Kluwer Online Research
Vindplaats: VFP 2012/102 Bijgewerkt tot: 01-09-2012 Auteur: Drs. M.R.M. Turlings[1] Renterisico pensioenuitkering: voorkomen of genezen Werknemers die momenteel een pensioenuitkering aankopen, ervaren de grote invloed van de marktrente op het inkomen voor de oude dag. Door de lage rentestand kunnen zij van het beschikbare kapitaal een fors lager pensioen kopen dan in de tijd waarin de rente op een (fors) hoger niveau lag. Omdat de ontwikkeling van de marktrente zich niet laat voorspellen, wordt in dit verband wel gesproken over een renterisico. Dit roept de vraag op of er instrumenten zijn om dit risico tegen te gaan. Over de effectiviteit van de in 2009 geïntroduceerde (vermeende) oplossing, de pensioenknip, zijn onlangs Kamervragen gesteld. In deze bijdrage bespreek ik de mogelijkheden om met het renterisico op pensioendatum om te gaan. Terreinafbakening In Nederland worden pensioenregelingen in toenemende mate vormgegeven als een premieovereenkomst. In andere woorden in de vorm van een Defined Contribution regeling. Premieovereenkomsten worden voornamelijk aangeboden door verzekeringsmaatschappijen en premiepensioeninstellingen. In tegenstelling tot uitkeringsovereenkomsten (Defined Benefit) is niet de te bereiken pensioenuitkering het uitgangspunt, maar de aan het pensioen te spenderen premies. Deze premies worden – meestal – belegd. Op de pensioendatum koopt de deelnemer van het dan aanwezige beleggingstegoed een periodieke pensioenuitkering. De hoogte van die uitkering hangt in belangrijke mate af van de hoogte van de marktrente op het moment van aankoop. Risco’s van premieovereenkomsten De toegenomen populariteit van premieovereenkomsten heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de eraan verbonden lasten voor de werkgever voorspelbaar en daardoor beheersbaar zijn. Hierbij speelt een rol dat risico’s in belangrijke mate bij de werknemers c.q. deelnemers liggen. In de kern bestaat de pensioentoezegging van de werkgever bij een premieovereenkomst uit de verplichting om een bepaalde pensioenpremie te betalen. Afhankelijk van de gemaakte afspraken kan de premie op verschillende manieren worden aangewend: –De premie wordt belegd. De deelnemer koopt van het op pensioendatum aanwezige beleggingstegoed een periodieke pensioenuitkering tegen het dan geldende tarief. Dit tarief is onder andere afhankelijk van de rentestand (hoe lager de marktrente op pensioendatum, des te lager de aan te kopen pensioenuitkering) en de verwachte sterftekansen (hoe hoger de algemene levensverwachting op pensioendatum, des te lager de aan te kopen pensioenuitkering). De deelnemer loopt derhalve beleggingsrisico gedurende de opbouwfase van het tegoed, en renterisico en langlevenrisico ten aanzien van het aankooptarief voor de periodieke uitkering op pensioendatum. –De premie wordt besteed aan een verzekering van een vast kapitaal op pensioendatum. Van het kapitaal op pensioendatum wordt een periodieke pensioenuitkering aangekocht. De deelnemer loopt geen beleggingsrisico tijdens de opbouwfase. Wel is er renterisico en langlevenrisico ten aanzien van het aankooptarief voor de periodieke uitkering op
-1-
Kluwer Online Research pensioendatum. –De premie wordt direct aangewend voor de aankoop van een uitkering vanaf pensioendatum. De deelnemer loopt geen beleggingsrisico tijdens de opbouwfase, noch renterisico en langlevenrisico ten aanzien van het aankooptarief voor de periodieke uitkering. Beleggingsvrijheid varieert De meest voorkomende premieovereenkomst is die waarbij de premie wordt belegd. De mate van beleggingsvrijheid die een werknemer heeft, is afhankelijk van de ruimte die de werkgever en de pensioenuitvoerder daarvoor willen geven. In de praktijk worden drie varianten aangetroffen. 1 De uitvoerder hanteert voor alle deelnemers één standaard beleggingsmix waarin het beleggingsrisico wordt afgebouwd naarmate de pensioendatum nadert. Een dergelijke leeftijdsafhankelijke beleggingsmix wordt in de praktijk aangeduid met de term ‘life cycle’. Als er één standaard life cycle wordt gehanteerd, heeft de werknemer geen beleggingsvrijheid. Deze variant komt overigens niet veel voor. 2 De uitvoerder biedt meerdere standaard beleggingsmixen (life cycles). Een werknemer belegt in de beleggingsmix die past bij zijn risicoprofiel. 3 De uitvoerder biedt – eventueel naast één of meerdere standaard beleggingsmixen – de mogelijkheid aan deelnemers om hun beleggingen naar eigen inzicht samen te stellen uit een veelheid van beleggingsfondsen. Deelnemers hebben dan volledige beleggingsvrijheid. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘opting out’. In alle gevallen komt op pensioendatum het beleggingstegoed beschikbaar voor aankoop van een pensioen. Daarbij dient zich het renterisico aan: de onvoorspelbaarheid van de marktrente maakt de hoogte van het ouderdomspensioen onzeker en bij een lage marktrente kan het pensioen stevig tegenvallen. Om dit tegen te gaan zijn twee verschillende oplossingen ontwikkeld. Deze zijn te kwalificeren als voorkomen en genezen. Genezen: De pensioenknip als remedie voor het renterisico? In 2009 is de pensioenknip geïntroduceerd in de Pensioenwet. Dit is een tijdelijke regeling voor pensioenaankoop vóór 1 januari 2014. De pensioenknip biedt de mogelijkheid om op pensioendatum niet het gehele beschikbare tegoed aan te wenden voor een pensioen. De werknemer kan in eerste instantie een tijdelijke uitkering aankopen voor een periode van maximaal vijf jaar. Deze uitkering moet op dezelfde hoogte liggen als het pensioen zou zijn als direct een levenslange uitkering wordt aangekocht. Na afloop van deze periode moet het resterende kapitaal worden besteed aan een levenslange uitkering. Deze regeling is in het leven geroepen in het licht van de destijds bestaande situatie op de financiële markten en de als ‘laag’ aangemerkte marktrente. Het zou werknemers de mogelijkheid bieden om na afloop van de eerste knipperiode te profiteren van herstel van aandelenbeurzen en een gestegen marktrente. Deze effecten zien we echter in de praktijk niet optreden. Nog afgezien van de feitelijke ontwikkeling op de aandelenmarkten is er weinig reden om aan te nemen dat er een substantiële mogelijkheid is om gedurende de knipperiode te profiteren van stijgende beurskoersen. Specifiek voor de beleggingen bij toepassing van de pensioenknip is voorgeschreven dat het beleggingsrisico tijdens de knipperiode niet mag toenemen. Dit betekent dat er niet of nauwelijks opwaarts potentieel is. In de meeste gevallen zal immers het beleggingsrisico vóór de pensioendatum aanzienlijk zijn teruggebracht. Profiteren van stijgende aandelenkoersen is
-2-
Kluwer Online Research dan niet of nauwelijks aan de orde. Dat betekent dat toepassing van de pensioenknip eigenlijk alleen voordeel oplevert bij stijging van de marktrente. In dat licht mag niet onvermeld blijven dat de marktrente (in 2009 door sommigen als ‘historisch laag’ betiteld) sinds de introductie van de pensioenknip verder is gedaald. In de praktijk wordt weinig gebruikgemaakt van de pensioenknip. Over de lage deelnamegraad heeft Tweede Kamerlid Lodders vragen gesteld aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister antwoordde – na raadpleging van het Verbond van Verzekeraars – op 22 juni 2012 dat dit te maken heeft met de eraan verbonden risico’s. Het risico op (verdere) rentedaling kan deelnemers ervan weerhouden om de pensioenknip toe te passen. Daar komt bij dat toepassing van de pensioenknip de werknemer al gelijk op achterstand zet. De pensioenuitvoerder moet de eerste – tijdelijke – uitkering immers inkopen op basis van de korte marktrente. Deze is lager dan de lange rente die zou gelden als direct een levenslange uitkering zou worden gekocht. Ook kunnen uitvoeringskosten van de pensioenknip een rol spelen. Al met al is de pensioenknip nog geen goed medicijn gebleken tegen de negatieve invloed van de lage marktrente op aan te kopen pensioenen. Vanwege de onvoorspelbaarheid van de ontwikkeling van de marktrente is er sprake van een zeker gokelement. De minister bekijkt in de loop van 2013 of verlenging gewenst is. Het is daarom onzeker of na 1 januari 2014 nog gebruik van de pensioenknip kan worden gemaakt. Voorkomen: Inkoopgericht beleggen Standaard bieden de uitvoerders van premieovereenkomsten op basis van beleggingen life cycles aan. Daarin wordt het beleggingsrisico automatisch afgebouwd naarmate de pensioendatum dichterbij komt. Deze methode geeft invulling aan het in de Pensioenwet opgenomen voorschrift voor pensioenuitvoerders om prudent te beleggen. Het komt erop neer dat zakelijke waarden zoals aandelen, vastgoed en grondstoffen worden ingeruild voor vastrentende waarden. Door de vastrentende waarden deels of volledig in te vullen met langlopende obligaties kan het renterisico op pensioendatum sterk worden verkleind. Het doel daarbij is om de rentegevoeligheid van de beleggingen vlak voor de pensioendatum aan te laten sluiten bij de rentegevoeligheid van het inkooptarief voor pensioenuitkeringen. Hierdoor compenseert de waardeontwikkeling van de beleggingen de verandering in het inkooptarief van pensioenuitkeringen. In de praktijk wordt veelal uitgegaan van een rentegevoeligheid van ongeveer tien jaar. Een rentedaling van bijvoorbeeld 1% leidt dan tot een waardestijging van de beleggingen van 10%. Bij een rentestijging van 1% zal de koers circa 10% dalen. In figuur 1 ziet u een voorbeeld van een life cycle waarbij in langlopende obligaties wordt belegd. Figuur 1 Bij dit voorbeeld moet worden opgemerkt dat in de praktijk een grote diversiteit van afbouwmechanismen voorkomt. Hier is uitgegaan van geleidelijke overgang tussen beleggingscategorieën. In de praktijk zien wij ook methoden waarbij overgangen meer schoksgewijs plaatsvinden. De kern van het beleggen in langlopende obligaties is dat de beleggingen niet worden afgestemd op maximale zekerheid ten aanzien van het op pensioendatum te bereiken kapitaal, maar op maximale zekerheid ten aanzien van de aan te kopen uitkering. Daarom wordt gesproken van ‘inkoopgericht beleggen’. In tabel 1 is een (sterk vereenvoudigd) voorbeeld uitgewerkt van inkoopgericht beleggen.
