db/a consultants v.o.f.
akoestiek/milieu
Oppervlaktebron 5: transporteren / aan- en afvoer van puin.
Oppervlaktebron 6: samenvoegen van granulaat, ingevoerd als overslaan van puin, etc.
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
16 v 21
db/a consultants v.o.f.
akoestiek/milieu
Oppervlaktebron 7: verwerken van fijn zand/droge stuifgevoelige grond.
De onderstaande tabel vat een en ander samen: Oppervlaktebron
Omschrijving bewerkingen
Emissie PM10 in kg/s
1
crushen van te grote puindelen
0,00000549
2
breken van puin tot granulaat
0,00002833
3
overslaan van puin
0,00000333
4
opslag van puin
0,00000933
5
transporteren / aan- en afvoer van puin
0,00000263
6
samenvoegen van granulaat, ingevoerd als overslaan van puin, etc.
0,00000167
7
verwerken van fijn zand/droge stuifgevoelige grond
0,00000333
Tabel 3: emissiefactoren buitenterrein.
De oppervlaktebronnen waarmee de fijn stof emissies voor de bewerkingen en verwerkingen zijn gemodelleerd zijn inclusief de bij die handelingen behorende verkeers- c.q. transportbewegingen. In de invoer is de bedrijfstijd in uren/dag, zoals opgegeven in tabel 2, omgezet naar uren/jaar uitgaande van 300 werkbare dagen. Op de Stacks+ invoerbijlage 8 is dat in de laatste kolom te verifiëren.
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
17 v 21
db/a consultants v.o.f.
6.3.
akoestiek/milieu
RIJLIJNEN.
De aantallen voertuigen (c.q. de verkeersbewegingen = aantal x2) zijn van de aanvraag (en uit het akoestisch rapport) overgenomen. x Rijlijn 1: Voor 75-25-15 vrachtauto’s die respectievelijk tijdens de dag- avond- nachtperiode het terrein op- en afrijden om puin aan- en af te voeren. x Rijlijn 2: Voor 10-2-2 vrachtauto’s die respectievelijk tijdens de dag- avond- nachtperiode tussen de gebouwen rijden. x Rijlijn 3: Voor 30-10-10 bestelauto’s die respectievelijk tijdens de dag- avond- nachtperiode tussen de gebouwen rijden. x Rijlijn 6: Voor het totale aantal voertuigen dat via de openbare weg in noordelijke richting van en naar de inrichting rijdt.
6.4.
STATIONAIRE BRONNEN.
De emissies vanwege de dieselmotor van de puinbreker, het rijden met de heftruck en het stationair draaien van de vrachtautomotor op de weegbrug en tijdens het laden/lossen op het terrein zijn gemodelleerd door hiervoor op het terrein representatieve puntbronnen aan te nemen. Per bron is in Geostacks+ een warmteflux ingevoerd die is berekend aan de hand van de uitlaatgastemperatuur (K) en de volumeflux (Nm3/s). De emissiefactoren voor fijnstof PM10 en stikstofoxide NOx voor de bronnen zijn genomen uit de Europese Richtlijn 2005/55/EC. Gehanteerd zijn de emissies uit Tabel 1 ‘EU Emission Standards for Heavy Duty Diesel Engines Euro V klasse’. Hierbij is er voor gekozen dat de NO2 fractie van de NOx uitstoot 5% bedraagt. De onderstaande tabel werkt de invoer voor Geostacks+ uit. Motorvermogen in kW
Bedrijfstijd uren/dag
Emissie NOx g/kWh
Emissie PM10 g/kWh
Emissie NOx per deelbron kg/s
Emissie PM10 per deelbron kg/s
b09: Heftruck
100
2,00
2,0
0.02
0,00005556
0,00000056
b10: Vrachtauto weegbrug
200
2,30
2,0
0.02
0,00011111
0,00000111
b20: Vrachtauto stationair
200
6,13
2,0
0.02
0,00011111
0,00000111
b30: Diesel puinbreker *)
200
6,00
2,0
0.02
0,00011111
0,00000111
Bron
Tabel 4: emissiefactoren stationaire bronnen.
Voor de stationaire bronnen zijn dezelfde bedrijfstijden gehanteerd als in het akoestisch onderzoek. In de invoer is de bedrijfstijd in uren/dag, zoals opgegeven in tabel 2, omgezet naar uren/jaar uitgaande van 300 werkbare dagen. Op de Stacks+ invoerbijlage 16 is dat in de zesde kolom te verifiëren.
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
18 v 21
db/a consultants v.o.f.
6.5.
akoestiek/milieu
PARKEERPLAATS.
Aan de westzijde is de parkeerplaats gemodelleerd waar personenauto’s en bestelauto’s parkeren. In de Stacks+ berekening worden de PM10 en NO2 emissiebijdragen voor het rijden en manoeuvreren van die voertuigen afgeleid en gepresenteerd.
6.6.
MODELLERING.
De onderstaande figuur geeft aan hoe rond het terrein van de inrichting in een waaier de gridpunten zijn gemodelleerd waarvoor de fijn stof PM10 en NO2 concentraties zijn berekend. Op basis van de resultaten op de gridpunten zijn de immissiecontouren getekend.
Figuur 3: rekenmodel met de contourpunten
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
19 v 21
db/a consultants v.o.f.
7.
akoestiek/milieu
RESULTATEN.
Rondom het terrein van de inrichting zijn, behalve op de gridpunten, ook op 3 toetspunten bij de dichtstbijgelegen woningen van derden de immissieconcentraties berekend. Geostacks+ berekent de PM10 en NO2 concentraties als jaargemiddelden voor het referentiejaar 2014. Resultaten PM10.
Resultaten NO2.
De beide tabellen geven respectievelijk de concentraties voor PM10 en NO2 en vergelijken deze met de generieke achtergrondconcentraties voor de betrokken punten.
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
20 v 21
db/a consultants v.o.f.
8.
akoestiek/milieu
CONCLUSIES.
Volgens de strekking van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer mag een vergunningverlener de uitoefening van een bedrijf toestaan mits ten aanzien van de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoende is aangetoond dat de grenswaarden voor de voor de inrichting relevante stoffen niet worden overschreden. x
Met het voorliggende onderzoek is afgeleid en aangetoond dat de NO2 en de fijn stof PM10 concentraties binnen de 40 µg/m3 jaarnorm blijven.
x
Bij de toetspunten overschrijdt de immissieconcentratie fijn stof PM10 de 50 µg/m3 dagnorm met maximaal 8 dagen. Dit is minder dan de 35 dagen die de normstelling toestaat.
De vergunningverlener moet beoordelen of voldoende is aangetoond dat aan de grenswaarden wordt voldaan.
9.
BIJLAGEN (01-27).
Resultaten. Figuren invoer rekenmodel. Invoerlijsten oppervlaktebronnen en rijlijnen.
01-04 04-06 07-27
---
LR 10.135/3 van 26-08-‘14 rapport luchtkwaliteit nieuwe inrichting voor puinrecycling, Kruiswijk Groep, Timmerfabriekstraat Bergambacht.
21 v 21
Bijlage 1 van 27
Naam 01 02 03
Geomilieu V2.51
X coördinaat 114041,07 114015,29 113988,51
Resultatentabel LR10135/3 LR10135/3 PM10 - Fijn stof Ja 2014
Omschrijving Nijverheidstraat 6 Timmerfabriekstraat 14 Timmerfabriekstraat 18
Rapport: Model: Resultaten voor model: Stof: Zeezoutcorrectie: Referentiejaar:
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 2 van 27
Y coördinaat 438118,34 437846,63 437840,59
Conc. [µg/m³] 20,63 20,41 20,15
AG [µg/m³] 20,36 20,25 20,01
BRON [µg/m³] 0,27 0,16 0,14
# Overschreidingen 24 uur limiet 8 7 7
26-8-2014 15:01:24
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Bijlage 3 van 27
Naam 01 02 03
Geomilieu V2.51
X coördinaat 114041,07 114015,29 113988,51
Y coördinaat 438118,34 437846,63 437840,59
Resultatentabel LR10135/3 LR10135/3 NO2 - Stikstofdio ide 2014
Omschrijving Nijverheidstraat 6 Timmerfabriekstraat 14 Timmerfabriekstraat 18
Rapport: Model: Resultaten voor model: Stof: Referentiejaar:
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 4 van 27
Conc. [µg/m³] 20,33 20,11 19,96
AG [µg/m³] 19,91 19,74 19,62
BRON [µg/m³] 0,42 0,38 0,34
# Overschreidingen uur limiet 0 0 0
26-8-2014 15:05:35
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
pklomp op 26-8-2014 Geomilieu 1.91 2014 X: 114128.18 Y: 438041.44
1-1-1995 tot 31-12-2004 NO2, PM10 Ja eekdag L: 0.87, M: 0.52, 0.33
L: 0.84, M: 0.34, 0.2651 Nee Ja Nee
Nee Nee
Laatst ingezien door Model aangemaakt met Referentiejaar GCN referentiepunt
Rekenperiode Stoffen Zeezoutcorrectie eekend verkeersverdeling erkeersverdeling zaterdag
erkeersverdeling zondag Terreinru heid Steekproefberekening Berekening met achtergrond Custom meteo
Store journal files Custom emission file
Geomilieu V2.51
0.16
LR10135/3 pklomp STAC S pklomp op 14-1-2013
Lijst van model eigenschappen LR10135/3
Model eigenschap Omschrijving erant oordelijke Rekenmethode Aangemaakt door
Rapport: Model:
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 5 van 27
26-8-2014 15:18:12
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Bijlage 6 van 27
Bijlage 7 van 27
Samenvoegen granulaat/puin er erken fijn zand / droge stuifgrond
Omschr. Crushen Breken puin granulaat Overslaan van puin Opslag van puin Transporteren puin/granulaat
5,00 5,00
oogte 5,00 5,00 5,00 5,00 5,00
0,00000000 0,00000000
mis NO 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000167 0,00000333
mis PM10 0,00000549 0,00002833 0,00000333 0,00000933 0,00000263
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Oppervlaktebronnen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Geomilieu V2.51
06 07
Naam 01 02 03 04 05
Model: Groep:
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 8 van 27
0,00000000 0,00000000
mis SO2 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis Benz 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis BaP 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis CO 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis Pb 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis PM2.5 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis C 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000 5,00 5,00
NO2 5,00 5,00 5,00 5,00 5,00
26-8-2014 15:41:10
2400,00 600,00
Bedr. uren 600,00 1800,00 8760,00 8760,00 8760,00
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Omschr. Parkeerplaats PA
BA
T pe ntensiteit
Totaal aantal 138,00
nt --
nt A --
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 9 van 27
nt N --
L --
L
A --
L
N --
M --
M
A --
M
N --
Z --
Z
A --
Z
N --
Bus --
Bus A --
26-8-2014 15:16:25
Bus N --
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
1 1,00
Geomilieu V2.51
L
L
2 1,00
L
3 1,00
L
4 1,00
L
5 1,00
L
6 1,00
L
7 1,00
L
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 10 van 27
8 6,66
L
9 6,66
L
10 6,66
L
11 6,66
L
12 6,66
L
13 6,66
L
14 6,66
L
15 6,66
L
16 6,60
L
17 6,66
L
18 6,66
L
19 6,66
L
L
21 2,00
26-8-2014 15:16:25
20 2,00
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
22 2,00
Geomilieu V2.51
L
L
23 2,00
L
24 1,00
M
1 0,50
M
2 0,50
M
3 0,50
M
4 0,50
M
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 11 van 27
5 0,50
M
6 0,50
M
7 0,50
M
8 2,83
M
9 2,83
M
10 2,83
M
11 2,83
M
12 2,83
M
13 2,83
M
14 2,83
M
15 2,83
M
16 2,83
17 2,83
26-8-2014 15:16:25
M
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
18 2,83
Geomilieu V2.51
M
M
19 2,83
M
20 1,00
M
21 1,00
M
22 1,00
M
23 1,00
M
24 0,50
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 12 van 27
Z
1 --
Z
2 --
Z
3 --
Z
4 --
Z
5 --
Z
6 --
Z
7 --
Z
8 --
Z
9 --
Z
10 --
Z
11 --
Z
12 --
Z
Z
14 --
26-8-2014 15:16:25
13 --
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
15 --
Geomilieu V2.51
Z
Z
16 --
Z
17 --
Z
18 --
Z
19 --
Z
20 --
Z
21 --
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 13 van 27
Z
22 --
Z
23 --
Z
24 --
Bus
1 --
Bus
2 --
Bus
3 --
Bus
4 --
Bus
5 --
Bus
6 --
Bus
7 --
Bus
8 --
Bus
9 --
10 --
26-8-2014 15:16:25
Bus
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam
Model: Groep:
11 --
Geomilieu V2.51
Bus
Bus
12 --
Bus
13 --
Bus
14 --
Bus
15 --
Bus
16 --
Bus
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Parkeerplaatsen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 14 van 27
17 --
Bus
18 --
Bus
19 --
Bus
20 --
Bus
21 --
Bus
22 --
Bus
23 --
Bus
24 --
26-8-2014 15:16:25
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam b 09 b 10 b 20 b 30
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Omschr. eftruck rachtauto op de eegbrug rachtauto legen stationair Puinbreker dieselmotor
oogte 1,50 1,50 1,50 1,50
nt.diam. 0,10 0,10 0,10 0,10
t.diam. 0,20 0,20 0,20 0,20
mis NO 0,00005556 0,00011111 0,00011111 0,00011111
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Schoorstenen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 15 van 27
mis PM10 0,00000056 0,00000111 0,00000111 0,00000111
mis SO2 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis Benz 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis BaP 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis CO 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis Pb 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis PM2.5 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
mis C 0,00000000 0,00000000 0,00000000 0,00000000
26-8-2014 15:16:56
Flu 0,100 0,100 0,100 0,100
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam b 09 b 10 b 20 b 30
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Gas temp 350,0 350,0 350,0 350,0
armte 0,01 0,01 0,01 0,01
NO2 5,00 5,00 5,00 5,00
Geb.bron 112 112 48 Nee
Bedr. uren 600,00 690,00 1839,00 1800,00
00-01 False False False False
01-02 False False False False
02-03 False False False False
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Schoorstenen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 16 van 27
03-04 False False False False
04-05 False False True False
05-06 False True False False
06-07 False False False False
07-08 False False False False
08-09 False False False False
09-10 False False False False
10-11 False False True True
11-12 False False True True
12-13 False False False False
13-14 False False False False
14-15 True False False False
15-16 False False True True
16-17 False True True True
17-18 False False False False
26-8-2014 15:16:56
18-19 False False False False
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam b 09 b 10 b 20 b 30
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
19-20 False False False False
20-21 False True True False
21-22 False False False False
22-23 False False True False
23-24 False False False False
Monda True True True True
Tuesda True True True True
ednesda True True True True
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Schoorstenen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 17 van 27
Thursda True True True True
Frida True True True True
Saturda True True True True
Sunda False False False False
Januar True True True True
Februar True True True True
March True True True True
April True True True True
Ma True False True True
June False False False True
Jul True False False True
August False False False True
September True False False True
26-8-2014 15:16:56
October False False False True
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam b 09 b 10 b 20 b 30
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
November False False False True
ecember False False False True
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van Schoorstenen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 18 van 27 26-8-2014 15:16:56
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Omschr. Rijlijn A terrein Rijlijn A tussen gebou en Rijlijn BA tussen gebou en Rijlijn auto s indirect Rijlijn BA terrein
T pe erdeling erdeling erdeling ntensiteit erdeling
egt pe Normaal Normaal Normaal Normaal Normaal
MZ False False False False False 10 10 10 40 10
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 19 van 27
Breedte 6,00 6,00 6,00 7,00 6,00
ent.F 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
scherm 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Can.
L ------
Can.
