raad voor cultuur raad voor cultuur
R.J.Schimmelpennincklaan3 9°3' '"361243 2506 AE Den Haag
raad voor cultuur
teleroon-31
7c32cesse
fax +31(0)7. 36147 27 e-mail [email protected] www.cultuur.nl
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap p/a de Algemene Rijksarchivaris Postbus 90520 2509 LM 's-Gravenhage
datum: uw kenmerk: C/S&A/05/1500 uw brief van: 25-7-2005 ons kenmerk: arc-2005.02518/3
onderwerp: ontwerp-selectielijst archiefbescheiden op het beleidsterrein Justitiële jeugdzorg over de periode 1945-2000 voor de zorgdragers de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Defensie, de minister van Financiën, de minister van Justitie, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming
Zeer geachte mevrouw Van der Laan,
1. In uw hierboven vermelde brief vraagt u de Raad voor Cultuur advies over de ontwerp-selectielijst op het beleidsterrein Justitiële jeugdzorg over de periode 1945-2000 die hierboven genoemde overheidsorganen in hun hoedanigheid van zorgdrager in de zin van de Archiefwet 1995 willen doen vaststellen. In uw brief verzocht u de Raad om binnen acht weken advies uit te brengen. Hij
biedt u bij deze zijn bevindingeni aan. 2. De Raad heeft de ontwerp-lijst in eerste instantie aan procedurele en vervolgens aan inhoudelijke aspecten getoetst. Zijn belangrijkste bevindingen worden in respectievelijk de paragrafen 4 en 5 uitgewerkt. De Raad adviseert u deze selectielijst vast te stellen voor de periode 1945-2000, met inachtneming van de in dit advies gemaakte opmerkingen. De in uw adviesaanvraag gestelde specifieke vragen worden in de paragrafen 3, 4 en 5 van dit advies beantwoord.
Dit advies is voorbereid door de Bijzondere Commissie Archieven van de Raad.
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pagina2 arc-2005.02518/3
3. Toetsing van procedurele aspecten
§ 3.1. Ontwerp-lijst Deze ontwerp-lijst is tot stand gekomen overeenkomstig de methode, die uitgaat van een analyse, beschrijving en waardering van handelingen van de (rijks-) overheid, de zogenaamde methode Institutioneel Onderzoek (IO). Aan het ontwerp is een onderzoek vooraf gegaan, waarvan verslag is gedaan in het rapport Kinderbescherming en Justitiële Jeugdzorg. Een institutioneel onderzoek naar de deelbeleidsterreinen gezag over minderjarigen, adoptie, jeugdbescherming enjeugdstrafrecht over de periode 1945-2000 (z.p., 2005, niet
gepubliceerd). § 3.2. Driehoeksoverleg Bij uw adviesaanvraag was tevens gevoegd een exemplaar van het verslag betreffende het zogenaamde driehoeksoverleg, waarin, zoals voorgeschreven in artikel 3 van het Archiefbesluit 1995, ontwerp-selectielijsten tot stand komen. Hieruit is de Raad gebleken, dat dit overleg voor alle aanvragende zorgdragers was samengesteld zoals artikel 3, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995 voorschrijft. Al ten tijde van het driehoeksoverleg is een historicus uitgenodigd om als externe deskundige aan de voorbereiding van de ontwerp-lijst mee te werken. Het verslag van het driehoeksoverleg is, zoals hieronder in de paragrafen 4.1 en 4.2 wordt aangegeven, op punten onjuist en onvolledig. De Raad kent uw opvatting dat een verslag van een driehoeksoverleg niet meer gewijzigd kan worden als het eenmaal is vastgesteld. Hij heeft begrip voor uw stellingname, maar wijst u er toch op dat het niet wenselijk is dat fouten of omissies zonder meer in het verslag blijven staan. Hij geeft u in overweging een erratum en/of een addendum aan het verslag toe te voegen. Zo blijft het verslag in zijn vastgestelde vorm onaangetast terwijl storende fouten toch kunnen worden gecorrigeerd. § 3.3. Terinzagelegging De openbare terinzagelegging heeft, zoals uw adviesaanvraag vermeldt, niet geresulteerd in reacties. 4. Toetsing van inhoudelijke aspecten Mede op grond van zijn hiervoor vermelde bevindingen heeft de Raad getracht zich een oordeel te vormen over de inhoudelijke aspecten van het onderhavige ontwerp. Hij heeft daarbij vooral gelet op de reikwijdte van de ontwerp-lijst (§ 4.1), de wijze waarop de gehanteerde selectiedoelstelling en de daaraan gerelateerde selectiecriteria zijn toegepast (§ 4.2), alsmede op de vraag of in afdoende mate met de verschillende belangen rekening is gehouden (§ 4.3).
