Kluwer Navigator documentselectie
Vakblad Financiële Planning, Aftoppen en optoppen Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats:
VFP 2013/95
Auteur:
Drs. M.C.B. Bril MFP[1]
Bijgewerkt tot:
07-10-2013
Aftoppen en optoppen De pensioenrichtleeftijd gaat volgend jaar in een keer omhoog van leeftijd 65 naar leeftijd 67. Daarnaast wordt het pensioenopbouwpercentage verlaagd met 0,1%. Een aanvullend wetsvoorstel dat inmiddels al door de Tweede Kamer is aangenomen stelt een verdere verlaging voor. Daarnaast bepaalt dit wetsvoorstel, dat pensioenopbouw boven een pensioengevend salaris van € 100.000 niet langer fiscaal wordt gefaciliteerd. Tot een wettelijk vastgesteld maximum mogen werknemers belastingvrij pensioensparen in box 3. Voor lijfrentes is hetzelfde voorgesteld als voor pensioenen. In dit artikel bekijk ik de huidige wetgeving, die van volgend jaar en die van 2015. Vervolgens wordt aandacht besteed aan diegenen met een inkomen in box 1 van € 100.000 of meer vanaf 2015. Regelgeving in 2013
Pensioen De pensioenrichtleeftijd is thans 65 jaar. Bij een eindloonregeling mag maximaal 2% per jaar van de pensioengrondslag worden opgebouwd. Voor een middelloonregeling bedraagt dit opbouwpercentage 2,25. Er is in de fiscale wetgeving geen maximaal pensioengevend salaris genoemd waarover pensioen mag worden opgebouwd. Uitgangspunt in de huidige wetgeving is dat in 35 jaar 70% van het laatstverdiende loon mag worden opgebouwd. Dit geldt ook voor de beschikbare premieregeling. Het partnerpensioen is een afgeleide van het ouderdomspensioen, namelijk 70% hiervan. Voor het wezenpensioen geldt hetzelfde. Het afgeleide percentage van het ouderdomspensioen bedraagt hier echter 14%.[2]
Lijfrente en oudedagsreserve Indien de belastingplichtige, die bij aanvang van het kalenderjaar nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, een pensioentekort kan aantonen, kan lijfrentepremies fiscaal aftrekken in box 1. Het bedrag dat kan worden afgetrokken is afhankelijk van de jaarruimte. De jaarruimteformule luidt: 17% maal pensioengrondslag -/- 7,5 maal factor A vorig jaar (pensioenaangroei) -/dotatie oudedagsreserve vorig jaar. De pensioengrondslag is gelijk aan: loon vorig jaar, resultaat uit overige werkzaamheden vorig jaar, etc. -/€ 11.829. De pensioengrondslag bedraagt maximaal € 162.457. Eventueel kan een beroep worden gedaan op de reserveringsruimte.[3] Een ondernemer die aan het urencriterium voldoet en aan het begin van het kalenderjaar nog niet de AOWgerechtigde leeftijd heeft bereikt, kan aan de oudedagsreserve doteren.[4] De dotatie bedraagt in 2013 maximaal 12% van de winst maar tot een maximum van € 9.542. De toevoeging is niet meer dan het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat.[5]
Regelgeving in 2004
Pensioen
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 1
Kluwer Navigator documentselectie
De pensioenrichtleeftijd gaat naar 67 jaar (en wordt gekoppeld aan de levensverwachting). De 70%-norm blijft. Dat betekent dat het opbouwpercentage bij een eindloonregeling daalt van 2 (70%/35 jaar) naar 1,9 (70%/37 jaar). Bij een middelloonregeling wordt in 2014 het opbouwpercentage 2,15 (was 2,25). Partnerpensioen- en wezenpensioenopbouwpercentage worden evenredig verlaagd.[6] In 2014 geldt nog geen maximum pensioengevend salaris waarover pensioen mag worden opgebouwd.
