Belgische Vereniging van Ziekenhuisapothekers Association Belge des Pharmaciens Hospitaliers
50 ans A.B.P.H. 50 jaar B.V.Z.A. Zaterdag 10 mei 2003 – Samedi 10 mai 2003
Sheraton Brussels Rogierplein 3 Place Rogier 1210 Brussel - Bruxelles
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
1
• De overheid en de ziekenhuisfarmacie - L'autorité et la pharmacie hospitalière De erkenning van de ziekenhuis apotheker - L’agrément du pharmacien hospitalier C. Decoster page 3 Relatie tussen RIZIV en de ziekenhuisapothekers - L'INAMI et les pharmaciens hospitaliers J. De Cock page 8 De aflevering van geneesmiddelen in het ziekenhuis - La délivrance des médicaments à l'hôpital J. Van Calster
page 12
• De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir Historisch overzicht van de ziekenhuisfarmacie in België S. Smets
page 15
Actuele ziekenhuisfarmacie in België L. Willems
page 17
Nieuwe ontwikkelingen - Nouveaux développements - De implementatie van een elektronisch voorschrift in een ziekenhuis J. Damiaans page 19 - Pharmacie clinique, soins pharmaceutiques, pharmacie au lit du patient S. Quennery page 20 - Préparation des injectables prêts à l’emploi (CIVAS) J.-D. Hecq page 22 - Traceerbaarheid van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen F. Van Beek page 23
• Slotwoord - Conclusion La pharmacie hospitalière et l'Europe - Ziekenhuisfarmacie en Europa J. Surugue
page 25
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
2
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
DE ERKENNING VAN DE ZIEKENHUISAPOTHEKER Mr. C. Decoster, Directeur-generaal DG 1 FOD Volksgezonheid, Veiligheid Voedseleketen en Leefmilieu
Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,
Vooreerst zou ik in mijn eigen naam en als vertegenwoordiger van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, Directoraatgeneraal Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen U willen gelukwensen ter gelegenheid van de viering van het 50-jarig bestaan van de Belgische Vereniging van Ziekenhuisapothekers. Vandaag zal ik U de visie van de Overheid omtrent de erkenning van de ziekenhuisapotheker binnen de Belgische gezondheidszorg toelichten en U hierbij kort de historiek en de stand van het project toelichten. Sinds vele jaren bestaat er een goede samenwerking tussen uw Vereniging en onze Administratie. De objectieven, die U als Vereniging ter harte neemt, hebben steeds één gemeenschappelijk doel gehad, namelijk de goede werking van de ziekenhuisapotheek te bevorderen. Vanuit de Overheid hebben wij gepoogd aan deze doelstelling mee te werken door de realisatie van verschillende projecten. Ik zou er drie willen noemen, met name, de erkenning van de ziekenhuisapotheek, de creatie van een specifiek budgetonderdeel voor de ziekenhuisapotheek binnen de financiering van de ziekenhuizen en de erkenning van de ziekenhuisapotheker. Ontegensprekelijk is het beroep van ziekenhuisapotheker een beroep dat door de aflevering van geneesmiddelen en de eraan verbonden kwaliteitsbewaking een cruciale rol speelt binnen het continuüm gezondheid – ziekte en vice versa. De uitoefening van het beroep van ziekenhuisapotheker en zijn plaats binnen de gezondheidszorg en meer in het bijzonder in het ziekenhuis worden beïnvloed door een aantal elementen en ontwikkelingen, die nader worden toegelicht.
De erkenning van de ziekenhuisapotheek In een eerste fase werd de verplichting opgelegd om in de ziekenhuizen enkel ziekenhuisapothekers aan te werven met een certificaat van ziekenhuisapotheker uitgereikt door een Belgische universiteit. Deze verplichting gold aanvankelijk in het kader van de algemene erkenningsnormen voor de ziekenhuizen ingevolge een koninklijk besluit van 7 juli 1986. Bij het koninklijk besluit van 4 maart 1991 werd deze vereiste ingebouwd in de normen voor de erkenning van de ziekenhuisapotheek. Omdat deze normen niet conform werden geacht met de Europese wet- en regelgeving, werd deze bepaling in een tweede fase door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 vervangen door een nieuwe bepaling, waarbij aan alle apothekers verbonden aan een ziekenhuisapotheek de verplichting werd opgelegd om een aanvullende beroepservaring van 500 uren te hebben. In een begeleidende omzendbrief van 28 mei 1997 werd gesteld dat, gelet op de specifieke en gespecialiseerde taken van de ziekenhuisapotheker en rekening houdend met het kwaliteitsbeleid voor de gezondheidsinstellingen, er de voorkeur aan gegeven werd dat de beroepservaring omkaderd zou worden door de universiteiten. De moeilijkheid ligt precies in het feit dat de Europese Unie de eigenheid van de ziekenhuisapotheker tot op vandaag niet echt heeft erkend. De Europese Unie gaat er in zijn richtlijn 85/432 van 16 september 1985 van uit dat elke apotheker op basis van zijn opleiding tot apotheker overal in Europa zijn beroep moet kunnen uitoefenen, ongeacht of het om een publieke officina dan wel om een ziekenhuisapotheek gaat. Dit is echter spijtig omdat een ziekenhuisapotheker een specifieke opdracht heeft die niet kan worden gelijkgesteld met deze van een apotheker werkzaam in een publieke officina. De marge die de Europese wet- en regelgeving biedt, is wel zeer smal; met name laat de richtlijn toe een aanvullende beroepservaring te eisen. Over
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
3
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
de wijze waarop aan deze bepaling invulling kan worden gegeven, werden evenwel geen preciseringen verstrekt. Financiering van de ziekenhuizen en het impact t.a.v. de ziekenhuisapotheker. In het kader van de ziekenhuisfinanciering werd met ingang van 1 januari 2000 een financiële incentive gegeven voor ziekenhuizen die enkel beschikken over apothekers met één jaar bijkomende opleiding aan een universiteit. Bij ministerieel besluit van 18 december 1998 werd overigens een Erkenningscommissie opgericht die de erkenningscriteria zou bepalen waaraan de ziekenhuisapothekers zouden moeten voldoen indien het ziekenhuis van de financiële bonus zou willen genieten. Om de erkenning te kunnen behouden zouden de ziekenhuisapothekers moeten deelnemen aan programma’s van postuniversitaire voortgezette opleiding. In de nieuwe financiering van de ziekenhuizen, ingevoerd bij het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt gesteld dat met ingang van 1 juli 2002 de aan een ziekenhuisapotheek verbonden apothekers de titel van ziekenhuisapotheker, bekomen krachtens het koninklijk besluit nr. 78, moeten hebben. Zolang de bedoelde titel niet is toegekend, volstaat een stuk waarin geattesteerd wordt dat er een bijkomende opleiding als ziekenhuisapotheker gevolgd werd. De erkenning als ziekenhuisapotheker. In een advies van de Raad van State naar aanleiding van een besluit tot vaststelling van de criteria om te kunnen worden erkend als ziekenhuisapotheker heeft deze gesuggereerd om de erkenning te verlenen in het kader van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen Na een grondige analyse werden verleden jaar drie besluiten, twee koninklijke en één ministerieel besluit, stoelend op de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, voorbereid en voor advies overgemaakt aan de Raad van State.
Waarover handelen nu deze besluiten? Stap 1: Opstelling van een ontwerp van koninklijk besluit houdende vaststelling van een bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker. Een eerste ontwerp van koninklijk besluit creëert de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker. Stap 2: Opstelling van een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker. Alhoewel bij het ministerieel besluit van 18 december 1998 op basis van het financieringsbesluit een Erkenningscommissie werd opgericht, wordt door dit tweede ontwerp van koninklijk besluit vooreerst de grondslag gelegd voor een nieuwe Erkenningscommissie, die de vorige zal vervangen. De samenstelling ervan is paritair geregeld, namelijk met vertegenwoordigers van de Belgische universiteiten en vertegenwoordigers van de wetenschappelijke beroepsverenigingen voor ziekenhuisapothekers. Vervolgens wordt de procedure voor het verkrijgen en het verlengen van de erkenning als ziekenhuisapotheker met het oog op het dragen van de bijzondere beroepstitel vastgesteld. De aanvrager zal ofwel een volledige – geldig voor 6 jaar - ofwel een voorlopige erkenning – geldig voor maximum 3 jaar - kunnen aanvragen. Een belangrijk punt is dat de Erkenningscommissie eveneens op voorhand advies kan uitbrengen over de aard en het aantal toegekende accreditatiepunten van de voortgezette opleiding. Hiermee wordt de garantie geboden dat de voortgezette opleidingen die door de Erkenningscommissie worden goedgekeurd, in aanmerking komen voor de verlenging van de erkenning als ziekenhuisapotheker. Stap 3: Ontwerp van een ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor het bekomen van de erkenning als ziekenhuisapotheker, de verlenging van de erkenning als ziekenhuisapotheker met het oog op het dragen van een bijzondere beroepstitel. Zoals bij de bespreking van de procedure reeds aangehaald, zullen er twee soorten erkenningen bestaan, met name de volledige en de voorlopige erkenning. Voor het bekomen van de volledige erkenning dient de aanvrager:
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
4
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
- ofwel apotheker te zijn en houder te zijn van een door een Belgische universiteit afgegeven diploma of certificaat avn ziekenhuisapotheker, dat een opleiding bekroont die beantwoordt aan het minimumprogramma van vereiste theoretische vorming en beroepservaring; - ofwel apotheker zijn, die niet houder is van een door een Belgische universiteit afgeleverd dipoloma of certificaat van ziekenhuisapotheker, maar die wel voor 12 juli 1986 in een ziekenhuisofficina of geneesmiddelendepot tewerkgesteld was en die zich voor 12 januari 1987 bij de Minister van Volksgezondheid bekendgemaakt heeft; - ofwel Europees onderdaan zijn met een diploma dat hiermee is gelijkgesteld. De volledige erkenning met het oog op het dragen van de bijzondere beroepstitel zal worden verleend indien wordt voldaan aan alle door de Minister vastgestelde erkenningscriteria. Het besluit bepaalt het minimumprogramma voor de vereiste vorming en beroepservaring. Dit programma omvat minstens 900 effectieve uren en bestaat uit een gedeelte theoretische vorming en een gedeelte beroepservaring. Het theoretische gedeelte moet minstens 325 effectieve uren omvatten; het gedeelte beroepservaring omvat minstens 480 effectieve uren in een ziekenhuisapotheek. Voor wat het overige aantal effectieve uren betreft kunnen deze worden behaald in een theoretische vorming of beroepservaring. De voorlopige erkenning wordt verleend aan personen die in opleiding zijn met het oog op het bekomen van de volledige erkenning.
