oorspronkelijke stukken
Leefstijl van 55-64-jarige Nederlanders in 2002/’03 minder gezond dan in 1992/’93 M.Visser, S.M.F.Pluijm, M.H.L.van der Horst, J.L.Poppelaars en D.J.H.Deeg
Doel. Beschrijven van de leefstijl van 55-64-jarige mannen en vrouwen in Nederland in 2002/’03, en die vergelijken met de leefstijl van Nederlanders van dezelfde leeftijd in 1992/’93. Opzet. Descriptief. Methode. Gegevens werden gebruikt van de ‘Longitudinal aging study Amsterdam’. Het onderzoek omvat twee, uit de gemeentelijke bevolkingsregisters aselect getrokken steekproeven in 1992/’93 (n = 966) en 2002/’03 (n = 1002), gestratificeerd naar sekse, leeftijd en verwachte sterfte na 5 jaar, en woonachtig in 11 gemeenten in het westen, noordoosten en zuiden van Nederland. De gegevens werden verkregen tijdens interviews, metingen en een schriftelijke vragenlijst. De respons was 62% in 1992/’93 en 57% in 2002/’03. Resultaten. In 1992/’93 was 9,5% van de mannen en 20,5% van de vrouwen obees en in 2002/’03 waren deze percentages 18,4 en 27,5. Het percentage rokers was ongeveer gelijk, namelijk een derde van de mannen en een kwart van de vrouwen. In 2002/’03 dronken meer personen alcohol; het percentage overmatige drinkers onder mannen was 15,7 (in 1992/’93: 11,7) en onder vrouwen 19,5 (in 1992/’93: 11,1). In 2002/’03 werd een vijfde minder energie besteed aan wandelen, fietsen, huishoudelijke activiteiten en sport. Conclusie. De leefstijl van 55-64-jarige Nederlanders was in 2002/’03 minder gezond dan in 1992/’93. Aangezien leefstijlveranderingen op die leeftijd het risico kunnen verlagen op chronische ziekten, lichamelijke beperkingen en vroegtijdige sterfte, is meer aandacht voor een gezonde leefstijl binnen deze leeftijdsgroep nodig. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2973-8
In vele studies is aangetoond dat een ongezonde leefstijl het risico op ziekte en vroegtijdig sterven verhoogt. Ook op middelbare en oudere leeftijd zijn roken, overmatige alcoholconsumptie, een te hoog en een te laag lichaamsgewicht en weinig lichaamsbeweging gerelateerd aan een hogere morbiditeit en mortaliteit en meer lichamelijke beperkingen.1 2 Op basis van bevolkingsgroei en vergrijzing wordt in de periode 2000-2020 een toename van ongeveer 50% verwacht van het aantal oudere patiënten met kanker, diabetes mellitus, beroerte, hartziekten en ziekten van het bewegingsapparaat.3 Deze toename is nog groter wanneer andere
factoren die ziekten beïnvloeden, worden meegerekend, zoals leefstijlfactoren en gezondheidszorg.3 Inzicht in de leefstijl van Nederlanders en het signaleren van veranderingen in de tijd zijn van belang voor de ontwikkeling van specifieke programma’s om een gezonde leefstijl op middelbare en oudere leeftijd te bevorderen. In dit artikel beschrijven wij een studie naar de leefstijl van Nederlandse mannen en vrouwen in de leeftijd van 55-64 jaar in 2002/’03, die wij vergeleken met de leefstijl van Nederlanders van dezelfde leeftijd in 1992/’93. methode
Vrije Universiteit, Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen, Instituut voor Gezondheidswetenschappen, De Boelelaan 1085, 1081 HV Amsterdam. Mw.dr.ir.M.Visser, voedingskundige en epidemioloog (tevens: VU Medisch Centrum, Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Amsterdam). Erasmus MC, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam. Mw.dr.S.M.F.Pluijm, bewegingswetenschapper en epidemioloog. VU Medisch Centrum, Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Amsterdam. Mw.M.H.L.van der Horst, bewegingswetenschapper; hr.J.L.Poppelaars, sociaal psycholoog; mw.prof.dr.D.J.H.Deeg, epidemioloog. Correspondentieadres: mw.dr.ir.M.Visser (
[email protected]).
