabinet-Beel, en had forse bezw aren tegen de beide katholieken op Buitenlandse Zaken. Voor de form ateur was Drees' reactie voldoende om ijlings terug te vallen op een kabinet m et Drees als pre mier. Enkel de ARP stem de van harte in met Donkers voorstel. Niet erg ver w onderlijk, daar de formateur aan haar bezw aren inzake de invloed op het sociaal-econom isch beleid w as tegem oet gekomen. Donker zocht J. Zijlstra aan voor Econom ische Zaken, die die post accepteerde. De form ateur ging onder tussen uit van een kabinet w aarin de PvdA haar posten behield, de KVP BiZa (inclusief het vice-prem ierschap), BuZa, OKW , Justitie en een m inister zonder portefeuille zou leveren, EZ en V&W naar de ARP gingen en voor de CHU O orlog en O verzeese G ebiedsdelen overbleven. Deze laatste bijstelling stelde de KVP niet tevreden. Volgens Rom m e was zijn partij onvoldoende vertegenw oordigd in de REA. Een oplossing zou ge vonden kunnen w orden in een ruil tussen Justitie en W ederopbouw , dus tussen de KVP en de PvdA. De sociaal-dem ocraten liepen daar niet warm voor; in hun ogen diende de KVP de concessies te doen om de ARP binnen het kabinet te halen. Als enige andere oplossing zag de KVP dat zij zes m inisters zou krijgen, w aarm ee de form ateur akkoord ging. Een tweede probleem deed zich voor rond het in Donkers opstelling aan de KVP toegevallen Buitenlandse Zaken. De katholieken schoven hiervoor J.M .A.H . Luns naar voren, die door Donker als te weinig ervaren werd gezien. De form ateur opperde w ederom het denkbeeld dat er twee ministers van Bui tenlandse Zaken zouden optreden, ditmaal beiden van de KVP. De eerste zou dan een m eer econom isch aangelegde KVP'er moeten zijn (waarbij Donker aan Beel dacht), de tweede zou dan zijn gesprekspartner Beaufort m oeten worden. Zow el Beel als de bisschoppen w aren hierop tegen. Beel am bieerde Buitenland se Zaken niet, terw ijl het episcopaat geen geestelijke als bew indsm an wenste te
O verigens w as het tegenovergestelde al twee maal eerder gebeurd. Het kabinet-DreesVan Schaik leunde zw aar op het formateurschap van de KVP’er J.R.H. van Schaik, ter wijl het kabinet-Drees II geformeerd was door KVP-leider Romme. Minister Rutten (OKW) sprak zelfs over dat laatste kabinet als 'het kabinet-Romme'. 76
Peter van der Heiden
zien optreden. Gezien de gerezen problem en m oest Donker het over een ande re boeg gooien. De form ateur besloot Buitenlandse Zaken aan te bieden aan de partijloze Beyen, naast w ie de KVP een m inister zonder portefeuille m ocht leveren. Ter com pensatie zou hij zijn eigen PvdA voorstellen toch akkoord te gaan m et de ruil Justitie-W ederopbouw . De KVP-fractie beoordeelde Donkers aanbod una niem als te mager. De door Donker aangezochte kandidaat-PvdA-bewindslieden gingen wèl akkoord om de slepende form atieproblem en tot een oplos sing te brengen, maar de form ateur restte niets anders dan zijn opdracht w eer in te leveren bij de koningin.
Een novum H et m islukken van Donkers poging bracht Juliana ertoe om C. Staf (CHU) aan te zoeken als formateur. Deze w eigerde echter een opdracht te aanvaarden, hij w ilde slechts zijn 'goede diensten' aanbieden, een novum in de parlem entaire geschiedenis. De form atie zat op dat m oment al zo in het slop dat er zelfs werd gedacht aan een zakenkabinet zonder de PvdA, onder leiding van Staf zelf. Zijn politiek leider, H. Tilanus, praatte hem dat echter uit het hoofd.12 Een andere m ogelijkheid was ontslagw eigering van het dem issionaire kabinet-Drees II, om het bij de begrotingsbehandeling in het najaar nog maar eens te bezien. Drees suggereerde dat de PvdA w ellicht het beste in de oppositie kon gaan.13 In een gesprek op paleis Soestdijk tussen de koningin, Staf, Drees en Beel verdw enen al deze opties echter weer van tafel. Een nieuw e optie werd b e sproken, w aarin niet Volksgezondheid, m aar M aatschappelijk W erk van Soci ale Zaken zou w orden afgesplitst. Op Buitenlandse Zaken zou Beyen komen, geflankeerd door Luns als tw eede man. Deze oplossing bleek voor alle partijen aanvaardbaar. Twee dagen later ontving Drees een nieuw e form atieopdracht; op 2 septem ber 1952 volgden de ministersbenoemingen. Het eindresultaat: de PvdA kreeg Algem ene Zaken (Drees), Landbouw (S.L. M ansholt), Justitie (Donker), Sociale Zaken (J.G. Suurhoff) en Financiën (J. van de Kieft); de KVP bezette Binnenlandse Zaken (Beel), Onderwijs, Kunsten en W etenschappen (J.Th.L.M. Cals), W ederopbouw en Volkshuisvesting (H.B.J. W itte), M aatschappelijk W erk (F.J.F.M. van Thiel) en twee m inisters zonder portefeuille, van wie een op Buitenlandse Zaken (Luns) en een belast m et de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (A.C. de Bruijn); de CHU kreeg O orlog en M arine (Staf) en Uniezaken en Overzeese G ebiedsdelen (W.J.A. Kernkam p), de ARP Econom ische Zaken (Zijlstra) en Verkeer en W aterstaat (J. Algera), terwijl de liberale m aar partijloze Beyen m inister voor Buitenlandse Zaken w erd.14 O ndanks de historische verkiezingsoverw inning moest de PvdA de KVP in de form atie voor laten gaan. De katholieken bezetten zes m inistersposten, tegen de PvdA vijf. De rollen van vier jaar geleden w aren nu omgedraaid.
Visser, Uiterste noodzaak, p. 148-149. Duynstee, Kabinetsformaties, p. 68-69. Visser, Uiterste noodzaak, p. 150-151. Overigens werd Van Thiel een dag later benoemd. 77
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
Zw arte P ieten in de Tw eede K am er De oppositie zag de verlies- en w instrekening heel anders. VVD-leider P.J. Oud haalde snerend uit naar de KVP, die volgens hem fors aan invloed in het kabi net had ingeboet. De PvdA had niet alleen vrijw el al haar posten behouden, zij had daarvoor ook politieke zw aargew ichten geleverd. Dat kon de VVD-leider van de KVP niet zeggen. Alleen Cals schatte hij als zeer ervaren in, maar die zat op een plaats w aar hij op het voornam e sociaal, econom isch en financieel beleid nauw elijks invloed had. M et nam e Beel m oest het ontgelden. De belangrijkste taak voor de m inister van Binnenlandse Zaken zou de algehele herziening van de G rondw et worden, terwijl een gedeeltelijke herziening daarvan onder zijn leiding in het vorige kabinet (ook toen was hij bewindsm an van Binnenlandse Zaken) 'de m eest form idabele mislukking' was gew orden.15 De liberale leider verw onderde zich over het feit dat de confessionelen inhoudelijk veel dichter bij zijn VVD stonden, m aar toch regeringssam enw erking m et de PvdA na streefden. D at Drees de VVD buiten de form atie had gehouden begreep hij wel, maar dat de KVP, en vooral de ARP en de CHU, dat hadden toegestaan, ging er bij hem niet in. Hij riep de confessionelen op zich schrap te zetten tegen de so cialistische wensen: 'Laten de rechtse partijen oppassen, dat men in haar eigen kring niet het gevoel zal krijgen, dat de socialistische zweep thans over de rechtse ruggen w ordt gelegd.’ Daarnaast kondigde Oud aan zo mogelijk de hechtheid van de coalitie te zullen testen.16 PvdA -fractievoorzitter J.A.W . Burger schetste de m oeizam e constructie van het kabinet, dat volgens hem een 'coalitie in kwadraat' was, nam elijk tussen de PvdA en de vooroorlogse 'rechtse' coalitie: een 'waagstuk voor alle betrokke nen ’. H et kabinet zou enkel w erkbaar zijn als de antithese zou worden vervan gen door het inzicht dat de verlangens van de PvdA en van de confessionelen voldoende aanknopingspunten boden om kabinetsbeleid te kunnen voeren. Een hindernis 'van bijzondere orde' zou het Nieuw-Guineabeleid kunnen w or den, aangezien de PvdA niet wenste mee te doen aan de 'bewustzijnsverenging' die bij andere partijen had plaatsgevonden. Burger maakte zich zorgen om het gebrek aan duidelijkheid van de regeringsvoom em ens, vooral w aar een uit w erking van het in de 'richtlijnen’ tot prioriteit uitgeroepen w erkgelegenheids beleid ontbrak. Juist op dit terrein zou het kabinet zich van zijn vooruitstreven de kant kunnen laten zien, hetgeen de kiezers een duidelijke keuze voor of te gen het beleid zou geven w anneer zij de volgende keer naar de stembus zou den gaan: doorbraak of niet. Burger toonde zich 'op basis van wederkerigheid en m et volle erkenning en besef van de bestaande verschillen van inzicht, be reid te pogen er het beste van te maken'. Echt van harte klonk het niet; zeker niet om dat hij daarnaast in een fors betoog het bestaansrecht van partijen op christelijke grondslag aanvocht.17
15 16
Ibidem, p. 53.
17
Ibidem, p. 53-59.
78
H T K 1952-1953, p. 45-47.
Peter van der Heiden
W.L.G. Lem aire, debuterend als w oordvoerder voor de conservatieve KNP, had w einig goede w oorden over voor de formatie, die hij als 'de vrucht van een reeks m islukkingen' kwalificeerde. Hij betreurde het dat niet w as gepoogd een 'rechts' (in de zin van confessioneel) kabinet te form eren, aangezien er een rechtse m eerderheid van 55 tegen 45 zetels was. Verder hekelde hij het geschuif met portefeuilles, dat volgens hem slechts nodig w as gew eest omdat de PvdA w enste te behouden w at zij had. Lem aire kondigde een 'loyale oppositie' aan, die er scherp op zou toezien dat de sam enleving niet te socialistisch zou w or d en .18 KVP-fractievoorzitter Romm e kapittelde de regering op het gebrek aan in form atie dat zij de kam er had verleend, w aardoor een ’full dress debate’ over het voorgenom en beleid onm ogelijk was. De m inister-president had verklaard dat het van een uitw erking van zijn door de fractieleiders aanvaarde richtlijnen niet was gekom en door de loop der form atie, maar dat ging er bij Rom m e niet in. Volgens hem had 'de overgrote meerderheid der heren' achter de regerings tafel voldoende tijd en gelegenheid gehad om de richtlijnen te concretiseren. Hij constateerde dat de m inisters w achtten op am btelijke aanbevelingen en vroeg zich af o f Drees niet had verzuim d deze tijdig, dus voor de formatie, ter beschikking te hebben. Rom m e bestreed het doorbraakkarakter van de PvdA-verkiezingsoverwinning. V olgens hem betrof het 'frontpaginanieuws, m aar geen nieuws voor een extra editie'. De PvdA had dan wel deze slag gewonnen, m aar het winnen van de gehele oorlog was toch wel w at anders. En die oorlog zóu de PvdA ook niet w innen, aangezien de KVP een eigen progressieve politiek 'in Christelijke richting' voorstond. Hij zag de leidende katholieke figuren in de doorbraakbe w eging als verantw oordelijken voor de afbraak van de katholieke eenheid. De ze doorbrekers waren een drieledig gevaar: voor zichzelf, voor de andere ka tholieken en vooral voor het land, aangezien zij de inrichting daarvan volgens de 'enige juiste zedelijke beginselen' zouden bemoeilijken. Romm e hekelde de PvdA, die een luttele verschuiving in kiezersvoorkeur had uitgebuit om haar positie in het kabinet te versterken. Hij achtte dit hypo criet, daar de PvdA bij verlies ook nooit genegen was gew eest aan invloed in te boeten. Enige hypocrisie was de katholieke fractievoorzitter echter ook niet vreem d. Hij verklaarde dat de fracties geen invloed dienden te hebben op de personele invulling van het kabinet, terw ijl zijn eigen fractie een aantal PvdAkandidaten onaanvaardbaar had verklaard! Romme benadrukte het zijns in ziens extraparlem entaire karakter van het kabinet, 'nl. dat w ij, in vrijheid staande tegenover dit Kabinet, tot haar zeggen, dat zij ons tot opbouwend overleg bereid vindt’.19 Ook zijn CH U-collega Tilanus bestreed het doorbraakkarakter van de v er kiezingsuitslag. Naar analogie van de grote ARP-winst in 1937 door Colijn m eende hij dat het niet zozeer de aantrekkelijkheid van de PvdA, als wel die van haar lijsttrekker was gew eest die de stem menwinst had gebracht, w aarbij
Ibidem, p. 60-63. Ibidem, p. 63-69. 79
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
vooral de N oodw et O uderdom svoorziening had meegespeeld. Tilanus m eende dat de personele invulling en de portefeuilleverdeling volledig door de form a teur dienden te w orden geregeld. De kabinetsform ateur had een koninklijke opdracht, waar de volksvertegenw oordiging buiten diende te blijven. Eisen m et betrekking tot de portefeuilles of m et betrekking tot personen zouden form atiearbeid in de toekom st onm ogelijk kunnen maken. De CH U-fractievoorzitter sprak de hoop uit dat h et kabinet de vier jaar vol zou m aken.20 W einig verrassend wees ook ARP-leider Schouten de doorbraakverklaring voor de verkiezingsuitslag van de hand. Hij vond dat er w at al te snel conclu sies werden getrokken uit een wellicht eenm alige winst voor de PvdA. De ver antw oordelijkheid voor het tussentijdse tijdelijke afhaken van de ARP legde hij bij de sociaal-dem ocraten; aangezien de PvdA de posten wenste te behouden die zij had, was het onm ogelijk gew orden om een nieuwe coalitiepartner in te passen. D aarnaast vreesde hij een te grote invloed van de PvdA op het sociaaleconom isch beleid w anneer zij niet aan een portefeuilleruil w ilde meewerken. Schouten toonde begrip, maar ook enige teleurstelling, voor het feit dat Drees de VVD buiten de formatie had gehouden. D e houding van W D -le id e r Oud was daar volledig debet aan geweest, een houding die Schouten niet begreep. Hij verw eet de V V D opportunism e, daar zij voor de verkiezingen van 1948 had geroepen dat 'het roer om' m oest ten aanzien van het Indonesiëbeleid, daarna was toegetreden tot een kabinet dat het oude rijksdeel zijn onafhankelijkheid had verleend, in 1951 datzelfde kabinet had laten vallen op het NieuwG uineabeleid, m aar even zo goed weer had m eegew erkt aan de reconstructie van dat kabinet. Na deze ervaringen had Schouten weinig vertrouwen m eer in de door Oud voorgestelde 'derde m acht’ (blokvorm ing tussen ARP, VVD en CHU om een tegenkracht te ontw ikkelen tegen PvdA en KVP). De antirevolutionair vond de form atiepoging van Donker m aar een duistere periode. D onker had gepoogd een extraparlem entair driepartijenkabinet te vormen, maar was toch weer naar de ARP gekomen. Schouten vroeg zich af waarom. W enste de KVP niet met slechts tw ee partijen te regeren? En hoe kon Donker dat w eten als hij puur extraparlem entair aan het form eren was ge w eest? Er m oest contact zijn geweest tussen PvdA en KVP over deze kwestie, hoew el beide partijen dat ontkenden. Ook Schouten onderstreepte zijn vrije positie ten opzichte van het kabinet, en w aarschuw de ervoor dat zijn partij zich niet zou lenen voor een politiek met 'socialistische concessies'.21 SG P-fractievoorzitter Zandt meende dat de kabinetsform atie verontw aardi ging en afkeuring had gew ekt onder de bevolking, w ant er w as 'koehandel, en dat om de hoge en gew ichtige M inisterszetels, gedreven'. Hij vond het onbe grijpelijk dat, terwijl al snel program m atische overeenstem m ing was bereikt, drie form atierondes nodig waren om de portefeuilles te verdelen en in te vul len. Het aanzien van regering en parlement was hierdoor aanzienlijk gedaald. De streng gereform eerde predikant vond de regeringspartijen m aar hypocriet. Voor de verkiezingen had de CHU zich opgew orpen als een dam tegen 'Rome',
Ibidem, p. 70-75. Ibidem, p. 75-82. 80
Peter van der Heiden
m aar dankzij de bem iddeling van Staf w as er een kabinet gekomen met maar liefst zes KVP-m inisters. De KVP w erkte weer samen met de PvdA, terwijl in de kerken de 'banvloek over de socialistische stelsels’ werd uitgesproken, ter wijl ook de ARP zich altijd antisocialistisch had uitgesproken. Zandt zag niet zozeer de verkiezingsuitslag, als w el de daarna opgetreden regeercombinatie als 'bezegeling van de doorbraak'. Hij had geen enkel vertrouw en in het nieuw optredende kabinet, daar dit het woord 'progressief' tot richtsnoer had, in plaats van het door hem gew enste 'christelijk'.22 W aar bij de SGP de christelijke coalitiepartijen het m oesten ontgelden, was voor C PN -w oordvoerder H. Gortzak vooral de PvdA de boeman. Ook Gortzak signaleerde een doorbraak, m aar w eer een hele andere: bij de PvdA-ministers was 'bij het bukken voor de eisen van W ashington en Romme de ruggegraat doorgebroken'. Voor de com m unisten w as het bezoek van de Amerikaanse on derm inister van defensie F. Nash en generaal G. Olm stedt ten tijde van de for m atie m aar op één manier uit te leggen: de Amerikanen kwam en hun eisen voor het kabinetsbeleid kracht bijzetten, en de coalitie was daarvoor gezwicht. Volgens G ortzak was er m aar één partij die nog opkwam voor het Nederlandse volk: zijn eigen CPN. Hij riep m et name de leden en aanhangers van de PvdA, m aar ook de progressieve christenen, op om de com munisten te helpen in de strijd tegen de reactie en voor de vrijheid van het Nederlandse volk.23
Drees heeft vertrouwen In zijn beantw oording pareerde minister-president Drees allereerst de aanval vanuit de CPN. Van A m erikaanse inmenging was absoluut geen sprake ge w eest, de beide Am erikanen hadden Nederland bezocht voor besprekingen over de Europese Defensie Gem eenschap. De com m unisten hadden wat hem betrof al te veel fantasie. Drees was niet van plan de 'periode, toen het m oeilijk bleek' (de periode w aarin de ARP was afgehaakt) al te uitgebreid te becom m entariëren. Het enige wat hij over die periode wilde mededelen was dat volgens hem het belang van het lidm aatschap van de Raad voor Econom ische Aangelegenheden van de mi nisterraad (REA) in de verschillende kamerfracties werd overdreven. Het verw ijt dat de PvdA w ilde behouden wat zij in het voorgaande kabinet had gehad, was niet terecht. Drees had als formateur dan w el dezelfde porte feuilles aan de PvdA aangeboden, maar in de fractie bestond ook een duidelijke interesse voor andere ministeries. Deze werden echter al geclaimd door andere partijen, w aardoor de PvdA h et 'behoudende' standpunt was opgedrongen. In de form atiefase van Donker w as er geen overleg gew eest tussen de form a teur en de fractievoorzitters. H et enige contact dat er w as gew eest was dat tus sen aangezochte kandidaat-bew indslieden en hun fractievoorzitters, aangezien het gebruikelijk was dat adspirant-m inisters advies vroegen over toetreding tot het kabinet bij hun geestverw ante fractie. Dit gold echter voor alle partijen op
Ibidem, p. 95-100. Ibidem, p. 102-109. 81
'Wij varen in de m ist.’ De formatie van hot kabinet-Drees III (1952)
dezelfde w ijze. De suggestie van Schouten dat zijn ARP er door de KVP weer was bijgehaald, verwees Drees hiermee naar de prullenmand. Wel gaf Drees toe dat, op het moment dat het moeilijk w erd KVP-bewindslieden te vinden, inform eel overleg was gevoerd tussen Donker en Beaufort. De m inister-president wenste zijn kabinet niet als extraparlem entair te kwa lificeren. Het was immers totstandgekom en na aanvaarding van de richtlijnen door de vier fracties, en met positieve adviezen van de fractievoorzitters aan de aangezochte kandidaat-ministers. De kritiek van Oud op 'alle niet-socialistische bew indslieden' en met name op Beel wees Drees verontwaardigd van de hand. De prem ier had niets dan lovende w oorden voor zijn katholieke am btsvoor ganger. O ok Drees was niet bijzonder gelukkig over het getouw trek om de porte feuilles en om de personele invulling daarvan. In tegenstelling tot Rom m e, Tilanus en Schouten meende hij echter niet dat het puur een zaak van de form a teur betrof. Enig overleg met de fractievoorzitters achtte hij noodzakelijk, aan gezien er geen kabinet te formeren viel als de fractievoorzitters de voorgestelde verdeling niet accepteerden. Er zou al veel gew onnen zijn als de voorzitters niet de fracties zouden consulteren. In kleine kring was er nog wel uit te kom en, m aar m et de fracties erbij werd het 'zeer bezwaarlijk'. Drees deed ook nog eens uit de doeken waarom hij de VVD in de form atie had gepasseerd. De liberalen hadden zich daags na de form atieopdracht aan Drees in een com m uniqué zo sterk afgezet tegen het gevoerde kabinetsbeleid, waarbij onderstreept w erd dat het kabinet te veel onder invloed van de vakbew eging stond, dat het Drees weinig zinvol had geleken om 'de heer Stikker voor het kabinet te behouden'. Dit terwijl de formateur voor de publicatie van het communiqué wèl van plan was gew eest de VVD in de form atie te betrekken. De m inister-president kon zich goed voorstellen dat er geklaagd werd over het gebrek aan concreetheid van het regeerprogram . Eerdere duidelijkheid was echter niet te geven. Romme meende dan wel dat, gezien de lange duur van de form atie, overleg tot nadere invulling tussen de kandidaat-m inisters had kun nen plaatsvinden, maar het stond lange tijd niet vast wie er metterdaad het ministersam bt zou gaan bekleden. Na de totstandkoming van het kabinet begon de tijd te dringen met het oog op de begroting en de Troonrede, waarop beslo ten w as 'op grond van de persoonlijke contacten, die er waren geweest, te ver trouwen, dat wij gezamenlijk een beleid zouden kunnen voeren’. Met andere w oorden, de ministersploeg zou er als vrienden onder elkaar wel uitkomen! O ok in het licht van de heviger wordende Koude Oorlog m eende Drees dat het in het grootste belang was om niet naar de verdelende, maar juist naar de bin dende factoren in het Nederlandse volk te kijken. Dat was in de zeven vooraf gaande jaren, met uitsluiting van de Indonesische kwestie, goed gelukt, en de m inister-president vertrouwde erop dat dat ook voor de kom ende periode zou gelden.24 In tweede termijn werd vrijwel kam erbreed geconstateerd dat het debat w einig duidelijkheid had opgeleverd. 'Het is zo, dat wij (...) in de m ist varen',
24 82
Ibidem, p. 112-123.