positief is en dat de adviezen geen noemenswaardige opmerkingen bevatten. Inmiddels werden de opmerkingen en aanbevelingen van de Raad van State verwerkt in de ontwerpen van besluit en ter ondertekening aan het Staatshoofd voorgelegd. Deze besluiten zullen eerstdaags in het Belgisch Staatsblad verschijnen. Slotbeschouwingen Het bijna omzeggens samenvallen van de publicatie van deze wet- en regelgeving m.b.t. de invoering van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker met uw viering van het 50-jarig bestaan van de Belgische Vereniging van Ziekenhuisapothekers is niet louter te wijten aan coïncidentie. Reeds vele jaren ijvert de Overheid om de rol van de ziekenhuisapotheker binnen de gezondheidszorg duidelijk te omschrijven. Door het streven naar harmonisering van de bijkomende opleiding, alsook door de verlenging van de erkenning afhankelijk te maken van het volgen van verdergezette opleiding om de wetenschappelijke kennis op peil te houden, beoogt de Overheid op het domein van de ziekenhuisapotheek een kwaliteitsvolle service te bieden aan de ziekenhuispatiënten. Met de beschermde beroepstitel van ziekenhuisapotheker bouwen we verder aan een traditie van goede scholing van onze ziekenhuisapothekers. Het is dan ook met vertrouwen dat we de toekomst van de ziekenhuisapotheek tegemoet zien.
De Federale Overheid kan de minimumeisen bepalen waaraan een opleiding moet beantwoorden. Het organiseren van de opleiding zelf is een zaak van de Gemeenschappen. Via het publiceren van het minimumprogramma van de vereiste theoretische vorming en beroepservaring als onderdeel van de erkenningscriteria wordt een aanzet gegeven om te streven naar een harmonisatie van de bijkomende opleidingen tot ziekenhuisapotheker binnen de diverse Belgische universiteiten. Ik kan U aankondigen dat de inhoud van de adviezen, die de Raad van State recent heeft uitgebracht,
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
5
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
L’AGREMENT DU PHARMACIEN HOSPITALIER Mr. C. Decoster, Directeur général DG 1 SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement
Monsieur le Président, Mesdames, Messieurs,
Je tiens tout d’abord à vous féliciter, en mon propre nom et en tant que représentant du SPF Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement, Direction générale de l’organisation des établissements de soins, à l’occasion du 50ième anniversaire de l’Association Belge des Pharmaciens Hospitaliers. Aujourd’hui, j’aimerais vous présenter la vision des pouvoirs publics sur l’agrément du pharmacien hospitalier dans le cadre du système belge de soins de santé. A cet égard, je vous exposerai succinctement l’historique, pour faire ensuite le point de la situation. Depuis de nombreuses années, il existe une bonne collaboration entre votre association et notre administration. Les objectifs que vous poursuivez en tant qu’association se sont toujours caractérisés par un souci commun, à savoir la promotion du fonctionnement efficace de l’officine hospitalière. En tant que pouvoirs publics, nous avons essayé de collaborer à la réalisation de cet objectif en mettant en oeuvre différents projets. Je voudrais en citer trois, à savoir, l’agrément de l’officine hospitalière, la création, au niveau du financement des hôpitaux, d’une sous-partie budgétaire spécifique à celle-ci et l’agrément des pharmaciens hospitaliers.
L’agrément de l’officine hospitalière Dans un premier stade, les hôpitaux se sont vu imposer l’obligation de n’engager que des pharmaciens hospitaliers disposant d’un certificat de pharmacien hospitalier délivré par une université belge. Au départ, cette obligation était d’application dans le cadre des normes générales d’agrément des hôpitaux conformément à un arrêté royal du 7 juillet 1986. Dans l’arrêté royal du 4 mars 1991, cette exigence fut intégrée dans les normes d’agrément de l’officine hospitalière. Etant donné que ces normes n’étaient pas jugées conformes à la législation ni à la réglementation européennes, cette disposition a été remplacée, dans un deuxième stade, par l’arrêté royal du 28 octobre 1996 imposant à tous les pharmaciens attachés à une officine hospitalière une expérience complémentaire de 500 heures. Une circulaire y afférente du 28 mai 1997 stipulait qu’étant donné les tâches spécifiques et spécialisées du pharmacien hospitalier et compte tenu de la politique de qualité à mener dans les établissements de soins, il était préférable que cette expérience professionnelle fût encadrée par les universités.
Personne ne contestera que la profession de pharmacien hospitalier, impliquant la délivrance de médicaments et le contrôle de la qualité y afférent, constitue un élément essentiel du continuum santémaladie et vice versa.
La difficulté réside précisément dans le fait qu’à ce jour, l’Union européenne n’a toujours pas vraiment reconnu la spécificité du pharmacien hospitalier. Dans sa directive 85/432 du 16 décembre 1985, l’Union européenne part de l’idée que, sur la base de sa formation ad hoc, tout pharmacien doit pouvoir exercer sa profession partout en Europe, qu’il s’agisse d’une officine publique ou d’une officine hospitalière, ce qui est regrettable eu égard à la mission spécifique du pharmacien hospitalier, laquelle ne peut être assimilée à celle d’un pharmacien travaillant dans une officine publique.
L’exercice de la profession de pharmacien hospitalier et la position de celle-ci au sein du système de soins de santé sont influencés par un certain nombre d’éléments et d’évolutions, que je vous exposerai maintenant de manière plus détaillée.
La marge offerte par la législation et la réglementation européennes est toutefois fort étroite, dans ce sens que la directive permet seulement d’exiger une expérience professionnelle complémentaire. Les modalités y afférentes n’ont jamais été précisées.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
6
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
Financement des hôpitaux et l’impact sur le pharmacien hospitalier. Dans le cadre du financement des hôpitaux, une prime financière a été octroyée à partir du 1er janvier 2000 aux hôpitaux qui ne disposent que de pharmaciens ayant suivi une seule année de formation complémentaire à l’université. Par arrêté ministériel du 18 décembre 1998, une Commission d’agrément a d’ailleurs été créée afin de déterminer les critères d’agrément auxquels les pharmaciens hospitaliers devraient satisfaire si l’hôpital voulait profiter du bonus financier. Pour pouvoir conserver l’agrément, les pharmaciens hospitaliers devraient participer aux programmes de formation continuée postuniversitaire. Dans le nouveau financement des hôpitaux, introduit par l’arrêté royal du 25 avril 2002 relatif à la fixation et à la liquidation du budget des moyens financiers des hôpitaux, on considère qu’à partir du 1er juillet 2002, les pharmaciens attachés à une officine hospitalière doivent posséder le titre de pharmacien hospitalier, obtenu en vertu de l’arrêté royal n° 78. Tant que le titre visé n’a pas été attribué, un document attestant qu’une formation complémentaire en tant que pharmacien hospitalier a été suivie, suffit. L’agrément en tant que pharmacien hospitalier. Dans un avis concernant un arrêté fixant les critères pour pouvoir être agréé en tant que pharmacien hospitalier, le Conseil d’Etat a suggéré, d’octroyer l’agrément dans le cadre de l’arrêté royal n° 78 relatif à l’exercice des professions des soins de santé. L’année passée, après une analyse approfondie, trois arrêtés, deux arrêtés royaux et un arrêté ministériel, reposant sur les dispositions de l’arrêté royal n° 78 relatif à l’exercice des professions des soins de santé, ont été préparés et transmis pour avis au Conseil d’Etat. De quoi traitent ces arrêtés ? Etape 1 : Rédaction d’un projet d’arrêté royal fixant un titre professionnel particulier de pharmacien hospitalier. Un premier projet d’arrêté royal crée le titre professionnel particulier de pharmacien hospitalier.
