6 januari 2013 Serie: Ontmoetingen met andere goden Thema: ‘Baäl’
Inleiding op de lezingen We beginnen vandaag een serie diensten Ontmoetingen met andere goden met een dienst gewijd aan Baäl. Later deze maand komen aan de orde de Mammon (uiterst actueel) en de God van de Samaritanen (ook al met misprijzing bejegend). Zojuist vond hier plaats een van de oudste rituelen van het christendom: de doop. In de naam van de Ene God kreeg Sarah Johanne haar naam plechtig zegenend toegekend. De Ene God… In het Nieuwe Testament wordt aan de eenheid van God niet getwijfeld. Maar in het Oude Testament, waar het Nieuwe op gebaseerd is, ging het anders aan toe. Toen had elke plaats, elk volk, elke gelegenheid zelfs een eigen God. In oude semitische talen: een Baäl, een Heer. Het volk Israel besloot uiteindelijk om afstand te nemen van veelvuldige goden, van de Baäls, en ontwierp de Ene God, die geen rivaal dulde. Maar gemakkelijk ging deze mentaliteitsverandering niet! Talrijke omringende goden lieten zich niet zomaar opzij duwen. Voor het gemak schildert het Oude Testament deze andere goden, de Baäls, als verwerpelijke idolen die uiterst slechte gewoonten op nahielden. Met name de oppergod Baäl, god van de donder en van de vruchtbaarheid, heeft het in de Bijbel zwaar te verduren. Ontmoetingen met andere goden is geen succes in de Bijbel. Tolerantie is er ver te zoeken. Deze verhalen zijn evenwel zeer leerzaam in onze tijd waar relativeringsvermogen niet overal breed ontwikkeld is. 1 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
Bijbellezing (1): Op twee gedachten hinken Daar sprak Elia het volk als volgt toe: ‘Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de Eeuwige God is, volg hem dan; is Baäl het, volg dan hem.’ De Israëlieten zeiden niets. (1 Koningen 18: 21) Bijbellezing (2): Andere goden hebben slechte pers in de Bijbel De profeet Ezechiel vertelt het volgende visioen: 7 De Eeuwige bracht me naar de ingang van de tempelhof. In de muur was een gat. 8 Hij zei tegen me: ‘Mensenkind, kruip daar doorheen.’ Dat deed ik, en aan de andere kant kwam ik bij een deur. 9 ‘Ga naar binnen om te kijken naar de verschrikkelijke dingen die ze daar doen,’ zei hij. 10 Toen ik binnen was en rondkeek, zag ik op de muren om me heen allerlei afbeeldingen van de afgoden van het volk van Israël, van kruipende beesten en andere dieren, stuk voor stuk onrein. 11 Zeventig oudsten van het volk van Israël, met in hun midden Jaäzanja, de zoon van Safan, stonden ervoor, ieder met zijn wierookschaal in de hand, en er steeg een wolk van wierook op. 12 Hij vroeg me: ‘Heb je gezien, mensenkind, wat de oudsten van het volk van Israël doen, daar in het duister, in die zaal vol afbeeldingen? De Eeuwige ziet ons niet, denken ze, de Eeuwige heeft het land verlaten.’ 13 ‘Ik zal je nog meer van hun gruwelijke daden laten zien,’ zei hij, 14 en hij bracht me naar de ingang van de noordelijke poort van de tempel van de Eeuwige. Daar zaten vrouwen die rouwden om de god Tammuz. 15 ‘Heb je het gezien, mensenkind?’ vroeg hij mij. ‘En nog gruwelijker dingen zal ik je laten zien!’ 16 Hij bracht me naar de binnenhof van de tempel van de Eeuwige. Bij de ingang, tussen de voorhal en het altaar, stonden ongeveer vijfentwintig mannen. Ze stonden met hun rug naar de tempel, met hun gezicht naar het oosten, en ze bogen zich in aanbidding neer voor de zon. 17 ‘Heb je het gezien, mensenkind?’ vroeg hij mij. ‘En al deze afgodendienst waaraan het volk van Juda zich overgeeft is blijkbaar nog niet genoeg: ze vullen het land met geweld, ze beledigen mij steeds opnieuw, zie hoe schaamteloos ze mij bespotten! 18 Ik zal mijn woede op hen koelen: ik zal geen medelijden tonen, ik zal geen medelijden kennen, en al roepen ze nog zo hard om mij, ik zal niet naar hen luisteren.’ (Ezechiël 8: 7-18) Overdenking Inleiding Ik neem u mee op reis. Eerst naar Sicilië. Naar de dom van Syracusa, beter bekend als Santa Maria delle Colonne, Heilige Maria van de zuilen. U gaat naar binnen en bevindt zich plotseling in een Griekse tempel uit de 7e eeuw voor Christus. Compleet met dorische zuilen en cella, dat is de plaats waar het beeld van de aanbeden god werd 2 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
geplaatst. Tussen de Griekse kolommen werden later muren gemetseld. De tempel werd een kerk. Daar waar het beeld van de Griekse god had gestaan, staat nu het altaar. De dom van Syracusa maakte op mij een onuitwisbare indruk. Ik was toen 18. Mijn godsdienst bleek niets anders dan de voortzetting van een veel oudere godsdienst. Die opgetrokken muren tussen de Griekse zuilen betekenden voor mij de ineenstorting van de fictieve muren tussen oude en nieuwe godsdiensten, ja, tussen godsdiensten onderling. Absolute zekerheid maakte plaats voor relativeringsvermogen. Dat was een openbaring waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Eenzelfde openbaring viel mij te beurt in Palmyra, de stad van duizend zuilen, de verlaten stad in de buurt van Homs, in Syrië. Een van de meest ongelofelijke archeologische plaats in het Midden Oosten. Naar verluid hebben de plaatselijke bedouinen Palmyra tot nu toe kunnen beschermen. Maar ik hou mijn hart vast. Want een van de mooiste gebouwen van Palmyra is de tempel van Baäl. En er valt te vrezen dat deze tempel eenzelfde lot wacht als de Boeddha’s van Bamyian in Afghanistan. De tempel van Baäl zoals het nu nog te bewonderen is in Palmyra dateert van de eerste eeuw na Christus maar het is gebouwd op een plaats waar in het tweede millennium voor Christus al een tempel stond, ook al gewijd aan Baäl. En wel de oppergod Baäl, god van de donder en de vruchtbaarheid, de god die in het Oude Testament met moeite opzij wordt geschoven. U gaat naar binnen en bevindt zich plotseling in een rechthoekige ruimte. Tegen de Oost muur staat een grote nis ingehakt. Daar stond het beeld van de godheid. Aan zijn rechte kant, een kleinere nis, voor de godin, de gade van Baäl. Links en rechts, boven aan de muur, staan zon en maan afgebeeld. Ook hier blijkt overduidelijk hoe kerk bouw en tempelbouw in elkaars verlengde staan Vóór de tempel staan twee altaarstenen, om dieren te offeren. Met stenen geultjes, om het bloed af te voeren. Achter de tempel ziet u de resten van ziekenverblijven. Want de priesters van Baäl waren artsen, en hun tempel was tevens een ziekenhuis. De patiënten werden gevoed met het koosjere offervlees. Is dit nu die afgrijselijke godsdienst waar het Oude Testament met zoveel afschuw tegen uitvaart? Waarom moet dat zo? Omdat ervanuit gegaan wordt dat je slechts één godsdienst kunt aanhangen. De profeet Elia laat daar geen misverstand over bestaan: Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de Eeuwige God is, volg hem dan; is Baäl het, volg dan hem.’ De Israëlieten zeiden niets. [1 Koningen 18: 21] Baäl Baäl komt vaak voor in het Oude Testament. Baäl en zijn profeten. Die concurreren met de profeten van de God van Israël. Over en weer worden de altaren en tempels verwoest, de profeten gedood met de intentie de andere godsdienst uit te roeien. Geen fraaie verhalen. Maar als je kijkt naar wat daarbij gezegd wordt, dan blijkt dat de toenmalige vragen nu nog steeds gelden, zodra de vraag klinkt: wat is het nut van ónze God? 3 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
Op de berg Carmel, staan honderden profeten verzameld. Profeten van Baäl en profeten van de Ene God van Israël. Hen wordt opgedragen een offer voor te bereiden en hun respectieve god te smeken het offer in brand te steken. Baäl blijft onberoerd. Er gebeurt niets. De profeet Elia laat zijn misprijzing zien. Erg aardig is hij niet. Humor heeft hij wel, van een schrijnende soort. Hij zegt tegen de profeten van Baäl: Roep zo hard u kunt! Hij is toch een god? Hij heeft zeker iets anders te doen. Ik denk dat hij zich even moest afzonderen. Is hij soms op reis gegaan? Misschien slaapt hij, en moet u hem wekken!’ 28 …. Maar het bleef stil, niemand gaf antwoord.’ [1 Kon 18] Niemand gaf antwoord. Kijk: dààr gaat het om! Een god die geen antwoord geeft aan zijn mensen is een god van niets! Dat zal Elia niet overkomen. Elia richt zich tot zijn eigen God en zegt: HEER, God van Abraham, Isaak en Israël, vandaag zal blijken dat u in Israël God bent, en dat ik u dien en dit alles in uw opdracht gedaan heb. 37 Geef mij antwoord, HEER, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat u, HEER, God bent en dat u het bent die hen tot inkeer brengt.’ 38 Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. 39 Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: ‘De HEER is God, de HEER is God!’ [1 Kon 18] Kortom: alleen een God die antwoord geeft mag zo een titel dragen. Deze verhalen behoren tot een wereld die de onze niet meer is. Maar is de zwijgzaamheid van God niet een struikelblok voor mensen die niet zeker zijn of ze geloven in een God of niet? 3000 jaar geleden was het niet anders. Mensen verwachten nogal wat van God. Zo een duidelijk antwoord als verterend vuur is wel overtuigend, ja. Alleen dat komt voor zover mij bekend niet meer voor. Na verloop van tijd begint de God van Israël het van Baäl te winnen. Maar zonder slag of stoot gaat het niet, zoals we het horen bij de profeet Ezechiël. En ook hier lezen we tussen de regels door wat mensen van toen (en van nu) bezielt. Ezechiël De profeet Ezechiël krijgt van God aanschouwelijk onderwijs. Hij moet kruipen door elke kier van de tempel. Daar ziet hij hoe mensen Baäl dienen, die andere god die geen antwoord geeft en niets kan. Mensen buigen zich voor beelden van idolen, zwaaien met wierook, aanbidden de zon. Maar het breekpunt, wat echt niet kan, is iets anders. Het is blijkbaar nog niet genoeg: ze vullen het land met geweld, ze beledigen mij steeds opnieuw, zie hoe schaamteloos ze mij bespotten!