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
.
pagma 3
arc-200s.o2518/3
§ 4.1. De reikwydte van de ontwerp-lyst en het driehoeksoverleg De ontwerp-lijst bevat voorstellen omtrent de selectie van handelingen over de periode 1945-2000 waarvan de neerslag valt onder de archiefwettelijke zorg van bovengenoemde zorgdragers. In de actorenlijst die in de ontwerp-lijst is opgenomen ontbreken beschrijvingen van het College van Advies voor de (Justitiële) Kinderbescherming en de Klachtencommissie van een rijksinrichting. Van deze actoren zijn wel handelingen in de lijst opgenomen en ook hebben zij, getuige het verslag van het driehoeksoverleg, de vaststellingsprocedure doorlopen. De Raad adviseert u om in de ontbrekende informatie te doen voorzien. Het verslag van het driehoeksoverleg vermeldt ten onrechte dat de lijst ook zal worden vastgesteld voor de actor de minister van Financiën. De minister van Financiën dient de lijst weliswaar mede in, maar is op dit beleidsterrein slechts actief in zijn hoedanigheid van vakminister en niet als minister van Financiën. Het vaststellingsverzoek van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt melding van de noodzaak delen van zijn bestaande vernietigingslijst in te trekken als deze ontwerp-lijst wordt vastgesteld. In het verslag van het driehoeksoverleg is slechts sprake van intrekking van selectiegrondslagen van de minister van Justitie. Om misverstanden te voorkomen over de reikwijdte van de lijst en de geldigheid van verschillende selectie-instrumenten die naast elkaar gebruikt worden, adviseert de Raad u te doen nagaan of het verslag op dit punt gecorrigeerd danwel aangevuld moet worden. § 4.2. Toepassing van de selectiedoelstelling en - criteria Uit het verslag van het driehoeksoverleg blijkt, dat de selectiedoelstelling is toegepast in de versie die niet alleen ziet op de reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen, maar ook op de reconstructie van de
belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen. De Raad constateert dat de ontwerp-lijst een andere formulering van de selectiedoelstelling hanteert, namelijk die waarin nog geen sprake is van de reconstructie van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen. De Raad adviseert u lijst en verslag met elkaar (en met de werkelijkheid) in overeenstemming te brengen. Ook ten aanzien van de selectiecriteria is er sprake van discrepantie tussen de ontwerp-lijst en het verslag van het driehoeksoverleg. De ontwerp-lijst vermeldt de toepassing van een bijzonder selectiecriterium (B7) voor adoptiegegevens. In het verslag van het driehoeksoverleg blijft dat criterium ongenoemd. De Raad adviseert u het verslag ook op dat punt te laten aanvullen.