Etape 2 : Rédaction d’un projet d’arrêté royal fixant la procédure d’agrément du titre professionnel particulier de pharmacien hospitalier. Bien qu’une Commission d’agrément ait été créée par l’arrêté ministériel du 18 décembre 1998 sur la base de l’arrêté de financement, ce deuxième projet d’arrêté royal jette d’abord les bases d’une nouvelle Commission d’agrément qui remplacera la précédente. Elle sera composée de manière paritaire, de représentants des universités belges et de représentants des associations professionnelles scientifiques pour pharmaciens hospitaliers. Ensuite, la procédure d’obtention et de prorogation de l’agrément en tant que pharmacien hospitalier en vue du port du titre professionnel particulier sera fixée. Le demandeur pourra demander soit un agrément complet, valable pour 6 ans, soit un agrément provisoire, valable pour 3 ans maximum. Un élément important est que la Commission d’agrément peut également formuler un avis, à l’avance, sur le type et le nombre de points d’accréditation octroyés dans le cadre de la formation continuée. Cela permet de garantir que les formations continuées approuvées par la Commission d’agrément entrent en ligne de compte pour la prorogation de l’agrément en tant que pharmacien hospitalier. Etape 3 : projet d’arrêté ministériel portant fixation des critères d’obtention de l’agrément en tant que pharmacien hospitalier, de la prorogation de l’agrément en tant que pharmacien hospitalier en vue du port d’un titre professionnel particulier. Comme il a déjà été mentionné lors de l’examen de la procédure, il existera deux types d’agrément, à savoir l’agrément complet et l’agrément provisoire. Pour l’obtention de l’agrément complet, le demandeur doit : - soit être pharmacien et en possession d’un diplôme ou d’un certificat de pharmacien hospitalier délivré par une université belge, qui sanctionne une formation correspondant au programme minimum de formation théorique et d’expérience professionnelle requises; - soit être pharmacien non-porteur d’un diplôme ou d’un certificat de pharmacien hospitalier délivré par une université belge, mais
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
7
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
avoir été employé dans une officine hospitalière ou un dépôt de médicaments avant le 12 juillet 1986 et s’être fait connaître au Ministre de la Santé publique avant le 12 janvier 1987; - soit être un ressortissant européen en possession d’un diplôme assimilé. L’agrément complet en vue du port du titre professionnel particulier sera prorogé s’il est répondu à tous les critères d’agrément fixés par le ministre. L’arrêté fixe le programme minimum pour la formation et l’expérience professionnelle requises. Ce programme comprend au moins 900 heures effectives et se compose d’une partie « formation théorique » et d’une partie « expérience professionnelle ». La partie théorique doit comprendre au moins 325 heures effectives; la partie « expérience professionnelle » comprend au moins 480 heures effectives en officine hospitalière. Les heures effectives restantes peuvent être réalisées dans le cadre de la formation théorique ou de l’expérience professionnelle.
taires de pharmacien hospitalier dans les différentes universités belges. Je puis vous annoncer que les avis que le Conseil d’Etat a récemment formulés sont positifs et ne comprennent pas de remarques particulières. Entre-temps, les observations et les recommandations du Conseil d’Etat ont été intégrées dans les projets d’arrêtés, lesquels ont été soumis à la signature du Chef de l’Etat. Ils seront publiés sous peu au Moniteur belge. Considérations finales
L’autorité fédérale peut fixer les exigences minimums auxquelles une formation doit répondre. L’organisation de la formation proprement dite relève des Communautés.
Le fait que la publication de cette loi et de cette réglementation concernant le titre professionnel particulier de pharmacien hospitalier coïncide, à quelques jours près, avec la célébration des 50 ans d’existence de l’Association belge des pharmaciens hospitaliers, n’est pas dû au hasard. Depuis des années, l’autorité s’efforce de définir avec plus de précision le rôle du pharmacien hospitalier dans le secteur des soins de santé. En oeuvrant pour l’harmonisation des formations complémentaires et en subordonnant la prolongation de l’agrément à une formation continuée visant à maintenir les connaissances scientifiques à niveau, l’autorité entend offrir un service de qualité aux patients hospitaliers dans le domaine de l’officine hospitalière.
Par le biais de la publication du programme minimum de la formation théorique et de l’expérience professionnelle requises comme composantes des critères d’agrément, l’impulsion nécessaire est donnée à l’harmonisation des formations complémen-
En instaurant le titre professionnel protégé de pharmacien hospitalier, nous consolidons la tradition de qualité dans la formation de nos pharmaciens hospitaliers. C’est donc avec confiance que nous envisageons l’avenir de l’officine hospitalière.
L’agrément provisoire est octroyé à des personnes qui sont en formation en vue de l’obtention de l’agrément complet.
HET RIZIV EN DE ZIEKENHUISAPOTHEKERS L'INAMI ET LES PHARMACIENS HOSPITALIERS` Mr. J. De Cock, Administrateur-generaal, RIZIV - Administrateur général de l'INAMI
Dames en heren, Vooreerst wil ik uiteraard uw organisatie feliciteren met haar gouden jubileum maar ook met het initiatief
om naar aanleiding van dit feestelijk gebeuren een reflectie te voeren, een balans op te maken en een toekomstperspectief te schetsen voor de farmaceutische zorgverstrekking in de Belgische ziekenhuizen.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
8
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
Onmiskenbaar heeft de gezondheidszorg de afgelopen vijf decennia een ganse mutatie ondergaan. Ook de rol van de ziekenhuisapotheker is in die periode fundamenteel gewijzigd, waarbij sinds de jaren zestig een duidelijke evolutie valt te onderkennen van een productgerichte naar een patiënten therapiegerichte aanpak. In al die jaren zijn de ziekenhuisapothekers in de overlegfora van het RIZIV deskundige en onafhankelijke gesprekspartners gebleken waarvan de inbreng en de veelal belangeloze inzet alom wordt gewaardeerd. De vertegenwoordigers van uw vereniging hebben in al die tijd waardevolle adviezen geformuleerd, creatieve ideeën ontwikkeld en een expertise steunend op hun terreinkennis ingebracht. Op die wijze hebben zij een belangrijke verdienste bij de uittekening van het geneesmiddelenbeleid in de ziekenhuizen. Ik wens hen hiervoor uitdrukkelijk te danken. Evenwel lijkt mij een feestviering als deze ook het geschikte ogenblik om in te zoomen op een aantal krachtlijnen en oriëntaties voor de toekomstige rol van de ziekenhuisapothekers in de verzekering geneeskundige verzorging. Ik heb hiertoe een formularium opgesteld met volgende vijf bestanddelen: - de specifieke identiteit en de vertegenwoordiging van de ziekenhuisapotheker - de problematiek van de financiering - de mogelijke modernisering van het reglementair kader - het thema medische materialen - de rol van de ziekenhuisapotheker bij het rationeel geneesmiddelenverbruik Laat mij beginnen met het eerste thema. Beschikken de ziekenhuisapothekers over een eigen identiteit binnen de verzekering geneeskundige verzorging? Bij het antwoord op die vraag moeten we vaststellen dat gedurende lange tijd in het kader van de ziekteverzekering nauwelijks een onderscheid tussen de officina apotheker en de ziekenhuisapotheker werd gemaakt. Het enige verschil had betrekking op tariferingscriteria. Door de jaren heen zijn andere verschillen op de voorgrond getreden, onder meer de verschillen vergoedingsbasis, de mogelijkheid tot facturatie per gebruikseenheid en
het statuut van de ziekenhuisapotheker. In de praktijk komt de specificiteit van de ziekenhuisapotheek natuurlijk nog tot uiting op andere domeinen. Ik denk onder meer aan de zeer intensieve samenwerking met andere zorgverstrekkers, aan de specifieke afleveringsvormen en aan de integratie van de farmaceutische zorgverstrekking in zorgtrajecten. Niettemin komt dit eigen gelaat volgens uw organisatie nog onvoldoende tot uitdrukking in de vertegenwoordiging in de RIZIV-organen. Zoals reeds gezegd zijn de ziekenhuisapothekers vertegenwoordigd in verschillende technische raden en commissies. Ze zijn ook bijzonder actief in de overeenkomstencommissie “verstrekkers van implantaten – verzekeringsinstellingen”. Wat totnogtoe evenwel ontbrak was een volwaardige representatie in de overeenkomstencommissie “apothekers – verzekeringsinstellingen”. Aan deze situatie zal binnenkort worden verholpen. Op 17 maart jl werd in het Verzekeringscomité van het RIZIV een ontwerp koninklijk besluit aanvaard dat op 10 april aan de Minister, werd overgemaakt die de ziekenhuisapothekers een eigen stem geeft in deze overeenkomstencommissie. Dit is van belang om specifieke honoraria te kunnen voorzien, onder andere voor gespecialiseerde magistrale bereidingen maar ook om afspraken te maken die rekening houden met het eigen profiel van de ziekenhuisapotheek. Logischerwijze zou hierdoor ook de weg moeten kunnen worden vrijgemaakt naar een rechtstreekse vertegenwoordiging in het Verzekeringscomité. Ik verontschuldig mij voor deze wat technische en administratieve uitweiding. Belangrijk is dat de stem van de ziekenhuisapothekers voldoende wordt gehoord, niet alleen voor de beroepsorganisatie maar voor het globale ZIV-overleg, gelet op het belang en het gewicht van deze sector in de gezondheidsuitgaven. Lorsque nous globalisons les dépenses les plus importantes liées aux activités des pharmaciens hospitaliers, à savoir les dépenses en matière de spécialités délivrées à des bénéficiaires hospitalisés ou non, les dépenses en matière d’implants et les budgets affectés à la partie B5 du prix de la journée d’entretien, nous constatons que ce secteur présentait en 2002 une charge financière de quelque 1,1 milliard d’euros. Cette donnée permet d’esquisser d’emblée l’intérêt du secteur concerné.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