Lijfrente en oudedagsreserve In lijn met de verlaging van de maximum opbouwpercentages wordt ook de fiscale ruimte voor aftrek van de inleg in (bancaire en niet-bancaire) lijfrenten (zogenoemde derde pijler) verminderd. De jaarruimteformule komt er in 2014 als volgt uit te zien: 15,5% maal pensioengrondslag -/- 7,2 maal factor A vorig jaar -/- dotatie oudedagsreserve vorig jaar. Vervolgens wordt het premiepercentage (in 2014 15,5%) steeds met 0,6% punt verlaagd voor ieder jaar dat de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd. De factor 7,2 daalt dan met 0,3% punt. [7] Lijfrentepremies betaald tot 1 januari 2014 en het rendement daarover mogen worden gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente waarbij de ingangsdatum het jaar is waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt.[8] Indien onder hetzelfde contract nog verder premies worden betaald mag alleen met de waarde per 31 december 2013 nog een tijdelijke oudedagslijfrente worden aangekocht met als ingangsdatum het jaar waarin de belastingplichtige 65 jaar wordt. Dit wetsartikel is te vergelijken met het overgangsrecht overbruggingslijfrente uit 2006. Met ingang van 2014 wordt de opbouw van de oudedagsreserve verlaagd van 12% naar 10,9% van de winst. Er mag maximaal € 9.542 [9] (cijfer 2013) worden gedoteerd. Gaat de pensioenrichtleeftijd met een jaar omhoog, dan gaat de opbouw met 0,4% omlaag.[10]
Praktische gevolgen Als gevolg van de versobering van de pensioenopbouw zal er een verslechtering plaatsvinden van de arbeidsvoorwaarden. Het lijkt mij logisch dat vakbonden samen met de werkgevers over deze achteruitgang willen spreken op welke wijze deze te compenseren. Deze onderhandelingen zullen dan snel moeten plaatsvinden en men zal er ook snel moeten uitkomen. De pensioenovereenkomst mag immers (in de meeste gevallen) niet eenzijdig worden gewijzigd door de werkgever.[11]0 Een werkgever zou een beroep kunnen doen op art. 6:248 BW. Dit artikel bepaalt dat een overeenkomst gewijzigd kan worden als ongewijzigde voortzetting van de overeenkomst, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. Als dat het geval is, kan de overeenkomst dus zonder wijzigingsvoorbehoud, aangepast worden. De kans dat een werkgever succesvol een beroep op dit artikel kan doen, acht ik erg klein. De reden daarvan is dat op grond van art. 18 lid 3 Wet LB 1964 niet de gehele regeling onzuiver wordt (ex art. 19b Wet LB 1964), maar dat er een splitsing aangebracht moet worden in een deel van de premie waarvoor de omkeerregeling wel geldt en het deel waarvoor dit niet geldt. De werkgever moet hierover echter wel in overleg met de inspecteur. Echter een fiscaal gesplitste pensioenregeling is een niet wenselijke situatie. Daarnaast zal de uitvoerder ruimschoots de tijd moeten hebben om de nieuwe regeling administratief te implementeren. En de vraag is of de deadline van 1 januari a.s. door een ieder wordt gehaald……. Voor die werknemers die een eigen bijdrage moeten betalen, waarvan de bijdrage afhankelijk is van pensioengevend salaris of pensioengrondslag zullen een aanpassing van de pensioenovereenkomst willen. Immers aan het pensioengevend salaris en/of de pensioengrondslag verandert immers niets. Kortom hun eigen bijdrage blijft hetzelfde, terwijl ze minder pensioen opbouwen, omdat (alleen) het opbouwpercentage is verlaagd.