R ------
Can. br 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
ent.X ------
ent.Y ------
ent. 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
nt.diam. 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00
t.diam. 1,10 1,10 1,10 1,10 1,10
Flu 0,100 0,100 0,100 0,100 0,100
Gas temp 285,0 285,0 285,0 285,0 285,0
eg 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
26-8-2014 15:1 :3
armte 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Fboom 1.00 1.00 1.00 1.00 1.00
Totaal aantal 115,00 14,00 50,00 654,00 10,00
nt 5,43 5,95 5,00 6,14 5,43
nt A 5,43 3,57 5,00 3,69 5,43
nt N 1,63 1,79 2,50 1,44 1,63 ---21,70 --
L
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 20 van 27
A ---10,90 --
L
N ---13,90 --
L --100,00 43,50 100,00
M
A --100,00 32,60 100,00
M
N --100,00 41,70 100,00
M
Z 100,00 100,00 -34,80 --
Z A 100,00 100,00 -56,50 --
Z N 100,00 100,00 -44,40 --
Bus ------
Bus A ------
Bus N ------
L
1 ---2,00 --
L
L
3 ---2,00 --
26-8-2014 15:1 :3
2 ---2,00 --
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
4 ---2,00 --
Geomilieu V2.51
L
L
5 ---2,00 --
L
6 ---2,00 --
L
7 ---2,00 --
L
8 ---13,20 --
L
9 ---13,20 --
L
10 ---13,20 --
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 21 van 27
L
11 ---13,20 --
L
12 ---13,20 --
L
13 ---13,20 --
L
14 ---13,20 --
L
15 ---13,20 --
L
16 ---13,20 --
L
17 ---13,20 --
L
18 ---13,20 --
L
19 ---13,20 --
L
20 ---4,00 --
L
21 ---4,00 --
L
22 ---4,00 --
23 ---4,00 --
26-8-2014 15:1 :3
L
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
24 ---2,00 --
Geomilieu V2.51
L
M
1 --1,25 6,70 0,16
M
2 --1,25 6,70 0,16
M
3 --1,25 6,70 0,16
M
4 --1,25 6,70 0,16
M
5 --1,25 6,70 0,16
M
6 --1,25 6,70 0,16
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 22 van 27
M
7 --1,25 6,70 0,16
M
8 --2,50 11,60 0,54
M
9 --2,50 11,60 0,54
M
10 --2,50 11,60 0,54
M
11 --2,50 11,60 0,54
M
12 --2,50 11,60 0,54
M
13 --2,50 11,60 0,54
M
14 --2,50 11,60 0,54
M
15 --2,50 11,60 0,54
M
16 --2,50 11,60 0,54
M
17 --2,50 11,60 0,54
M
M
19 --2,50 11,60 0,54
26-8-2014 15:1 :3
18 --2,50 11,60 0,54
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
20 --2,50 8,00 0,54
Geomilieu V2.51
M
M
21 --2,50 8,00 0,54
M
22 --2,50 8,00 0,54
M
23 --2,50 8,00 0,54
M
24 --1,25 6,70 0,16
Z
1 1,87 0,25 -4,24 --
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 23 van 27
Z
2 1,87 0,25 -4,24 --
Z
3 1,87 0,25 -4,24 --
Z
4 1,87 0,25 -4,24 --
Z
5 1,87 0,25 -4,24 --
Z
6 1,87 0,25 -4,24 --
Z
7 1,87 0,25 -4,24 --
Z
8 6,24 0,83 -14,14 --
Z
9 6,24 0,83 -14,40 --
Z
10 6,24 0,83 -14,14 --
Z
11 6,24 0,83 -14,14 --
Z
12 6,24 0,83 -14,14 --
Z
13 6,24 0,83 -14,14 --
Z
14 6,24 0,83 -14,14 --
15 6,24 0,83 -14,14 --
26-8-2014 15:1 :3
Z
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
16 6,24 0,83 -14,14 --
Geomilieu V2.51
Z
Z
17 6,24 0,83 -14,14 --
Z
18 6,24 0,83 -14,14 --
Z
19 6,24 0,83 -14,14 --
Z
20 6,24 0,50 -13,48 --
Z
21 6,24 0,50 -13,48 --
Z
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 24 van 27
22 6,24 0,50 -13,48 --
Z
23 6,24 0,50 -13,48 --
Z
24 1,87 0,25 -4,24 --
Bus
1 ------
Bus
2 ------
Bus
3 ------
Bus
4 ------
Bus
5 ------
Bus
6 ------
Bus
7 ------
Bus
8 ------
Bus
9 ------
Bus
10 ------
11 ------
26-8-2014 15:1 :3
Bus
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
12 ------
Geomilieu V2.51
Bus
Bus
13 ------
Bus
14 ------
Bus
15 ------
Bus
16 ------
Bus
17 ------
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 25 van 27
Bus
18 ------
Bus
19 ------
Bus
20 ------
Bus
21 ------
Bus
22 ------
Bus
23 ------
Bus
24 ------
Stagnatie
1 0 0 0 0 0
Stagnatie
2 0 0 0 0 0
Stagnatie
3 0 0 0 0 0
4 0 0 0 0 0
26-8-2014 15:1 :3
Stagnatie
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Stagnatie
5 0 0 0 0 0
Stagnatie
6 0 0 0 0 0
Stagnatie
7 0 0 0 0 0
Stagnatie
8 0 0 0 0 0
Stagnatie
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 26 van 27
9 0 0 0 0 0
Stagnatie
10 0 0 0 0 0
Stagnatie
11 0 0 0 0 0
Stagnatie
12 0 0 0 0 0
Stagnatie
13 0 0 0 0 0
Stagnatie
14 0 0 0 0 0
Stagnatie
15 0 0 0 0 0
Stagnatie
26-8-2014 15:1 :3
16 0 0 0 0 0
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
Naam 01 02 03 06 07
Model: Groep:
Geomilieu V2.51
Stagnatie
17 0 0 0 0 0
Stagnatie
18 0 0 0 0 0
Stagnatie
19 0 0 0 0 0
Stagnatie
20 0 0 0 0 0
LR10135/3 hoofdgroep Lijst van egen, voor rekenmethode Luchtk aliteit - STAC S
Onderzoek luchtkwaliteit - Kruiswijk Bergambacht
Bijlage 27 van 27
Stagnatie
21 0 0 0 0 0
Stagnatie
22 0 0 0 0 0
Stagnatie
23 0 0 0 0 0
Stagnatie
24 0 0 0 0 0
26-8-2014 15:1 :3
projectnummer LR 10.153/3 db/a consultants -- nuenen
87
Bijlage7 Onderzoekarcheologie
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
88
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase
1LHXZH:HWHULQJ,,%HUJDPEDFKW *HPHHQWH%HUJDPEDFKW ,''6$UFKHRORJLHUDSSRUW
&RORIRQ Projectnummer In opdracht van Auteurs Redactie Versie Status
36211112/54920 Onroerendgoed Maatschappij Vlist bv drs. A.M.H.C. Koekkelkoren, drs. S. Moerman dr. A.W.E. Wilbers 1.4 definitief
Autorisatie dhr. A.W.E. Wilbers
Senior Prospector
11-01-2013
Goedkeuring Gemeente Bergambacht dhr. Ch. Thanos
Adviseur gemeente Bergambacht
© IDDS Archeologie Noordwijk, september 2014 ISSN 2212-9650 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
6$0(19$77,1* In opdracht van Onroerendgoed Maatschappij Vlist bv heeft IDDS Archeologie in december 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor het project Nieuwe Wetering II. Dit gebied ligt aan de Nieuwe Wetering, een wetering in het zuiden van Bergambacht, gemeente Bergambacht. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande aanleg van een nieuw bedrijventerrein, genaamd Nieuwe Wetering, waarvoor een bestemmingsplanwijziging dient te worden opgesteld. Het onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied is opgebouwd uit een veenpakket uit de periode dat het plangebied in de kom van de Lek lag. Vanaf circa -4,7 m NAP komt onder het veen plaatselijk een kleilaag voor, waarschijnlijk afkomstig uit een crevasse van de Schoonhoven stroomgordel ten noorden van het plangebied. Op circa -3,5 tot -3,5 m NAP is in een aantal boringen een laag houtskool aangetroffen die zeer waarschijnlijk een natuurlijke herkomst heeft (bosbrand of afgezet door stromend water). Op het veen is een laag klei afgezet die waarschijnlijk deels natuurlijk is en deels is opgebracht bij baggerwerkzaamheden. Alle lagen hebben een lage verwachting voor archeologische resten. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied is opgebouwd uit een veenpakket met enkele kleilagen, waarvoor een lage verwachting geldt voor alle perioden. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren bij graafwerkzaamheden ondieper dan 4,0 m –mv.
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
,1+28'623*$9( $'0,1,675$7,(9(*(*(9(169$1+(73/$1*(%,(' ,1/(,',1*
1.1. Aanleiding ...............................................................................................................................5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek...............................................................................5 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ...........................................................................6 %85($821'(5=2(.
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................7 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden .................................................8 2.4. Historische situatie en mogelijke verstoringen ........................................................................9 2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel ......................................................................................10 9(/'21'(5=2(.
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................11 3.2. Werkwijze ..............................................................................................................................11 3.3. Resultaten .............................................................................................................................11 3.4. Interpretatie ...........................................................................................................................13 &21&/86,((1$$1%(9(/,1*(1
4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 14 4.2. Aanbevelingen ......................................................................................................................15 4.3. Betrouwbaarheid ...................................................................................................................15 *(5$$'3/((*'(%5211(1 /,-679$1$).257,1*(1(1%(*5,33(1
%,-/$*(1 1. 2. 3. 4. 5.
Topografische kaart Archis-informatie Boorlocatiekaart Boorbeschrijvingen Periodentabel
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
$GPLQLVWUDWLHYHJHJHYHQVYDQKHWSODQJHELHG 2QGHU]RHNVPHOGLQJVQXPPHU
54920
7RSRQLHP
Nieuwe Wetering
3ODDWV
Bergambacht
*HPHHQWH
Bergambacht
.DGDVWUDOHDDQGXLGLQJ
Bergambacht, sectie B, 4279
3URYLQFLH
Zuid-Holland
.DDUWEODG
38B
&R|UGLQDWHQ &HQWUXP +RHNSXQWHQ
114.286/438.014 114.364/438.102 (no) 114.352/437.950 (zo) 114.208/437.907 (zw) 114.215/438.103 (nw)
2SSHUYODNWH
2,5 ha
2QGHU]RHNVNDGHU
Omgevingsvergunning
8LWYRHUGHU
IDDS Archeologie Contactpersoon: mw. A.M.H.C. Koekkelkoren Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail:
[email protected]
%HYRHJGHRYHUKHLG
Gemeente Bergambacht Postbus 3 2860 AA Bergambacht Tel: 018-2356555
$GYLVHXUQDPHQVGHEHYRHJGH RYHUKHLG
Omgevingsdienst Midden-Holland Contactpersoon: dhr. C. Thanos Tel: 018-2545700 E-mail:
[email protected]
%HKHHUHQSODDWVYDQ GRFXPHQWDWLH
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Zuid-Holland
8LWYRHULQJVGDWXPYHOGZHUN
donderdag 20 december 2012
4
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
,QOHLGLQJ $DQOHLGLQJ In opdracht van Onroerendgoed Maatschappij Vlist bv heeft IDDS Archeologie in december 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor het project Nieuwe Wetering II. Dit gebied ligt aan de Nieuwe Wetering, een wetering in het zuiden van Bergambacht, gemeente Bergambacht. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande aanleg van een nieuw bedrijventerrein, genaamd Nieuwe Wetering, waarvoor een bestemmingsplanwijziging dient te worden opgesteld. Bovendien zullen de geplande werkzaamheden voor de aanleg van de nieuwe bedrijven de ondergrond verstoren. Het gemeentelijk beleid schrijft 2 voor dat bij ingrepen vanaf 1000 m die dieper reiken dan 0,3 m –mv een archeologisch onderzoek nodig is (Bijlage 2). Hoewel de exacte ingrepen nog niet bekend zijn, zal het plangebied binnen deze onderzoeksverplichting vallen, waardoor archeologisch onderzoek conform het gemeentelijke beleid noodzakelijk is. 'RHOHQYUDDJVWHOOLQJYDQKHWRQGHU]RHN De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het verkennende veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Koekkelkoren / Wilbers 2012): x
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
x
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
x
Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP?
x
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
x
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied?
x
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (Centraal College van Deskundigen 2010). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 5. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
5
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
/LJJLQJYDQKHWSODQHQRQGHU]RHNVJHELHG De ligging van het in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in Bijlage 1. Het plangebied ligt ten zuidoosten van de bewoning van Bergambacht en is in gebruik als weiland. Het betreft vijf percelen die onderling gescheiden zijn met sloten (Figuur 1). De percelen zijn toegankelijk vanaf de N210, ten noorden van de percelen. Het plangebied betreft alleen het zuidelijke deel van de percelen,circa 150 m van een totale lengte van 600 m. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 2,5 ha en een gemiddelde maaiveldhoogte van 1,3 m NAP. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in Bijlage 3 en Figuur 1. Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van 500 m rondom het plangebied gekozen. De straal van 500 m is dusdanig gekozen dat het landschap en de archeologische waarde rondom het plangebied bij het onderzoek worden betrokken, waarbij echter de historische kern van Bergambacht buiten beschouwing wordt gelaten. De landschappelijke ontwikkeling van het plangebied is hier namelijk niet aan gerelateerd.
P )LJXXU+HWSODQJHELHGURRGRPOLMQG RSHHQOXFKWIRWRXLWEURQ%LQJ0DSV
6
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
%XUHDXRQGHU]RHN :HUNZLM]H Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is gekeken naar bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er is gebruik gemaakt van de verwachtingskaart van de gemeente Bergambacht (Klaarenbeek HWDO 2011) en van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden; IKAW) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is e verkregen uit beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19 eeuw en enkele historische topografische kaarten (watwaswaar.nl), en via de website van de KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH; www.kich.nl). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap is onder andere gebruik gemaakt van de bodemkaart van Nederland (Stichting voor Bodemkartering 1984), de geomorfologische kaart van de Rijn-Maas delta (Cohen HWDO2012) en de geomorfologische kaart van Nederland (Alterra 2005). Daarnaast is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Voor informatie omtrent bodemsaneringen en ontgrondingenvergunningen is het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Om de ligging van kabels en leidingen in het plangebied te bepalen, is een KLIC-melding gedaan. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Er is contact opgenomen met de Historische Vereniging Bergambacht. Door dhr. P. Teuling van deze vereniging is aanvullende informatie geleverd, welke is verwerkt in paragraaf 2.4. *HRORJLHJHRPRUIRORJLHHQERGHP 2QWVWDDQVJHVFKLHGHQLVODQGVFKDS Bergambacht ligt in het rivierengebied, in de Krimpenerwaard. Gedurende de laatste ijstijd (het Weichselien, 120.000 tot 10.000 jaar geleden) stroomden er vlechtende rivieren door het gebied. Deze vlechtende rivieren bestonden uit vele geulen met daartussen kale zandbanken en hebben in de ondergrond een dik pakket zand en grind achtergelaten (Formatie van Kreftenheye). Langs de vlechtende rivieren bevonden zich grote onbegroeide zandvlaktes. Op sommige plaatsen kon de wind het zand uit de droge rivierbeddingen opblazen in metershoge duinen of duincomplexen. Vanaf het begin van het Holoceen raakten deze rivierduinen begroeid en werd er rondom de duinen door rivieren sediment afgezet of groeiden er dikke veenlagen. In veel gevallen raakte het rivierduin uiteindelijk geheel begraven onder de lagen klei en veen. In die gevallen dat de top van de duin nog boven de rivierafzettingen uitsteekt, wordt gesproken van een donk. De huidige Hollandse IJssel en Lek zijn waarschijnlijk rond het begin van de jaartelling ontstaan als gevolg van een rivierverlegging bij Wijk bij Duurstede (Cohen HW DO 2012). Vanwege de bolling van het veen waren de overstromingen vanuit de rivieren van beperkte omvang. De zavelige oeverwallen zijn dan ook zeer smal en de steeds dunner wordende komkleiafzettingen zijn beperkt tot een strook van maximaal 1,5 km breedte. Van het uitgestrekte veengebied wordt aangenomen dat het niet erg aantrekkelijk was voor bewoning. e Vanaf de 8 eeuw veranderde de toegankelijkheid van de Krimpenerwaard ten gevolge van inbraken van de zee in het kustgebied. Dit leidde tot een verbeterde afwatering van de veengebieden, waardoor ze ontwaterden en beter bewoonbaar werden. Bewoning in de Middeleeuwen vond aanvankelijk plaats langs de oevers van de rivieren, van waaruit het veengebied ontgonnen werd door de moerasachtige gebieden te ontwateren. Vermoedelijk is de Lek rond 1050 na. Chr. bedijkt en e e is de Krimpenerwaard tussen de 11 en 13 eeuw ontgonnen, wat het einde betekende van de veengroei (Klaarenbeek HWDO 2011). Het maaiveld is ten gevolge van de ontwatering gaan dalen, een
7
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
proces dat bekend staat als inklinking of klink, als gevolg van het oxideren van het veen. De sterkste daling zal zich vermoedelijk vlak na de ontginning hebben voorgedaan, aangezien door de aanleg van greppels het veen sterk ontwaterde. Een direct gevolg van de klink was dat de overstromingen vanuit de rivieren begonnen toe te nemen. Door de daling van het veengebied zijn de voorheen vrij laag liggende oeverwallen, die niet inklonken, hoger in het landschap komen te liggen. Vanuit de oeverwallen komen diverse grillig gevormde vertakkingen voor van zavelige en kleiige fossiele waterlopen (stroomruggen) die eveneens als ruggetjes in het landschap terug zijn te vinden. De inklinking heeft er eveneens voor gezorgd dat eventuele rivierduinen, die zich in de ondergrond bevinden, weer zichtbaar zijn geworden aan het reliëf in het huidige maaiveld. *HRPRUIRORJLH Het plangebied ligt in een rivierkomvlakte (Alterra 2005). Ten zuidwesten van het plangebied ligt een lage rivierduin, die ten dele begraven is (een donk). Het is mogelijk dat de flanken van deze donk nog in het plangebied aanwezig zijn. Het plangebied heeft een gemiddelde maaiveldhoogte van -1,3 m NAP. De donk ten zuidwesten heeft een maaiveldhoogte maximaal van -0,8 m NAP (www.ahn.nl). Op basis van het AHN kan dus niet worden bepaald of een deel van de donk in de ondergrond aanwezig is. %RGHP Het plangebied ligt in een zone met kalkloze drechtvaaggronden (Stichting voor Bodemkartering 1984). Dit houdt in dat het plangebied is opgebouwd uit een kleipakket van 40-80 cm dikte, waaronder een veenpakket aanwezig is. De grondwatertrap in het plangebied is II, wat inhoudt dat in de zomer het grondwater tussen de 50 en 80 cm –mv staat en in de winter binnen de 40 cm –mv. $UFKHRORJLVFKHHQRQGHUJURQGVHERXZKLVWRULVFKHZDDUGHQ Het plangebied ligt op de gemeentelijke verwachtingenkaart op de overgang van een zone met rivierduinen in het zuiden naar het Pleistoceen terrassenlandschap in het noorden (Figuur 2). Bovendien valt het binnen de plaatselijke oeverzone van de Lek, waardoor het een middelhoge verwachting heeft vanaf de IJzertijd. Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd. In het plangebied zijn geen ondergrondse bouwhistorische waarden bekend (www.kich.nl). Direct ten westen van het plangebied zijn twee onderzoeken uitgevoerd (bijlage 2). Het eerste is een bureauonderzoek waaruit is gebleken dat er een lage verwachting geldt in het gebied, met uitzondering van het zuidelijke deel, waar mogelijk nog een rivierduin aanwezig is (onderzoeksmelding 34747). In het zuiden is daarom een booronderzoek uitgevoerd met 27 boringen (onderzoeksmelding 36578). Daaruit is gebleken dat de ondergrond overwegend bestaat uit veen en dat er binnen 4,0 m –mv geen rivierduin aanwezig is. Wel is tussen 250 en 380 cm -mv (met name tussen 350 en 380 cm –mv) een overgang van veen naar klei aanwezig. In enkele boringen is het veen onder in de boring zwak kleiig. Tijdens het booronderzoek zijn in twee boringen organische resten aangetroffen op de overgang van het veen naar de onderliggende klei, namelijk twee hazelnootdoppen en enkele spikkels ondetermineerbaar materiaal (waarneming 423504). Deze resten dateren naar verwachting uit het Paleolithicum-Mesolithicum. Ten zuidoosten van het plangebied zijn drie waarnemingen bekend, namelijk van voormalige AMKterreinen (waarnemingen 402779, 402780 en 402874). Het gaat om drie terreinen waar grondsporen uit het Mesolithicum en Neolithicum zijn aangetroffen. De ligging van de terreinen valt waarschijnlijk samen met enkele rivierduinen.
