6.
Bijlagen
Bijlage 1: Voorbeeld 1: “20 gouden regels van levenslang wonen”
1.
Beperk niveauverschillen‐ Een huis met niveauverschillen is om problemen vragen. Zeker voor personen die slecht te been zijn of gebruik maken van een rollator of rolstoel. Beperk daarom zoveel mogelijk het aantal drempels in je woning of nog beter: vermijd ze.
2.
Voorzie voldoende deurbreedte en ruimte ‐ Zowel de doorgangsmaten van de deuren als de ruimte naast, voor en achter de deuren moet voldoende groot zijn. Voorzie voor binnendeuren een breedte van 90cm. Daar kan gemakkelijk een rolstoel door, maar het is ook handiger bij het sleuren van bakken bier of de wasmand.
3.
Heb aandacht voor de leefruimte ‐ De leefruimte is het centrum van de woning. Mensen met een beperkte mobiliteit brengen hier vaak het grootste deel van hun tijd door. Zorg ervoor dat het mogelijk blijft om contact met de buitenwereld te onderhouden. Dit is cruciaal.
4.
Creëer een ruime slaapkamer ‐ Ongeveer één derde van zijn tijd brengt de mens slapend door. Een aangename, aparte en voldoende ruime slaapkamer is dus zeer belangrijk.
5.
Ontwerp een comfortabele keuken ‐ Voor minder mobiele mensen is het zelfstandig werken in de keuken een bewijs van onafhankelijkheid. Redenen genoeg om deze ruimte toegankelijk, veilig en comfortabel te ontwerpen. Temeer, omdat we ze meerdere keren per dag gebruiken.
127
6.
Maak de badkamer veilig ‐ De badkamer moet door iedereen op een veilige en comfortabele manier gebruikt kunnen worden. Voorzie bijvoorbeeld antislipmatjes, CO‐melder als je een geiser hebt op de badkamer, enz.
7.
Zelfstandig het toilet kunnen gebruiken ‐ Naar het toilet gaan, is een intiem gebeuren. Het is dus belangrijk dat iedereen zelfstandig het toilet kan gebruiken. Een tweede toilet in de badkamer is overigens geen overbodige luxe. De badkamer is bovendien een ruime plaats waar een eventuele latere rolstoelgebruiker naar het toilet kan. Een toilet plaats je bij voorkeur op 45cm hoogte.
8.
Maak de buitenruimte/het terras aangenaam ‐ Een aangename buitenruimte waar je gezellig kan babbelen en de omgeving kan overschouwen, is zeker voor minder mobiele mensen geen overbodige luxe.
9.
Voorzie voldoende bergruimte ‐ Voorzie voldoende bergruimte, zowel binnen als buiten.
10. Positioneer ramen, deuren en toestellen zorgvuldig ‐ Het openen en sluiten van ramen en deuren moet zo eenvoudig mogelijk kunnen gebeuren. Plaats de bediening van klepramen, ramen waarvan je de onderkant kunt uitschuiven naar buiten, op een hoogte van circa 1,25m. Dit voorkomt extra inspanningen of klimmen bij het openen en sluiten van de ramen. Het raamwerk vormt de relatie met de buitenwereld en moet dus, zowel op niveau van toegankelijkheid, veiligheid als comfort, goed gepositioneerd worden. Plaats toestellen als wasmachine en oven op werkhoogte. 11. Plaats voldoende comfortabele schakelaars en stopcontacten ‐ Schakelaars en stopcontacten moeten in voldoende mate aanwezig en voor iedereen bereikbaar zijn. Plaats ze 50cm boven de vloer. Dat is comfortabel voor de stofzuigende bejaarde, maar ook voor de zwangere moeders en dames met – jawel ‐ een spannend rokje. 12. Zorg voor voldoende technische uitrusting ‐ De woning moet voorzien zijn van elektriciteit, water, telefoon en kabel‐tv. Bovendien moet er in de woning een goed uitgebouwd systeem van centrale verwarming aanwezig zijn.
128
13. Plaats een goed gedimensioneerde trap ‐ Een veilige, goed gedimensioneerde trap is zeker voor minder mobiele mensen een noodzaak. Overweeg de plaatsing van een tweede trapleuning voor extra houvast voor mensen die slecht te been zijn. Probeer de vorm van de trap zo eenvoudig mogelijk te houden. Dit vergemakkelijkt (en beperkt de kostprijs) de eventuele plaatsing van een traplift. 14. Zorg voor een toegankelijke zone tussen voordeur en openbaar domein ‐ De kernwoning mag dan veilig en toegankelijk zijn, zolang de zone tussen het openbaar domein en de voordeur ontoegankelijk is voor minder mobiele personen, blijft ook de woning ontoegankelijk. 15. Maak gangen voldoende breed ‐ De aanwezige gangen moeten voldoende breed zijn zodat iedereen er zich comfortabel in kan verplaatsen, ook met een rolstoel. 16. Maak je huis goed vindbaar ‐ Zorg voor een duidelijk zichtbaar huisnummer en een deurbel met naam. Dat maakt het voor politie en hulpdiensten makkelijk om snel in te grijpen. 17. Installeer seniorensloten ‐ Zogenaamde seniorensloten hebben een cilinder boven de klink. Wanneer je de sleutel in het slot wil steken, heb je geen last van de schaduw van de hand die de klink vasthoudt. Handig! 18. Schaf veilige kranen aan ‐ Schaf eengreepskranen met een debiet‐ en warmtebegrenzer aan. Deze zijn veiliger voor kinderen en helemaal niet duurder. 19. Voorzie voldoende beweegruimte in de garage ‐ Maak ook de garage of carport voldoende breed om het manoeuvreren met een rolstoel toe te laten: 3,30m is een minimum, 3,60m een aanrader. 20. Zorg voor noodverlichting ‐ Zorg voor noodverlichting in de nachthal en plaats een glazen deur tussen de leefruimte en de hal, zodat bij stroompannes hal en living verlicht worden. Bron: www.livios.be ism www.enter.be en www.spk.be : Strategische Projectenorganisatie Kempen vzw
129
Voorbeeld 2:Het ‘levenslang wonen huis’: tips kamer per kamer
Inkom
De ingang van de woning of het appartement is drempelvrij of de hoogte van de drempel is zeer beperkt (lager dan 2cm).
Aan weerszijden van de buitendeur is er 1,5m vrije bewegingsruimte.
De vrije doorgangsruimte van de buitendeur bedraagt minstens 90cm.
Matten liggen bij voorkeur gelijk met de vloer, dus verzonken.
De gleuf van de brievenbus staat op een hoogte tussen 90 en 120cm.