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pagina arc-200s.o2sisi3
§ 4.3. De waardering van de in artikel 2, eerste lid, van het Archiefbesluit 1995 bedoelde belangen
De Raad is er, op basis van het verslag driehoeksoverleg en de ontwerp-lijst die daar het resultaat van is, van overtuigd dat de ontwerp-lijst grotendeels recht doet aan de selectiedoelstelling en in voldoende mate rekening houdt met het cultuurhistorisch belang, het administratieve belang en het belang van de rechten bewijszoekende burgers. Bij een aantal waarderingen en afwegingen die daaraan ten grondslag liggen, zet hij echter vraagtekens. In de navolgende paragraaf gaat de Raad nader in op zijn bedenkingen. 5. Nadere beoordeling van de ontwerp-lüst In aansluiting op bovenstaande overwegingen en bevindingen heeft de Raad de verschillende onderdelen van de ontwerp-lijst bezien. Deze geeft hem aanleiding tot het plaatsen van de hierna volgende opmerkingen. Ruimhartig bewaarbeleid De Raad constateert dat de ontwerp-lijst een zeer ruimhartig bewaarbeleid voorstaat. Hij is doordrongen van het historisch-maatschappelijk belang van het overheidshandelen op dit beleidsterrein. Niettemin komt hij tot het oordeel dat de
neerslag van sommige met B gewaardeerde handelingen zondermeer als vernietigbaar aangemerkt kan worden, zoals in het navolgende meer in detail zal worden uitgewerkt. Steekproefdossiers Raad voor de Kinderbescherming Het verslag van het driehoeksoverleg maakt melding van de beslissing tot het bewaren van een steekproef uit de dossiers van de Raden van de Kinderbescherming. Verslag noch lijst vermelden om welke neerslag van welke handelingen het hierbij gaat. De Raad acht het van belang dat dat in de lijst inzichtelijk wordt gemaakt. De waarde van de steekproef zal, conform afspraken gemaakt in het driehoeksoverleg, in 2010 door de minister van Justitie en de Algemene Rijksarchivaris worden geëvalueerd. De Raad neemt aan dat de eventuele wijzigingen die uit deze evaluatie voortvloeien zullen worden geformaliseerd in een herziene selectielijst. Mede met het oog op de maatschappelijke en politieke commotie die recent is ontstaan over het feilen van de jeugdzorg en de dramatische gevolgen daarvan, acht de Raad het van belang dat de dossiers van die zaken waarover onrust is ontstaan op grond van artikel 5° van het Archiefbesluit van vernietiging worden uitgezonderd. De Raad adviseert u om die kanttekening expliciet te doen vermelden bij de betreffende handelingen.
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
.
pagma 5
arc-2005.02518/3
Overige persoonsgebonden neerslag Terwijl t.a.v. de dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming besloten is tot bewaring van een steekproef, wordt de persoonsgebonden neerslag van handelingen van veel andere actoren handelingen met persoonsgebonden neerslag zondermeer voor bewaring aangemerkt. De Raad vindt dat de ontwerplijst hier zijn doel voorbij schiet. De Raad is zich bewust van het belang van informatie over de uitvoeringspraktijk op dit specifieke beleidsterrein, maar acht het raadzaam om in meer gevallen het bewaren van een steekproef af te wegen tegen het bewaren van alle neerslag. Het gaat de Raad hierbij met name om de handelingen 6, 79, l 28, 220, 246, 284, 296, 309, 369 en 391.
De handelingen 172 en 179 hebben betrekking op het inschakelen door de Raad voor de Kinderbescherming van de rechtelijke macht bij het toewijzen van het gezag over minderjarigen. Handeling 172 vermeldt een B 7 waardering voor adoptiezaken; handeling 179 kent ook een B7 waardering aan bepaalde zaken, maar in dat geval is niet duidelijk wat voor soort zaken het betreft. Opheldering op dat punt acht de Raad wenselijk. Ook de andere handelingen van de Raad voor de Kinderbescherming (204, 206 en 207) en die van de Centrale Adoptieraad (205) met betrekking tot adoptieprocedures worden voorgedragen voor bewaring. De adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Centrale Adoptieraad zijn gericht aan de rechtbank; uiteindelijk beslist de rechter over het doorgaan of het terugdraaien van adoptie. De Raad gaat er daarom van uit dat de neerslag van de handelingen 172, 179, 204 en 205 ook te vinden is in de adoptiedossiers van de rechtbank. De selectielijst Rechterlijke Macht sluit afstammingsgegevens die niet in andere administraties te vinden zijn, zoals adoptiedossiers, nadrukkelijk uit van vernietiging. De Raad is daarom van mening dat de neerslag van de handelingen 172, 179, 204 en 205 voor de actoren Raad van de Kinderbescherming c.q. Centrale Adoptieraad na 10 jaar kunnen worden vernietigd. Handeling 206 van de Raad voor de Kinderbescherming behelst het betekenen van het vonnis van de rechtbank aan de (adoptief)ouders. De Raad is van mening dat de neerslag van deze handeling geen inhoudelijke meerwaarde heeft en adviseert daarom ook de waardering van deze handeling te herzien in V 10. Voor handeling 207, die betrekking heeft op de inschrijving van een adoptie in de registers van de burgerlijke stand, geldt dat het brondocument als onderdeel van de burgerlijke-standgegevens bewaard blijft. Daarom meent de Raad dat ook de waardering van handeling 207 herzien kan worden in V 10. Handeling 209 heeft betrekking op het onderzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming van de geschiktheid van (aspirant)pleegouders. Ook deze handeling wordt voorgedragen voor bewaring. De Raad is van mening dat deze neerslag alleen van belang is voor zover het de direct betrokkenen aangaat.