9
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
De plus, il s’agit ici d’un secteur dans lequel l’évolution des dépenses est considérable, notamment en raison des innovations technologiques. Pour mémoire entre 1998 et 2002, les dépenses de l’assurance soins de santé ont augmenté de 25 % alors que les dépenses afférentes aux pharmacies hospitalières ont crû de 40 %. Pour la partie B5 du prix de la journée d’entretien, l’augmentation est restée limitée à 15 %. Plus fondamentalement, il ne me semble pas superflu d’évaluer, dans les années à venir, le financement actuel des pharmacies hospitalières. Cette évaluation nous permettra de rendre le système plus logique à certains endroits: est-il normal que la partie B5 couvre les frais opérationnels des pharmacies hospitalières en rapport avec les spécialités alors que les activités de la pharmacie hospitalière relatifs aux implants sont financés d’une autre manière ? De plus, cette évaluation devrait nous permettre de vérifier si et dans quelle mesure le financement actuel est suffisant à accomplir les tâches pharmaceutiques complexes de manière hautement qualitative. Enfin, la rémunération des pharmaciens hospitaliers pourrait également être mieux définie dans ce contexte. Niet alleen de financiering is aan screening toe. Ook het bestaande reglementair kader is aan updating en modernisering toe. Een aantal evidente thema’s liggen hier voor het grijpen. Los van de dossiers die nog op tafel liggen (streepjescode, forfaitarisering geneesmiddelen in de ziekenhuizen) kan gedacht worden aan volgende elementen: - de afschaffing van het dubbele tariferingsysteem naar gelang het gaat om opgenomen of ambulante patiënten; - de vereenvoudiging van de tariferingsregel van de specialiteiten categorie B; - de mogelijke integratie binnen het project Carenet van de informatiestromen met betrekking tot de hoofdstuk IV machtigingen. Mij lijkt het een te verkennen piste om vanuit het ziekenfonds bij de goedkeuring tot vergoeding van de ziekenhuisopname ook mee te delen welke machtigingen aan de opgenomen patiënt werden verleend; - de ontwikkeling van een wettelijk kader voor een elektronisch voorschrift bij aflevering vanuit de ziekenhuis apotheek. Het gebrek aan lay-out van een geneesmiddelenvoorschrift voor verstrekkingen vanuit de zieken-
huisapotheek geeft aanleiding tot heel wat moeilijkheden zowel op het vlak van de kwaliteit als op de controle. Het is evident dat de toepassing van de moderne informatica voor een geneesmiddelenvoorschrift, zo mogelijk geïntegreerd in een elektronisch medisch dossier, een belangrijke bijdrage kan leveren tot de veiligheid van de geneesmiddelentherapie. Dit kader moet kunnen voorbouwen op de initiatieven die reeds werden genomen om de regelgeving van de verzekering geneeskundige verzorging en Volksgezondheid op mekaar af te stellen. Het is de vaste wil van het RIZIV om in de komende periode hierin actief te investeren. Zo kom ik aan het 4e thema, dat van de implantaten van de invasieve medische hulpmiddelen. Permettez-moi, à présent, d’esquisser un certain nombre de jalons essentiels dans le remboursement des implants et les dispositifs médicaux. Commençons par un flash back. Initialement, les implants ont été assimilés à des spécialité pharmaceutiques et remboursés en tant que telle. En 1972, ils font leur apparition pour la première fois dans la nomenclature des soins de santé. En outre, un agrément spécifique de fournisseurs d’implants fut instauré. Dès 1983, les pharmaciens hospitaliers ont été agréés d’office à cette fin. Le Conseil technique des implants vit quant à lui le jour quelques années plus tard. En 1994, ce Conseil a établi un arrêté-cadre définissant un implant et les répartissant en différentes catégories. Pour des raisons budgétaires, cette nomenclature n’allait entrer en vigueur qu’en 1997. Sur la base de la nomenclature, les pharmaciens hospitaliers et les organismes assureurs ont conclu leur première convention, dans laquelle la marge de délivrance constituait et constitue une donnée importante. Outre les implants, la problématique des dispositifs médicaux invasifs fut inscrit à l’ordre du jour de l’INAMI.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
10
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
Une nomenclature relative au matériel endoscopique et de viscérosynthèse est quant à elle entrée en vigueur le 1er janvier 2000. Vous n’êtes pas sans savoir que depuis le 1er avril 2003, le coût de ce matériel ne peut être porté en compte que s’il est remboursé par l’assurance obligatoire soins de santé ou figure sur une liste établie par le Ministre des Affaires sociales. L’intervention de l’assurance maladie dans le coût de ce matériel reste limitée à 10 % si bien que 90 % de ce coût sont à charge du patient. L’incidence financière pour le patient est cependant contenue par l’intégration du montant dont il s’acquitte dans le compteur du maximum à facturer. Une série de problèmes pratiques subsistent cependant. J’en cite deux. On ne comprend toujours pas pourquoi le matériel nécessaire à une intervention sur l’intestin grêle est remboursé à 100 % alors que dans le cas d’une intervention sur le côlon – quelques centimètres plus loin – le patient doit supporter lui-même 90 % du coût du matériel. Les différents taux de TVA applicables à des produits similaires n’ont pas davantage de sens. A l’avenir, nous devrons aborder ces problèmes en déployant les efforts nécessaires et en faisant preuve de créativité. Cette créativité sera aussi nécessaire pour réaliser une autre priorité, notamment pour garantir une meilleure maitrise des prix doit reflécter dans ce secteur. Enfin, il importe de signaler que, depuis 2002, l’alimentation médicale et les dispositifs médicaux (en particulier les pansements spéciaux) sont remboursés conformément à une réglementation spécifique. La connaissance des pharmaciens hospitaliers est également essentielle dans ce domaine pour établir des conditions de remboursement valables et pragmatiques. Tenslotte wens ik nog kort de cruciale rol van de ziekenhuisapotheker in beeld te brengen met betrekking tot het rationeel geneesmiddelengebruik. De Overheid en de ziekenhuisapothekers hebben daarbij een complementaire taak. Het bevorderen van het rationeel geneesmiddelengebruik is één van de wettelijke opdrachten van het medisch farmaceutisch comité. Ik ben ervan overtuigd dat bij het opstellen van richtlijnen en het ontwikkelen van formularia de
ziekenhuisapothekers een belangrijke rol spelen. Van haar kant heeft de overheid de taak de gegevens waarover zij beschikt, te ontsluiten en via adequate feedbacks ter beschikking te stellen van de ziekenhuizen. De recente geneesmiddelen-feedback, die vorige maand werd gelanceerd, heeft tot doel een gericht en bruikbaar instrument ter beschikking te stellen van de ziekenhuizen. Dit alles is gebaseerd op het gegevensbestand die de FOD-Volksgezondheid en het RIZIV in coproductie exploiteren en waarbij klinische gegevens aan factureringsgegevens worden gekoppeld. De interpretatie van deze gegevens en de detectie van essentiële knelpunten vormen een belangrijke uitdaging. Dit proces biedt de mogelijkheid om het gebruik van de geneesmiddelen door de voorschrijvers te toetsen op hun evidentie en waar nodig de gewenste bijsturingen voor te stellen Naast dit instrument zal in de toekomst meer moeten nagedacht worden over het ontwikkelen van stimuli ter bevordering van een rationele farmacotherapie. Dames en Heren, De afgelopen jaren werden belangrijke hernieuwingen doorgevoerd in het geneesmiddelenbeleid. Deze vernieuwingen hadden tot doel de procedures voor de terugbetaling van de innovatieve geneesmiddelen te versnellen, het rationeel gebruik van de geneesmiddelen te bevorderen, nieuwe financieringsvormen werden ingevoerd onder meer via een referentievergoedingssysteem; een recuperatiemechanisme ten laste van de farmaceutische bedrijven bij overschrijding van de farmabudgetten werd geïntroduceerd en last but not least werd getracht de betaalbaarheid van de geneesmiddelenfactuur voor de patiënt te verzekeren. Dit verhaal is niet ten einde. Ook in de komende jaren zal de geneesmiddelensector en de sector van medische technologie een prominente plaats innemen in het gezondheidszorgbeleid. Ik ben ervan overtuigd dat de Belgische ziekenhuisapothekers die in uw vereniging vertegenwoordigd zijn hierbij een belangrijke rol willen spelen. Het palmares van de afgelopen 50 jaar biedt hiertoe de nodige waarborg en zekerheid. Ik dank u.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
11
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
DE AFLEVERING VAN GENEESMIDDELEN IN HET ZIEKENHUIS LA DELIVRANCE DES MEDICAMENTS A L'HOPITAL Mr. J. Van Calster, Directeur-generaal van het Directoraat-generaal : Geneesmiddelen – Directeur général DG3 Santé Publique : Médicaments
Geachte heer vertegenwoordiger van de Minister, Geachte dames en heren, voorzitters, Chers Collègues, Chers Amis,
Allereerst wil ik de Belgische Vereniging van Ziekenhuisapothekers gelukwensen met haar 50-jarig succesvol bestaan en in het bijzonder nog met de erkenning en de titel van Ziekenhuisapotheker. Je tiens aussi à remercier votre président de m'avoir
Au sein du SPF SPSCAE, le président, entouré de
inviter à donner une contribution à cette session
son staff, forme avec les DG’s et les directeurs des
Académique.