Verwachte regelgeving in 2015[12]
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 2
Kluwer Navigator documentselectie
Pensioen De vergrijzing van de samenleving maakt langer doorwerken noodzakelijk en aanvaardbaar. Tegen deze achtergrond is de verhoging van de AOW- en de pensioenrichtleeftijd en de koppeling daarvan aan de ontwikkeling van de levensverwachting tot stand gekomen. Een latere uittreedleeftijd betekent dat deelnemers langer de tijd hebben om een pen sioen op te bouwen. Daarbij komt dat sinds 2007 in de Pensioenwet geregeld is dat voor pensioenregelingen een uiterste toetreedleeftijd van 21 jaar geldt. In de periode daarvoor werd veelal uitgegaan van een uiterste toetreedleeftijd van 25 jaar. Het uitgangspunt dat vanaf 2014 in 37 jaar een volledig pensioen kan worden opgebouwd, lijkt in die context niet meer actueel. Recent heeft ook de Commissie Van Dijkhuizen (2012) voorgesteld om de fiscale behandeling van het tweedepijlerpensioen af te toppen vanwege de grotere financiële zelfredzaamheid van hoge inkomens. Het kabinet is van mening dat het boven een bepaald inkomensniveau (afgerond 3 x modaal is € 100.000) niet langer nodig is om de pensioenopbouw fiscaal te faciliteren (maximering pensioengevend inkomen). Vanaf dit inkomen moet worden aangenomen dat mensen zelf in staat zijn om desgewenst via vrije (box 3) besparingen in een aanvulling op het inkomen na pensionering te voorzien.[13] Een ander belangrijk element om de pensioenopbouw te versoberen is het feit dat pensioenregelingen te duur worden. De stijging van de levensverwachting, de volatiliteit op de financiële markten en de aanhoudend lage rente spelen daarbij een rol. Het rapport van de Commissie Goudswaard bevestigt dat het opbouwen van pensioen duurder is gebleken dan men zich in de vorige eeuw had gerealiseerd.[14] Dit effect wordt versterkt omdat in 2006 pensioenregelingen zijn geoptimaliseerd als gevolg van het afschaffen van VUT en prepensioenregelingen. De in de wet opgenomen maximum opbouwpercentages per dienstjaar worden aangepast aan het uitgangspunt dat na 40 jaar pensioenopbouw maximaal een pensioen kan worden bereikt van 70% van het gemiddelde loon (uitgaande van een pensioen dat ingaat bij het bereiken van de pensioenrichtleeftijd). Voor pensioen op basis van het middelloon wordt het maximum opbouwpercentage per dienstjaar 1,75 en voor pensioen op basis van het eindloon wordt dit 1,55.[15] Een soortgelijke aanpassing wordt doorgevoerd voor beschikbare premieregelingen. De maximum opbouw voor het partnerpensioen en het wezenpensioen wordt overeenkomstig aangepast. In aanvulling op de aanpassing van de maximum opbouwpercentages, vindt ook een maximering van het pensioengevend inkomen plaats. De omkeerregel is niet langer van toepassing vanaf pensioengevend salaris van € 100.000.[16] Het maximum pensioengevend loon zal jaarlijks worden geïndexeerd aan de loonindex.[17]
Lijfrente In lijn met de verlaging van de maximum opbouwpercentages wordt ook de fiscale ruimte voor aftrek van de inleg in lijfrenten verminderd. De formule wordt in 2015: 12,7% maal pensioengrondslag -/- 6,4 maal factor A vorig jaar -/- dotatie oudedagsreserve vorig jaar. De pensioengrondslag wordt gemaximeerd op € 100.000 -/- ongeveer € 11.829 (cijfer 2013).[18] Vervolgens wordt het premiepercentage steeds met 0,5% punt verlaagd voor ieder jaar dat de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd. De factor 6,4 daalt dan met 0,25% punt. Ook de oudedagsvoorziening voor ondernemers wordt aangepast. Het percentage gaat van 12 (2013) naar 10,9 (2014) naar maximaal 8,9 in 2015. Het maximumbedrag voor toevoeging aan de oudedagsreserve gaat omlaag tot ongeveer € 7.847 (cijfer 2013). Gaat de pensioenrichtleeftijd met een jaar omhoog, dan gaat de opbouw met 0,32% omlaag.[19] Het kabinet heeft de sociale partners tot 1 juni 2013 de gelegenheid gegeven voor de uitwerking van een alternatief voor bovenstaand wetsvoorstel met een maximaal budgettair beslag van structureel € 250
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 3
Kluwer Navigator documentselectie
miljoen per jaar. De sociale partners hebben de wens geuit het wetsvoorstel aan te vullen met een spaarfaciliteit. Het wetsvoorstel Wet pensioenaanvullingsregelingen van 21 juni 2013[20] geeft invulling aan deze spaarfaciliteit. De spaarfaciliteit zorgt ervoor dat in totaal een opbouw kan worden gerealiseerd die gelijkwaardig is aan een bruto-opbouw van 1,85%. Hierdoor ontstaan er excedentregelingen, namelijk de pensioenexcedentregelingen en de lijfrente-excedentregelingen.
