6.10 Gevaarlijke stoffen Wordt er in uw bedrijf met gevaarlijke stoffen gewerkt? Veel werkgevers en werknemers blijven het antwoord op deze vraag schuldig. In de bouw wordt op vrij grote schaal met stoffen gewerkt die de gezondheid van werknemers en anderen kunnen schaden. Met deze stoffen moet dus zorgvuldig worden omgegaan. Dat begint met het herkennen en registreren. Gevaarlijke stoffen zijn stoffen of mengsels, die bij blootstelling schade kunnen toebrengen aan de gezondheid, de veiligheid of het milieu. Op vrijwel elke werkplek zijn ze aanwezig, maar velen beseffen niet dat ze schadelijk zijn. Het gaat niet alleen om geëtiketteerde chemische stoffen als terpentine, verf of lijmen, maar ook om stoffen die vrijkomen bij processen (denk aan houtstof, kwartsstof, dieseluitlaatgassen en lasrook). Ook stoffen in de natuur kunnen gevaarlijke eigenschappen hebben (biologische agentia) of een gevaar vormen door hun verschijningsvorm (asbest, nanodeeltjes). De risico’s van blootstelling aan dit soort stoffen kunnen uiteenlopen van kanker tot huidaandoeningen en nadelige invloeden op de luchtwegen of het zenuwstelsel.
Normen en regels Met betrekking tot gevaarlijke stoffen op het werk bestaat er stringente regelgeving op zowel arbo- als milieugebied. Het gaat achtereenvolgens om de volgende werkgeversverplichtingen: - Het voeren van een “toxische stoffenbeleid” met onder meer de plicht om die stoffen toe te passen die zo weinig mogelijk gevaar voor de gezondheid opleveren. Als dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, worden de risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers zoveel mogelijk volgens de arbeidshygiënische strategie voorkomen of beperkt. - Deze plicht is gekoppeld aan een registratieverplichting met daarop onder meer de naam van de stof, de componenten, de risico’s en de te nemen maatregelen. Dit is een verplichting op grond van het Arbobesluit en de Arboregeling. - Het opzetten van een aanvullende registratieplicht voor kankerverwekkende stoffen en processen. Het gaat daarbij om vragen als: · Hoeveel mensen werken er op de afdeling waar de stof wordt gebruikt of opgeslagen? · Welke werkzaamheden worden ermee verricht? · Op welke manier worden werknemers er aan blootgesteld? · Welke maatregelen zijn genomen om het contact met de stof te voorkomen? Deze verplichtingen zijn vastgelegd in het Arbobesluit, afdeling 2 van hoofdstuk 4. - De Arbowet verplicht het uitvoeren van een risico-inventarisatie en evaluatie (Rl&E) van alle gevaren op het terrein van veiligheid en gezondheid die voortvloeien uit de bedrijfsvoering. De Rl&E mag globaal zijn, echter niet voor onderwerpen die in concrete besluiten zijn beschreven, zoals het werken met gevaarlijke dan wel kankerverwekkende stoffen en processen. Deze verplichting vraagt bovendien van bedrijven de Rl&E en het daaruit voortvloeiende plan van aanpak door een erkende arbodienst of arbodeskundige te laten toetsen op volledigheid, betrouwbaarheid en stand van de wetenschap. Over de uitvoering van het plan van aanpak moet de werkgever jaarlijks schriftelijk rapporteren. - Onderdeel van de RI&E is een beoordeling van de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk. Bij de beoordeling hoort het betrekken van onder andere veiligheidsinformatiebladen en grenswaarden. Grenswaarden zijn die hoeveelheden van een stof waaraan men kan worden blootgesteld zonder dat dit schade aan de gezondheid geeft. De blootstelling tijdens werkzaamheden moet worden vergeleken met deze grenswaarde. Indien de blootstelling hoger is dan de grenswaarde moet er een plan van aanpak zijn om de blootstelling met behulp van de maatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie te verminderen. - Als er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde gevaarlijke stof is vastgesteld, moet de werkgever deze bepalen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de lijst SER (Databank stoffen op de werkplek), de veiligheidsinformatiebladen van fabrikanten of leveranciers (via de DNEL: Derived No Effects Level) of grenswaarden opgesteld door de branche, in het buitenland of bepaald uit wetenschappelijk onderzoek. - De werkgever dient ook toe te zien op de naleving van de verplichting van leveranciers van schadelijke stoffen en mengsels om bij de stof een veiligheidsinformatieblad (VIB) te leveren. Zo’n blad geeft informatie over de samenstelling en de eigenschappen van de stof, de mogelijke gevaren voor veiligheid, gezondheid en milieu en de te nemen maatregelen op basis van blootstellingsscenario’s. Blad 1 van 5
