Leuven, september 2010
INHOUD
INLEIDING / 3
DE COMPONIST / 4 KARLHEINZ STOCKHAUSEN / 4 LESIDEE 1: HET COMPONEREN / 6
DE MUZIEK EN DE MUZIKANT / 11 HARLEKIN – KARLHEINZ STOCKHAUSEN (1975) / 11 LESIDEE 2: HET GELUID / 13
HARTEKIJN / 15 HET VERHAAL / 16 LESIDEE 3: ACTEREN EN BEWEGEN / 18
EXTRA / 20 INLEIDING TOT DE MUZIEKINSTRUMENTEN / 20 LESIDEE 4: DE MUZIEKINSTRUMENTEN / 21
2
INLEIDING
Het lijkt niet evident om kinderen onder te dompelen in de wereld van hedendaagse klassieke muziek. Hoewel nieuwe muziek bijna niet aanwezig is in de leefwereld van een opgroeiend kind, leert de ervaring ons dat een kind vaak veel opener en enthousiaster staat tegenover deze kunstvorm dan we op het eerste zicht zouden denken. Kinderen hebben immers nog geen vast beeld van wat muziek zou kunnen zijn, ze houden ervan om nieuwe dingen te ontdekken en er zelf mee te experimenteren. MATRIX, Centrum voor Nieuwe Muziek, bestaat uit een uitgebreid documentatiecentrum (partituren, cd’s, boeken,...) en een educatieve dienst. Op maat van de verschillende doelgroepen creëert MATRIX workshops en lesmateriaal rond nieuwe muziek: kunstmuziek die geschreven werd na 1950. Tg Schemering brengt met zijn nieuwe muziektheaterproductie HARTEKIJN een geheel eigen interpretatie van de muziek van Karlheinz Stockhausen. Gebaseerd op de partituur van ‘Harlekin’ kwam Tg Schemering tot een tekstloze muziektheatervoorstelling, waarbij één muzikante de partituur van Stockhausen live speelt en twee actrices het verhaal achter de muziek tot leven brengen. Op vraag van Tg Schemering zorgde MATRIX voor een educatieve omkadering bij hun nieuwe voorstelling. In deze lesmap worden verschillende elementen binnen HARTEKIJN stap voor stap naar voren gebracht: de kinderen maken achtereenvolgens kennis met de componist, de muzikant en tenslotte de voorstelling zelf. Naast achtergrondinformatie voor de leerkracht worden ook enkele lesideeën uitgewerkt. De aangeboden oefeningen, spelletjes en klasgesprekken hebben als doel de kinderen in contact te brengen met de wereld van de muziek en hun eigen muzikale creativiteit te stimuleren. De meeste lesideeën, opdrachten en spelletjes zijn geschikt voor zowel de derde kleuterklas als de eerste graad van het lager onderwijs, tenzij anders aangegeven. De luisterfragmenten zijn te vinden op www.matrix-new-music.be/downloads
Voor meer informatie, contacteer:
MATRIX, Centrum voor Nieuwe Muziek Minderbroederstraat 48 3000 Leuven www.matrix-new-music.be Deze lesmap werd samengesteld door Christine Dysers en Rebecca Diependaele
3
DE COMPONIST
KARLHEINZ STOCKHAUSEN De Duitse componist Karlheinz Stockhausen (1928 – 2007) studeerde muziekpedagogie, compositie en piano. Hij is vooral bekend voor zijn innovaties binnen de elektronische muziek en het serialisme. Vanaf de jaren 1950 woont Stockhausen elk jaar de vakantiecursussen voor nieuwe muziek in het Duitse Darmstadt bij. Deze zomercursussen zijn op dat moment hét ontmoetingscentrum voor een jonge generatie componisten die op het punt staan de muziekgeschiedenis een radicaal nieuwe wending te geven. Stockhausen komt in Darmstadt onder andere in contact met de filosoof Theodor Wiesengrund Adorno en de Belgische componisten Karel Goeyvaerts en Henri Pousseur. Al gauw klimt Stockhausen op van leerling naar docent en wordt zo één van de toonaangevende figuren binnen de groep componisten die later zou bekendstaan als de Darmstadt School. Onder impuls van onder andere Stockhausen wordt een geheel nieuw soort componeren ontwikkeld: het serialisme. Bij deze vrij wiskundige compositietechniek wordt niets aan het toeval overgelaten: alle parameters van de muziek worden vooraf vastgelegd in reeksen. Later zal Stockhausen net als vele andere componisten echter opteren voor een vrijere interpretatie van het serialisme. Belangrijk hierbij is onder andere zijn ‘Gruppen’ (1955-1957), voor drie orkesten. De componisten van de Darmstadt School toonden ook een grote interesse voor het ontwikkelen van nieuwe klanken. Na de grote verwoestingen die de Tweede Wereldoorlog met zich had meegebracht voelde de jonge generatie componisten namelijk een enorme drang naar vernieuwing. Zo begonnen, opnieuw onder sterke impuls van Stockhausen, de eerste experimenten op vlak van elektronische muziek. Tegelijkertijd ontstonden los van mekaar twee duidelijk verschillende strekkingen: de Franse musique concrète staat qua aanpak radicaal tegenover de Duitse Elektronische Musik. Bij musique concrète, ontwikkeld door de Fransman Pierre Schaeffer, werd uitgegaan van bestaande klanken die werden opgenomen en daarna elektronisch werden bewerkt. In Duitsland daarentegen wekten de componisten in de kring rond Stockhausen de klanken volledig elektronisch op. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de oscillator, een apparaat dat trillingen opwekt. Aangezien geluid fysisch gezien louter uit trillingen bestaat, bezorgt de oscillator de componist als het ware een leeg doek: hij kan zelf naar believen de exacte duur, hoogte en kleur van elke klank op zich bepalen. De vroegste elektronische muziek werd opgenomen op tape. Elke klank moest apart worden opgenomen. Om één vloeiend stuk muziek te maken moesten alle kleine afzonderlijk opgenomen stukjes klank uit de tape worden geknipt en daarna aan mekaar worden geplakt. Aan enkele seconden muziek werd soms dus dagenlang geknutseld... Belangrijke elektronische werken van Stockhausen zijn onder meer ‘Kontakte’(1958-1960) en het merkwaardige ‘Gesang der Jünglinge’ (1955-1956), waarin Stockhausen vakkundig de technieken van de Franse musique concrète vermengt met die van de Duitse Elektronische Musik.