-3-
Kluwer Online Research Tabel 1 Niet inkoopgericht belegd Inkoopgericht belegd Marktrente op Jaarlijks Jaarlijks Kapitaal Kapitaal pensioendatum ouderdomspensioen ouderdomspensioen 3% € 160.00 € 10.700 € 176.000 € 11.790 4% € 160.00 € 11.800 € 160.000 € 11.800 5% € 160.00 € 12.900 € 146.000 € 11.830
De Autoriteit Financiële Markten bepleitte het inkoopgericht beleggen al in het visiedocument over zorgplicht bij premieovereenkomsten van 21 december 2007. In de praktijk blijkt echter dat niet alle aanbieders dit systeem hanteren. Aandachtspunten in de (advies)praktijk Veel aanbieders van premieovereenkomsten bieden deelnemers de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor hun pensioenbeleggingen over te nemen. In dat geval kan de deelnemer de beleggingsmix naar eigen inzicht invullen. De pensioenuitvoerder moet dan de deelnemer adviseren over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum. De deelnemer hoeft dat advies niet op te volgen. In de praktijk worden adviezen ook niet altijd opgevolgd. Een logisch verschijnsel omdat deelnemers niet de verantwoordelijkheid voor hun pensioenbeleggingen overnemen als ze denken geen betere resultaten te kunnen bereiken dan met de standaard life cycle van de pensioenuitvoerder. In het actuele beleggingsklimaat vullen veel deelnemers hun beleggingsvrijheid in door te kiezen voor een minimaal beleggingsrisico. Deze groep koerst aan op maximale zekerheid ten aanzien van het nominale kapitaal op pensioendatum, het renterisico op pensioendatum voor lief nemend. Het inkoopgericht beleggen is bij het gebruikmaken van beleggingsvrijheid dan ook zeker geen vanzelfsprekendheid. Over de vraag of dit voor individuele werknemers voorof nadelig uitpakt, is geen algemeen geldende uitspraak te doen. De tijd zal leren hoe de marktrente zich ontwikkelt. Wel kan worden geconcludeerd dat het afzien van inkoopgericht beleggen per definitie resulteert in onzekerheid ten aanzien van de pensioenuitkering. Als het inkoopgericht beleggen consequent zou worden toegepast, worden instrumenten zoals de pensioenknip buitenspel gezet. Zoals eerder geconcludeerd komt het toepassen van de pensioenknip neer op het speculeren op een rentestijging. Als echter het kapitaal op pensioendatum inkoopgericht is belegd, dan resulteert een rentestijging in een waardedaling van het kapitaal. Toepassen van de pensioenknip is dan uitsluitend zinvol als de pensioenuitvoerder meewerkt aan het omzetten van een inkoopgericht kapitaal naar een nominaal kapitaal. De vraag is of dat van een prudent beleggende uitvoerder mag worden verwacht. Adviesvragen kunnen ook spelen ten aanzien van de keuze tussen life cycles. Zoals aangegeven bieden (nog) niet alle pensioenuitvoerders een systeem van inkoopgericht beleggen aan. Life cycles waarin inkoopgericht wordt belegd, bieden aan deelnemers een veel grotere zekerheid ten aanzien van hun inkomen na pensionering dan life cycles die focussen op het nominale kapitaal op pensioendatum. Geleidelijke overgangen (dus een hoge switch frequentie) tussen de verschillende beleggingscategorieën zijn daarbij te prefereren boven schoksgewijze overgangen (lage frequentie). Hoe lager de frequentie, des te groter immers het timingsrisico. Mocht de pensioenuitvoerder geen life cycle met inkoopgericht beleggen hanteren, maar wel beleggingsvrijheid aanbieden, dan kan de deelnemer het inkoopgericht beleggen zelf vormgeven. Een dergelijke beleggingssystematiek kan uiteraard ook bij producten in de derde pijler (beleggingslijfrenten) toegevoegde waarde hebben.
-4-
Kluwer Online Research Informatie:
[email protected] Voetnoot [1] Consultant Achmea Pensioenverzekeren.
Copyright © Kluwer 2012 Kluwer Online Research Dit document is gegenereerd op 11-10-2012
Op dit document zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Kluwer van toepassing.
-5-