Het huisnummer en andere aanduidingen zijn duidelijk zichtbaar van af de weg en liefst uitgevoerd in reliëf voor slechtzienden.
Een deurspion (geplaatst op ooghoogte) maakt het mogelijk te zien wie er aan de andere kant van de deur staat. Nog praktischer is een videoparlofoon.
Gangen
Gangen in huizen of appartementen zijn idealiter minstens 1,20m breed. Aan het begin of einde van een gang zorgt een bewegingsruimte van 1,5m op 1,5m voor meer comfort voor rolstoelgebruikers.
Door de gang in contrastrijke kleuren uit te voeren tussen vloer, wand en deuren kunnen slechtzienden zich vlotter voortbewegen. Rood is een goede contrastkleur en steekt bijvoorbeeld fel af tegen groene tinten.
Voorzie een brandalarm met een sterk geluidsignaal en een duidelijk zichtbaar visueel alarmsignaal.
Trap
Tussen de leuningen, of tussen leuning en wand, is er minstens 90cm vrije ruimte.
De leuningen zijn 85cm tot 1m hoog en makkelijk vast te nemen. Aan het begin en einde van de trap lopen ze nog een halve meter door.
De traptreden hebben geen overstekende neus en zijn slipvrij uitgevoerd.
130
Boven‐ en onderaan de trap, en op een eventueel tussenbordes, zijn de traptreden bekleed met een contrasterende strook slijtvast materiaal.
De trap is zo eenvoudig mogelijk ontworpen, des te goedkoper en makkelijker kan je later een eventuele traplift laten plaatsen. Raadpleeg zeker ook onze rubriek ‘Liften’ voor meer informatie hieromtrent.
Woonkamer
De woonkamer met salon en eettafel sluit liefst aan bij de keuken. Om indien gewenst voor een afsluiting te zorgen, kun je schuifwanden gebruiken. Om in een totaal open concept toch een afbakening van ruimtes te creëren, kan je met verschillende vloertypes werken. Bijvoorbeeld parket of laminaat voor de zithoek, grote tegels voor de keuken, enz. Zorg er wel voor dat de aansluiting van verschillende vloerbedekkingen naadloos verloopt.
De deuren draaien weg van de woonkamer.
Ramen staan op maximum 70cm vanaf de grond, zodat wie minder goed te been is zittend van het uitzicht kan genieten en de ramen makkelijk kan openen.
Een drempelloze toegang (zie inkom) in een draai‐ of schuifraam verleent toegang tot een eventueel terras.
Lichtschakelaars en andere bedieningselementen zijn aangebracht op een praktische hoogte tussen 90cm en 1,2m.
Badkamer
De badkamerdeur draait naar buiten.
Stel de badkamercomponenten (wastafel, bad, douche, wc, bidet, enz.) zo op, dat je in het midden minstens een vrije cirkel van 1,5m doorsnee kan maken.
Laat de wanden stevig uitvoeren, want zeker in de badkamer kan de plaatsing van handgrepen, een douchestoel, enz. nog ooit nodig zijn.
De badkamervloer, de bodem van het bad en de douchebak zijn afgewerkt met een antisliplaag.
131
Laat voor het toilet 1,2m ruimte vrij en 90cm aan één zijde van het toilet.
Hang de wastafel met de bovenkant op ongeveer 80 à 85cm hoogte.
Kies bij voorkeur eengreepsmengkranen. Die zijn voor iedereen makkelijk bruikbaar.
Is de ruimte beperkt, plaats dan alleen een douche in plaats van een bad.
Een inloopdouche (drempelloos) is de meest praktische en veilige oplossing. Het doucheoppervlak bedraagt minstens 1m².
Probeer voor het bad de instaphoogte te beperken tot maximum 50cm.
Slaapkamer
Zorg dat de grootste slaapkamer zo dicht mogelijk bij de badkamer staat. Een rechtstreekse verbinding is nog het best.
Je kan de afsluiting tussen slaap‐ en badkamer ook met een flexibele wand uitvoeren (dus een niet dragende, makkelijk te verwijderen wand). Als de nood er is, kan je die vrij eenvoudig laten wegnemen.
Naast het bed is voldoende ruimte om te manoeuvreren (minstens een vrije cirkel van 1,5m doorsnee).
Er is genoeg ruimte om de kleerkast te openen, een schuifkast is het meest aangewezen.
Keuken
Tussen het keukenmeubilair moet je zonder problemen een cirkel met een doorsnede van 1,5m kunnen maken.
Een keukenopbouw in een L‐ of een U‐vorm is het meest toegankelijk voor iedereen.
Zorg voor voldoende manoeuvreerruimte langs alle zijden van de keukentafel.
Rondom het huis en garage
Zorg voor een vlak, goed beloopbaar wandelpad naar de voordeur van minstens 1,5m breed.
132
De parkeerruimte voor auto’s is per wagen minstens 3,5m breed en 5m lang en ligt zo dicht mogelijk bij de ingang van de woning.
De garage is ook minstens 3,5m op 5m.
De garagepoort opent automatisch en het licht gaat dan branden.
De lichtschakelaars in de garage zijn duidelijk zichtbaar en uitgerust met een lampje.
Bron: www.livios.be met verwijzing naar www.enter.be ism. www.spk.be : Strategische Projectenorganisatie Kempen vzw
133
Bijlage 2: Verslag van de werkgroep nieuwe woonvormen Woontypologieën in functie van behoeften, noden en wensen – Door doelgroepen af te bakenen kan beter
Deelnemers: Ann Renneboog (coördinator woonwinkel ), Hanne (stagiaire woonwinkel), Bart Vanden Bossche (Arthus NV), Noel De Wolf (RO Planning), Geertrui Van Goethem (OW Gebouwen), Rebecca Van De Voorde (Stedenbeleid), Herman Barrez (OW technieken)
worden ingespeeld op de behoeften, noden en wensen van iedere doelgroep. Woonbehoeften en wensen van (toekomstige) burgers moeten in kaart worden gebracht. Op de vastgoedmarkt is er vraag naar: •
woningen met grote oppervlakte en een tuin of ruim terras ook in de stad
•
elke woongelegenheid zou een minimum buitenruimte moeten hebben – probleem van tuin in stad: niet aantrekkelijk voor jonge gezinnen
•
kleinere appartementen (zijn het eerste weg)
•
compacte woningen
•
geen vraag naar kangoeroewoningen (vooral probleem bij vreemden, minder bij familie); wel aanleunwoningen bij diensten/zorgcentrum
Afbakenen van woonzones gericht naar specifieke doelgroepen ‐ In functie daarvan kunnen woonzones op grondgebied worden afgebakend waarin wordt gefocust op bepaalde woontypologieën. Dit kan ook worden verankerd in een bouwreglement: dit schept duidelijkheid en houdt rekening met economische minwaarde van een sociale mix. Als voorbeeld van een dergelijk beleid wordt Oostende genoemd. Volgende voorbeelden kwamen aan bod in de werkgroep: aantrekken van ouderen in het stadscentrum en kernen, residentiële woongelegenheden voor hogere inkomens, woongelegenheden met tuin voor gezinnen. Reserveren van gelijkvloerse wooneenheden voor mindervaliden. Een autonoom gemeentebedrijf is noodzakelijk om als stad een coherent beleid te voeren waarbij sturend wordt gewerkt naar wonen voor bepaalde doelgroepen.