8
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
3OHLVWRFHHQ WHUUDVVHQODQGVFKDS
3OHLVWRFHHQ WHUUDVVHQODQGVFKDS Geen of onbekende verwachting. Circa -12 m NAP. 2HYHU]RQH Middelhoog voor IJzertijd tot en met Vroege Middeleeuwen Vanaf maaiveld.
2HYHU]RQH
5LYLHUGXLQEHGHNWPHW KRORFHQHDI]HWWLQJHQ Zeer hoge verwachting voor Laat Paleolithicum tot en met Bronstijd Circa - 10 m NAP
5LYLHUGXLQRQGHU +RORFHHQ 5LYLHUGXLQ
)LJXXU+HWSODQJHELHGURRGRPOLMQG RSHHQXLWVQHGHYDQGHJHPHHQWHOLMNHYHUZDFKWLQJHQNDDUW PHWHHQWRHOLFKWLQJYDQGHYHUZDFKWLQJHQSHUUHOHYDQWHYHUZDFKWLQJV]RQH.ODDUHQEHHNet al. +LVWRULVFKHVLWXDWLHHQPRJHOLMNHYHUVWRULQJHQ e
e
De ontginning van de Krimpenerwaard vond plaats in de 10 tot 13 eeuw. De Nieuwe Wetering dateert uit deze periode (Klaarenbeek HWDO. 2011). Haaks op de huidige N210 zijn smalle, langgerekte percelen aangelegd. De Nieuwe Wetering ligt diagonaal op deze oriëntering van de percelen. De oudste beschikbare kaart van het plangebied dateert uit 1696 en is vervaardigd door Johannes Leupenius voor het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard (watwaswaar.nl). Hierop staat de Nieuwe Wetering aangegeven waarlangs het plangebied ligt, maar de inrichting en het gebruik van het plangebied zijn niet gespecificeerd, noch zijn de perceelsgrenzen aangegeven. Pas op de kadastrale kaart van 1811-32 staat het plangebied nauwkeurig aangegeven. Op die kaart zijn de diverse percelen in gebruik als weilanden. Vanwege de venig ondergrond in het plangebied zal het gebied ook na de ontginning nat zijn geweest vanwege inklinking en na enige tijd niet meer geschikt voor landbouw. Ten tijde van het onderzoek was het plangebied in gebruik als weiland. De vijf onderzochte percelen zijn onderling gescheiden door sloten. Er zijn geen verstoringen bekend als gevolg van de aanleg van leidingen (KLIC), noch van saneringen (www.bodemloket.nl) of aanleg van gebouwen (watwaswaar.nl). Informatie van de Historische Vereniging Bergambacht (HVB) geeft aan dat het e gebied van de Nieuwe Wetering in de jaren ’70 en ’80 van de 20 eeuw meermaals is gebruikt als baggerdepot, waardoor de bovenste bodemlaag bestaat uit of vermengd is met materiaal dat van elders afkomstig is. In deze bovenste bodemlaag zijn door amateurarcheologen diverse resten aangetroffen, maar deze waren waarschijnlijk niet LQVLWX aanwezig (pers. comm. dhr. P. Teuling). De resten zijn niet nader gespecificeerd. Het oorspronkelijke maaiveld kan dus opgehoogd zijn met baggermateriaal.
9
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
*HVSHFLILFHHUGYHUZDFKWLQJVPRGHO Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied is opgebouwd uit pleistocene rivierafzettingen. De verwachting voor deze afzettingen is alleen hoog ter plaatse van rivierduinen, waarvan de toppen in het Paleolithicum – Neolithicum werden bewoond, alvorens ze werden bedekt met veen. Dergelijke afzettingen worden niet verwacht in de ondergrond van het plangebied, binnen de onderzoeksdiepte van 4,0 m –mv. De gemeentelijke verwachtingenkaart plaatst het plangebied echter in een zone waar deze afzettingen mogelijk voorkomen. Het valt daarom niet uit te sluiten dat deze resten wel in het plangebied voorkomen en resten voor deze perioden hebben een lage tot middelhoge verwachting. Vanaf de Bronstijd vond grootschalige veenvorming plaats in het Hollandse kustgebied. Veen is alleen bewoonbaar na ontwatering. Historische bronnen geven aan dat de ontginning van het gebied e e pas in de 10 tot 13 eeuw plaats vond. Er is ook geen sprake van een natuurlijke afwatering in het gebied waarbij het gebied voor de ontginning ontwaterd zou zijn. De verwachting voor resten vóór de Late Middeleeuwen is daarom laag. De ontgonnen veengebieden werden vaak gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. Wellicht was akkerbouw direct na de ontginning mogelijk, maar na door het inklinken van het veen kwamen de percelen lager te liggen en werd het gebied weer nat. Het meest geschikte gebruik voor dergelijke e gebieden is als weiland. Het plangebied is sinds de 19 eeuw in elk geval als zodanig in gebruik geweest. Historisch kaartmateriaal en de gegevens van het booronderzoek direct ten westen van het plangebied maken het zeer aannemelijk dat het gebied niet is gebruikt voor bewoning. Daarom zal het plangebied alleen sporen bevatten van het gebruik van het plangebied voor de akkerbouw (ploegen en bemesting), aangezien veelteelt geen significante sporen nalaat. Naar verwachting zal de natuurlijke bodemopbouw in het plangebied onverstoord aanwezig zijn. Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen, en om te controleren in hoeverre de bodemopbouw in het plangebied nog intact is en om te controleren of er een rivierduin aanwezig is binnen het plangebied, is er een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd.
10
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
9HOGRQGHU]RHN 2QGHU]RHNVK\SRWKHVHHQRQGHU]RHNVRS]HW Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Kansarme zones worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor de volgende fasen. Het veldonderzoek bestond uitsluitend uit een booronderzoek. Een veldkartering was in verband met de aanwezige vegetatie niet mogelijk. :HUNZLM]H In het plangebied de Nieuwe Wetering II zijn 26 boringen gezet (Bijlagen 3 en 4). Omdat op basis van het bureauonderzoek verwacht werd dat in de zuidwestelijke hoek van het plangebied een rivierduin kon voorkomen, zijn de boringen in dit gebied allemaal doorgezet tot 4,0 m onder maaiveld. Het betreft de boringen 4, 5, 11, 16 en 21. In de rest van het plangebied bestond alleen een verwachting voor de bovengrond en daarom zijn hier vrijwel alle boringen gezet tot een diepte van 2,0 m. Uitzondering vormen boringen 7 en 23, die ook een diepte van 4,0 m hebben om de geologische opbouw van het hele plangebied in kaart te brengen. De boringen zijn evenredig verdeeld over het plangebied, waarbij een verspringend grid is gebruikt van 35 x 35 m. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm en vanaf een diepte van ongeveer 1,0 m –mv van een guts van 3 cm. Het veldonderzoek is uitgevoerd door dr. A.W.E. Wilbers (senior prospector) en drs. A. Koekkelkoren (archeoloog). De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma TerraIndex van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten met een in de veldcomputer ingebouwde GPS. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland. De opgeboorde monsters zijn door middel van verbrokkelen in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot. 5HVXOWDWHQ /LWKRORJLHHQJHRORJLH De lithologische opbouw van het plangebied kan worden verdeeld in drie pakketten (Figuur 3). Aan het maaiveld komt een kleipakket voor dat bestaat uit sterk siltige, kalkloze klei met een dikte van 40 tot 70 cm (gemiddeld 50 cm). Deze klei is stevig tot stug en bevat veelal roestvlekken als gevolg van het neerslaan van ijzeroxides. De bovenste 0 tot 30 cm (gemiddeld 20 cm) van het kleipakket is zwak humeus en zwak wortelhoudend en kan worden aangemerkt als de bouwvoor. Onder het kleipakket (Figuur 3) bevindt zich een veenpakket dat in veel gevallen dieper reikt dan 4,0 m onder maaiveld (lager dan -5,3 m NAP). Het veenpakket bestaat uit mineraalarm zwak houthoudend veen (bosveen) dat over het algemeen een slappe consistentie heeft. In enkele gevallen is door de ontwatering van de top van het veen een lichte mate van veraarding aanwezig. Veraarding van veen ontstaat als het veen wordt blootgesteld aan lucht. Hierdoor vergaan de plantenresten en worden deze omgezet in humus. Het veen raakt door deze omzetting relatief verrijkt aan minerale bestanddelen en gaat steeds meer op tuinaarde lijken. Deze lichte mate van veraarding is te herkennen aan een donkerdere kleur van het veen en het feit dat het veen in de top rul is.
11
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
Bij boringen 4 en 16 is onder het veenpakket een tweede kleipakket aangetroffen. Deze klei is matig tot sterk siltig, kalkloos en zeer slap. De kleilaag heeft een dikte van ten minste 50 cm en de top van de kleilaag bevindt zich op 3,5 tot 3,6 m onder maaiveld (-4,8 tot -4,7 m NAP). Bij boring 4 komt boven de kleilaag een laag sterk kleiig veen voor met een dikte van 1,0 m. Ook dit kleiig veen is zeer slap.
)LJXXU6FKHPDWLVFKHZHHUJDYHYDQKHWSURILHOLQKHWSODQJHELHGPHWLQWHUSUHWDWLH %RGHPRSERXZ De bodemopbouw bestaat uit een dik veenpakket dat bedekt is met een relatief dun kleipakket. Dit is karakteristiek voor weideveengronden of drechtvaaggronden (afhankelijk van de dikte van het kleipakket). Het kleidek is in het plangebied waarschijnlijk deels door de rivier achtergelaten en deels door baggerwerkzaamheden door de mens op het veen afgezet. De humeuze laag is mogelijk afkomstig van het baggerdepot. $UFKHRORJLVFKHLQGLFDWRUHQ In de boringen zijn geen harde archeologische resten aangetroffen. Wel is in verschillende boringen houtskool aangetroffen in het veenpakket. Houtskool is aangetroffen als enkele stukjes in boringen 16 en 22 of in de vorm van dunne onderbroken laagjes in boringen 17, 19, 21, 23 en 24. De houtskool komt voor op een diepte van ongeveer 1,7 tot 2,3 m onder maaiveld (-3,5 tot -3,0 m NAP) en vormt een vrijwel aaneengesloten pakket met laagjes houtskoolspikkels. Dat in de andere boringen geen houtskool is aangetroffen, wil niet zeggen dat in deze boringen geen houtskool aanwezig was. Pas bij boring 16 werd het houtskool voor het eerst waargenomen (de boringen zijn uitgevoerd op volgorde) waarna het telkens op een vergelijkbare diepte werd herkend. Houtskool is moeilijk herkenbaar in veen vanwege de kleine kleurverschillen en het voorkomen van stukjes zwart geworden hout. Daarnaast wordt geen houtskool verwacht midden in een veenpakket en wordt bij een verkennend onderzoek als dit niet iedere centimeter van het veen gedetailleerd onderzocht. Houtskool kan een aanwijzing zijn voor menselijke activiteiten omdat het kan ontstaan bij het verbranden van hout in haardplaatsen of ovens. Houtskool kan echter ook ontstaan bij natuurlijke bosbranden of kan, doordat de stukjes zo klein en licht zijn, over grote afstanden door stromend water worden verplaatst.
