Jean-Efflam Bavouzet 12|13
21.03.2013 Piano 6/6
Praktisch 20u15 start concert | concertzaal 21u20 pauze 22u20 vermoedelijk einde concert
Piano 2012 | 2013 Llŷr Williams vr 9 november 2012
1/6
Khatia Buniatishvili do 13 december 2012
2/6
Levente Kende vr 8 februari 2013
3/6
Steven Osborne wo 27 februari 2013
4/6
Nelson Freire - geannuleerd wegens ziekte za 16 maart 2013
5/6
Jean-Efflam Bavouzet do 21 maart 2013
6/6
Met de steun van
Pralines voor de artiesten worden geschonken door Patisserie & Chocolaterie Joost Arijs. www.joostarijs.be
Programma L. VAN BEETHOVEN (1770-1827)
Pianosonate nr. 16 in G, opus 31/1 Allegro vivace Adagio grazioso Rondo (Allegretto) Pianosonate nr. 17 in d, opus 31/2 ‘De Storm’ Largo-Allegro Adagio Allegretto Pianosonate nr. 18 in Es, opus 31/3 ‘De Jacht’ Allegro Scherzo (Allegro vivace) Menuetto (Moderato e grazioso) PAUZE C. DEBUSSY (1862-1918)
10 Études, L 136 Etude 1: Pour les cinq doigts Etude 2: Pour les tierces Etude 3: Pour les quartes Etude 4: Pour les sixtes Etude 5: Pour les octaves Etude 6: Pour les huit doigts; voor de acht vingers (zonder duimen). Etude 7: Pour les degrés chromatiques; voor chromatiek (loopjes met de vingers dicht bij elkaar) Etude 8: Pour les agréments; versieringen, polyritmiek en polymetriek Etude 9: Pour les notes répétées Etude 10: Pour les sonorités opposées Etude 11: Pour les arpèges composés Etude 12: Pour les accords; akkoordspel, trefzekerheid in sprongen
21.03.2013 | Jean-Efflam Bavouzet (piano)
Muziek in tijden van tegenspoed Door Yanick Maes
Inderdaad, opus 31 nr. 3 is geschreven in 1802. En ja, op dat moment leed Ludwig aan hartenpijn, voor Giulietta Guicciardi maar misschien eerder voor Josephine Brunsvik en (waarom niet?) mogelijk nog voor een derde jonge schone. Daarbij begon de doofheid zich duidelijker te manifesteren. Dat bracht een groeiend gevoel van onbehagen met zich mee, en een toenemend besef van sociaal isolement. Hierdoor zou Beethoven uiteindelijk tot diepe wanhoop gedreven worden. Wat zich later dat jaar vertaalt in het beroemde Heiligenstadt-testament - een soortement zelfmoordbrief annex esthetisch manifest. Het is met andere woorden bijzonder verleidelijk om uit opus 31 een psychogram van Beethoven op te maken. Debussy kreeg van zulke aanpak koude rillingen. Voor hem is de biografische achtergrond die we in het werk lezen niet meer dan een verzameling kruimels voor de broodschrijver. Laat ons die maaltijd hier overslaan en luisteren naar het verhaal van de muziek. Over muzikanten die in moeilijke tijden hun plaats in de muziekgeschiedenis zoeken.
Het teken van drie Beethoven publiceert de drie sonates van het opus 31 bewust als groep, op een moment dat hij nieuwe wegen inslaat.