Peter van der Heiden
verw oordde Burger h et algem een gevoelen.25 Een regeerprogram werd node gem ist, nu bestond 'de ongelukkige figuur' dat het kabinet enkel op basis van richtlijnen regeerde, aldus Romm e.26 Drees meende dat hij het m aximum aan duidelijkheid had gegeven dat op dat m om ent te geven was. Het kabinet had nog onvoldoende tijd gehad om een uitgewerkt program op te stellen, maar de richtlijnen gaven volgens hem voldoende de richting van het te voeren beleid aan.
Pech m et de coalitiefiets: 'Het past niet!' Cartoon Opland, de Volkskrant, 26 juli 1952.
J. W illem s (PvdA) nam de handschoen op die door Rom m e naar de katholieke PvdA'ers was gew orpen. De aanval van de KVP-fractievoorzitter deed hem denken aan 'die helaas niet w einig talrijke vaders met een duidelijk gebrek aan paedagogisch inzicht' die veel over hun kant lieten gaan alvorens 'plotseling hevig uit hun slof te schieten, niet in het m inst tot ontsteltenis van moeder de vrouw, die juist nu graag wat meer zelfkritiek van haar man had gezien'. Vol gens W illem s was het juist gevaarlijker om een geforceerde katholieke eenheid te vorm en, daar het daaruit voortvloeiende isolem ent contraproductief voor de katholieke zaak zou zijn.27 Romme bleef overigens onverstoorbaar bij zijn standpunt.
Ibidem, p. 132-134. Ibidem, p. 138. Ibidem, p. 135-137.
83
'Wij varen in de m ist.’ De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
H oew el het derde kabinet-Drees niet bijzonder warm w as verw elkom d, on dervond het duidelijk voldoende steun in de Tw eede Kamer om zijn arbeid aan te vangen. Met een PvdA die het kabinet als parlem entair zag, en een KVP, ARP en CHU die liever wat afstand wilden behouden, schraagde een riante m eerderheid van 81 zetels de brede-basiscoalitie.
De pers De pers reageerde keurig langs de verzuilde lijnen op het nieuw opgetreden kabinet en op de formatie. De Gazet van Limburg (RK) prees de PvdA op ironi sche w ijze voor haar behendigheid en vasthoudendheid, w aardoor zij het op tim ale uit de kabinetsformatie had weten te halen. Het was echter niet dan door de offervaardigheid van de KVP dat er een kabinet op brede basis had kunnen komen (een gedachte die in alle katholieke bladen werd geventileerd), waarin de vijf sociaal-dem ocratische bewindslieden ook nog eens elf christelijke col lega's tegenover zich w isten.28 De Gelderlander, eveneens katholiek, noem de de voorbije formatie 'een zeer pijnlijke episode in onze parlem entaire historie' die bepaald geen goed had gedaan 'aan het respect voor de huidige dem ocratie’. Het touw trekken om de portefeuilles en het ontbreken van een concreet pro gram w aren voor dit Nijmeegse dagblad voldoende reden om het kabinet met reserve te begroeten.29 Volgens Het Vrije Volk was het juist de lankmoedigheid van de PvdA ten opzichte van de 'schadelijke tactiek van de K V P’ geweest, die ervoor had ge zorgd dat er überhaupt een kabinet geformeerd had kunnen worden. Het kabi net, volgens de socialistische krant een zakenkabinet, vertoonde 'de tekenen van het moeizaam voortploeteren' van de form atie, en w as geen reden voor 'blijm oedigheid'.30 Het eveneens socialistische Vrij Nederland onderschreef de w oorden van Romm e dat het kabinet 'niet gek' was. Er zaten een paar 'knapen' in dit 'eindelijk saam getim m erde geval', maar het vertoonde ook de sporen van 'veel timmerlui'. Het kabinet was te weinig homogeen, en zou er heel anders hebben uitgezien als 'van meet af aan de PvdA haar winst en de KVP haar ver lies had genomen'. De PvdA mocht zich gelukkig prijzen met De Bruijn (KVP) en Zijlstra (ARP), die 'in wezen dichter bij Drees c.s. dan bij hun partijleiders' stonden.31 M ochten de sociaal-democraten nog reden tot blijm oedigheid heb ben, dan deed Het Vaderland zijn uiterste best deze weg te nemen. De PvdA m oest vooral niet denken dat zij in Zijlstra een bondgenoot had gevonden. De kersverse m inister van Econom ische Zaken was volgens de gereform eerde krant 'een volbloed anti-revolutionair', w aarmee de socialisten het niet gem ak kelijk zouden krijgen.32
Gazet van Lim burg, 30 aug. 1952. De Gelderlander, 30 aug. 1952. H et Vrije Volk, 30 aug. 1952. Vrij Nederland, 6 sept. 1952. H et Vaderland, 30 aug. 1952.
84
Peter van der Heiden
De liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant bezag de formatie wat meer vanaf de zijlijn. Zij m eende dat het resultaat een zuiver parlem entair kabinet was, aangezien de vier fractievoorzitters zich reeds bij aanvang aan de programma tische richtlijnen hadden gebonden. Het ontkennen van 'parlementair peet schap' zou 'onw aarachtig' zijn. Verder was de krant van m ening dat de VVD zichzelf door onhandig m anoeuvreren buiten spel had gezet, maar gezien het resultaat niet rouw ig hoefde te zijn over de oppositionele rol die zij toebedeeld had gekregen. Zij riep de VVD-fractie op om haar oppositierol zodanig in te vullen, dat zij in de toekom st ook w eer regeringsverantwoordelijkheid zou kunnen dragen. M et nadruk wees de krant daarbij op de bejegening van de bew indslieden Suurhoff en De Bruijn, die niet vanwege hun vakbondsverleden in het verdom hoekje geduw d dienden te worden.33 Het geestverwante Financiele Dagblad had w einig goede w oorden over voor de vrucht van twee maanden formatie. Een 'benefit of the doubt' was het beste wat het voor het kabinet kon opbrengen, al m eende het dat dat eigenlijk al te positief was: '(...) misschien zou het N ederlandse algem ene belang eisen, dat van het allereerste begin af aan een innerlijk verantw oorde m aar desalniettemin klare en duidelijke opposi tie w ordt gevoerd tegen zoveel vaagheid, zoveel verwarring des geestes, zoveel gebrek aan begrip voor de problem atiek van het ogenblik, als in dit kabinet bij elkaar is gekamd en gelijm d'.34 Kortom , ook de pers stond uiterst gereserveerd tegenover het kabinet. De lange form atie en het getouw trek werden door de geestesstrom ingen heen ver oordeeld, w aarbij de verantw oordelijkheid, net als in de Kamer, steeds bij een van de andere strom ingen werd gelegd. Ook het ontbreken van een omlijnd program w erd in de pers zw aar bekritiseerd.
Tenslotte De formatie van het derde kabinet-Drees was voor toenmalige begrippen lang durig (maar liefst 122 dagen, een record) en gecompliceerd. De snelle program m atische overeenstem m ing bleek onvoldoende voorwaarde te zijn om ook snel tot de vorm ing van een kabinet te komen. Een verantw oordelijke voor deze trage formatie is moeilijk aan te w ijzen, al deden de verschillende fracties uiteraard hun best om de zw arte piet naar een van de andere fracties te schuiven. De PvdA kreeg veelvuldig te horen dat haar 'behoudende' standpunt debet was aan de moeizame onderhandelingen. Im mers, de sociaal-dem ocraten w ensten, gesteund door de tot dan toe ongekende verkiezingsw inst, de departem enten te blijven bezetten die zij ook in het voor gaande kabinet had bezet. Ook de KVP en de ARP kregen te horen dat de ver traging aan hen te wijten was. De KVP omdat zij had vastgehouden aan een vierpartijenkabinet, de ARP omdat zij had vastgehouden aan 'zwaardere' porte feuilles dan de form ateur haar had aangeboden. Overigens kreeg ook form a
N ieuw e Rotterdamsche Courant, 30 aug. 1952. Het Financiële Dagblad, 2 sep. 1952.
85
'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III (1952)
teur Drees de wind van voren; hij zou de fracties teveel inspraak gegeven heb ben in de portefeuilleverdeling en in de personele invulling daarvan, hetgeen eveneens vertragend had gewerkt. Alle beschuldigden w ezen de verantw oor delijkheid van zich. Uiteraard wil dat niet zeggen dat zij ook niet verantw oordelijk waren. De verkiezingsuitslag had een aantal partijen in een lastige positie gebracht. De KVP w ist zich zowel aan de linker- als aan de rechterzijde gemangeld, en wilde zich in de formatie enigszins herstellen van de forse tik die de kiezers haar hadden toegebracht. Zij w enste in geen geval invloed in te boeten ten gunste van de PvdA. De katholieken gingen zelfs zover om door h en te socialistisch geachte PvdA-kandidaat-m inisters onaanvaardbaar te verklaren, hetgeen een soepel verloop van de formatie bepaald niet ten goede kwam. De PvdA vond dat haar beleid door de kiezers was beloond, en wenste dat tegen elke prijs voort te zetten. Zij had zich sterk geprofileerd op het sociaal beleid, en meende dat dat enkel gecontinueerd kon w orden w anneer zij weer dezelfde portefeuilles zou bezetten als in het voorgaande kabinet. In de ogen van de sociaal-dem ocraten zouden zij de verkiezingsw inst op het spel zetten als zij belangrijke concessies zouden doen aan de beoogde coalitiepartners. De ARP was eindelijk klaar voor regeringsverantw oordelijkheid, maar vreesde voor een ondergeschikte positie in een kabinet w aarin de andere coali tiepartners al geruime tijd met elkaar samenwerkten. De anti's ham erden suc cesvol op een zware zetel in de REA om hun invloed op het sociaal-economisch beleid veilig te stellen. Enkel de CHU had zich gedurende de gehele formatie telkens w eer inschikkelijk getoond. Dit com plex aan factoren leverde een kabinet op van opvallende sam enstel ling. Hoewel de PvdA als grootste overw innaar uit de verkiezingsbus kwam, w ist zij deze w inst niet om te zetten in een grotere invloed in het kabinet, of zelfs in het behoud van haar positie in Drees II. De KVP, verliezer, zag haar m inistersaantal stijgen van vijf naar zes. W elisw aar niet allem aal op even zware posten, maar wèl m et stem recht in de ministerraad. De ARP zag haar vasthou dendheid beloond met de door haar gewenste post van Econom ische Zaken. Bij de algem ene beschouw ingen in de Tweede Kamer w erd duidelijk dat er nogal verschillend over de aard van het kabinet werd gedacht. Voor de PvdA was het een parlem entair kabinet, dat stoelde op een overeenkom st tussen de fractievoorzitters van de vier regeringsfracties. De confessionele coalitiepart ners zagen dat heel anders. Zij benadrukten juist het extraparlem entaire karak ter van het nieuwe kabinet-Drees. Een begrijpelijke houding, gezien het ontbre ken van een concretisering van de ontw erp-richtlijnen, w aarop Drees zijn derde kabinet had gebouwd. M et dit derde kabinet-Drees ving de sociaal-dem ocratische staatsm an zijn tw eede vierjarige periode aan. Ook dit kabinet zou, gelijk het kabinet-DreesVan Schaik, de verkiezingen niet ongeschonden halen; door de Huurwetcrisis van 1955 zou er een nieuw e form atie nodig zijn om het kabinet te reconstrue ren. De m oeizam e formatie toonde de eerste scheurtjes in de room s-rode coali tie haarfijn aan.
86
DE 'M IN D ER AAN G EN A M E STEM M ING' TEN AANZIEN VAN HET K A BIN ET-D R EES III
Peter van Griensven
Inleiding Het was een m oeizam e bevalling, de totstandkoming van het derde kabinetDrees (1952-1956). Het kabinet zat wel de volledige vier jaar uit, m aar kende gedurende die rit de nodige moeilijke momenten. Zo struikelde het kabinet over de w ijziging van de Huurwet in 1955, m aar na een geslaagde form atiepoging van J.A .W . Burger kon het kabinet zijn weg voortzetten.1 W at betreft de econom ische ontw ikkeling had het kabinet de wind in de zeilen. Afgezien van het recessiejaar 1952, waarin de werkloosheid sterk opliep, groeide de econo m ie als kool. Deze hoogconjunctuur bracht echter politieke spanning met zich mee. Financieel specialist van de PvdA, H. Hofstra, verwoordde het in 1955 zo: ’(...) de verdeling van de nationale arm oede in de eerste jaren na de bevrijding is niet slecht gelukt, maar het blijkt thans, dat de verdeling van de nationale w elvaart grotere m oeilijkheden m eebrengt.’2 Met de herwonnen w elvaart kwamen ook de principiële verschillen tussen de diverse partijen w eer m eer aan de oppervlakte. De brede steun die er direct na de bevrijding was voor een grote m ate van overheidsinvloed, bij de inkomensvorming en het huurbeleid bijvoorbeeld, kalfde steeds verder af met de terugkeer naar 'normale' econom i sche om standigheden. En uiteraard was er de vraag hoe de grotere w elvaart over de verschillende bevolkingsgroepen m oest worden verdeeld. In de eerste m aanden van het kabinet-Drees III waren het vooral de naw eeën van de verkiezingsuitslag en de daaropvolgende form atieperikelen die voor politieke spanning zorgden. Na de eerste echte confrontatie m et het parlem ent, de algem ene beschouw ingen over de begroting van 1953, verzuchtte m inister president W . Drees in de ministerraad: '(...) dit Kabinet bestaat alleen om dat m en het niet eens kon worden over een ander Kabinet' en 'zolang de door de verkiezingen gestegen temperatuur in de Kam er niet is afgekoeld, zal de m in der aangenam e stem m ing ten aanzien van het Kabinet blijven’.3 Dit opstel han delt over de eerste koortsige maanden van het kabinet-Drees III w aarin met
F.J.F.M. Duynstee, D e kabinetsformaties 1946-1 9 6 5 (Deventer 1966) p. 75-84. H T K 1954-1955, p. 870. ARA, notulen MR, 17 nov. 1952.
87
Do 'minder aangename stemming' t.a.v. het kabinet-Drees III
nam e de onduidelijkheid over de binding van de regeringsfracties aan het pro gram m a tot onrust in de ministerraad leidde.
Verkiezingsuitslag en formatie De reguliere verkiezingen van 1952 brachten flinke verschuivingen tew eeg in de bestaande politieke machtsposities. Met nam e bij de KVP kwam de verkie zingsuitslag hard aan. Zij verloor haar positie als grootste partij aan de PvdA. Beide partijen kwamen overigens uit op 30 zetels in de Tw eede Kamer.4 H oew el de KVP het bestaan van een serieuze doorbraak officieel ontkende, w as er w el degelijk de vrees voor de hoge golven van de doorbraak. Bovendien had de KVP in F.J.F.M. Duynstee een muiter aan boord en in W elter een kaper op de kust. Verschillende KVP-prominenten, zoals voorzitter W.J. Andriessen en secretaris L.A.H. Albering, w aren dusdanig onder de indruk van de verkie zingsnederlaag dat zij een rol zagen weggelegd voor het episcopaat om de KVP w eer op koers te krijgen.5 Twee jaar later ondernam en de bisschoppen inder daad, via het bekende mandement, een poging in die richting. Kortom, de KVP leek enigszins op drift geraakt en zocht wegen om de klap van de verkiezingen te boven te komen. De PvdA daarentegen w as uiteraard zeer ingenom en m et haar verkiezings w inst en beschouw de de uitslag w el degelijk als het lang verw achte succes van de doorbraakgedachte. De partij begon dan ook m et het nodige zelfvertrouwen aan de form atie, w aarvoor Drees de eerste opdracht kreeg.
De richtlijnen De form atie kende vele rondes en zou uiteindelijk een naoorlogs record van 122 dagen in beslag nemen. Het grote struikelblok was de portefeuilleverdeling. In schril contrast m et het langdurige gesteggel over de verdeling van posten en personen stond de tijd die aan het program m atische gedeelte werd gespen deerd. Binnen een w eek bereikte formateur Drees overeenstem m ing over een aantal richtlijnen voor een regeerprogram. Drees zond op 2 juli 1952 zijn ontw erp-richtlijnen naar de fractievoorzitters van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de nodige aanpassingen, die leidden tot de uiteindelijke derde versie van de richtlijnen, lieten bovengenoem de fracties op 8 juli w eten hierm ee akkoord te g aan .6 Een belangrijk twistpunt bij de onderhandelingen over de richtlijnen was de 'kw estie N ieuw -G uinea'.7De overige strijdpunten lagen voornam elijk op finan cieel en sociaal-econom isch terrein. Daarbij ging het m et name om de vraag of het bestaande beleid kon worden versoepeld, in de zin van m inder overheids
Zie het voorgaande opstel van Peter van der Heiden. Anneke Visser, Alleen bij uiterste noodzaak? De rooms-rode samenwerking en het einde van de brede basis 1 9 4 8 -1 9 5 8 (Am sterdam 1986) p. 124.
A RA , 2.21.286, W. Drees, inv.nr. 6, (Derde ontwerp) richtlijnen, 8 juli 1952. Zie het voorgaande opstel van Peter van der Heiden. 88
Peter van Griensven
bem oeienis, nu de periode van econom isch herstel ten einde liep. De onder handelaars w isten een com prom is te bereiken tussen de uiteenlopende wensen van de PvdA aan de ene en van de confessionele fracties aan de andere kant. De aanvankelijke bedoeling van Drees w as om in een later stadium van de form atie de richtlijnen met de beoogde m inisters verder uit te w erken tot een regeerprogram . Door het m oeizam e verloop van de onderhandelingen over de portefeuilleverdeling kwam hiervan, ook in een later stadium van de formatie, niets terecht. Uiteindelijk trad het kabinet dus aan zonder een echt regeerpro gram. In een van de eerste vergaderingen van de m inisterraad veronderstelde oud-form ateur en nieuw bakken m inister L.A. Donker (PvdA) dat, gelet op het feit dat de richtlijnen tijdens de form atie niet m eer waren gew ijzigd, deze richt lijnen h et regeringsprogram m a bevatten. Drees bevestigde dit.8 Het kabinet m aakte er dus m aar w einig woorden aan vuil, maar binnen de regeringsfracties bleek er nogal verschillend te w orden gedacht over de status van de richtlijnen. W elisw aar w aren de fracties die in het eerste stadium van de form atie hun goedkeuring hadden gegeven aan de richtlijnen dezelfde als de fracties die de uiteindelijke coalitie vorm den, maar konden zij, na de daarop volgende stadia in de form atie, nog w orden gehouden aan die goedkeuring?
Gebonden aan de richtlijnen? H et antw oord op die vraag kwam bij de behandeling van de begroting voor 19539 en w as voor zover het de KVP-Tw eede-Kam erfractie betrof een duidelijk neen. Al in de schriftelijke stukken had deze fractie er geen m isverstand over laten bestaan dat zij zich vrij voelde tegenover het kabinet én dat zij zich niet gebon den achtte aan de richtlijnen.10 Uit de bijdragen van de overige regeringsfracties in het voorlopig verslag bleek, im pliciet (PvdA en CHU) dan w el expliciet (ARP), dat zij zich w el gebonden achtten aan de door hen geaccordeerde richt lijnen. O verigens verklaarde de ARP-fractie voor het overige wel 'vrij te staan tegenover het kabinet'.11 Het kabinet w ist dus al voor het m ondelinge debat w aar het m et de KVPfractie aan toe was. Toch leek het pas echt door te dringen toen de KVP, bij
A RA , Notulen MR, 8 sept. 1952. Door de langdurige strijd om de verdeling van de portefeuilles kwam er pas op 2 sep tember, vlak voor Prinsjesdag, een kabinet tot stand. Het kabinet presenteerde zich niet door middel van een regeringsverklaring, een unicum in de naoorlogse parlementaire geschiedenis (E. van Raalte (bewerkt door P.P.T. Bovend'Eert en H.R.B.M. Kummeling), H et Nederlandse parlement (Den H aag 1991) p. 67) m aar gaf eerst in de Troonrede een globale uiteenzetting van zijn voornemens. Derhalve w as de behandeling van de begro ting voor 1953 de eerste gelegenheid w aar het nieuwe kabinet en de nieuw gekozen K am er konden terugblikken op de verkiezingen en de formatie ( H T K 1952-1953, Bijlage A, 2800-1, Rijksbegroting voor het dienstjaar 1953, nr. 4, VV, p. 11, nr. 6, M vA, p. 5). Ibidem, nr. 4, W , p. 8, 11. Ibidem, p. 9. 89
Dc 'minder aangename stemming' t.a.v. het kabinet-Drees III
m onde van haar financieel specialist, A.M. Lucas, in het mondelinge debat een concreet onderw erp uit de richtlijnen aan de kaak stelde. Volgens de ingediende begroting gaf de gew one dienst een overschot te zien van ƒ131 miljoen. In de richtlijnen was bepaald dat het voor 1953 nodig was het overschot te gebruiken voor de dekking van de uitgaven op de kapitaaldienst of voor versterkte aflossing van de staatsschuld. Zonder deze financieringswij ze was het tw ijfelachtig of er voldoende middelen (door een beroep op de kapi taalmarkt) beschikbaar kw am en voor w oningbouw en voor w erkgelegenheidsw erken. Bovendien was het wenselijk de staatsschuld zo beperkt m ogelijk te houden. M inister van Financiën J. van de Kieft (PvdA) hield voorlopig vast aan deze richtlijn, m aar verklaarde ook dat er van een overschot waarschijnlijk weinig terecht zou kom en, om dat er bij de berekening van het overschot geen rekening was gehouden met de m aatregelen om de w erkgelegenheid te bevorderen en een huurverhoging m et (fiscale) compensatie. Hierover beraadde het kabinet zich nog. Deze zaken zouden veel geld kosten en daarm ee was de vraag w aar aan het overschot m oest w orden besteed een academ ische kwestie geworden, m eende Van de Kieft. Lucas ging echter niet zonder meer akkoord met deze uitleg. Hij verzette zich tegen de gedachte om het overschot aan te w enden voor de financiering van de kapitaaldienst en kwam daarmee dus op gespannen voet te staan met de inhoud van één van de richtlijnen. Hij was principieel tegen het hoog hou den van de belastingdruk m et als doel de kapitaalsuitgaven te financieren. Dit kwam im m ers neer op overheveling van vermogen uit de private sfeer naar de publieke sfeer. En w anneer Van de Kieft zou pogen een 'specifiek socialistische m aatschappij-ordening voor te bereiden, dan zouden wij ons tegenover hem m oeten plaatsen', w aarschuw de Lucas.12 Lucas ontkende niet dat er om stan digheden denkbaar w aren w aarbij financiering van kapitaalsuitgaven m et ge w one belastingm iddelen in plaats van leningen geoorloofd kon zijn, m aar hij betw ijfelde of die om standigheden op dat m oment aanw ezig waren. Vandaar dat hij het overschot liever aanw endde voor een verlaging van de belasting druk. M et name het bedrijfsleven diende hiervan te profiteren om dat de zware belastingdruk de investeringsbereidheid - en daarm ee de werkgelegenheid frustreerde. De roep om belastingverlaging voor het bedrijfsleven en de principiële w eerzin tegen financiering van de kapitaalsuitgaven met gew one m iddelen viel ook te beluisteren bij de w oordvoerders van de overige confessionele fracties en de liberalen. PvdA-financieel specialist Hofstra hield een geheel ander betoog. Volgens hem was er vanuit budgettair standpunt bezien eigenlijk geen ruim te voor be lastingverlaging. Hij verw eet de overige partijen te willen potverteren terwijl het nog allerm inst zeker w as of er ook daadwerkelijk een overschot zou optre-
12 90
H T K 1952-1953, p. 82.