134
7. organisatie en stedelijke (project)ontwikkeling (ruimtelijk strcutuurplan, richtinggevend gedeelte, prioritaire beleidsthema’s, p.178) Uit het ruimtelijk structuurplan volgt in het algemeen de nood aan een krachtig uitvoeringsinstrument bij het ontwikkelen van stedelijke projecten. Het betreft bijvoorbeeld aankopen van gronden en panden voor kleine verspreide stadsvernieuwingsprojecten, ontwikkeling van bedrijventerreinen, ontwikkeling van complexe stedelijke projecten zoals het aanpakken van de Denderomgeving, grondruil in het buitengebied, de communicatie die hiervoor noodzakelijk is, grondverwerving in binnengebieden en woonuitbreidingsgebieden, het aankopen en verkopen van gronden in functie van het stadsbos en regionaal bos enz. Dit instrument wordt gestuurd vanuit het beleid en de administratie maar moet autonoom alle noodzakelijke acties voor het realiseren van projecten kunnen uitvoeren: organiseren van wedstrijden, engageren van ontwerpers, laten uitvoeren van haalbaarheidsstudies, houden van overleg met investeerders en aannemers, voeren van promotie, organiseren van evenementen, voorbereiden van convenanten enz. Mogelijke uitvoeringsorganen zijn een versterkte stedelijke grondregie, de intercommunale of externe ontwikkelingsbureaus. Het realiseren van sociale huisvesting is niet de kerntaak ervan.
Verstandig omspringen met sociale mix ‐ De werkgroep benadrukt evenwel dat verstandig moet worden omgesprongen met mix van doelgroepen: bvb ouderen en jongeren. De tem “sociale woning” heeft een negatieve bijklank en schrikt automatisch een bepaald publiek af. Bij sociale mix moet er zeker rekening mee worden gehouden: eventueel andere terminologie gebruiken. Er is weinig/geen interesse voor aanbod nieuwbouwwoningen vanuit Brusselse rand, ondanks lagere prijzen snelle en frequente treinverbindingen en woonproject in nabijheid van station. Nood aan meer en kwalitatieve openbare ruimten en groen – Bij projecten moet de stad aandacht hebben voor een mix van voorzieningen en woonvormen. In de werkgroep wordt voorgesteld dat de stad bij oude woningen eerder streeft naar vernieuwbouw dan naar renovatie. De nieuwe BTW‐regeling – 6% BTW ‐ kan hier gebruikt worden als impuls. Het resultaat is betere woningen op het vlak van duurzaamheid en kwaliteit tegen een scherpe prijs.
Zoeken naar oplossingen (werkgroep nieuwe woonvormen én leegstand) »
Verfijnen leegstandsreglement –
Aanpassen ifv. Grond‐en Pandendecreet
–
Strenger (?)!!
–
Voeren van een aanschrijfbeleid
–
Gebruik van de instrumenten van de Vlaamse Wooncode (recht van voorkoop, snelherstelrecht, recuperatie van huurkosten)
–
Ook aandacht voor leegstaande bedrijfsterreinen: visualisatie, rol voor AG, gemeente als regisseur
»
Wonen boven winkels
135
–
In kaart brengen van de situatie
–
Overleg met middenstand
–
Plan van aanpak met onderscheid nieuwbouw/renovatie
–
»
Subsidies bij renovatie: voorzien van aparte toegang
»
Bouwvoorschriften voor nieuwbouw
»
Koppelen aan leegstandsheffing
Uniform en coherent beleid: duidelijk afspraken met alle betrokken gemeentelijke diensten: brandweer, mobiliteit,…
»
»
Duurzaam wonen –
Stad Aalst geeft voorbeeld: engagementsverklaring voor eigen gebouwen
–
Premies: substantieel en beperkt tot 1 premie »
Voorkeur: gevelrenovatie gekoppeld aan muurisolatie
»
Energiebesparingsfonds
–
Bouwvoorschrift: groendak bij nieuwbouw
–
Werken in afgebakende gebieden: inschakelen van wijkwerking, verenigingen
–
Duidelijke communicatie naar burger: naar de mensen toe gaan
–
Stad Aalst heeft een stimulerende rol bij grotere projecten
Meegroeiwonen –
Stad Aalst geeft voorbeeld: engagementsverklaring voor eigen gebouwen
–
Bouwvoorschriften (mits de nodige soepelheid)
–
Stad Aalst legt voorwaarden inzake toegankelijkheid op bij grotere bouwprojecten »
Proactief
»
AG ontwikkelt visie
»
Overleg bij privé en sociale projecten van in de beginfase
136
–
Duidelijkheid in beslissingen: afstemming tussen verschillende diensten – 1 enkel eindstandpunt
– »
Meer gezinnen naar de stad –
– »
Communiceren en sensibiliseren
Woning én omgeving »
Kindvriendelijk
»
Voldoende groen
AG is trekker voor vernieuwende, innovatieve projecten
Sociale woningbouw –
Grond‐ en pandendecreet: Visie uittekenen voor de te bouwen woningen (100‐tal)
137
Bijlage 3:. Verslag van de werkgroep leegstand Leegstand is geen bron van inkomsten, maar een instrument om in te grijpen in het woonpatrimonium – Aalst kent sinds 2007 geen aangifteverplichting meer, maar wel een inventarisatie van leegstand die half 2008 van start ging. Jaarlijks zijn er 1200 panden die potentiëel onder de leegstandsregeling vallen. Rekening houdend met een aantal vrijstellingen waren er in 2008 317 eigenaars effectief heffingsplicht. Aalst beschikt daarnaast over een reglement onbebouwd percelen. Vaststellen van leegstand is een pijnpunt – De vaststelling gebeurt aan de hand van een vrij ingewikkeld puntensysteem. Nutsbedrijven (electriciteit, water) zijn niet happig om gegevens ter beschikking te stellen aan gemeenten omwille van privacy. Kan nochtans goed voorbereidend werk zijn want Aalst beschikt over 1 halftijds controleur. Mogelijke oplossing: indien geen inschrijving na aantal maanden wordt de eigenaar aangeschreven. Het voorbeeld wordt gegeven van tweede verblijven, waarvan 80% van de eigenaars zich domicilieert aan de kust (personenbelasting), maar vergeet de woning in Aalst als tweede verblijf op te geven. Leegstandsheffing moet worden gekoppeld aan een stimulerend beleid gekoppeld ‐ Leegstand is dikwijls ook gekoppeld aan kwaliteitsprobleem. Leegstand mag niet worden gezien als een instrument om inkomsten voor de gemeente te regenereren, wel als een instrument om kwaliteit en aanbod aan te pakken. Flankerende maatregelen zijn nodig. Het volstaat dat één woning wordt gerenoveerd of de gevel wordt opgeknapt om een boost te geven aan de rest van de straat: nood aan een stimulerend beleid gekoppeld aan leegstand. Aandachtspunten volgens de werkgroep zijn: •
een autonoom gemeentebedrijf met duidelijke missie;
•
recht van voorkoop: niet veel gebruikt omwille van te hoge marktprijzen en verplichting tot sociale woningbouw. Autonoom gemeentebedrijf kan hier oplossing zijn.