4
Eind de jaren 1960 wordt de muziek van Stockhausen steeds meer associatief en suggestief. Zijn composities krijgen zwaar filosofische en metafysische ambities. In zijn cyclus ‘Aus den sieben Tagen’ (1968) bijvoorbeeld, moeten de zangers een tekst zingen en tegelijkertijd ook doen wat de tekst zegt. Dergelijk intuïtieve muziek zorgt natuurlijk al gauw voor in de ogen van de componist faliekant foute uitvoeringen. Om deze reden keerde Stockhausen in de jaren zeventig terug naar integraal strikt uitgeschreven muziek. In deze periode beginnen de eerste plannen voor zijn magnum opus ‘LICHT’ vorm aan te nemen. Met ‘LICHT’ creëerde Stockhausen een operacyclus die in zijn totaliteit ongeveer negenentwintig uur in beslag neemt. De cyclus is onderverdeeld in zeven grote segmenten, die vernoemd zijn naar de zeven dagen van de week en elk zo’n zes à zeven uur duren. Uiteindelijk nam het zesentwintig jaar in beslag om de cyclus te vervolledigen. Vandaag de dag wordt Stockhausen nog steeds beschouwd als één van de invloedrijkste componisten van de 2de helft van de 20ste eeuw.
5
LESIDEE 1: HET COMPONEREN Stapsgewijs maken de kinderen kennis met de elementen die aan de basis van een muziekstuk liggen: de componist en de partituur.
1. KLASGESPREK Via een inleidend klasgesprek komen de kinderen te weten wat een componist is en wat zijn beroep precies inhoudt. Eventueel kunnen enkele kernwoorden op het bord genoteerd worden. Enkele mogelijke vragen: Q: “Wat heb je allemaal nodig om een muziekstuk te maken?” A: Noten, melodie, ritme, instrumenten, muzikanten, componist, enz... Q: “Hoe zou je te werk gaan bij het schrijven van een muziekstuk?” A: Vrij naargelang de fantasie van de kinderen. Vraag de kinderen eventueel waar de componist zijn ideeën zou kunnen halen, misschien in een tekst of bij een gebeurtenis? Zou hij bijvoorbeeld alle noten of geluiden in een doos stoppen en er willekeurig enkele uithalen? Q: “Wat is een componist?” A: Een componist is een man of vrouw die zijn muzikale idee noteert of op een andere manier vastlegt. De componist bepaalt wat de muzikanten moeten doen. De componist legt vast welke klanken hij op welk moment wil laten klinken. Hij schrijft een partituur: een blad waarop noten of aanduidingen staan zodat de muzikant precies weet wanneer hij wat moet doen. Q: “Wat is precies zo’n partituur?” A: De partituur is een neerslag van de muziek die de componist bedacht heeft. De componist schrijft zijn muziek neer in een speciaal notenschrift. De muzikanten kunnen de noten lezen en weten zo wat ze precies wanneer moeten spelen. In plaats van noten kan de componist ook tekeningen of woorden gebruiken om de muzikant duidelijk te maken welke klanken er gespeeld moeten worden. Een partituur die niet geschreven is in het traditionele notenschrift maar opgebouwd is uit tekeningen noemen we een grafische partituur.
6
2. WERKBLAD: GRAFISCHE PARTITUREN Een componist legt zijn muzikale idee meestal vast in een partituur. Om dit te doen heeft hij twee verschillende opties: ofwel gebruikt hij de traditionele notatie, met notenbalken, noten en ritmes, ofwel maakt hij gebruik van een grafische notatie, van zelfbedachte symbolen en tekeningen. In de hedendaagse klassieke muziek wordt zeer vaak gebruik gemaakt van grafische partituren. Tegenover de traditionele notatie bieden deze partituren namelijk enkele grote voordelen: de muzikant krijgt een grotere vrijheid in zijn interpretatie van het werk en het verloop van elektronische composities kan worden vastgelegd. Muziek die niet in het traditionele notenschrift kan worden gevat, kan dankzij een grafische notatie toch worden vastgelegd in een partituur. OPMERKING. De partituur van ‘Harlekin’ bevat zowel traditionele als grafische elementen. De muziek is grotendeels vastgelegd in het traditionele notenschrift maar wordt vergezeld door talloze opmerkingen en kleine tekeningetjes die zowel het lichamelijke spel van de muzikant als de beweging van de muziek aanduiden. Hieronder enkele voorbeelden.
7
Het werkblad is opgesplitst in twee verschillende onderdelen. In een eerste opdracht komen de kinderen spelenderwijs in contact met de grafische partituur en ontdekken ze de verschillende mogelijkheden van dit soort notatie. Een tweede opdracht is eerder individueel opgevat en biedt de kinderen de kans om vanuit hun luisterervaring een eigen grafische partituur te ontwikkelen.
Werkblad: Grafische partituren: deel 1 Wat zie je op de tekening? Hoe zou dit kunnen klinken? Op dit werkblad staan vier voorbeelden van grafische partituren. Bekijk samen met de groep één voor één de voorbeelden. Wat zien we en hoe zou dat kunnen klinken? Er is geen ‘juiste’ oplossing, de voorbeelden kunnen op talloze manieren geïnterpreteerd worden en zijn bedoeld om de muzikale creativiteit van de kinderen te prikkelen. Bij elk voorbeeld worden enkele mogelijke uitwerkingen geboden. Probeer eventueel meerdere uitwerkingen te vinden voor de verschillende voorbeelden.
