Kluwer Navigator documentselectie
Kwartaalbericht Estate Planning, Erfbelasting betalen met kunst Klik hier om het document te openen in een browser venster Vindplaats:
KWEP 2014/2
Auteur:
P.A. Broeksma[3] en mw. mr. drs. B.B.A.
Bijgewerkt tot:
19-02-2014
de Kroon LL.M.[4]
Erfbelasting betalen met kunst Samenvatting Met ingang van 1 januari 1997 is in de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) de zogenoemde kunstregeling opgenomen.[1] Op basis van deze regeling kan de Minister van Financiën, in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen en volgens daarbij te stellen regels, geheel of gedeeltelijk kwijtschelding verlenen van de verschuldigde erfbelasting indien voorwerpen uit de nalatenschap met een nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang, door de verkrijger in eigendom worden overgedragen aan de Staat. Met andere woorden, de regeling maakt het mogelijk om erfbelasting te betalen met kwalificerende kunstvoorwerpen. In deze bijdrage staan wij stil bij deze nog steeds vrij onbekende regeling.[2] 1.Inleiding Erfbelasting is verschuldigd over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde of geacht werd te wonen.[5] Voor het bepalen van de verschuldigde erfbelasting wordt het verkregene in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan op het tijdstip van het overlijden in het economische verkeer kan worden toegekend.[6] Over deze waarde, eventueel verminderd met de van toepassing zijnde vrijstellingen, wordt vervolgens erfbelasting geheven. De erfbelastingtarieven[7] zijn afhankelijk van zowel de relatie tussen de erflater en de begiftigde als de waarde van de verkrijging. Een echtgenoot of kind van de erflater betaalt in 2014 10% over de eerste € 117.214 van de verkrijging en 20% over het meerdere. Voor een (achter)kleinkind geldt hetzelfde tarief, maar met een opslag van 80%. Dit resulteert in een feitelijk tarief van 18% respectievelijk 36%. In alle overige gevallen is het tarief 30% of 40%. [8] Voor de vaststelling van het tarief is niet relevant hoe de verkrijging is samengesteld. Met andere woorden, er wordt niet gekeken of zich binnen de nalatenschap voldoende liquide middelen bevinden om de verschuldigde belasting van te kunnen voldoen. Het behoeft geen toelichting dat de heffing van erfbelasting tot aanzienlijke betalingsproblemen kan leiden, bijvoorbeeld wanneer de nalatenschap bestaat uit een waardevolle collectie schilderijen. Het feit dat de erfgenaam over de waarde van de collectie erfbelasting moet betalen, zou ertoe kunnen leiden dat een belangrijk deel van de collectie (in het buitenland) moet worden verkocht teneinde voldoende liquide middelen te verkrijgen om de belastingschuld te voldoen.[9] De Staat heeft onderkend dat dit zou kunnen leiden tot een onbedoelde uittocht van voorwerpen met een nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang naar het buitenland. Als alternatief voor een dergelijke verkoop is daarom met ingang van 1 januari 1997 een wettelijke basis gecreëerd om erfbelasting te betalen met kunst: de zogenoemde kunstregeling. 2.De kunstregeling 2.1 De regeling op hoofdlijnen Op hoofdlijnen houdt de kunstregeling in dat de door een belastingplichtige verschuldigde erfbelasting en de evenredig met deze gehele of gedeeltelijke kwijtschelding samenhangende belastingrente door de Minister van Financiën kan worden kwijtgescholden indien voorwerpen uit de nalatenschap met een nationaal Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 1
Kluwer Navigator documentselectie
cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang door de verkrijger worden overgedragen aan de Staat. Zoals gezegd, betreft het eigenlijk een betaling van erfbelasting in natura, namelijk door middel van overdracht van kunstvoorwerpen. De erfgenamen zullen in principe afstand moeten doen van de volle eigendom van de betreffende volledige voorwerpen. Dit uitgangspunt lijdt echter uitzondering indien door het verwerven van mede-eigendom van een voorwerp zodanige zeggenschap over dat voorwerp wordt verkregen dat de doelstelling van de regeling voldoende kan worden gewaarborgd.[10] De overgedragen voorwerpen gaan deel uitmaken van de Rijkscollectie. Het is de Staat die besluit in welk museum het voorwerp zal worden tentoongesteld. De erflater noch erfgenamen hebben daar invloed op, al staat het hen vrij bepaalde voorkeuren uit te spreken.[11],[12] Bijzonder aan de regeling is dat 120% van de waarde[13] van de overgedragen voorwerpen in mindering komt op de verschuldigde erfbelasting en de daarmee samenhangende belastingrente. De vermindering gaat daarbij overigens niet verder dan tot nihil (er wordt in principe geen geld teruggegeven aan de erfgenamen).[14] 2.2 Verzoek door de erfgenaam Teneinde gebruik te kunnen maken van de regeling, dient de erfgenaam, uiterlijk binnen acht weken na de dag waarop de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan,[15] een verzoek in te dienen bij de Belastinginspecteur, die voor doorgeleiding zorgt naar de minister. Zijn er meerdere verkrijgers dan zullen zij het verzoek gezamenlijk moeten indienen.[16] Het verzoek zal ten minste een omschrijving van het voorwerp alsmede een opgave van de waarde in het economische verkeer moeten omvatten. Het verzoek heeft de status van een aanvraag.[17] 2.3 Commissie De minister beslist op het verzoek van de erfgenamen nadat hij advies heeft ingewonnen van een speciaal daartoe ingestelde commissie, de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen (hierna: de commissie).[18] Deze commissie bestaat sinds haar instelling uit dezelfde drie leden te weten de heer mr. H.E. de Koning (voorzitter), [19] de heer A. van Eijsden[20] en de heer prof. dr. R.E.O. Ekkart. [21] De vergaderingen van de commissie kunnen worden bijgewoond door het hoofd[22] van het Instituut Collectie Nederland dat in 2011 is opgegaan in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zulks met het oog op de inbreng die hij kan leveren op grond van zijn specifieke deskundigheid met betrekking tot kunstvoorwerpen die reeds in het bezit zijn van de Staat. [23] De commissie heeft tot taak de minister te adviseren omtrent verzoeken die gedaan worden ter zake van de beoordeling of een voorwerp op grond van de cultuurhistorische of kunsthistorische voorwaarden in aanmerking komt voor toepassing van de kunstregeling. De bedoelde voorwaarden waaraan de roerende zaak [24] dient te voldoen zijn uitgewerkt in art. 15 Uitvoeringsbesluit SW 1956. Daarbij kunnen drie categorieën worden onderscheiden: 1. het voorwerp moet voorkomen op de Lijst van beschermde voorwerpen behorende bij de Wet tot behoud van cultuurbezit; 2. indien het voorwerp niet voorkomt op de lijst als bedoeld onder 1, dient het als onvervangbaar en onmisbaar te kunnen worden aangemerkt in de zin van art. 2 Wet tot behoud van cultuurbezit; of 3. het voorwerp is op grond van één of meer van de volgende criteria van groot nationaal cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang: a. presentatie- of attractiewaarde; b. artistieke waarde; c. herkomstwaarde; d. ensemblewaarde; of in combinatie met een of meer andere criteria in dit onderdeel;
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 2
Kluwer Navigator documentselectie
e.
documentatiewaarde.
