datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 1/6
Notitie Project: Onderwerp: Projectnummer: Opsteller:
1.
woonzorgcentrum Oldenhove te Overveen onderzoek alternatieve maatregelen brandveiligheid 13702BFI de heer ir. A. Baan
Inleiding Ten aanzien van de brandveiligheid van woonzorgcentrum Oldenhove zijn in het verleden diverse gebreken geconstateerd waarvoor een aantal maatregelenpakketten met bijbehorende kosten zijn geadviseerd. Gezien de verwachte korte gebruiksduur tot aan de sloop van het gebouw zijn de kosten voor deze maatregelenpakketten echter onwenselijk. Omdat Stichting Sint Jacob als gebruiker / eigenaar van het gebouw, vanuit de Woningwet, verantwoordelijk is voor de veiligheid van haar bewoners / gebruikers zullen echter toch maatregelen moeten worden genomen. In het kader van kostenbeperking worden in deze notitie aan de hand van het juridisch kader, de eisen en de noodzakelijke maatregelen de mogelijkheden besproken om aan de minimale eisen van de wet te voldoen. Hierbij is tevens naar mogelijke alternatieven gekeken. Basis voor het onderzoek zijn de onderstaande gegevens: Onderzoek brandveiligheid woonzorgcentrum Oldenhove Overveen door Royal HaskoningDHV d.d. april 2013. Studie ontruiming scenario woonzorgcentrum Oldenhove door O&T Group d.d. 17 december 2013. Memo: alternatieven matrix Oldenhove door 3BO d.d. 13 mei 2014. Korte rondgang op locatie van de heer Baan en de heer Senten d.d. 16 juli 2014.
2.
Wettelijk kader Op grond van de Woningwet is het verboden om een bouwwerk te gebruiken of te laten gebruiken in afwijking van de gebruiksvoorschriften, de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit. Het belangrijkste verbod uit de Woningwet is echter het verbod om een bestaand bouwwerk in een bouwtechnische staat te brengen of te houden die lager is dan de Bouwbesluitvoorschriften die voor bestaande bouw gelden. De voorschriften voor bestaande bouw zoals opgenomen in het Bouwbesluit gelden als minimumeisen, waaraan elk gebouw in Nederland zou moeten voldoen. Een eigenaar heeft op grond van de Woningwet een zorgplicht om ervoor te zorgen dat zijn gebouw aan deze eisen voldoet. Daarbij schrijft de Woningwet voor dat burgemeester en wethouders bestuurlijk toezicht moeten uitoefen op de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften. Zij dienen in het geval van een overtreding over te gaan tot handhaving. In het uiterste geval kunnen zij ervoor kiezen een pand te sluiten. Daarnaast kan in sommige gevallen een overtreding van de brandveiligheidsvoorschriften op grond van de Wet op de economische delicten (WED) als een strafbaar feit worden gekwalificeerd. Eisen De praktische uitwerking van de eisen wordt bepaald op basis van het rechtens verkregen niveau met als ondergrens het bestaande bouw niveau uit het Bouwbesluit 2012. Er zijn van na de bouw in 1966 geen stukken van vergunningplichtige ingrepen
datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 2/6
voorhanden waardoor het minimum niveau bepaald wordt door het bestaande bouw niveau uit het Bouwbesluit. Op basis van bovengenoemd niveau is het, uitgaande van een woonfunctie, noodzakelijk het gebouw op te delen in brandcompartimenten van maximaal 2.000 m2 (art. 2.89 lid 1) en beschermde subbrandcompartimenten van maximaal 1.000 m2 (art. 2.89 lid 1). De brandwerendheid tussen brandcompartimenten onderling en vanuit beschermde subbrandcompartimenten naar een andere ruimte in het brandcompartiment dient minimaal 20 minuten te bedragen (art. 2.90 lid 1 en art 2.100 lid 2). Uit onderzoek van Royal HaskoningDHV d.d. april 2013 blijkt dat met de brandweer een niveau is afgestemd waarbij niet-zelfredzame personen bij brand tijdig in veiligheid kunnen worden gebracht. Hiertoe dient over gegaan te worden op het nader compartimenteren per kamer aangevuld met deurdrangers op de kamerdeuren. Uit het oogpunt van veiligheid is ABT BV het met deze zienswijze eens, echter in het kader van dit onderzoek kan dit wettelijk gezien dus niet worden geëist. 3. 3.1.