8
1.
Bij wijze van introductie beginnen we met een duidelijk en vrij eenvoudig voorbeeld. We zien de letter a, die steeds groter wordt. Dit zou kunnen een lange a zijn, die heel stil begint en steeds luider wordt. De klinkers kunnen ook afzonderlijk gearticuleerd worden, eveneens steeds luider. Probeer dit ook met andere klinkers.
2.
We zien een bliksemflits en sterren van verschillende grootte en kleur. Welk geluid maakt de bliksem? Maken de sterren ook een geluid? Er kan een bepaald geluid afgesproken worden voor de sterren, eventueel een lage toon wanneer de ster zwart is en een hoge toon wanneer ze wit is, eventueel luider wanneer de ster groter is en stiller wanneer ze klein is,...
3.
We zien lijnen en pijlen die verschillende richtingen uit wijzen, het lijkt bijna alsof ze ons de weg willen tonen. Er kan een bepaalde klank worden afgesproken, waarna de pijlen ons tonen welke weg we moeten afleggen qua toonhoogte.
4.
We zien een klok die bestaat uit allemaal cijfertjes. De klas kan eventueel opgesplitst worden in twee groepen. Één groep kan het tikken van een klok nadoen, terwijl de andere groep de cijfertjes kriskras door mekaar fluistert.
9
Werkblad: Grafische partituren: deel 2 Teken wat je hoort. In dit tweede luik van het werkblad rond grafische partituren ligt de focus eerder op de individuele ervaring van het kind. Tijdens het beluisteren van vier fragmenten kunnen de kinderen hun eigen grafische partituur maken: de kinderen tekenen datgene wat ze horen naar believen uit. Welke sfeer heeft de muziek? Doet de muziek je denken aan een verhaal, aan kleuren, ...? Naast het prikkelen van de creativiteit zal deze oefening ook het gehoor, het bewust luisteren en de concentratie van het kind stimuleren. Bespreek achteraf enkele resultaten: laat de kinderen uitleggen wat ze precies getekend hebben en waarom. Luisterfragmenten: Luciano Berio – Sequenza III (1966) Pierre Boulez - …explosante-fixe… (1993) György Ligeti – Atmospheres (1961) Terry Riley – In C (1964)
3. SPEL De kinderen verplaatsen zich spelenderwijs in de rol van componist en leren tegelijkertijd bewuster en aandachtiger luisteren naar verschillende klanken. De kinderen verspreiden zich over de ruimte. Zij zijn de muzikanten en verzinnen zelf hun eigen klank (bijvoorbeeld zoemen, in de handen klappen, een gil). Indien de school over voldoende muziekinstrumenten beschikt kunnen deze ook gebruikt worden. Één kind is de componist, hij/zij kan beslissen welke klanken op welk moment moeten klinken. Wanneer een kind uit de groep muzikanten aangeraakt wordt door de componist, moet dit kind zijn/haar gekozen geluid blijven produceren tot een volgende aanraking van de componist volgt. Eventueel kan de componist ook het volume van zijn ‘instrumenten’ aangeven. In Hartekijn hangen beweging en klank erg nauw samen. Ook de twee actrices maken heel wat geluiden: stampen met de voeten (met tip of hiel), schuiven over de grond, in de handen klappen, sissen, ... Deze oefening sluit aan bij dit gegeven.
10
DE MUZIEK EN DE MUZIKANT HARLEKIN – KARLHEINZ STOCKHAUSEN (1975) Stockhausen componeerde ‘Harlekin’ in 1975, als een werk voor solo klarinet. De partituur schrijft echter niet alleen de muziek voor, maar ook de concrete bewegingspatronen en het lichamelijk spel van de muzikant. De traditionele figuur van de harlekijn wordt herboren als een klarinetspeler. De grenzen van de muziek worden afgetast: wat kan muziek allemaal zijn? Qua vorm is ‘Harlekin’ een typisch voorbeeld van een variatiereeks, dat wil zeggen één basisformule die constant herhaald maar telkens gevarieerd wordt. De vorm van de steeds herhaalde basisformule wordt behouden maar wordt telkens opnieuw anders ingekleed. Opvallend is dat de basisformule van ‘Harlekin’ zeer kort is: ze duurt slechts één minuut, terwijl het werk in zijn geheel zo’n 45 minuten in beslag neemt. Toch is Stockhausen erin geslaagd zowel de spanning als de aandacht van de luisteraar continu vast te houden. Humor staat centraal in dit werk en is zowel auditief als visueel duidelijk aanwezig. Ze houdt het geheel levendig en geeft een extra betekenis mee aan de veranderingen van de basisformule. Op vlak van melodie is de basisformule opvallend simpel: ze bestaat slechts uit twee soorten muzikale gestes: het stijgen of dalen en een zigzag beweging. Deze eenvoud op vlak van gestiek wordt gecontrasteerd door een enorme complexiteit in de relaties tussen toonhoogte, toonduur en dynamiek.