2.4 Kwijtschelding Indien de minister besluit om kwijtschelding van erfbelasting te verlenen, wordt in dit besluit tevens aangegeven welke waarde in aanmerking zal worden genomen. Gelet op de tijdspanne tussen het doen van aangifte voor de erfbelasting, het verzoek en het uiteindelijke beslissing van de minister, kan de door de minister vastgestelde waarde afwijken van de waarde die in aanmerking is genomen voor de berekening van de erfbelasting. Er zal, door een onafhankelijke taxateur die bij de waardering betrokken wordt, rekening gehouden worden met (positieve en negatieve) waardeontwikkelingen die zich na het overlijden hebben voorgegaan. Met andere woorden, voor de waarde wordt aangesloten bij het moment waarop de regeling toepassing vindt. Omdat de Staat het gebruik van deze regeling wil aanmoedigen, wordt de aldus bepaalde waarde verhoogd met een forfaitaire opslag van 20%. Men hoopt hiermee te bewerkstelligen dat de erfgenamen het kunstvoorwerp niet (in het buitenland) ter verkoop zullen aanbieden, maar voor zullen dragen voor toepassing van de kunstregeling.[25] In principe is het bedrag van de kwijtschelding gemaximeerd tot het bedrag van de verschuldigde erfbelasting en belastingrente.[26] Mocht er een verschil ontstaan, dan kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen besluiten om het verschil (deels) aan de betrokkenen te vergoeden.[27] 2.5 Planning vooraf Wanneer een eigenaar van een bepaald voorwerp vermoedt dat dit voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden, kan hij ingevolge art. 14 Uitvoeringsbesluit SW 1956 bij voorbaat informeren of dat voorwerp bij zijn overlijden in aanmerking zou kunnen komen voor de toepassing van de kunstregeling. Aan een eventueel bevestigend antwoord, kunnen geen rechten worden ontleend. Of het voorwerp van nationaal cultuurhistorische of kunsthistorische waarde is, dient steeds te worden beoordeeld op het moment dat daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de regeling. Opgemerkt moet worden dat slechts een eigenaar van het betreffende voorwerp gebruik kan maken van deze afstemmingsmogelijkheid vooraf. Iemand die overweegt een voorwerp aan te schaffen met het oog op de toekomstige toepassing van de regeling, kan derhalve geen gebruikmaken van deze mogelijkheid tot voorafgaande afstemming. Al zal dit wellicht wel indirect ― via de verkoper/eigenaar ― mogelijk zijn. 3.Voorbeelden uit de praktijk Hemels[28] heeft terecht aangegeven dat het jammer is dat de Nederlandse overheid niet of nauwelijks ruchtbaarheid geeft aan de successen die met deze regeling zijn geboekt. Teneinde de lezer een beeld te geven van de relevantie van de regeling, bespreken wij hieronder enkele succesverhalen.
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 3
Kluwer Navigator documentselectie
Afbeelding 1, Portret van de familie Lütjens [29] (1944) Max Beckmann (1884-1950) Boijmans van Beuningen, Moderne kunst, 85 x 179,5 cm Het schilderij is een familieportret van de Nederlandse kunsthandelaar Helmuth Lütjens met zijn vrouw Nelly en dochter Annemarie. Beckmanns werk werd door de nazi's in 1937 bestempeld als Entartete kunst, waarop hij besloot naar Nederland te vluchten. De Duitse schilder was zeer erkentelijk voor de steun die Lütjens hem gaf ten tijde van zijn verblijf in Nederland (1937-1947) en besloot de vriendschap te bezegelen met een schilderij. De kunsthandelaar was dermate onder de indruk van het werk dat hij het besloot aan te schaffen voor zijn privécollectie. Dit doek is op 10 januari 2009 officieel in gemeenschappelijk eigendom overgedragen aan het Rijk en de Gemeente Rotterdam met toepassing van de kunstregeling en financiële steun van diverse instellingen.[30]
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 4
Kluwer Navigator documentselectie
Afbeelding 2, Portret van Maria van Strijp [31] (1652) Johannes Cornelisz Verspronck (1600/1603-1662) Rijksmuseum, Olieverf op paneel, 97 x 75 cm Op de website van het Rijksmuseum staat ― in verband met de privacy van de erven ― de herkomst van dit werk van Verspronck slechts summier beschreven: ‘eigendomsoverdracht ter voldoening van
erfbelasting op 3 maart 2008’.[32]
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 5
Kluwer Navigator documentselectie