raad voor cultuur raad raad voor voorcultuur cultuur
pagma 6
arc-2aos.o2518i3
Daarom adviseert hij de waardering te wijzigen in V en daarbij, in het belang van de recht- en bewijszoekenden, een bewaartermijn van 110 jaar in acht te nemen. Handelingen die persoonsgebonden neerslag opleveren over kinderen die in voogdij-instellingen of pleeggezinnen worden opgenomen worden wel voor vernietiging voorgedragen. De neerslag van de meeste van deze handelingen zou vernietigd mogen worden wanneer het jongste kind uit het desbetreffende gezin meerderjarig wordt. De Raad is van mening dat een iets ruimere termijn op zijn plaats is, om de betrokken kinderen nog een aantal jaren nadien in de gelegenheid te stellen van deze gegevens gebruik te maken in klachtenprocedures. Hij adviseert daarom voor de handelingen 53, 473, 474, 479, 489 en 490 een termijn te hanteren van 5 jaar, gerekend vanaf het moment dat het jongste kind uit het desbetreffende gezin meerderjarig wordt. Handelingen met betrekking tot uitvoeringsregelingen Het beleidsterrein waar het hier om gaat is logischerwijs nauwkeurig en gedetailleerd gereguleerd. Het grootste deel van de talrijke regelgevende handelingen wordt voor bewaring voorgedragen. De Raad is van mening dat volstaan kan worden met minder. Hij adviseert u de waardering van de
handelingen 200, 210, 216, 217, 240, 257, 408, 417, 418, 432, 448, 449, 452 en 493 te wijzigen in 'V 10 jaar na vervallen regeling'. De Raad beoordeelt deze handelingen als beleidsarm en als niet essentieel voor het kunnen beoordelen van de uitvoeringspraktijk. Kiezen voor een bewaarniveau De minister van Justitie is nauw betrokken bij de uitvoerende instanties op dit beleidsterrein en ontvangt van allerlei instellingen verslagen, inlichtingen en adviezen. In een aantal gevallen worden de bijbehorende handelingen zowel op het niveau van de minister als op het niveau van de verslaglegger, informatieverstrekker of adviseur bewaard. Met name in kwesties waarin de minister van Justitie beschikkingen moet afgeven over concrete zaken waarover andere instellingen gehoord moeten worden, lijkt Justitie ook het geëigende bewaarniveau: die dossiers zullen het meest compleet zijn en inzicht moeten geven in de wettelijk voorgeschreven procedurestappen. Die overwegingen brengen de Raad tot het advies de neerslag van de handelingen 211, 422, 428 en 460 te doen vernietigen na afloop van een termijn van 10 jaar.
De handelingen 121 en 122 hebben betrekking op de deelname door de minister van Justitie aan overleggremia op het gebied van jeugdbeleid. Beide handelingen worden voorgedragen voor bewaring op grond van criterium 1. Niet duidelijk is of de minister van Justitie het secretariaat voert voor deze gremia. Als dat niet zo
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pasma y arc-200s.02sist3
is, dan is voor de minister van Justitie de waardering V 10 op zijn plaats en behoort het bewaarniveau te liggen bij de instantie die het secretariaat voert. Handelingen met betrekking tot de vaststelling van de werkwÖze van colleges van advies en toezicht en van rüksinrichtingen Veel van deze handelingen worden voorgedragen voor vernietiging. In het driehoeksoverleg werd betoogd dat het in deze gevallen om interne vaststelling van interne reglementen gaat. Voor een aantal gremia (zie bijvoorbeeld handeling 67 en 145) geldt echter dat er een formele goedkeuring van de minister van Justitie vereist is alvorens tot vaststelling van een reglement van orde kan worden overgegaan. De Raad is van mening dat die formele handelingen op grond van criterium 4 bewaard moeten blijven. Ook handeling 81 heeft gedeeltelijk betrekking op regulering van de werkwijze van een adviescollege, namelijk het College van Advies voor de (Justitiële) Kinderbescherming. In het driehoeksoverleg is er ten onrechte van uitgegaan dat de handeling de benoemingen betrof van leden van dit college. Op basis van die foutieve veronderstelling werd besloten de handeling te waarderen op V 10 na uitdiensttreding. De Raad adviseert u deze waardering te herzien in B 4. Handeling 338 behelst het vaststellen door de minister van Justitie van een huishoudelijk reglement voor rijksinrichtingen, justitiële jeugdinrichtingen en