•
samenvoegen van de diensten Leegstand en Ongeschiktheid;
138
Deelnemers Hans Nieuwlandt (dienst financiën stad Aalst) Fonck Klaas (jeugddienst stad Aalst) Olivier David (cel inventarisatie stad Aalst) Ludwig Ponnet ( RWO Vlaanderen leegstand) Ann Renneboog (woonwinkel stad Aalst)
•
impact van het grond‐ en pandendecreet;
•
informeren van burgers over leegstand is belangrijk;
•
aankaarten bij de Vlaamse beleidsmakers en de minister bevoegd voor wonen van de onwerkbaarheid van het sociaal beheersrecht door een te logge procedure.
Visualisatie van leegstand, onbebouwde percelen, onbewoonbare panden nodig om een nuttig beleid te kunnen voeren – Visualisatie is interessant voor de gemeente in kader van beleidsontwikkeling maar ook voor SHM, bouwpromotoren. Het voorbeeld wordt gegevens van leegstaande bedrijfsruimten die potentie hebben voor bewoning, maar waarop de stad Aalst momenteel geen zicht heeft (aantal, ligging, mogelijkheden,...). Het is ook belangrijk om goede voorbeelden in de kijker te zetten om soortgelijke projecten aan te moedigen: vb. bewonen van graansilo’s in stadskern. Wonen boven winkels stimuleren en niet sanctioneren – Het bestuur in Aalst heeft geen zicht op de mening en standpunten van de middenstand. Bij het uitstippelen van een beleid rond wonen boven winkels is het belangrijk te weten welke doelgroep men kan en wil aantrekken (bvb. autovrije straten zorgen voor beperkingen van bereikbaarheid van de woning: boodschappen, (kleine) kinderen, mensen met een lichamelijke beperking, …) Eigenaars studentenkamers haken af door strenge vergunningsregels – Aalst heeft een gemeentelijke kamerreglement. Veel vergunningen worden niet verlengd door een negatief advies van de brandweer. Eigenaars haken af (vb. van trap die 2% te stijl is) en maken er terug een éénsgezinswoning van. Is er een taak weggelegd voor stad en/of OCMW om nieuwe kamers op de markt te brengen? Aalst heeft geen exact zicht op het werkelijk aantal kamers en de bewoners. Vast staat dat het niet alleen studenten zijn. Door de stijgende prijzen (om. ten gevolge van druk Brusselse rand) worden steeds meer mensen (alleenstaanden) verplicht een kamer te huren.
139
Bijlage 4: voorbeelden van initiatieven rond nieuwe woonvormen Wedstrijd voor creatieve woonoplossingen ‐ De stad Aalst zou van start kunnen gaan met een project “innovatieve woonvormen”: een werkgroep die innovatieve woonvormen voor jongeren in kaart brengt. Eerst wordt een brainstormsessie gehouden met creatieve jonge mensen uit het werkveld (makelaars, ontwikkelaars, architecten, ontwerpers). Vervolgens krijgen alle jongeren een stem via een wedstrijd en een enquête, waarbij jongeren (bijvoorbeeld tot 35 jaar)opgeroepen worden om mee te denken over creatieve woonoplossingen voor studenten, starters en jonge gezinnen. De drie beste ideeën worden beloond met een i‐ pod. De bedoeling is Aalst aantrekkelijk te maken voor studenten na hun studies en voor jonge gezinnen. Zie www.youngedbr.nl – Rotterdam. De YoungEDBR, zijn de jongerenclub van de Economic Development Board Rotterdam (EDBR). Een jonge en ambitieuze adviesraad, die de economische kansen voor jong Rotterdam wil vergroten.
SOLIDS ‐ Het solids concept is ontwikkeld door Frank Bijdendijk van woningcorporatie het Oosten in Amsterdam. (Voor meer informatie zie: www.solids.nl). Gebieden die slechts voor één functie (bijvoorbeeld werken) gebruikt worden zijn meestal niet aantrekkelijk en worden ook vaak maar voor een beperkt aantal uren per dag gebruikt. Een straat met alleen maar winkels of een bedrijventerrein met uitsluitend kantoren ligt er na sluitingstijd verlaten bij. Dat deze eenzijdige gebieden onaantrekkelijk gevonden worden blijkt uit het feit dat leegstand hier over het algemeen veel meer voorkomt. Een innovatieve woonvorm die beantwoordt aan de wens van het bestemmingsvrij mengen van functies is het Solidsconcept. Een Solid staat voor een casco met een volledig bestemmingsvrije binnenkant. In deze binnenkant is alles mogelijk: wonen, werken in allerlei vormen en variaties. Potentiële bewoners bepalen zelf wat zij met de ruimte doen, hoeveel vierkante meters zij afnemen en de prijs die zij willen betalen. De binnenkant is door de bestemmingsvrijheid heel flexibel en bestand tegen de steeds wisselende trends in woonwensen, wensen ten aanzien van het combineren van wonen en werken en verschillen in de wensen van
140
doelgroepen. De buitenkant, het casco, wordt gebouwd met een horizon van 100 of meer jaar.