Samen laten ze de vele facetten van zijn kunnen oplichten. Het nadrukkelijke contrast tussen de individuele sonates zet de demonstratie kracht bij. Charles Rosen omschrijft met een gelukkige precisie de toon van nr. 1 als komisch, voelt in nr. 2 de tragiek en ervaart in nr. 3 een lyrische zigzag, tussen drama en milde ironie in. De eerste sonate uit de bundel is eerder traditioneel maar ook een aaneenschakeling van grappen en spot. Ze laat zich bijna beluisteren als een parodie. Kwaadwilligen zullen misschien sarcasme horen. Humor kenmerkt meteen de openingsnoten. De rechterhand begint een fractie vroeger dan de linker. Het verhaal gaat dat Beethoven hier een studente parodieert die er maar niet in slaagde om haar handen synchroon te laten spelen. Wat er ook van zij, in het Allegro vivace is wel meer uit de haak: talrijke onverwachte rusten, plotse omslagen in dynamiek, verrassend wild passagewerk, harmonische wispelturigheid. Alles mondt uit in een coda van dertig maten waarin de componist het spel met de rechter- en linkerhand blijft herhalen. Zelfs nadat een fortissimo het einde lijkt te markeren. Lachen is heus toegestaan! Het Adagio grazioso presenteert zich vervolgens als
een omzetting van de typische Italiaanse operastijl. Bloemrijk en vol versieringen kronkelt de zanglijn, terwijl de begeleiding het pizzicato van een strijkorkest imiteert, inclusief tempoversnelling. Hoe de luisteraar dit alles begrijpt hangt in belangrijke mate af van de eigen appreciatie van de vroege bel canto. Afronden doet Beethoven met een wel érg typisch rondo: zelfs de opbouw van het thema heeft een soort rondo-structuur, met veel interne herhaling. Aan het einde onderbreken stiltes de melodie en geven vele tempowisselingen de finale onverwacht een aarzelend karakter, om dan plots in een wilde maalstroom op te gaan. In compleet contrast met de eerste sonate, begint nr. 2 met één van Beethovens meest dramatische openingen. Een somber largo-motief wisselt af met een jachtig allegro-thema, als duistere vraag en antwoord. De alternantie tussen deze twee elementen domineert de hele eerste beweging. Uiteindelijk zal het trage element in de recapitulatie tot een onheilspellend recitatief uitgewerkt worden. Wanneer het allegro daarna herneemt voelt dat aan als een soort manische bezwering van duistere krachten. De rommelende bassen en het stille akkoord waarop alles eindigt laten ons achter met het nare gevoel dat dit niet geheel is gelukt. De trage beweging bespaart het publiek al te avontuurlijke momenten, al lijken de roffelende trommels niet het beste met ons voor te hebben. De finale drijft op een ritmische stuwing waarin Beethoven harmonische spanningen vat die herinneren aan de dreiging uit de eerste beweging. Aan het einde belooft hij ons verlossing. Helaas. Plots daalt de begeleiding naar het diepste register, de dynamiek valt weg en in
plaats van afronding horen we hoe de muziek dood valt op de stilte. In sonate drie blijven verrassingen aan de orde van de dag. Na twee sonates in drie bewegingen keert Beethoven hier terug naar de meer traditionele vier bewegingen. De kwispelende hond in ons is er evenwel aan voor de moeite. De opening maakt duidelijk dat er niet meteen een standaardsonate zal volgen. Spektakel heeft de componist daar niet voor nodig. Een ambigu akkoord volstaat. Daarna volgen een aantal vreemde harmonische ideeën, terwijl het tempo vertraagt. De spanning loopt op. Haast terloops volgt een cadens, nu in het basistempo: allegro. In het vervolg van de beweging klinken fragmenten van het thema verspreid over het hele register van de piano. Plaats voor een trage beweging vindt Beethoven niet. Wel horen we twee atypische snelle. Eerst een Scherzo, maar dan wel één in twee tijden, in een meer gematigd tempo, dus, dan het gebruikelijke snelle tempo in drie. Het karakter blijft speels, onder meer door plotse onderbrekingen, maar zonder de uitbarsting van energie die we uit andere scherzo’s kennen. Het Menuetto is opnieuw trager dan de gebruikelijke dansante beweging, veeleer ingetogen en intiem. Het trio is haast volledig opgebouwd uit akkoorden die over en weer gaan tussen het hoge en lage register. Na deze ingehouden en soms gefragmenteerde bewegingen springt het Presto met onstuitbare energie uit de startblokken. Wat volgt is een tarantella, waarin de begeleiding tot een haast zelfstandig thema uitgroeit. ‘Dramatisch’, misschien, maar zeker ‘opwindend’ passen de beweging als karakterisering beter dan ‘beangstigd’ of ‘gedeprimeerd’.