Gegevens werden gebruikt van de ‘Longitudinal aging study Amsterdam’ (LASA), een multidisciplinair onderzoek naar het fysiek, cognitief, emotioneel en sociaal functioneren van ouderen.4 Het onderzoek omvat twee, uit de gemeentelijke bevolkingsregisters aselect getrokken steekproeven in 1992/’93 en 2002/’03, gestratificeerd naar sekse, leeftijd en verwachte sterfte na 5 jaar, en woonachtig in 11 gemeenten in het westen, noordoosten en zuiden van Nederland. De steekproeven waren binnen de sekse- en leeftijdscategorieen representatief voor geografische verdeling (regio’s en stad-plattelandverdeling).
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)
2973
In 1992/’93 vond bij 3107 personen in de leeftijd van 55-85 jaar de eerste meetronde plaats, die bestond uit een ‘hoofd’-interview, gevolgd door een medisch interview met enkele klinische metingen en een schriftelijke vragenlijst. De respons in de leeftijdsgroep 55-64 jaar was 62%; de respons was vergelijkbaar tussen mannen en vrouwen en tussen de verschillende leeftijdsgroepen, maar was lager in het westen dan in het noordoosten en zuiden. In 2002/’03 werd op identieke wijze opnieuw een steekproef getrokken onder mannen en vrouwen in de leeftijd van 55-64 jaar; de eerste meetronde vond plaats bij 1002 geselecteerde personen (respons: 57%). De gegevens van de 966 personen in 1992/’93 werden vergeleken met die van de 1002 personen in 2002/’03. Gegevens over lichaamsbeweging werden verzameld in het ‘hoofd’-interview en waren beschikbaar over 941 personen uit 1992/’93 (97,4%) en over 980 personen uit 2002/’03 (97,8%). Gegevens over de overige leefstijlfactoren werden verzameld in het medisch interview en waren beschikbaar over 834 personen uit 1992/’93 (86,3%) en over 899 uit 2002/’03 (89,7%). Zowel in 1992/’93 als in 2002/’03 was er geen verschil in leeftijd, opleidingsniveau, sekse of regio tussen de personen van wie de gegevens wel of niet in de statistische analyse werden opgenomen. Leefstijl. Gewicht werd op 0,1 kg nauwkeurig gemeten (Seca, model 100, Laméris, Amersfoort). Lengte werd op 1 mm nauwkeurig gemeten met een stadiometer. De queteletindex (QI) werd berekend (gewicht (in kg) gedeeld door de lengte (in m) in het kwadraat). Obesitas werd gedefinieerd als een QI van C 30 kg/m2 en overgewicht als een QI van 25-29,9 kg/m2.5 Bij 822 personen uit 1992/’93 en bij 896 uit 2002/’03 werd tevens de middelomtrek gemeten halverwege de afstand tussen de onderste rib en de heupkam. Een middelomtrek > 102 cm voor mannen en > 88 cm voor vrouwen werd beschouwd als een ‘hoogrisicomiddel’.5 Met behulp van een vragenlijst werden mannen en vrouwen geclassificeerd als huidig roker, ex-roker en nooitroker. Ex-rokers die langer dan 15 jaar geleden gestopt waren met roken, werden beschouwd als ‘nooit-rokers’.6 Ook werd het aantal rookjaren berekend. Met behulp van vragen over de frequentie van alcoholgebruik (het aantal dagen per week) en de hoeveelheid werd de alcoholconsumptie in aantal glazen per week berekend. Overmatig alcoholgebruik werd gedefinieerd als C 21 glazen per week voor mannen en C 14 glazen per week voor vrouwen.7 De gevalideerde vragenlijst over lichaamsbeweging betrof buiten wandelen, fietsen, licht huishoudelijk werk, zwaar huishoudelijk werk en maximaal 2 sportactiviteiten in de afgelopen 2 weken.8 Tevens werd gevraagd of het activiteitenpatroon van de afgelopen 2 weken representatief was voor de rest van het jaar. De totale tijd (in minuten per dag) en energie (in MJ per dag) besteed aan lichaamsbewe-