Abomafoon 6.10
- Eerdergenoemde verplichting vloeit voort uit de Europese Verordening REACH. Deze verordening bepaalt de registratie, evaluatie, autorisatie (verlening van vergunningen) en restrictie (beperking) van chemische stoffen. De kern van REACH is dat een bedrijf in principe van alle stoffen die het produceert, verwerkt of doorgeeft aan klanten de risico’s moet kennen en maatregelen moet benoemen (en voor het eigen bedrijf ook moet nemen) om die risico’s te beheersen. - Etikettering op de verpakking is verplicht. Hierop moeten minimaal de gevaarsymbolen (zie tabel 1 op de volgende bladzijde) en de relevante H- en P-codes (voorheen R- en S-zinnen) van de stof staan. De oude etiketteringsregels stonden in de Wet milieugevaarlijke stoffen (WMS), die is opgeheven. De handhaving van het nieuwe Globally Harmonized System (EU-GHS/CLP) is geregeld in de Wet milieubeheer. - In het Burgerlijk Wetboek is een risico-aansprakelijkheid geformuleerd voor de ondernemer die stoffen gebruikt waarvan bekend is dat ze een bijzonder gevaar voor personen of zaken opleveren en/of lucht, water of bodem verontreinigen. Deze regeling is daarom bijzonder, omdat getroffene niet de schuld van de ondernemer behoeft aan te tonen (onrechtmatig handelen). Het feit dat het risico zich heeft verwezenlijkt, maakt de ondernemer, als (meestal) degene die de meeste invloed op de gebeurtenis/stof kon uitoefenen, aansprakelijk. Registratie Een registratiesysteem gevaarlijke stoffen bevat de volgende gegevens: - chemische naam of handelsnaam van het product; - het CAS- of EG-nummer (dit behoort op het etiket van het product te staan); - relevante gevaarlijke bestanddelen en de gewichtspercentages; - het gevaar van de stof en/of de gezondheidseffecten (H-/R-zinnen); - de grenswaarde (in mg/m3) en het type grenswaarde bij blootstelling in de ademzone (bv. TGG-8h); - taken en soort arbeid, waarbij de blootstelling kan plaatsvinden en in welke hoeveelheden. De registratiewijze van kankerverwekkende stoffen dient verder te gaan, onder meer ten aanzien van categorie, wijze van blootstelling, aantal blootgestelden, handelingen bij de verwerking van de stof en preventieve maatregelen, zoals afzuiging, organisatie van het werk, voorlichting en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Kankerverwekkende stoffen zijn onderverdeeld in 3 categorieën: - categorie 1: voor de mens kankerverwekkend; - categorie 2: waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens; - categorie 3: mogelijk kankerverwekkend voor de mens. Voorbeelden van kankerverwekkende stoffen zijn: asbest, uitlaatgassen van dieselmotoren, teerhoudend asfalt (bijvoorbeeld warm hergebruik), bitumen, houtstof (vooral hardhout), bepaalde houtconserveringsmiddelen (onder andere creosoot), cadmium- en chroompigmenten (waar onder andere schilders mee te maken hebben). Het opzetten van een registratiesysteem vraagt om een grondige inventarisatie vooraf, waarbij de hulp van inkopers en leveranciers onontbeerlijk is. Zij dienen de basisinformatie over de bestaande situatie aan te dragen. Het is dan ook van belang om betrouwbare leveranciers te hebben, in die zin dat ze overeenkomstig de wettelijke voorschriften handelen. Wie gaat registreren komt er ook al gauw toe: - niet meer versnipperd in te kopen (door een vestiging of project) bij verschillende, waaronder minder betrouwbare, leveranciers; - waar mogelijk te kiezen voor alternatieve, minder gevaarlijke producten. Productinformatie Zoals eerder vermeld dient een leverancier van schadelijke producten zogenaamde veiligheidsinformatiebladen (VIB) mee te leveren. Deze moeten een aantal, in het betreffende besluit vastgelegde, onderdelen bevatten, waarvan de belangrijkste gaan over de risico’s, de preventieve maatregelen op basis van blootstellingsscenario’s, EHBO, brand en tenslotte verwijdering en afvoer. Deze bladen kunnen worden gebruikt bij het opzetten van een registratiesysteem. Het kan voorkomen dat een VIB al lange tijd ongewijzigd is, maar nog steeds de juiste maatregelen omschrijft om te voorkomen dat medewerkers gezondheidsschade kunnen oplopen. Wel is van belang dat er wordt gesproken over de grenswaarde in plaats van de Mac-waarde.