Peter van Griensven
den. H ofstra bestreed b o v en d ien d e analyse van de w erkloosheid van de con fessionele en liberale fracties. H et fundam entele probleem w as niet een tekort a a n k ap itaal als gevolg v an de te h oge belastingdruk, m aar h et feit d at d e on d e rn em ers n iet geneigd w aren tot investeren door de onzekerheid o m tren t de afzet. V an d aar d a t H ofstra een k o opkrachtpolitiek voorstond. D aartoe kon be lastin g v erlag in g d ienstig zijn, m a a r d an w el via een gerichte en geen algem ene v erlaging. M aar ook een v erh o g in g v an de o verheidsuitgaven kon een positief effect h ebben op de w erk g eleg en h eid .13 M inister V an de Kieft m a a n d e Lucas to t kalmte: het viel nog m aar te bezien of er strak s in d e rd a a d een o verschot v an ƒ131 miljoen te 'verdelen' viel. Pas als het kabinet zich over de w erk g eleg en h eid en de (com pensatie v an de) h u u rv e r ho g in g h a d b erad en h a d een discussie over een eventueel overschot zin. O veri gens v o n d ook de m in ister d a t er van een te hoge b elastin g d ru k op h e t b e drijfsleven geen sp rak e w as. Lucas w ild e toch alvast de puntjes op de i te zetten. Als hij straks vó ó r de b eg ro tin g so n tw e rp e n stem de, d a n m ocht d a t niet w o rd e n uitgelegd als in stem m in g m et h et aan w e n d e n v an h e t overschot voor d e dekking van kapi taalsu itg av en . O m hier zeker v an te zijn d ien de hij een m otie in.14 Van d e Kieft w as v errast d o o r de zet van Lucas en w ees op de richtlijnen die hij bij zijn aa n tre d e n als leid raad h a d aangetroffen: '(...) op die richtlijnen is dit K abinet g ev o rm d en aan die richtlijnen heb ik als fatsoenlijk m an gem eend mij te m o eten h o u d e n , o m d at ik h e t er b o v en d ien m ede eens was!' Hij creëerde w el een o p en in g v o o r Lucas m et de w oorden: 'W anneer (...) d e K am er zich bij het aan n em en v an de w e tso n tw erp en (de begroting, PvG) straks niet gebonden wil achten aan h etg een in de T roonrede, in d e richtlijnen en in d e M illioenennota te dien aan zien heeft gestaan, heb ik d aarteg en niet het m inste bezw aar. M en kan, w a t mij betreft, d it deb at g eru st uitstellen tot blijkt w elk b ed rag gem oeid zal zijn m et de voorstellen, die de regering m een t te m oeten d o en .'15 O p p o sitieleid er P.J. O ud (VVD) p ro b eerd e olie op het v u u r te gooien en con stateerd e d a t d e KVP d u s blijkbaar inging tegen d e richtlijnen w a araa n zij zich geb o n d en h ad . Van d e Kieft k aatste de bal echter terug: 'Deze in terru p tie v a n de h e e r O u d lijkt mij een tikje gevaarlijk. Ik geloof, d at de heer O u d zich nooit aan richtlijnen heeft gebonden, n och aan enig p ro g ram .'16 O u d gaf echter niet op en trachtte de zaak scherper te stellen. De uitspraak w aaro m de m otie vroeg w as een 'volkom en zinloze u itspraak'. 'Wij k u nnen even zo goed zeggen, d a t er in de v aststellin g van de R ijksbegroting geen beslissing ligt over de vraag, of h e t m o rg e n m ooi w eer zal zijn of regenen.' D aarom diende Lucas de m otie p o sitief te fo rm u leren in d e zin d a t een eventueel overschot geb ru ik t m oest w o r d e n v oor b elastingverlaging. D it z o u d a n u iteraard een afw ijking zijn v an de
Ibidem , p. 93-94. Ibidem, p. 150. Ibidem, p. 161. Ibidem, p. 160.
91
De 'm inder aangename stemming' t.a.v. het kabinet-Drees III
in h o u d v a n de richtlijnen en zo u de m inister dw ingen zijn sta n d p u n t hierover te b ep alen .17 P vdA -fractievoorzitter B urger w as h et m et O u d eens. Hij vond d e d o o r Lucas gevolgde m eth o d e een onw enselijke die tot allerlei m isverstanden aanleiding gaf. Lucas w ilde echter v a n geen w ijken w eten. H et an tw o o rd van de m inister h a d hem nog niet bevredigd. Hij w enste klip en klaar v an de m inister te h o ren d a t deze d e fracties niet g eb onden achtte aan d e besteding v an een overschot op d e g ew one dienst. De verw ijzing v an de m inister naar de richtlijnen m aakte op Lucas w einig indruk: ’(...) ik m een, d a t vo o r ieder reeds vaststond, dat wij ons niet g eb o n d en voelen aan d e richtlijnen.'18 M et een zekere tegenzin kw am Van de Kieft nog eens 'm et n a d ru k verklaren, d at ik de geachte afgev aard ig d e de h eer Lucas en degenen, die het m et hem eens zijn, in geen enkel opzicht g eb o n den acht. Ik ben er volkom en van o v ertu ig d , d a t een d eb at over d e b eroem de en langzam erhand beruchte 131 m illioen kan p laatsv in d en , als d e R egering h aa r belastingvoorstellen heeft in g e d ie n d .'19 Lucas w as hierm ee uiteindelijk tev red en en trok zijn m otie in.
Onrust in de ministerraad over de houding van de KVP-fractie De opstelling v an de KVP-fractie tijdens de algem ene beschouw ingen leidde tot o n ru st in h et kabinet.20 D rees w as 'getroffen’ do o r de m otie. Zij han d eld e niet alleen o v er een o n d erw erp d at n adrukkelijk bij de vaststelling van de richtlij nen w as b esproken, m aar de kw estie w as bovendien 'irrelevant' om dat er naar alle w aarschijnlijkheid geen b atig saldo zou optreden. Bovenal w as D rees v er baasd d o o r de m ed ed elin g van Lucas d at de KVP zich niet gebonden achtte aan de richtlijnen. 'W elisw aar w as in enkele k ranten reeds dit sta n d p u n t ingenom en en gingen p assages in het v oorlopig verslag in die richting, doch een zo u it drukkelijke m ed ed elin g in de K am er heeft een andere betekenis. Als d it het richtsnoer v an de KVP-fractie zo u zijn, b etekent dit in feite, d a t op een gegeven ogenblik h e t K abinet u it elkaar valt', aldus Drees. O ok K VP-m inister L.J.M. Beel bleek verrast. Tijdens zijn form atiepoging h a d hij de vier fractievoorzitters ge v raag d of zij n o g w ijzigingen w ensten aan te bren g en in de richtlijnen, w aaro p do o r alle vier o n tk en n en d w as g eantw oord. H oew el daarna niet m eer v a n een zu iv er p arlem en tair kab in et kon w o rd en gesproken, m eende Beel d at d e richt lijnen ook v o o r de KVP-fractie, zij h et d an niet form eel, golden bij de b eo o rd e ling v a n h e t b eleid v a n de regering. De tw ee an d ere kabinetsleden die een rol in de form atie h a d d e n gespeeld, C. Staf (CHU) en Donker, deelden die m ening. Beel w enste klaarh eid en stelde v oor d at de K VP-m inisters een bespreking hield en m e t d e fractie. Zijn partijgenoot, m inister A.C. de Bruijn, m eende dat het n iet alleen om d e KVP-fractie ging en vroeg of de m inister-president niet
17 18
Ibidem. Ibidem, p. 162. Ibidem.
ARA, notulen MR, 10 nov. 1952. 92
Peter van Griensven
m et alle v ier de fractievoorzitters een besp rek ing kon hebben. Dit zou d an m oe ten g eb eu ren v óór de behan d elin g v an h et o n tw erp over de dividendbeperking w aaro v er o o k afsp rak en w aren gem aakt in de richtlijnen. Dit voorstel kreeg geen steun; er z o u alleen m et Rom m e contact w o rd en opgenom en. 'Politiek onfatsoen'
Tw ee d ag en na d eze discussie in de m in isterraad h aalde H et Vrije Volk scherp u it n a a r d e KVP. H et blad sp rak in oorlogsterm en. De KVP zo u haar verkie z in g sn ed erlaag nog niet hebben v erw erk t en h ad blijkbaar tijd no d ig om een 'h ero v erin g v a n de posities' voor te bereiden. O n d ertu ssen hield zij de h a n d e n vrij 'om h a a r stellingen zo gunstig m ogelijk in te richten'. D e wijze w aarop C.P.M. R om m e en Lucas zich tijdens de algem ene beschouw ingen h a d d e n ge d istan tieerd v an h e t kabinet, noem d e H et Vrije Volk verbluffend en getuigen van 'politiek onfatsoen'. Zij h a d d e n 'd o o d leu k laten w eten, d at zij zich niet ge b o n d e n ach tte n a a n de richtlijnen voor een regeringsprogram , die van het begin af aan de zakelijke basis zijn gew eest voor d e kabinetsform atie'. Dit w as niet m in d e r d a n een 'verloochening v an het gegeven w o o rd '.21 W eer tw ee d a g e n later lichtte R om m e in de Volkskrant het sta n d p u n t van de KVP inzake d e richtlijnen n og eens toe: 'O ns lijkt het staatk u n d ig nogal d u id e lijk, d a t richtlijnen, w aarm ee vier fracties zich accoord hebben verklaard als u itg a n g sp u n t v oor n a d e re besprek in g en m et aan te zoeken m inisters ter form a tie v a n een p arlem en tair kabinet, geen b a n d betekenen tussen het kabinet en de fracties, w a n n e er h e t parlem en tair kabinet n iet tot stand kom t en daarenboven de richtlijnen geen u itg a n g sp u n t voor de bedoelde nad ere besprekingen zijn gew eest. (...) V oor w a t de KVP-fractie betreft, kom t daarbij, dat, naar ons be kend is, h a a r v o o rzitter in de laatste fase d e r form atie, w aarin hij is gem engd gew eest, d e sg ev raag d ten allen overvloede nog m et zoveel w o o rd en ter bev o eg d er p laatse h eeft u itgesproken, d a t zijn fractie vrij bleef ter zake v a n de richtlijnen. M isschien w as dit laatste aan H et Vrije Volk nog onbekend. D an zij h em dit bij d eze te n allen overvloede "onthuld". (...) H et zou voor H et Vrije Volk aanleiding b eh o ren te zijn, n aar onze m ening, om zijn beschuldigingen aan het ad res d er KVP-fractie in te trekken.'22 In de m in isterraad sv erg ad erin g v an 17 n o vem ber m eldde D rees dat de volgen de vijf p u n te n resu lteerd en u it h et overleg v a n de K V P-m inisters m et fractie v o o rzitter Rom m e: 1. 'In tern achten de katholieke leden v a n h e t kabinet zich gebonden - form eel en m oreel - aan d e richtlijnen. 2. De K VP-fractie acht zich - zoals de V oorzitter aan Ir. Staf gezegd heeft - niet g eb o n d en aan de richtlijnen n u h et K abinet een extra-parlem entair karakter d raag t.
H et Vrije Volk, 12 nov. 1952. de Volkskrant, 14 nov. 1952.
93
De 'm inder aangename stemming' t.a.v. het kabinet-Drees III
3. De K VP-fractie is zich er nochtans v an bew ust, dat aan h aa r politieke v rie n d en n iet is o n tra d e n om zitting te n em en in h e t K abinet, w etende, d a t deze w el g eb o n d en zijn aan d eze richtlijnen. 4. Een en a n d e r g eld t o v er en w eer; de fractie zal zich d u s ook niet beroepen op g eb o n d en h eid v a n h et M inisterie aan de richtlijnen. 5. H o u d t echter h e t K abinet zich niet aan de richtlijnen, d an ontvalt de g ro n d slag aan p u n t 3.'23 De o n ru st w as echter n ie t w eggenom en en 's m iddags stond de kw estie, op verzoek van P vdA -m inister S.L. M ansholt, opnieuw op de agenda.24 Staf lichtte n o g eens toe w at er tijdens zijn inform atieperiode w as geb eu rd .25 Rom m e w as niet zelf m et de m ed ed elin g gekom en d at zijn fractie niet gebonden w enste te zijn a a n de richtlijnen, m aar hij h ad w el op v rag en van d e inform ateur een u it eenzettin g gegeven die overeenkw am m et w a t n u in de vijf p u n te n w as ge m eld. D onker m e ld d e d a t er tijdens zijn form atieronde geen uitlatingen in die zin w aren gedaan. En dat, zoals Zijlstra terecht opm erkte, terwijl de door Rom m e g esignaleerde verschuiving van parlem entair n aa r extraparlem entair zich al in de ’fase-D onker' h ad voorgedaan. J.M.L.Th. Cals, die de form atie als lid v an d e KVP-fractie h a d m eegem aakt, verklaarde d a t 'zijn' fractie zich al na h e t o p tre d e n v a n Beel als form ateur niet m eer gebonden achtte. Hij m eende echter d a t h et n iet zo'n v a a rt zou lopen, o m dat R om m e 'zijn politieke v rienden in h e t K abinet n iet in de steek zal laten'. V oor Cals' partijgenoot De Bruijn w as de m ed ed elin g v an R om m e w el 'een openbaring' en hij vond dat de m inisters d it v o o raf h a d d e n m o eten w eten. Toch h a d h e t overleg hem gesterkt in de ver w achting d a t h e t niet sp o ed ig tot een conflict m et de K am er zou kom en. Beel v erw ach tte d at h e t kabinet h e t moeilijk zou krijgen, m aar m eende d a t dit ook h et geval zou zijn gew eest als de KVP-fractie zich w el gebonden achtte aan de richtlijnen. H et A R P-sm aldeel in h e t kabinet leek zich w at bekocht te voelen. J. Algera en J. Zijlstra w ezen ero p d a t de ARP-fractie eigenlijk tegen h et w etsontw erp tot v erlenging van d e d iv id en d b ep erk in g gekant w as, m aar d a t zij, vanw ege de richtlijnen, toch v óór ging stem m en. De PvdA -m inisters in h et kabinet w aren het m inst optim istisch na het over leg. J.G. S uurhoff v erw ach tte d a t de KVP-fractie zou p ro b eren 'het kabinet m et negatie v a n de richtlijnen zover in de richting v a n de eigen w ensen te d ringen d at n o g juist geen kabinetscrisis ontstaat'. De PvdA -m inisters w aren bovendien bevreesd d at na de KVP-fractie ook de andere coalitiefracties zich los gingen m aken van de richtlijnen. Van de Kieft v o n d d e discussie over d e richtlijnen vrij academ isch. Feit w as d a t hij in korte tijd een m otie en tw ee am endem enten van
ARA, Notulen MR, 17 nov. 1952. Ibidem.
Staf was officieel geen informateur, m aar verleende 'goede diensten' om de formatie weer vlot te trekken. Zie voor de exacte rol van Staf tijdens de formatie het artikel van Peter van der Heiden in deze bundel. 94
Peter van Griensven
de KVP a a n zijn broek h a d gekregen.26 Hij w as 'niet voornem ens op deze wijze lang te fu n g eren als de m an, die de k lap p en krijgt'. Als de PvdA -fractie zich zo zo u h eb b en opgesteld jegens zijn KVP-collega's w as het al lang op een breuk u itg elo p en , v ero n d ersteld e Van de Kieft.
#>
'Minister J. van de Kieft, "de man die de klappen krijgt.'" Spotprent de Volkskrant, 19 nov. 1952.
D rees tenslotte w as de o vertuiging toegedaan d a t het kabinet in w ezen een parlem en tair kabinet w as. De fracties h a d d e n im m ers de richtlijnen aanvaard; de m inisters w aren in overeenkom stige getalsverhouding in h et kabinet vere nig d en de to etreding tot h et kabinet w as d o o r de fractievoorzitters niet o n tra den. Rom m e h a d zich zelfs tot in de laatste fase van de form atie m et d e gang van zak en bem oeid.
Het betrof hier een amendement bij het wetsontwerp over de dividendbeperking (waarover later) en een amendement bij het wetsontwerp inzake de omzetbelasting op tijdschriften. Het laatst genoemde amendement beoogde tijdschriften vrij te stellen van omzetbelasting. De kwestie was een 'erfenis' van Lieftinck die hierover het onaannem e lijk had uitgesproken. Ondanks een compromisvoorstel van Van de Kieft handhaafde Lucas zijn am endem ent dat vervolgens werd aangenomen (zie: P.G.T.W. van Griensven en J.C.F.J. van Merriënboer, 'Lieftincks streven naar monetair evenwicht' in: J.J.M. Ra makers (red.), Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, deel 4, H et kabinet-Drees I! 1951-1952. In de schaduw van de Koreacrisis (Nijmegen 1997) p. 112; H T K 1952-1953, p. 263-271). 95
De 'm inder aangename stemming' t.a.v. het kabinet-Drees III
D rees w as ervan o v ertu ig d d a t dit kabinet alleen besto n d 'om dat m en het n iet eens k on w o rd en over een a n d e r kabinet'. Hij zag d e toekom st som ber in: 'Z olang d e d o o r de verkiezingen gestegen tem p era tu u r in de Kam er n iet is af geko eld , zal de m in d er aangenam e stem m ing ten aanzien v a n het K abinet blij ven.' H e t g eb eu rd e alleen w as echter o n v oldoende grond voor aftreden van het kabinet. A ftreden kw am p as aan de orde als het parlem ent o naanvaardbare beslissingen nam . Hij riep zijn kabinet op 'zoveel m ogelijk solidair' op te treden. Er sto n d e n nog grote v raag stu k k en op de agenda, zoals d e w erkgelegenheid, exportb ev o rd erin g , b elastingverlaging en hu u rv erh o g in g , w aarover h e t kabinet tot overeen stem m in g m oest zien te kom en.
V olgen de andere fracties? In de m in isterraad b estond de vrees d at de opstelling v an de KVP navolging z o u krijgen bij de an d ere fracties. W as deze angst terecht? De eerstvolgende g elegenheid w aarbij de richtlijnen ter sprake kw am en w as het w etsontw erp tot verlen g in g van de d ividendbeperking. De dividendbeperking, die de uitkering van d iv id e n d e n aan b an d en legde en daarm ee een soort com plem ent van de geleide loonpolitiek vorm d e, w as om streden, behalve bij de PvdA en d e CPN. In de richtlijnen w as b ep aald d a t de regeling gehandhaafd zou w o rden, 'm et d ien v e rsta n d e d at over de v raag of w ijzigingen dienen te w o rd en aangebracht in h e t th an s g eldende systeem advies zal w o rd en gevraagd aan de SER'.27 Tij dens h e t m ondelinge d ebat v erk laard e F.H. v a n de W etering (CHU) d a t hij d e ze richtlijn n iet in terp reteerd e als 'verdediging van een op zichzelf te v ero o r d elen dirigistische m aatregel', m aar d at deze voorzag in d e opheffing ervan na overleg m et de SER. M aar b o v en d ien v erk laarde hij d a t 'die richtlijnen voor mij n iet d w in g en d zijn'.28 O p h et voorstel v an de regering om de regeling m et tw ee jaar te verleng en d iende Lucas een am en d em ent in om de term ijn m et een jaar te v erk o rten . D it am en d em en t ging d us form eel niet in tegen d e richtlijnen, m aar h e t w as duidelijk d a t Lucas d e grenzen opzocht. Dit am endem ent w e rd in d e T w eede K am er aan genom en m et alleen de stem m en van de PvdA - en CPNfractie tegen.29 Bij de stem m ing over het w etsontw erp verk laard e ARPfractievoorzitter J. Schouten dat, o n d an k s h a ar principiële bezw aren tegen de m aatreg el, een grote m eerd erh eid v an zijn fractie vóór h et o n tw erp ging stem m en, o m d a t volgens de richtlijnen de regering enige tijd gelaten diende te w or d e n o m de SER te h oren en h aar eigen sta n d p u n t te bepalen. H et enige ARP-lid d a t h ier geen boodschap aan h a d w as C. v an den H euvel.30
28 29 30 96
ARA, 2.21.286, W. Drees, inv.nr. 6, (Derde ontwerp) richtlijnen, 8 juli 1952. H T K 1952-1953, p. 250. Ibidem, p. 257-258. Ibidem, p. 263.