Pensioenexcedentregelingen De (vrijwillige) pensioenexcedentregelingen houden in dat voor een inkomen tot en met € 100.000 gespaard kan worden voor een netto pensioenuitkering die vergelijkbaar is met een bruto-uitkering van 0,10%, en dat bij een inkomen van meer dan € 100.000 gespaard kan worden voor een netto pensioenuitkering die vergelijkbaar is met een bruto-uitkering van 1,85%. Pensioenexcedentregelingen zijn – en hier zie ik leuke woorden voor Galgje en Scrabble: -
-
-
-
-
ouderdomspensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon tot € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op OP kan worden opgebouwd (eindloon: 0,05% maal pensioengevend loon, middelloon 0,056% maal pensioengevend loon, beschikbare premieregeling: gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 2,24% van het gemiddelde pensioengevend loon); optoppingsouderdomspensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon vanaf € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op OP kan worden opgebouwd (eindloon: 0,787% maal loon dat niet tot het pensioengevend loon behoort, middelloon 0,888% maal loon dat niet tot het pensioengevend loon behoort, beschikbare premieregeling: gericht op een pensioen dat na 40 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 35,52% van het gemiddelde loon dat niet tot het pensioengevend loon behoort); partnerpensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon tot € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op PP kan worden opgebouwd (EL: 0,035% maal (bereikbaar) pensioengevend loon; ML: 0,039%; BPR: 1,56% van het gemiddelde pensioengevend loon); optoppingspartnerpensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon vanaf € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op PP kan worden opgebouwd (EL: 0,551% maal loon dat niet tot het pensioengevend loon behoort; ML: 0.622%; BPR 24,86% van het gemiddelde loon dat niet tot het pensioengevend loon behoort); wezenpensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon tot € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op WzP kan worden opgebouwd (EL: 0,007%; ML: 0,008%; BPR: 0,31%); optoppingswezenpensioenexcedentregelingen: aanvullende spaarregeling voor het loon vanaf € 100.000 waarbij een netto-aanspraak op WzP kan worden opgebouwd (EL: 0,110%; ML: 0,124%; BPR: 4,97%).
Hierboven wordt gesproken over pensioengevend loon. De AOW franchise moet nog wel van het pensioengevend loon worden afgehaald om de hoogte van de excedenten te kunnen bepalen.[21] Voor pensioenexcedentregelingen geldt dat gespaard wordt uit het nettoloon, dat geen box 3-heffing is verschuldigd over het gespaarde bedrag en dat de uitkeringen onbelast blijven. Indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden, vervalt de box 3-vrijstelling voor de volledige aanspraak op een pensioenexcedentregeling. Voorbeelden van onregelmatige handelingen zijn: afkoop en zekerheidsstelling. Ingeval evenwel de belastingplichtige ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn, wordt het vrijvallen van een aanspraak op een pensioenexcedentregeling niet als afkoop en dus niet als onregelmatige handeling aangemerkt. De pensioenopbouw die mogelijk is met pensioenexcedentregelingen kan worden toegelicht met enige cijfermatige voorbeelden. Bij de ouderdomspensioenexcedentregeling op basis van een middelloonregeling kan per dienstjaar de volgende (tabel 1) maximale pensioenopbouw plaatsvinden (de in de laatste drie kolommen opgenomen bedragen in euro’s betreffen de uit de per dienstjaar op te bouwen aanspraak voortvloeiende uitkering per jaar). Loon
AOW
Pensioengrondslag OP excedent
PP excedent
WzP excedent
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 4
Kluwer Navigator documentselectie
33.000 50.000 66.000 100.000 en hoger
franchise 13.227 13.227 13.227 13.227
19.773 36.773 52.773 86.773
(0,056%) 11 21 30 49
(0,039%) 8 142 21 34
(0,008%) 2 3 4 7