Basisformule ‘Harlekin’
‘Harlekin’ is opgebouwd uit zeven kleinere secties met elk een eigen titel. In een eerste sectie, ‘De dromenboodschapper’, ontplooit de formule zich stap voor stap. De muziek steekt van wal met een lange triller tussen de eerste twee noten van de formule. Korte fragmenten uit de formule worden
11
frequent herhaald en geleidelijk aan wordt de melodie duidelijker. Uiteindelijk is de formule volledig en wordt ze enkele malen herhaald in een trager tempo, zodat ze duidelijk herkenbaar is. De volledige eerste sectie speelt zich af in het hoge register. Via een overgangsfase komen we in een tweede sectie terecht: ‘De grappige uitvinder’. De gehele formule wordt een aantal malen herhaald in speelse variaties die telkens een ander detail onderstrepen. Geleidelijk aan wordt het tempo nog trager en komen we via een tussenstop in het middenregister terecht in het laagste register van de klarinet. Het graduele ‘neerleggen’ van de muziek duidt erop dat de formule nu echt volledig ontwikkeld is. Dit proces van tot rust komen leidt uiteindelijk tot het kalme middendeel van het werk: ‘De verliefde dichter’. De formule wordt hier zeer breed voorgesteld in het lage register. Vanaf hier zal een omgekeerd proces ingezet worden: geleidelijk aan belanden we via het middenregister opnieuw in het hoge. Uiteindelijk zal de formule uiteenvallen en tot slot vervagen. In de volgende sectie, ‘De verwaande schoolmeester’, heeft de harlekijn het moeilijk om tevreden te zijn over de noten die hij speelt. Hij doet zijn uiterste best om zeker te zijn dat hij foutloos speelt en splitst daarom de formule op in verschillende kleinere motieven die hij dan een aantal keer herhaalt. Na enkele minuten raakt de harlekijn bijna foutloos door de volledige formule. Hij blijft echter haperen bij de laatste noot, die hij vrij lang aan blijft houden. Dit erg komische moment kan enkel worden gerealiseerd door middel van een circulaire ademhaling, een techniek die ook op verschillende andere plaatsen in deze compositie nodig blijkt. Het segment ‘De schalkse joker’ introduceert een nieuw gegeven in de muzikale opbouw. Waar de overgangen tussen registers en de sprongen tussen intervallen tot nu toe zeer vloeiend en geleidelijk aan gebeurden, worden nu voor het eerst abrupte sprongen gemaakt in de melodische lijn en in de registerbehandeling. Dit alles zorgt niet enkel voor een uitbreiding van het toonhoogtemateriaal binnen de formule, maar komt ook de humoristische expressiemogelijkheden ten goede. In de volgende sectie, ‘De gepassioneerde danser’, horen we duidelijk de voetstappen van de dansende harlekijn. Dit gaat gepaard met staccatoritmes (korte accenten) in de muzikale partij. Al snel worden de korte ritmische accenten echter verlaten om een meer dromerige sfeer te creëren. De harlekijn gaat zo op in de dans, dat hij steeds vaker noten vergeet te spelen. Op het einde van dit segment zit de formule vol gaten: slechts enkele noten blijven over. De laatste sectie, ‘De verheerlijkte spinnende geest’, herintroduceert de circulaire bewegingen uit het begin van de compositie. Samen met het volume en de snelheid van de steeds herhaalde formule nemen ook de lengte en de dramatiek van de pauzes tussen de herhalingen toe. De melodische lijn wordt steeds verder samengedrukt, gaat over in een stotterend staccato en eindigt uiteindelijk in één enkele noot.
12
LESIDEE 2: HET GELUID Tijdens deze opdrachten leren de kinderen bewuster en aandachtiger luisteren naar geluiden uit hun dagelijkse leefomgeving. Spelenderwijs wordt hen een basiswoordenschat aangeleerd die noodzakelijk is voor het beschrijven van klanken. 1. INLEIDENDE OEFENING Door middel van een inleidende oefening wordt het thema ‘geluid’ aangebracht en leren de kinderen bewust luisteren naar omgevingsgeluiden. Vraag de kinderen om eventjes de ogen te sluiten, muisstil te zijn en geconcentreerd te luisteren of er eventueel iets horen. Na enkele seconden mogen ze hun ogen terug openen. Vraag de klas wat ze gehoord hebben (bijvoorbeeld auto’s, het tikken van de klok). Eventueel kunnen de antwoorden op het bord geschreven worden.
2. SPEL De kinderen leren spelenderwijs bewust en aandachtig luisteren naar omgevingsgeluid. Tegelijk wordt een muzikaal basisvocabularium aangeleerd.
Hoog of laag? Voor dit spel is een xylofoon nodig. Laat de kinderen eerst even wennen aan het instrument, laat enkelen er eens op slaan en/of speel een kort deuntje. Glijd met het stokje van links naar rechts of andersom, zodat de kinderen een toonladder horen. Vraag ze wat ze horen en of iemand misschien kan uitbeelden wat ze gehoord hebben. Leg de kinderen aan de hand van de xylofoon uit dat er hoge en lage tonen zijn. Als er een hoge toon klinkt mogen de kinderen de armen in de lucht steken, als er een lage toon gespeeld wordt gaan ze op hun hurken zitten. Wissel in deze oefening voldoende af tussen hoog en laag en varieer in snelheid zodat de kinderen verrast worden door de opdrachten die hen worden gegeven. Wanneer de kinderen al met hun handen in de lucht staan kan een nog hogere toon gespeeld worden zodat de kinderen gaan springen of zich zo ver mogelijk gaan uitstrekken. Speel bijvoorbeeld ook enkele malen een toonladder, zodat de kinderen geleidelijk aan moeten ‘groeien’ of ‘krimpen’.
Hoe klinkt...? Blinddoek één of meerdere leerlingen, vraag de rest van de klas om stil te blijven. Maak een geluid (bijvoorbeeld in de handen klappen, met sleutels schudden, op het bord tikken) en vraag de kinderen of ze het geluid herkennen. Herkennen ze het niet, vraag ze dan of ze het geluid kunnen omschrijven. Klinkt het geluid stil of luid, lang of kort, hoog of laag, helder, dof of scherp? Schrijf deze
13
kernwoorden op het bord wanneer ze aan bod komen. Herhaal de oefening met de andere leerlingen. Vraag bij de nabespreking van de voorstelling ook hoe de klarinet zoal klonk (hoog, laag, schril, zacht, warm,fluisterend, sputterend ...), en wanneer ze welk soort klanken hoorden (vb. zachte klanken als de harlekijn danst; harde, luide, scherpe klanken wanneer ze boos wordt; ...)