Duitsland, adieu 1914 was geen best jaar voor Claude Debussy. Zijn inspiratiebron leek opgedroogd, hij had erg te leiden van de maagkanker die hem in 1918 fataal zou worden en de Duitse vijand viel Frankrijk aan. Dat alles ging hem erg aan het hart. Troost vond de zelfverklaarde handelsreiziger in zestiende noten in de liefde voor zijn vrouw Emma en voor Claude-Emma, hun dochter. En hoewel hij zelf de idee dat een meesterwerk tot stand komt in tijden van tegenspoed een heel oud sprookje noemde, valt het niet te ontkennen dat met het uitbreken van de wereldoorlog ook de poorten van het paleis der muzen weer opengingen. De lijst met prachtige werken die Debussy tussen 1915 en zijn dood schreef is indrukwekkend. Tegelijk werkte hij aan een nieuwe uitgave van de muziek van Chopin. Met de Études die hij op 30 september 1915 voltooide trad hij bovendien in de voetsporen van de zo bewonderde Poolse Fransman. Het centrale opzet van de Études is om een Franse traditie van pianomuziek af te bakenen, met een fundamentele eigenheid, gebaseerd op elegantie, poëzie en spitse gevatheid wars van elke Duitse uitwas. Tegelijk eiste hij voor zichzelf een historische plaats op, als voorlopig eindpunt van deze traditie. De twee ijkpunten waren Chopin, aan wie hij de bundel opdroeg, en Couperin, die als wel van de Franse klaviermuziek wordt opgevoerd. Hun geest zweeft boven het werk, maar bovenal horen we Debussy. De anderen zijn subtiel aanwezig, gevat in een paar symbolische gebaren. De eerste étude, d’après Monsieur Czerny, begint met een soort echo uit De School der Snelheid van de Oostenrijkse virtuoos en leraar, om heel
snel ander terrein op te zoeken. Dit soort didactische saaiheid moet je niet van Debussy verwachten. Híj gebruikt pedagogische oefeningen om wonderlijke muziek voort te brengen. Adieu, Duitsland. Chopin’s invloed is in een aantal Études te bespeuren, maar enkel in Étude 4 krijgen we ook een Chopin-citaat. Aan het einde van dit strak geordende stuk signaleert een plotse verandering in dynamiek en timbre de aanhaling. Étude 8 brengt ons naar beschermengel nummer twee. De eerste zes maten zijn een aaneenschakeling van versieringen uit Couperins L’art de toucher le clavecin, een werk waarin ook wordt geïllustreerd hoe je toonladders kan spelen met vier vingers, zoals in pour les huit doigts gebeurt. De Études demonstreren bovenal de essentiële eigen bijdrage aan de Franse traditie. Om er een paar te noemen: de innovaties op het vlak van harmonie en samenklanken (n°3), de milde ironie waarmee populaire muziek opduikt (nr. 9) en de experimenten met het timbre van de piano (nr. 10), alles samengebracht tot een ongehoord geheel. In een brief geschreven kort na de afronding, stelt Debussy met gevoel voor understatement: “Ik ben tevreden! Het is goed werk”. Een scherp oordeel had hij wel. Yanick Maes is doctor in de taal- & letterkunde. Momenteel werkt hij aan de Universiteit Gent waar hij Latijnse letterkunde van de oudheid doceert.