hun Commissies van toezicht. Deze handeling wordt voorgedragen voor bewaring op grond van criterium 4. De corresponderende handeling 340 van de directeur van de rijksinrichting wordt ook voor bewaring voorgedragen; die van de Commissie van toezicht echter voor vernietiging. De Raad adviseert u om ook hier duidelijke keuzes te maken voor een bewaarniveau. Bewaring bij de minister, die immers het laatste woord heeft in deze, acht hij het meest wenselijk. Dat betekent dat de waardering van handeling 340 herzien zou moeten worden in V 5. Periodieke verslagen De handelingen 3 en 41 behelzen het opstellen van periodieke verslagen. Beide handelingen worden voorgedragen voor bewaring op grond van criterium 3. In andere lijsten is het gebruikelijk dat maand- en kwartaalverslagen als vernietigbaar gelden als jaarverslagen voorhanden zijn. De Raad adviseert u ook de periodieke verslagen op dit beleidsterrein op die manier te waarderen. Vernietigingstermijnen voor handelingen met betrekking tot personeelsbeheer De selectielijsten voor overheidsarchieven hanteren voor dergelijke handelingen doorgaans een termijn van 10 jaar na uitdiensttreding of 75 jaar na geboorte. In de voorliggende ontwerp-lijst komt een aantal keer (bijvoorbeeld bij de handelingen 14 en 15) een termijn van 75 jaar voor. Los van het feit dat de ontwerp-lijst in dit opzicht afwijkt van wat gebruikelijk is, is de termijn van 75
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
pagina s arc-2005.02518/3
jaar nodeloos lang en brengt die onnodige beheerslasten met zich mee. De Raad adviseert u aansluiting te zoeken bij de gangbare waardering en termijn. Ook wordt een enkele keer de lange termijn die van toepassing is op handelingen met betrekking tot de rechtspositie van personeel abusievelijk toegepast op situaties waarin geen sprake is van een dienstverband, zoals.in handeling 107. In dergelijke gevallen volstaat een termijn van 10 jaar. Vernietigingstermijnen voorfinanciële administratie
De belasting- en comptabiliteitswetgeving hanteren voor financiële administratie een termijn van 7 jaar na afsluiting van de jaarrekening. In deze ontwerp-lijst wordt deze termijn niet consequent gehanteerd. De handelingen 106, 111, 133 en 387 bijvoorbeeld zijn voorgedragen voor vernietiging na 5 jaar. De Raad adviseert u de termijnen voor deze en vergelijkbare handelingen in overeenstemming te brengen met de wettelijke voorschriften. Handeling 12: het voorbereiden en begeleiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het beleidsterreinjustitiëlejeugdzorg
Het betreft hier een algemene handeling die op vrijwel alle beleidsterreinen voorkomt. Ook de waardering (V2) is gebruikelijk. In de lijst ontbreekt echter de
handeling die de opdrachtverlening en de vaststelling van het onderzoeksresultaat beschrijft. Die komt normaliter wel voor bewaring in aanmerking op grond van criterium 1. De Raad adviseert u een dergelijke handeling met die waardering toe te voegen aan de lijst. Handeling 94: het bepalen van categorieën en aantal van de ambtenaren van de rijksinrichtingen In het driehoeksoverleg is besloten deze handeling te bewaren op grond van criterium 5, omdat de neerslag inzicht zou kunnen verschaffen in de taak en het aantal ambtenaren van de rijksinrichting. De Raad is van mening dat een formatieplan, waar het hier feitelijk om gaat, niet de meest geschikte bron is om inzicht te krijgen in de taak van een rijksinrichting. Het bewaren van gegevens over de formatie acht hij niet relevant voor de selectiedoelstelling. De Raad adviseert u dan ook om de neerslag van handeling 94 te doen vernietigen 10 jaar na vervallen van de regeling. Handeling 112: het beoordelen van (financiële) verantwoordingsgegevens van