2974
ging werd berekend.9 Ook werd berekend wie voldeed aan de Nederlandse norm ‘gezond bewegen’.10 Leeftijd werd als continue variabele gebruikt. Personen werden ingedeeld op basis van opleiding: hoog (hoger beroepsonderwijs en universiteit), middel (lager en middelbaar beroepsonderwijs en algemene middelbare school) of laag (al dan niet voltooide lagere school) en regio (west, noordoost of zuid). Statistische analyse. De gegevens werden voor mannen en vrouwen apart geanalyseerd met SAS (SAS Institute Inc., Cary, NC, Verenigde Staten, versie 8,0). De t-toets en de χ2-toets werden gebruikt om cohortverschillen in leeftijd en opleidingsniveau te onderzoeken. Om cohortverschillen in leefstijl te onderzoeken werd multipele-regressieanalyse gebruikt met correctie voor leeftijd en opleiding.11 12 Om te onderzoeken of eventuele cohortverschillen in leefstijl verschilden tussen opleidingsniveaus of regio’s, werd de statistische significantie van de productterm cohort × regio of cohort × opleiding in de seksespecifieke regressiemodellen getoetst. resultaten In 2002/’03 waren 31,2% van de mannen en 12,5% van de vrouwen ingedeeld in de hoogste opleidingsgroep. In 1992/’93 waren deze aantallen 21,2% en 8,5%. De gemiddelde leeftijd verschilde niet statistisch significant tussen beide cohorten; de mannen waren gemiddeld 59,7 jaar (95%-BI: 59,4-60,0) in 1992/’93 en 59,4 jaar (59,1-59,7) in 2002/’03 en de vrouwen waren gemiddeld 59,6 jaar (59,459,9) in 1992/’93 en 59,5 jaar (59,2-59,7) in 2002/’03. Ook was er geen statistisch significant verschil in de verdeling over de regio’s tussen beide cohorten. Overgewicht. De gemiddelde QI was in 2002/’03 hoger dan in 1992/’93 (tabel 1). Was in 1992/’93 9,5% van de mannen en 20,5% van de vrouwen obees, in 2002/’03 waren deze percentages 18,4 en 27,5. Bij mannen bleek de verandering in QI te verschillen tussen de regio’s (p = 0,002): in het westen werd eenzelfde QI waargenomen als tevoren, terwijl in het noordoosten en zuiden de QI hoger was. De gemiddelde middelomtrek en het percentage personen met een hoogrisicomiddelomtrek waren in 2002/’03 hoger dan in 1992/’93 (zie tabel 1). De veranderingen in de QI en middelomtrek bleven nagenoeg gelijk na additionele correctie voor de hierna beschreven verschillen in lichamelijke activiteit, roken en alcoholconsumptie. Roken. Het percentage huidige rokers was in beide onderzoeken vrijwel hetzelfde (tabel 2). Het percentage mannen dat nooit had gerookt, was in 2002/’03 hoger dan in 1992/’93. Bij de vrouwelijke ex-rokers was het aantal jaren dat men gerookt had in 2002/’03 hoger dan in 1992/’93. Bij vrouwen die rookten, was er een samenhang tussen het aantal gerookte sigaretten en het opleidingsniveau (p = 0,09):
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)
tabel 1. Queteletindex en middelomtrek bij 55-64-jarigen, in 1992/’93 en in 2002/’03 mannen
vrouwen
1992/’93 (n = 396)
2002/’03 (n = 426)
1992/’93 (n = 438)
2002/’03 (n = 473)
aantal personen (%) queteletindex in kg/m2 C 30 (obesitas) 25 tot 30 (overgewicht) < 25 (normaal gewicht) hoogrisicomiddelomtrek†
