kinesitherapie
A. Algemeen B. Functioneel
C. Schools D. Tips E. Interventie
A. Algemeen
Grof motorisch bewegen vertrekt vanuit het eigen lichaam, maar vraagt ook heel wat organisatie in ruimte en tijd voor de handeling uiteindelijk ingeslepen geraakt of geautomatiseerd wordt 1. Grofmotorische uitvoering (eigen lichaam) 2. Planning en organisatie (handeling in tijd en ruimte) 3. Automatisatie
1. Grofmotorische uitvoering • • • •
Tonus (DCD: te weinig of te veel) Stabiliteit (naar goede uitgangshouding) Evenwicht (evenwichtsreacties) Dosering (hoeveel kracht nodig ?)
• Organiseren van eigen lichaam • Lichaamsbruikbaarheid • Uitvoering
2. Planning en organisatie (handeling in ruimte en tijd) • Ruimte – – – – –
Organisatie eigen lichaam Zich zelf oriënteren in de ruimte Geen/onvoldoende overzicht over de ruimte Structureren in die ruimte (ordenen) Doelgericht bewegen
• Tijd – Timing – Opeenvolging/gelijktijdigheid van bewegingen – Ritme
3. Gebrek aan automatisatie • • • • • • •
Herhaling Langere duur van aanleren (traag of chaotisch) Weinig transfer Vloeiendheid Differentiatie/ meebewegingen Tempo (net iets trager) Splintervaardigheden (zijn zeker mogelijk)
B. Functioneel 1. Moeite met aanleren van complexe handelingen zoals zwemmen, fietsen, schommelen, touwspringen, balsporten 2. Beperkt spelinzicht 3. Wat met vrije tijd?
1. Aanleren complexe handelingen
FIETSEN EEN COMPLEXE HANDELING? Stappen met de fiets Opstappen op de fiets Starten (pedaal? Hoeveel kracht?) Blijven trappen Evenwicht houden (bijsturen met de romp) Versnellen/vertragen Overzicht over de ruimte Op de weg
Tips fietsen • Kind moet voldoende rechtop zitten • Tussenstap: loopfiets • Laten aanvoelen wat het is om met 2 voeten op de trappers te staan • Kind begeleiden zodat hij voelt hoe hij de sturing van zijn romp moet organiseren • Hulp afbouwen • Bij start in het verkeer eventueel mee-rij-fiets gebruiken • Negatieve ervaring vermijden
2. Spelinzicht • Ruimte overschouwen • Observeren hoe anderen bewegen • Bewegend vw in de gaten houden • • • •
Motorische uitvoering op zich Reactiesnelheid/tempo Anticiperen moeilijk Echte herhaling niet aanwezig, situatie steeds anders • Kritiek
3. Vrije tijd • Individuele sporten stimuleren vb.: zwemmen, judo, recreatief turnen Licht de begeleider in • Competitief? • Ga samen met het kind op zoek naar waar echt zijn interesse ligt • Splintervaardigheden kunnen
C. Schools • Traag tempo of chaotischer • Overzicht over klaslokaal (bewegen onhandiger tss al die stoelen, banken en boekentassen • Weg vinden op school
• Hoe plekje vinden op de speelplaats of in de turnles
• Speelplaats: – – – –
Uitsluiting bij specifiek motorische spelletjes Blijven op achtergrond Sluiten aan bij jongere kinderen Incasseren van kritiek
• Turnlessen: – aan- en uitkleden – Groepssporten – Worden geconfronteerd met net datgene wat zij zo moeilijk vinden
D. Tips • • • • • • • •
Luister naar je kind (ingrijpen voor frustratie) Begrip tonen Kind niet vergelijken met andere leeftijdsgenootjes Positief zijn Rekening houden met de complexiteit van de taak Meer tijd geven Rust creëren Haalbare situaties vooropstellen
• Meer structuur bieden (duidelijk start stop, uitleg over spelregels, … • Opletten met dubbeltaken • Veel herhalen (door begeleider maar ook kind opdrachten laten herhalen) • Rustpauzes inlassen • Inzet ipv resultaat beoordelen
• Aandacht voor uitgangshouding • Interesse van het kind? Wat wil het kind zelf leren? • Accent leggen op 1 vaardigheid en intensief oefenen • Aangepast materiaal vb.: mousse-bal, grotere doelen, ballonnen,… Aangepaste oefeningen vb.: zweedse balk: zijw ipv vw vorderen,…
• Individueel aanleren van vaardigheden opsplitsen in deelhandelingen voortonen (zo leert het kind plannen) visualiseren (picto’s, materiaal) verbaliseren (herhalen) fysiek begeleiden (beweging laten aanvoelen) ritmisch ondersteunen steeds op dezelfde manier
• • • • •
Andere of eenvoudigere taak kiezen Stel een helper (buddy) aan Let op bij groepjes kiezen Aansluiten bij jongere groepen Speelplaats: spel laten inleiden door Lk of ouder kind
• Verduidelijken naar omgeving • Problematiek naar voor brengen in de klas (oudere kinderen) • Elk kind begeleiden in zijn eigen traject
E. Interventie 1. Inventarisatie van de problemen 2. Procesgerichte interventie
3. Taakgerichte interventie
1. Inventarisatie van de problemen
-
Vragenlijsten Observatie Onderzoek Gesprek met de omgeving van het kind : school en ouders
• Opstarten behandeling - Procesgericht (bottum-up) vb sensorische integratie therapie vb psychomotoriek
- Taakgericht (top-down) vb CO-OP, NTT
2. Procesgerichte interventie • Bewegingsproblemen zijn het gevolg van een specifiek onderliggend verstoord proces • Training van het specifiek proces – Tonusregulatie – Sensorisch –…
• Effect op bewegingsvaardigheid wordt verondersteld
3. Taakgerichte interventie • Oefenen van de specifieke vaardigheden waarmee het kind problemen heeft. • Cognitieve taakgerichte interventies vb.: CO-OP • Neuromotor Task Training (NTT)
CO-OP • 12 sessies • Hulpvraag • 3 vaardigheden kiezen in overleg met ouders en kind • Congitieve denkstrategieën oefenen (goal-plan-do-check) • Domeinspecifieke strategieën • Taakanalyse guided discovery • Huiswerk
CO-OP • 12 sessies • Hulpvraag • 3 vaardigheden kiezen in overleg met ouders en kind • Congitieve denkstrategieën oefenen (goal-plan-do-check) • Domeinspecifieke strategieën • Taakanalyse guided discovery • Huiswerk
NTT NTT = neuromotor task training
doelen : het kind motorische activiteiten laten uitvoeren die voor hem/haar en de omgeving belangrijk zijn (worden ook met ouders opgesteld) analyse van die activiteiten door therapeut