Ik ga op reis en ik hoor ... Bij dit spel geldt hetzelfde principe als bij ‘Ik ga op reis en ik neem mee...’, maar de woorden worden vervangen door klanken. Concreet zegt het eerste kind dus ‘Ik ga op reis en ik hoor ...’, waarna het kind een klank toevoegt, zoals bijvoorbeeld klakken met de tong, klappen in de handen of een tikje op de tafel. De volgende leerling herhaalt hetgeen de vorige zei en voegt zijn eigen geluid toe aan de reeks. Probeer de rij zo lang mogelijk te maken. Wanneer de ketting doorbroken wordt, kan het spel gewoon opnieuw begonnen worden.
3. WERKBLAD (eerste graad lager onderwijs): HET GELUID Door het invullen van het werkblad wordt de pas aangeleerde woordenschat geoefend. Oplossingen: Een vrouw heeft een hoge stem. Een man heeft een lage stem. Een klap in de handen is een kort geluid. Wanneer de schoolbel gaat, klinkt er een lang geluid. Een klein muisje piept heel zacht, maar een olifant toetert heel luid. Er zijn nog veel meer woorden om een klank te omschrijven. Die woorden zeggen iets over de kleur van de geluiden. Zoek samen met de klas nog enkele voorbeelden om het lijstje aan te vullen. Bijvoorbeeld: Wanneer je verkouden bent, klinkt je stem soms hees. Als je met je nagels op het bord krast, maakt dat een scherp geluid.
14
HARTEKIJN OVER DE VOORSTELLING HARTEKIJN Tg Schemering In 2003 richtte Eric Vanthillo Tg Schemering op om diverse plannen, gedachten, ideeën en dromen theatraal vorm te geven in produkties voor een divers publiek dat jong is of zich jong voelt. Herkenbare emoties en thema's stuwen de beeldende voorstellingen waarin muziek telkens een grote rol speelt en waarin verwondering en verbeelding centraal staan. Wat je met een eenvoudig maar uitgekiend beeld en met de juiste muziek kan vertellen, hoef je niet te zeggen met woorden. Via suggestie spreek je sneller en directer een publiek aan dan met een veelheid aan woorden. Emotie en verbeelding tegenover de rede. Voorbije produkties: 'Nopjes en de Reus', 'Criss Cross', 'Jot', 'Mees Beer Eend en Koe' en 'Oelewapper'. Huidige produktie: 'Hartekijn' Hartekijn werd gemaakt door: Concept Regie Bewegingsregie Muziek Uitvoering muziek Spel Decor Kostuums Lichtontwerp en techniek Fotografie
Tg Schemering Eric Vanthillo Jo-An Lauwaert Karlheinz Stockhausen Sabine Uytterhoeven Magy De Bie en Caroline Meerschaert Tom Jespers AnneMarthe Zomer Bob Cornet Mariano Rubio
Zowel binnen de partituur van Stockhausen als binnen de productie HARTEKIJN van Tg Schermering staat de beweging centraal. De partituur van ‘Harlekin’ schrijft niet enkel de muziek, maar ook de bewegingspatronen en het lichamelijk spel van de solist voor. Binnen de ganse compositie zijn de muziek en de menselijke beweging zeer sterk met mekaar vervlochten. Voor elk muzikaal element zocht Stockhausen naar een reeks complementaire bewegingen, die strikt werden vastgelegd in de partituur. De solist kruipt in de huid van een harlekijn wiens emotionele ontwikkeling weerspiegeld wordt in zijn muziek en dans. Stockhausens ‘Harlekin’ wordt dan ook vaak bestempeld als half muziek, half theater. In HARTEKIJN wordt de volledige, originele partituur van Stockhausen live uitgevoerd. Ook de bewegingen die in de partituur zijn voorgeschreven worden grotendeels gevolgd door de muzikante. De beide actrices nemen deze bewegingen over en breiden ze uit. Het acteerwerk binnen de muziektheatervoorstelling HARTEKIJN is opgebouwd door middel van improvisaties, waarbij de partituur van Stockhausen als leidraad werd genomen. De personages zijn gebaseerd op drie archetypes die we terugvinden in de klassieke mysteriespelen, in de karaktertypes van de Zwitserse psycholoog Carl Gustav Jung en in de Commedia Dell’Arte, het typisch Italiaanse improvisatietoneel uit de zestiende en zeventiende eeuw waarbij steeds dezelfde stereotiepe personages werden opgevoerd. De drie personages spelen samen een woordloos spel waarin Harlekijn (de muzikante) een onbestemde ruimte binnentreedt. Zij schept met haar klarinet een nieuwe wereld waarin ook twee levende figuren het daglicht zien. Als een droom die opgewekt
15
wordt. Zo kneedt harlekijn haar ideale wereld als een soort tovenaar. Zij heeft macht over de beide figuren en stuurt hen. Maar wat als zij rebelleren en hun eigen leven gaan leiden? Want twee is altijd meer dan één. Een eerste personage is de harlekijn, de nar, het mannelijke archetype van de verzoenende. De harlekijn is erg wijs en bedenkt in elke situatie vernuftige oplossingen. Hij brengt troost door middel van een lach en een traan, maar hij is ook erg streng: hij kan erg boos worden en als een wrede tiran over de wereld heersen. In de traditie van de Commedia Dell’Arte houdt de Arlequino zichzelf afzijdig van de actie, zodat hij ongestoord commentaar kan geven op het hele gebeuren. Het tweede archetype is dat van de vrouw. In haar herkennen we tegelijkertijd de figuren van de Innamorata en Pulcinella. Zij is toegewijd, verzorgend, intuïtief en mysterieus. Zij is bedachtzaam en heel precies. Het derde personage is het kind. Zij is kwetsbaar, speels en impulsief. De kern van het kind ligt in haar onschuld. Haar wereld is opgebouwd uit de verwondering. Op vlak van decor opteerde Tg Schemering voor een nagenoeg lege, witte scène. Enkele monumentale decorelementen zorgen voor een soberheid die de ware essentie van de voorstelling moet onderstrepen. De kostuums versterken in hun vormen en accenten de karakters van de personages. Binnen deze voorstelling kunnen elementen uit sprookjes of bekende verhalen worden teruggevonden (zoals bijvoorbeeld de dansende schoentjes, Pinocchio, ...) De kinderen herkennen deze elementen en kunnen zo hun eigen verhaal maken van wat ze te zien krijgen.