Jean-Efflam Bavouzet. De muzikale ervaring is een mysterie Interview door Hildegart Maertens Het is duidelijk dat je frequent opnames maakt. Zie je cd’s als belangrijke mijlpalen, of ligt de kern van een muzikant altijd bij de live-uitvoering? Cd’s opnemen en live uitvoeren zijn twee complementaire zaken, zoals een munt twee zijden heeft. Ik kan op heden eigenlijk niet zeggen of ik een van beide verkies. Ik waardeer het nauwgezette werk in de studio, waar ik zo veel mogelijk de spontaniteit van een live-ervaring probeer op te wekken, evenveel als het spelen van concerten, waarin ik dan weer streef naar eenzelfde nauwkeurigheid als in de studio. Je werkt graag in cycli: je nam de volledige werken van Debussy en Ravel op en beweegt je nu in eenzelfde richting voor Haydn en Beethoven. Interesseert het benaderen van een volledig oeuvre van een componist jou meer dan het maken van geïsoleerde opnames? Wanneer ik aan bepaalde stukken werk die mij mateloos boeien, wil ik zo altijd weten waar de ideeën vandaan komen en waar ze naartoe gaan. Dit verbreden van het spectrum rondom bepaalde vertrekpunten wordt dan logischerwijs een complete cyclus. Ik kan daar trouwens aan toevoegen dat ik niet geloof in cd-opnames rondom een bepaald thema. Dergelijke ondernemingen zou ik bewaren voor live concerten. Zie je je eigen opnames tot nog toe als jouw ‘definitieve’ interpretaties op het repertoire, of is het mogelijk dat je Debussy binnen 30 jaar opnieuw en op een totaal andere manier zal spelen en bekijken?
Ervaring leert dat wij mensen allemaal ingrijpend veranderen, misschien zelfs meerdere keren, doorheen de tijd. Ongeveer twee decennia geleden had ik me niet kunnen voorstellen dat ik alles van Debussy zou opnemen, omdat mijn interesses toen elders lagen. Als mijn visie op Debussy en op alles wat ik tot nu toe heb opgenomen doorheen de jaren niet wijzigt, dan zou ik mijn lezing op zijn mist kunnen verfijnen of herdefiniëren, gezien ik steeds meer ervaring en inzicht verkrijg in het repertoire. Of ik daarom een nieuwe zienswijze ook op cd zou uitbrengen, kan ik momenteel niet zeggen: dat hangt van zoveel omstandigheden af! Een heel aantal vooraanstaande Franse pianisten van dit moment, zoals Roger Muraro en Pierre-Laurent Aimard, zeggen geïnspireerd te zijn door Olivier Messiaen wanneer ze Debussy spelen. Heeft u hetzelfde gevoel? In tegenstelling tot de twee muzikanten die je opnoemt, ben ik zelf geen student van Messiaen geweest. Mijn beïnvloeding is beperkt gebleven tot af en toe spelen voor Yvonne Loriod en het mogen aanhoren van haar gewaardeerd commentaar. Ik herinner me anderzijds ook Messiaen lang geleden op televisie te hebben gezien, waarbij hij uitlegde waarom de torenscène uit Pelléas et Mélisande voor hem zo belangrijk was. Dat heeft toen een diepe indruk op mij nagelaten. Misschien is het zelfs geen toeval dat ik sedertdien een echte Debussy-verslaving heb ontwikkeld! www.kwadratuur.be
Binnenkort in de Handelsbeurs: Belcea Quartet J. Haydn, L. Van Beethoven, D. Sjostakovitsj do 28.03.2013
All that jazz
Luitlegende Hopkinson Smith speelt Bach (17.04.2013)
Jazzliefhebbers houden maar beter het programma van de Handelsbeurs goed in het oog, want onze kersverse programmator Wim Wabbes heeft heel wat moois in petto. Trio Ernst Reijseger, Score Man en The Bad Plus/Dans Dans staan dit voorjaar op onze bühne. En dat is nog maar de opmaat voor een pak meer jazz de komende maanden.
“Telkens als ik hem in de gang tegenkom, is het net alsof God langs mij passeert”, vertelde barokvioliste Amandine Beyer ons. Hoewel ze haar oud-leraar en intussen collega geregeld hoort aan de Schola Cantorum Basiliensis, wil ook zij zijn concert in Gent niet missen. “Elk concert met Hopkinson is onvergetelijk.”
Tekst Yanick Maes | Foto Belcea Quartet Evy Ottermans | Coördinatie programmaboekje Handelsbeurs Concertzaal | V.U. Stefaan D’haeze © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent