, 0)(
I
RD/C rolnummers: 02/2235 (hoofdzaak) en 03/542 (vrijwaring) datum vonnis: 8 september 2004
RECHTBANK 's-GRA VENHAGE sector civiel recht - enkelvoudige kamer Vonnis in de hoofdzaak met rolnummer
0212235 van:
Ingrid Johanna Christa MUIJRES-ZW AANS, wonende te Schilde (België), eiseres, (verder genoemd mevr. Muijres-Zwaans), procureur: mr. H.C. Grootveld, advocaat: mr. J.A.A. Diederen, tegen 1) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN SITTARD B.V., gevestigd te Sittard, 2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN EINDHOVEN B.V., gevestigd te Eindhoven, 3) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN ALPHEN AID RIJN B.V., gevestigd te Alphen a/d Rijn, gedaagden, (verder genoemd Van Wijnen c.s.), procureur: mr. E. Grabandt, advocaat: mr. R.J.Q. Klomp, en in de vrijwaringszaak
met rolnummer 03/542 van:
I) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN SIIT ARD B.V., gevestigd te Sittard, 2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN EINDHOVEN B.V., gevestigd te Eindhoven, 3) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VAN WIJNEN ALPHEN AID RIJN B.V., gevestigd te Alphen a/d Rijn, eisers, procureur: mr. E. Grabandt, advocaat: mr. R.J.Q. Klomp, tegen I) de naamloze vennootschap DE DRAUW BLACKSTONE WESTBROEK gevestigd te ' s-Gravenhage, 2) MR. F.K. DUIJN, wonende te Rotterdam, 3) MR. C.N. PEIJSTER, wonende te Amsterdam, gedaagden, (verder genoemd De Brauw), procureur: mr. H.J.A. Knijff, advocaat: mr. A.S. Fransen van de Putte.
N.V.,
·1
2
rofnummer: 02/2235 en 03/542
/
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die zich in de respectieve griffiedossiers bevinden, waaronder het proces-verbaal van de comparitie van 25 september 2003, de brief van deze rechtbank van 29 september 2003 aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJl), het rapport van het IJl van 11 maart 2004 en de akten van 19 mei 2004 van partijen na deskundigenbericht.
RECHTSOVERWEGINGEN in de hoofdzaak
en in de vrijwaringszaak
1.1 Mevr. Muijres-Zwaans is op 17 augustus 1974 gehuwd met M.H.B. Muijres; zij zijn sedert jaren woonachtig in Belgi/!. Muijres heeft op 6 mei 1999 een overeenkomst van koop en verkoop van aandelen gesloten waarbij M & M Bouw Nederland B.V. (thans geheten Muvest Nederland B.V.), alle geplaatste aandelen in het kapitaal van de in die overeenkomst genoemde vennootschappen heeft verkocht aan Van Wijnen c.s. voor een (minimale) koopsom van de /18.553.590,--. Bij deze overeenkomst is Muijres ook als privépartij betrokken. • In art. 8.1yan de overeenkomst heeft Muijres de verplichtingen van verkopers jegens kopers gegarandeerd en hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. De totale aansprakelijkheid van Muijres is gelimiteerd tot /15 miljoen. 1.2 De genoemde overeenkomst is opgesteld door het advocatenkantoor van De Brauw, waarbij mr. Buijn als notaris en mr. Peijster als advocaat betrokken waren. 1.3 Muijres in persoon en Muvest BV zijn door Van Wijnen c.s. (in een arbitrageprocedure) aangesproken voor een bedrag van /20 miljoen. 1.4 Van Wijnen c.s. hebben conservatoir (bewarend) beslag laten leggen op de echtelijke woning in Schilde te Belgi/!. Dit beslag is op 7 mei 2001 door de deurwaarder betekend. 1.5 Bij aangetekende brief van 12 juni 2002 heeft mevr. Muijres-Zwaans Van Wijnen c.s. de nietigheid ingeroepen van de door haar echtgenoot verstrekte borgstelling in de overeenkomst van 6 mei 1999. Zij heeft zich daarbij beroepen op de bepalingen in art. 1:88 en 1:89 BW, stellende dat zij geen toestemming voor deze borgstelling had en heeft gegeven. 1.6 Tot op heden is er geen schriftelijke toestemmingsverklaring de proces/griffiedossiers aanwezig.
van mevr. Muijres-Zwaans
in
2. Vordering. grondslag en verweer 2.1 Mevr. Muijres-Zwaans vordert in de hoofdzaak, zakelijk weergegeven, voor recht te verklaren dat de in rechtsoverweging 1.1 genoemde rechtshandeling waarbij Muijres zich tot borg en hoofdelijk schuldenaar heeft gesteld, is vernietigd, met veroordeling van Van Wijnen c.s. in de kosten van deze procedure. 2.2 Mevr. Muijres-Zwaans stelt daartoe dat zij nimmer toestemming heeft gegeven aan haar echtgenoot voor deze borgstelling en hoofdelijke aansprakelijkheid. Zij heeft daarom de nietigheid van deze rechtshandeling ingeroepen. 2.3 Van Wijnen c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd en De Brauw in vrijwaring opgeroepen.