Afbeelding 3, Bloeiend Boompje I[33] (1921) Bart van der Leck (1876-1958) Kröller Müller, Olieverf op doek, 28.3 x 44.3 cm Tussen 1916 en 1919 was van der Leck goed bevriend met Piet Mondriaan. Naast deze kortstondige vriendschap kon van der Leck ook Helene Kröller-Müller (een van de eerste vrouwelijke kunstverzamelaars in Europa) tot zijn vriendenkring rekenen, hetgeen voor van der Leck ook financiële voordelen met zich meebracht daar hij regelmatig een toelage ontving in ruil voor zijn schilderijen. Gedurende de vriendschap met Mondriaan koos van der Leck voor een totale abstrahering van zijn werk. Dit strookte niet met de voorkeur van Kröller-Müller en zij besloot de geldkraan dicht te draaien. Van der Leck paste hierop zijn stijl aan waarna de relatie met Kröller-Müller werd hersteld. Het is met het oog op voorgaande niet verwonderlijk dat dit werk tegenwoordig in het Kröller-Müller museum hangt. Het museum geeft in het jaarverslag van 2007 openheid met betrekking tot de herkomst van dit schilderij. Het doek is uiteindelijk terecht gekomen bij barones Mackay-Brückmann, een kleindochter van het echtpaar Kröller-Müller. Na het overlijden van zowel de barones als haar echtgenoot in 2005, is door de erven besloten gebruik te maken van de besproken kunstregeling.
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 6
Kluwer Navigator documentselectie
Afbeelding 4, De Spaanse danseres[34] (1888) Henri de Toulouse-Lautrec (1864-1901) Van Gogh Museum, olieverf op doek, 61.3 x 50.4 cm Dit doek van De Toulouse-Lautrec doet denken aan de stijl van Vincent van Gogh. Toen de Nederlandse meester in het voorjaar van 1886 naar Frankrijk trok, ontspon zich een vriendschap tussen de twee kunstenaars. Het doek bestuderend, is het evident dat de twee elkaar beïnvloed hebben. Hierdoor lag de mogelijkheid open om dit doek te categoriseren als een schilderij van nationaal- en kunsthistorisch belang. Het schilderij maakte onderdeel uit van de kunstcollectie van de van oorsprong Duitse bankier Franz Wilhelm Koenigs (jarenlang geadviseerd door Helmuth Lütjens). Het betreffende doek is verworven met toepassing van de kunstregeling uit de nalatenschap van W.O. Koenigs.
Afbeelding 5, Alle originele Tom Poes stripstroken, Marten Toonder (1912-2005) Letterkundig Museum, potlood op papier Dat bij de kunstregeling niet alleen kan worden gedacht aan schilderijen van oude meesters, tonen deze werken Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 7
Kluwer Navigator documentselectie
aan. De erven van Marten Toonder hebben diens literaire nalatenschap overgedragen aan het Rijk dat het kwalificeerde als van nationaal en kunsthistorisch belang zodat toepassing van de kunstregeling mogelijk was. 4.Aanbevelingen Het einde van de bezuinigingen waar de culturele sector de laatste tijd mee te maken heeft, lijkt nog niet in zicht.[35] Aan de andere kant heeft de overheid ook een aantal regelingen geïntroduceerd om het geefgedrag aan culturele instellingen[36] te stimuleren. Als voorbeeld kan in dit kader de aanvullende giftenaftrekmogelijkheid in de inkomstenbelasting, ook wel multiplier, worden genoemd.[37] Zie ook het artikel van mr. M.C.J. Oliemans hiervoor. De hiervoor besproken kunstregeling lijkt goed aan te sluiten op het beleid om bijdragen aan culturele instellingen te stimuleren. Zoals eerder beargumenteerd,[38] zou er zelfs aan gedacht kunnen worden om de regeling te verruimen in de zin dat het niet per se noodzakelijk is dat de overdracht plaatsvindt aan de Staat, maar dat bijvoorbeeld ook de overdrachten van kwalificerende kunstwerken aan provincies, gemeenten en aangewezen instellingen kwalificeren. Ter verdere tegemoetkoming aan de culturele sector zou de regeling ook ten aanzien van andere belastingen kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting. Dat laatste behoort bijvoorbeeld ook in België tot de mogelijkheden.[39] 5.Conclusie In deze bijdrage hebben wij de kunstregeling in de Successiewet 1956 op hoofdlijnen besproken. Op grond van deze regeling kunnen belastingplichtigen de door hen verschuldigde erfbelasting (en belastingrente) onder bepaalde voorwaarden voldoen in natura, namelijk door de overdracht van een voorwerp van cultuurhistorisch of kunsthistorisch belang. Daarbij wordt een bedrag in aanmerking genomen van 120% van de waarde van het overgedragen kunstwerk. Geconcludeerd mag worden dat de weinig bekende regeling tot waardevolle aanvullingen op de bestaande museumcollectie leidt. Mede gelet op het feit dat de overheid steeds verder terugtreedt op cultureel gebied, hebben wij suggesties gedaan om de regeling uit te breiden. De uitbreiding zou ― naar Belgisch voorbeeld ― kunnen inhouden dat de regeling ook van toepassing is voor andere belastingen, bijvoorbeeld de inkomstenbelasting.