38 (9,5) 218 (55,0) 140 (35,5) 128 (32,3)
78 (18,4) 239 (56,1) 109 (25,5)* 171 (40,2)‡
90 (20,5) 188 (42,9) 160 (36,7) 271 (61,8)
130 (27,5) 185 (39,1) 158 (33,4) 322 (68,0)
gemiddelde (95%-BI) gewicht in kg lengte in m queteletindex in kg/m2 middelomtrek in cm
81,9 (80,8-83,1) 1,77 (1,76-1,77) 26,2 (25,9-26,6) 98,6 (97,7-99,6)
85,4 (84,3-86,5)* 1,77 (1,76-1,78) 27,3 (27,0-27,6)* 100,3 (99,3-101,2)‡
72,3 (71,1-73,5) 1,64 (1,63-1,64) 26,9 (26,5-27,4) 93,1 (92,0-94,3)
75,3 (74,1-76,5)* 1,65 (1,65-1,66)* 27,6 (27,2-28,0)‡ 94,4 (93,3-95,5)
*p
< 0,01 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. > 102 cm; vrouwen: > 88 cm. ‡p < 0,05 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. †Mannen:
tabel 2. Rookgedrag en alcoholconsumptie bij 55-64-jarigen, in 1992/’93 en in 2002/’03 mannen
rookgedrag; aantal personen (%) huidige roker vroeger gerookt nooit gerookt rookgedrag; gemiddeld (95%-BI) huidige rokers aantal sigaretten per week aantal jaren gerookt ex-rokers aantal jaren gerookt alcoholgebruik; aantal personen (%) geheelonthouder matige drinker overmatige drinker‡
vrouwen
1992/’93 (n = 396)
2002/’03 (n = 426)
1992/’93 (n = 438)
2002/’03 (n = 473)
144 (36,4) 121 (30,6) 131 (33,0)
145 (34,0) 87 (20,4) 194 (45,6)*
104 (23,7) 63 (14,3) 271 (62,0)
125 (26,3) 79 (16,8) 269 (56,9)
125 (110-139) 42 (41-43)
114 (98-130) 41 (40-42)
102 (91-114) 39 (38-40)
101 (91-113) 40 (39-41)
36 (35-37)
35 (34-37)
29 (27-32)
33 (31-36)†
34 (8,6) 316 (79,7) 46 (11,7)
19 (4,5) 340 (79,8) 67 (15,7)†
87 (19,9) 302 (69,0) 49 (11,1)
58 (12,2) 323 (68,3) 92 (19,5)*
*p
< 0,01 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. < 0,05 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. ‡Mannen: C 21 glazen/week; vrouwen: C 14 glazen per week.7 †p
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)
2975
tabel 3. Lichaamsbeweging van 55-64-jarigen, in 1992/’93 en in 2002/’03 mannen
vrouwen
1992/’93 (n = 450)
2002/’03 (n = 467)
1992/’93 (n = 491)
2002/’03 (n = 513)
activiteit; gemiddeld (95%-BI) totaal in min/dag in MJ/dag sport in min/dag in MJ/dag
146 (136-156) 1,5 (1,3-1,6)
115 (105-125)* 1,2 (1,1-1,3)*
247 (236-258) 1,9 (1,8-2,0)
191 (180-201)* 1,5 (1,4-1,6)*
23 (20-27) 0,6 (0,5-0,7)
18 (14-21)† 0,4 (0,4-0,5)†
18 (15-20) 0,4 (0,3-0,5)
15 (12-17) 0,3 (0,3-0,4)
activiteit; aantal personen (%) matig-intensief C 30 min/dag‡ sport
362 (80,4) 267 (59,4)
328 (70,3)* 265 (56,7)
435 (88,6) 310 (63,1)
391 (76,2)* 305 (59,5)
activiteit bij sporters; gemiddeld (95%-BI) sport in min/dag in MJ/dag intensieve sport§, in min/dag
39 (34-44) 1,1 (0,9-1,2) 15 (12-17)
32 (27-37)† 0,8 (0,7-0,9)† 14 (11-17)
28 (25-32) 0,6 (0,6-0,7) 11 (9-14)
24 (21-28) 0,6 (0,5-0,7) 10 (7-12)
*p
< 0,01 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. < 0,05 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03, gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding. ‡Conform Nederlandse norm ‘gezond bewegen’.10 §‘Metabole equivalentwaarde’-score C 5.8 †p
aantal minuten per dag sport
mannen 1992/’93
23
2002/’03
18*
vrouwen 1992/’93
2002/’03
fietsen wandelen huishoudelijke activiteiten
17
45
61
9*
33*
58
18
12
42
176
15
11
29*
138*
0
50
100
150
200
250
Het aantal minuten per dag besteed aan sport ( ), fietsen ( ), wandelen ( ) en huishoudelijke activiteiten ( ), bij 55-64-jarigen in 1992/’93 en in 2002/’03. (*) p < 0,05 voor het verschil tussen 1992/’93 en 2002/’03.