Services de Staff et les Institutions Scientifiques, le
U heeft al een rijk gevuld parcours achter de rug en
Comité de Direction du SPF. Un des 5 Directions
de toekomst ziet er zelfs nog boeiender uit.
générales est notre DGM.
Tout d’abord je voudrais vous montrer comment les
Het DGG heeft als missie :
choses ont évoluées chez nous; c'est-à-dire au niveau du SPF Santé Public, Sécurité de la Chaîne
Verzekeren aan de gemeenschap van de kwaliteit,
Alimentaire et Environnement (SPF SPSCAE) et au
veiligheid en doeltreffendheid van de geneesmidde-
niveau de la nouvelle Direction générale:
len in de brede zin (*), van concept tot en met
Médicaments (DGM).
gebruik, in het belang van de volksgezondheid
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
12
De overheid en de ziekenhuisfarmacie L'autorité et la pharmacie hospitalière
(*) geneesmiddelen voor humaan en diergeneeskundig gebruik, medische hulpmiddelen, bereidingen in de apotheek, grondstoffen bestemd voor de bereiding en productie van geneesmiddelen, etc.
Als resultaat van een gedetailleerd en uitgebreid Business Proces Re-engineering-project (BPR) hebben wij een nieuwe organisatiestructuur ontworpen.
En faisant un petit aperçu de la législation, je tiens à signaler que les modifications de l’A.R. du 19/10/’78 ne changent en rien l’essence de la délivrance des médicaments.
Die ziet er als volgt uit. Na het valideren van het implementatieplan, volgt de gefaseerde invoering vanaf de 2e helft van dit jaar. In deze structuur wil ik duidelijk een belangrijke plaats toebedelen aan het overleg en de samenwerking van het DGG met de Ziekenhuisapothekers.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
13
L'autorité et la pharmacie hospitalière De overheid en de ziekenhuisfarmacie
Modifications AR 02/04/2002 : dispositions des cas d’urgences AR 25/03/2003 : modalités d’application pour les cas d’urgence
2. De organisatie van een sluitende geneesmiddelendistributie binnen het ziekenhuis Chers collègues, chers amis, En conclusion, pour moi la pharmacie hospitalière, cela veut dire : Qualité, Continuitè, Responsabilitè, Gestion et Distribution Efficace et efficiente Je vous felicite et je vous souhaite un avenir brillant
De organisatie van een sluitende geneesmiddelendistributie binnen het ziekenhuis. Tot slot wil ik nog enkele bedenkingen maken bij twee grote aandachtsgebieden: 1. De verdeling van bepaalde geneesmiddelen door Ziekenhuisapothekers aan niet-gehospitaliseerde patiënten Dit is o.a. reeds het geval voor parenterale voeding en bereidingen met cytostatica. Er moet echter ook gedacht worden aan bereidingen door de apotheek van één ziekenhuis, bestemd voor een ander ziekenhuis, of aan bereidingen door de farmaceutische industrie in opdracht van én voor leveringen aan de ziekenhuisapotheek. De transmurale zorg sluit hierbij aan. De 3 dagen regeling werd reeds in het leven geroepen. Er is een voorstel naar de Raad van State om het de bevoegde Minister mogelijk te maken, na inwinnen van advies van de beroepsverenigingen van apothekers, om voor bepaalde geneesmiddelen een langere periode vast te leggen. Ook moeten wij eraan denken om de aflevering van bepaalde geneesmiddelen volledig voor te behouden aan de ziekenhuisapotheken, zoals bv. bij de problematiek rond de aflevering van Euthanatica.
We hebben onlangs getracht van een beetje orde te brengen in de verdeling van de geneesmiddelen in de spoedgevallen. U weet dat we enigszins werden teruggefloten door de directies; het KB kon gelukkig worden gered maar er kwam een wijziging zodat er nu eerst een Ministerieel Besluit de praktische regels zal aangeven op welke manier de nodige aanpassingen moet gebeuren. Het overleg hierover is reeds aangevat. Onvermijdelijk komt hier ook het probleem van het elektronisch voorschrift ter sprake. De wettelijke basis bestaat reeds, maar er moet nog worden gesleuteld aan de toepassingsbesluiten voor het specifiek geval van de medische voorschriften. Tegelijk zijn er, wat betreft de bewerkingen met cytostatica, nog voorzorgsmaatregelen af te spreken. Aansluitend moet nog een en ander worden verbeterd m.b.t. de farmaceutisch-technische assistenten, de nieuwe naam voor de apothekerassistenten. Zoals er onder u het deden opmerken zou men bij de opleiding van deze paramedici meer rekening moeten houden met de specificiteit van de ziekenhuizen, tenminste voor deze die deze richting willen uitgaan.
Mijn medewerkers zullen hieraan de nodige aandacht besteden.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
14
De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir
HISTORISCH OVERZICHT VAN DE ZIEKENHUISFARMACIE IN BELGIË Apr. S. Smets, AZ Jan Palfijn, Merksem
Beste Collega's Bij het samenstellen van de geschiedenis van onze vereniging ter gelegenheid van de viering van het vijftigjarig bestaan van de Belgische Vereniging van Ziekenhuisapothekers op 10 mei 2003 waren er enkele historische documenten die ons daarbij hebben geholpen. De voordracht gehouden door collega Regina Arnouts ter gelegenheid van de viering ’25 jaar vereniging van ziekenhuisapothekers’ in 1978 was hierbij een zeer waardevol document. Het initiatief om ziekenhuisapothekers samen te brengen werd genomen door drie Luikse confraters namelijk apotheker Norbert Lejeune, verbonden aan het Hôpital de Bavière, C.A.F. (nu C.P.A.S.) te Luik, doctor in de farmaceutische wetenschappen A. Dister, verbonden aan het Hôpital John Cockerill te Seraing en apotheker René Delrue, verbonden aan het Hôpital d'Ougrée. Op het einde van 1951 nam apotheker Lejeune ook nog contact op met apotheker Paul Hublet van het Brugmann hospitaal, C.O.O. (nu O.C.M.W.-IRIS) te Brussel. De oproep van deze collega's vond vlug gehoor bij andere ziekenhuisapothekers, zowel in het Nederlandstalig als in het Franstalig landsgedeelte. Maar aangezien destijds zeer vele verzorgingsinstellingen het zonder apotheker stelden was de oogst niet bijzonder groot. In 1952 telde de vereniging slechts 39 leden, de meeste verbonden aan openbare instellingen. Onder de eerste leden waren ook de apothekers A. De Maesschalck en Fr. Martin. Het eerste bestuur werd verkozen tijdens de zitting van l maart 1952. Voorzitter werd P. Hublet, ondervoorzitters waren N. Lejeune en Mevr. GilbertRachart, secretaris was G. Delfosse, adjunkt-secretaris was Cécile Middelaer, penningmeester was Regina Aernouts en censor R. Delrue. De installatiezitting vond plaats op 26 april 1952 in de lokalen van de Algemene Farmaceutische Bond
te Brussel, in aanwezigheid van tal van prominenten en professoren. De vereniging stelde zich tot doel de studie en de bescherming van de rechten en de beroepsbelangen van haar leden, hetzij in groepsverband, hetzij afzonderlijk, in het kader van de maatschappelijke rol die zij vervullen, te behartigen. Door een grondige wetenschappelijke studie, een nauwgezette naleving van de wetgeving op de geneeskunst en van de zedelijke en deontologische beginselen, evenals door een doelbewuste aanvaarding van de voorschriften en uitspraken van deze vereniging, wilden de leden de eer en de eerbaarheid van het beroep van ziekenhuisapotheker in stand houden. Nadat reeds verschillende Koninklijke Besluiten deelaspecten van de ziekenhuisfarmacie regelden, werd op 23 augustus 1967, het Koninklijk Besluit van 29 juni, ondertekend door de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Hulpiau, gepubliceerd. Dit Koninklijk Besluit erkende de ziekenhuisapotheker en vermelde in artikel 4 dat de verzorgingsinrichtingen, die niet belangrijk genoeg waren om het bestaan van een officina te wettigen, van de Minister van Volksgezondheid een toelating konden bekomen om een depot te houden. Het besluit stelde geen normen voor het openen van een officina of een depot, tevens werd het geïndividualiseerd voorschrift opgelegd. Dit besluit zette een eerste stap naar de huidige opvattingen over de ziekenhuisfarmacie. De ganse problematiek werd van af dat ogenblik actief aangepakt, en verschillende leden hebben zich hiervoor bijzonder ingezet. De apothekers Aernouts, De Maesschalck, Demonceau, Lievens en Simon namen deel aan de werkzaamheden van de commissies die de implicaties van het Koninklijk Besluit van 29 juni 1967 bestudeerden. In 1973 werd contact opgenomen met de Nationale Confederatie van Verzorgingsinstellingen. Twee ziekenhuisapothekers, Meeuwissen en Van