12
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
Houtskool is daarmee een twijfelachtige archeologische indicator voor mogelijke archeologische vindplaatsen en is sterk afhankelijk van de context en afzettingen waar het zich in bevindt. De context van het plangebied, namelijk midden in het pakket veen, maakt het aannemelijk dat het hier gaat om natuurlijk afgezet houtskool. ,QWHUSUHWDWLH Het kleipakket dat in twee boringen werd aangetroffen beneden ongeveer -4,7 m NAP komt overeen met de kleilagen die bij een booronderzoek in 2009 werden gevonden op de naastgelegen percelen (Bergman 2010). Ook die kleilagen bevonden zich onder het veen op een diepte van ongeveer 3,5 m onder maaiveld (-4,7/-4,8 m NAP). Dit kleipakket moet zijn afgezet door een rivier, maar komt niet in alle diepe boringen voor. Het betreft daarom geen komklei. De dichtstbijzijnde stroomgordel van een oude rivier is de Schoonhoven, waarvan de bekende loop ongeveer 700 m ten noorden van het plangebied ligt. Het beddingzand van de Schoonhoven is vastgesteld op een niveau van ongeveer 4,1/-4,2 m NAP. Aangenomen wordt dat het aangetroffen kleipakket 2 is afgezet door een crevasse van deze Schoonhoven stroomgordel. Omdat niet alle boringen zijn gezet tot 4,0 m –mv is het niet mogelijk deze crevasse in kaart te brengen. Gezien de zeer slappe consistentie van de klei is het zeer onwaarschijnlijk dat er op de crevasseafzettingen archeologische resten voorkomen. Het aangetroffen veenpakket behoort tot het Hollandveen en is ontstaan in een rivierkomgebied ver weg van de rivierlopen. Op basis van het aanwezige hout in het veen kan worden aangenomen dat het om een uitgestrekt moerasbos ging, waarschijnlijk met elzen. Van de aangetroffen houtskoollaag, op een niveau van -3,5 tot -3,0 m NAP, wordt aangenomen dat deze vrijwel overal in het plangebied voorkomt. Gezien de slappe consistentie van het veen en het voorkomen van het houtskool midden in het pakket is het onwaarschijnlijk dat het om houtskool gaat van antropogene oorsprong. Veel waarschijnlijk is een uitgebreide bosbrand in een droge zomer of het sedimenteren van houtskool bij een overstroming. Dat laatste zou een verklaring kunnen zijn voor de gelaagdheid van de houtskoolspikkels die zichtbaar was in het veen. De bovenste kleilaag is afgezet door de Lek. Tijdens overstromingen, met name vóór de bedijking, lag het plangebied in de rivierkom van de Lek en werd in stilstaand water een laagje klei afgezet op het veen. Na de ontginning van het gebied in de Middeleeuwen, toen ook de rivier bedijkt werd, is deze kleilaag (en ook de top van het veen) ontwaterd en in cultuur gebracht. Door de wisselende waterstanden is de klei gaan rijpen (steviger worden) en zijn de roestvlekken ontstaan. Deze kleilaag is geen onderdeel van de oeverwal van de Lek, zoals wordt gedacht in de gemeentelijke verwachtingkaart, en in de kleilaag zijn ook geen archeologische indicatoren aangetroffen, zelfs geen rode baksteenspikkels. De ligging van het gebied en de ontstaansgeschiedenis van de diverse lagen doen vermoeden dat het onwaarschijnlijk is om archeologische resten te vinden in het plangebied anders dan de resten van landbouwactiviteiten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
13
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
&RQFOXVLHHQDDQEHYHOLQJHQ In opdracht van Onroerendgoed Maatschappij Vlist bv zijn in december 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Nieuwe Wetering in Bergambacht, gemeente Bergambacht. Het onderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied is opgebouwd uit een veenpakket uit de periode dat het plangebied in de kom van de Lek lag. Vanaf circa -4,7 m NAP komt onder het veen plaatselijk een kleilaag voor, waarschijnlijk afkomstig uit een crevasse van de Schoonhoven stroomgordel ten noorden van het plangebied. Op circa -3,5 tot -3,5 m NAP is in een aantal boringen een laag houtskool aangetroffen die zeer waarschijnlijk een natuurlijke herkomst heeft (bosbrand of afgezet door stromend water). Op het veen is een laag klei afgezet die waarschijnlijk deels natuurlijk is en deels is opgebracht bij baggerwerkzaamheden. Alle lagen hebben een lage verwachting voor archeologische resten. %HDQWZRRUGLQJYUDDJVWHOOLQJ x
:DWLVGHI\VLHNODQGVFKDSSHOLMNHOLJJLQJYDQGHORFDWLH"
Het plangebied ligt in een veengebied met kleiafzettingen die afkomstig zijn van overstromingen van nabijgelegen rivieren. x
+RH LV GH ERGHPRSERXZ LQ KHW SODQJHELHG HQ LQ ZHONH PDWH LV GH]H QRJ DOV LQWDFW WH EHVFKRXZHQ"
De bodemlagen in het plangebied zijn nog volledig intact aanwezig. Door het ontginnen van het gebied is de top van het veen licht veraard en is het veen ingeklonken. De bovenste laag klei is waarschijnlijk deels natuurlijk en deels opgebracht bij baggerwerkzaamheden. x
%HYLQGHQ ]LFKDUFKHRORJLVFKUHOHYDQWHDI]HWWLQJHQ LQKHWSODQJHELHG" (Q ]RMDRSZHONH GLHSWH WHQRS]LFKWHYDQKHWPDDLYHOGHQKHW1$3"
In het plangebied zijn geen lagen aanwezig waarin archeologische resten worden verwacht. x
:DW LV GH VSHFLILHNH DUFKHRORJLVFKH YHUZDFKWLQJ YDQ KHW SODQJHELHG HQ ZRUGW GH]H ELM KHW YHOGRQGHU]RHNEHYHVWLJG"
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied is opgebouwd uit pleistocene rivierafzettingen. De verwachting voor deze afzettingen is alleen hoog ter plaatse van rivierduinen, waarvan de toppen in het Paleolithicum – Neolithicum werden bewoond, alvorens ze werden bedekt met veen. Dergelijke afzettingen worden niet verwacht in de ondergrond van het plangebied, binnen de onderzoeksdiepte van 4,0 m –mv. De gemeentelijke verwachtingenkaart plaatst het plangebied echter in een zone waar deze afzettingen mogelijk voorkomen. Het valt daarom niet uit te sluiten dat deze resten wel in het plangebied voorkomen en resten voor deze perioden hebben een lage tot middelhoge verwachting. Vanaf de Bronstijd vond grootschalige veenvorming plaats in het Hollandse kustgebied. Veen is alleen bewoonbaar na ontwatering. Historische bronnen geven aan dat de ontginning van het gebied e e pas in de 10 tot 13 eeuw plaats vond. Er is ook geen sprake van een natuurlijke afwatering in het gebied waarbij het gebied voor de ontginning ontwaterd zou zijn. De verwachting voor resten vóór de Late Middeleeuwen is daarom laag. De ontgonnen veengebieden werden vaak gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. Wellicht was akkerbouw direct na de ontginning mogelijk, maar na door het inklinken van het veen kwamen de percelen lager te liggen en werd het gebied weer nat. Het meest geschikte gebruik voor dergelijke e gebieden is als weiland. Het plangebied is sinds de 19 eeuw in elk geval als zodanig in gebruik geweest. Historisch kaartmateriaal en de gegevens van het booronderzoek direct ten westen van het plangebied maken het zeer aannemelijk dat het gebied niet is gebruikt voor bewoning. Daarom zal het plangebied alleen sporen bevatten van het gebruik van het plangebied voor de akkerbouw
14
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
(ploegen en bemesting), aangezien veelteelt geen significante sporen nalaat. Naar verwachting zal de natuurlijke bodemopbouw in het plangebied onverstoord aanwezig zijn. Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat de ondergrond inderdaad geen resten bevat van een eventuele donk, maar uitsluitend bestaat uit een pakket veen met enkele kleilagen, zowel onder als op het veen. Bij de ontginning van het veengebied is de top van het veen licht veraard geraakt, maar er is hier geen sprake van een bewoonbaar niveau. In het veen is tevens een niveau aangetroffen waarop houtskoolresten zijn aangetroffen, die op natuurlijke wijze lijken te zijn afgezet in het plangebied vanwege de grote schaal en het feit dat het in het veenpakket aanwezig is. Tijdens het veldwerk zijn dus geen bewoonbare lagen aangetroffen. x
+RHZHO QLHW KHW GRHO YDQ HHQ YHUNHQQHQG ERRURQGHU]RHN NXQQHQ HU WRFK DUFKHRORJLVFKH LQGLFDWRUHQ ZRUGHQ DDQJHWURIIHQ ,QGLHQ GH]H ZRUGHQ DDQJHWURIIHQ GDQ JHOGHQ WHYHQV GH YROJHQGHYUDJHQZDWLVGHYHUWLFDOHHQKRUL]RQWDOHOLJJLQJYDQGHDDQJHWURIIHQLQGLFDWRUHQZDWLV GH GDWHULQJ HQ ZDW LV GH LQYORHG YDQ GH]H YRQGVWHQ RS GH DUFKHRORJLVFKH YHUZDFKWLQJ YDQ KHW SODQJHELHG"
Het aangetroffen niveau met (lagen) houtskool wordt niet gezien als een archeologische indicator, maar als een natuurlijke laag. Er zijn verder geen archeologische resten aangetroffen. x
,Q KRHYHUUH ZRUGHQ HYHQWXHHO DDQZH]LJH DUFKHRORJLVFKH ZDDUGHQ EHGUHLJG GRRU GH YRRUJHQRPHQERGHPYHUVWRUHQGHZHUN]DDPKHGHQ"
De voorgenomen werkzaamheden zullen naar verwachting geen archeologische resten verstoren binnen de onderzochte 4,0 m –mv. $DQEHYHOLQJHQ Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied is opgebouwd uit een veenpakket met enkele kleilagen, waarvoor een lage verwachting geldt voor alle perioden. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren bij graafwerkzaamheden ondieper dan 4,0 m –mv. NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Bergambacht. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen. %HWURXZEDDUKHLG Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met de InfoDesk (
[email protected]).
15
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
*HUDDGSOHHJGHEURQQHQ Alterra, 2005: *HRPRUIRORJLVFKHNDDUWYDQ1HGHUODQGEODG:2, Wageningen. ANWB, 2005: $1:%7RSRJUDILVFKH$WODV=XLG+ROODQG, Den Haag. 3
Berendsen, H.J.A., 2005 (1997): /DQGVFKDSSHOLMN1HGHUODQG'HI\VLVFKJHRJUDILVFKHUHJLR¶V, Assen. 4
Berendsen, H.J.A., 2004 (1996): 'HYRUPLQJYDQKHWODQG,QOHLGLQJLQGHJHRORJLHHQGH JHRPRUIRORJLH, Assen. Centraal College van Deskundigen, 2010: .ZDOLWHLWVQRUP 1HGHUODQGVH $UFKHRORJLH, versie 3.2, Gouda. Cohen, K.M./E. Stouthamer/H.J. Pierik/A.H. Geurts (2012) Rhine-Meuse Delta Studies’ 'LJLWDO %DVHPDSIRU'HOWD(YROXWLRQDQG3DODHRJHRJUDSK\. Dept. Physical Geography. Utrecht University. Klaarenbeek, R. et al. 2011: 'RQNEHZRQHUVHQYHHQRQWJLQQHUVLQNDDUWJHEUDFKWJHPHHQWH %HUJDPEDFKW(HQDUFKHRORJLVFKHYHUZDFKWLQJVHQEHOHLGVNDUWHQHHQKLVWRULVFKJHRJUDILVFKH ZDDUGHQNDDUW RAAP-rapport 2232, Amsterdam. Koekkelkoren, A.M.H.C. / A.W.E. Wilbers, 2012: 3ODQYDQDDQSDN1LHXZH:HWHULQJLQ%HUJDPEDFKW JHPHHQWH%HUJDPEDFKW, Noordwijk (Intern rapport, IDDS Archeologie). Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: 'HRQGHUJURQGYDQ 1HGHUODQG, Groningen/Houten. SIKB, 2008: $UFKHRORJLVFKHVWDQGDDUGERRUEHVFKULMYLQJ, Archeologie Leidraad, Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1984: %RGHPNDDUWYDQ1HGHUODQGEODG:HVW *RULQFKHP, Wageningen.
:HEVLWHV watwaswaar.nl www.ahn.nl/viewer www.bodemloket.nl www.kich.nl
16
IDDS Archeologie rapport 1492 Versie 1.4 (definitief)
/LMVWYDQDINRUWLQJHQHQEHJULSSHQ $INRUWLQJHQ Archis AMK BP GPS IKAW KNA mv NAP PvA RCE
Archeologisch Informatie Systeem Archeologische Monumenten Kaart Before Present (Present = 1950) Global Positioning System Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Plan van Aanpak Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
9HUNODUHQGHZRRUGHQOLMVW antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp crevasse Doorbraakgeul door een oeverwal. Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek Hollandveen Holocene formatie, ontstaan tussen 3500 en 1500 voor Chr. Holoceen Jongste geologisch tijdvak dat nog steeds voortduurt (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr.). horizont Kenmerkende laag binnen de bodemvorming. humeus Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem. in situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. kom Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. kreek waterweg waarbij het water vanuit zee of rivier onder invloed van het getijde in en uitstroomt. kronkelwaard Deel van een stroomgebied omgeven – en grotendeels opgebouwd – door een meander. laag Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden. lithologie Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten. oeverafzetting Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen. oeverwal Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het grovere materiaal het eerst bezinkt. oxidatie Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; ‘verbranding’ bij veen). plangebied gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen Pleistoceen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.). Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. rivierduin Door verstuiving uit een riviervlakte hierlangs ontstaan duin (in Nederland meestal Weichselien of Vroeg Holoceen van ouderdom). silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm stroomrug Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen. vaaggronden Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag.
17
º
437000
437250
437500
437750
438000
438250
438500
438750
Bijlage 1: Topografische kaart
0 113500
113750
114000
114250
Projectnummer: 36211112 Projectnaam: Nieuwe Wetering II, Bergambacht Legenda Plangebied
114500
114750
250 m 115000
Bijlage 2: Gemeentelijke verwachtingenkaart
º
!
438750
!
!
21104
!
438500
23475
!
! !
8881
!!
15305
23543
! ! 23473 ( 438250
23474
!
12339
24912 6210
!!
17147
34747
438000
8985
5333
!
!!8820 (
36578
!
17146
29125
(
17960
437750
!
437500
! !
33680
(
20559
437250
22933
0
(33682 113500
113750
114000
114250
Projectnummer: 36211112 Projectnaam: Nieuwe Wetering II, Bergambacht Legenda (
vondstmeldingen
!
waarnemingen monumenten Plangebied onderzoeksmeldingen
114500
114750
200 m 115000
Bijlage 3: Boorlocatie kaart
438100
. 26
12
.
. 7
!
17
.
1
13
.
438000
.
8
18
.
2
14
. .
.
22
. .
.
23
!
9
19
.
3
15
24
.
.
10
20
. !
4
. 16
!
25
.
11
!
21
!
5
437900
!
º
6
0 114200
114300
Projectnummer: 36211112 Projectnaam: Nieuwe Wetering II, Bergambacht Legenda Boringen Diepte
.
2m
!
4m
!
4m Plangebied
37,5 m 114400
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
1
Boring:
2
Boring:
3
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114226,1452
X:
114224,78
X:
114223,41
Y:
438059,6699
Y:
438024,69
Y:
437989,72
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,2
-130
-150
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-130
gras Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
0
-120
gras Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, ca1 stevig 50
50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slapen bovenin rul
-190
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
50
100
100
100
150
150
150
200
-330
Projectcode: 36211112
200
-330
200
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slapen bovenin rul
-320
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
4
Boring:
5
Boring:
6
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114221,76
X:
114220,68
X:
114258,48
Y:
437958,87
Y:
437919,77
Y:
438110,94
Hoogte (m NAP):
-1,2
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
-120 -130
gras Klei, matig siltig, zwak humeus, matig wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-130
gras Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
0
-130
gras Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, ca1 bse 50
50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slapen bovenin rul
-180
Veen, mineraalarm, sporen hout, donkerbruin, licht veraard
50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slapen bovenin rul en donkerder
-210
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
100
100
100
150
150
150
200
200
200
250
-370
Veen, sterk kleiïg, donkergrijs, heel slap
300
350
400
250
300
-470
Klei, sterk siltig, resten planten, lichtgrijs, zeer slap
-520
Projectcode: 36211112
350
400
-530
-330
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
7
Boring:
8
Boring:
9
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114258,98
X:
114255,75
X:
114254,38
Y:
438077,88
Y:
438041,001
Y:
438006,02
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
-130
-150
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
-130
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
0
-150
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
50
50
-190
-190
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul en donkerder
100
100
150
150
150
200
200
300
350
400
-530
Projectcode: 36211112
-330
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
-165
100
250
-130
200
-330
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
10
Boring:
11
Boring:
12
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114253,02
X:
114251,97
X:
114291,74
Y:
437971,05
Y:
437942,08
Y:
438083,96
Hoogte (m NAP):
-1,2
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
-120
-140
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
0
-130 -140
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul en donkerder
50
-230
150
150
150
200
200
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin
250
300
350
400
Projectcode: 36211112
Veen, mineraalarm, matig houthoudend, bruin, slap
Veen, mineraalarm, sporen hout, donkerbruin, licht veraard 100
-320
gras Klei, sterk siltig, zwak wortelhoudend, sporen roest, grijs, ca1
-180
-200
100
200
-130
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-175
0
-530
100
-330
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
13
Boring:
14
Boring:
15
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114288,79
X:
114285,35
X:
114283,99
Y:
438052,3
Y:
438022,33
Y:
437987,35
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,2
-130
-150
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-130
-150
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijsbruin
0
-140
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
50
-185
100
150
150
150
Projectcode: 36211112
200
-330
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijsbruin, slap Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, sporen houtskool, grijs, hk op 30 cm -mv Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul en donkerder
100
-330
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul en donkerder
100
200
-120
200
-320
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
16
Boring:
17
Boring:
18
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114283,67
X:
114317,69
X:
114316,32
Y:
437952,27
Y:
438073,61
Y:
438038,63
Hoogte (m NAP):
-1,2
Hoogte (m NAP):
-1,4
Hoogte (m NAP):
-1,4
-120 -130
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-140 -150
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap houtskool op 180 cm
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
0
-140
-160
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
100
100
150
150
-190
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
-190
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
100
150 -300 -310
200
200
250
300
350 -480
Klei, matig siltig, resten planten, lichtgrijs, ca1 zeer slap
400
-520
Projectcode: 36211112
-340
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, sporen houtskool, grijsbruin Veen, mineraalarm, matig houthoudend, bruin
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
200
-340
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
19
Boring:
20
Boring:
21
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114315,54
X:
114313,59
X:
114313,86
Y:
438004,38
Y:
437968,69
Y:
437936,65
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,3
-130
-150
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-130
-150
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
0
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
-130
gras Klei, sterk siltig, zwak wortelhoudend, sporen roest, grijs, ca1
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin
50
100
100
100
150
150
150
-300 -310
200
-330
Veen, mineraalarm, matig houtskoolhoudend, bruin Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
200
-330
200 -340 -350
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
250
300
350
400
Projectcode: 36211112
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, zwak houtskoolhoudend, bruin, verdeelt in laagjes
-530
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
22
Boring:
23
Boring:
24
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114347,19
X:
114346,72
X:
114344,56
Y:
438055,8
Y:
438020,68
Y:
437984,99
Hoogte (m NAP):
-1,3
Hoogte (m NAP):
-1,2
Hoogte (m NAP):
-1,1
-130 -140
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-120 -130
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, houtskool op 190 cm
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, grijsbruin, bha ca1 omg
0
-110 -120
Klei, sterk siltig, sporen roest, grijs, stevig 50
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
100
100
100
150
150
150
-160
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
-275 -280
200
-330
200
200
-340 -350
250
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
300
350
400
Projectcode: 36211112
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, zwak houtskoolhoudend, bruingrijs
-520
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
-310
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, sporen houtskool, grijsbruin Veen, mineraalarm, matig houthoudend, bruin
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
25
Boring:
26
Datum:
20-12-2012
Datum:
20-12-2012
X:
114343,202
X:
114227,58
Y:
437950,02
Y:
438096,72
Hoogte (m NAP):
-1,2
Hoogte (m NAP):
-1,3
-120 -130
gras Klei, sterk siltig, zwak humeus, sporen roest, zwak wortelhoudend, bruin
0
-130
gras Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs
Klei, sterk siltig, sporen roest, zwak wortelhoudend, grijs 50
-170
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap en bovenin rul
50
100
100
150
150
200
-320
Projectcode: 36211112
200
-180
Veen, mineraalarm, zwak houthoudend, bruin, slap
-330
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
/HJHQGDDINRUWLQJHQ$UFKHRORJLVFKH%RRUEHVFKULMYLQJFRQIRUP$6%
Percentages en Mediaan .ODVVH =DQGPHGLDDQ Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) $INRUWLQJ 1LHXZYRUPLQJHQ FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties &RGH %RGHPNXQGLJH LQWHUSUHWDWLHV BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont &RGH %RGHPKRUL]RQW BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
2PVFKULMYLQJ Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens $INRUWLQJ $IPHWLQJ .ODVVH RYHUJDQJV]RQH BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte &RGH .DONJHKDOWH CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) &RGH 2PVFKULMYLQJ AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
%LMODJH3HULRGHQWDEHO
89
Bijlage8 QuickScanEcologieDeNieuweWetering
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
90
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
! " # " $ # " ' >? Q #X[X\X] > Q>
! "# $% $ &'%( )' *& !