Het gaat hier om minimale aanspraakbedragen per jaar met als gevolg relatief lage premies. Gezien het feit dat de uitvoerder van deze regeling niet ook een uitvoerder mag zijn van de box 1-basisregeling (tenzij er sprake is van afgescheiden vermogens)[22] verwacht ik dat zeer weinig (nieuwe) uitvoerders bereid zijn deze regeling uit te voeren (gezien de verliesgevendheid voor zowel uitvoerder als belastingplichtige). De maximale opbouw in een optoppingsouderdomspensioenexcedentregeling op basis van een middelloonstelsel bedraagt (de in de laatste drie kolommen opgenomen bedragen in euro’s betreffen weer de uit de per dienstjaar op te bouwen aanspraak voortvloeiende uitkering per jaar). Loon
Optoppings PG
100.000 150.000 175.000 200.000 250.000
0 50.000 75.000 100.000 150.000
Optoppings- OP OptoppingsPP Optoppings- WzP excedent (0,888%) excedent (0,622%) excedent (0,124%) 0 0 0 444 311 92 666 467 93 888 622 124 1.332 933 186
Deze bedragen zijn aantrekkelijker dan de in tabel 1 genoemde bedragen, maar slechts 145.000 werknemers hebben een loon dat hoger is dan € 100.000.[23] In de memorie van toelichting is een schema opgenomen hoeveel iemand die in 1988 is geboren, die op zijn 71,5-jarige leeftijd met pensioen gaat en die vanaf zijn 25e pensioen opbouwt op basis van een bepaald aantal veronderstellingen, aan aanspraken kan opbouwen bij een bepaald loonniveau. Loon OP excedent 71,5 jaar Minimumloon 401 1 x modaal (ong. € 33.000) 1.084 2 x modaal 3.143 3 x modaal 4 x modaal 5 x modaal
5.201 27.018 155.816
Lijfrente-excedentregelingen Om ook voor vrijwillige oudedagsvoorzieningen in de 3e pijler een nieuwe fiscale faciliteit te bieden worden in het wetsvoorstel lijfrente-excedentregelingen geïntroduceerd. Deze regelingen maken het mogelijk – in lijn met de nieuwe faciliteit voor pensioenregelingen in de 2e pijler – om een aanvullende oudedagsvoorziening te creëren met vrijstelling in box 3. Bij een onregelmatige handeling (o.a. afkoop, vervreemding, zekerheidsstelling en overgang naar een niet erkende uitvoerder) vervalt de vrijstelling. Onder afkoop wordt niet verstaan als de belastingplichtige ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn. De lijfrente-excedentregelingen vallen uiteen in een: basislijfrente-excedentregeling voor het deel van het inkomen tot en met de aftoppingsgrens van € 100.000 (2015); en een optoppingslijfrente-excedentregeling voor het deel van het inkomen boven deze aftoppingsgrens.
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 5
Kluwer Navigator documentselectie
In tabel 4 en 5 wordt aangegeven hoeveel premie per jaar gespaard kan worden. Inkomen
AOW franchise
33.000 50.000 66.000 100.000 en hoger
12.000 12.000 12.000 12.000
Premiegrondslag
Premieruimte basislijfrente excedentregeling (0,406%)
21.000 38.000 54.000 88.000
85 154 219 357
Wederom geen bedragen die ertoe zullen leiden dat veel (nieuwe) uitvoerders hiervoor een apart product zullen ontwikkelen (ook hier geldt weer dat een uitvoerder van lijfrenten waarvan de premie fiscaal aftrekbaar is niet de lijfrenteexcedentregelingen mag uitvoeren, tenzij er sprake is van regelingen met afgescheiden vermogens[24]). De jaarlijkse premieruimte in een optoppingslijfrente-excedentregeling bedraagt: Inkomen 100.000 150.000 175.000 200.000 250.000
Max lijfrenteinkomen 100.000 100.000 100.000 100.000 100.000
Optoppings lijfrentegrondslag
Premie optoppingslijfrenteexcedent (6,444%)
0 50.000 75.000 100.000 150.000
0 3.222 4.833 6.444 9.666
Gevolgen voor de DGA, IB-ondernemer en ‘gewone’ werknemer die meer verdienen dan € 100.000 Hiervoor hebben we geconstateerd dat de pensioenopbouw met name voor diegenen met een inkomen van meer dan € 100.000 behoorlijk minder zal worden, met name vanaf 2015. Ook deze werknemers kunnen gebruikmaken van de verschillende excedentregelingen. Gezien het beperkte premievolume verwacht ik een relatief zeer klein aantal aanbieders (voor zover er aanbieders zullen komen) die de excedentregelingen gaan voeren. DGA Met een rekenvoorbeeld werk ik de gevolgen voor de DGA uit met een inkomen van meer dan € 100.000. We gaan uit van een DGA van 45 jaar, met een salaris van € 139.301. Hij heeft een eindloonregeling met maximale opbouw. Het pensioen wordt in Eigen Beheer opgebouwd. De DGA wil tot zijn 65-jarige leeftijd werken. Tot 2013 heeft de DGA (elders) € 22.000 aan ouderdomspensioen opgebouwd. Hij rijdt in een auto van de zaak met een cataloguswaarde van € 45.000 (25% bijtelling). We gaan er gemakshalve van uit, dat het salaris en de pensioenaangroei in 2012 hetzelfde is als in 2013.