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
15
La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst
Nuwenborg, werden bij dit organisme afgevaardigd. In hetzelfde jaar werd door de werkgroep 'Officina in het ziekenhuis' beroep gedaan op apothekers Martin en Flamend. Ook het probleem van de weddeschalen heeft vanzelfsprekend onze volle aandacht gevergd. Vanaf 1952 hebben apothekers Hublet en Lejeune en later ook Flamend en Martin zich hiervoor speciaal ingezet. In 1973-74 buigde de ziekenhuisraad zich over het probleem van het deficit van de ziekenhuisapotheken. Tijdens de vergadering van 25 juli 1974 legde de Ziekenhuisraad besluiten vast in verband met de 'Apotheek in de verzorgingsinstellingen'. De raad besluit dat de financiering dient gebonden te zijn aan: A. Normatieve elementen: de bevoegdheden (i.e. bereidingen en distributie, analytische controle, biopharmacie, isotopen, organisatie en beheer, samenwerking met het geneesherencorps, farmacologie, interacties van geneesmiddelen), en de organisatie, zowel kwantitatief als kwalitatief. De interne activiteiten, zowel de klinische als de administratieve, werden erkend. De samenstelling van de staf werd bepaald. Men benadrukte ook dat specialisatie van de leden van de staf moest begunstigd worden. De farmaceutische hiërarchie in het ziekenhuis werd vastgesteld en werd geen onderscheid gemaakt tussen de openbare en de privé sector. Vijf graden werden voorzien met de daaraan verbonden weddenschalen. De normen voor het technisch personeel werden bepaald en de architectonische vereisten vastgelegd. B. De uitgaven en inkomsten van de officina's: de raad oordeelde dat het verschil, zowel positief als negatief, tussen uitgaven en inkomsten diende opgenomen in de ligdagprijs. Deze besluiten werden aan de bevoegde ministeries overgemaakt en wachtten op verdere uitvoering. Op l juli 1976 komt dan het Koninklijk Besluit dat de depots afschafte in de verzorgingsinstellingen met meer dan 75 bedden. In het rondschrijven van 16 juli 1976 aan de directies van de ziekenhuizen, erkende de Minister van Volksgezondheid en het Gezin De Saeger, dat, om in zijn rondschrijven geschetste redenen,...'een spe-
ciale bijkomende vorming van ziekenhuisapotheker voor de apotheker werkzaam in een ziekenhuis officina', nodig was. In zijn nota nr. 199 van april 1977 adviseerde de Minister het opstellen van een geneesmiddelenformularium aan. Voor wat de wetenschappelijke bijscholing van de ziekenhuisapothekers betrof, richtte de vereniging bijna jaarlijks wetenschappelijke dagen in waarop zowel leden als professoren uit binnen- en buitenland het woord voerden. Speciaal wil ik herinneren aan de lezingen gehouden op de viering van de tiende verjaardag van de vereniging in 1962, het Symposium over het gebruik van plastische kunststoffen in het ziekenhuis in maart 1963, de wetenschappelijke dag te Luik in mei 1968 waarop apotheker M. Lebas (Bourges - France) de noodzaak van bijscholing voor de ziekenhuisapotheker beklemtoonde, en wederom te Luik in november 1976 een dag waarop Inspecteur Generaal der Apotheken, B. Huyghe, de 'Rol van de apotheker bij de geneesmiddelen bewaking in het ziekenhuis' belichtte. In 1971 werd de bijscholing onder impuls van Collega Flamend georganiseerd, en dit met de zeer gewaardeerde hulp van de farmaceutische industrie. In deze lessen werd bijzondere aandacht geschonken aan de farmacologie en de drugmonitoring. Tot op heden bestaat deze vorming nog altijd onder de naam PUO (Post Universitair Onderwijs).
Op initiatief van de Franse ziekenhuisapotheker M. Lebas (Bourges) werd het plan opgevat om de ziekenhuisapothekers van de Europese landen te groeperen. Na een eerste werkvergadering gehouden te Straatsburg op 9 juni 1969 werd een Europees Colloquium in september in dezelfde stad gehouden waarop collega J. Demonceau een gewaardeerde lezing hield met als titel 'Situation et position du pharmacien face à la hiérarchie hospitalière et administrative'. Aan de Belgische delegatie werd gevraagd de betrekkingen met de zetel van de Europese gemeenschap te Brussel te verzekeren en aan de Belgische en Nederlandse delegaties samen werd de opdracht gegeven de voorlopige statuten uit te werken. In maart 1972 vond de stichtingsvergade-
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
16
De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir
ring plaats in Den Haag. De Europese vereniging besteedt vooral aandacht aan de problemen van de gelijkschakeling van de diploma's, de vrije uitwisseling van de apothekers en het gespecialiseerd onderwijs.
In 1967 werd het plan opgevat om een tijdschrift voor de Belgische Ziekenhuisapothekers op te richten. Dank zij de inzet van verschillende leden, in het bijzonder Mevr. Ramaut-Magdonelle en de heer Lievens, verscheen in december 1969 het eerste nummer. Sindsdien komt dit tijdschrift om de drie maanden van de pers. Verdere belangrijke mijlpalen worden samengevat via de rode draad van Koninklijke Besluiten die in de loop der jaren zijn verschenen zoals bijvoorbeeld het Koninklijk Besluit betreffende de ‘Functie ziekenhuisapotheek’ van 4 maart 1991 (Belgisch Staatsblad van 23.03.1991). Daarmee wordt de functie ziekenhuisapotheek noodzakelijk voor de erkenning van een ziekenhuis. Herhaalde wijzigingen (KB 05.08.1991 in B.S. 14.09.1991, KB 28.10.1996 in B.S. 17.12.1996 en KB 20.08.2000 in B.S. 04.10.2000) verfijnden dit KB. Zoals uit dit korte overzicht blijkt werken wij, ziekenhuisapothekers, sinds de start van onze vereniging aan een aantal thema’s die ons ook nog voor de komende jaren zullen bezig houden: - de specialisatie als ‘ziekenhuisapotheker’; - het individuele voorschrift, dat in de toekomst
zeker ‘elektronisch’ moet worden; - consolidatie van de plaats van de ziekenhuisapotheker in het ziekenhuis. - de klinische farmacie; - hoogstaande postuniversitaire vorming om in deze snel evoluerende omgeving onze taak naar behoren te blijven uitoefenen; - de ziekenhuisapotheker als gerespecteerde partner in de onderhandelingen met de overheid; - een salariëring in overeenstemming met de opdrachten en verantwoordelijkheden. Voor al het reeds geleverde werk, alsook voor het nog te presteren werk wil ik de vroegere bestuursleden en de toekomstige bestuursleden danken voor hun niet aflatende inzet ten voordele van onze verenging. We hebben en we zullen ze hard nodig hebben. Een bijzondere dank gaat uit naar alle voorzitters die de tot nu toe behaalde resultaten mogelijk maakten: Paul Hublet, Regina Arnouts, Francois Martin, Jules Persyn, Luc Flamend, Gilberte Algoet, Jan Van Nieuwenborg, Léon Wilmotte, Hugo Robays, Frank Van Beek, Jean-Daniel Hecq en Ludo Willems. Proficiat.