! * +
^^_``q
q_`_$_$'{&`|}`q
_##q_`q&_>_
q_`_$_$'{_&~`q
,
$##&__$'{_&~`q
,
#_&#_$~_{#`_
-
q_`_$_$'{_&~`q
-
$##&__$'{_&~`q
.
q_`_$_$'{_&~`q
$##&__$'{_&~`q
'#$__`_$
^^_}_`q_
! " # $ % $ & ' % ( ) ' * & !!
`_``q
^ ! " ! ! Q_ "!" "
Q
113-438
114-438
113-437
114-437
7RSRJUDILVFKH'LHQVW(PPHQ 7RSRJUDILVFKH'LHQVW(PPHQ
! "#$ %%$'# %*+'' '' $ }
!! "! "!
" ! " " ! Q{ ! !
" " ! "
" Q ! Q !
!
Q
! " ! " " {
Q}
! " " Q! ! "
!
! Q
!
! Q { ! ! " ! "
! Q{ ! ! ! "
" ! Q" ! " ! !
Q^
! "# $% $ &'%( )' *&
!
!!
Q
" " !
Q
! !
Q { ! !
Q_
! Q
!
"!!
! Q{
" ! ! ! Q
Q ! "" ^
$ QQ{ " !
Q_ ! !
Q
!
&! ! Q{ "
Q
!
Q{
"
" ! " !
! Q{ ! Q { !
" ! ]Q
`" !
! ! " ! ! Q { !
Q{ !
"
!!
" Q
! "# $% $ &'%( )' *&
_ _ ` | ^ _ &
! ! ! ! _ } " {! "
! " $" XXXQ " } {! "
! "
]\\ ] ! XX "
Q{
! ! " Q{ ! " " "
"! "! " "!!
" !
Q
_ ! ! "
! _ "{ Q} !
" ! " Q^ !! ! " _{$
" ! "
Q
" " ! Q
$ ! " Q{
! Q
" " " " ! Q
" ! " } " {! " Q ! "
•
" ! ! " ! "
"
! "# $% $ &'%( )' *& ,
•
" ! ! "
! " " \
]X" " ! ! " "
]]Q
"
! Q
! "
" •
!] _ ! " ! ! !
Q#!" ! "
"!! !
Q
•
! } ! " ! ! "
Q# "!!
" Q
•
! } " QQ !
" Q "" !
}
! Q
^ " ! ! " "! "
Q_ "
"
Q# "
"
! !
!! " Q }
"! Q ^
!
" " " !
}
Q ^
" !Q` " "
" Q "
!"
"
"
Q
"
! ! " Q
! "# $% $ &'%( )' *&
#_$`q
}
Q Q
! "!" Q` "
!
" ! ]][]][[]][ ]][[ ! " ! Q "
" !]Q Q ! "
! ! "
Q " ! ! ^ "]\\ ^ ]\\ & XX ! "!!
Q ! Q
! Q #XX\" " ! Q
! " " " ! Q{ ! " " ! " !!
"! ! Q
{ ! ! XXX! Q{ " !
!
! " ! "
]\\" XXX!
} " Qq [ ! Q { ! ! _{$Q# ! ! " Q
! "# $% $ &'%( )' *& -
`"
! " Q!
! ! "!!Q
{ " ! Q
!
& !
& ! 'Q
! " Q
`
!^ Q
Q & " ! Q_
>" Q > ! !
Q #! ! !! " !" ! "
" " ! " Q _! " " ! Q# !" !
" Q
{ " ! ! !"
Q` "!
Q
" ~ Q
^ Q " ! "
" ! Q { " ! ! " ! ! " " Q ! "
q $ { XX ! " XXQ^
! "]\\
" Q
"
Q_
! "# $% $ &'%( )' *& .
!"
!
Q` "
! ! }XX\Q_! ! !
" Q_ " " !
"
"
" Q _
! " " !
" Q}! ! " !] !
Q
} ! !
!
! !
Q !
!]\\\Q# "
! " Q^ !! "
Q `" ! !
Q
"
Q}! !
!
" Q
! " " !
! Q_
[X Q Q !
" ! Q { !
" Q
! !
" Q _" !
" " ! Q{ " !
" ! Q}!
! ! Q{ !" " " ! Q$ ~
~ ! "! Q}
> " ! " ! Q { ! ! "
Q}!
" Q
"
Q
! "# $% $ &'%( )' *& /
" ! " !
" Q Q ! Q$ >
"! Q !!
'
^ " " >
" ! Q} !
^ >" " " Q }
Q ""
" "
!! Q^
! " Q{ ! ! ! Q} ! " "Q $ " !" ! Q "! ! ! " ! " ! " " Qq " ! "
" ! Q}
" ! "
Q} " " ! ^ " Q!
" ! ! ! Q `" ! ! Q} " ! ! " Q #!
! !
" !
Q ! " Q " ! "
Q
"
Q
" ! !
! &
Q# !& & !
! " & XXQ ^! " Q{! "
"
" ! Q
" Q}
Q ! " " Q
! "# $% $ &'%( )' *& 0
} & XX ! " Qq { XX! Q}
"& " !" !
" Q_ "
Q ! " Q
" ! ! "
Qq
" !
" ! ! "
Qq !
!!
" ! ! Q ! " !
!`} {!
" Q !]
Q ! "
"
! Q
"
" Q
}
" > { XXQ
! Q !
" ! ! " Q
" ! ! !
" " " !
! ! "
" Q} & XX ! Q_
Q _
! " !
" Q
"
! " ! ! " Q} & XX
' ! !
&"
" Q ! " ! !
Q
" ! !
Q
" ! "
"Q
Q
! "# $% $ &'%( )' *&
" ! "
"Q
" ! Q
! ! " $ " ! ! " Q"! ! " ! ! ! ! Q} ! " " ! " " Q!! " "
! " ! ^" !
!`}{! " }{Q{Q&Q XXQ " !
! ! "$ Q " ! Q
" Q # "
!
" Q "
" !
" Q
! "# $% $ &'%( )' *&
'#'$`_ " !
! "
! Q}
!
! ! " Q
{ ! ! XXX! Qq [ " " ! ! " " ! "
]\\Q
{ ! !!
_{$Q# ! ! " Q
`"
! ! !
Q ! " " " ! "
Q{
! ! Q #!
! ! " !
" ! Q
#!
! ! •
"
Q # " !Q
•
! " ! "Q# ! " " !
Q
•
! " !Q
•
!
Q
! "# $% $ &'%( )' *&
{ !" !
!
! " Q>
! " ""
Q }
•
" !
! " ! !" " Q^ ! "
!
Q
•
! "
!
" "
"
" Q • •
" !
" ! " " !" "
•
" ! " "
Q
} " ! Q&
! ! Q
"
" " ! " Q`" "
! " ! Q$ " "! Q ~ •
•
" !
! Q
! "# $% $ &'%( )' *&
` | ^ q _ ] q _ q _ } _ $ ^ & # _
! "# $% $ &'%( )' *&
,
! "# $% $ &'%( )' *&
` | ^ q _ ` _ & ^ & ` | $ "$QQ]\\^ } " Q QQXX !# } ! " } Q q $ { # !XX !
Q q ! " !XX ! " Q {Q{Q|QqQ^Q QQ]]\{ " !"! $ " QQ " Q {QQ~ Q ]\\^ # } Q ~ &Q XX{ " q Q ~ }' { ! XXX! !XXQ $#}#} XXQ^ ]\\XXX Q " "~ } _ ` ! $
Q }{Q{Q&Q XX { Q& }$XXQ]} " Q !
Q Q
QQ
Q Q
Q ! "Q
QQ
QQ
! "# $% $ &'%( )' *&
-
! "# $% $ &'%( )' *&
.
91
Bijlage9 FloraenfaunaonderzoekDeNieuweWetering
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
92
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
Bijlage10
93
EcologischonderzoekDeNieuweWeteringII
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
94
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
Eindrapport
BESCHERMDE SOORTEN TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND NIEUWE WETERING IITE BERGAMBACHT
Eindrapport
BESCHERMDE SOORTEN TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND NIEUWE WETERING IITE BERGAMBACHT
rapportnr. 2013.1542 oktober 2013 In opdracht van: Rho-adviseurs voor leefomgeving Postbus 150 3000 AD ROTTERDAM
Adviesbureau Mertens B.V. Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen
T: 0317-428694 M: 06-29458456 E:
[email protected] I: www.adviesbureau-mertens.nl
© Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, 2013. Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING .......................................................................................................................................................... 2 1.1 INLEIDING .............................................................................................................................................. 2 1.2 HET PLANGEBIED ................................................................................................................................. 2 1.3 OPBOUW RAPPORT ............................................................................................................................. 3
2. BESCHERMDE SOORTEN ................................................................................................................................ 4 2.1 FLORA- EN FAUNAWET........................................................................................................................ 4 2.2 RODE LIJST ........................................................................................................................................... 5
3. ECOLOGIE.......................................................................................................................................................... 6 3.1 VLEERMUIZEN ...................................................................................................................................... 6 3.2 VISSEN................................................................................................................................................... 7
4 METHODE............................................................................................................................................................ 8 4.1 INLEIDING .............................................................................................................................................. 8 4.2 VLEERMUIZEN ...................................................................................................................................... 8 4.3 KLEINE MODDERKRUIPER .................................................................................................................. 8
5 RESULTAAT ........................................................................................................................................................ 9 5.1 VLEERMUIZEN ...................................................................................................................................... 9 5.2 KLEINE MODDERKRUIPER ................................................................................................................ 10
6 CONCLUSIE ...................................................................................................................................................... 11
GERAADPLEEGDE LITERATUUR ...................................................................................................................... 12
BIJLAGEN 1. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING ................................................................................................... 13 2. BEGRIPPEN ........................................................................................................................................... 14
Adviesbureau Mertens
1
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
1 INLEIDING
1.1 Inleiding Er is het voornemen voor de uitbreiding van Bedrijventerrein Nieuwe Wetering, genaamd Nieuwe Wetering II, te Bergambacht. Op basis van landschapsecologische gegevens is bepaald dat mogelijk beschermde vleermuizen en vissen voorkomen. Op grond hiervan is aan Adviesbureau Mertens BV te Wageningen gevraagd om het voorkomen en het terreingebruik van deze soortgroepen inzichtelijk te maken. In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van een veldinventarisatie naar deze soortgroepen.
1.2 Het plangebied Het plangebied is gelegen ten oosten van het huidige bedrijventerrein, aansluitend op het recent gerealiseerde Bedrijventerrein Nieuwe Wetering I (zie figuur 1 voor de globale ligging en bijlage 1 voor de exacte ligging). Het plangebied bestaat uit agrarisch weiland. In figuur 2 wordt een foto-impressie gegeven van het onderzoeksgebied en directe omgeving.
Figuur 1. Globale ligging van Bedrijventerrein Nieuwe Wetering II te Bergambacht (rood).
Adviesbureau Mertens
2
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
Figuur 2. Foto-impressie van het onderzoeksgebied Nieuwe Wetering II te Bergambacht. 1.3 Opbouw rapport Na een korte uitleg over soortbescherming (hoofdstuk 2), de ecologie van vleermuizen en vissen (hoofdstuk 3) komen achtereenvolgens aan de orde: x De onderzoeksmethoden. x Een beschrijving van de aanwezigheid van vleermuizen en vissen. x De conclusie over de betekenis van het plangebied voor vleermuizen en vissen. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de gehanteerde begrippen.
Adviesbureau Mertens
3
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
2. BESCHERMDE SOORTEN
2.1 Flora- en faunawet In de Flora- en faunawet die per 1 april 2002 in werking is getreden, zijn regels gegeven over de bescherming van de in het wild levende planten- en diersoorten, mede ter uitvoering van de soortbescherming in de Europese Richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Deze soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn geïntegreerd in de Flora- en faunawet. Deze soortenbescherming houdt in dat handelingen zoals het doden, opzettelijk verontrusten, verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen, holen, nesten, eieren van dieren en het uitgraven, plukken en vernietigen van groeiplaatsen van planten verboden zijn. Een ruimtelijke ingreep kan gepaard gaan met negatieve effecten op planten en dieren. Om een ruimtelijk plan tot uitvoering te kunnen brengen die negatieve effecten heeft op beschermde soorten, is in een aantal gevallen een ontheffing van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie noodzakelijk. Om een dergelijke ontheffing te kunnen verkrijgen, moet aangetoond worden dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen afbreuk zal doen aan de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten. Qua mate van bescherming kan onderscheid worden gemaakt in de volgende drie beschermingsregimes. Algemeen voorkomende soorten (categorie 1: lichte bescherming) Voor algemeen voorkomende soorten zoals haas, egel, veldmuis, bruine kikker of gewone pad geldt sinds begin 2005 dat er een algemene vrijstelling is. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd als zij worden geschaad op voorwaarde dat met deze soorten goed omgegaan wordt: zij mogen niet onnodig gedood of gewond worden en activiteiten dienen buiten de kritieke periode plaats te vinden (zorgplicht). Minder algemeen voorkomende soorten (categorie 2: matige bescherming) Voor soorten die minder algemeen voorkomen als eekhoorn, steenmarter, levendbarende hagedis en diverse soorten orchideeën geldt dat een ontheffing vereist blijft bij ruimtelijke ingrepen die negatieve effecten voor deze soorten hebben. Een uitzondering hierop kan gemaakt worden als wordt gewerkt volgens een door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. In zo’n gedragscode geeft een sector of initiatiefnemer zelf aan welke gedragslijnen men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Bij het hebben van een gedragscode voor de minder algemeen voorkomende soorten is alleen nog een ontheffing nodig voor werkzaamheden die niet conform de gedragscode worden uitgevoerd. Strikt beschermde soorten (categorie 3: strikte bescherming) Voor soorten die in bijlage IV van de Habitatrichtlijn staan, vanwege de Vogelrichtlijn te beschermen vogelsoorten en soorten die zijn opgenomen bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (o.a. ringslang, hazelworm, boommarter, das en waterspitsmuis) geldt dat een ontheffing alleen wordt verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat en er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang.