Containerwoningen ‐ Er is in Europa en de VS een overschot aan zeecontainers. China exporteert zoveel dat het niet rendabel is de containers leeg terug te verschepen, dus blijven de containers als afgedankte verpakkingen achter in de Europese havens. Een 40 voet container (ongeveer 40m2) is verkrijgbaar voor ongeveer 6.000 euro. Deze zeecontainers zijn van binnen door middel van slimme oplossingen te gebruiken als (deel van) een woning. Dit gaat een stap verder dan de laagwaardige toepassing van de container als ‘noodoplossing’, maar juist van innovatieve ontwerpen en constructies. De gedachte is dat deze woningen niet op één bepaalde plek komen te staan. Geen geconcentreerde clusters, maar verspreid door de stad herkenbare iconen. (www. youngedbr.nl; containerwoningen voor studenten in Gent)
Aantrekkelijk wonen voor jonge gezinnen: creatief met open ruimte ‐ Jonge gezinnen zijn een doelgroep die vrij specifieke basisvoorwaarden hebben waaraan een woonomgeving moet voldoen om aantrekkelijk te zijn. Naast de basisvoorwaarden, zoals een goed geoliede infrastructuur aan scholen, crèches, voor‐ en naschoolse opvang, betekent dat ruimte om te spelen, het liefst in het groen. De meeste jonge gezinnen met kinderen zoeken een huis met een tuin. Dit is niet altijd mogelijk in het centrum van een stad. (www. youngedbr.nl) (Semi)‐openbare ruimtes: kleine oases in de stad ‐ Een goede oplossing is het aanleggen van collectieve tuinen. Juist in dichtgebouwde gebieden, waar de grond schaars en duur is, lijkt dit concept van bij de woning horende gemeenschappelijke groenvoorziening een goede oplossing. Een collectieve tuin is geheel of gedeeltelijk toegankelijk voor anderen. Collectieve tuinen kunnen hierdoor ook het omgevingsgroen verbeteren Koppeltuinen: een moderne versie van de stadstuintjes ‐ Het imago van armoedige stukjes grond op een verlaten groenstrook langs het spoor is achterhaald. De volkstuin is hèt alternatief voor een eigen tuin bij het huis. Volkstuinen zijn er in vele soorten en maten. Met een huisje erop bijvoorbeeld, waar je kunt overnachten. Het gecombineerd verkopen van een appartement in het centrum, met een volkstuin elders in de stad kan een
141
prachtig alternatief zijn voor een grondgebonden woning. Rotterdam kent een zeer actieve Bond voor Volkstuinders. De Rotterdamse Bond speelt zelfs met het idee van drijvende tuinen in de havens die beschikbaar doordatde havenactiviteiten verschuiven. Door 50 tot 100 duwbakken neer te leggen, volgestort met grond, met een tuinhuisje erop is in een keer het eerste drijvende tuinencomplex van Nederland gerealiseerd.Ook in Amsterdam heeft het concept van koppeltuinen veel succes. Twee huizen voor de prijs van één ‐ In Hoek van Holland, de badplaats van Rotterdam. Zijn er sinds 2007 100 strandhuisjes geplaatst. De huisjes zijn 3 bij 6 meter en hebben elk een veranda van 12m2. De huisjes zijn aangesloten op water en riool en overnachten is officieel toegestaan. De prijzen variëren van € 57.500,‐ (basic) tot € 67.500,‐ (comfort). Dat de huisjes in trek zijn is gebleken: alle 100 huisjes zijn reeds verkocht. De gemeente bezit nog een flinke strook grond aan het strand, waarop gebouwd mag worden. De deelgemeente Hoek van Holland is voornemens om hier nog eens 60 tot 80 strandhuisjes te plaatsen. Jonge gezinnen wonen en werken in het stadscentrum en beschikken daarnaast over een ruime privé‐ buitenruimte om te recreëren en tot rust te komen. De bedoeling is dat buitenhuisjes gecombineerd aan te bieden met een appartement in het stadscentrum. Op die manier worden jonge gezinnen verleid om in het centrum te wonen. Meegroeicampus Velm De Meegroeicampus in Velm Sint‐Truiden is een woon‐en leefproject gericht op alle leeftijden. Na 10 jaar leegstand wordt hiermee een nieuwe bestemming gegeven aan het kasteeldomein Petem in Velm. Op termijn zijn er 200 woongelegenheden voorzien. Jong en oud kunnen er beroep doen op een uitgebreide dienstverlening en zorg op maat in een “levenslang wonen” omgeving en met aandacht voor gebruik van duurzame energie (warmtepomp, zonne‐energie, windmolen,…). Het is een vernieuwend project op het snijpunt van wonen, welzijn en zorg. De omgeving is aangepast aan jonge gezinnen, actieve 50‐plussers en senioren (al dan niet zorgbehoevend. De campus voorziet verschillende woonvormen en een ruim gemeenschapsaanbod en dit tegen een betaalbare prijs. De financiering van het project gebeurt via een
142
obigatie‐uitgifte, waarbij het aankopen van een obligatiepakket een woonrecht op de campus verleent. Het project is een realisatie van Care for Life in samenwerking met de stad Sint‐Truiden en de overheid (IWT). Het concept van de Meegroeicampus is ontstaan na een marktonderzoek van de Vlerick Management School
zie ook: www.livios.be : dossier Levenslang wonen: ‐ alternatieve woonvormen
aangepast en aanpasbaar wonen, Vlaams Parlement, 15/12/2008,stuk 2003 (2008‐2009) – nr. 1.)
‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Duplexwonen ‐ Het concept houdt in dat een jong gezin in de woning trekt en een oudere persoon in een
‐ ‐ ‐
en de KU Leuven, waaruit bleek dat de grote wens van iedere ouderwordende is “à la carte” bediend te worden in een vertrouwde omgeving. Care for Life heeft de bedoeling om binnen de 5 jaar op 2 locaties per provincie een traject te starten. (www.meegroeicampus.be; Hoorzitting over projecten van levenslang,
kleine aangebouwde woning of een aparte kamer (liefst individueel toegankelijk) gaat wonen. Deze vorm vindt men in Vlaanderen vooral in familiaal verband. Voordeel is dat beide gezinnen besparen op huur‐ en koopkosten, er is een verhoogd veiligheidsgevoel en sociaal contact. Nadelen zijn meestal de kosten voor de verbouwing en stedenbouwkundige en juridische obstakels: bij de uitbreiding van een huis naar een duplexwoning stijgt het kadastrale inkomen en stedenbouwkundig wordt niet altijd toestemming gegeven om aparte wooneenheden te maken
Kangoeroewonen‐ Woonformule waarbij een oudere of ouder koppel de gelijkvloerse verdieping van een woning betrekt, en een jong gezin de andere verdiepingen. Beide partijen genieten een voordeel: het jonge gezin kan goedkoper wonen, terwijl de ouderen kunnen rekenen op snelle hulp in noodsituaties en praktische hulp met bijvoorbeeld de boodschappen. Naarmate de zorg voor de oudere persoon groter wordt vermindert de huurprijs voor de jongere bewoners. De wederzijds hulp en de financiële implicaties worden best in een contract vastgelegd. Kangoeroewonen kan kaderen binnen een woonproject of een sociale woonwijk. Goede begeleiding is hierbij erg belangrijk. Bij kangoeroewoningen in privé‐bezit is het belangrijk goede (schriftelijke) afspraken te maken. Ook bij kangoeroewonen zijn er nadelen en hinderpalen van juridische en stedenbouwkundige aard.