2976
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)
meer bij een laag opleidingsniveau en minder bij een gemiddeld of hoog opleidingsniveau. Alcoholconsumptie. Het percentage mannen en vrouwen dat C 1 glas alcohol per week dronk, was in 2002/’03 hoger dan in 1992/’03 (zie tabel 2). Hetzelfde gold voor overmatig drankgebruik, vooral bij vrouwen. Lichaamsbeweging. De lichamelijke activiteit was in 2002/’03 lager dan in 1992/’93, bij zowel mannen als vrouwen (tabel 3; figuur). Ook het percentage personen dat voldeed aan de Nederlandse norm ‘gezond bewegen’ was lager. Mannelijke sporters verbrandden minder energie door sport, doordat zij minder tijd aan sport besteedden bij een gelijkblijvende intensiteit. Het gerapporteerde activiteitenpatroon was representatief voor het gehele jaar voor 71% van de vrouwen en 76% van de mannen in 1992/’93, en voor 68% en 70% in 2002/’03. Een herhaling van alle analysen met uitsluiting van diegenen zonder representatief activiteitenpatroon gaf vergelijkbare resultaten. beschouwing De leefstijl van Nederlanders in de leeftijd 55-64 jaar was in 2002/’03 minder gezond dan die in 1992/’93: het percentage personen met obesitas en een hoogrisicomiddelomtrek was hoger, evenals het percentage personen met een overmatig alcoholgebruik en men was lichamelijk minder actief. In 2002/’03 had 8,7% van de mannen en 12,3% van de vrouwen voor alle vier onderzochte leefstijlfactoren een gezonde leefstijl. Alleen het rookgedrag van mannen was beter dan voorheen. Deze resultaten zijn teleurstellend, gezien de vele nationale en regionale campagnes gericht op een gezonde leefstijl. Toekomstig onderzoek naar mogelijke verklaringen voor deze verslechtering lijkt noodzakelijk. Recent is er vanuit het ministerie van VWS een toegenomen belangstelling voor preventie, waarbij de rol van gezond gedrag een speciaal aandachtsgebied is.3 13 De nadruk bij deze belangstelling ligt echter op jongeren en jongvolwassenen; ouderen komen in de VWS-nota ‘Langer gezond leven’ nauwelijks aan bod,14 terwijl veranderingen in leefstijl op middelbare en oudere leeftijd wel degelijk gezondheidswinst kunnen opleveren.1 15-17 Slechts weinig ouderen proberen actief hun gezondheid te verbeteren.18 19 De meerderheid vindt het niet nodig om de leefstijl te veranderen. Hoewel mensen in de leeftijd van 55-64 jaar denken dat zij niet over het benodigde doorzettingsvermogen beschikken, kunnen zij wel degelijk hun leefstijl veranderen.18 19 Een beperking van ons onderzoek is dat geen informatie over de voedingsinname beschikbaar was, terwijl ook voeding de gezondheid kan beïnvloeden.2 Ook was geen informatie beschikbaar over lichaamsbeweging op het werk. Daarnaast beperkt het huidige onderzoek zich tot