Pensioenopbouw 2013 In 2013 bouwt de DGA op 2% (139.301 -/- 19.301) = € 2.400. Zijn totale ouderdomspensioen wordt dan € 70.000 (22.000 + 20 maal 2.400). Het pensioen gaat in op zijn 65jarige leeftijd. Ervan uitgaande dat de DGA vanaf zijn 65-jarige leeftijd geen aftrekposten meer heeft en ervan uitgaande dat zijn salaris ieder jaar wordt geïndexeerd, zal deze DGA over een deel van zijn pensioen 52% inkomstenbelasting in box 1 gaan betalen. De winst uit de BV kan goedkoper uit de BV worden gehaald. Immers uitkeren van dividend gebeurt tegen een belastingdruk van 40% of 43,75%. De DGA heeft een maximale pensioenregeling, maar geen optimale.
Jaarruimte 2013
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 6
Kluwer Navigator documentselectie
De DGA heeft een jaarruimte in 2013 van 17% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) -/- 7,5 maal 2.400 = € 5.583. Fiscaal aftrekbaar tegen (in casu) 52%. Te zijner tijd (in casu) belast tegen 52%.
Pensioenopbouw 2014 In 2014 bouwt de DGA op 1,9% (139.301 -/- 19.301) = € 2.280. Zijn totale ouderdomspensioen wordt dan € 67.720 (22.000 + 1 maal 2.400 + 19 maal 2.280). Een deel van zijn pensioen (24.400) is gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar en een ander deel (43.320) op een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Zijn totale ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd bedraagt ongeveer: € 62.700. Dankzij de fiscale regelgeving heeft deze DGA een optimaler pensioen.
Jaarruimte 2014
Opbouw 2015
De DGA heeft een jaarruimte in 2014 van 15,5% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) -/- 7,2 maal 2.400 = 4.222.
In 2015 bouwt de DGA op 1,55% (100.000 -/- 19.301) = € 1.250. Zijn totale ouderdomspensioen wordt dan € 49.180 (22.000 + 1 maal 2.400 + 1 maal 2.280 + 18 maal 1.250). Een deel van zijn pensioen (24.400) is gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar en een ander deel (24.780) op een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Zijn totale ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd bedraagt ongeveer: € 46.700. Dankzij de fiscale regelgeving heeft deze DGA een optimaal pensioen. Waar de DGA wel rekening mee moet houden is dat zijn nabestaanden een lager recht op nabestaandenpensioen krijgen. Het apart afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering in privé kan deze verlaging opvangen. Een taak van onder andere de financieel planner om de DGA hierop te attenderen.
Jaarruimte 2015 en 2016 De DGA heeft een jaarruimte in 2015 van 12,7% (100.000 -/- 11.829) -/- 6,4 maal 2.280 = 0. In 2016 bedraagt de jaarruimte 12,7% (100.000 -/- 11.829) -/- 6,4 maal 1.250 = 3.198.