143
www.dezilverensleutel.be www.enter.be www.pwo.be: platform wonen van ouderen www.samenhuizen.be www.bouwenwonen.be www.abbyefield.com www.abbeyfield.be www.kcwz.nl: Aedes‐Actiz Wonen‐zorg
Kenniscentrum
Bijlage 5: Verslag van de werkgroep kwaliteit van wonen Een verouderd woningpatrimonium van slechte kwaliteit ‐ Kwaliteitsproblemen hebben te maken met electriciteit, gevaar voor CO‐ vergiftiging, vocht. Dikwijls ontbreekt ook het basiscomfort of is dat basiscomfort onvoldoende en niet kwalitatief: electriciteit, sanitair, verwarming. Kwaliteitsonderzoek gebeurt voornamelijk in het centrum en minder in de deelgemeenten omdat er minder huisjesmelkers zijn in de deelgemeenten. Kwaliteitsonderzoek gebeurt enkel na een klacht. Belang van een kwalitatieve openbare ruimte ‐ Een kwalitatieve openbare ruimte heeft impact op de kwaliteit van de individuele woning Ook sociale woningen zijn meestal van minderwaardige kwaliteit – de werkgroep vraagt aandacht voor bestekken en pleit voor het opmaken van een standaardbestek. Dit is ook nodig in de privé. Huurwoningen zijn kwalitatief slecht. Aalst heeft ook een aanzienlijk aantal kamerwoningen. Exacte cijfers zijn er niet maar het aantal wordt geraamd op 500 kamerwoningen, waarvan 120 tot 150 voor kotstudenten. Kamerbewoning wordt gekenmerkt door een specifiek publiek. Mensen kiezen voor een kamer uit financiële overwegingen, om familiale redenen, als voorlopige oplossing. Weinig aandacht voor specifieke noden van doelgroepen – De vastgoedmarkt kent weinig mix, weinig dynamiek en is weinig toegankelijk voor bepaalde doelgroepen zoals jongeren of jonge gezinnen. Te weinig projecten richten zich op lagere klassen. Bij projectontwikkelaars overwegen economische motieven. Maar ook de sociale huisvestingsmaatschappijen hebben weinig op stapel staande projecten en bouwen weinig nieuwe (koop)woningen . De werkgroep signaleert een concentratie van allochtonen rond invalswegen (minst aantrekkelijk) in kwalitatief slechtere woningen in deelgemeenten.
144
Nood aan meer gegevens‐ Er moet werk worden gemaakt van een betere kennisopbouw. Dit kan bijvoorbeeld door een uniforme registratie en melding door dienstverleners (oa. wijkagenten.) Nood aan een stimulerend beleid – Er zijn veel aanvragen voor premies dubbel glas en isolatie. Aalst heeft tot nu toe geen eigen premies. De werkgroep doet suggesties voor andere ondersteunende maatregelen bijvoorbeeld werk maken van een aankooppremie in bepaalde wijken; kijken wat mogelijk is op fiscaal vlak (opcentiemen die gemeenten heffen op onroerende voorheffing). Geen gebruik van de instrumenten van de Vlaamse Wooncode ‐ Aalst maakt geen gebruik van voorkooprecht, sociaal beheersrecht.
Zoeken naar oplossingen »
Stedelijke premies –
analyse van bestaande premies en de noden
–
uitwerken van een lange termijn planning
–
substantieel
–
1 premie – gevelrenovatie
–
koppelen aan wijkontwikkelingswerken
»
Voorschotten op Vlaamse premies (VAP)
»
Centrale aankoop van isolatie (ism. Samenlevingsopbouw, Gezinsbond?)
»
Kwaliteit controleren –
Overleg tussen verschillende diensten: woonwinkel, volksgezondheid, SHM,…
–
Optimaal gebruiken van de instrumenten van de Vlaamse Wooncode (bvb recht van voorkoop): gebieden afbakenen en actieplan opstellen
–
Promoten van conformiteitsattest
–
Systematisch controleren van woningen die verlaten/ niet verhuurd zijn
–
Nood aan een degelijk herhuisvestingsbeleid: transitwoningen
145
»
Kwaliteit opleggen –
Via lastenboek en bouwreglement (privé)
»
Kwaliteit van de omgeving
»
Opsporen en registreren van leegstand
»
–
Verfijnen van leegstandsreglement
–
aanschrijfbeleid van woningen die 6‐8 maanden leegstaan
–
Grond‐ en pandendecreet: register van leegstand
–
Periodieke evaluatie: nulmeting en criteria nodig
–
Geld en mensen
Informeren en sensibiliseren –
In kaart brengen van informatieverstrekking en kanalen
–
Uitbouw van de website
–
Uitwerken van een (jaarlijks) draaiboek
–
Bouw‐ en woonprofessionals niet vergeten
146
Bijlage 6: Voorschot op de Verbeterings‐ en aanpassingspremie (VAP): voorbeeld van de stad Ronse http://www.ronse.be/algemeen/wonen/huisvesting/artikel/voorschot‐op‐de‐vap
Als je slechts over een laag inkomen beschikt, en je hebt een toezegging voor een verbeterings‐ en aanpassingspremie vanuit het Vlaamse Gewest voor de in je woning uitgevoerde werkzaamheden, dan kan je in aanmerking komen voor een voorschot. Het is immers zo dat tussen het toekennen van een premie door het Vlaams Gewest, en het uitbetalen ervan ruim wat tijd kan zitten. Om mensen met een zeer beperkt inkomen te steunen in hun intenties om hun woning te verbeteren, is het stadsbestuur bereid gevonden deze toelage voor te schieten.
Het Vlaamse Gewest stort dan ‐ op basis van de door jou ondertekende afstandsverklaring ‐ het bedrag van de premie terug aan het stadsbestuur.