Blad 2 van 5
Abomafoon 6.10
Symbool (oud)
Symbool (nieuw)
Betekenis
Beschrijving van de risico’s van de stoffen
Explosief
Kunnen tot zeer snelle verbranding komen, afhankelijk van de stof zelf, het contact met andere stoffen, temperatuur, schokken of wrijving
Gassen onder druk
Samengeperste gassen, vloeibare gassen, sterk gekoelde gassen of opgeloste gassen. Blootstelling aan hoge temperaturen kan leiden tot brand of ontploffing
Ontvlambaar
Kunnen zonder toevoer van energie in temperatuur stijgen of en ontbranden en kunnen ook door een ontstekingsbron (vlam, vonk) in brand geraken
Oxiderend
Kunnen, doordat zij veel zuurstof bevatten, de brand van andere stoffen in hoge mate bevorderen
Giftig
Kunnen bij inademing, inslikken of opname door de huid zeer ernstige schade aan de gezondheid veroorzaken. Met kans op (acute) dodelijke afloop
Lange termijn gezondheidsgevaarlijk
Kunnen bij inademing, inslikken of opname door de huid zeer ernstige schade aan de gezondheid veroorzaken (kankerverwekkend, mutageen of reprotoxisch). Met kans op gezondheidseffecten op de lange termijn
Corrosief
Kunnen ernstige schade toebrengen aan levend weefsel en tasten ook andere materialen aan (water en vocht kunnen dit verergeren)
Gevaarlijk voor het aquatisch milieu
Kunnen het ecosysteem aantasten (met betrekking tot in water levende organismen, fauna en ozonlaag)
Schadelijk, Irriterend, Sensibiliserend
Kunnen door aanraking, inademing en/of opname via mond of huid gevaar voor de gezondheid opleveren of irriterend/ sensibiliserend zijn
Tabel 1 Symbolen van gevaarlijke stoffen (oud en nieuw*) en hun betekenis *) Deze globale weergave impliceert niet dat de oude WMS-pictogrammen direct omgezet kunnen worden naar de nieuwe GHS/CLP-indeling op basis van alleen het symbool
Blad 3 van 5
Abomafoon 6.10
Voor instructie op de werkplek en opname in projectplannen zijn zogenaamde werkplekinstructiekaarten (WIK) nodig. Het Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA) dat door de Stichting Arbouw wordt uitgegeven is hiervan een goed voorbeeld. De informatie op deze bladen is gerubriceerd en qua indeling uniform (onafhankelijk van de leverancier van de stof). Er zijn twee soorten bladen: informatiebladen van productgroepen en informatiebladen van zo’n 5000 producten (zie Abomafoon 6.11 PISA). Voorlichting en onderricht Werknemers, die met gevaarlijke stoffen werken, dienen zowel mondeling als schriftelijk te worden geinformeerd over: - de gevaarlijke stoffen en hun risico’s; - de te volgen procedures en te nemen veiligheidsmaatregelen (met zonodig instructie over het juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen) uit preventief oogpunt; - de procedures en maatregelen bij ongevallen en brand (met zonodig instructie over het juiste gebruik van blusmiddelen); - de afvalbehandeling. Deze voorlichting en instructie moet ongeacht de werkplek worden gegeven, dus op projecten, in werkplaatsen en voor zover relevant op kantoren en in magazijnen. De voorlichting moet worden herhaald als dat nodig blijkt en na incidenten, ongevallen of gewijzigde omstandigheden. Het is verstandig een en ander in een structuur onder te brengen (bijvoorbeeld in een bedrijfshandboek en in een project- of werkplan). Opslag van gevaarlijke stoffen De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen valt onder de richtlijn PGS 15. Hierin zijn de uitgangspunten geïntegreerd vanuit onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de ATEX-137 richtlijn, het Arbobesluit en het Bouwbesluit. Ze gelden als referentiekader voor de vergunningverlener. De indeling van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de vervoerswetgeving (ADR). Het voert hier te ver om alle voorschriften voor opslagplaatsen uit de PGS 15 te benoemen. Enkele relevante voorschriften zijn: - Tot 10 ton mogen vrijwel alle stoffen in een ruimte bij elkaar worden opgeslagen. Uitzonderingen zijn onder andere ontplofbare en radioactieve stoffen. - Opslaan van werkvoorraden mag, indien strikt noodzakelijk. De grootte moet in principe afgestemd zijn op het verbruik van één dag of één batch. - Opslag van gasflessen valt ook onder de PGS 15. Gasflessen moeten gescheiden van de overige gevaarlijke stoffen in een aparte opslagvoorziening worden opgeslagen. - Er mogen geen aftap- of overtapvoorzieningen aanwezig zijn. - Lege, ongereinigde verpakkingen moeten worden opgeslagen volgens dezelfde voorschriften, tenzij maatregelen zijn genomen om mogelijke gevaren uit te sluiten. - Voor nieuwe opslagplaatsen gelden bouwkundige eisen (bijvoorbeeld