Excedentregelingen vanaf 2015 In afwijking van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 kan een pensioenexcedentregeling niet in eigen beheer worden opgebouwd. Wel kunnen de lichamen die zijn beschreven in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, c en f, van de Wet op de loonbelasting 1964 in principe optreden als verzekeraar van een pensioenexcedentregeling. In 2015 kan deze DGA in de pensioenexcedentregelingen (eindloon) de volgende netto aanspraken opbouwen. Loon AOW franchise Pensioengrondslag OP excedent (0,050%) PP excedent (0,035%) 139.301 19.301 80.699 (100.000- /-19.301) 40 28 6 In 2015 kan deze DGA in de optoppingspensioenexcedentregelingen (eindloon) de volgende netto aanspraken opbouwen. Loon 139.301
Optoppings PG 39.301
Optoppings- OP excedent (0,787%) 309
OptoppingsPP excedent (0,551%) 217
Optoppings- WzP excedent (0,110%) 43
Om deze aanspraken op te bouwen moet de DGA een bepaalde premie betalen. De waarde van de rekening bij de uitvoerder is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing. Of de DGA ieder moment bij zijn geld kan komen (afkoop) zal bepaald dienen te worden in de overeenkomst tussen uitvoerder en de DGA zelf. De Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 7
Kluwer Navigator documentselectie
bepalingen van de Pensioenwet zijn voor de DGA niet van toepassing. In 2015 kan deze DGA aan de lijfrente-excedentregelingen doteren (niet fiscaal aftrekbaar in box 1): Basislijfrente-excedent Optoppingslijfrente-excedent
€ €
357 3.257
In totaal
€
3.614
(139.301+11.250 -/- 100.000) maal 6,444%
Deze DGA bespaart hiermee jaarlijks per storting € 43 vermogensrendementsheffing. Nogmaals het is de vraag of er aanbieders komen en zo ja of het rendementstechnisch voor deze DGA voordelig is om in deze producten geld in te leggen.
Conclusie Deze nieuwe wetgeving kan voor de DGA voordelig uitvallen. Zonder nadere acties kan hij zijn pensioen optimaliseren en creëert de wetgever voor de DGA de mogelijkheid om in box 3 te sparen zonder dat de DGA over het gespaarde bedrag vermogensrendementsheffing moet betalen.
IB-ondernemer Uitgaande van dezelfde gegevens als in de DGA-casus, kan de IB-ondernemer in 2013 maximaal € 9.542 aan de oudedagsreserve doteren. In 2014 hetzelfde bedrag. In 2015 zal de maximale toevoeging € 7.847 bedragen. De jaarruimte van de IB-ondernemer ziet er als volgt uit (tabel 8 en 9). Jaar 2013 2014 2015 2016
17% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) 15,5% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) 12,7% (100.000 -/- 11.829) = 11.198 12,7% (100.000 -/- 11.829) = 11.198
Jaar 2013
Oudedags reserve 9.542
2014
9.542
2015 2016
7.847 7.847
Excedentregelingen vanaf 2015
Conclusie
Ruimte (zonder toevoeging aan oudedagsreserve) 23.583 21.502 11.198 11.198
Ruimte met dotatie oudedagsreserve 17% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) -/9.542 15,5% ((139.301 + 11.250) -/- 11.829) -/9.542 12,7% (100.000 -/- 11.829) -/- 9.542 12,7% (100.000 -/- 11.829) -/- 7.847
Totaal 23.583 21.502 9.503 11.198
In 2015 kan deze ondernemer dezelfde bedragen als de DGA aan de lijfrente-excedentregelingen doteren.
Forse afname aan mogelijkheid om in derde pijler pen sioen op te bouwen. Het is voor deze ondernemer niet verstandig om in 2014 aan de oudedagsreserve te doteren.