Voorwaarden
•
De woning waarvoor je de premie hebt aangevraagd moet uiteraard in Ronse gelegen zijn.
•
Er is een toezegging vanuit het Vlaamse Gewest om de verbeterings‐en aanpassingspremie toe te kennen
•
Het gezamenlijk netto belastbaar inkomen van twee jaar terug mag niet meer bedragen dan 14.550 € (conform de geïndexeerde inkomensgrens van de huursubsidie en de installatiepremie) Dit bedrag wordt met € 1300 verhoogd per kind ten laste of per persoon ten laste met een invaliditeitspercentage van meer of gelijk aan 66 %.
147
Je kan de voorschotten pas aanvragen nadat je een toezegging van de premie vanuit het Vlaamse Gewest hebt gekregen. Je aanvraag dien je in bij de dienst woonwinkel van het stadsbestuur Ronse.
Het voorschot bestaat uit het toegekende bedrag van de verbeterings‐ en aanpassingspremie.
Je wordt schriftelijk verwittigd van zodra het stadsbestuur beslist heeft je de voorschotten uit te betalen.
Wanneer achteraf bij controle blijkt, dat je eigenlijk niet aan de voorwaarden voor een voorschot voldeed, zullen de voorschotten worden teruggevorderd.
In geval van betwisting zal het College van Burgemeester en Schepenen beslissen.
Bij je aanvraag zal je volgende specifieke stukken moeten toevoegen:
•
een kopie van het originele aanslagbiljet betreffende je inkomen en dat van je eventuele partner, van twee jaar vóór de aanvraagdatum (voorbeeld : aanvraag gedaan op 05‐05‐2002, aanslagbiljet van het inkomstenjaar 2000)
•
een document van de toekenning van de verbeterings‐ en aanpassingspremie vanuit het Vlaamse Gewest
•
de ondertekende afstandsverklaring
148
Deelnemers aan de werkgroep huren • Erik Raes (woonwinkel stad Aalst)
Bijlage 7: Verslag van de werkgroep huur Te weinig objectieve gegevens over de private huurmarkt ‐ Geen zicht op het aanbod en de spreiding van private huurwoningen, de behoeften en woonwensen, vraag naar bepaald type woning, verdeling en verhouding sociaal‐privaat. Er zijn meer objectieve gegevens nodig om beleid te kunnen voeren en te sturen.
•
Ann Renneboog (woonwinkel stad Aalst)
•
Eddy De Vlieger (SHM Denderstreek)
•
Jo Appelmans (immo Appelmans)
•
Fred Dockers ( notarisburo Van Maele)
•
Stagiaire woonwinkel
Nood aan veel meer sociale woningen ‐ 2.000 gezinnen op een wachtlijst (SHM Denderstreek). Geen centraal inschrijvingsregister voor SHM: werkgebied verspreid over 14 gemeenten. Gewoon een centraal adviespunt met doorverwijzing is voldoende. Een krappe huurmarkt van bedenkelijke kwaliteit – De kwaliteit van een doorsnee huurwoning is slecht, maar door krapte wordt de eigenaar niet gedwongen er iets aan te doen. De woning geraakt sowieso verhuurd. Bouwpromotoren/privé‐investeerders zijn niet geïnteresseerd in het bouwen en de uitbating van huurwoningen. Het betekent immobiliseren van middelen. In de werkgroep worden een aantal suggesties gedaan om eigenaars te motiveren om te investeren in de private huurmarkt: stad geeft korting op de opcentiemen op de OV in ruil voor kwaliteitsverbetering, vrijstelling van leegstandsheffing gekoppeld aan verhuring, privaat kapitaal aantrekken op huurmarkt. De vastgoedsector stelt vast dat het aanbod van huurwoningen verder daalt de laatste jaren. Exacte cijfers zijn niet beschikbaar. Een evenwicht van rechten en plichten van verhuurder en huurder. De verhuurder zou een kwaliteitsvolle woning tegen een redelijke prijs moeten verhuren. Maar ook de huurder heeft verplichtingen. Verhuurders worden geconfronteerd met het niet onderhouden van de woning, niet betalen huur, … De werkgroep formuleert een aantal voorstellen zoals conformiteitsattest koppelen aan huursubsidie, een huurkorting voor huurders die de woning goed onderhouden, de stad organiseert een systeem van toezicht
149
Ruimtelijk Structuurplan over sociale huisvesting (richtinggevend gedeelte, p.133) Behoefte voor 1998‐2007 wordt geraamd op 900 bijkomende sociale woningen. Kernpunten: • Verdelen van de behoefte over stedelijk gebied en buitengebied volgens de verhouding van de vrijkomende juridische voorraad in het buitengebied (824 woningen) en de taalstelling in het stedelijk gebied (3.026 woningen) • Uitvoeren van een inhaaloperatie in Erembodegem • Realiseren van voldoende sociale koopwoningen in het stedelijk gebied • Realiseren van voldoende sociale huurwoningen in het buitengebied en Hofstade • Behouden van minimaal het Vlaamse gemiddelde in stedelijk gebied (8,5%) en buitengebied (ongev 4%) Verschillende realisatiemanieren: nieuwbouw, renovatie, aankoop bestaand patrimonium, leegstand.
door politie, opbouwwerkers, … waarbij gecontroleerd wordt dat sociale en private huurders hun afspraken nakomen. Discriminatie op de huurmarkt – Steeds meer immokantoren stoppen met verhuren omdat verhuurders eisen stellen aan wie ze willen verhuren (bvb niet aan allochtonen) Nood aan meer en betere communicatie – Aalst moet meer en beter communiceren en overleggen over verschillende aspecten van het woonbeleid (bvb. Premies, inventaris van bestaande maatregelen) met professionelen en actoren op de woningmarkt, ook met notarissen en de vastgoedsector … die in contact komen met eigenaars.
150
Bijlage 8: verslag van de werkgroep wonen en zorg Aalst kent verschillende vormen van zorg voor doelgroepen – Noodplan “bed, bad, brood”: werkt enkel in de winter voor daklozen. Er is evenwel behoefte aan gedurende het hele jaar. Antennefunctionarissen van de dienst thuiszorg van het OCMW gaan bij ouderen (+65) langs en kijken of er een probleem is en hulp/ doorverwijzing nodig is. Zorgverleners zijn goed op de hoogte van het bestaan van de antenne oa. ook de huisartsen. Deze proactieve vorm van opsporing zou best ook uitgebreid worden naar andere doelgroepen. Bemoeizorg is een nieuw project naar begeleiding van sociale huurders met betalingsproblemen. De straathoekwerker kan een belangrijke taak hebben in het signaleren van problemen maar is overbevraagd. Ook een klusjesdienst kan een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld helpt bij het aansluiten van een gaskachel.