HET VERHAAL HARTEKIJN bestaat uit verschillende kleine verhaallijnen, die samen een groter geheel vormen. Het verhaal is ontstaan vanuit improvisaties, waarbij de originele partituur van Stockhausen als leidraad werden genomen. De zeven verschillende secties uit de partituur werden overgenomen in de opbouw het verhaal. De dromenboodschapper De muziek begin in het donker, maar naarmate ze sneller en luider gaat wordt ook de scène helderder. De ganse scène wordt opgebouwd vanuit cirkels en spiralen: de harlekijn stapt één grote cirkel tussen de decorelementen door. Zij licht ze één voor één op en doet ze leven. De grappige uitvinder Terwijl de melodie steeds duidelijker en rustiger wordt, leggen de actrices een spoor met schijven. Zij zoeken en bouwen en ontmoeten elkaar. Harlekijn blijft hen sturen met haar klarinetspel. De verliefde dichter Zowel de muziek als de harlekijn komen tot rust. Zij drijft de beide figuren uit elkaar en geeft zichzelf over aan een van hen. Zij bekoort haar met haar prachtige melodie als een soort hypnose. Het hectische en het speelse van de vorige scène is plots omgetoverd tot iets moois en intiems. Tot zij de figuur in slaap brengt met haar betoverende melodie.
16
De verwaande schoolmeester Harlekijn dwingt de andere figuur tot het opstellen van een installatie waarin zij de slapende dwingt haar noten te volgen. Maar de beide figuren willen samenzijn, tegen de wil van Harlekijn in. Bruuske bewegingen geven het dwingende karakter van Harlekijn iets dwingends. De frustratie van de harlekijn komt langzamerhand op zijn hoogtepunt, wat resulteert in grote muzikale uithalen en korte, agressieve voetstampen. Beide actrices storen zich aan de strengheid van Harlekijn en voelen zich gevangen en nemen een besluit ... De schalkse joker Wanneer Harlekijn een bruusk einde maakt aan de prille 'opstand', voelt ze zich erg opgelucht en begint ze een gek spel met haar klarinet. Ze telt de noten met haar voeten, ze dwarrelt in het rond, ze slaat op haar klarinet om ze korter te maken wanneer de noten niet hoog genoeg kunnen naar haar zin,... De actrices verwonderen zich erover dat de harlekijn zoveel plezier heeft en durven weer in haar buurt komen.
De gepassioneerde danser Het plezier van de actrices maakt de harlekijn waanzinnig. Ze doet hen dansen als bezetenen met schoenen die betoverd lijken. In haar waanzin vergeet zij steeds vaker noten te spelen. De melodie valt steeds verder uit mekaar. Op een bepaald moment lijkt het zelfs alsof de harlekijn de controle over haar spel verliest. De actrices dansen zonder haar en met elkaar. Alsof zij het heft in eigen handen nemen. De verheerlijkte spinnende geest Harlekijn vergeet zoveel noten te spelen dat de melodie enkel nog uit flarden bestaat. Wanneer er bijna geen noten meer over zijn,onderneemt zij een laatste poging om de figuren te betoveren en te bedwelmen. Zij verdwijnt en laat de figuren verweesd achter. Deze kunnen nu enkel nog hun eigen leven gaan leiden. Zo zijn ze gegroeid en geëvolueerd tot zelfstandige wezens.
17
LESIDEE 3: BEWEGEN EN ACTEREN
1. KLASGESPREK EN ROLLENSPEL - verwerking NA de voorstelling Via een klasgesprek (kleuter & 1ste graad lager) en een aansluitend rollenspel (1ste graad lager) vormen werken we verder met de verschillende elementen van de voorstelling HARTEKIJN. Laat de kinderen vertellen over de personages en het verhaal van de voorstelling, eventueel aan de hand van een poppenkast of handpoppen. Belangrijk is dat ze terugdenken aan de eigenschappen van de personages en de verschillende onderdelen/gebeurtenissen uit de voorstelling. De machtspositie van de harlekijn is hierbij een belangrijk gegeven: ze kan de anderen betoveren, bedwelmen en manipuleren, maar moet hen uiteindelijk vrijlaten. Hierna kan een rollenspel gespeeld worden door de leerlingen: één kind is de harlekijn, één kind is de vrouw of de heks, het derde kind is het kind. Geef de kinderen verschillende situaties waarmee ze moeten improviseren. Het is ook leuk is de kinderen een nieuwe insteek te geven terwijl ze bezig zijn in hun verhaal, bijvoorbeeld: er steekt een hevig onweer op, het kind wordt erg moe, de heks wordt plots een lieve en zorgzame vrouw, de harlekijn kan geen muziek meer spelen of kan plots niet meer dansen,... Enkele mogelijke situaties: De harlekijn is ziek. Zal de vrouw hem helpen of niet? Aan wiens kant staat het kind? De drie personages zijn samen op reis, maar de bus valt in panne. Zal het kind bang zijn, zal Harlekijn boos zijn, zal de vrouw troost brengen met haar mopjes? De vrouw is verliefd op de harlekijn. Hoe zal de harlekijn reageren, wat zal het kind hiervan vinden? Het kind vind de muziek die de harlekijn maakt niet zo mooi. Wat zal de vrouw doen? De harlekijn spreekt een toverspreuk uit over de figuren, waardoor zij alleen nog kunnen dansen als waanzinnigen. Hoe reageren zij hierop? Worden zij triest of net erg boos? Probeert zij elkaar te troosten? Of brengen zij elkaar aan het lachten? Wat zullen zij doen als de betovering stopt?