Adviesbureau Mertens
4
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013 Volgens de in 2009 uitgevaardigde ‘Uitleg Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Floraen faunawet’ van de Dienst Regelingen die namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de ontheffingsaanvragen in behandeling neemt, is geen ontheffing benodigd, indien door mitigerende maatregelen de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen kan worden gegarandeerd. Om zekerheid te verkrijgen of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden ter goedkeuring van die maatregelen.” Op basis van jurisprudentie worden sinds maart 2013 weer ontheffingen van de Flora- en faunawet verleend. Ontheffingen worden verleend als een project alleen kan worden uitgevoerd met behulp van mitigerende maatregelen om effecten op soorten tegen te gaan. De ontheffing Flora- en faunawet wordt dan afgegeven onder voorwaarden.
2.2 Rode lijst De Rode lijst met bedreigde soorten is eind 2004 gepubliceerd in de Staatscourant en voor een deel in 2009 herzien. Aan de op deze lijst genoemde soorten komt bescherming toe voor zover zij vallen onder het beschermingsregime van de Flora- en faunawet. Alleen op basis van 'gunstige staat van instandhouding' kunnen bij beschermde Rode lijstsoorten "zwaardere" randvoorwaarden gelden dan voor algemene soorten. Zo zal het bij zeer algemeen voorkomende soorten die niet afnemen in aantal (geen Rode lijstsoort) relatief eenvoudig zijn om aan te tonen dat de "gunstige staat van instandhouding" niet in het geding komt. Voor soorten met een beperkt verspreidingsbeeld en die afnemen in aantal (soorten die wél op de Rode lijst staan) is een uitbreide effectenstudie wenselijk, ondanks dat zij niet zijn beschermd. Voor deze soorten geldt namelijk de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats.
Adviesbureau Mertens
5
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
3. ECOLOGIE
3.1 Vleermuizen Vleermuizen zijn vliegende zoogdieren die zich voeden met insecten. Per nacht wordt een grote hoeveelheid voedsel gegeten. Vleermuizen zijn aangewezen op een grote diversiteit aan ecotypen, welke een groot en constant voedselaanbod opleveren. Daarnaast zijn vleermuizen afhankelijk van landschapselementen. Door de landschapselementen (bomenlanen, huizenrijen, houtwallen e.d.) kunnen vleermuizen zich oriënteren door middel van het uitzenden van geluiden. Open landbouwgebieden zijn daarom bijvoorbeeld onaantrekkelijk voor vleermuizen. Vleermuizen verblijven overdag, gedurende het zomerseizoen, in kleine ruimten als spouwmuren of gaten in bomen. Afhankelijk van de soort, bewonen vleermuizen bomen of gebouwen. Alleen de grootoorvleermuis maakt gebruik van zowel bomen als gebouwen. Vooral vrouwtjes zitten veel bij elkaar, in een kolonie. Hier worden de jongen in groot gebracht. Als de schemering valt vliegen de vleermuizen uit en gaan via vaste routen, de vliegrouten, naar de foerageerplaatsen. Soms liggen foerageerplaatsen en kolonies wel meer dan 10 km uit elkaar. Op de foerageerplaatsen wordt gedurende de gehele nacht gefoerageerd. Bij het aanbreken van de dag vliegen de vleermuizen via de vliegrouten weer terug naar de kolonie. Tegen de herfst breekt het paarseizoen aan. Vleermuizen leven dan solitair of in kleine groepjes. De paring vindt in de herfst plaats, in tegenstelling tot de meeste andere zoogdieren. De jongen worden in het daarop volgende voorjaar geboren. De vleermuizen leven in de herfst nagenoeg niet meer in kolonies, maar solitair. Voor de paring worden paarplaatsen gebruikt die vaak afwijken van de kolonieplaatsen. Vaak worden in de herfst ook andere soorten en aantallen vleermuizen aangetroffen. Een voorbeeld hiervan is de ruige dwergvleermuis. Daarnaast worden in de herfst vaak andere foerageerplaatsen gebruikt. De vleermuizen zijn immers niet meer gebonden aan de kolonieplaats. Kort na het paarseizoen tot enkele maanden later, als de winter aanbreekt, trekken de vleermuizen naar ruimten met een stabiel klimaat als (ijs)kelders, grotten en bunkers om daar door middel van de winterslaap de winter door te brengen. Vleermuizen gebruiken dus verblijfplaatsen eveneens in de winter, wanneer zij hun winterslaap houden. De plaatsen zijn donkere, koele ruimten met een constant microklimaat. Afhankelijk van de soort zijn dit gebouwen (bunkers, grotten e.d.) of dikke bomen. Slechts zeer sporadisch komen de winterverblijfplaatsen overeen met de zomerverblijfplaatsen. Doordat vleermuizen voor hun oriëntatie gebruik maken van echolocatie zijn vleermuizen gevoelig voor ingrepen in het landschap. Oriëntatie vindt plaats aan de hand van opgaande elementen als bijvoorbeeld bomenlanen en houtwallen. Verlies daarvan resulteert in verminderde oriëntatiemogelijkheden. Oriëntatie is noodzakelijk om van kolonieplaats naar foerageergebied te vliegen en om voedsel te vinden. Bij de afweging van de effecten van ruimtelijke ingrepen in natuur en landschap spelen derhalve opgaande elementen een belangrijke rol. Vleermuizen worden meer en meer betrokken bij de besluitvorming rond ingrepen in het landelijk en stedelijk gebied. Dit is ook zeer noodzakelijk: de meeste soorten zijn bedreigd of ernstig bedreigd en alle soorten zijn nationaal en internationaal wettelijk beschermd via de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn.
Adviesbureau Mertens
6
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013 3.2 Vissen In allerlei wateren komen verschillende soorten vissen voor. Het voorkomen hiervan is afhankelijk van de milieufactoren zoals stroomsnelheid, doorzicht en diepte. Op basis van aanwezige ecotopen kan in potentie de kleine modderkruiper voorkomen. De kleine modderkruiper komt wijd verspreid over Nederland, in zowel stilstaande als stromende wateren, voor. De soort wordt met name in kleinere wateren vastgesteld met relatief veel plantengroei. Hier worden ook veel juveniele soorten aangetroffen hetgeen wijst op voorplanting. De voortplantingsperiode vindt plaats van april tot juni. Eieren worden dan willekeurig afgezet aan planten en stenen. De soort wordt met name op de bodem vastgesteld. Deze typische bodembewoner is dan ook voornamelijk ’s nachts actief. Overdag houdt de kleine modderkruiper zich schuil.
Adviesbureau Mertens
7
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
4 METHODE 4.1 Inleiding Ten behoeve van de inventarisatie van vleermuizen en vissen zijn vier inventarisatieronden uitgevoerd. In tabel 1 wordt van deze inventarisatieronden een overzicht gegeven.
Tabel 1. Overzicht inventarisatieronden naar het voorkomen van vleermuizen en vissen ter plaatse van en direct rond Nieuwe Wetering IIte Bergambacht. Datum
Vleermuizen
Vissen
Voorjaar - 23 mei 2013
Kolonies, vliegroutes en foerageerplaatsen.
- 3 juni 2013
Kolonies, vliegroutes en foerageerplaatsen.
Afvissen met net
Voorherfst - 3 september 2013
Balts-, paar en foerageerplaatsen
- 25 september 2013
Balts-, paar en foerageerplaatsen
Afvissen met net
4.2 Vleermuizen Vleermuizen zijn geïnventariseerd door middel van batdetector-onderzoek (Petterson D-240) op 23 mei, 3 juni, 3 en 25 september 2013. Met de batdetector worden de, voor mensen onhoorbare, ultrasone geluiden van vleermuizen omgezet naar de voor het menselijk oor hoorbare geluiden. Soorten kunnen door de geluiden (frequentie, ritme en klank) en zichtbeelden worden onderscheiden. Door interpretatie hiervan kan tevens het gedrag afgeleid worden en kunnen onder andere foerageerplaatsen, vliegroutes en verblijfplaatsen worden opgespoord. De methode voor het inventariseren van vleermuizen sluit aan bij het Inventarisatie Protocol van het Netwerk Groene Bureaus (Netwerk Groene Bureaus, 2013).
4.3 Kleine modderkruiper Vissen zijn geïnventariseerd door middel van schepnetonderzoek op 3 juni en 25 september 2013). Met het net worden veelvuldig kleine vissen gevangen zoals de kleine modderkruiper en bittervoorn die voor kleinere wateren een representatief beeld geven van de aanwezige vissenfauna. De methode wordt landelijk gebruikt en wordt uitgedragen door Stichting RAVON te Nijmegen (Spikmans & Jong, 2006). Met het schepnet zijn alle wateren integraal bemonsterd vanaf de oever, eventueel met waadbroek vanuit het water. De methode wordt erkend door het Ministerie van Economische Zaken, Dienst Regelingen, de organisatie die bevoegd is inzake de Flora- en faunawet.
Adviesbureau Mertens
8
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
5 RESULTAAT 5.1 Vleermuizen Voorjaar Er zijn twee soorten vleermuizen vastgesteld in het voorjaar. Het betreft de gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De beide soorten werden in relatief lage dichtheid foeragerend aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van kolonies of vliegroutes. In figuur 3 worden de foerageerplaatsen weergegeven.
Legenda = Gewone dwergvleermuis = Laatvlieger Figuur 3. Foerageerplaatsen van vleermuizen in het voorjaar ter plaatste van en direct rond het plangebied Nieuwe Wetering IIte Bergambacht.
Adviesbureau Mertens
9
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013 Voorherfst Er zijn twee soorten vleermuizen vastgesteld in de voorherfst. Het betreft de gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Deze soorten werden in relatief lage dichtheid foeragerend aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van balts- of paarplaatsen. In figuur 4 worden de waarnemingen weergegeven.
Legenda = Gewone dwergvleermuis = Ruige dwergvleermuis Figuur 4. Foerageerplaatsen van vleermuizen in het voorherfst ter plaatste van en direct rond het plangebied Nieuwe Wetering IIte Bergambacht.
5.2 Kleine modderkruiper De matig beschermde kleine modderkruiper is op meerdere plaatsen gevangen ter plaatste van Nieuwe Wetering II te Bergambacht. De zwaar beschermde bittervoorn is niet vastgesteld. Het voorkomen van kleine modderkruiper was reeds bekend (Adviesbureau Mertens, 2012).
Adviesbureau Mertens
10
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
6 CONCLUSIE Er is het voornemen voor de uitbreiding van bedrijventerrein Nieuwe Wetering te Bergambacht. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde soorten. Op grond hiervan is een gericht veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde vleermuizen en vissen. De uitbreidingslocatie is marginaal foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Gedurende en na de realisatie van de plannen kunnen vleermuizen gewoon blijven foerageren en vliegen. Effecten op de vleermuizen worden derhalve uitgesloten. In verband met het voorkomen van kleine modderkruiper wordt aangeraden om ontheffing van de Floraen faunawet aan te vragen of te werken met een goedgekeurde gedragscode van de Flora- en faunawet.
Adviesbureau Mertens
11
Wageningen
Beschermde soorten ter plaatste van en direct rond Nieuwe Wetering II te Bergambacht. Eindrapport oktober 2013
GERAADPLEEGDE LITERATUUR -
-
Adviesbureau Mertens, 2012. Fauna inventarisatie ontwikkelingslocatie provincialeweg Bergambacht. Wageningen, 1-17. Diepenbeek, A., van, Delft, J. van, 2006. Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. EEG, 1979. Richtlijn 79/43/EEG inzake het behoud van de Vogelstand. Publicatieblad Europese Gemeenschap, nummer L. 103. EEG, 1992. Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van wilde flora en fauna. Publicatieblad van de Europese Gemeenschap, nummer L. 206/7. Lenders, H.J.R., Marijnissen, C.C.H., Felix, R.P.W.H., 1993. Waarnemen van amfibieën en reptielen in het veld. Stichting RAVON, Nijmegen, 4e druk, 1-77. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 2009. Besluit Rode lijsten diverse soortgroepen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, 1998. Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten en diersoorten (Flora en Faunawet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 402, 1-37. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Dienst Regelingen, 2009a. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep. Ministerie van LNV (Dienst Regelingen), Den Haag. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, Dienst Regelingen, 2009b. Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet. Ministerie van LNV (Dienst Regelingen), Den Haag. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Informatie, Dienst Regelingen, 20012. Soortenstandaard huismus, Den Haag. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Informatie, Dienst Regelingen, 20012. Soortenstandaard gierzwaluw, Den Haag. Netwerk Groene Bureaus, 2013. Vleermuisinventarisatie-protocol; Introductie, toelichting en tabel. Odijk. Spikmans, F, Jong, T. de, 2006. Het waarnemen van zoetwatervissen, Nijmegen, 1-55.
Adviesbureau Mertens
12
Wageningen
BIJLAGE 1. EXACTE LIGGING EN BEGRENZING
BIJLAGE 2. BEGRIPPEN
Baltsplaats
Plaats waar een vleermuis al roepend rondvliegt in de herfst en die doorgaans wordt verdedigd tegen andere mannetjes.
Foerageergebied
Een gebied waar een vleermuis of een groep van vleermuizen foerageert. Dat gebied wordt regelmatig bezocht door vleermuizen om in te foerageren en dat doorgaans meerdere foerageerplaatsen kent die langere tijd worden gebruikt.
Foerageerplaats
Plek (jachtplek) waar wordt gejaagd door vleermuizen. De plek kan in de directe omgeving van de kolonieplaats liggen maar ook kilometers verderop.
Kolonie
Groep vleermuizen (kleine groep mannetjes of meestal grotere groep vrouwtjes, soms gemengd (soorten, geslacht)) die in het voorjaar tot de herfst bijeen blijven. De groep kan zich vestigen in gebouwen (in spouwmuren of onder daklijsten e.d.) of bomen (spechtengaten, scheuren). Een groep vrouwelijke vleermuizen wordt ook wel aangeduid als een kraamkolonie. In zo'n groep worden jongen geboren en grootgebracht. Een kolonie maakt vaak gebruik van meerdere verblijfplaatsen die soms gelijktijdig worden gebruikt.
Migratieroute
Een vaste route van zomerverblijfplaats naar winterverblijfplaats en visa versa (zie ook vliegroute) of een route in een andere tijd; bijvoorbeeld tussen foerageerplaatsen.
Paarplaats
Territorium van territoriale mannetjes. Voor de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis is dit doorgaans te vinden in boomholten. Voor de laatvlieger en de dwergvleermuis is dit te vinden in gebouwen. Voor de watervleermuis is dit te vinden in bomen en later, tegen de winter, zijn ze te vinden in overwinteringverblijven. Het mannetje vormt een harem met meerdere vrouwtjes. De paartijd valt in de herfst (uitgezonderd de grootoorvleermuis waarbij het in april valt (vroege voorjaar). De hier geschetste situatie van de paring wordt in dit rapport omschreven als “herfst situatie”.
Verblijfplaats
Een object (huis, boom, bunker, grot, kast en dergelijke) waarin een of meerdere vleermuizen verblijven (overdag of ’s winters permanent).
Vliegroute
Route die door vleermuizen elke avond wordt gebruikt om van de kolonieplaats naar foerageergebied te vliegen en visa vers (zie ook migratieroute). Vrouwtjes met jongen keren soms midden in de nacht terug om de jongen te zogen en gebruiken dan de route. Vliegroutes liggen over het algemeen langs lijnvormige (landschaps)elementen als bomenlanen, huizenrijen e.d. De functies zijn beschutting bij winderig en koud weer, oriëntatie in verband met de echolokatie-geluiden en het vinden van voedsel.
Voorbijvliegend
Vleermuizen die voorbijvliegen, niet via een vaste route. Het betreft meestal zwervers of trekkers.
Zwermen
Direct na het uitvliegen, naar vooral voor het invliegen bij een kolonie zwermt een deel van de kolonie rond de kolonieplaats. Zwermgedrag is derhalve een indicatie voor een eventuele kolonieplaats.
Winterverblijfplaats Een verblijfplaats waar in de winter een of meerdere vleermuizen in winterslaap
(hybernation) gaan. Deze ruimte is doorgaans donker, heeft een hoge luchtvochtigheid en temperatuurwisselingen zijn nihil. Zomerverblijfplaats Een verblijfplaats die gebruikt wordt door vleermuizen die niet in winterslaap zijn waarvan niet aangetoond is dat het een kraamverblijfplaats dan wel een paarverblijfplaats is. In sommige gevallen vormen bijvoorbeeld mannetjes kleine groepjes.
Bijlage11
95
Onderzoekstikstofdepositie
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
96
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
Bijlage12
97
Bodemonderzoek
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
98
Rhoadviseursvoorleefruimte
111808.16561.00 NL.IMRO.1931.BP1231NW201va02
RAPPORT betreffende een milieukundig bodemonderzoek op de locatie Handelsweg e.o. te Bergambacht
Status Datum Kenmerk Auteur
: : : :
Definitief 17 september 2013 1212E937/PDI/rap1 de heer P. Dijkhuizen
Vrijgave
: ing. B. Willems
…………………….……..
Opdrachtgever
: : : :
Kruiswijk Recycling B.V. t.a.v. de heer J. Kruiswijk Oost Vlisterdijk 32 2855 AD Vlist
© IDDS bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.