Peler van Griensven
Slot De start v a n h e t d e rd e kabinet-D rees verliep verre v an vlekkeloos. Bij de form a tie v an h e t kab in et w as de p rogram m atische discussie do o r d e strijd om de p o s ten en p e rso n e n w a t op de achtergrond geraakt. H et kabinet ontbeerde een ste vig fu n d a m e n t in de vorm van een echt reg eerprogram , m aar steunde op en kele richtlijnen die als b o u w sten en v oor een p ro g ram w aren bedoeld. M et n a m e de KVP v e rk la a rd e nadrukkelijk zich niet gebonden te voelen aan de richt lijnen. F ractieleider R om m e beriep zich hierv oor op form ele gronden, m aar de m ate van onafhankelijkheid w aarm ee zijn fractie zich opstelde jegens het kabi n e t w as o p v allen d en kan m oeilijk los w o rd en gezien van de verkiezingsuit slag. De KVP h ad na de d reu n van de verkiezingen behoefte aan een duidelijke p ro filerin g en b e n a d ru k te d aarom zo stellig haar onafhankelijke positie tegen over h e t kabinet. H oew el d e opstelling v an de KVP al duidelijk was uit de schriftelijke stu k k en , sloegen de m otie-Lucas en de uitdrukkelijke verklaring v an Lucas geen boodschap te hebben aan de richtlijnen bij het kabinet in als een bom . H e t feit d a t het hier een academ ische kw estie betrof en Lucas zo luid op het prin cip iële trom sloeg, klonk het kabinet onheilspellend in de oren en be loofde w ein ig g oeds v oor de rest van de kabinetsperiode. H et overleg tussen de K V P-m inisters en R om m e m aakte nog eens duidelijk dat h et kabinet op eigen ben en m o est staan. Bij d e b ehandeling van het w etsontw erp tot verlenging van de d iv id e n d b e p e rk in g bleek d a t de ARP-fractie zich w él gebonden achtte aan de richtlijnen, m e t u itzo n d erin g v an d issid en t Van den H euvel. H oeveel 'dissi d en ten ' er w aren binnen de CH U -fractie w as niet helem aal duidelijk. V an de W etering b eh o o rd e d aar zeker w el toe, m aar in tegenstelling tot collega Schou ten h u ld e C H U -fractievoorzitter H.W . T ilanus zich in stilzwijgen. De toekom st bleef v o o r h e t kabinet d u s ongew is.
97
DE POLITIEK EN DE RECHTSGELIJKHEID V A N VROUWEN OP HET GEBIED V A N ARBEID (1955)
Carla van Baaien
'Ik wijs er op, dat, als men zegt: de vrouw hoort in haar gezin, dit een prachtig ideëel argument is. Daar kan men verheerlijkend bij kijken; daar kan men ook medelijdend bij kijken, m aar het is niet het ware argument.' N.S.C. Tendeloo, 1955*
Inleiding V anuit h et o o g p u n t van de em ancipatie v an de v ro u w vo rm d en de zittingsja ren van h et d e rd e kabinet-D rees (1952-1956) een belangrijk tijdvak. Tijdens d e ze k ab in etsp erio d e v o n d en drie p arlem en taire debatten p laats die de rechtsge lijkheid v an v ro u w e n ten opzichte van m annen tot inzet had d en . In m aart 1955 d eb atteerd e de T w eede K am er over de kw estie van de gelijke beloning van m an n en en v ro u w e n voor arb eid v a n gelijke w aarde. A anleiding v o rm d e de nota v a n de N ed erlan d se regering m et h a a r sta n d p u n t d a t het v erd ra g v a n de Intern atio n ale A rbeidsconferentie u it 1951 niet m oest w o rd en geratificeerd. Dit v erd rag be p a a ld e d at 'gelijke beloning' u itg an g sp u n t van beleid m oest zijn voor alle aangesloten landen. In sep tem b er van datzelfde jaar von d en in de K am er v erh itte discussies p laats over de w erk en de g ehuw de vrouw . H et PvdA kam erlid m ev ro u w N.S.C. Tendeloo h a d een interpellatie aangevraagd n a ar aan leid in g v an h e t regeringsbesluit de ontslagbepaling voor am btenaressen te h an d h av en . D eze hield in d at vrouw elijke am btenaren de dag n a h u n huw elijk m oesten w o rd e n ontslagen. En in h et jaar d aarop, in 1956, v o n d e n de d eb atten p laats o v er h et w etso n tw erp d a t tot doel h ad de handelingsonbekw aam heid van de g e tro u w d e v ro u w op te heffen. Deze bijd rag e is gew ijd aan de tw ee parlem entaire d eb atten die in 1955 p la atsv o n d en .2 Beide h a d d e n betrek k in g op de arbeid - de buitenshuis plaats heb b en d e arb eid - van d e N ed erlan d se vrouw . De debatten w aren fel. De Ka m er w as in tw ee ideologische k am p en verdeeld: dat v an de lin k s/lib erale n , die
H T K 1954-1955, p. 3000 s.
Dit artikel vorm t een tussentijds verslag van lopend onderzoek naar de parlementaire geschiedenis van de gelijkberechtiging van de vrouw ten opzichte van de man tijdens de periode van het kabinet-Drees III (1952-1956). Met dank aan Jan Ramakers voor zijn com m entaar op een eerdere versie van dit artikel. 99
Do politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
de rechtsgelijkheid v an v ro u w e n bepleitten, en d a t van de confessionelen, die tevreden w aren m et de b estaan d e situatie.3 H et eerstgenoem de kam p w erd w elisw aar v ersterk t d o o r de v ro u w en uit de confessionele fracties, m aa r g e talsm atig zette d a t w einig zod en aan de dijk. De K am er w as nam elijk slechts drie confessionele v ro u w e n rijk, tw ee v an de KVP en een v a n de CHU. Z ow el h et m aart- als het sep tem b erd eb at eindigde in een m otie w aarin de regering w erd aan gespoord zich m eer in te zetten voor de 'vrouw enzaak'. Beide m oties w erd en uiteindelijk aangenom en, m aar d at ging niet zo n d er slag of stoot. In dit artikel w il ik de tw ee deb atten n a d e r o nder de loep nem en. W elke arg um enten gebruikten de verschillende 'ideologische kam pen' ter verdediging v a n h u n stan d p u n ten , w elke rol speelden vrouw elijke parlem entariërs daarbij, w aarom w erd en de m oties aangenom en en w a t deed d e regering erm ee?
G elijke belon in g voor arbeid van gelijke waarde O p 18 en 22 m aart 1955 d eb atteerd e de Tw eede K am er over de nota w aarin de regering h aar sta n d p u n t u iteenzette over V erdrag nr. 100 van de Internationale A rbeidsconferentie (International Labour O rganisation, ILO). Dit v erd rag w as in 1951 aangenom en m et 105 tegen 33 stem m en - bij 40 o nthoudingen, w a aro n der die van de N ed erlan d se regering. H et bepaalde, in artikel 2, dat elk lid de toepassing van h et beginsel van gelijke beloning van m annelijke en vrouw elijke arbeidskrachten v oor arbeid van gelijke w aarde m oest bevorderen ten aanzien van alle w erknem ers d oor middelen, die passen bij de in gebruik zijnde methoden voor de vaststelling van lonen. Elk lid m oest tevens deze toepassing van h e t be ginsel waarborgen, in de m ate als in overeenstem m ing m et die m iddelen w a s .4 De regering stelde in h aar nota5, ondertekend door de staatssecretaris van Sociale Z aken A.A. v a n Rhijn (PvdA), de m inister v an B uitenlandse Z aken J.W. Beyen (partijloos) en de m inister zonder portefeuille J.M.A.H. Luns (KVP), d at zij de in h et v erd rag v erw o o rd e gedachte 'in beginsel zeer w el' kon o n d e r schrijven. N iettem in w as zij v a n m ening 'dat het onm ogelijk m oet w o rd en ge acht reeds thans' h et 'beginsel algem een in N ed erlan d toepassing te do en v in den'. De regering h a d h aar sta n d p u n t v oor een belangrijk deel bep aald aan de h and v an een SER-advies, d a t overigens v erdeelde m eningen w eergaf. Som m i ge SER-leden sto n d en nam elijk afw ijzend tegenover het principe van gelijke beloning; zij m een d en d at de g em iddelde w erkende v ro u w 'm inder behoeften'
3 4
5
100
Zij het dat bij het debat over de gelijke beloning de CHU aan de zijde van de links/liberalen stond. De volledige Engelse tekst luidde: 'Each Member shall, by means appropriate to the methods in operation for determining rates of renumeration, prom ote and, in so far as is consistent with such methods, ensure the application to all workers of the principle of equal renum eration for men and women workers for work of equal value.' Geciteerd bij: Natascha Verhaaren, Internationale aktie voor gelijke beloning van vrouwen en m annen (Nij megen 1986) bijlage 3, p. 148. H TK 1953-1954, Bijl. 3421, 'Nota, bevattende het standpunt van de N ederlandse Rege ring nopens het Verdrag (No. 100) (...)', nr. 1, Brief.
Carla van Baaien
h a d d a n d e g em id d eld e w erk en d e m an en d at zij dus ook wel m et m inder loon genoegen kon nem en. A ndere SER-leden achtten deze discrim inatie echter verw erp elijk en de regering sloot zich bij h e n aan. V erschillende arg u m en ten v o erd e de regering aan voor haar m ening d a t het d e so n d a n k s o n v eran tw o o rd w as het v erd rag op dat m om ent te ratificeren. Zij b eg o n m e t h e t arg u m en t d at in veel gevallen de door vrouw en verrichte arbeid toch niet geheel gelijkw aardig aan die van de m an zou zijn. Terecht zou Tende loo n a a r a a n leid in g h ierv an later vragen: '(■■•) w aar in het v erd ra g (staat) te le zen, d a t in z o 'n geval er toch een gelijke beloning zou m oeten zijn!'6 Ten tw eede w ees de reg erin g erop dat er n og geen systeem w as dat de gelijkw aardigheid van arb eid zou k u n n en m eten. Een dergelijk systeem van 'werkclassificatie' w as nog v olop in ontw ikkeling. Dit p u n t betrof vooral de arbeid in specifiek v ro u w elijke beroepen: aan w elke d oor m an n en verrichte arbeid zou die zijn gelijk te stellen? H et m eest zw aarw egend v oor de regering w aren echter de 'sociaaleconom ische consequenties'. D oor v o o rran g te geven aan de invoering van het principe v a n gelijke beloning zo u d en an d ere onopgeloste kw esties blijven lig gen, zoals d ie v an de beloningsverschillen tussen geschoolde en ongeschoolde arbeid. D aarn aast noem de zij de v o lg en d e v eronderstelde nadelige consequen ties: het lo o n n iv eau zou in zijn geheel relatief sterk stijgen (mogelijk gepaard g a a n d e m et een daling van het exportv o lu m e en een aantasting van het productiep eil en de w erkgelegenheid), h et arbeidsaanbod van vrouw en zou ver g ro o t w o rd e n en de w erkgelegenheid voor v ro u w en zou afnem en. W at d it laa t ste betrof: bij gelijk loon zou de w erkgever im m ers vanzelfsprekend de v o o r k eu r aan een m an geven. De SER h ad er overigens ook nog op gew ezen dat aan de arb eid v a n v ro u w en hogere p ro d u ctiek o sten verbonden w aren dan aan die van m a n n e n (bij v ro u w en w as sprake v an een groter verloop, een groter ziek teverzu im en een vroegere pensionering), m aar hij had daar onm iddellijk aan toeg ev o eg d d a t een m eerderheid van de raad van m ening w as dat 'm et deze h o g ere p ro d u ctiek o sten bij de beloning geen rekening dient te w o rd en g eh o u den'. De reg erin g w as het m et die m eerd erh eid eens. De reg erin g v o n d d at het principe van gelijke beloning geleidelijk in N ed er land m o est w o rd e n ingevoerd, aan de h a n d v an een te ontw ikkelen w erkclassi ficatie en m et inachtnem ing van d e econom ische m ogelijkheden. D aarom had zij d estijds w el ingestem d m et de bij h et v erd rag behorende 'aanbeveling'7, die hetzelfd e doel n astreefde als h et v erd rag , m aar m inder verstrekkende v o o r stellen b eh elsd e en juridisch niet b in d en d was. H et had de voorkeur v a n de reg erin g w an n e e r het georganiseerde bedrijfsleven c.q. de Stichting van de A r beid m et v oorstellen in die richting zo u kom en. 'In evidente gevallen v a n niet gem o tiv eerd e loonverschillen tussen m an n en en vrouw en', zo schreef de reg e ring in de n o ta groothartig, zou 'zelfs' een onm iddellijke 'reductie dezer v e r schillen k u n n e n w o rd en aanvaard.'
H T K 1954-1955, p. 3720. H T K 1953-1954, Bijl. 3421, nr. 2, Bijlage bij de nota.
101
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
H et Kamerdebat
H et re g e rin g ssta n d p u n t leidde tot een fel debat in de Tw eede Kamer, w aaraan vier m a n n e n en vier v ro u w en deelnam en. De vier vrouw elijke w oordvoerders, v an de P vdA , C PN , VVD en CHU, stonden lijnrecht tegenover h u n drie m a n nelijke collega's, van de confessionele fracties ARP, KVP en KNP, en de staats secretaris, V an Rhijn (PvdA). N iem an d liet zich o v ertuigen do o r de a rg u m e n ten v an de tegenstan d er; het d eb at in tw eede term ijn w as d an ook slechts een h erh alin g v a n zetten. De discussies kunnen herleid w o rd en tot twee k e rn p u n ten. Ten eerste de interp retatie v a n h et v erdrag en ten tw eede de gevolgen die (onm iddellijke) invoering van h e t principe v a n gelijke beloning zou hebben op de landseconom ie.8 W at d e in terp retatie van h et v erd rag betreft: volgens de staatssecretaris en de drie m annelijke w o o rd v o erd ers - A. Stapelkam p (ARP), J.G. Stokm an (KVP) en W.L.G. Lem aire (KNP) - betekende een ratificatie ervan, althans voor N e d e rla n d , d a t de gelijke beloning onmiddellijk en over de gehele linie m oest w orden doorg ev o erd . A rtikel 2 b ep aald e im m ers dat elk land de toepassing van het beginsel m oest b ev o rd eren 'door m iddelen, die passen bij de in gebruik zijnde m eth o d en v o o r de vaststelling v a n de lonen'. W elnu, de N ederlandse regering beschikte m et h e t B uitengew oon Besluit A rbeidsverhoudingen (BBA) uit 1945 over een m id d el om een dergelijke loonm aatregel d w ingend aan alle sectoren op te leggen. Een dergelijk ingrijpen w as echter n iet alleen onm ogelijk vanw ege h e t n o g n iet beschikbaar zijn van een systeem om de w aard e van arbeid te m e ten, h e t w as ook ongew enst vanw ege de onvoorziene sociaal-econom ische ge v o lg en en de schade die zo'n dw an g m aatregel zou berokkenen aan d e goede sfeer d ie er op d at m om en t b estond tussen w erkgevers, w erknem ers en de o verh eid . Geleidelijke invoering van h et principe van gelijke beloning w as de enige optie, m aar die liet het v erd rag niet toe. De v ier vrouw elijke p arlem entariërs - N.S.C. Tendeloo (PvdA), M.E. LipsO d in o t (CPN), A. Fortanier-D e W it (VVD) en C.W.I. W ttew aall van Stoetw egen (CHU) - w aren h e t v olstrekt eens m et de m an n en dat het optrekken van de v ro u w en lo n en geleidelijk d ien d e te geschieden (Tendeloo noem de bijvoorbeeld een p erio d e v a n acht jaar). A lleen w aren zij de o v ertuiging toegedaan d at het v e rd ra g die geleidelijkheid w èl m ogelijk m aakte, ja zelfs gebood. Im m ers, de form ule lu id d e - keer op keer brachten de w o o rd v o erd ers deze n a ar voren - dat elk la n d die 'm iddelen' m oest gebruiken 'die passen bij de in gebruik zijnde m e thoden v oor d e vaststelling v an d e lonen'. En d a t gebeurde aan de h a n d v an het BBA. M aar n o o it w e rd h e t BBA precies n aar de letter uitgevoerd; de praktijk w as al tien jaar zo d a t d e loonvorm ing steeds p laatsv o n d in goed overleg tus sen h et bedrijfsleven en de overheid. D at goede overleg, die sfeer van geven en n em en, w as v olgens d e v ro u w en een 'm ethode', zoals bedoeld in h e t artikel 2 v an h e t v erd rag . En volgens die m ethode z o u er heel w el besloten kun n en w o rd en tot een geleidelijke invoering van het beginsel van de gelijke beloning; daarm ee zo u d a n n a ratificatie wel onm iddellijk een begin m oeten w o rd en ge-
8
102
Zie voor het debat: H T K 1954-1955, p. 3719-3762.
Carla van Baaien
m aakt. De regering h a d overigens in h aar nota geschreven d a t zij het initiatief tot in v o erin g v an het prin cip e aan het bedrijfsleven w ilde laten; het bedrijfsle ven zo u d e urgen tie ervan, ten opzichte van andere sociale vraagstukken, heb ben vast te stellen. De vrouw elijke parlem entariërs n u zagen d aa r w einig heil in. T endeloo: 'Langjarige ervaring in d it soort van kw esties heeft mij geleerd, d a t w en sen v a n v ro u w en en ten behoeve van v rouw en d an altijd achteraan kom en.'9 H et tw eed e k e rn p u n t u it h et k am erd eb at betrof de gevolgen die het o p trek ken v an d e v ro u w en lo n en v oor de econom ie zou hebben. V olgens de v ro u w e lijke w o o rd v o e rd e rs legde de regering te veel nad ru k op de econom ische aspec ten van d e z e kw estie. H et ging h ier om een zaak van sociale rechtvaardigheid. Als de reg erin g h e t prin cip e v an gelijke beloning werkelijk ernstig nam , d a n zou zij d a a r ook iets v oor over m oeten hebben. Lips-O dinot m erkte bijvoor beeld op d a t 'het voldoen aan zedelijke verplichting, nooit op een koopje kan g esch ied en '.10 En Tendeloo w ees op de heersende hoogconjunctuur: w anneer zou een eis v an sociale rechtvaard ig h eid m eer kans van slagen hebben d a n op d a t m o m en t?11 D aarnaast m een d en de vro u w en dat de regering de nadelige gevolgen v o o r de nationale econom ie zw aar overdreef. W ant bij nadere b e stu d erin g van de gegevens die de regering terzake aanvoerde, bleek er nogal w at op af te d ingen. De hogere p roductiekosten van vrouw elijke w erknem ers bij voorbeeld bleken in w erkelijkheid v an zo geringe betekenis d at zij niet in een percen tag e v an het loon k o n d en w o rd en uitgedrukt. Een m eerderheid in de SER en de reg erin g gaven d it trouw ens ook toe. M aar ondertussen w erd en d e ze zaken w el steeds genoem d. En d an de verm eende verhoging van het alge m een prijsniveau; volgens T endeloo w aren de cijfers van de SER totaal niet be tro u w b aar. H et prijsniveau w as 'volkom en geïsoleerd' bekeken, alsof alleen de hoogte v an de lonen d at n iv eau bep aald e.12 B ovendien stu itte het de vrouw elijke w o o rdvoerders tegen de borst d a t er zo vanzelfsp rek en d van u it w erd gegaan d a t m annen h u n w erk altijd beter d e d en d a n vro u w en . Alsof het o n d en k b aar w as d at een vrouw voor bepaalde w erk za a m h ed en geschikter zo u k u n n en zijn dan h aar m annelijke collega. Tendeloo: 'Er zijn h eu s niet zoveel bedrijven, die u itsluitend of bij voorkeur vrouw elijke arb eid sk rach ten aantrekken, alleen o m dat m en deze m inder behoeft te betalen. H et g aat hierbij dikw ijls ook om een zekere m ate van vingervlugheid, een zeke re m ate v a n accuratesse, v an snel reageren en alle m ogelijke andere kw aliteiten, die hierbij in het ged in g zijn, m aar w aar bij de beloning nooit rekening m ee w o rd t g e h o u d e n .'13 O nbegrijpelijk vond zij het daarom dat d e regering h et a r g u m en t n a a r voren bracht d at verh o g in g van d e vrouw enlonen ongew enste sociale g evolgen zou hebben voor de vro u w en zelf: de w erkloosheid o n d er hen zou toenem en. H et zo u d u s m aar het beste voor de vrouw zijn als h a ar loon laag bleef! Tendeloo: '(...) wil de R egering n u in de vijftiger jaren blijvende on-
Ibidem, p. 3720. Ibidem, p. 3726. Ibidem, p. 3722. Ibidem. Ibidem, p. 3750.