2. SPEL Bij deze oefening leren de kinderen aandachtig te observeren en vrij te bewegen. Alle spelletjes kunnen eventueel op muziek gespeeld worden.
Wie is het? De kinderen staan in een kring. Zorg dat elk kind voldoende bewegingsruimte heeft. Één kind wordt gevraagd even in de gang te wachten. Een ander kind uit de groep krijgt de functie van dirigent: de andere kinderen moeten de bewegingen die hij/zij maakt zo goed mogelijk nadoen. Het kind dat op de gang staat te wachten wordt terug binnengeroepen, hij/zij gaat midden in de kring staan en probeert te raden wie de dirigent is.
18
De gekke weg Er wordt een lijn getekend in de turnzaal (of eventueel in de klas als deze ruim genoeg is). Deze lijn hoeft niet per sé recht te zijn, een krul of een lijn met gekke kronkels is des te leuker. Vraag de kinderen om dit parcours op verschillende manieren af te leggen (bijvoorbeeld zo snel mogelijk, zo traag mogelijk, als een konijntje, als een oude man, moe, verdrietig,...) Alles is mogelijk. Er kan begonnen worden met makkelijkere opdrachten (bijvoorbeeld snel, traag, al huppelend,...) om dan langzamerhand ook moeilijkere opdrachten te geven (bijvoorbeeld deftig, verliefd, verwonderd, bezorgd,...). De kinderen kunnen eventueel ook zelf opdrachten geven aan hun klasgenootjes.
3. SPEL De leerlingen knutselen hun eigen harlekijntje, dat ze achteraf naar believen kunnen laten dansen. Benodigdheden: Potloden, viltstiften of verf Schaar Splitpennen Stevig papier Touw Kopieer de afbeelding op stevig papier en laat de kinderen de prent inkleuren. Knip daarna de ingekleurde plaat uit en maak de verschillende delen aan mekaar vast met de splitpennen. Bevestig daarna touwtjes aan de splitpennen: één horizontaal touwtje dat de beide armen met mekaar verbindt, één horizontaal touwtje dat de beide benen met mekaar verbindt en tenslotte een verticaal touwtje, dat een eindje langer is dan het harlekijntje zelf en het midden van beide horizontale touwtjes met mekaar verbindt. De afbeelding hieronder schept meer duidelijkheid. Wanneer aan het verticale touwtje getrokken wordt, zullen de armpjes en beentjes van de harlekijn omhoog gaan. Eventueel kan door een gaatje in de hoed van de harlekijn ook een lusje gemaakt worden om het poppetje aan de muur op te hangen.
19
EXTRA
Voor leerkrachten die graag nog een extra les over muziek willen geven, worden enkele ideeën in verband met de muziekinstrumenten voorgesteld.
INLEIDING TOT DE MUZIEKINSTRUMENTEN Doorheen de evolutie van de muziekwetenschap zijn talloze manieren uitgedacht om de veelheid van muziekinstrumenten onder te verdelen in kleinere families. Het vaakst gebeurt dit onderverdelen op basis van speelwijze. Zo ontstaan vijf verschillende categorieën: de strijkinstrumenten, de tokkelinstrumenten, de toetsinstrumenten, de blaasinstrumenten en tenslotte ook de slaginstrumenten. Strijkinstrumenten worden tot klinken gebracht met behulp van een strijkstok. De strijkinstrumenten behoren samen met de tokkelinstrumenten en de meeste toetsinstrumenten tot de overkoepelende familie van de snaarinstrumenten. Klassieke voorbeelden van het strijkinstrument zijn de viool, de altviool, de cello en de contrabas. In tegenstelling tot bij het strijkinstrument worden de snaren van het tokkelinstrument bespeeld met behulp van de vingers of een plectrum. Voorbeelden van tokkelinstrumenten zijn de gitaar, de luit en de harp. Ook enkele toetsinstrumenten, zoals de piano of het klavecimbel, behoren tot de snaarinstrumenten. Bij deze groep worden de snaren aangeslagen door een mechanisme dat zich in de klankkast bevindt en rechtreeks in contact staat met de toets. Andere toetsinstrumenten, zoals het orgel of de accordeon, worden tot klinken gebracht doordat er lucht doorheen het instrument gestuwd wordt. Deze instrumenten zijn echter niet te verwarren met de blaasinstrumenten, waarbij er menselijke adem nodig is om het instrument tot klinken te doen brengen. De blaasinstrumenten kunnen onderverdeeld worden in twee subcategorieën: de houtblazers en de koperblazers. De groep houtblazers bestaat onder meer uit de dwarsfluit, de hobo, de klarinet en de saxofoon. Hoewel noch de dwarsfluit, noch de saxofoon uit hout vervaardigd zijn, behoren ze toch tot de groep van de houtblazers. De dwarsfluit is namelijk een gemoderniseerde afstammeling van de traverso, een volledig houten dwarsfluit zonder kleppen. De saxofoon wordt net zoals de klarinet aangeblazen via een houten riet dat zich tussen de lip van de muzikant en het mondstuk van het instrument bevindt. De mondstukken van koperblazers daarentegen zijn vervaardigd uit koper en hebben de vorm van een trechter. De trompet en de hoorn zijn wellicht de twee bekendste koperblazers. Ook de slaginstrumenten worden nog eens verder onderverdeeld in twee subcategorieën: de idiofonen en de membranofonen. Bij de ideofonen wordt de klank voortgebracht door het van nature uit klankrijke materiaal waaruit het instrument is vervaardigd, zoals bijvoorbeeld het metaal van de triangel of het hout van de xylofoon. Bij de membranofonen is het echter het aanslaan van een gespannen vel of membraan dat voor de klankopwekking zorgt.