3
rolnummer: 02/2235 en 03/542
2.4 Van Wijnen c.s. stellen in de vrijwaringszaak dat De Brauw, indien in de hoofdzaak komt vast te staan dat de nietigheid van de borgstelling kan worden ingeroepen wegens het ontbreken van toestemming van mevr. Muijres-Zwaans, een beroepsfout heeft gemaakt C.q. onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld inzake de advisering en opstelling van de genoemde overeenkomst van 6 mei 1999. 2.5 De Brauw heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. Beoordeling 3.1 In confesso is dat in de hoofdzaak Belgisch recht van toepassing nu de niet-handelende echtgenoot. mevr. Muijres-Zwaans, op of omstreeks 6 mei 1999 haar gewone verblijfplaats in België had (art. 3 Wet conflictenrecht huwelijksbetrekkingen). Ten overvloede venneldt de rechtbank dat in de vrijwaringszaak het Nederlandse recht van toepassing is. 3.2 De rechtbank baseert haar oordeel in de hoofdzaak op het rapport van 11 maart 2004 van het In waarin een beschrijving is gegeven van het toepasselijke Belgische recht, de daar5ij behorende jurisprudentie en de opvattingen in de doctrine. Overigens is door geen der partijen de inhoud van het rapport van het In betwist. zodat de rechtbank met partijen uitgaat van de (juridische) juistheid van het daarin gestelde. 3.3 In het Belgische recht wordt. ánders dan in het Nederlandse recht. geen (voorafgaande) toestemming of instemming verlangd van de ene echtgenoot voor het aangaan van persoonlijke zekerheden door de andere echtgenoot. In zoverre kan al geconcludeerd worden dat er door De Brauw geen beroepsfout is gemaakt omdat ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst van 6 mei 1999, het Belgische recht van toepassing was en er dus geen toestemming nodig was van mevr. Muijres-Zwaans. Dit wordt niet anders omdat De Brauw ten tijde van het voorbereiden en sluiten van de overeenkomst daarvan niet eens op de hoogte was. Retrospectief gezien is er toen geen beroepsfout gemaakt ·omdat de (schriftelijke) toestemming van mevr. Muijres-Zwaans op 6 mei 1999 ontbrak (die naar Nederlands recht wél vereist is). Het debat tussen partijen over het (niet-) bestaan van zo'n schriftelijke (toestemmings)verklaringgevoerd in het kader van art. 1:88 BW - heeft daannee zijn relevantie verloren. 3.4 De Belgische wet voorziet wel in een sanctie op het aangaan van bedoelde persoonlijke zekerheden, namelijk nietigverklaring door de niet-handelende echtgenoot wanneer de door de handelende echtgenoot aangegane persoonlijke zekerheden de belangen van het gezin in gevaar brengen (art. 224 par. 1 sub 4 BBW). Op grond van de Belgische rechtspraak en doctrine is uitgangspunt dat het gezinsbelang moet worden beoordeeld op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst c.q. de borgof garantstelling; niet bepalend zijn de (gezins)omstandigheden ten tijde van het inroepen van de nietigheid. Naar het moment van totstandkoming dient het bedrag van de gestelde zekerheid vergeleken te worden met de financiële positie van het gezin, waarbij rekening kan worden gehouden met reeds aangegane leningen, de inkomens uit arbeid van de echtgenoten, hun (on)roerende zaken en verdere vennogensbestanddelen (kort gezegd: de vennogenstoestand van het gezin). Algemene opvatting is dat de belangen van het gezin in gevaar worden gebracht indien de gezinswoning is bedreigd en het gezinsvennogen haast uitsluitend deze woning omvat of dat de handelende echtgenoot als gevolg van de borgstelling niet langer in de lasten van het huwelijk kan bijdragen. . . De niet-handelende echtgenoot die de nietigverklaring vordert, dient te bewijzen dat de borgof garantstelling de belangen van het gezin in gevaar heeft gebracht. Hierover straks meer in rechtsoverweging 3.7.