Minimaal noodzakelijke maatregelen Optie 1 Om te voldoen aan het maximaal toegestane gebruiksoppervlakte van 1.000 m 2 dienen de compartimenten met woningen op de verdiepingen horizontaal brandwerend gescheiden te worden. In de bestaande situatie zijn per verdieping grofweg vier brandcompartimenten gerealiseerd waarvan drie met woningen en één van het hoofdtrappenhuis (zie figuur 3.1). Het gebruiksoppervlakte varieert van circa 235 m 2 tot 540 m2 per bouwlaag.
Figuur 3.1 principe van een plattegrond met 4 brandcompartimenten per verdieping
5e 4e 3e 2e 1e
verdieping verdieping verdieping verdieping verdieping Beletage Souterrain Kelder
BC 2
BC 3
BC4
BC1
Figuur 3.2 principe doorsnede met 3 brandcompartimenten per bouwlaag met woningen
datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 3/6
Gezien de huidige staat van het gebouw blijkt dat de verticale compartimentering (scheidingen naar de trappenhuizen en tussen de compartimenten onderling) deels aanwezig is. Echter is de kwaliteit meestal onvoldoende (minder dan 20 minuten brandwerend). Brandscheidingen ten behoeve van de horizontale compartimentering zijn echter helemaal niet gerealiseerd. Te denken valt aan de afwerking ter plaatse van leidingdoorvoeren in de badkamer (boven het plafond), de keuken en naar de schachten (ventilatie, riolering etc). Bovengenoemde constateringen dienen derhalve bij deze oplossingsrichting te worden verholpen om aan het minimum niveau te voldoen. Restrisico Hoewel met het principe van 4 brandcompartimenten per verdieping voldaan wordt aan de wettelijke eisen is er een restrisico aanwezig. Dit betekent dat met deze compartimentering niet kan worden voorkomen dat in geval van brand slachtoffers vallen. Uitgaande van bijvoorbeeld een brand in brandcompartiment BC1 (9 kamers) in de nachtsituatie wanneer slechts 2 BHV-ers aanwezig zijn in combinatie met een maximale effectieve ontruimingstijd van slechts 6 minuten kunnen er mogelijk circa 7 personen omkomen. Op basis van een beperkte brandwerendheid naar de naastgelegen compartimenten (centrale trappenhuis of bovengelegen verdieping) kan het aantal slachtofeers in bepaalde scenario’s verder oplopen. 3.2.
Optie 2 Om werkzaamheden in de kamers zoveel mogelijk te voorkomen is gekeken naar de mogelijkheid om de compartimentering op een andere wijze te realiseren. In deze variant worden extra brandscheidingen in (met name) de gangen gepositioneerd waardoor meerdere brandcompartimenten ontstaan (in totaal 3 puiconstructies per bouwlaag). Hierdoor kunnen deze compartimenten over meerdere verdiepingen worden gecombineerd tot verticale brandcompartimenten (zie figuur 3.3 en 3.4). Aanvullend op de puien dienen de doorvoeren op vloer- en schachtniveau ter plaatse van de laagstgelegen woningen brandwerend te worden afgedicht (in met name het restaurant en het souterrain). De werkzaamheden kunnen derhalve buiten de kamers van de bewoners plaatsvinden.
datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 4/6
Figuur 3.3 principe van een verdieping met nadere opdeling in brandcompartimenten. De compartimenten lopen over meerdere bouwlagen.