20
LESIDEE 4: DE MUZIEKINSTRUMENTEN De kinderen komen spelenderwijs in contact met de verschillende soorten muziekinstrumenten en de daarbij horende woordenschat. In de opdrachten wordt het onderscheid gemaakt tussen kinderen uit de derde kleuterklas en kinderen uit de eerste graad lager onderwijs.
1. INLEIDEND KLASGESPREK Via een inleidend klasgesprek krijgen de kinderen een eerste kennismaking met de verschillende muziekinstrumenten. Mogelijke vragen: “Is er iemand (in jullie familie) die een muziekinstrument bespeelt?” “Wie zou er graag een muziekinstrument leren bespelen?” “Welk muziekinstrument zouden jullie graag willen bespelen?” “Welke instrumenten hebben jullie al eens gehoord of gezien?” Laat de kinderen iets vertellen over de instrumenten, bijvoorbeeld hoe ze eruit zien of hoe ze klinken. Schrijf de namen van de instrumenten op het bord en/of laat afbeeldingen zien.
2. LUISTEREN + WERKBLAD: DE MUZIEKINSTRUMENTEN Aan de hand van luisterfragmenten maken de kinderen kennis met de verschillende muziekinstrumenten. De fragmenten zijn afkomstig uit bestaande hedendaagse composities waarin telkens slechts één instrument wordt bespeeld. Laat de fragmenten één voor één beluisteren en vraag de klas te beschrijven wat ze horen. Hierbij zal de woordenschat uit ‘Lesidee 2: het geluid’ opnieuw nuttig blijken. Eventueel kunnen kernwoorden (zoals hoog-laag, luid-stil, snel-traag, vrolijkdroevig,...) op het bord worden genoteerd. Vraag de klas of iemand weet welk instrument ze net gehoord hebben. Bij deze oefening wordt een onderscheid gemaakt tussen de kinderen uit de kleuterklas en de kinderen uit de eerste graad lager onderwijs. De kleuters wijzen een prent aan, voor de oudere kinderen is een invulblad voorzien.
21
Werkblad: De muziekinstrumenten Kleuterklas Het werkblad bestaat uit prenten van verschillende muziekinstrumenten. Na elk luisterfragment kunnen de kinderen het juiste instrument raden en de juiste prent aanwijzen. Hoe heet dit instrument? Laat de groep het woord herhalen. Klinkt het instrument hoog, laag, of ergens tussenin? Hoe zou je dit instrument moeten bespelen: erop blazen, slaan, strijken of de toetsen indrukken? Hoe ziet het instrument eruit? Luisterfragmenten: Trom: Juliana Trivers – (On inevitability): study for solo snare drum Viool: Brian Ferneyhough Piano: Karlheinz Stockhausen – Klavierstuck V (1954) Klarinet: Luciano Berio – Sequenza XI (1980) Hoorn: Luc Brewaeys – Jacquerie - Jacques qui rit (1991)
Werkblad: De muziekinstrumenten Eerste graad lager onderwijs Het werkblad bestaat uit twee kolommen met afbeeldingen van enkele muziekinstrumenten. In elke kolom bevindt zich een strijk-, een slag- en een blaasinstrument. Elk instrument heeft een nummer. Na elk luisterfragment kunnen de kinderen raden welk instrument ze net gehoord hebben. Hoe heet dit instrument? Klinkt het instrument hoog, laag, of ergens tussenin? Hoe ziet het instrument eruit? Op het werkblad wordt ingevuld hoe het instrument heet en klinkt. Wanneer dit gebeurd is, wordt de vraag gesteld welke instrumenten iets met mekaar gemeen hebben. Telkens twee instrumenten (één uit elke kolom) hebben ongeveer dezelfde vorm en worden op dezelfde manier bespeeld (door middel van blazen, strijken of slaan). Laat de kinderen de instrumenten die bij mekaar horen verbinden. Na de oefening kunnen de afbeeldingen worden ingekleurd. Luisterfragmenten: Klarinet: Luciano Berio – Sequenza XI (1980) Hoorn: Luc Brewaeys – Jacquerie - Jacques qui rit (1991) Pauk: William Kraft – Octopus (2003) Trom: Juliana Trivers – (On inevitability): study for solo snare drum Viool: Brian Ferneyhough Contrabas: Peter Cabus
22
3. SPEL Knutselopdracht. De geknutselde instrumenten kunnen gebruikt worden voor het spel ‘De componist’ uit ‘Lesidee 1: Het componeren’.
Knutselen Tamboerijn Benodigdheden: Kroonkurken Papieren bordjes Potloden, viltstiften of verf Priem Schaar Touw Laat de kinderen elk een papieren bord versieren met verf, viltstiften of kleurpotloden. Maak ondertussen met de priem gaatjes in het midden van de kroonkurken en steek een stukje touw door het gaatje. Maak in de rand van de versierde bordjes ook gaatjes, rijg het stukje draad met de kroonkurk aan het bord en knoop tenslotte het stukje touw dicht. Hoeveel kroonkurken er uiteindelijk aan het bordje hangen maakt niet zoveel uit, zolang ze maar los genoeg zitten om te kunnen bewegen en tegen mekaar te kletteren. In plaats van kroonkurken kunnen natuurlijk ook belletjes gebruikt worden.
Regenpijp Benodigdheden: Aluminium folie Kartonnen kokers (bijvoorbeeld een lege rol keukenpapier) Lijm of plakband Pitten, zaden, maïs, rijst... Potloden, viltstiften of verf Schaar Rol een stuk aluminiumfolie dat dubbel zo lang is als de koker stevig in elkaar, zodat je een soort aluminium worst verkrijgt. Stop deze zigzag in de koker en sluit daarna de koker langs één kant af met behulp van karton en lijm of plakband. Giet wat zaden, pitten, rijst of maïs in de koker, sluit daarna ook de andere kant af en versier de regenpijp met kleurpotloden, viltstiften of verf.
23