het LBIO Handeling 113: Het, in overeenstemming met de minister waaronder welzijn ressorteert, beslissen op een verzoek tot goedkeuring van het meerjarenbeleidsplan van het LBIO Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) is een zelfstandig bestuursorgaan en valt als zodanig buiten het bestek van deze ontwerp-lijst. De
raad voor cultuur raad raad voor voorcultuur cultuur
pagina 9
arc-200s.o251813
minister van Justitie kan, zoals de Wet LBlo beschrijft, sturend optreden richting het LBIO doordat zijn goedkeuring vereist is voor de jaarrekening en het meerjarenbeleidsplan. De formulering van handeling l12, gewaardeerd met B 2, maakt niet duidelijk dat de rol van de minister van Justitie in deze een formele, sturende rol is. De Raad adviseert de handeling op dit punt te verduidelijken. In de wetenschap dat handeling 112 en 113 in hun formele, sturende betekenis sterk vergelijkbaar zijn, wekt het bevreemding dat handeling 113 wordt voorgedragen voor vernietiging na 5 jaar. De Raad adviseert u ook handeling 113 met B 2 te waarderen. Handeling 138: het doen vervaardigen van statistische overzichten over instanties en groepen van instanties, betrokken by een maatregel van kinderbescherming Handeling 138 wordt voorgedragen voor vernietiging na 5 jaar. De Raad benadrukt de waarde van geaggregeerde gegevens voor wetenschappelijk onderzoek. Hij adviseert u te doen nagaan of de gegevens die het Centraal Bureau voor Statistiek over dit beleidsterrein bewaart gelijkwaardig zijn aan de overzichten die de minister van Justitie onder handeling 138 doet vervaardigen. Als dat niet het geval is zou de neerslag van handeling 138 bewaard moeten worden op grond van criterium 5. Handeling 152: het vaststellen van een registratieformulier voor het aanmelden van niet direct of moeilyk plaatsbarejongeren bij het CMP Deze handeling suggereert het bestaan van een vorm van wachtlijstregistratie bij het Centraal Meldpunt Particulier (CMP). De ontwerp-lijst bevat echter geen handeling die deze registratie beschrijft. De Raad adviseert u in deze lacune te voorzien. Hij beschouwt deze registratie als vernietigbaar. Handeling 156: het houden van toezicht op het opnamebeleid van residentiële voorzienmgen Deze handeling van de minister van Justitie wordt voorgedragen voor bewaring op grond van criterium 5. De Raad constateert dat de reikwijdte van deze handeling beperkt is: het gaat niet om het omgaan met cliënten in deze instellingen maar uitsluitend om het opnamebeleid. Hij beoordeelt de neerslag van deze handeling daarom als vernietigbaar na 5 jaar. Een expliciete verwijzing naar de uitzonderingsgrond van artikel 5° van het Archiefbesluit 1995 zou opgenomen kunnen worden voor die gevallen en perioden waarin specifieke instellingen in opspraak zijn geweest.
raad voor cultuur raad voor cultuur raad voor cultuur
,,,so arc-2005,02518/3
Handeling 379: het vaststellen van regels over de voeding derjongeren De ontwerp-lijst hanteert een duidelijk uitgangspunt: de uitvoeringspraktijk van de jeugdzorg moet vrij nauwkeurig gereconstrueerd kunnen worden. Dat uitgangspunt verklaart waarom bijvoorbeeld handeling 347 over de dagindeling in een rijksinrichting, voor bewaring wordt voorgedragen. De Raad acht vanuit die optiek ook handeling 379 op grond van criterium 5 het bewaren waard en adviseert u af te zien van de voorgenomen vernietiging van deze neerslag. Handeling 399: het opstellen en, na goedkeuring van de minister van Justitie, doen uitvoeren van leerplannen voor het geven van lager onderwijs aan opgenomen jongeren Handeling 399 is gewaardeerd met Bl. De Raad stemt daarmee in voor zover het gaat om het opstellen van de leerplannen. De neerslag van het uitvoeren daarvan acht hij echter vernietigbaar na 10 jaar.
6. Advies De Raad adviseert u de ontwerp-selectielijst vast te stellen voor de periode 19452000 met inachtneming van de opmerkingen die gemaakt zijn in dit advies.
Hoo ac tend,
mr. W. Forgdrager voorzitt er
C.H. Weeda Algemeen secretaris