4 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
Dàt nu kan de Ene God van Israël niet verdragen: dat zijn mensen geweld gebruiken, de geboden minachten (Gij zult niet doden), dat zij de bereidheid van God om te luisteren en te antwoorden in twijfel trekken. God wordt woedend. Dan zie je bij de Ene God van Israël, die God van liefde, karaktertrekjes van de oude Baäl weer boven komen: Ik zal mijn woede op hen koelen: ik zal geen medelijden tonen, ik zal geen medelijden kennen, en al roepen ze nog zo hard om mij, ik zal niet naar hen luisteren.’ (Ezechiël 8: 7-18) Het is een patstelling. Mijn God luistert, die van jou niet. Jouw God antwoordt, die van mij niet. Wie maakt hier problemen? De goden of degenen die hen willen dwingen te handelen naar hun verwachtingen? Weg met het Grote Verhaal: stelen als deugd Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de Eeuwige God is, volg hem dan; is Baäl het, volg dan hem.’ De Israëlieten zeiden niets. [1 Koningen 18: 21] Was het maar zo simpel…. Eind november vond bij de VU een debat plaats tussen enkele studenten, waaronder eentje van ons, en professor Manuela Kalski, die in haar recente inaugurele rede het fenomeen religieuze meerstemmigheid besprak. Ze vroeg toen: waarom zou je niet in volle overtuiging één of meerdere godsdienstige of levensbeschouwelijke identiteiten meedragen? Inderdaad. In Zuidoost Azië maar ook andere werelddelen, is multireligiositeit een hele gewone zaak. Het Westen volgt, schoorvoetend. Maar het volgt. Is dat erg? Welnee. Het is heel gewoon: lees maar de verhalen over Baäl op na. Het thema waar de studenten met elkaar in debat over gingen was opzettelijk provocatief maar daar zijn het ook studenten voor: Weg met het Grote Verhaal: stelen als deugd! Dat zult u mij nooit horen zeggen. Niet omdat ik geen student meer ben maar omdat beide delen van de zin niet kloppen. Weg met het Grote Verhaal: alsof wij, 6 dagen in het jaar des Heren 2013, in staat zouden zijn het Grote Verhaal, de grote verhalen uit onze cultuur weg te gummen. Het is aandoenlijk van grootsheidswaanzin. Iets anders is dat het Grote Verhaal steeds minder wordt verteld, steeds minder 5 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam
wordt doorgegeven. Maar weg is het niet. Zodra iemand de hemel aanklaagt om wat hem of haar overkomt, stapt hij in het Grote Verhaal. Op het moment waar iemand een haast niet onder woorden te brengen dankbaarheid wil uitdrukken om de geboorte van een kind, zitten we midden in het Grote Verhaal. Het Grote Verhaal is nooit ver weg. Het idee dat wij het zelf weg zouden kunnen doen, komt erop neer dat we onze eigen menselijkheid te niet zouden willen doen. Dat lijkt me weinig aannemelijk. Er zijn talloze manieren om dat Grote Verhaal te vertellen. Dat is prachtig. Het wordt pas knellend als de ene vertelling aanspraak maakt op exclusiviteit, als iemand pretendeert als enige de waarheid in pacht te hebben, als iemand zegt: mijn God is de enige echte. Stelen als deugd: goed, dan kunnen we dus het beste overal gaan stelen wat van onze gading is? Multireligieuzen zouden dus meesteroplichters zijn? Je hoorde het zeggen, ook in dat debat aan de VU. Tja. Kijk: Weg met het Grote Verhaal was grootheidswaanzin, maar stelen als deugd is, met een fraai neologisme, kleinheidswaanzin. Want stelen is je iets toe eigenen dat niet van jezelf is. En het Grote Verhaal, in de vele gedaanten, is noch van één iemand, noch van één cultuur, noch van één godsdienst. Namen de gebruikers van de tempel van Baäl en die van de dom van Syracuse gebouwen in die niet van hen waren? Stalen ze die? Of traden ze slechts in de voetstappen van hun voorgangers? Kwamen ze daar zo iets anders zoeken dan degenen die eeuwen en soms millennia eerder op diezelfde plaats kwamen om hun god te eren? Neen toch? Als er sprake van één deugd moet zijn in het bepalen van de eigen levensbeschouwing, dan deze: wees nieuwsgierig naar het Grote Verhaal, in al de gedaanten die het aanneemt, en bepaal zelf in welke traditie je wilt staan, met open ogen voor andere mogelijkheden. Houvast én vrijheid kunnen heel goed samen. Amen
6 zondag 6 januari 2013 C.M.G. Berkvens-Stevelinck, predikant Remonstrantse Gemeente Rotterdam