ACTUELE ZIEKENHUISFARMACIE IN BELGIË Apr. L. Willems, UZ Leuven
Geneesmiddelen nemen een steeds belangrijkere plaats in bij de preventie, de diagnosestelling en de behandeling van ziekten, zowel in de ambulante praktijk als in het ziekenhuis. In de ziekenhuizen komt dit belang nog meer tot uiting door de complexe diagnosestellingen en therapieën die er plaatsvinden. In het verleden waren apothekers vooral de samenstellers, de echte 'bereiders', van de genees-
middelen in alle mogelijke toedieningsvormen. Deze rol werd geleidelijk aan overgenomen door de farmaceutische industrie waardoor de apothekers in hoofdzaak de afleveraars werden van de geneesmiddelen. De laatste decennia wordt echter door de ziekenhuisapothekers ook steeds meer aandacht geschonken aan de kwaliteit van de geneesmiddelentherapie bij de patiënt zelf. Deze ontwikkeling
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
17
La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst
startte in de Verenigde Staten van Amerika in het begin van de jaren zestig en breidde zich uit naar de Europese landen. Ook de Belgische ziekenhuisfarmacie maakt een dergelijke ontwikkeling door. De farmaceutische of magistrale 'leemte' die ontstond door de afname van de bereidingen wordt geleidelijk aan opgevuld met een grotere farmaceutische betrokkenheid bij de geneesmiddelentherapie van elke individuele patiënt. De Belgische ziekenhuisfarmacie wordt uitgeoefend door een 700-tal ziekenhuisapothekers en bijgestaan door apothekersassistenten en logistiek en administratief personeel in universitaire, algemene, psychiatrische en revalidatie ziekenhuizen. Ruim 8 % van het nationaal budget voor gezondheidszorg is onder vorm van geneesmiddelen, implantaten en steriele medische en verpleegkundige hulpmiddelen direct gerelateerd aan de ziekenhuisapotheek. Binnen het ziekenhuis vertegenwoordigen deze producten tussen de 9 en 18 % van de ziekenhuisbudget afhankelijk van de aard van het ziekenhuis. Ondanks deze belangrijke bedragen, ondanks 1,7 miljoen opnames per jaar in ziekenhuizen en 1,4 miljoen patiënten per jaar in het dagziekenhuis is de ziekenhuisapotheker slechts beperkt gekend bij de patiënten. De naam van de verantwoordelijke ziekenhuisapotheker op een geneesmiddelenfactuur en uitzonderlijk de thuisverzorging met o.a. producten voor parenterale voeding zijn de voornaamste 'contacten' tussen ziekenhuisapotheker en patiënt. Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de Belgische ziekenhuisfarmacie is ongetwijfeld het Koninklijk Besluit (KB) van 4 maart 1991 over de ziekenhuisfarmacie geweest. Hierin worden zowel de typisch productgerichte als de patiënt- en therapiegerichte taken van de ziekenhuisapotheker gedefinieerd. De integratie van de functie van ziekenhuisapotheek in het geheel van de zorgenverstrekking werd met dit KB ook bestendigd door de verplichte aanwezigheid van een Medisch Farmaceutische Comité en een Comité voor Medische Materialen. In praktijk blijken deze comités in alle ziekenhuizen aanwezig te zijn. Hun activiteiten beperken zich momenteel voornamelijk tot de keuze van producten. Het opstellen van richtlijnen m.b.t. de toediening van geneesmiddelen beho-
ren ook nog tot de activiteiten maar het opstellen van therapeutische richtlijnen is eerder beperkt. Enkel voor anti-infectieuze middelen, voor parenterale voeding en cytostatica zijn ze meestal aanwezig. De geneesmiddelen worden altijd door de ziekenhuisapotheker ter beschikking gesteld aan de andere zorgenverstrekkers en patiënten, steriele medische en verpleegkundige hulpmiddelen en implantaten daarentegen worden in een aantal ziekenhuizen via andere kanalen aangekocht en of gedistribueerd. Bij het voorschrijven van geneesmiddelen overheerst nog altijd pen en papier maar toch zijn reeds een aantal ziekenhuizen actief bezig met de ontwikkeling en implementatie van een elektronisch voorschrift. De klassieke bereidingen van capsules, zalven en suppositoria gebeuren in de meeste ziekenhuizen en hier voor zijn de klassieke apparaten aanwezig. Typisch is wel de aanwezigheid in alle ziekenhuisapotheken van laminair airflow kasten voor de bereiding van steriele preparaten en voor het klaar voor toediening maken van inspuitbare geneesmiddelen zoals cytostatica en producten voor parenterale voeding. Ook andere geneesmiddelen worden ook meer en meer centraal klaar voor toediening gemaakt in de ziekenhuisapotheek. Een groot probleem is de beperkte beschikbaarheid van eenheidsdosisverpakte geneesmiddelen. In een aantal apotheken van ziekenhuizen met een groot beddenaantal is hiervoor de nodige apparatuur aanwezig om eenheidsdosisverpakte geneesmiddelen ter beschikking te stellen. Met de eenheidsdosisverpakking en het klaar voor toediening maken van geneesmiddelen levert de ziekenhuisapotheker in toenemende mate een belangrijke toegevoegde waarde bij de optimalisatie van de geneesmiddelentherapie. De distributie zelf gebeurt uitsluitend overdag met openingsuren van de ziekenhuisapotheek tussen 8 en 10 uur per dag. Tijdens het weekend is er meestal in beperkte mate farmaceutische activiteit op zaterdag, enkel in de grote ziekenhuizen is dit ook op zondag. Nergens is er een 24-uurs permanentie in de ziekenhuisapotheek. Wel wordt overal de continuïteit van de farmaceutische zorgenverstrekking gegarandeerd door een goed uitgebouwde wachtdienst.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
18
De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir
De verdeling van de geneesmiddelen naar de verpleegafdelingen gebeurt in het noorden van het land voornamelijk via een gemengd systeem bestaande uit aflevering op basis van een individueel geneesmiddelenvoorschrift vanuit de centrale apotheek en aflevering via uitgebreide geneesmiddelenvoorraden op de verpleegafdelingen. In het zuiden van het land verloopt de verdeling bijna uitsluitend vanuit de centrale apotheek met enkel noodvoorraden op de verpleegafdelingen. Deze geneesmiddelenvoorraden op verpleegafdelingen worden reeds in een aantal ziekenhuizen in computer gestuurde verdeelkasten geplaatst. De aflevering van geneesmiddelen beperkt zich niet alleen tot patiënten in het ziekenhuis. Verschillende ziekenhuisapothekers leveren ook geneesmiddelen af aan patiënten voor thuisgebruik, zoals producten voor parenterale voeding, en aan patiënten die verblijven in bejaardentehuizen en in rust- en verzorgingstehuizen. Naast deze productgerichte activiteiten wordt er een begin gemaakt met de meer patiënt- en therapiegerichte farmaceutische activiteiten, beter gekend als de klinische farmacie. Een aantal
ziekenhuisapothekers zijn reeds actief bij het implementeren van therapeutische richtlijnen en bij de evaluatie van het medisch voorschrift. Ook bij patiënteducatie zijn reeds enkele ziekenhuisapothekers actief betrokken. Enkele ziekenhuisapothekers zijn ook actief op verpleegafdelingen en dit in directe samenwerking met artsen en verpleegkundigen. Het Adverse Drug Events management kent wordt vooral onder impuls van de ziekenhuisapotheker een grotere aandacht. Daarnaast is er de evaluatie van het geneesmiddelenverbruik die vooral door een toenemende trend in de forfaitarisering van de financiering van geneesmiddelen aan belang wint en waarin ook meerdere ziekenhuisapothekers ruime expertise hebben opgebouwd. In conclusie kan worden gesteld dat de Belgische ziekenhuisfarmacie vooral productgericht is met een toename van de aflevering gericht naar de individuele patiënt. De Belgische ziekenhuisapotheker staat in voor de distributie van geneesmiddelen, implantaten en medische en verpleegkundige materialen. De uitbouw van de patiënt- en therapiegerichte activiteiten of de klinische farmacie is reeds gestart in enkele ziekenhuizen en zal de komende jaren sterk in belang toenemen.
NIEUWE ONTWIKKELINGEN - NOUVEAUX DEVELOPPEMENTS DE IMPLEMENTATIE VAN EEN ELEKTRONISCH VOORSCHRIFT IN EEN ZIEKENHUIS
onderdeel is, gaat een grondige analyse en voorbereiding vooraf.
Apr. J. Damiaans, Virga Jesse ziekenhuis, Hasselt
Het is van essentieel belang dat de algemene directie van een ziekenhuis het nodige budget vrijmaakt, en voldoende aandacht besteed wordt aan opleiding, vooral voor artsen en verpleegkundigen. Veranderingsprocessen stuiten zeer frequent op weerstand en dat is in een ziekenhuis niet anders. Het oprichten van implementatiegroepen en aanwijzen van referentiepersonen is een middel om deze weerstand een hoofd te bieden.