4
rolnummer: 02/2235 en 03/542
3.5 De vordering tot nietigverklaring of schadevergoeding moet op straffe van verval worden ingesteld binnen één jaar na kennisneming door de niet-handelende echtgenoot van de gewraakte handeling (art. 224 par. 2 BBW). Door Van Wijnen c.s. is als primair verweer aangevoerd dat mevr. Muijres-Zwaans deze termijn heeft overschreden en derhalve niet meer ontvankelijk is in haar vordering. Zij zou in ieder geval vanaf de beslaglegging op de echtelijke woning (op 7 mei 200 I) op de hoogte moeten zijn geweest van de garantstelling. Zij heeft pas per brief van 12 juni 2002 de vernietiging ingeroepen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. 3.6 Naar Belgisch recht geldt dat de bewijs/ast van de kennisname van de gewraakte handeling rust op degene die zich op de vervaltermijn beroept. In casu is dat Van Wijnen c.s .. Hun vermoeden dat mevr. Muijres-Zwaans in ieder geval hiervan op de hoogte is geraakt op het moment van (het betekenen) van het beslag op de echtelijke woning, levert echter nog geen bewijs op. Vast staat het deurwaardersexploit van betekening in ontvangst is genomen door Muijres zelf. Niet gesteld of gebleken is dat mevr. Muijres-Zwaans óók voor ontvangst heeft getekend. Feitelijk niet bekend is of Muijres toen mededeling heeft gedaan aan zijn echtgenote van dit beslag. De suggestie van Van Wijnen c.s. "zij zal toch haar echtgenoot om tekst en uitleg hebben gevraagd", kan en is niet nader onderbouwd. Concreet bewijs hiervan wordt niet aangebodt;n. Dit betekent dat de rechtbank het er op moet houden dat de kennisneming van de gewraakte handeling door mevr. Muijres-Zwaans dateert van de brief van 12 juni 2002; de onderhavige zaak is vervolgens op 13 augustus 2002 op de rol geplaatst. De vervaltermijn is daarmee niet verlopen. Het primaire verweer wordt daarom verworpen. 3.7 Nu mevr. Muijres-Zwaans in haar vordering kan worden ontvangen, blijft over het antwoord op de vraag of door de borgstelling de gezinsbelangen in gevaar zijn gekomen. Hiervoor dient zij feiten en omstandigheden aan te voeren die deze stelling kunnen dragen. Ná kennisneming van het rapport van het In - dat overigens niets aan duidelijkheid omtrent deze kwestie over laat - heeft mevr. Muijres-Zwaans in de akte na deskundigen bericht enkel aangegeven dat zij instemt met de inhoud van het rapport en: "het bericht van het IJl geeft zijdens [mevr.] Murijes ook overigens geen aanleiding tot verdere opmerkingen of vragen". De rechtbank leidt hieruit af dat mevr. Muijres-Zwaans kennelijk geen behoefte heeft om énig bewijs aan te dragen voor de stelling dat haar gezinsbelangen in gevaar zijn gekomen door en ten tijde van de borgstelling van haar echtgenoot. Zij heeft ook daaromtrent (de gezinsbelangen) niets gesteld, zodat de rechtbank ook geen aanleiding ziet om haar ambtshalve met het bewijs te belasten (art. 149 lid 1 Rv). Een en ander heeft tot gevolg dat de brief van 12juni 2002 van mevr. Muijres-Zwaans (vide sub 1.5) waarin zij de nietigheid inroept van de borgstelling, géén rechtsgevolg heeft (gehad) en dat de gewraakte rechtshandeling van Muijres (vide sub 1.1) waarin hij zich garant stelt en zich aansprakelijk houdt voor de nakoming van de overeenkomst van 6 mei 1999, in stand blijft C.q. in stand is gebleven. De vordering van mevr. Muijres-Zwaans wordt derhalve afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak, uitvoerbaar bij voorraad zoals gevorderd bij conclusie van antwoord. Nu de vrijwaring niet als nodeloos gekwlificeerd kan worden, zal mevr. Muijres-Zwaans haar eigen kosten in het incident (I punt liquidatietarief 11)dienen te dragen. 3.8 Gelet op het oordeel hierboven - én gelet hetgeen overwogen is in rechtsoverweging 3.3 zal de vordering in de vrijwaringszaak eveneens worden afgewezen. Van Wijnen c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze vrijwaringsprocedure en de eigen kosten in het incident (1 punt liquidatietarief 11)zelf moeten dragen.
•• 5
rolnummer: 02/2235 en 03/542
BESLISSING De rechtbank: in de hoofdzaak: wijst de vordering af; veroordeelt mevr. Muijres-Zwaans in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Wijnen c.s. begroot op € 193,-- aan verschotten en € 975,-- aan salaris procureur, verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad; in de vrijwaringszaak: wijst de vordering af; veroordeelt Van Wijnen c.s. in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspráak ~an de zijde van De Brauw begroot op € 205,-- aan griffierecht en € 975,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr.R.A. Dozy en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.