5e 4e 3e 2e 1e
verdieping verdieping verdieping verdieping verdieping Beletage Souterrain Kelder
BC 2.2
BC 3.1
BC4
BC1.1
BC1.2
BC1.3
Figuur 3.4 principe doorsnede met 7 verticale brandcompartimenten met woningen
Bovengenoemd principe resulteert in compartimenten met een gebruiksoppervlakte van minder dan 1.000 m2. Er zijn echter twee compartimenten met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m2, hetgeen niet voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. Het betreft compartimenten BC1.3 (ca. 1.230 m2) en BC3.1 (ca. 1.100 m2). Omdat op korte termijn (eind 2014) de bovenste 2 bouwlagen (met PG patiënten) leeg komen te staan lijkt deze overschrijding acceptabel. Geadviseerd wordt enkele aanvullende maatregelen te treffen zoals: Het instellen van een algeheel rookverbod op de kamers. Hierbij dient ter vervanging rookkamers te worden aangebracht met passende voorzieningen zoals zelfdovende asbakken en thermische melders in plaats van rookmelders. Het aanbrengen van aanvullende (draagbare) blusmiddelen in de gangzones waar door de opdeling in compartimenten geen brandslanghaspels meer aanwezig zijn. Omdat bovengenoemde variant niet geheel voldoet aan de regelgeving dient dit ter goedkeuring aan de brandweer te worden voorgelegd. Indien deze oplossing niet akkoord is dienen de compartimenten nader te worden opgedeeld door bijvoorbeeld op 1 verdieping alsnog een horizontale brandscheiding (op vloer- en schachtniveau) aan te leggen. Opgemerkt wordt dat in bovengenoemde variant in combinatie met de aanwezige BHV en brandveiligheidinstallatie een restrisico bij brand aanwezig is van circa 20 personen (ten
datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 5/6
opzichte van 7 in de standaardsituatie). Dit aantal is gebaseerd op een brand in brandcompartiment BC1.2 (24 kamers bij volledige bezetting) in de nachtsituatie. Omdat het brandcompartiment over meerdere lagen is gesitueerd kan geen goed overzicht van de calamiteit verkregen aangezien de brand- en rook zich over meerdere verdiepingen verspreidt. 4.
Alternatief op basis van gelijkwaardigheid Het Bouwbesluit stelt eisen aan het maximale gebruiksoppervlakte en niet aan het aantal kamers/bewoners of het aantal BHV-ers. In eerste instantie dienen daarom dus ook bouwkundige maatregelen getroffen worden. Naast bouwkundige maatregelen wordt de brandveiligheid bepaald door installatietechnische en organisatorische maatregelen. Het is mogelijk om met andere maatregelen gelijkwaardige veiligheid te verkrijgen (dus zonder het uitvoeren van de bouwkundige maatregelen uit hoofdstuk 3). Op basis van risicobenadering kan dit bijvoorbeeld door de capaciteit van de BHV te baseren op het ontruimen van alle bewoners in het rechter gedeelte van het gebouw (47 bewoners d.d. 23 juli 2014). Uit de studie ontruiming scenario woonzorgcentrum Oldenhove door O&T Group d.d. 17 december 2013 blijkt dat effectief slechts 6 minuten ontruimingstijd aanwezig is. Omdat de berekening uitgaat van horizontale brandscheidingen per verdieping betekent dit dat in de maatgevende periode (de nachtsituatie) mogelijk circa 2 tot 3 personen kunnen worden gered. Omdat deze horizontale brandscheidingen in de praktijk niet aanwezig zijn zal het aantal benodigde BHV-ers veel meer zijn dan de 9 BHV-ers die genoemd worden in de ontruimingsstudie. Een alternatief met behulp van een grotere BHV, gebaseerd op het aantal aanwezige bewoners, lijkt derhalve niet realistisch.
5.