103
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
derbetaling v an v ro u w en arb eid h an d h av en in d er v rouw en w elbegrepen eigen belang?'14 V olgens de spreeksters speelde op de achtergrond van dit debat dan ook nog een an d ere factor een rol, nam elijk de w eerstand tegen de w erkende v ro u w of, nog specifieker v erw o o rd , de w eerstan d tegen de zich em anciperende v ro u w . W ant h a d d e n zij d e arg u m en ten die d oor de m annen n aa r v o ren w erd en ge b rach t n iet al vele m alen eerd er gehoord? W ttew aall v an Stoetw egen: 'A ls m en de discussies, die er jaren geleden hier en elders g eh o u d e n zijn over d e invoe ring v an h e t v rouw enkiesrecht, nog eens naleest, ziet m en m utatis m u tan d is hetzelfde. W e v oelen er w el voor, zeiden grote m annen, m aar de v rouw en zijn er niet rijp voor.' Tendeloo b o rd u u rd e hierop voort: 'Als blijkt, dat m en er w el rijp v o o r is, d a n zeg t men: jullie krijgen h e t toch niet, w an t het is niet goed voor de g ezondheid. Als d a t ook n iet w aar blijkt te zijn, kom t m en m et het arg u m ent: jullie k u n n e n toch geen stem biljet invullen.'15 Zo ging Tendeloo n o g een tijdje door, h e t o n d erw erp v an h e t d ebat overigens geheel u it het oog verlie zend. E ensgezind riepen Tendeloo, W ttew aall van Stoetw egen, Lips-O dinot en F ortanier-D e W it de regering op niet op te roeien tegen een stroom die toch niet tegen te h o u d e n zo u zijn, de 'm achtige ontw ikkelingsstroom ' nam elijk die af koerste op 'd e volledige em ancipatie'.16 W ttew aall zei het zo: 'Als de v ro u w en iets w illen bereiken, d an leert ons de geschiedenis van de laatste 50 jaar, d at zij d aar m et grote h ard n ek k ig h eid v oor strijden en de eindstreep w eten te halen. D at h o u d t de staatssecretaris m et niet ratificeren toch niet tegen.'17 M aar, zoals reeds o pgem erkt, n iem an d slaagde erin de an d ere partij te o v er tuigen. Staatssecretaris Van Rhijn, bijgestaan do o r Stokm an, Lem aire en Stapel k am p, bleef bij h et sta n d p u n t d a t ratificeren inhield d a t het beginsel van gelijke beloning onmiddellijk in N ed erlan d m oest w o rd en ingevoerd, hetgeen n u een m aal econom isch niet te v eran tw o o rd en was. De staatssecretaris m aakte overi gens 'zeer ernstig b ezw aar' tegen de vergelijking v an het o n derw erp van debat m et de to tstan d k o m in g v an h e t vrouw enkiesrecht: 'Ik heb geen ogenblik ook m aar enigszins d e in d ru k k u n n en w ekken alsof hier sprake zou k u n n e n zijn v an een n o g niet rijp zijn v an de v ro u w voor de toepassing van de equal paygedachte. Ik geloof boven d ien , d at hierm ede (...) een sentim ent in de kw estie w o rd t gelegd, w aarteg en ik krachtig m oet opkom en.'18 A an h e t einde van h et d eb at w erd en drie m oties in stem m ing gebracht. Een van L ips-O dinot, die reeds in eerste term ijn w as ingediend, een van Tendeloo en een v an Stokm an. De strekking van de tw ee eerstgenoem de m oties w as de-
Ibidem, p. 3721. Eén voorbeeld van ongelijke beloning bij arbeid van gelijke waarde: in
een dorp in de buurt van Den Haag verdienden in 1955 m annen met het schoonmaken van witlof ƒ1,60 per uur en vrouw en ƒ1,10. Volgens een vrouw die hierover een brief schreef aan Tendeloo deden de vrouwen 'haar werk zeker niet minder dan de mannen en zeker schoner' (ibidem , p. 3724). Ibidem, p. 3734,3750. Ibidem, p. 3724. Ibidem, p. 3734. Ibidem, p. 3757-3758. 104
Carla van Baaien
zelfde, m aar o m d a t de voorzitter m eende d a t de m otie v a n Tendeloo een v er d er reik en d e betekenis h ad, brach t hij die als eerste in stem m ing. In deze m otie, do o r in totaal zeven led en van P vdA en VVD ingediend, w erd de regering u it gen o d ig d 'alsn o g ten spoedigste to t h et V erdrag toe te treden'. D e m otie w erd aan g en o m en m et 47 tegen 39 stem m en .19 L ips-O dinot en Stokm an trokken d a a ro p b eid en h u n m otie in.20 M et de m otie w erd echter niets gedaan; het v e r d rag w e rd n ie t geratificeerd. Pas in 1971 zou N ed erlan d zijn handtekening plaatsen o n d e r IL O -verdrag nr. 100. Vier jaar later, in h et 'Jaar v an de V rouw ' 1975, w erd o ok een n ationale w et v an krach t die gelijke beloning voorstond: de W et gelijk loon v oor v ro u w en en m an n en .21
M ogen h u w en d e vrouw en in overheidsdienst blijven? In de n a z o m e r v a n 1955 b ep aald e de regering eindelijk h aa r stan d p u n t inzake de kw estie v a n d e h u w en d e am btenares. Sinds 1924 gold de regel - vanaf 1931 o p g en o m en in h e t A lgem een R ijksam btenarenreglem ent - d at een vrouw elijke am b ten aar die tro u w d e de d ag na h aar huw elijk ontslag kreeg. N aast principiele m o tiev en (de v ro u w h o o rt in h aar gezin) w aren het vooral econom ische g ro n d en (noodzakelijke bezuinigingen op de overheidsuitgaven) die a an de b ep alin g te n g ro n d slag lagen. Een soortgelijke regeling kw am er voor o n d e r w ijzeressen. Er w as m eteen vanaf het begin veel verzet tegen de ontslagbepaling, m et n am e v a n u it de hoek v an de v ro u w enbew eging en v an u it socialisti sche en liberale kringen. In h et p arlem en t v o rm d e d e kw estie - hoorde d e ge h u w d e v ro u w n u w el of niet thuis op de arb eid sm ark t - een terugkerend on d e rw e rp v a n debat. Zij sto n d al sinds 1904 op de agenda.22
Ibidem, p. 3750, 3762. Opvallend stemgedrag bij deze motie: 1) de gehele CHU-fractie,
voor zover aanwezig, had voor de motie gestemd; 2) twee vrouwelijke KVP-leden had den tegen gestemd (J.C.H.H. de Vink en M.A.M. Klompé); 3) één W D -Iid, de bankier H.F. van Leeuwen, had tegen de motie gestemd. Stokman had de motie ingediend als protest tegen de andere twee moties. Hij vreesde namelijk dat zowel uit aanneming als uit verwerping ervan onjuiste conclusies zouden w orden getrokken. Hij was met name bang dat bij een verwerping van de moties mis vattingen bij het bedrijfsleven konden ontstaan ten aanzien van het standpunt dat de Kamer innam inzake de gelijke beloning. Daarom bracht hij in zijn motie, m ede voorge steld door vier andere KVP-leden, onder wie de dames J.C.H.H. de Vink en M.A.M. Klompé, tot uitdrukking dat de Kamer zeer zeker een warm voorstander was van de invoering van het principe van gelijke beloning, m aar d at het geleidelijk in de praktijk gebracht zou moeten worden, eerst in de overheidsdienst, vervolgens in het gehele be drijfsleven (H T K 1954-1955, p. 3751). Staatsblad 1975, nr. 129. Voor deze paragraaf heb ik naast de reeds genoemde literatuur ook nog geraadpleegd: J.J. Schippers, Beloningsdiscriminatie tegen vrouwen: norm en, feiten, beleid (Delft 1988). Zie voor de voorgeschiedenis van het vraagstuk van de huw ende ambtenares: Clemens Ruijters, 'Mag de gehuwde ambtenares blijven? Een verslag van de op- en neergang van een principe', Politieke Opstellen 1 (1981) p. 3-17 en M.D. Bogaarts, Parlementaire geschie denis van Nederland na 1945, deel 2, De periode van het kabinet-Beel 1946-1948, band C (Den Haag 1989) p. 1862-1872. 105
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
V anaf h e t bezettingsjaar 1943 w as m en vanw ege de schaarste op de arbeids m a rk t zeer soepel m et de b epaling om gesprongen. W elisw aar kregen de am b tenaressen en onderw ijzeressen d ie tro u w d e n h u n ontslag, m aar zij k o nden o n m iddellijk te ru g k eren op arbeidscontract in tijdelijke dienst. N a de oorlog w erd deze soepele o m gang m et d e ontslagbepaling voo rtg ezet23; m en kon de arb eid sk rach t v an v ro u w e n bij de w ed ero p b o u w heel w el gebruiken. De roep om afschaffing v a n h e t arbeidsverbod w erd intussen alsm aar luider. O ok in de K am er, o n d er m eer in 1946 en 1948, tijdens de debatten over d e begroting van B innenlandse Zaken. M aar de naoorlogse kabinetten bleven op het sta n d p u n t staan d a t d e b epaling m oest w o rd en gehandhaafd. W el ging m inister v a n Bin n en lan d se Z aken J.H. v an M aarseveen (KVP) in 1948 akkoord m et het verzoek u it d e K am er een com m issie in te stellen die de situatie van g ehuw de am btena ressen (aantallen, gezinssam enstelling, kostw innerschap e.d.) n ad er zou o n d e r zoeken en die op basis van h a a r b evindingen de regering v a n advies m oest dienen. De m in ister b ed ien d e zich hier v an d e beproefde tactiek van het com m issoriaal m ak en v an een probleem , w aarm ee hij de oplossing ervan voor zich u it k on schuiven. De com m issie o n d er leiding van de jurist P.A.G. U bink, voorzitter van de R aad v o o r R ijkspersoneelsaangelegenheden, deed er vier jaar over om to t een ra p p o rt te kom en.24 H et d u u rd e zo lang o m d at de com m issieleden het ten p rin cipale n iet eens kon d en w orden. In het v o orw oord sto n d d at het uiteindelijke ad v ies ’een v oor d e practijk bedoeld com prom is' was. H et kw am erop neer de on tslag b ep alin g te h an d h av en m aar de uitzonderingsm ogelijkheden aanm er kelijk u it te b reid en 25. H et kabinet kon zich in grote lijnen in h et advies vinden, m aar h et w ild e zijn sta n d p u n t p as definitief bepalen na consultatie van de C en trale com m issie voor g eorganiseerd overleg in am btenarenzaken. In dit geor gan iseerd e overleg bleken echter grote b ezw aren te bestaan tegen het com prom is-U bink, m et n am e bij de protestants-christelijke en katholieke organisaties. Deze v o n d en d e voorstellen veel te ver gaan. V ervolgens trad grote stagnatie op; de im passe leek com pleet. Eerst drie jaar later bepaalde h et kabinet einde lijk zijn sta n d p u n t. H et k w am n eer op een afgezw akte versie van het com prom is-U bink.26 H et w as niet toevallig d at de regering h aa r opvatting bekendm aakte in die nazo m er v an 1955, om precies te zijn op 13 septem ber.27 O p die dag nam elijk stond een w e tso n tw erp op de kam eragenda waarbij het ontslag v raag stu k zeker aan de o rd e zo u kom en. H et ging om h et w etsontw erp 'Regeling k leu tero n derw ijs en o p leid in g v a n leidsters bij d at onderw ijs', in w elk o n tw erp niets w erd gem eld over h u w e n d e kleuterleidsters. In de schriftelijke fase van d e be-
In oktober 1947 werd bepaald dat de gehuw de ambtenares tot januari 1950 in dienst mocht blijven (Ruijters, 'Mag de gehuwde ambtenares blijven?', p. 9). H et vraagstuk van de gehuw de ambtenares. Rapport uitgebracht door de commissie ingesteld bij beschikking van de m inister van Binnenlandse Zaken van 11 ju n i 1949 (Den Haag 1952).
Zo zouden vrouw en vanaf dertig jaar en vrouwen die al minstens tien jaar bij de over heid werkten niet meer ontslagen mogen worden in geval van een huwelijk. H T K 1955-1956, p. 2005; ARA, notulen MR, 30 aug. 1955. Koninklijk Besluit van 13 september 1955, Staatsblad 1955, nr. 428. 106
Carla van Baaien
h an d elin g v a n d it w etso n tw erp h a d d e n som m ige fracties te kennen gegeven nu eindelijk w el eens h et reg e rin g ssta n d p u n t in dezen te w illen vernem en. M inis ter v an B innenlandse Z aken L.J.M. Beel h ad in de m in isterraad gezegd te h o p en d at hij d e hele zaak o m tren t de g etro u w d e am btenares buiten d e Kam er zou k u n n en h o u d e n d o o r h e t tijdig - d u s v óór h e t debat over de kleuteronderw ijsw et - b ek en d m a k e n v an h et regeringsbesluit. M inister-president W. Drees m erk te o p d a t hij d a a r w el v ertro u w en in had. De K am er im m ers w as n et zo v erd eeld o v er de kw estie als het kabinet. De aan v aard in g van een m otie n o em de hij 'm in d e r w aarschijnlijk'.28 Beels h o o p v ervloog snel. O nm iddellijk n a d a t bekend w as gew orden d at de regering v ó ó r h an d h a v in g van de ontslagbepaling w as, vroeg Tendeloo een in terpellatie aan. D e v o o rzitter van d e K am er, die w ist d a t enkele leden van p lan w a re n am en d em en ten op de kleuteronderw ijsw et in te dienen die tot strek k in g h a d d e n de o ntslagbepaling alsnog in d e w et op te nem en, stelde voor de interpellatie tijdens de behan d elin g van h et w etso n tw erp te houden. A ldus geschiedde. N a d a t de algem ene beschouw ingen over het w etsontw erp w aren afgerond - d eze d u u rd e n d rie dagen -, kreeg Tendeloo h et w o o rd voor haar interpellatie. De interpellatie-Tendeloo
Tendeloo to o n d e zich zeer teleurgesteld over het besluit d e ontslagbepaling te h an d h av en . De reg erin g voerd e als arg u m e n t aan 'de grote belangen v an het gezin'. M aar w ie zou d ie d an ontkennen, vroeg Tendeloo zich af. O ok zij vond het o n g ew en st w an n e e r g etro u w d e v ro u w en fabrieksarbeid zo u d en verrichten - te zw aar, n a a st h u n gezinstaken - of w an n eer v rouw en m et jonge kinderen uit w erken z o u d e n gaan. M aar b u iten sh u is w erken en goed voor het gezin zorgen sto n d en n iet p e r se op g esp an n en v oet m et elkaar, aldus de interpellante. G e h u w d e v ro u w e n k o n d en zeer goede red en en hebben om een betaald e b aan te w ensen. In d e eerste p laats econom ische: dikw ijls w as het gezinsinkom en een v o u d ig w e g te laag om er behoorlijk v an te k u n n en leven. Tendeloo haastte zich daaraan toe te voegen: ’(...) wij, socialisten, hebben op d it p u n t bepaald nog niet in deze m aatschappij bereikt, w a t wij zo u d en w ensen.' In de tw eede plaats noem de zij h e t feit d a t 'voor vele v ro u w en de gezinstaak het leven niet m eer vult en d it steed s m in d er zal gaan doen, hoe m eer de h u ish o u d in g gem echani seerd w o rd t en hoe m in d er tijd deze d a a rd o o r vergt'. In de d e rd e plaats voel den steed s m eer v ro u w e n d e behoefte 'om zich in het m aatschappelijk leven te doen g eld en en d aaraan iets bij te dragen'. T endeloo schetste haar uiteenzetting tegen de ach terg ro n d v a n de v eran d eren d e m aatschappelijke verh o u d in g en . Tijdens de bezettin g sjaren w aren v ro u w en steeds m eer gaan deelnem en aan het m aatschappelijke en econom ische leven. En vrou w en arb eid kreeg alom ook steeds m eer w aard erin g . Tendeloo v erw eet de regering geen oog te hebben voor deze gew ijzigde m aatschappelijke situatie.29 H aar belangrijkste arg u m en t
ARA, notulen MR, 30 aug. 1955. H T K 1954-1955, p. 3000m-3000p. 107
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
lu id d e echter: h et g aat de staat helem aal niet aan zich hierm ee te bemoeien! O f een g e tro u w d e v ro u w al d a n niet aan h et arbeidsproces w enste deel te nem en, w as een beslissing die v o o r reken in g kw am v an de v ro u w zelf in sam enspraak m et h aar echtgenoot.
Wasdag lang—
koken in '£ gedrang N » t u u r lijk h r h t t l n i e t e l k f dt m » l o m « r n u u i in d r k e u k e n i * f lf c if l M - i i f o o k o p d r J f u k l t r d i g l i i n i l. ‘ h e e r l i j k t l r n . « r t n ( i n 1 0 m i n u t rn r n i i k l P e en verrukkelijk
w *rm k t i* g « f* c h i V r | « j h r t k u i r e c c p < e n b o e k je h i l I 1» w m k r l i r r o f { m h n e f m r ( >4) t e n n Sij H e t N e d e r l . /iM elhureA u G root H eruifinn*I■ ■ 2b. D en H m *.
Doe méér met H u m e u r geréd! Kaas omelet!
kaas Advertentie in de Volkskrant, 6 okt. 1955.
M aar Tendeloo w as h e t n iet alleen h artg ro n d ig oneens m et d e regering, zij ver w eet h a a r ook oneerlijkheid: h et kabinet v erd ed ig d e een p u u r opportunistisch sta n d p u n t (kan de N ed erlan d se econom ie v ro u w en gebruiken of niet) op ideële g ro n d en (de v ro u w h o o rt in h a a r gezin). Im m ers, zo d ra h e t aanbod op d e ar b eid sm ark t overv lo ed ig w as, m ochten de v ro u w en vertrekken; zo d ra zich schaarste aan d ien d e, m ochten zij zich w eer m elden. Dit bleek, ald u s Tendeloo, n iet alleen u it de afgelopen vijftig jaar - 'ontslagbepalingen gaan m in of m eer gelijk op m et econom ische d epressies'30 - , het bleek ook uit de form ulering van h et regeringsbesluit zelf. D e considerans lu id d e namelijk: 'O verw egende, d a t h et w enselijk is de regeling inzake h et in dienst nem en van g eh u w d e v rouw en en h et verlenen v an ontslag aan h u w en d e am btenaressen aan te passen aan de in de practijk gebleken behoeften (cursief, C vB).’ Tendeloo: 'D an zeg ik: Kijk, kijk, w a a r is n u h et beginsel? Ik zie h e t niet.'31 A an h et slot van haar betoog deed zij een beroep op h e t kabinet om op zijn sta n d p u n t terug te kom en: h e t w as ten slotte beter ten halve te keren d a n ten hele te dw alen.
Ibidem, p. 3000 n. Ibidem, p. 3000 o.
108
Carla van Baaien
De m in ister van B innenlandse Z aken, Beel, w as niet in h e t m inst bereid aan die o p ro ep g eho o r te geven. Hij sto n d achter het reg erin g sstan d p u n t en zette d e a rg u m e n te n d aarv o o r uiteen. In de eerste plaats vereiste h et m o derne p er soneelsbeleid d a t de w erk g ev er (in d it geval dus d e overheid) zich ook afvroeg of de co m binatie w erk en en gezin w el v eran tw o o rd was, v a n u it fysiek, p sy chisch en geestelijk oogpunt. Beel: 'U it d ien hoofde reeds zou h et niet juist zijn d e h u w e n d e v ro u w z o n d er m eer in h a a r v aste dienstverband te h an dhaven.' In de tw e e d e p laats h a d de overheid te letten op h et dienstbelang. G ezien de w a a rb o rg e n die de rechtspositieregeling v o o r de vaste am btenaar gaf, m oest de overh eid e ro p k u n n e n rekenen d at d e am b tenaar tot zijn vijfenzestigste jaar in d ien st bleef. W elnu, bij h u w e n d e v ro u w en 'treden in dit opzicht onzekerheden op'. In de d e rd e p laats w ees Beel erop d a t v anw ege de enorm e verschillen in inzicht o v er deze kw estie d it k abinetsbesluit n u eenm aal h e t ho o g st haalbare was. M eer d a n d it com prom is zat er n iet in: enerzijds h a n d h a v en van het v e r bod, m a a r anderzijds toch ook v erru im in g v a n de uitzonderingsbepalingen.32 T eleu rg esteld d oor dit a n tw o o rd d ien d e Tendeloo een m ed e door andere PvdA - en V V D -leden o n d ertek en d e m otie in: 'De K am er, gehoord de b esp re kingen o v er h e t KB v a n 13 septem ber 1955, van oordeel, d a t h e t niet op d e w eg v an d e S taat ligt d e arbeid v an de g e h u w d e v ro u w te verbieden, n o d ig t de Re g ering u it d e h ierm ede strijdende voorschriften te herzien.'33 In h et d e b a t d at volgde sto n d en vijf vrouw elijke kam erleden (PvdA, CPN, VVD èn KVP en CHU) p lu s één m a n (CPN) tegenover drie m annelijke p arle m en tariërs (ARP èn KVP en CHU) en de K V P-m inister Beel. Behalve de arg u m en ten die T endeloo al n aar v o ren h a d gebracht ter verd ed ig in g van haar zaak, w ezen h a a r m ed estan d ers n o g op het form ele p u n t d at de regering geen enkele rech tsg ro n d h a d om v ro u w en een slechtere rechtspositie te geven d a n m annen. W ttew aall v a n Stoetw egen zei: 'Mijn g ro te en enige bezw aar g aat tegen d e dis crim inatie ten opzichte v a n de v ro u w d o o r O verheidsbepalingen.'34 LipsO d in o t m e rk te op: 'H et is in strijd m et de rechtsgelijkheid van m an en v ro u w .'35 En F o rtanier-D e W it fo rm uleerde h e t aldus: 'W at ziet de R egering nu eigenlijk als rech tsg ro n d om w èl g eh u w d e v ro u w e n in Rijksdienst te nem en, m aar haar d an als reg el een slechtere rechtspositie te geven d an aan andere R ijksam btena ren? (...) M ijn fractiegenoten v in d e n deze regeling in strijd m et de m enselijke w aa rd ig h e id v an de v ro u w .'36 O ok n o e m d e een aantal sprekers h et b u itengew oon n av ran t d a t d e regering b ew eerd e zich zo d ru k te m ak en over h et w elzijn v an het gezin, w aarin de v ro u w n iet gem ist k on w o rd en , terwijl zij zich niets gelegen liet liggen aan de vele in o v erh eid sd ien st w erkzam e w erksters. D eze w erksters m oesten hu n w erk b u ite n k a n to o ru re n verrichten, d u s juist op die m om enten d a t h u n gezin nen h e n h et h a rd s t n odig h ad d en . H. G ortzak (CPN): 'Ik heb ook w eleens ge p ro b e e rd mij te v erp laatsen in de gevoelens van die K am erleden, die zo beplei-
Ibidem, Ibidem, Ibidem, Ibidem, Ibidem,
p. p. p. p. p.
3000q-3000r. 3000s. 3000ff. 3000dd. 3000v. 109
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
ten, d a t de v ro u w in h e t gezin behoort, bij h a a r k in d eren en die figuurlijk g e sp ro k e n in d it K am ergebouw elke dag o p n ieu w op uren, w aaro p de v ro u w h et m in st in h a a r gezin gem ist kan w o rd en , h u n nek breken over de g eh u w d e v ro u w en , die in O verh eid sd ien st in dit gebouw w erkzaam zijn.'37 De teg en stan d ers van T endeloo - Stokm an (KVP), Stapelkam p (ARP) en H.W . T ilanus (CHU) - lieten zich evenm in o n b etu ig d in het debat. M et verve zetten zij uiteen w aaro m n a a r h u n o vertuiging de staat hier w el degelijk h e t recht h ad in te grijpen. H et ging hier im m ers om zaken die het w elzijn van de hele N e d erlan d se gem eenschap aangingen. Stokm an voorzag 'een funeste o n t w ikkeling' in de sam enleving ind ien een substantieel groter aantal g eh u w d e v ro u w e n zou blijven of g aan w erken. Ten eerste zo u d en er vrijw el zeker m in d e r k in d eren p e r gezin geboren w orden. Stokm an sp ra k van 'dubbele gezinsink o m sten ’ als 'prem ie op h e t kinderloze of kin d erarm e gezin'. Ten tw eede zou de geestelijke v o lksgezondheid v an deze k in d e re n do o r een veelvuldige en la n g d u rig e scheiding v a n de m oeder in g evaar kom en, en ten d erd e zo u d en de w erk e n d e m oed ers zelf overbelast w orden. Indien deze ontw ikkelingen zich z o u d e n vo o rd o en , d a n w as h e t de plicht v a n de overheid om in te grijpen en 'de vrijheid v an de Staatsburgeressen zo n o d ig drastisch (...) (te) beperken'. S tokm an ging ervan u it d a t zelfs ’vele v o o rstan d ers van d e afschaffing d e r o n t slagbepaling' hem h ierin gelijk zo u d en geven.38 S tapelkam p h a d een soortgelijk betoog. O ok hij v reesd e dat bij het w egvallen van de ontslag b ep alin g van 'een gezonde gezinsontw ikkeling’ niet langer sp ra ke zou zijn 'tot grote schade (...) v a n de geestelijke en zedelijke kracht v a n ons volk'. Dit toch k on en m ocht de overheid niet onverschillig laten. Hij stelde er prijs o p h et A R -stan d p u n t ten aanzien van de g eh u w d e v ro u w nog eens aan de Kam er te ontv o u w en : 'Ik ga d a n vooropstellen, d at de taak van de g ehuw de v ro u w n a a r de sch ep p in g so rd e ligt in h aar gezin. Zij heeft de goddelijke roe p in g v o o r h a a r m an en kind te zorgen. Dit is h a a r natuurlijke bestem m ing. Dat is ook d e erepositie v an de g eh u w d e v rouw .' Stapelkam p b en ad ru k te m eer dan an d ere sp rek ers d a t er behalve v oor de k in d eren ook goed gezorgd m oest w o r d e n v o o r de m an, 'w ie na een d a g v an afm attende arbeid een goed en gezellig tehuis m o et w o rd e n b e re id ’.39 Tilanus, fractievoorzitter v an de CH U , n am een heel an d er sta n d p u n t in dan zijn partijgenote W ttew aall van Stoetw egen.40 Hij onderschreef d e overw eging v a n de reg erin g om p ragm atisch - d oor an d e re n opportunistisch genoem d m et de hele kw estie om te gaan: g etro u w d e v ro u w e n in principe ontslaan, m aar v o ld o en d e u itzo nderingsm ogelijkheden o pen laten om in geval van krap te op de arb eid sm ark t toch v an h u n diensten g eb ruik te k u nnen m aken. Tilanus: 'In deze ab n o rm ale o m stan d ig h ed en zal m en abnorm aal m oeten w erken, m aar m ocht er een om slag kom en, m ocht er een o v erm aat van arbeidskrachten ko-
Ibidcm, p. 3000jj. Ibidem, p. 3000x-3000z. Ibidem, p. 3000aa-3000cc.