Voetnoten
Voetnoten [1]
Art. 67 lid 3 SW 1956.
[2]
Hemels heeft gesuggereerd dat de onbekendheid van de regeling wellicht het gevolg is van het inactieve publiciteitsbeleid van de Nederlandse overheid. Er wordt niet tot nauwelijks ruchtbaarheid gegeven aan de successen die met deze regeling worden geboekt. S.J.C. Hemels, ‘Successierecht met kunst voldoen: mag het wat minder geheimzinnig?’, NTFR 2005/42 en S.J.C. Hemels, Kunstliefhebbers, culturele instellingen en belastingen, Amersfoort: SDU 2008. P.A. Broeksma is masterstudent notarieel recht en fiscaal recht aan de Universiteit van Leiden respectievelijk de Universiteit van Amsterdam. Mw. mr. drs. B.B.A. de Kroon LL.M. is estate planner bij Mazars te 's-Gravenhage, als docent en promovenda verbonden aan de Universiteit van Leiden. Art. 1 lid 1 onder 1 SW 1956. Art. 3 lid 1 SW 1956 bepaalt dat een Nederlander geacht wordt ten tijde van zijn overlijden (of het doen van een schenking) in Nederland te hebben gewoond indien hij binnen tien jaren nadat hij Nederland metterwoon heeft verlaten, is overleden (of een schenking heeft gedaan). Art. 21 lid 1 SW 1956. Volledigheidshalve merken wij op dat de tarieven voor de schenkbelasting gelijk zijn aan de erfbelastingtarieven.
[3] [4] [5]
[6] [7]
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 8
Kluwer Navigator documentselectie
[8] [9] [10] [11]
Art. 24, lid 1 SW 1956. Kamerstukken II 1996/97, 25052, nr. 3, p. 7, 8 en 21 (MvT). Tevens: B.B.A. de Kroon, ‘De kunstregeling in de Successiewet 1956’, VFP 2012/128. NvT, Besluit van 23 februari 1998, Stb. 1998, 130. Kamerstukken II 1996 /97, 25052, nr. 7, p 26-27.
[12] [13]
Zo ook erven Lutjens, zie afb. 1. Voor een uitgebreide beschouwing over de waarde van kunst verwijzen wij naar de bijdragen elders in dit themanummer.
[14] [15] [16] [17] [18] [19] [20] [21] [22]
[33] [34]
Zie hierna. Art. 11 lid 2 Uitvoeringsbesluit SW 1956. Art. 11 lid 1 Uitvoeringsbesluit SW 1956. Art. 1:3 lid 3 AWB. Art. 13 Uitvoeringsbesluit SW 1956. Benoemd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Financiën gezamenlijk. Benoemd door de Minister van Financiën. Benoemd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De huidige directeur van de Rijksdienst is de heer C. Van 't Veen. Het hoofd van de sector kunstcollecties is thans mw. M.M. Hanssen. NvT, Besluit van 23 februari 1998, Stb. 1998, 130. Enkel roerende voorwerpen komen in aanmerking voor de toepassing van de kunstregeling. Zoals eerder aangegeven is het doel van de regeling (onder meer) om, in aanvulling op andere regelingen (zoals de Wet tot behoud van Cultuurbezit), een bijdrage te leveren aan het behoud van cultureel erfgoed voor Nederland. Deze doelstelling zal voor onroerende zaken geen problemen opleveren omdat deze naar hun aard het land niet kunnen verlaten. Kamerstukken II 1996/97, 25052, nr. 3, p. 7, 8 en 21 (MvT). Art. 67 lid 3 SW 1956. Kamerstukken II 1996 /97, 25052, nr. 3, p. 7, 8 en 21 (MvT). S.J.C. Hemels, ‘Successierecht met kunst voldoen: mag het wat minder geheimzinnig?’, NTFR 2005/42 en S.J.C. Hemels, Kunstliefhebbers, culturele instellingen en belastingen, Amersfoort: SDU 2008. Informatie verschaft door Vereniging Rembrandt. De overdracht is mede tot stand gekomen door een gift van o.a. de Vereniging Rembrandt, Nationaal Fonds Kunstbezit, de BankGiro Loterij en de Mondriaan Stichting. Opmerkelijk in dit specifieke geval is de bijdrage van kunstenares Marlene Dumas. Zij wilde het behoud van dit werk van Beckmann voor de Nederlandse kunstwereld stimuleren door het doen van een gift. Website van Het Rijksmuseum, portret Maria van Strijp, objectgegevens (www.rijksmuseum.nl /nl /mijn /verzamelingen /11405--patty-bouma /verspronck /objecten# /SK-A-5000,2). Tevens is steun ontvangen van de BankGiro Loterij, het Fonds Cleyndert, het Stortenbeker Fonds van de Vereniging Rembrandt en het Rijksmuseum Fonds. Jaarverslag KMM 2007, p. 90-91. Te raadplegen via www.kmm.nl. Onze dank gaat uit naar het Van Gogh Museum die ons deze informatie heeft doen toekomen.
[35] [36] [37]
www.binnenlandsbestuur.nl d.d. 29 januari 2014: Helft gemeenten voorziet extra bezuinigingen op cultuur. Art. 5b lid 4 AWR. Art. 6.39a Wet IB 2001.
[38] [39]
B.B.A. de Kroon, ‘De kunstregeling in de Successiewet 1956’, VFP2012/128. In het Belgische Wetboek Successierechten is in art. 83/3 een sterk op de Nederlandse kunstregeling gelijkende regeling opgenomen. Deze regeling luidt als volgt: ‘(lid 1) Iedere erfgenaam, legataris of begiftigde kan, mits hij daartoe civielrechtelijk bevoegd is, verzoeken de uit hoofde van een nalatenschap invorderbare rechten geheel of ten dele te voldoen door de afgifte van de kunstwerken waarvan de minister van Financiën, op eensluidend advies van de in artikel 83/4 bedoelde bijzondere commissie, erkent dat zij tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of dat zij internationale faam genieten.(lid 2) Om ter betaling te
[23] [24]
[25] [26] [27] [28] [29] [30]
[31] [32]
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 9
Kluwer Navigator documentselectie
kunnen worden aangeboden, moeten de kunstwerken in hun geheel deel uitmaken van de nalatenschap of op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overledene en/of aan zijn overlevende echtgenoot of aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden.(lid 3) Deze uitzonderlijke betalingswijze is afhankelijk van de formele aanvaarding van het aanbod door de Minister van Financiën. (…)’.Deze regeling is echter niet voorbehouden voor het betalen van successierechten, maar kan tevens gebruikt worden voor het betalen van verschuldigde inkomstenbelasting. Voor een uitgebreide behandeling verwijzen wij naar R. Deblauwe, Inleiding tot de Successierechten, p. 584 e.v., Gent: Knops Publishing, 2013.
Dit document is gegenereerd op 05-06-2014. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl 10