Conclusie en vervolgtraject Uit de voorgaande hoofdstukken kan het volgende worden geconcludeerd: Er wordt niet voldaan aan de gestelde minimale brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Met reguliere bouwkundige oplossingen (brandwerende afdichtingen etc.) kan worden voldaan aan deze eisen. Hierbij zijn geen zelfsluitende brandwerende woningtoegangsdeuren noodzakelijk. Deze optie is qua kosten en noodzakelijke ingrepen in dit stadium in dit gebouw niet wenselijk. Een minder ingrijpend alternatief welke (nagenoeg) valt binnen de bouwregelgeving is het verticaal compartimenteren. Hierbij zijn globaal 3 extra brandwerende puien per verdieping noodzakelijk en afdichtingen van doorvoeren in met name het souterrain. Ondanks dat deze aanpassingen minder ingrijpend zijn (ze zijn namelijk niet in de woning) dan de reguliere aanpak zal tegen de tijd dat ze gerealiseerd zijn het gebouw alweer nagenoeg leeg zijn. De kosten voor de werkzaamheden zijn op dit moment niet bekend. Een gelijkwaardig alternatief op basis organisatorische maatregelen blijkt niet haalbaar omdat in basis teveel bouwkundige zaken niet in orde blijken. De beoogde maatregelen om gelijkwaardige veiligheid te garanderen op basis van risicobeheersing, zijn daarom dan ook zeer fors (denk aan zeer veel BHV-ers ook in de nachtsituatie of zeer weinig bewoners). Gezien de verwachte korte gebruiksduur tot aan de sloop van het gebouw is het realiseren van maatregelen niet realistisch en is het maken van hoge kosten hiervoor onwenselijk. Daarom wordt voorgesteld om (een deel van de) volgende maatregelen te treffen ten einde een (binnen de mogelijkheden) zo veilige mogelijke situatie te creëren.
datum: 23 oktober 2014
referentie: bna
code: 13702BFI
blad: 6/6
Doel van de maatregelen is de kans op het ontstaan van brand verder te beperken evenals de kans op grote gevolgen in geval van dat brand toch ontstaat. De volgende maatregelen worden voorgesteld: Er dient een actueel bestand te worden aangemaakt met de aanwezige bewoners. Bij voorkeur in een gekleurd overzicht met plattegronden. Dit document dient uitgedraaid bij de receptie aanwezig te zijn (in 2-voud voor de BHV en voor brandweer). In de nachtsituatie direct bij een aanwezige BHV-er. De blusmiddelen dienen bv. maandelijks op werking te worden getest. Mogelijk dienen extra handbrandblussers te worden toegevoegd op overzichtelijke (en geschikte) plaatsen ten einde een snelle bluspoging te kunnen ondernemen. Voorgesteld wordt een strikt rookverbod op de kamers in te stellen. Om dit te kunnen handhaven wordt geadviseerd rookruimten in te stellen waarbij zelfdovende asbakken aanwezig zijn. Om valse meldingen te voorkomen dient mogelijk de brandmelder te worden vervangen door een thermische melder. Indien de brandmeldinstallatie niet afgelopen jaar is gecontroleerd en het nodige onderhoud is uitgevoerd dient dit alsnog te gebeuren. De aanwezige vertraagde doormelding (overdag aanwezig conform het BHVOntruimingsplan) van de brandmeldinstallatie dient ongedaan gemaakt te worden. Hierdoor wordt te allen tijde bij brandmelding direct de brandweer gewaarschuwd. Dit levert extra tijd op om te ontruimen. Het personeel dient ontruimingsoefeningen te houden waarbij de nadruk ligt op het blussen van een brand en het ontruimen van een compartiment (bouwlaag / vleugel). Het aanpassen / omschrijven van de alarmprocedure in de nachtsituatie (en ook dagsituatie). Aandachtspunten hierbij zijn: het eventueel blussen van een brand, de ontruiming naar veilige plaats (hoofdtrappenhuis), het sluiten van de deur van de brandruimte, het zich wel of niet melden bij de hoofdentree / receptie (ivm informeren brandweer), de wijze van het uitvoeren van een aanwezigheidscontrole. Het inventariseren / controleren van de aanwezigheid van matrasonderleggers (indien de toepassing hiervan een snellere ontruiming bewerkstelligt dan bij ontruiming met bedden). Wellicht weet de brandweer / SJJ aanvullende middelen en oplossingen om een betere ontruiming te bewerkstelligen. Deze punten zijn in een gesprek met de brandweer d.d. 16 oktober 2014 besproken. De maatregelen zullen in bijzijn van de brandweer op locatie nader bekeken worden. Vervolgens zullen in overleg met de SJJ deze maatregelen nadere uitgewerkt worden.