Dat was overigens niet ongebruikelijk in de CHU, w aar men principieel weinig fractie discipline kende. 110
Carla van Baaien
m en, d an zal h e t v o lksgevoelen er als h e t w are op aandringen, dat dan de ge h u w d e v ro u w h e t eerst voor ontslag in aanm erking kom t.'41
Hoera!
Royco inmwsüis^ ■in 5 minuten gereed - p i rit «Orp. D o n / R a y to
,tn
«**■
ÏÏiï
« w s o e e * .,^
,
48 c, Advertentie in de Volkskrant, 20 sept. 1955.
W elter, fractievoorzitter v an de b e h o u d en d e katholieke splinterpartij KNP, n am een heel a n d e r s ta n d p u n t in d a n m en op het eerste gezicht v a n hem zou verw achten. Hij w as h e t nam elijk in verreg aande m ate eens m et de teg en stan d ers v a n de ontslagbepaling. O ok hij betw ijfelde de rechtsgrond ervan en ook hij m eende d a t b etro k k en en zelf, en niet de overheid, prim air h a d d en te beslis sen over d e v raag of een g etro u w d e v ro u w een baan w enste of niet. M aar feite lijk w as deze stellingnam e niet zo verw onderlijk d aa r de KNP zich principieel v erzette tegen staatsdirigism e, w aaraan volgens h aa r ook d e KVP zich schuldig m aakte. W èl opm erkelijk w as h et feit d a t hij de hele kw estie bezag van u it de v era n d e ren d e m achtsconstellatie tussen m an nen en vrouw en. Hij constateerde d a t som m ige (m annelijke) w o o rd v o erd ers er blijk van gaven eigenlijk terug te v erlan g en n a a r een tijd w aarin m an n en de v ro u w e n nog h u n plaats k o n d en wijzen. 'Bij h et belu isteren v an een p aar sprekers van h e d en av o n d dacht ik: wij m oeten er ons toch v oor ho ed en , te gaan verheerlijken de tijd van de drie k ’s: Küche, K irche u n d K inder. Die tijd is onherroepelijk voorbij; de positie van de m o d ern e v ro u w in de h u id ig e m aatschappij is nu eenm aal g ew orden tot een
H T K 1954-1955, p. 3000hh.
111
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
gans an d ere d a n 50 jaar geleden en die nieuw e positie zal de vrouw n im m er m eer opgev en .' O verigens zou hij zich uiteindelijk toch achter het regeringsbe sluit opstellen: '(...) d an kom ik tot de conclusie, dat een principieel in alle o p zichten juiste regeling op d it ogenblik niet te treffen is. (...) Van opportunistisch s ta n d p u n t gezien, k u n n e n wij ons d aaro m bij deze regeling neerleggen, w aarbij wij h et v e rtro u w e n uitsp rek en , d a t die op een brede en royale wijze zal w o rd e n u itg e v o e rd .142 M otie aangenomen; strijd laait opnieuiv op
A an h e t ein d e v an h et debat, o p d o n d e rd a g m id d a g 22 septem ber, w erd d e m o tie v a n T endeloo in stem m ing gebracht. O p verzoek v a n J.C.H.H. de Vink (KVP) w as de tekst iets gew ijzigd. Zij w as nam elijk v an m ening dat het onjuist w as d e staat bij de kw estie in h e t geheel geen taak toe te kennen. Prim air lag d e veran tw o o rd elijk h eid voor de v raag of een g ehuw de v ro u w buitenshuis zou blijven w erk en of n iet in d e rd a a d bij de echtgenoten, m aar volgens h aar h ad d e staat 'een subsidiaire taak in h et belang v an het algem een welzijn'. De nieuw e versie luidde: 'De K am er, geh o o rd de b esprekingen (...), van oordeel dat, be houdens bij het blijken van m isstanden, h e t niet op de w eg v a n de Staat ligt de a r b eid v a n de g eh u w d e v ro u w te v erbieden, no d ig t de R egering uit de h ierm ede strijd en d e voorschriften te herzien.'43 De m otie, die ook in de gew ijzigde versie door Beel 'ernstig' w as o n tra d en 44, w e rd aan g eno m en m et 46 teg en 44 stem m en. Behalve alle v rouw en en alle le den v a n PvdA , C PN en VVD, h a d d e n ook vier m annen v an confessionele frac ties h u n steu n aan de m otie gegeven: d rie van de KVP (P.A. Blaisse, Th.D.J.M. K oersen en E. Visch) en een v a n de C H U (Tj. Krol) 45 Een p a a r u u r later echter, o p d o n d erd ag av o n d , laaide d e strijd op n ieu w op. De kw estie lag kennelijk zeer gevoelig w an t het w aren n u de fractievoorzitters die h et w o o rd voerden. De v ra a g w as of de kleuteronderw ijsw et w el v o ld o en de w aarb o rg en bood voor de (gem eentelijke) overheid in h aa r hoedanigheid v an schoolbestuur om , indien zij d a t o p p o rtu u n achtte, g e h u w d e kleuterleid sters te ontslaan. De w et zw eeg h ier nam elijk over. V olgens de KVP, bij m onde v an Stokm an, w as die w aarb o rg in het w etsontw erp n iet aanw ezig, reden w aaro m tw ee am en d em en ten w erd en ingediend die de bevoegdheid van ge m een teb estu ren in dezen m oesten garanderen. J.A.W. Burger, fractievoorzitter v a n de PvdA , reageerde vero n tw aard ig d . Hij zei 'bijzonder o naangenaam getroffen' te zijn door het betoog v an Stokm an. 'Ik gevoel er iets in, als ik h e t m ag zeggen, v an bad losers, v an onsportiviteit. Wij hebben v an m id d ag m et b etrekking to t de kw estie van de g eh u w d e am btenares gevochten en wij hebben m et 2 stem m en gew onnen. N u v in d ik het toch w el bijzonder er naast, d a t m en als w eerslag - zo voel ik het - v a n de discussie van
Ibidem, p. 3000ff-gg. H T K 1954-1955, p. 3000gg. H T K 1955-1956, p. 2006. Ibidem, p. 2009.
112
Carla van Baaien
h e d e n m id d a g m et deze am en d em en ten kom t.' Hij sprak van 'achterhoedege vechten v o o r een verloren z a a k 1.46 D aarna w ierp K V P-fractievoorzitter C.P.M. Rom m e zich in d e strijd. Hij zei n iet veel te begrijpen v an 'de philippica van de heer Burger', w an t volgens hem h a d d e n d e d o o r Stokm an ingediende am en d em enten en h e t onderw erp van de m otie v an T endeloo 'm et elkaar precies niets te m aken'. H et ging hier om een juridische v raag en and ers niets. Iedereen toch w as het erover eens d at niet al leen p articu liere schoolbesturen m aar ook gem eenten als w erkgevers de vrij h eid m o esten hebben om ten aanzien van de g ehuw de onderw ijze re s/k le u te rle id s te r b epaalde m aatregelen te nem en, w aartoe ook die van ont slag b ehoorde. De v raag w as slechts of die vrijheid voldoende in de nieuw e w et v eran k erd w as.47 J.M.L.Th. Cals (KVP), m inister v an O nderw ijs, die persoonlijk de inhoud van d e m otie v a n Tendeloo onderschreef, m aar u iteraard als m inister het stan d p u n t v a n h et kab in et had te verd ed ig en , gaf - in de geest van Rom m e - een strikt ju ridisch an tw o o rd . Hij m aakte een o n derscheid tussen de overheid als w etgeeister en als werkgeefster. W elnu, de tw ee Stokm an-am endem enten h a d d en al leen b e trek k in g op dit laatste. Cals achtte h en niet zozeer o n aan v aard b aar als w el overbodig: de b evoegdheid van schoolbesturen w as, blijkens de ju risp ru dentie in zak e de L ager-onderw ijsw et, w el degelijk vastgelegd in de wet. W el v o eg d e hij eraan toe d at hij de 'strekking v a n discrim inatie' er niet in zag, 'an d ers zo u ik d eze am en d em en ten b ep aald niet aan v aard b aar achten1.48 O ver d it laatste aspect w aren de m en in g en echter ernstig verdeeld. Bij de stem m in g o v er h et eerste d oor Stokm an ing ediende am endem ent ('De gem een teraad k a n zich bij d e aanstelling van een leidster de bevoegdheid v o o rbehou den h a a r ingeval van huw elijk te o n tslaan ’) staakten de stem m en: 43 - 43. Een p a a r d ag en later, op 4 oktober 1955, w erd opnieuw gestem d: 46 kam erleden v e rk la a rd en zich tegen, 45 vóór het am endem ent. De voorstem m ers v a n dat m o m en t w a re n dezelfden als d e tegenstem m ers bij de m otie-Tendeloo, m et u it z o n d erin g v a n Krol die voor de m otie w as gew eest, m aar zich nu ook voor het a m en d em en t uitsprak. D aar Stokm ans eerste am endem ent w as verw orpen, trok hij zijn an d e re am en d em en t ('De akte v a n benoem ing kan de bepaling be vatten , d a t a a n een leidster ontslag k an w o rd e n verleend ingeval van huw elijk') in; hij zei d e K am er een o nnodige stem m ing te w illen besparen.49 De m otie-T endeloo w erd d oor h et zitten d e kabinet niet uitgevoerd. Bij de form atie v o o r h et volgende kabinet speelde zij een rol. Toen op een gegeven ogenblik K V P-voorm an R om m e de p o st v an m inister van B innenlandse Zaken kreeg aan g eb o d en , zag hij erv an af m et als belangrijkste a rg u m en t d a t hij de d o o r hem o n aan v aard b aar geachte m otie-T endeloo niet w ilde uitvoeren. In zijn fo rm atied ag b o ek schreef hij: 'Ik ben niet bereid, in eenig opzicht de v era n t w o ordelijkheid voor u itb reid in g van h et vervallen van het arbeidsverbod voor
Ibidem, p. 2045. Ibidem, p. 2046-2047. Ibidem, p. 2047-2049; vgl. Ruijters, 'Mag de gehuw de ambtenares blijven?', p. 12. H T K 1955-1956, p. 2086.
113
De politiek en rechtsgelijkheid van vrouwen (1955)
d e g e h u w d e am btenares op mij te nem en.’50 Zijn partijgenoot A.A.M. Struycken w as kennelijk een andere m ening toegedaan; hij w erd m inister van Binnen landse Z ak en in h et vierde D rees-kabinet en schafte, in novem ber 1957, d e o n t slagbepaling ten aanzien van g eh u w d e v ro u w e n af.51
Tot b eslu it V oor de voorvechters v an rechtsgelijkheid tussen m annen en vrouw en w as 1955 een belangrijk jaar. In d at jaar w erd en in de Tw eede K am er, na stevige d eb atten , tw ee m oties aangenom en die de regering aan spoorden m eer w erk te m aken van die rechtsgelijkheid, en w el in het bijzonder op het terrein v an de arbeid. In het voorjaar vond een kam erm eerderheid d at de N ederlandse rege ring alsnog V erdrag nr. 100 van de Internationale A rbeidsconferentie m oest ratificeren. Dit v erd rag sto n d invoering voor v a n het beginsel v an gelijke belo n in g v a n m annen en v ro u w en bij arbeid v an gelijke w aarde. In het najaar van 1955 sp rak een m eerd erh eid (nipt: 46 tegen 44 stem m en) zich uit vóór afschaf fing v an het arbeidsverbod voor de g eh u w de am btenares. De voorjaarsm otie lapte de regering aan h aar laars; p a s in 1971 zou N e d erlan d h et v erdrag inzake d e gelijke beloning ratificeren. De najaarsm otie w erd ook n iet uitgevoerd, m aar h a d w el op afzienbare tijd effect. Twee jaar n a aannem ing ervan w erd d e o n t slagbepaling voor g eh u w d e am btenaressen opgeheven. De arg u m en ten die in de debatten n aar voren kw am en, w aren in essentie te herleid en tot verschillende ideaalbeelden v an de sam enleving. V oorstanders v a n rechtsgelijkheid tussen m an n en en v ro u w en w ilden een m aatschappij w aarin de v ro u w ook b u iten h aar gezin een actieve rol kon spelen. Tegenstan ders w en sten een traditionele sam enleving waarbij 'het huis' het dom ein van de v ro u w w as en de w ereld d aarb u iten van de man. V rouw elijke p arlem entariërs speelden in de debatten een grote rol. V oor een kam erd eb at uit de jaren vijftig w as h et feit alleen al, dat de helft van de w o o rd v o erd ers v ro u w w as, zeer opm erkelijk. De hoofdrol w as w eggelegd voor Ten deloo, lid v an de PvdA -fractie. Zij d ien d e beide m oties in en bovendien w as zij het gew eest die, via een interpellatie, de kw estie van de g ehuw de am btenares op de agenda h ad gekregen. M aar u iteraard h a d d e n de m oties nooit een m eer derh eid b ehaald zonder d e steun v an m annelijke kam erleden. In 1955 zaten er im m ers w elgeteld slechts tien v ro u w en in de Kamer. H et is du s onjuist w at in d e lite ra tu u r w el w o rd t bew eerd over de tw eede m otie-Tendeloo, d a t deze dankzij h et 'eendrachtig voorstem m en van alle vrouw elijke kam erleden' w erd aan g en o m en .52 Z o n d er de - veel opm erkelijker - steun v a n vier confessionele
Geciteerd bij: A nneke Visser, A lleen bij uiterste noodzaak? De rooms-rode basis en hel einde van de brede basis 1948-1958 (A m sterdam 1986) p. 219; vgl.: F.J.F.M D uynstee, De kabi netsformaties 1946-1965 (D eventer 1966) p. 101. Koninklijk Besluit van 30 novem ber 1957, Staatsblad 1957, nr. 527. W .H . Posthum us-van der Goot en A nna d e W aal (red.), Van moeder op dochter. De maat schappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de franse tijd (N ijm egen 1977; reprint van 3 ' herz. d ru k 1968) p. 379; Els Blok, Loonarbeid van vrouwen in Nederland 1945-1955
114
Carla van Baaien
m annen, n a a st de stem m en van de voltallige PvdA -, VVD- en CPN-fracties, had de m otie h et noo it gehaald. O p v allen d , m aar overigens niet zo verw onderlijk, tot slot, w as het volgende. Ten eerste d a t de vrouw elijke kam erleden zich behoorlijk zelfverzekerd opstel den, o v e rtu ig d als zij w aren te strijden v oor een zó rechtvaardige zaak d at zij die hoe d a n ook, v roeg of laat, zo u d en w innen. En ten tw eede d at de debatten nooit 'persoonlijk' w erden: niem and van de vrouw elijke w oordvoerders ver w ees ooit n a a r zichzelf. Toch m oet het hen geraakt hebben dat zij daar als w er kende, en som s ook g ehuw de, vro u w en een levend voorbeeld w aren van het gew enste toekom stbeeld d a t zij schetsten.
(Nijmegen 1978) p. 124; vgl.: Anneke Linders, 'Vier fronten, één strijd' in: Paul Luykx en Pim Slot (red.), Een stille revolutie? C ultuur en m entaliteit in de lange jaren vijftig (Hilver sum 1997) p. 127-128; J. Bosmans had hier ook al op gewezen in: 'De politiek en de ar beid van de gehuw de vrouw in N ederland’, Spiegel Historiael 24 (1989) p. 470. 115
Recensies
AM ERIKANISERING V A N DE NEDERLANDSE POLITIEK?
Joop van H olsteyn en Galen A. Irwin red., D e wilde frisheid van limoenen. Studiën over politici in de ogen van kiezers (Leiden 1998) DSWO Press, ISBN 90 6695 137 0, 166 p., prijs: ƒ39,85. Jan Simons, Z ivevende kiezers & zappende kijkers. Politieke beeldvorming op televisie (Amsterdam 1998) A m sterdam University Press, ISBN 90 5356 285 0,149 p., prijs: ƒ29,50. Pieter Klein en Redmar Kooistra, W im Kok. H et taaie gevecht van een polderjongen (Amsterdam 1998) Prometheus, ISBN 90 5333 671 0, 253 p„ prijs: ƒ29,90.
L ijsttrekkers w in n en of verliezen verkiezingen, zo w illen partijen en m edia ons hoe lan g er h o e m eer d oen geloven. H u n u itstraling, h u n presentatie en niet zelden h u n uiterlijk z o u v an doorslag g ev en de betekenis zijn, niet zozeer de in h o u d v a n de boodschap. N aar A m erikaans voorbeeld lijken d e spindoctors h u n in tre d e te d o e n in de N ed erlan d se politiek: voorlichters die volgens cyni sche w a a rn e m e rs alles d o en behalve h et publiek zinnig voorlichten; m ed iad es k u n d ig e n d ie er een d ag taak aan hebben om bij de opiniem akers een zo gunstig m ogelijk beeld v a n h u n politieke b ro o d h eren te creëren.1 V erkiezingscam pag n es w o rd e n v o o r een belangrijk deel beheerst do o r in m arketingterm en d en k en d e cam pagneleiders. Politici w o rd e n als p ro d u c ten 'in de m ark t gezet'. Bolkestein en Kok v erteg en w o o rd ig en A -m erken, pak w eg BMW en O pel, terwijl De H o o p Scheffer eerd er geassocieerd w o rd t m et een kleurloze Japanse m id denklasser. E n m ev ro u w B orst...? W ie h et w eet m ag h et zeggen, w aarm ee haar falen als lijsttrekker v oor D66 afdoende zou zijn verklaard. M aar is d e b eeld v o rm in g over politici w erkelijk zo belangrijk en zo ja, w at v in d en de kiezers d a a r d a n van? H oe zien zij politici en hoe zien politici zich zelf? M et a n d e re w oorden: d reig t de A m erikanisering in d erd a ad in de N ed e r landse p o litiek toe te slaan? G aat het inm iddels in d e politiek w erkelijk om niet veel m eer d a n om de 'w ilde frisheid v a n lim oenen', zoals de titel van een b u n del stu d ie s v a n Leidse politicologen suggereert? En is het succes van technocra tische probleem o p lo ssers als W im Kok een sym ptoom v a n deze A m erikanise ring? De h ie r b esp ro k en boeken zo u d en h et an tw o o rd m oeten k u n n en geven. V oor zover d a t g ebeurt, zijn de an tw o o rd e n echter niet eenduidig. N ieu w is de a a n d ach t v oor de persoonlijke kw aliteiten van politici overigens allerm inst. In 1949 al b etiteld e h e t dag b lad De Tijd de KVP-leider C.P.M. R om m e als 'de v o o rm an , de generaal, de gew eldige (...) de jagerm eester, op w iens stem de m eu te de oren spitst, h et orakel d er partij'. En in 1959 zongen de KVP-
Leonard Orstein, 'Adviseren via manipuleren. Het geheimzinnige ambacht van de spin doctors', V rij Nederland, 6 juni 1998, p. 12-13. Letterlijk betekent de term: stemm ingm a ker; ook: paniekzaaier, onruststoker. 117
Recensies
ers o v er h u n leidsm an: 'Rom m e hier, Rom m e daar / Rom m e is presen t / R om m e is de k n ap ste m an / v a n h e t hele p arlem ent.'2 In h e t tussenliggende decen n iu m h a d d e n P vdA en KVP, zij h et nog voorzichtig, geprobeerd de v e r k iezingsstrijd te red u ceren tot een sim pele keuze tussen de p o p u laire kanonnen D rees en Rom m e, zo blijkt u it h e t historische overzicht v an Van H olsteyn en Irw in in De zvilde frisheid van limoenen. H et effect van die pogingen w as echter n ogal m arginaal; h et v erzuilde bestel liet electorale aardverschuivingen nog n iet toe. De perso o n v a n de politicus w erd pas echt belangrijk toen d at bestel in de jaren zestig op d e helling k w am te staan. De zw evende kiezer deed zijn in tred e en, n a a rm a te die zijn keuze langer uitstelt, krijgen persoonskenm erken v an d e politicus bij die keuze een g ro ter gew icht. N atuurlijk droeg ook het n ieu w e m assam ed iu m televisie d aaraan bij. De politicus kreeg letterlijk een g e zicht. H e t succes v an nieu w k o m ers als D66 en de Boerenpartij w as niet in d e laatste p la a ts te d an k en aan de p erso n en Van M ierlo en Koekoek. En de ARP sp o n g a re n bij h et Zijlstra-effect. Sindsdien ontw ikkelen verkiezingscam pagnes zich steed s m eer tot duels tussen lijsttrekkers: Den Uyl versus Van A gt respec tievelijk W iegel en N ijpels, of Lubbers contra Kok. En zo ziet h e t electoraat het ook, zeker n u de ontideologisering v an de politiek in alle hevigheid toeslaat. Zelfs d e m eest recente cam pagne, volgens velen de saaiste van de laatste d e cennia, sto n d in h et teken v an p ersonen o m dat de kiezer zich liet m eeslepen in de su g g estie d a t hij niet zozeer de T w eede Kam er koos, als w el de m inister presid en t. De v ra a g blijft w aarom de ene politicus d a n sym pathieker en v ertro u w e n w e k k en d er w o rd t g evonden d a n de ander. W aaraan ontleent hij zijn eventuele charism a? R ieneke Enzlin concludeert voorzichtig in h a ar artikel over het ui terlijk v a n politici in de ogen van de kiezer d at het bij de ’persoonseffecten' in ied er geval n iet alleen om 'de w ilde frisheid van lim oenen' gaat. H et uiterlijk v an de politicus is v oor de kiezer niet onbelangrijk, m aar h et is geen op zichzelf sta a n d e factor. V errassend genoeg lijkt de m ening over het uiterlijk e erd er een afgeleide v a n h et totaalbeeld d a t m en al van een politicus heeft (zijn op tred en , k a ra k te r en politieke stellingnam e bijvoorbeeld) dan om gekeerd. D at neem t niet w eg d a t h e t uiterlijk van de politicus w el degelijk invloed heeft op d e b e oord elin g v an de p erso o n in kw estie, zo blijkt u it de studie van H enk-Jan Jan sen en Joop v a n H olsteyn in hetzelfde boek. M aar d a n gaat h et vooral om de eerste in d ru k d ie een nog onbekend politicus m aakt, dus no g v o ordat d e kiezer zich een totaalbeeld heeft kun n en vorm en. 'You never get a second chance to m ake a first im pression', lu id t een b ekende reclam eslogan, die am bitieuze b e g in n en d e politici kennelijk serieus zo u d en m oeten nem en. D eze bev in d in g en w o rd e n b ev estig d in h e t artikel van R onald H endriks en Frits M eijerink, die laten zien d a t kiezers in staat en bereid zijn de politieke k leu r van h u n onbe ken d e politici te d u id e n op basis v an h u n uiterlijk. De stereotiepe beelden van de w at m orsige, bebaard e sociaal-dem ocraat en de zorgvuldig zijn em bonpoint k o esteren d e liberaal in driedelig grijs leiden een taai bestaan. In h o ev erre die
Jan Joost Lindner, 'De knapste man van het hele parlement', de Volkskrant, 3 juni 1998. 118
Recensies
clichés o v ereen stem m en m e t d e w erkelijkheid, laten de onderzoekers overigens in h et m id d en . O ok al g a a t h et in De wilde frisheid van limoenen no g m aar om verkennende o nderzoeken, toch b ied t h e t b oek w el degelijk een tegenw icht tegen de om zich heen g rijp en d e an g st v o o r de A m erikanisering van d e N ed erlan d se politiek. In ieder geval m aak t h e t aannem elijk d a t de relatie tussen persoonskenm erken v an politici en de p o litieke v o o rk eu r van kiezers aanm erkelijk subtieler en in gew ik k eld er is d a n w el w o rd t gesuggereerd. Politici d o e n er w elisw aar goed aan rek en in g te h o u d e n m et h e t feit d a t uiterlijk deel uitm aakt v an het beeld d at van h e n bestaat, en zek er m oeten zij w aken voor een discrepantie tussen de inhoud en d e v e rp ak k in g van h u n boodschap, m aar van doorslaggevende be tekenis lijken p e rso o n sk en m erk en in de N ederlandse politiek (nog) niet te zijn. D at politici zich van een en an d er bew ust zijn, m ag blijken uit de even boei en d e als slo rd ig u itg eg ev en 3 stu d ie Zwevende kiezers & zappende kijkers v a n de A m sterdam se com m unicatiew eten sch ap p er Jan Simons. Zijn analyse van p o li tieke p ro p ag an d afilm s sin d s de jaren vijftig sluit overigens m eer aan bij de p e s sim istische to ekom stscenario's d a n de Leidse bundel. O ok al m ag het in Si m ons' o g en to t n u toe nogal m eevallen m et de A m erikanisering v an de N ed e r landse politiek, al w as h e t m aar o m d at politieke partijen hier te lande slechts over b e p erk te cam p ag n eb u d g etten beschikken, toch lijkt er een onom keerbare trend te zijn ingezet in d e richting v a n vervlakking v an de politieke com m uni catie: de in houdelijke d im ensie v an de boodschap gaat steeds m eer ten koste van d e persoonlijke. N atuurlijk w ijst o ok Sim ons op h et feit d a t politieke partijen, die in de jaren vijftig nog k o n d e n v o lstaan m et h et prek en voor eigen parochie, m et de o n t zuiling en de o p k o m st v a n de zw evende kiezer m oesten overgaan op andere strategieën. Die o ntw ikkeling lijkt zich alleen m aar te intensiveren, zeker na het ein d e v a n d e polarisatie in de N ed erlan d se politiek. N u sociale klasse of le vensbeschouw elijke o v ertu ig in g hoe langer hoe m in d e r als de basis voor poli tieke v o o rk eu ren k u n n e n w o rd en beschouw d, zullen de grote partijen zich in toenem ende m ate tot catch-all- partijen gaan ontw ikkelen: partijen die zich rich ten op een zo b reed m ogelijke groep v an kiezers, z o n d er onderscheid naar klas se, lev ensbeschouw ing of m aatschappelijke belangengroep. M aar m et het einde van de 'grote politieke verhalen' zal h et v oor partijen ook m oeilijker w o rd en zich o p inhoudelijke g ro n d e n v an de concurrentie te onderscheiden. De keu zem ogelijkheden tussen substantieel verschillende p artijprogram m a's is inm id-
Behalve soms slecht lopende zinnen, leiden ook te veel regelrechte fouten de aandacht van de lezer af. Zo heet het op p. 11: ’Het lot van oud-fractievoorzitter van het CDA Heerma is al eerder gememoreerd.' De naam Heerma is in het voorafgaande echter niet gevallen. Dat de naam van de voormalige bondscoach van het N ederlands voetbalelftal, Frantisek Fadrhonc, w ordt verhaspeld tot Fahrdonc (p. 98), is nog te begrijpen (sprak Rinus Michels niet consequent en superieur-neerbuigend van 'de heer Farendonk'?). Maar ook heet Gerrit-Jan Wolffensperger hier Wolfensberger, de Socialistische Partij So cialistisch Partij (beide p. 13) en Claus von Amsberg Claus von Amsbergen (p. 88). De typering 'de gladde tekkel' voor Norbert Schmelzer tenslotte w ordt niet aan Wim Kan maar aan Wim Sonneveld toegeschreven (p. 80). 119
Recensies
dels al b e p e rk t d o o r d e consensus over een neo-liberale politiek. Sim ons laat d a n ook o v ertu ig en d zien d a t d e m od ern e politieke propagandafilm n iet langer een inhoudelijke politieke boo d sch ap com m uniceert. O f hij appelleert aan een 'lifestyle-gevoel' ('Vrijheid is d e d in g en doen die je zelf w ilt', zoals een VVDsp o t de k iezer w ilde d o en geloven), of hij refereert aan d e v ertro u w en w ek k en d e p erso o n seig en sch ap p en van de politieke leider, de held die het land voor d reig en d e ram p sp o ed zal behoeden. H ierm ee doet zelfs het verschijnsel negative cam paigning in N e d e rla n d zijn intrede: niet de eigen boodschap is van b e lang, m a a r h et in een n egatief daglicht plaatsen van d e politieke tegenstander. O f h e t electoraal allem aal veel zo d en aan de dijk zet, is vers tw ee - op grond van d e h ierboven b esp ro k en politicologische studies ben ik geneigd daar vraag tek en s bij te p laatsen - m aar h et lijkt er sterk op d a t politieke partijen geen an d ere keus m eer hebben. Sim ons neigt d an ook naar de o p v attin g d a t h et ver lies aan politieke inhoudelijkheid geen gevolg is van de A m erikanisering, m aar dat de A m erik an iserin g v an de politiek juist een gevolg is v an het verlies aan inhoudelijkheid. Toch p la a tst Sim ons bij die conclusie één belangrijke kanttekening. De A m e rik an iserin g van h et politiek bedrijf is niet alleen een gevolg v a n verlies aan p o litieke inhoudelijkheid. H et verschijnsel heeft ook alles te m aken m et v e ra n d e ringen in h et m ed ialan d sch ap , d a t evenzeer, of m isschien nog w el sterker dan de politiek, aan A m erikanisering ond erh evig is. In de jaren zestig, toen de kij ker n og m aar over tw ee televisienetten beschikte, w as h e t n iet ongebruikelijk d at een politieke boo d sch ap zo n d er enige franje g ed u ren d e tien m inuten b reed v o erig d o o r een talking head aan de consum ent w erd m eegedeeld. T egen w o o rd ig m o et d e politieke sp o t zich echter staande h o u d en in het gew eld van tientallen al d a n niet com m erciële zenders, die alle een beroep doen op de aan dacht v an de z a p p en d e kijker. Bovendien lijkt de tijd n iet m eer ver d at het z w a a rte p u n t in de politieke com m unicatie verschuift van d e free publicity van televisiejournaals en actualiteitenrubrieken naar de paid publicity: gekochte zendtijd bij com m erciële stations. D an zal ook de N ed erlan d se kiezer kennis m aken m et de politieke com m ercial die nog slechts een im ago distribueert, een im ago d a t enkel nog is gebaseerd op affectieve identificatie en d e persoonlijke eigensch ap p en van de v oor een partij gezichtsbepalende politici. Een algehele A m erikanisering van de N ed erlan d se politiek zou d a n nog slechts k u nnen w o rd en teg en g eh o u d en d o o r d e b eperkingen van het N ed erlan d se partijsysteem en h e t kiesstelsel en d o o r de beperkte ruim te die de N ed erlan d se om ro ep w et aan politieke partijen bied t voor paid publicity, zo m eent Simons. Alles w ijst er d u s op d at politieke iconen, als het aan de partijen zelf ligt, hoe langer h o e m eer het beeld g aan bepalen. In de P vdA -verkiezingscam pagne van 1994 v o rm d e bijvoorbeeld een tw ee m in u ten d u ren d e bio pic van W im Kok het hoogtep u n t: geen politieke boodschap, m aar een p o rtret van de degelijke en v ak bekw am e sociaal-dem ocratische partijleider van eenvoudige kom af die het tot m inister v an Financiën heeft geschopt zo n d er zijn roots te verloochenen en die in staat m oet w o rd en geacht de b ru g te slaan tussen d e traditionele sociaal dem ocratische kiezers en de electoraal interessante m iddenklasse. H ier w o rd t de licht hagiografische toon aangeslagen, die aan verkiezingsspots h u n be staansrecht verleent, m aar die elders al snel irritatie w ekt. Z eker in de onafh an 120
Recensies
kelijke jo u rnalistiek, d ie juist een d a m zou k u n n en o p w erpen tegen de A m eri kan iserin g d o o r de inform atie achter de verkiezingsspot te bieden, luchtballons d o o r te p rik k e n en p latte im ago's v a n accenten te voorzien. In de 'journalistieke karak tersch ets' W im Kok. H et taaie gevecht van een polderjongen van de h a n d van de Algemeen D agb/ad-journalisten P ieter Klein en R edm ar Kooistra, een boek w aa rv a n d e belangrijkste kw aliteit is d at h et leest als een trein, is dat niet ge lukt. Veel n ieu w s b ev at h et niet over d e p rem ier die aanm erkelijk p o p ulairder is d a n zijn partij. En hoew el Klein en K ooistra w einig op lijken te hebben m et de schaam teloze w ijze w aaro p d e P vdA -strategen gebruik m aken van Koks im ago en h e t 'product-K ok' profileren, lopen zij m et open ogen in de zo rg v u l d ig g eplaatste val: zij slagen er niet in v o ld o ende afstand te nem en van h et door de m annetjesm ak ers gecreëerde beeld. O p de eerste p ag in a v an h et boek v o ert W im Kok al een 'persoonlijke strijd om v ertro u w en ' in een 'titanengevecht' m et Frits Bolkestein. D e eenvoudige 'tim m erm anszoon' (een kw alificatie die volgens Van Dale in de regel w o rd t ge reserv eerd v o o r een m instens zo eenv o u d ig e tim m erm anszoon uit N azareth) 'heeft veel te w in n en en veel te verliezen'. 'Hij snakt n a ar (een) politieke en p e r soonlijke triom f.' M aar, zo blijkt gaan d ew eg , 'de sobere rentm eester van links', die ook n o g eens de 'vaderlijke rol v a n staatsm an' m et verve speelt, v o ert de strijd m et faire m iddelen. W ant hij is een 'o n d erh an d elaar in optim a form a', die er zelfs in slaagt voordeel te putten u it zijn gebreken. H oew el Kok bijvoorbeeld altijd d o o r o n zek erh eid w o rd t geplaagd, is hij d aard o o r 'behoedzaam , vo o r zichtig, hij tast af w a t de m ogelijkheden zijn, w aar d e o n d erh an d elin g sru im te zit, w at h e t resultaat zou kunnen zijn w aarm ee alle partners, hijzelf incluis, th u is k u n n e n k o m en ’. En d at niet alleen in N ederland. 'Even bellen m et Helm ut, m et M ad rid , Rom e of Stockholm ' is v oor W im Kok inm iddels 'de g ew o o n ste zaak v a n de w ereld gew orden'. En zo v o o rt en zo verder. Toegegeven: onjuist zijn deze observaties natuurlijk niet. M aar h et strijklicht, d a t de n u ances in h e t beeld zichtbaar zo u kunnen m aken, w o rd t vaak node gem ist. V oor zov er Kok fouten m aakt, lijdt zijn gezag d a ar volgens de au teu rs niet onder. En zelf aan v a a rd en zij K oks gezag ook kritiekloos. N atu u rlijk h e r inneren zij d e lezer eraan d a t Kok b ek en d staat als een hu m eu rig m an, die m aar m oeilijk m et kritiek overw eg kan, m aar m eteen w o rd t de prem ier in staa t ge steld d a t beeld zelf te corrigeren. Hij h o u d t n iet van 'geneuzel vanaf de zijkant' en: 'Ik heb v o ld o en d e kritiek op m ijzelf - al zal niet iedereen d at m eteen aan mij afzien.' F ra p p a n t is d e overeenkom st m et W illem Drees, die ook overgevoelig w as v oor kritiek als de geoliede besluitenm achine, w aaraan hij zo graag leiding gaf, haperde: 'Ze zeggen w el eens d a t ik nooit een fout erken, m aar d at is zö onjuist. Zij verw ijten mij fouten die ik n iet heb begaan, of dingen die ik n iet als fout beschouw ', zo k laagde Drees eens.4 En er zijn natuurlijk m eer o v ereen k om sten tussen de 'w eth o u d er van N ed erlan d ', D rees, en de 'boek h o u d er van BV N ed e rla n d ', W im Kok, zoals K lein en K ooistra terecht constateren. Als zij terlo o p s en m et gevoel voor u n d erstatem en t opm erken d a t 'Kok zich niet m et
Frits Huis en René Steenhorst, Bij monde van W illem Drees. Levensschets van een groot N e derlander (Utrecht en Antwerpen 1985) p. 87. 121
Recensies
o v ergave bew eegt op het terrein v an de politieke theorie' o m d at hij m eer geïn teresseerd is in concrete oplossingen, geldt dat ook voor Drees, die zijn m arxis tische klassieken overigens wel degelijk kende, m aar er in de dagelijkse praktijk niet m ee uit de v oeten kon. Kok en D rees delen echter ook dezelfde in d ru k w ekkende kw aliteiten. Zij staan bekend als bestu u rd ers van groot form aat, g e d rev en probleem oplossers, b ru g g en b o u w ers bij uitstek, grootm eesters van de typisch N ederlandse consensuspolitiek. En zij slaagden er allebei in van de P ar tij van de Arbeid een n atuurlijke regeringspartij te m aken op een m om ent d at d a t in h et geheel niet vanzelfsprekend was. H et is jam m er d at Klein en K ooistra de voor de h a n d liggende vergelijking n iet hebben doorgetrokken. H et zou h u n in de gelegenheid hebben gesteld het beeld v an Kok w at te nuanceren. Is Kok niet veel k w etsbaarder dan in dit boek w o rd t gesuggereerd, o n d er an d ere om d at hij zo w einig visie tentoonspreidt? N et zoals Drees, die bijvoorbeeld nauw elijks geïnteresseerd w as in politieke v ern ieu w in g in naoorlogs N ed erlan d , niets zag in de politieke eenw ording van E uropa en m aar w einig begreep v a n h et dekolonisatieproces in Indonesië. Is K ok d aard o o r niet k w etsbaar in het deb at m et opponenten van het kaliberBolkestein? Is Kok ook niet k w etsbaar o m dat hij m aar moeilijk m et kritiek o verw eg kan, w eer n et zoals Drees, die v ooraanstaande partijgenoten als Van d er Goes van N aters d a a rd o o r definitief van zich verw ijderde? Is Kok zelfs niet kw etsb aard er d a n Drees o m d at hij o n d er het m otto 'w erk, w erk en nog eens w erk ', de neiging heeft tot h et form eren van 'single-issue'-kabinetten, w aaraan de b estaansgrond bij a an h o u d en d e econom ische groei zou k u n n en ontvallen? School er niet een kern van w aarh eid in de kritiek op de regeringsverklaring en de eerste m iljoenennota v an h et kabinet-K ok II, d at het zulke fantasieloze d o cu m enten w aren om d at de p rem ier de in d ru k w ekte dat N ederland zo goed als af was? Is Kok tenslotte niet k w etsb aard er dan D rees o m dat zijn im ago in hoge m ate d oor derden is gecreëerd, terwijl D rees in de loop der jaren in talloze boe ken en v raaggesprekken zo rg v u ld ig zijn eigen 'im agebuilding' heeft geregis seerd? O p al deze vragen krijgt de lezer v an W im Kok. H et taaie gevecht van een pol derjongen geen antw oord. Langs indirecte w eg krijgt hij w el a n tw o o rd op de v raag of het succes van W im Kok een sym ptoom is van de A m erikanisering v an d e N ederlandse politiek. H et antw oord lu id t volm ondig: ja, net zoals het boek d a t over hem is geschreven. Jan Ram akers
122
Recensies
WILHELMINA-BIOGRAFIE Cees Fasseur, W ilhelm ina. De jonge koningin (Amsterdam 1998) Balans, ISBN 90 5018 503 3, 647 p., prijs: ƒ 59,50.
De W ilhelm ina-biografie v an Cees Fasseur is een bestseller. Vrijwel m eteen na h et v erschijnen v an de eerste d ru k m oest al een tw eede uitgave op d e m arkt w o rd en gebracht. N u k u n n en publicaties over h et koningshuis in N ederland altijd w el o p p o p u lariteit rekenen, m aar in dit geval w as er toch beslist m éér aan leid in g v o o r succes d an louter en alleen het o nderw erp. De au teu r kon n a melijk in d e eerste p laats beschikken over uniek bronnenm ateriaal. Fasseur kreeg to estem m in g z o n d er restricties het K oninklijk-H uisarchief te raadplegen en hij h eeft d a a rv a n d an k b aar gebruik gem aakt. Een trouvaille bleek bijvoor beeld de in ten siev e co rrespondentie die de jonge W ilhelm ina tot aan haar troonsbestijging in 1898 o nderhield m et h a a r Engelse kinderm eisje, vanaf het m om en t d a t d eze M iss W inter in 1896 N ed erland verliet. Die brieven, w aarin de k ro o n p rin ses gedetailleerd verslag d oet v an het leven aan het hof, w erd en in 1967 d o o r tu ssen k o m st van de N ed erlan d se am b assadeur in L onden aange kocht. 'Z eld en w erd een guinea d o o r een N ederlandse diplom aat beter be steed!’, m e rk t F asseur terecht op. (p. 152) In 1899 begon W ilhelm ina een even d ru k k e en ev en inform atieve briefw isseling m et h aa r m oeder over zaken w aa r zij als k o n in g in m ee te m aken kreeg. W ilhelm ina vernietigde de brieven die zij v an E m m a o n tv in g (zoals ook de correspondentie tussen h aa r en haar echtge noot aan h a a r 'ongelukkige o p ruim w oede' ten prooi viel) m aar Em m a heeft de (h o n d erd en ) aan h a a r gerichte brieven keurig bew aard. H et is ech ter n iet alleen het bronn en m ateriaal d a t dit boek zo bijzonder m aakt. F asseur h eeft ook een v aardige p e n om d at m ateriaal tot leven te w ek ken. Hij schrijft h eld er en steeds terzake. Al m et al slaagt hij erin een duidelijk beeld te schetsen v an een v ro u w m et goede karaktereigenschappen (plichtsbe sef, w erk k rach t en een vlug v erstand) en m in d er geschikte trekken (ongeduld, o n v o ld o en d e ontw ik k eld relativeringsverm ogen en te absoluut in haar o o rd e len). F asseur v ertelt zijn verhaal m et veel gevoel voor hum or. Bij een v an de vele stad srijto eren v an de koningin signaleert hij d a t het publiek geestdriftig reag eerd e en hij v o eg t d aar tussen haakjes droog-kom isch aan toe: ’(...) h e t p u bliek is bijna altijd heel geestdriftig in d it boek, m aar h e t is n u eenm aal niet an ders'. (p. 231) Dit soort verfrissende ironische terzijdes zijn legio. Soms verslikt de a u te u r zich e r echter een beetje in, zoals w anneer hij de enthousiaste ste u n betu ig in g en v a n u it de provincie (o.m. in Friesland) beschrijft na de m islukte greep n a a r d e m acht v an de socialistische v oorm an P.J. Troelstra in novem ber 1918: 'H oe v e rd e r w eg v an Den H aag, des te tro u w er o n derdaan.' (p. 546) D at klinkt fraai. M aar enkele bladzijden v e rd e r blijkt d a t W ilhelm ina aan het eind van die b ew o g en novem b erm aan d bezoeken aan de socialistische bastions 123
Recensies
L eeuw arden en G roningen m oest afzeggen uit angst voor ongeregeldheden. H oe d a t ook zij, de enthousiaste ontvangst die het boek, ook in de pers, ten deel viel is alleszins v erdiend. Toch zijn er enkele kanttekeningen bij d it boek te m aken. A llereerst over d e o p v allen d e o m vang ervan. Dit kloeke boekw erk is nam elijk niet de volledige biografie v an koningin W ilhelm ina. H et is slechts het eerste deel en bestrijkt het tijdvak v a n W ilhelm ina's geboorte tot en m et de revolutionaire novem berm aan d v an 1918. In h et tw eede deel (dat is aangekondigd voor 2000) zal vooral de T w eede W ereldoorlog, W ilhelm ina's fin e st hour, centraal staan. O nw illekeu rig gaan de gedachten u it n aar w at Lytton Strachey schreef over dikke biogra fieën in het v o orw oord v an zijn b eroem de E m inent Victorians: 'Those two fat volum es, w ith w hich it is o u r custom to com m em orate the d ead - w ho does not k n o w them , w ith their ill-digested m asses of m aterial, their slipshot style, their tone of ted io u s panegyric, their lam entable lack of selection, of detachm ent, of desig n ?'1 N u is er bij Fasseur absoluut geen sprake van een onverteerde brij van inform atie, van een slechte stijl of van lage vleierij. M aar zijn rechtvaardiging v o o r de om vang van zijn biografie - d oor te w ijzen op 'W ilhelm ina's lange le v en en de lengte v a n h aar regering die een halve eeuw om spant, van 1898 tot 1948' (p. 9) - overtu ig t toch niet helem aal. W ant som s d reig t de lezer door de rijkdom v a n alle details d e grote lijnen u it het oog te verliezen. W as het bij v o orbeeld nod ig alle docenten die W ilhelm ina in h a ar jeugd gehad heeft zo u itg eb reid te p ortretteren? O ok bij dergelijke details toont de a u teu r evenw el zijn schrijfvaardigheid. De leraar D uits E.F. K ossm ann, bijvoorbeeld, gold als een k nap m aar som s enigszins verstrooid docent. Bij d e inhuldigingsfeesten v an 1898 schonk hij het aan h em en an d ere leraren van W ilhelm ina toegezon d e n (uiteraard persoonlijk bedoelde) toegangsbew ijs aan zijn dienstbode, die zo m e t h a a r v riend d e d ag v an h a a r leven had. (p. 126) Dergelijke details zijn on vergetelijk, m aar h et is de v raag of ze b ijdragen to t een beter begrip van Fasseurs stelling d a t W ilhelm ina (in de korte tijd die h a ar d aarv o o r v erg u n d w as — al op achttienjarige leeftijd zou zij im m ers de troon bestijgen) zo zorgvuldig m ogelijk op h a a r taak w erd voorbereid. H ierm ee h o u d t n au w v erb an d h et tw eede opvallende p u n t, nam elijk de m anier w aaro p de a u te u r zijn probleem stelling uitw erkt. C entraal in deze biografie z o u staan de v raag 'w elke invloed h a d W ilhelm ina op d e politieke b eslu itv o r m in g in de halve eeu w w aarin zij koningin w as?' (p. 12) Voor een zorgvuldige b ean tw o o rd in g van deze v raag w as h et volgens Fasseur evenw el óók nodig achter h e t staatshoofd de privé-persoon te zoeken. D at is een terechte aan v u l ling o m d at h et p rivé-leven v an d e koningin ongetw ijfeld van invloed is ge w eest op h aar sta a tk u n d ig functioneren. M aar w anneer m en het boek ter hand n eem t blijkt d at slechts acht van de 24 h o o fd stukken de landspolitiek betreffen! D at zo'n groot deel v an d it boek gew ijd is aan W ilhelm ina’s privé-leven is
l 124
Lytton Strachey, E m inent Victorians. Cardinal M anning; Florence Nightingale; dr. A rnold ; general Cordon (vierde druk; Londen 1929) p. viii.