‘Gewone’ werknemers Wederom uitgaande van dezelfde gegevens als in de DGAcasus krijgen we het volgende beeld te zien. Jaar
pensioenopbouw jaarruimte
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 8
Kluwer Navigator documentselectie
2013
2.5211
4.6754
2014
2.3952
3.3505
2015
1.3453
06
2016
1.3453
2.5907
Noten: 1
2%(139.301-/-13.227)
2
1,9%(139.301-/-13.227)
3
1,55%(100.000-/-13.227)
4
17%(139.301+11.250) -/- 11.829) -/- 7,5*2.521
5
15,5%(139.301+11.250) -/- 11.829) -/- 7,2*2.521
6
12,7%(100.000 -/- 11.829) -/- 6,4*2.395
7
12,7%(100.000 -/- 11.829) -/- 6,4*1.345
Excedentregelingen vanaf 2015 In 2015 kan deze werknemer in de pensioenexcedentregelingen (eindloon) de volgende netto aanspraken opbouwen. Loon
AOW franchise 139.301 13.227
Pensioengrondslag 86.773 (100.000/-13.227)
OP excedent (0,050%)
PP excedent (0,035%) 43
WzP excedent (0,007%) 30
6
In 2015 kan deze werknemer in de optoppingspensioenexcedentregelingen (eindloon) de volgende netto aanspraken opbouwen. Loon
Optoppings PG 139.301 39.301
Optoppings- OP excedent OptoppingsPP excedent (0,787%) (0,551%) 309 217
Optoppings- WzP excedent (0,110%) 43
Om deze aanspraken op te bouwen moet de werknemer een bepaalde premie betalen. De waarde van de rekening bij de uitvoerder is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing. Of de werknemer ieder moment bij zijn geld kan komen (afkoop) zal bepaald dienen te worden in de overeenkomst tussen uitvoerder en de werknemer zelf.[25] In 2015 kan deze werknemer dezelfde bedragen als de DGA aan de lijfrente-excedentregelingen doteren.
Conclusie De gewone werknemer wordt door deze nieuwe regeling getroffen: minder pensioenopbouw en minder lijfrenteopbouw. Daartegenover staat een beperkte opbouw in box 3 (voor zover te realiseren).
Algemene conclusie De wetgever heeft zowel de eerste pijler (AOW; verhoging ingangsdatum), als de tweede pijler (werkgeverwerknemerpensioen; verhoging pensioenrichtleeftijd, verlaging opbouwpercentages als aftopping pensioengevend loon op € 100.000) als de derde pijler (minder jaarruimte; aftopping tot € 100.000) versoberd. De IB-ondernemer en de werknemer met een inkomen van meer dan € 100.000 worden hierdoor het hardst getroffen. De DGA met een maximale eindloonregeling kan – hoe paradoxaal het ook klinkt – in bepaalde gevallen zelfs een voordeel hebben van deze wetswijzigingen.
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 9
Kluwer Navigator documentselectie
Voor de gewone werknemer dreigt er nog een gevaar: het gevaar van afkoop. Vóór 1 januari 2014 moet immers de pensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst worden aangepast. Civielrechtelijke aspecten kunnen wel eens een venijnig fiscaal staartje krijgen. Informatie:
[email protected]
Voetnoten
Voetnoten [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22] [23] [24] [25]
Drs. M.C.B. Bril MFP is vakspecialist toekomstvoorzieningen ABN AMRO MeesPierson. Hoofdstuk IIB Wet LB 1964. Art. 3.127 Wet IB 2001. Art. 3.67 Wet IB 2001. Art. 3.68 Wet IB 2001. Wet van 12 juli 2012, Stb. 328. Wet van 12 juli 2012, Stb. 328. Art. 10a.12 wettekst 2014; uit overige fiscale maatregelen 2013 (33 403). Opmerkelijk is dat het maximumbedrag niet wordt aangepast. Wet van 12 juli 2012, Stb. 328. Art. 19 PW. Wetsvoorstel 33 610 is door de Tweede Kamer op 27 juni 2013 aangenomen. Het voorstel ligt nu ter behandeling bij de Eerste Kamer. Memorie van toelichting bij wetsvoorstel 33 610 p. 3 en 4. Memorie van toelichting bij wetsvoorstel 33 610 p. 4.13 Bijzonder want 70%/(35+2+4) is niet gelijk aan 1,55%. Art. 18ga Wet LB (voorgesteld). Art 18ga lid 2 Wet LB wettekst 2016 (voorgesteld). Art. 3.127 lid 3 Wet IB 2001 wettekst 2015 (voorgesteld). Zie wetsvoorstel 33 610. Wetsvoorstel 33 672. Art. 5.16a lid 6 Wet IB 2001 vanaf 2015 (voorgesteld). Art. 19a lid 5 en 6 wettekst 2015 en art. 5.16 lid 4 en 5 Wet IB 2001 wettekst 2015 (voorgesteld). CBS maart 2013. Art. 3.126 lid 4 en 5 Wet IB 2001 wettekst 2015/5.16k (voorgesteld). Art. 69 PW vanaf 2015 (voorgesteld).
Dit document is gegenereerd op 28-10-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 10