BRL SIKB 2000 VKB-protocollen 2001 & 2002
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING .......................................................................................................................... 3
2.
VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET .............................................................. 4 2.1. ALGEMEEN ............................................................................................................. 4 2.2. REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE ...................................... 4 2.3. BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE ............................................................ 5 2.4. HISTORISCHE INFORMATIE ................................................................................. 6 2.5. CONCLUSIES VOORONDERZOEK ....................................................................... 6 2.6. ONDERZOEKSOPZET............................................................................................ 6
3.
VELDONDERZOEK ............................................................................................................ 8 3.1. VELDWERKZAAMHEDEN ...................................................................................... 8 3.2. RESULTATEN VELDWERK .................................................................................... 9
4.
CHEMISCH ONDERZOEK ............................................................................................... 10 4.1. SELECTIE GROND- EN GRONDWATERMONSTERS........................................ 10 4.2. RESULTATEN CHEMISCHE ANALYSES ........................................................... 11
5.
BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN................................................................ 13
6.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................ 14
7.
BETROUWBAARHEID ..................................................................................................... 16
BIJLAGEN 1. Kaarten en tekeningen 1.1. overzichtskaart 1.2. situatietekening 2.
Boorstaten en legenda
3.
Analysecertificaten grond en grondwater 3.1. grond 3.2. grondwater
4.
Toetsingstabel Wet bodembescherming
5.
Toetsingsresultaten grond en grondwater 5.1 grond 5.2 grondwater
6.
Fotoreportage
7.
Veldverslag
8.
Historische informatie
1.
INLEIDING
In opdracht van Kruiswijk Recycling B.V. is een nulsituatie en verkennend bodemonderzoek verricht op meerdere percelen gelegen aan de Handelsweg te Bergambacht. Aanleiding en doelstelling onderzoek Aanleiding tot het verrichten van een nulsituatie en verkennend bodemonderzoek: De voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning is de aanleiding is tot het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodemonderzoek. Aanleiding tot het verrichten van een nulsituatie bodemonderzoek is de verplichting hiertoe conform de vigerende vergunning in het kader van de Wet milieubeheer gestelde eisen. Doel van het onderzoek is het meerledig, te weten: het verkrijgen van een toetsingsgrondslag met het oog op mogelijk toekomstige bodemverontreiniging voortvloeiend uit bedrijfsactiviteiten betreffende rondom de toekomstige werkplaats, opslagloods, wasplaats, zoutopslag en het magazijn. Hiertoe wordt de specifieke milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgelegd ter plaatse van de potentieel verdachte terreindelen (nulsituatie onderzoek). en het vaststellen van de algemene bodemkwaliteit vanwege bouwactiviteiten (verkennend bodemonderzoek). Ter vaststelling van de nulsituatie van de chemische bodemkwaliteit is de norm NEN 5740 (onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, NNI, januari 2009) gehanteerd. In deze norm is de werkwijze beschreven voor het opstellen van de onderzoeksstrategie voor de vaststelling van de algemene bodemkwaliteit, de nulsituatie en eindsituatie bij een (toekomstige) bodembelasting. Er is voor het verkennend bodemonderzoek de onderzoeksinspanningen van een onverdachte strategie aangehouden (grootschalig). Onderstaande onderzoeksstrategie is nodig geacht naar aanleiding van bestudering van de meest recente inrichtingstekeningen waarin alle verdachte deellocaties zijn aangegeven. Ten behoeve van de bouw/ het aanvragen van een omgevingsvergunning en het vaststellen van de nulsituatie op het terrein zal minimaal moeten worden voldaan aan onderstaande werkzaamheden. Leeswijzer De locatiegegevens, de historische informatie en de opzet van het onderzoek zijn beschreven in hoofdstuk 2. De keuze van de opzet van het onderzoek is onder meer afhankelijk van het huidige en het voormalige gebruik van het perceel. Een beschrijving van het veldonderzoek en het chemisch onderzoek is weergegeven in de hoofdstukken 3 en 4. De verzamelde gegevens zijn getoetst aan het toetsingskader van VROM, geïnterpreteerd en besproken in hoofdstuk 5. Op basis van de verzamelde onderzoeksresultaten is de chemische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie beoordeeld. Deze beoordeling is ondergebracht in hoofdstuk 6 (conclusies). Daarnaast worden op basis van de onderzoeksresultaten aanbevelingen gedaan met betrekking tot eventueel te nemen vervolgstappen. In hoofdstuk 7 zijn de factoren, die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van het onderzoek, toegelicht.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
3/16
2.
VOORONDERZOEK EN ONDERZOEKSOPZET
2.1.
ALGEMEEN
Bij toepassing van de NEN 5740 moet een hypothese worden opgesteld omtrent de aan- of afwezigheid, de aard en de ruimtelijke verdeling van eventueel te verwachten verontreinigingen. Ten behoeve van het opstellen van de hypothese dient een vooronderzoek uitgevoerd te worden overeenkomstig de NEN 5725 (Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, NNI, januari 2009). In het kader van onderhavig onderzoek is het vooronderzoek uitgevoerd op basisniveau. In dit kader is informatie verzameld over de volgende aspecten van de locatie: -
regionale bodemopbouw en geohydrologie (paragraaf 2.2); huidig (en toekomstig) gebruik van de onderzoekslocatie (paragraaf 2.3); historische informatie (paragraaf 2.4).
De verzamelde informatie is vastgelegd per bron en weergegeven in de genoemde paragrafen van onderhavige rapportage. De conclusies van het vooronderzoek worden weergegeven in paragraaf 2.5. Op basis van deze gegevens is in paragraaf 2.6 de onderzoeksopzet bepaald. Als afbakening van de onderzoekslocatie, ten behoeve van het vooronderzoek, is gekozen voor het te onderzoeken perceel alsmede de aangrenzende percelen tot maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het te onderzoeken perceel. Opgemerkt dient te worden dat de genoemde afstand een arbitraire keuze betreft.
2.2.
REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE
Teneinde inzicht te kunnen verkrijgen in de samenstelling van de diepere bodemlagen is de Grond-waterkaart van Nederland, kaartblad 38 west (Gorinchem) geraadpleegd. Deze is uitgegeven door het Instituut van Grondwater en Geo-energie TNO (IGG). De regionale geohydrologische opbouw kan als volgt worden omschreven: Deklaag In het algemeen wordt de slecht doorlatende deklaag gevormd door de Westland formatie en bestaat uit een afwisseling van klei en veen. De dikte van de deklaag op de onderzoekslocatie is circa 10 meter. De verticale hydraulische weerstand van de deklaag bedraagt tussen de 500 en de 1000 dagen. e
1 watervoerende pakket Het eerste watervoerende pakket wordt globaal gevormd door goed doorlatende afzettingen tussen de slecht doorlatende deklaag en de scheidende laag. Het eerste watervoerende laag bestaat voornamelijk uit uiterst grof tot en met uiterst fijn zand. In de nabijheid van de onderzoekslocatie bevindt dit pakket zich op een diepte van circa 11 meter en bedraagt de dikte van dit pakket circa 30 meter. Het doorlaatvermogen (kD-waarde), zijnde het product van de doorlaatbaarheidscoëfficiënt (k) en de dikte (D) van het eerste watervoerende pakket wordt 2 geschat op 1750 m /d. De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is overwegend noordwestelijk gericht. Door de aanwezigheid van een waterwinningsinstallatie in Bergambacht kan de grondwaterstroming enigszins beïnvloedt worden. De stijghoogte van het grondwater bedraagt circa 1,0 m - NAP.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
4/16
Het verschil tussen polderpeil en stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerende pakket varieert tussen -0,5 en +0,5 m. Derhalve is er geen sprake van een significante kwel- of infiltratiesituatie. e
1 scheidende laag Het eerste en tweede watervoerende pakket worden gescheiden door fijne slibhoudende zanden en klei houdende afzettingen (formatie van Kedichem). De top van de scheidende laag in de nabijheid van de onderzoekslocatie ligt op een diepte van circa 40 m - NAP en bedraagt de dikte van dit pakket ongeveer 26 meter. e
2 watervoerende pakket Het tweede watervoerende pakket wordt globaal gevormd door fijne en slibhoudende zanden. De top van het tweede watervoerende pakket in de nabijheid van de onderzoekslocatie ligt op een diepte van circa 66 m - NAP en bedraagt de dikte van dit pakket ongeveer 23 meter. De kD-waarde voor het tweede watervoerende pakket is niet bekend.
2.3.
BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE
De ligging van de onderzoekslocatie is globaal weergegeven in de overzichtskaart van bijlage 1.1. Enkele locatiespecifieke aspecten zijn opgenomen in tabel 1.
TABEL 1: Locatiespecifieke gegevens Locatiegegevens Adres
nabij Handelsweg
Plaats
Bergambacht
Gemeente
Bergambacht
Provincie
Zuid-Holland
Kadastrale gemeente
Bergambacht
Kadastrale gegevens
sectie B, nummers 3426 ¹, 4276 ¹, 4277 ¹, 4278 ¹, 4279 ¹ en 4281 ¹
Rijksdriehoekcoördinaten
(X) 114.321
Oppervlakte
circa 35.000 m²
Huidige gebruik
weiland
Maaiveldtype
gras
(Y) 438.264
¹: betreft gedeeltelijk perceel.
Huidig gebruik Op 11 juli 2013 heeft een locatie-inspectie plaatsgevonden inzake het huidige gebruik. De locatie is momenteel in gebruik als grasland. Het direct naastgelegen perceel wordt momenteel herontwikkelt voor de realisatie van een bedrijfspark. Behoudens de gebezigde naastgelegen herontwikkeling zijn tijdens de inspectie geen (bodem)bedreigende activiteiten waargenomen op onderhavige locatie. Ter illustratie is in bijlage 6 een fotoreportage opgenomen.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
5/16
2.4.
HISTORISCHE INFORMATIE
Op 12 juli is de Omgevingsdienst Midden Holland geraadpleegd inzake het historische gebruik van de onderzoekslocatie en de omliggende percelen. Ter volledigheid is de verkregen historische informatie opgenomen in bijlage 8 van onderhavige rapportage. Uit het historisch onderzoek blijkt dat op en direct nabij onderhavige locatie, voor zover bekend, geen (bodem) bedreigende activiteiten worden verwacht. Voor zover bekend heeft nimmer opslag van vloeistoffen plaatsgevonden. Daarnaast is geen informatie bekend omtrent eventueel ontstane calamiteiten. In het gebied hebben (mogelijke) slootdempingen plaatsgevonden. Echter, gezien de liggingen van de huidig aanwezige sloten, wordt niet verwacht dat slootdempingen hebben plaatsgevonden in het huidig onderzoeksgebied. Bodemkwaliteitskaart / Bodeminformatiesysteem / gebiedsspecifiek beleid De Omgevingsdienst Midden Holland beschikt over een goedgekeurde bodemkwaliteitskaart waarin Bergambacht in is opgenomen. De onderzoekslocatie is volgens de bodemkwaliteitskaart gelegen in zone 19: Buitengebied overig. Uit de gegevens van de bodemkwaliteitskaart voldoet de bodem naar verwachting aan de achtergrondwaarde.
2.5.
TOEKOMSTIGE VERDACHTE TERREINDELEN
Ter plaatse van de locatie zijn, op basis van informatie van de opdrachtgever, de navolgende potentieel toekomstig verdachte terreindelen aanwezig waar de nulsituatie van de milieuhygiënische bodemkwaliteit dient te worden vastgelegd. 1: 2: 3: 4: 5: 6:
2.6.
werkplaatsen, opslagruimten en retourhal; magazijn en opslag kleinmateriaal; wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen; milieuruimte; dieseltank; zoutopslag.
ONDERZOEKSOPZET
Het onderzoek beperkt zich tot zowel de potentieel verdachte terreindelen en het vaststellen van de algemene chemische bodemkwaliteit van onderhavige locatie. De uiteindelijke opzet is bepaald in samenspraak met de heer Co te Pas van de Omgevingsdienst Midden Holland. In tabellen 2a en 2b is per onderzoeksaspect de gevolgde onderzoeksstrategie aangegeven.
TABEL 2a: Onderzoekstrategie verkennend bodemonderzoek Onderzoeksaspect
0 algemene bodemkwaliteit
Strategie
NEN 5740 grootschalig onverdacht i.c.m. nulsituatieonderzoek
Kritische parameters Grond
Grondwater
standaard NEN-pakket
standaard NEN-pakket
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
6/16
TABEL 2b: Onderzoekstrategie nulsituatie bodemonderzoek Onderzoeksaspect
Strategie
Kritische parameters Grond
Grondwater
1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal
¹
standaard NEN-pakket
standaard NEN-pakket
2 magazijn en opslag kleinmateriaal
¹
standaard NEN-pakket
-
3 wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen
¹ en ²
minerale olie, vluchtige aromaten en detergenten
minerale olie, vluchtige aromaten en detergenten
4 milieuruimte
¹ en ²
pH, zware metalen en glycol
pH, zware metalen en glycol
5 dieseltank
¹ en ²
minerale olie
minerale olie en vluchtige aromaten
6 zoutopslag
¹ en ²
standaard NEN-pakket
standaard NEN-pakket en chloride
¹: NEN-5740 NUL; ²: i.s.m. Omgevingsdienst Midden Holland; -: geen analyse gepland.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
7/16
3.
VELDONDERZOEK
3.1.
VELDWERKZAAMHEDEN
De veldwerkzaamheden zijn op 11, 12 en 24 juli 2013 uitgevoerd. Op 24 en 31 juli 2013 heeft bemonstering van het grondwater plaatsgevonden. De uitgevoerde boringen zijn beschreven in tabel 3. De onderzoekslocatie en de posities van de meetpunten zijn weergegeven in de situatietekening van bijlage 1.2. TABEL 3: Aantal boringen en boordiepte (in m-mv) Onderzoeksaspect
Aantal x diepte [m-mv]
Boornummers
0
algemene bodemkwaliteit
1 x 2,0 met peilbuis 4 x 2,0 21 x 0,5
05 16, 17, 18 en 19 22, 23, 26, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48 en 49
1
werkplaatsen, opslagruimten en retourhal
3 x circa 2,0 met peilbuis ¹ 5 x 2,0 4 x 0,5 ¹
01 ², 01A en 02 08, 09, 10, 11 en 12 20, 21, 24 en 25
2
magazijn en opslag kleinmateriaal
1 x 2,0 5 x 0,5 ¹
13 27, 28, 29, 30 en 31
3
wasplaats, dieseltanks (2x), 3 x 2,0 met peilbuis Ad Blue tank en pompen 1 x 2,0
06 en 07 14 ³
4
milieuruimte
1 x 2,0 met peilbuis 1 x 2,0
15A 15
5
dieseltank
1 x 2,0 met peilbuis
03
6
zoutopslag
1 x 2,0 met peilbuis ¹
04
¹: in combinatie met onderzoek naar algemene bodemkwaliteit; ²: peilbuis 01 is, voordat bemonstering kon plaatsvinden, onherstelbaar beschadigd geraakt door bouwactiviteiten. Derhalve is deze herplaatst (peiluis 01A) welk ná een week standtijd is bemonsterd: ³: in combinatie met onderzoek naar 2: magazijn en opslag kleinmateriaal.
Uitvoeringswijze De veldwerkzaamheden zijn verricht door Brussee Grondboringen onder certificaat BRL SIKB 2000, VKB protocollen 2001 en 2002. Tijdens de veldwerkzaamheden is niet afgeweken van de beoordelingsrichtlijn. Het veldverslag (met daarin de namen van de uitvoerenden) is opgenomen in bijlage 7. Het procescertificaat van IDDS en het hierbij behorende keurmerk zijn van toepassing op de activiteiten met betrekking tot de veldwerkzaamheden en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkregistratie aan een erkend laboratorium of de opdrachtgever. Uit oogpunt van onafhankelijkheid verklaart IDDS geen eigenaar te zijn van het terrein waarop het bodemonderzoek en de advisering betrekking heeft. Tijdens het verrichten van de veldwerkzaamheden zijn de grond en het grondwater zintuiglijk beoordeeld op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen (organoleptisch onderzoek) en is de texturele, minerale en organische samenstelling van de bodemlagen nauwkeurig beschreven (lithologisch onderzoek). Organoleptisch onderzoek Het opgeboorde bodemmateriaal is visueel beoordeeld op het voorkomen van antropogene bestanddelen (puin, slakken en dergelijke) en olieproduct (via olie/watertest). Het materiaal is met name beoordeeld op de volgende aspecten: de aard, grootte en gradatie van voorkomen. Sommige verontreinigingen die in de bodem aanwezig zijn, kunnen aan de geur herkend
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
8/16
worden. Benadrukt dient te worden dat, indien tijdens de veldwerkzaamheden passieve geurwaarnemingen worden gedaan, deze gekarakteriseerd worden en per boorpunt worden beschreven. Asbest Het veldonderzoek is uitgevoerd door veldwerkers welke zijn opgeleid voor het herkennen van asbestverdachte materialen. Tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek is het maaiveld van de onderzoekslocatie, evenals het opgeboorde bodemmateriaal visueel beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdachte materialen.