minimaal 60 minuten brandwerend). Voor bestaande situaties gelden de vigerende bouw- en milieuvergunningen. - Ventilatielucht moet, indien noodzakelijk, doeltreffend afgevoerd worden. - Er moeten voldoende bodembeschermende voorzieningen en maatregelen zijn getroffen tegen weglekken van verontreinigingen in de bodem. Gevaarlijke vloeistoffen kunnen hiertoe in of boven een lekbak geplaatst worden. De capaciteit hiervan moet voldoende groot zijn (tenminste 110% van de inhoud van de grootste verpakking). Lege verpakkingen tellen niet mee. - Bij gebruik van een brandveiligheidsopslagkast moet deze voldoen aan NEN-EN 14470-1 (of aan NEN 2678 bij gebruik van de kast vóór 1-1-2006). De kast moet een brandwerendheid van minimaal 30, 40 of 60 minuten geven, afhankelijk van de hoeveelheid en soort gevaarlijke stoffen. - Aan de buitenzijde moet een pictogram “Vuur, open vlam en roken verboden” worden aangebracht. Eveneens moeten pictogrammen worden geplaatst, die het gevaar van de opgeslagen gevaarlijke stoffen aangeven. - Er moet een draagbaar blustoestel met een vulling van tenminste 6 kg of l blusstof aanwezig zijn. - De opslagplaats moet regelmatig worden gecontroleerd op lekkages of beschadiging van de aanwezige verpakkingen en morsingen en lekkages moeten worden opgeruimd en verholpen (incidentenmanagement). - De bijgeleverde veiligheidsinformatiebladen moeten binnen het bedrijf beschikbaar zijn. - Het terrein van een open opslag moet afgeschermd zijn door voldoende hoge muren of hekken en/of sloten van voldoende breedte om onbevoegden te weren. Blad 4 van 5
Abomafoon 6.10
- Er moeten minimaal twee toegangsdeuren aanwezig zijn, tenzij het verst gelegen punt tot de deur minder dan 15 m bedraagt. In dat geval kan volstaan worden met één deur. Schuif- en tourniquetdeuren gelden niet als nooduitgang. Vervoer en afvalverwijdering Uiteraard zijn er ook regels voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) en in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG). Deze laatste is een vertaling van een internationale overeenkomst, de ADR. De voorschriften gaan onder andere over indeling van gevaarlijke stoffen, wijze van verpakking, vervoer, etc. Meer informatie over het vervoer van gevaarlijke stoffen is op te vragen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) of de Ondernemingsorganisatie voor logistiek en transport (EVO). Ook Abomafoon 3.29 Bestelbus geeft beknopt informatie over het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het verzamelen en vervoeren van gevaarlijke afvalstoffen mag alleen uitgevoerd worden door erkende bedrijven. Registratie via een landelijke lijst, de zogenaamde VIHB-lijst, is verplicht.
Verwijzing -
Arbowet, art. 5, 6 en 8. Arbobesluit, hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia (art. 4.1 t/m 4.116). Arboregeling, art. 4.18 t/m 4.32. REACH-verordening EG 1907/2006. EU-GHS/CLP verordening EG 1272/2008 over de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (in het Engels: Classification, Labelling and Packaging). Accord Européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route (ADR). Wet Milieubeheer. PGS 15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl NEN-EN 14470-2 Brandveiligheidsopslagkasten - Deel 1 Veiligheidsopslagkasten voor brandbare vloeistoffen. Arbo-informatieblad 6 Werken met kankerverwekkende stoffen en processen en mutagene stoffen. Arbo-informatieblad 26 Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering. SDU Den Haag. Arbo-informatieblad 31 Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen. SDU Den Haag. Arbo-informatieblad 64 Grenswaarden gezondheidsschadelijke stoffen. SDU Den Haag. PlSA-systeem: www.pisa.arbouw.nl, Arbouw Harderwijk. Abomafoons: · 2.10 Propaan- en butaanflessen. · 2.11 Acetyleen- en zuurstofflessen. · 3.29 Bestelbus. · 3.31 Vervoer en tijdelijke opslag van gas- of dieselolie. · 6.03 Asbest verwijderen. · 6.11 Productgroep Informatie Systeem Arbouw (PISA). · 6.20 Houtstof op de bouwplaats. · 6.22 Kwartsstof. · 6.24 Biologische agentia. · 6.26 Laswerkzaamheden.
Datum:
Augustus 2015
Wijzigingen ten opzichte van vorige uitgave - Tekst geactualiseerd en aangevuld (onder andere met betrekking tot grenswaarden, veiligheidsinformatiebladen en het hoofdstuk Verwijzing). Uitgave:
Blad 5 van 5
Aboma bv Maxwellstraat 49 a Postbus 141 6710 BC Ede tel. 0318 69 19 20 www.aboma.nl
Heeft u naar aanleiding van deze informatie vragen, opmerkingen of verbetersuggesties, geef het aan ons door via
[email protected] Wij helpen u graag!
Abomafoon 6.10