personen in de leeftijd 55-64 jaar en blijft de leefstijl van personen C 65 jaar in de loop van de jaren onduidelijk. Echter, aandacht voor de leeftijdsgroep van 55-64 jaar is van belang omdat deze groep eerder geneigd is om de leefstijl te veranderen,19 minder vaak de gezondheid of lichamelijke beperkingen als barrière ziet dan oudere personen20 en zelf nog meerdere jaren de vruchten kan plukken van een gezonde verandering in leefstijl. Verder zijn in deze studie leefstijlverschillen tussen de cohorten geïnterpreteerd als cohortverschillen. Echter, veranderingen tussen nu en tien jaar geleden (zogenaamde periode-effecten, bijvoorbeeld indringender antirookcampagne en -beleid vanuit de overheid en toename van het aantal files, waardoor mensen minder tijd overhielden om te bewegen) kunnen tevens van invloed zijn op de resultaten. Ten slotte was de respons in 1992/’93 en 2002/’03 62% en 57%; deze percentages beperken mogelijk de generaliseerbaarheid van de onderzoeksgegevens, maar zijn normaal voor Nederlandse bevolkingsstudies.20 Uit dit onderzoek blijkt een duidelijk verschil in de leefstijl van Nederlandse mannen en vrouwen in de leeftijdsgroep 55-64 jaar in 2002/’03 en 1992/’93. Aangezien een andere leefstijl op die leeftijd kan leiden tot een lager risico op chronische ziekten, lichamelijke beperkingen en vroegtijdige sterfte, is meer aandacht voor het verbeteren van de leefstijl binnen deze leeftijdsgroep nodig. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: de ‘Longitudinal aging study Amsterdam’ wordt voor een belangrijk deel gefinancierd door het ministerie van VWS en het VU Medisch Centrum, Amsterdam. Het werk van dr.ir.M.Visser is mogelijk gemaakt door een subsidie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Aanvaard op 22 augustus 2005
Literatuur 1
2
3 4
5
Visser M, Pluijm SM, Stel VS, Bosscher RJ, Deeg DJ. Physical activity as a determinant of change in mobility performance: the Longitudinal Aging Study Amsterdam. J Am Geriatr Soc. 2002;50:1774-81. Knoops KT, Groot LC de, Kromhout D, Perrin AE, Moreiras-Varela O, Menotti A, et al. Mediterranean diet, lifestyle factors, and 10-year mortality in elderly European men and women: the HALE project. JAMA. 2004;292:1433-9. Brancherapport Preventie. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2004. Deeg DJ, Beekman AT, Kriegsman DM, Westendorp-de Serière M, editors. Autonomy and well-being in the aging population II. Amsterdam: VU University Press; 1998. US Department of Health and Human Services, Public Health Service, National Heart, Lung, and Blood Institute. Clinical guidelines on the identification, evaluation, and treatment of overweight and obesity in adults. NIH publication no 98-4083. Bethesda: National Institutes of Health; 1998.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)
2977
6
7
8
9
10
11
12
13 14 15
16
17
18
Østbye T, Taylor DH, Jung SH. A longitudinal study of the effects of tobacco smoking and other modifiable risk factors on ill health in middle-aged and old Americans: results from the Health and Retirement Study and Asset and Health Dynamics among the Oldest Old survey. Prev Med. 2002;34:334-45. Poppelier A, Wiel A van de, Mheen D van de. Overdaad schaadt: een inventarisatie van de lichamelijke gevolgen van sociaal geaccepteerd alcoholgebruik en binge-drinken. Rotterdam: IVO; 2002. Stel VS, Smit JH, Pluijm SM, Visser M, Deeg DJ, Lips P. Comparison of the LASA Physical Activity Questionnaire with a 7-day diary and pedometer. J Clin Epidemiol. 2004;57:252-8. Visser M, Launer LJ, Deurenberg P, Deeg DJ. Total and sports activity in older men and women: relation with body fat distribution. Am J Epidemiol. 