Recensies
w aarschijnlijk h e t gevolg v a n h et feit d a t Fasseur zulk m ooi bronnenm ateriaal o n d er h a n d e n had . H et levert in elk geval prachtige hoofdstukken op over W il h elm ina's jeugd en huw elijk. O p o v ertu ig ende wijze m aakt de au teu r korte m etten m e t de m y th e die W ilhelm ina zelf in haar m em oires over haar jeugd in het leven heeft g eroepen, nam elijk d at zij zou zijn opgegroeid in een beklem m en d e 'kooisfeer' v a n het strenge hofprotocol. 'In de tijd w aarin W ilhelm ina die d ru k h et m eest m o et h ebben gevoeld, zo tussen haar tiende en tw intigste le vensjaar, h eeft zij er in elk geval geen u itd ru k k in g aan gegeven. Zij m aakte als adolescente een vrolijke en o p g ew ekte in d ru k', aldus Fasseur. (p. 102) O ok de ho o fd stu k k en o v er h a a r - aanvankelijk hechte, pas later verslechterende - h u w elijksleven m et p rin s H en d rik zijn bijzonder de m oeite w aard. Bij deze hoofd stukken steekt h et deel over W ilhelm ina's rol in de landspolitiek een beetje bleek af. V oor F asseur viel h ier natuurlijk niet zoveel eer te behalen om dat veel al b ek en d w as. In de eerste p laats dankzij de m em oires van m inisters als W.H. de B eaufort en jhr. B.C. de Jonge. O ok verschenen er inm iddels enkele g ed e tailleerde historische studies over de eerste tw intig jaar van haar bew ind, on d er m eer v a n G. Puchinger. Zo w isten wij al d a t de koningin een grote belangstel ling h ad v o o r h et defensiebeleid en er niet voor terugschrok haar m ening h ie r over aan de verschillende kabinetten kenb aar te maken. O ok W ilhelm ina's v u rig streven n a a r sterke extrap arlem en taire kabinetten in plaats van 'partijm inisteries’ w as bekend. H etzelfde g eld t v oor de zw are conflicten m et het kabinetC ort v an d er L inden vooral in h et laatste jaar van de Eerste W ereldoorlog (on d er m eer over h e t ontslag van o p p erbevelhebber C.J. Snijders d a t W ilhelm ina tegen de zin v a n h e t kabinet w ist te verhinderen). Fasseur beschrijft een en an d er v an u it het gezich tsp u n t van W ilhelm ina. Zijn oordeel is streng. Hij conclu d eert d a t W ilhelm ina bij tijd en wijle h aar grondw ettelijke bevoegdheden en beperk in g en u it h et oog verloor, vooral w aar zij adviezen inw on bij aan de m i nister o n d erg esch ik te am bten aren of o u d-am btenaren achter zijn ru g om. O ver d e conflicten m et C ort van d er L inden zegt hij: 'Het staatshoofd had w ijzer m oeten zijn. H et kabinet h ad beter lot verd iend dan dit afscheid in m achteloze onm in.' (p. 528) M aar vergeleken bij h e t deel over het privé-leven bieden deze h o o fd stu k k en toch w einig nieuw s. Een d e rd e k an ttek en in g bij d eze biografie betreft de positie van de m onarchie in N ed erlan d in het algem een en h et p restige van W ilhelmina in het bijzonder. Fasseur gaat er m in of m eer v a n u it d a t er altijd in brede lagen van de bevolking een traditionele O ranjegezindheid heeft bestaan. Op p. 108 schrijft hij: 'D at de m onarchie bij h e t volk u it de gratie zou zijn geraakt en dat Em m a's op tred en h aar heeft "gered", is een vaak geho o rd e m aar nooit bew ezen stelling.' N u heeft ook C.A. Tam se er in 1980 al op gew ezen d a t zelfs het w einig positieve o p tre d en v an d e im m er d w arslig g en d e koning W illem III de liberale regeringspartij tot n u t strek te o m d a t zij de (vaak o n d er d ru k verkregen) koninklijke instem m ing m et h a a r besluiten gebruikte om de eigen legitim iteit in het land te v e r
125
Recensies
sterken.2 M aar Fasseur signaleert n ota bene zelf ook bijvoorbeeld (op p. 75) d at d e scherpzinnige De Beaufort in 1884 in zijn dagboek no teerd e dat het huis van O ranje 'zeer g edaald' w as in de opinie van het volk; h a d h e t volk zich niet o n verschillig g etoond over de d o o d v an de laatste kroonprins, Alexander? Fas seu r geeft op enkele plaatsen in algem ene term en aan w at d e betekenis w as van de m onarchie o n d er W ilhelm ina ('van oudsher d e u itd ru k k in g van de eenheid v a n de n atie’), (p. 35) Elders w ijst hij erop d at zelfs de socialisten de strijd tegen de m onarchie n iet a a n d u rfd e n uit angst kiezers af te schrikken (p. 76). M aar w aar n u precies h e t p restige v a n O ranje in W ilhelm ina's tijd op berustte, laat de a u te u r jam m er genoeg in h et m idden. W aarom tolereerden d e verschillende m inisteries in de jaren 1898-1918 h et vaak lastige en standvastige o p treden van W ilhelm ina? O nverk laard blijft overigens ook de plotselinge kentering die Fas seu r aan h et eind v an zijn boek signaleert in W ilhelm ina's h o u d in g inzake de regeringspolitiek: 'Na de n o v em b erm aan d v an 1918 zou het koningschap in N e d erlan d nooit m eer h etzelfde zijn als h e t voor d a t jaar w as geweest. (...) H et ingrijpen in de landspolitiek, d a t zij zich v oor 1918 zo vaak had geperm itteerd, b eh o o rd e na 1918 w elisw aar n iet geheel tot het verleden m aar w as toch vo o rtaan duidelijk van zijn scherpe kanten ontdaan.' (p. 565) D eze k anttekeningen n em en niet w eg d a t Fasseur een w elisw aar dik, m aar boeiend boek schreef. U w recensent v erh eu gt zich op het tw eed e deel. Jan-W illem Brouw er
2 126
C.A. Tamse, 'Plaats en functie van de Nederlandse monarchie in de negentiende eeuw ’ in: C.A. Tamse (red.), De monarchie in Nederland (Amsterdam 1980) p. 125-126.
Recensies
DE ERFLATERS VAN LUBBERS Ruud Lubbers, G eloof in de sam enleving. Christen-democratie in drie generaties: R uijs, Klompé, Lubbers (Nijmegen 1998) Valkhof Pers. ISBN 90 5625 037 x, 135 p.
T w aalf jaar aan h et roer v an h et schip van staat w as m isschien toch iets te veel van h et goede. 'Politiek is een b ed erv en d vak. H et is soppig en trekt je n aa r d e form atie', b ekende R uud Lubbers aan h et einde van zijn d erd e term ijn als m i n iste r-p re sid e n t van de NV N e d e rla n d .1 In 1994 trok Lubbers zich terug voor bezinning: n a jaren de no nonsense te hebben gepropageerd ging hij in stilte op zoek n a a r d e sense of it all. W ie h o o p te d a t Lubbers die periode v a n bezinning zo u h eb b en b e n u t voor het (laten) schrijven van een (auto)biografie, zal bij het verschijnen, begin d it jaar, v an Geloof in de samenleving. Christen-democratie in drie generaties: Ruijs, Klompé, Lubbers enigszins zijn teleurgesteld. H et boek bevat w elisw aar autobiografische elem enten, m aar is bovenal een po g in g om de grote lijnen te schetsen van de ontw ikkeling v an het katholieke/christen-dem ocratische ged ach teg o ed binnen de N ederlan d se sam enleving in de tw intigste eeu w .2 Z oals de o n d ertitel al aangeeft geschiedt dit aan de hand van drie p o li tieke levensverhalen. L ubbers beschrijft de drijfveren van de tw ee katholieke politici d ie hij als zijn politieke erflaters beschouw t: C harles Ruijs de Beerenbrouck en M arga Klom pé en hij blikt teru g op w at hem zelf heeft b ew ogen bij zijn politiek handelen. In een slothoofdstuk overziet hij h et postLubberstijdperk: w at te d en k en v an h e t (eerste) paarse kabinet en w aar(voor) staat de christen-dem ocratie v an de vierd e generatie? De b en o em in g van Ruijs in 1918 tot de eerste katholieke m inister-president v a n N e d e rla n d w as een m ijlpaal in h et katholieke em ancipatieproces. Lubbers ty p eert Ruijs als een vrom e, bescheiden katholiek, sociaal voelend en d em o craat in h a rt en nieren en b ovendien begiftigd m et het verm ogen tegenstellin gen te o v erb ru g g en , hetgeen er toe bijdroeg d at hij bijna elf jaar h e t m inisterp re sid en tsch ap zou vervullen. Lubbers, die in 1982 in de voetsporen van Ruijs trad, zou overigens d at record m et ru im een jaar overtreffen. O ok K lom pé te k en d e v oor een p rim eu r d o o r in 1956 de eerste vrouw elijke m inister van Ne-
H P /D e Tijd, 12 november 1993.
De publicatie is totstandgekomen op basis van gesprekken tussen Lubbers en de histori ci Ben Boersema, Theo Brinkel (Wetenschappelijk Instituut CDA) en Jan Roes (Katholiek Documentatiecentrum Nijmegen). Zij zijn ook verantwoordelijk voor de beknopte bio grafieën waarmee de drie hoofdpersonen in het boek w orden geïntroduceerd. Als au teur w ordt echter Lubbers opgevoerd. Zo ook in deze recensie. Het boek is de eerste in een reeks van uitgaven waarin de bijdrage vanuit katholieke kring aan het christen democratisch erfgoed zal w orden gedocumenteerd, verschijnend onder de titel 'Credo Pugno', naar de lijfspreuk van H. Schaepman, grondlegger van de katholieke staatkun de in Nederland. 127
Recensies
d erlan d te w orden. H aar n aam zal u iteraard verbonden blijven m et d e Bij stan d sw et, h e t v an g n et o n d er de verzorg ingsstaat die zij hielp opbouw en. M et n am e h a a r interesse in de ethische dim ensie van de politiek en haar z o rg om gerechtigheid en solidariteit blijkt voor Lubbers een inspiratiebron te zijn g e w eest. L ubbers w ijdde aan beide politici al e erd er afzonderlijke beschouw in gen.3 N u zijn de bijdragen achter elkaar g eplaatst en aangevuld m et zijn eigen erv arin g en , w a a rd o o r in vogelvlucht een kleine eeuw christen-dem ocratie aan d e lezer voorbij trekt. Zo kom t in de b ijdragen over Ruijs en Klom pé de strijd v oor de em ancipatie v an het katholieke volksdeel, de verzuiling van de sa m enleving d oor de o p b o u w v an eigen katholieke instituties, het corporatism e en de o ntw ikkeling v a n (sociale) rechtsstaat n a ar verzorgingsstaat aan bod. In h e t d e rd e h o o fd stu k schetst L ubbers d e th em a's w aar zijn generatie m ee te m a ken kreeg: de ro ep om dem ocratisering, de deconfessionalisering, de o n tzu i ling, de oecum enisering (CDA) en de 'verantw oordelijke sam enleving' als ant w o o rd o p de u it zijn voegen gebarste verzorgingsstaat. Al m et al v o rm t deze m ix v an politiek-historische beschouw ing en biografi sche inform atie een aardig geheel. M et n am e vo o r het 'brede publiek' w el te v erstaan, w a n t v oor d e m eer d a n g em id d eld geïnteresseerde in de m aterie van het christen-dem ocratisch gedachtegoed b ied t de publicatie w einig v errassin gen. D e d rie 'v ertegenw oordigers' v a n de opeenvolgende generaties blijven w at bleek d o o rd a t zij in h et boek in dienst staan v a n het them a. Bovendien b en ad e rt L ubbers zijn tw ee erflaters en zichzelf w einig kritisch. Zo blijft zijn eigen rol in de vrije v al die h e t CD A ro n d 1993 inzette geheel b u iten beeld. N iettem in blijft zijn analyse h ierover interessant. Lubbers wijt d e neergang van het CDA en de to tstan d k o m in g v an de p aarse coalitie aan d rie factoren. In de eerste p laats de w eerzin v an d e overige partijen tegen de dom inante rol van het CDA. De tw eede o o rzaak lag bin n en de eigen partij. 'In het CDA zelf w erd eind jaren tachtig, begin jaren negentig, geleidelijk aan d e cohesie, de sam enbindende w erk in g van een o v ertu ig en d ideaal, m inder. Lange tijd viel het niet op v a n w e ge h e t succesvolle beeld n aar buiten, m aar o n d erh u id s sloop het proces voort.' In 1993 k w am h e t echter volop aan de oppervlakte. De CDA-Tw eedeK am erfractie o n d er leiding v a n Brinkm an m a a n d e h et d erd e kabinet-Lubbers tot actie om de (achteraf bezien kortstondige) conjuncturele inzinking te lijf te gaan. In h et co ncept-verkiezingsprogram m a w erd verlaging van h e t m ini m u m lo o n bepleit. Later volgde h et voorstel d e AOW te bevriezen. D eze spierb allentaal p ak te electoraal d ram atisch uit. D e w eg n aar paars lag open. Paars w as v olgens Lubbers tenslotte m ogelijk d o o rd a t het (succesvolle) CDAged ach teg o ed 'zow el in d at v a n de P vdA als in d a t van de W D (w erd) geïnte g reerd'. 'Kijk n a a r h e t beleid van W im Kok (...) uiteindelijk leverde het allem aal niet veel n ieu w s op.' En h et CDA? H e t CDA sto rtte zich in een fundam entele herbezinning op de oorspronkelijke drijfveren v an de christen-dem ocratie. Lubbers onderschrijft de
R.F.M. Lubbers, 'C.J.M. Ruijs de Beerenbrouck' in: H.W. von der Dunk e.a., Erflaters van de tw in tigste eeuw (Amsterdam 1991) p. 210-231; Michel van der Plas (red.), H erinnerin gen aan M argaKiompé (Schoten 1989) p. 86-92. 128
Recensies
(voorlopige?) conclusies, zoals neergelegd in Nieuive wegen, vaste waarden en Samen leven doe je niet alleen. 'De n a d ru k ligt op de sam enleving, de civil society, de in stitu ties, w aarin v ertro u w en , de beleving van ideële w aa rd en en w aard ig h eid v a n m en sen centraal staan. D aar ligt het an tw o o rd v a n de christen d em o cratie op de d oorgeschoten d eregulering en m ark tw erk in g .' Lubbers is h o o p v o l g estem d over de toekom st v a n de christen-dem ocratie. 'Paars is te h o rizo n taal', zeg t hij, 'er is behoefte aan een stevig zedelijk uitg an g sp u n t.' U itein delijk zal d e v ierde g eneratie christen-dem ocraten het d u s ook w el redden. K ortom : L ubbers d oet in Geloof in de sam enleving een niet onverdienstelijke p o g in g d e geschiedenis van het christen-dem ocratisch gedachtegoed te schet sen. H e t sm aak t n a a r m eer, m et n am e over zijn eigen rol b in n en de christen d em ocratisch e politiek. M aar de grootste dienst aan d e historische w etenschap zou Lubbers toch bew ijzen d o o r h et schrijven van zijn m em oires. En voor w ie h et n o g n ie t w ist: h e t CPG heeft d e kennis en de k u n d e in hu is om hierbij even tueel v a n d ien st te zijn. P eter v an G riensven
129
LIJST V A N AFKORTINGEN am vb AOW ARA ARP BBA BiZa BuZa Bijl. CCO CD A CDU CHU CNV CPG CPN D66 ESB EZ HEK HTK HVA ILO KAB KB KNP KUN KVP MR M vA M vT N IPO NP NRC NW NWO OKW PBO
A lgem ene m aatregel v an b estu u r A lgem ene O u d erd o m sw et A lgem een Rijksarchief A ntirevolutionaire Partij B uitengew oon Besluit A rb eid sverhoudingen Binnenlandse Z aken B uitenlandse Z aken Bijlage C o nsum enten C ontact O rg aan C hristen D em ocratisch A ppèl C hristelijk-D em ocratische U nie C hristelijk-H istorische U nie Christelijk N ationaal V akverbond C en tru m v oor P arlem entaire G eschiedenis C om m unistische Partij N ed erland D em ocraten '66 Econom isch-Statistische Berichten Econom ische Z aken Verslag d e r H an d elin g en v an de Eerste K am er der StatenG eneraal V erslag der H an d elin g en van de Tw eede K am er d er StatenG eneraal H andelsvereeniging A m sterdam Intern atio n al L abour O rganisation K atholieke A rbeidersbew eging K oninklijk Besluit K atholieke N ationale Partij K atholieke U niversiteit N ijm egen K atholieke V olkspartij M inisterraad M em orie v an A n tw o o rd M em orie v an Toelichting N ed erlan d s In stitu u t voor de Publieke O pinie en het M arkton derzoek N eu trale Partij N ieuw e R otterdam sche C o u ran t N ed erlan d s V erbond v an V akverenigingen N ed erlan d se O rganisatie v oor W etenschappelijk O n d erzoek O nderw ijs, K unsten en W etenschappen Publiekrechtelijke B edrijfsorganisatie 131
P vdA REA RKSP SDAP SER SGP VDB VU VV VVD V&W
132
Partij van d e A rbeid R aad v oor Econom ische A angelegenheden Room sch-K atholieke Staatspartij Sociaal-D em ocratische A rbeiderspartij Sociaal-Econom ische Raad Staatkundig-G ereform eerde Partij V rijzinnig-D em ocratische Bond Vrije U niversiteit V oorlopig Verslag V olkspartij v oor Vrijheid en D em ocratie V erkeer en W aterstaat
OVER DE AUTEURS Carla van B aaien (1958) stu d eerd e geschiedenis te Leiden. P rom oveerde in 1986 op het proefschrift Paradijs in oorlogstijd? Onderduikers in de Noordoostpolder 1942-1945. W as v a n 1984 tot 1986 ond erzo ek ster bij de Stichting voor het Bevol k in gsonderzoek in de droogg eleg d e Z uiderzeepolders te A m sterdam . W as van 1986 tot 1990 o n d erzo ek ster bij h et CPG. W as van 1990 to t 1997 universitair d o cente bij de U niversiteit v oor H um anistiek te U trecht. Is sinds 1998 directeur van h et CPG. Peter van G riensven (1963) stu d eerd e econom ie te Tilburg. W as een jaar w e rk zaam in h e t v o o rtg ezet onderw ijs als docent econom ische w etenschappen. Sinds 1990 v e rb o n d e n aan h e t CPG als toegevoegd onderzoeker. Peter van der H eiden (1965) stu d eerd e politicologie te N ijm egen. V anaf 1991 w erkzaam bij h et CPG als toegevoegd onderzoeker. Van 1994 tot 1996 tevens w erk zaam als b eleid sm ed ew erk er bij de faculteit N atu u rw eten sch ap p en v a n de KUN. Johan van M e rrië n b o e r (1962) stu d eerd e geschiedenis en N ed erlan d s recht te Utrecht. W erkte tw ee jaar als d ocent econom ische w eten sch ap p en en geschie denis in het v o ortg ezet onderw ijs. Sinds 1990 als toeg'evoegd onderzoeker ver b o n d en aan h et CPG. Jan Ramakers (1954) stu d e e rd e geschiedenis te N ijm egen. V an 1984 tot 1986 m ed ew erk er bij de vakg ro ep N ieuw ste G eschiedenis van de KUN. Toegevoegd o n d erzo ek er bij h et CPG sinds 1986. K oen V ossen (1971) stu d e e rd e politieke geschiedenis in U trecht. V anaf 1997 is hij als o n d erzo ek er v erb o n d en aan h et In stitu u t voor N ederlandse G eschiedenis in Den H aag. Hij h o u d t zich d a a r bezig m et een onderzoek n aa r kleine politieke partijen in N e d erlan d 1918-1967. D it o nderzoek zal in de vorm van een database-p ro g ram m a èn een proefschrift g ep resenteerd w orden. H et o n derzoek m aak t deel u it v an h e t N W O -onderzoeksprogram m a De N atiestaat. Rutger Zwart (1964) stu d e e rd e geschiedenis te N ijm egen. P rom oveerde in 1996 op het proefschrift Gods w il in Nederland. Christelijke ideologieën en de vorm ing van het CD A.
133
ISBN 90-71852-16-4