Vormen van thuislozenzorg en 24‐uur permanentie (lokaal sociaal beleidsplan 2008‐2012, p34‐35) Nood aan opvang in crisissituaties is er vooral buiten de kantooruren. Verschillende vormen van thuislozenzorg moeten dit probleem oplossen. CAWRA zorgt voor een gediversifieerd aanbod van ambulante en residentiële opvang: • Bed‐Bad‐Brood (nachtopvang) • Crisisopvang • Lange opvang • Huize Schelfhout • Begeleid wonen • Zorgwonen Wonen ‐ Strategische Doelstelling 3: het waarborgen van een effectieve hulverlening door het realiseren van een gediversifieerd aanbod inzake crisiopvang (p.121) Operationele doelstelling 3.1. naast de bestaande crisisopvang zal de dienstverlening worden uitgebreid naar crisisopvang en kortverblijf voor een nieuwe doelgroep namelijk vrouwen en hun minderjarige kinderen
Nu wordt bij de verhuring van woningen van de stad Aalst teruggevallen op de stadsdiensten.
Uniformiteit in signaleren van problemen ‐ “Dienstverleners” signaleren soms niet omwille van beroepsgeheim: een duidelijke checklist kan daar mogelijks een oplossing zijn. Er is een goede samenwerking tussen Sociaal huis, CAW, sociale dienst, politie. Er is een stijgende groep van zorgbehoevenden zonder familie, kennissen en dus geen sociale controle. Meer wijkgebonden netwerken zijn nodig om die mensen te helpen, zodat ook zij langer thuis kunnen blijven.
Wonen en zorg: samenwerking tussen verschillende lokale partners – Hier is mogelijk een rol weggelegd voor een autonoom gemeentebedrijf. Het OCMW van Aalst heeft een breed aanbod rond wonen en zorg dat de komende jaren verder wordt uitgebouwd. Daarbij wordt sterk rekening gehouden met de deelgemeenten. Een goede spreiding van
Strategische doelstelling 1: geïntegreerde en integrale sociale dienstverlening via het Sociaal Huis (Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008‐2012, p.49) Operationele doelstelling 1.2.: ontwikkelen van een gezamenlijk intake‐instrument dat zal gehanteerd worden door de intakers in het Sociaal Huis Het intakedocument wordt eerst intern gebruikt door het dienstoverschijdende loket in het Sociaal huis. In een tweede fase kan dit document ook worden gebruikt door andere gemeentelijke diensten waar naar wordt doorverwezen. Het voorbeeld wordt gegeven van de Dienst Welzijn van de stad.
OCMW‐klusjesdienst (lokaal sociaal beleidsplan 2008‐2012, p74) De dienst verricht hoofdzakelijk karweitjes voor gepensioneerden. Op voorstel van de maatschappelijk werker kunnen mindervaliden en kansarmen ook een beroep doen op deze dienstverlening. Het betreft werken aan de woning die de cliënt/aanvrager zelf bewoont. Wanneer de cliënt huurder is worden enkel werken uitgevoerd die ten laste zijn van de huurder.
dienstencentra is belangrijk. Rusthuizen en serviceflats (lokaal sociaal beleidsplan 2008‐2012, p77) Het OCMW beheert 3 rusthuizen en 2 serviceflatomplexen. Omdat ze nogal afgelegen liggen wordt vervoer voorzien naar sociale activiteiten en tussen de instellingen onderling.
151
Er is nood aan aanleunwoningen dichtbij een rusthuis/dienstencentrum. Ouderen met een laag inkomen ervaren dikwijls moeilijkheden om te verhuizen naar een aangepaste woning. Een serviceflat is meestal te duur. Enkel sociale (aanleun)woningen kunnen daar een oplossing bieden. De samenwerking met sociale huisvestingsmaatschappijen en stad is een belangrijk aandachtspunt. Het nog op te stellen toewijsreglement in het kader van het sociaal huurbesluit kan opportuniteiten bieden. Er is ook duidelijk nood aan doorstroomwoningen: begeleiding moet verder kunnen worden gezet nadat mensen de initiatieven verplicht moeten verlaten. Daarbij wordt het tijdelijk wonen best “onaantrekkelijk” gemaakt (cfr containerwoningen in Gent) zodat klanten zich niet nestelen maar actief zoeken naar een andere woongelegenheid. Het sociaal verhuurkantoor is een belangrijke peiler van het lokale woonbeleid en moet verder worden gepromoot. Bijvoorbeeld ouderen die verhuizen naar rusthuis aanspreken om woning te laten beheren door het SVK. Zoeken naar oplossingen »
»
»
Opsporen en in kaart brengen van zorgvragen en –noden –
Methodiek nodig: duidelijke afspraken over opsporen, signaleren, opvolgen
–
Geld en mensen nodig
–
Periodiek in kaart brengen: criteria, nulmeting, doelgroep
Samenwerking en netwerking –
Tussen gemeentelijke actoren en diensten
–
Op hogere niveaus
–
Stad = regisseur
Inspelen op demografische ontwikkelingen –
Nieuwe woonvormen traceren en stimuleren
–
Aandacht voor opportuniteiten en er flexibel op inspelen
152
»
»
»
–
Meegroeiwonen opnemen in bouwreglement
–
Meegroeiwonen als vereiste in premiebeleid
Begeleiden van wonen –
Ruim bekijken en invullen: thuiszorg, straathoekwerker, …
–
Er wordt veel naast mekaar gewerkt
–
Sociale kaart opmaken
–
Doel: toegankelijk maken van zorg
–
Regie = woonwinkel
Nood aan transitwoningen –
Doelgroep: onbewoonbaar verklaarde woningen, huisjesmelkers
–
Sociale woningen? – overleg met shm
–
Onaantrekkelijk, geen domiciliëring (vb Oostende)
Pool van woonvormen en opvang –
Verschillende vormen van begeleid wonen groeperen: gezamenlijk gebruik van de infrastructuur
»
»
–
Voorbeeldlocatie: Kazerne
–
Duidelijke afspraken/reglementen per doelgroep
–
Voldoende aandacht voor begeleiding
Bemoeizorg –
Behouden!
–
Uitbreiden naar privé huur
–
Integreren in een breed verhaal van “ begeleid wonen”
–
Samenwerking nodig tussen alle partners CAW, OCMW,…
Opwaarderen van de woonomgeving –
Kleine initiatieven: tegeltuintjes, bank, bloembakken,…
–
Samenwerking met verenigingen, vrijwilligers, …
153