3.2.
RESULTATEN VELDWERK
Lithologisch onderzoek De bodem van het terrein bestaat overwegend vanaf het maaiveld tot een diepte van circa 0,5 m-mv uit siltig klei. Vanaf een diepte van circa 0,5 m-mv tot de geboorde diepte van 2,0 m-mv bestaat de bodem uit veen. Een gedetailleerde beschrijving van de ter plaatse van de onderzoekslocatie aangetroffen bodemopbouw (lithologie) is weergegeven in bijlage 2. Organoleptisch onderzoek Aan het bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen relevante bijzonderheden waargenomen die gerelateerd kunnen worden aan een bodemverontreiniging. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Grondwatermetingen In tabel 4 zijn de resultaten van de metingen die aan het grondwater zijn uitgevoerd weergegeven. TABEL 4: Metingen uitgevoerd aan het grondwater Peilbuisnummer
Filterstelling [m-mv]
Grondwaterstand [m-mv]
01A
1,0 – 2,0
0,80
6,08
880
14,1
nee
02 ¹
1,0 – 2,0
0,10
6,28
730
62,3
nee
02 ²
-
0,20
6,23
690
203
nee
03
1,0 – 2,0
0,32
6,12
670
42,7
ja
04 ¹
1,0 – 2,0
0,80
6,12
820
78,6
nee
1,85
6,13
1,040
24,2
nee
04 ²
Metingen pH
EC [µS/cm]
NTU
Belucht ja/nee
05
1,0 – 2,0
0,67
6,09
560
84,1
nee
06
1,0 – 2,0
0,30
6,18
590
17,3
nee
07
0,1 – 2,1
0,66
6,13
600
45,7
nee
15a
1,0 – 2,0
0,60
5,92
520
37,7
nee
¹: eerste bemonstering, d.d. 24 juli 2013; ²: tweede bemonstering, d.d. 31 juli 2013.
De gemeten zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (EC) van het grondwater vertonen geen afwijkende waarden ten opzichte van een natuurlijke situatie. De gemeten NTU zijn (enigszins) verhoogd ten opzichte van een natuurlijke situatie. Echter, een verklaring hiervoor is op basis van de voor de locatie bekende gegevens vooralsnog niet te geven. Tijdens de bemonstering van peilbuis 03 heeft beluchting plaatsgevonden. Hiertoe is de bemonstering korte tijd gestaakt en hervat met een lager debiet teneinde opnieuw beluchten te voorkomen.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
9/16
4.
CHEMISCH ONDERZOEK
Voor de verrichting van het chemisch onderzoek zijn de grond(water)monsters overgebracht naar een geaccrediteerd laboratorium.
4.1.
SELECTIE GROND- EN GRONDWATERMONSTERS
In de onderstaande tabel is per onderzoeksaspect een korte beschrijving gegeven van de analysestrategie. Deze strategie is bepaald in samenspraak met de Omgevingsdienst Midden Holland. TABEL 5: Metingen uitgevoerd aan het grondwater Onderzoeksaspect 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 2 magazijn en opslag kleinmateriaal 2 magazijn en opslag kleinmateriaal 2 magazijn en / opslag 3 kleinmateriaal / wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen 3 wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen 4 milieuruimte 5 dieseltank 6 zoutopslag 0 algemene bodemkwaliteit
monsternummer M01
monstertrajecten (m -mv) 11 (0,00 - 0,30) 02 (0,00 - 0,50)
Analysepakket
M02
01 (0,00 - 0,30) 12 (0,00 - 0,50) 25 (0,00 - 0,50) 08 (0,00 - 0,30) 10 (0,00 - 0,50) 09 (0,00 - 0,30) 01 (0,80 - 1,30) 02 (0,50 - 1,00) 09 (0,80 - 1,30) 13 (0,00 - 0,50) 31 (0,00 - 0,50)
AS3000 NEN 5740 basispakket
27 (0,00 - 0,50) 28 (0,00 - 0,50) 32 (0,00 - 0,50) 14 (0,70 - 1,20) 13 (0,50 - 1,00)
AS3000 NEN 5740 basispakket
M08
06 (0,00 - 0,50) 07 (0,50 - 1,00)
AS3000 NEN 5740 basispakket, detergenten, vluchtige aromatische koolwaterstoffen (BTEX)
M09 M10 M11 M12
15 (0,00 - 0,50) 03 (0,50 - 1,00) 04 (0,00 - 0,30) 40 (0,00 - 0,50) 18 (0,00 - 0,50) 19 (0,00 - 0,50) 42 (0,00 - 0,50) 23 (0,00 - 0,50) 33 (0,00 - 0,50) 36 (0,00 - 0,50) 17 (0,00 - 0,50) 39 (0,00 - 0,50) 05 (0,50 - 1,00) 18 (0,50 - 1,00) 19 (0,50 - 1,00) 03 (1,00 - 1,50) 17 (0,50 - 1,00) 16 (0,50 - 1,00)
AS3000 NEN 5740 basispakket, glycolen, zuurtegraad pH-CaCl2 AS3000 NEN 5740 minerale olie gloeiverlies zuurtegraad pH-CaCl2 AS3000 NEN 5740 basispakket
M03
M04
M05
M06
M07
0 algemene bodemkwaliteit
M13
0 algemene bodemkwaliteit
M14
0 algemene bodemkwaliteit
M15
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
AS3000 NEN 5740 basispakket
10/16
4.2.
RESULTATEN CHEMISCHE ANALYSES
De resultaten van de chemische analyses zijn weergegeven op de analysecertificaten, die in bijlage 3 zijn opgenomen. De resultaten van de chemische analyses zijn vergeleken met de achtergrond- en interventiewaarden uit de toetsingstabel van de Wet bodembescherming (zie bijlage 4). Voor de interpretatie van de chemische analyses van de grondmonsters zijn de achtergrond- en interventiewaarden gecorrigeerd aan de hand van de gemeten percentages lutum en organische stof. Voor de organische parameters (PAK, PCB en minerale olie) zijn ten behoeve van de correctie percentages organisch stof aangehouden van minimaal 2,0 %, en maximaal 30,0 %. Voor de zware metalen zijn ten behoeve van de correctie minimale percentages lutum en organisch stof van 2% aangehouden. De gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden, alsmede de resultaten van de uitgevoerde toetsing, zijn weergegeven in bijlage 5.1 (grond) en 5.2 (grondwater). De overschrijdingen ten opzichte van het toetsingskader van de Wet bodembescherming (Circulaire bodemsanering 2009 d.d. 3 april 2012 en het Besluit bodemkwaliteit) zijn als volgt geclassificeerd: *
** *** blanco
het gehalte is lager dan of gelijk aan de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde (grondwater), dan wel de rapportagegrens; het gehalte overschrijdt de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde (grondwater) en is lager dan of gelijk aan de tussenwaarde, zijnde licht verontreinigd; het gehalte overschrijdt de tussenwaarde en is lager dan of gelijk aan de interventiewaarde, zijnde matig verontreinigd; het gehalte overschrijdt de interventiewaarde, zijnde sterk verontreinigd; geen toetsbare analyses verricht.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
11/16
In tabel 6 zijn de overschrijdingen en de betreffende gemeten waarden ten opzichte van de streef- en interventiewaarden uit de toetsingstabel (Wet bodembescherming) weergegeven. TABEL 6: Resultaten chemisch onderzoek grondmonsters (mg/kg.ds) Onderzoeksaspect
4 5 6 0
monsternummer werkplaatsen, opslagruimten M01 en retourhal werkplaatsen, opslagruimten M02 en retourhal werkplaatsen, opslagruimten M03 en retourhal werkplaatsen, opslagruimten M04 en retourhal magazijn en opslag M05 kleinmateriaal magazijn en opslag M06 kleinmateriaal magazijn en opslag M07 kleinmateriaal / wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen wasplaats, dieseltanks (2x), M08 Ad Blue tank en pompen milieuruimte M09 dieseltank M10 zoutopslag M11 algemene bodemkwaliteit M12
AW
T
I
1
Molybdeen
-
-
Molybdeen
-
-
Molybdeen, Lood
-
-
Molybdeen
-
-
Molybdeen
-
-
Molybdeen, Lood
-
-
Molybdeen
-
-
Nikkel, Molybdeen
-
-
-
-
-
Molybdeen, PAK 10 VROM Molybdeen, Lood Kobalt, Nikkel, Molybdeen Nikkel, Molybdeen
-
-
0 0
algemene bodemkwaliteit algemene bodemkwaliteit
M13 M14
-
-
0
algemene bodemkwaliteit
M15
-
-
1 1 1 2 2 2/ 3
3
In tabel 7 zijn de overschrijdingen en de betreffende gemeten waarden ten opzichte van de streef- en interventiewaarden uit de toetsingstabel (Wet bodembescherming) weergegeven. TABEL 7: Resultaten chemisch onderzoek grondwatermonsters (µg/l) Onderzoeksaspect 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 1 werkplaatsen, opslagruimten en retourhal 5 dieseltank 6 zoutopslag 0 algemene bodemkwaliteit 3 wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen 3 wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen 4 milieuruimte /: analytisch niet onderzocht.
peilbuis 01A
S Barium, Xylenen (som)
T -
I -
02
-
-
03 04 05 06
Nikkel, Barium, Xylenen (som) Xylenen (som) Barium, Xylenen (som) Barium Xylenen (som)
-
-
07
/
/
/
15a
Barium, Xylenen (som)
-
-
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
12/16
5.
BESPREKING ONDERZOEKSRESULTATEN
Resumé resultaten organoleptisch onderzoek Tijdens de boor- en bemonsteringswerkzaamheden zijn geen bijzonderheden waargenomen die direct gerelateerd zouden kunnen worden aan een mogelijke bodemverontreiniging. Tijdens de bemonsteringswerkzaamheden is aangetoond dat de grond ter plaatse van de onderzoekslocatie overwegend is opgebouwd uit zand waarin plaatselijk zintuiglijk bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin, baksteen, e.d.) zijn waargenomen in de bovengrond. Resumé resultaten analytisch onderzoek Naar aanleiding van de verkregen onderzoeksresultaten kan, met betrekking tot de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie, het volgende worden gesteld: -
-
in alle onderzochte grond(meng)monsters en grondwatermonster zijn geen van de onderzochte stoffen dermate verhoogd dat deze, ingevolge de Wet bodembescherming, aanleiding zouden kunnen geven voor het verrichten van nader onderzoek naar de aard en omvang van deze stoffen (vaststellen saneringsnoodzaak); tijdens de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk géén (bodem)bedreigende activiteiten waargenomen die in potentie een bodemverontreiniging zouden kunnen veroorzaken; de verkregen meetwaarden ten aanzien van detergenten en glycolen zijn opgenomen in bijlage 3 (analyseresultaten) van onderhavig rapport.
Aangetoonde overschrijdingen achtergrondwaarden in grond Op basis van onderhavige onderzoeksresultaten blijkt dat met name molybdeen en plaatselijk lood, nikkel, kobalt en PAK licht verhoogd voorkomen. Met name voor molybdeen kan worden gesteld dat de aanwezigheid hiervan naar verwachting is veroorzaakt door bemesting van de locatie. De aanwezigheid van de stoffen lood, nikkel, kobalt en PAK zijn eveneens naar verwachting ontstaan door menselijk handelen. Echter, de exacte oorzaak is niet eenduidig te herleiden. Aangetoonde overschrijdingen streefwaarden in grondwater In het grondwater zijn met name de stoffen barium en xylenen en plaatselijk de stof nikkel licht verhoogd aangetoond. Voor barium kan een natuurlijke herkomst als mogelijke verklaring worden gegeven. De concentraties xylenen en nikkel zijn, op basis van de huidig bekende gegevens, niet eenduidig verklaarbaar naar een mogelijke herkomst.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
13/16
6.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In opdracht van Kruiswijk Recycling B.V. is een nulsituatie en verkennend bodemonderzoek verricht op meerdere percelen gelegen aan de Handelsweg te Bergambacht. Aanleiding en doelstelling onderzoek Aanleiding tot het verrichten van een nulsituatie en verkennend bodemonderzoek: De voorgenomen aanvraag van een omgevingsvergunning is de aanleiding is tot het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodemonderzoek. Aanleiding tot het verrichten van een nulsituatie bodemonderzoek is de verplichting hiertoe conform de vigerende vergunning in het kader van de Wet milieubeheer gestelde eisen. Doel van het onderzoek is het meerledig, te weten: het verkrijgen van een toetsingsgrondslag met het oog op mogelijk toekomstige bodemverontreiniging voortvloeiend uit bedrijfsactiviteiten betreffende rondom de toekomstige werkplaats, opslagloods, wasplaats, zoutopslag en het magazijn. Hiertoe wordt de specifieke milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vastgelegd ter plaatse van de potentieel verdachte terreindelen (nulsituatie onderzoek). en het vaststellen van de algemene bodemkwaliteit vanwege bouwactiviteiten (verkennend bodemonderzoek). Conclusies In de onderstaande tabel is per onderzoeksaspect en doelstelling het resultaat en conclusie beknopt omschreven. TABEL 8: Conclusie Onderzoeksaspect
Doelstelling
Resultaat
conclusie
0
algemene bodemkwaliteit
vaststellen algemene chemische bodemkwaliteit en aan/afwezigheid bodemverontreiniging
licht verontreinigd met molybdeen, lood, kobalt, nikkel en PAK in grond en barium in grondwater
de aangetoonde lichte verontreinigingen geven geen beperkingen inzake de voorgenomen herontwikkeling, voortzetting van het huidige bodemgebruik van de locatie
1
werkplaatsen, opslagruimten en retourhal
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met molybdeen en lood in grond en barium, xylenen en nikkel in grondwater
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
2
magazijn en opslag kleinmateriaal
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met molybdeen en lood in grond
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
3
wasplaats, dieseltanks (2x), Ad Blue tank en pompen
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met molybdeen en nikkel in grond en barium, xylenen in grondwater
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
4
milieuruimte
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met barium, xylenen in grondwater
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
5
dieseltank
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met xylenen in grondwater
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
6
zoutopslag
vastellen actuele nulsituatie
licht verontreinigd met barium, xylenen in grondwater
nulsituatie in afdoende mate vastgelegd. Geen belemmeringen en/of beperkingen t.a.v. het huidig en toekomstig bodemgebruik voorzien
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
14/16
Aanbevelingen Wij adviseren u om onderhavige rapportage voor te leggen aan het bevoegd gezag ter formalisering van de onderzoeksresultaten en conclusie. Daarnaast wordt geadviseerd om rekening te houden dat grondverzet van licht verontreinigde grond (herschikken) plaats zal vinden ten aanzien van de te realiseren industrie terrein. Echter, de aangetoonde lichte verontreinigingen in grond en grondwater zijn dermate licht dat geen ongewenste risico’s worden voorzien of dat het nemen van specifieke maatregelen noodzakelijk worden geacht (geen belemmeringen). IDDS bv Noordwijk (ZH)
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
15/16
7.
BETROUWBAARHEID
Het onderhavige onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Echter, een bodemonderzoek is gebaseerd op het nemen van een beperkt aantal monsters en chemische analyses. IDDS streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Toch blijft het mogelijk dat lokale afwijkingen in het bodemmateriaal voorkomen. IDDS acht zich niet aansprakelijk voor de schade die hier mogelijkerwijs uit voortvloeit. Hierbij dient tevens te worden gewezen op het feit dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname is. Beïnvloeding van de grond- en grondwaterkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door het bouwrijp maken van de locatie, aanvoer van grond van elders of verspreiding van verontreinigingen van verder gelegen terreinen via het grondwater. Naarmate de periode tussen de uitvoering van het onderzoek en het gebruik van de resultaten langer wordt, zal meer voorzichtigheid betracht moeten worden bij het gebruik van dit rapport. In veel gevallen hanteren de beoordelende instanties een termijn (meestal maximaal 5 jaar) waarbinnen de onderzoeksresultaten representatief zijn. Bij het gebruik van de resultaten van dit onderzoek dient het doel van het onderzoek goed in ogenschouw te worden genomen. Zo zullen de resultaten van een onderzoek naar het voorkomen en/of verspreiding van één specifieke verontreinigende stof geen uitsluitsel bieden omtrent de aanwezigheid aan verhoogde concentraties van overige, niet onderzochte verontreinigende stoffen.
Handelsweg e.o. te Bergambacht: 1212E937/PDI/rap1
16/16
%,-/$*( 1.1 OVERZICHTSKAART 1.2 SITUATIETEKENING