1997;145:752-61. Kemper HGC, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M. Consensus over de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen. 2000;78:180-3. Kubzansky LD, Berkman LF, Glass TA, Seeman TE. Is educational attainment associated with shared determinants of health in the elderly? Findings from the MacArthur Studies of Successful Aging. Psychosom Med. 1998;60:578-85. Mathus-Vliegen EM. Overgewicht. II. Determinanten van overgewicht en strategieën voor preventie. Ned Tijdschr Geneeskd. 1998; 142:1989-95. Kabinetsnota Langer gezond leven. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; 2003. Deeg DJ. VWS-Nota ‘Langer gezond leven’ niet voor ouderen. Geron. 2004;6:61-3. Castaneda C, Layne JE, Munoz-Orians L, Gordon PL, Walsmith J, Foldvari M, et al. A randomized controlled trial of resistance exercise training to improve glycemic control in older adults with type 2 diabetes. Diabetes Care. 2002;25:2335-41. Wannamethee SG, Shaper AG. Taking up regular drinking in middle age: effect on major coronary heart disease events and mortality. Heart. 2002;87:32-6. Gregg EW, Gerzoff RB, Thompson TJ, Williamson DF. Intentional weight loss and death in overweight and obese U.S. adults 35 years of age and older. Ann Intern Med. 2003;138:383-9. Schutzer KA, Graves BS. Barriers and motivations to exercise in older adults. Prev Med. 2004;39:1056-61.
2978
19 Newsom JT, Kaplan MS, Huguet N, McFarland BH. Health behaviors in a representative sample of older Canadians: prevalences, reported change, motivation to change, and perceived barriers. Gerontologist. 2004;44:193-205. 20 Heer W de. International response trends. Results of an international survey. J Off Stat. 1999;15:129-42.
Abstract Lifestyle of Dutch people aged 55-64 years less healthy in 2002/’03 than in 1992/’93 Objective. To describe the lifestyle of men and women aged 55-64 years in the Netherlands in 2002/’03 and compare it with the lifestyle of people of the same age in 1992/’93. Design. Descriptive. Method. Data were used from the Longitudinal Aging Study Amsterdam. The study comprised two randomly selected samples from local municipal registers in 1992/’93 (n = 966) and 2002/’03 (n = 1002), stratified according to sex, age and expected 5-year survival. Participants were from 11 municipalities in the west, northeast and south of the Netherlands. Data were collected from interviews, measurements and a written questionnaire. The response was 62% in 1992/’93 and 57% in 2002/’03. Results. In 1992/’93, 9.5% of the men and 20.5% of the women were obese. Ten years later these percentages were 18.4 and 27.5. The percentage of current smokers was stable over time and included one-third of men and one-quarter of women. More people used alcohol in 2002/’03; excessive alcohol use was found in 15.7% of the men (11.7% in 1992/’93) and 19.5% of the women (11.1% in 1992/’93). The energy expended through walking, bicycling, household activities and sports was one-fifth less in 2002/’03. Conclusion. The lifestyle of people aged 55-64 years in the Netherlands was less healthy in 2002/’03 than in 1992/’93. Because positive changes in lifestyle can reduce the risk of chronic diseases, functional limitations and early death, more attention to healthy living is necessary in this age group. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2973-8
Ned Tijdschr Geneeskd 2005 31 december;149(52)