De laatste jaren heeft de informatietechnologie in de ziekenhuizen een grote evolutie doorgemaakt, niet alleen op administratief en financieel beheersniveau, maar ook op diagnostisch en therapeutisch vlak. Naast het elektronisch medisch dossier en het digitaal versturen van röntgenopnames is ook de implementatie van een elektronisch voorschrift van start gegaan. Aan het invoeren van een elektronisch ordersysteem, waarvan een elektronisch voorschrift een
Geen of weinig tijd voor administratieve taken, de gewoonte om taken te delegeren aan verpleegkundigen, het computeranalfabetisme bij ouderen, de wisselende interesse in en deelname aan opleiding
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
19
La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst
en de volledige traceerbaarheid van een elektronische opdracht zijn de voornaamste knelpunten voor artsen bij het implementeren van een elektronisch voorschrift. Voor verpleegkundigen is dit meer de geringe PCervaring, en het conservatief gedrag ten aanzien van veranderingen. De dienst informatica moet instaan voor de nodige hardware, het bewaken van de performantie van het systeem en het realiseerbare koppelen aan het hoge, soms te hoge verwachtingspatroon van vele gebruikers. Het hart van het elektronisch voorschrift is de apotheek. Deze staat in voor opleidingen, 100% beschikbaarheid en ondersteuning tijdens de implementatie, het organiseren van een helpdesk, het zoeken naar referentieartsen en verpleegkundigen en zelf blijk geven van een open geest voor veranderingsprocessen. Tot de klassiekers onder de specifieke apotheekproblemen hoort het beheer van fracties van toedieningsvormen, druppels, dosissen in ml, therapieschema’s (bv. methylprednisolone), medicatie “indien nodig” en “bij pijn”, het toedienen na labocontroles (bv. PTT bij Marcoumar®), de perfusieproblematiek met alternerende perfusies met of zonder medicatie, de wijzigingen ervan in functie van laboresultaten en de spuitpompen. Er moet eveneens aandacht geschonken worden aan het beheer van de thuismedicatie, de ontslagmedicatie met ontslagbrief, het beheer van attesten voor de Hoofdstuk IV-geneesmiddelen, het beheer van de “standing orders” en het bijhouden van de registers voor narcotica en buitenlandse geneesmiddelen. Het elektronisch voorschrift biedt echter een grote kwaliteitsverbetering. Het voorschrift wordt door de arts gemaakt en door de apotheek gevalideerd, er is een volledige traceerbaarheid van alle medicatieopdrachten, het formularium is on-line geïmplementeerd en de substituties gebeuren automatisch. Door het implementeren van de Delphi-databank is er een permanente controle van de interacties van alle lopende voorschriften, attestbeheer gebeurt eveneens onmiddellijk bij het voorschrijven, “dubbele” opdrachten worden geweigerd en er zijn minder medicatiefouten.
Naast deze kwaliteitspunten heeft het elektronisch voorschrift ook economische voordelen als een beter beheer van de voorraden en een on-lineregistratie van de verbruiken door registratie van de toedieningen op alle verpleegafdelingen. De informatietechnologie heeft zijn weg gevonden naar en in het ziekenhuis en de elektronische ordercommunicatie, met als onderdeel het elektronisch voorschrift, zal binnen afzienbare tijd deel uitmaken van het dagdagelijks medicatiebeheer.
PHARMACIE CLINIQUE SOINS PHARMACEUTIQUES, PHARMACIE AU LIT DU PATIENT. Ph. S. Quennery, Cliniques Universitaires St-Luc, Bruxelles Introduction : L'objectif des soins pharmaceutiques est l'amélioration des soins aux patients et la réalisation de certaines tâches spécifiques du pharmacien hospitalier dont l'optimisation des traitements, l'accompagnement sanitaire des patients, le suivi de la pharmacovigilance et l'intégration aux équipes multidisciplinaires en vue d'améliorer l'efficacité et la sécurité des thérapies. La pharmacie clinique a été mise en place aux Cliniques Saint-Luc dans le service de Médecine Interne Générale du Professeur Chantal Lefebvre après que les pharmaciens aient acquis les bases des soins pharmaceutiques enseignés par Louise Mallet, Professeur à la faculté de l'Université de Montréal et Pharmacien clinicien à l'hopital Royal Victoria à Montréal. Dans la démarche des soins pharmaceutiques, on tient compte de la physiopathologie, du milieu de vie du patient et de ses antécédents. On effectue également l'évaluation de l'efficacité et de l'efficience de son traitement. Un suivi thérapeutique personnalisé est également réalisé. Méthode : Les différentes tâches reprises ci-dessous sont réalisées à l'étage par le pharmacien clinicien.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
20
De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir
Après l'admission du patient dans l'unité de soins, son histoire médicamenteuse est réalisée par le pharmacien clinicien. Cette étape fait partie de l'anamnèse du patient. Elle permet de détailler tous les médicaments pris par le patient, non seulement les médicaments prescrits mais aussi les OTC, les produits de phytothérapie, les vitamines, les médicaments empruntés à d'autres personnes... Ces informations complètent l'anamnèse faite par le médecin ou le stagiaire -médecin et sont notées dans le dossier du patient. La réalisation de plans de soins personnalisés permet de préciser la stratégie thérapeutique définie par le médecin. Ceux-ci permettent d'avoir une vue d'ensemble des pathologies du patient. Différentes solutions thérapeutiques sont envisagées, ensuite le choix final est motivé. Le résultat recherché en fonction de la physiopathologie du patient est précisé. Ce plan permet un repérage plus efficace des interactions médicamenteuses, médicament-maladie, médicament-biologie, médicament-alimentation et la prédiction des effets indésirables possibles. Les résultats des paramètres à suivre chez le patient et ceux des monitorings effectués font partie du plan de soin. Cet outil complété en cours d'hospitalisation permet le suivi de l'évolution de l'état de santé du patient en fonction de son traitement. La validation des ordonnances par vérification des contre-indications, des interactions médicamenteuses, de la voie d'administration et de la posologie est effectuée pour chaque patient. Des propositions de modifications argumentées sont éventuellement soumises au médecin. Une aide au choix du médicament est proposée en tenant compte des critères risque/bénéfice et coût/efficacité. La surveillance des effets indésirables médicamenteux et leur notification au service de pharmacovigilance font partie des tâches. Des informations sont données aux médecins et au personnel soignant concernant l'administration et le bon usage des médicaments. Lors de la sortie du patient, l'ordonnance est revue et des commentaires sont ajoutés par le pharmacien
en ce qui concerne le moment d'administration, la forme galénique, la prise en fonction des repas, la durée du traitement … Résultats : Pour étayer le travail effectué aux étages, la notification des interventions est importante. Du 23 septembre 02 au 28 février 03, 101 interventions ont été effectuées en Médecine Interne Générale. Les pharmaciens et les médecins sont à l'origine de la plupart des interventions. La majorité des interventions effectuées a lieu lors de la prescription (78 %) : ajout d'un médicament, arrêt d'un médicament, alternative thérapeutique, changement de doses, changement de formulation, … 9 % des interventions ont trait à la demande de monitoring. Quant à l'administration des médicaments, elle représente 7 % du total. Les 6 % restants sont relatifs à l'anamnèse médicamenteuse. Les quatre types d'interventions les plus fréquents sont, dans l'ordre, l'information aux médecins et infirmières, l'arrêt ou l'ajout d'un médicament, la proposition d'un principe actif alternatif et une modification de dose. La majorité des interventions proposées ont été acceptées (87.2 %), les autres n'ont pas été prises en considération. Conclusion : Les soins pharmaceutiques où le patient est au centre des activités se développent au sein de l' hôpital. De nouveaux objectifs sont en cours de réalisation pour améliorer ces soins : - une meilleure prise en charge de la sortie des patients grâce à une fiche de prise journalière des médicaments. Elle reprend toutes les informations indispensables (moment de prise, nombre de comprimés, durée du traitement, commentaires quant aux interactions avec l'alimentation et indication du médicament). Cette fiche sera commentée par le pharmacien avant le départ du patient. Il s'assurera que celuici comprenne la globalité du traitement en vue d'améliorer la compliance à domicile.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
21
La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst
- le pharmacien devra vérifier également que les modifications apportées au traitement durant le séjour soient bien expliquées dans la lettre de sortie, ce qui autorise un suivi correct par le médecin traitant. Il reste encore nombre d'objectifs à développer dans ce nouveau domaine de la pharmacie hospitalière mais peu à peu, les pharmaciens trouvent leur place au sein des unités de soins et participent à la prise en charge multidisciplinaire des patients.
PRÉPARATION DES INJECTABLES PRÊTS À L’EMPLOI (CIVAS) Ph. J.-D. Hecq, Cliniques Universitaires UCL de Mont-Godinne, Yvoir Introduction : En milieu hospitalier, une grande proportion de médicaments est administrée par voie intraveineuse. Aujourd'hui encore, la majorité de ces injectables est préparée de façon extemporanée par le personnel infirmier. D'autre part, la salle d'opération est généralement la seule zone aseptique de l'institution excepté une éventuelle unité aseptique pour patients cancéreux. Prise en charge progressive de la préparation des injectables A la fin des années 70 débute la préparation de mélanges standardisés de nutrition parentérale sous hotte à flux d'air laminaire horizontal ou en isolateur. Il s'agit d'abord de mélanges binaires (acide aminé + glucose) suivi ensuite de mélanges ternaires (acide aminé + glucose + lipides). Les éléments moteurs de cette prise en charge par les pharmacies hospitalières sont l'augmentation de la qualité bactériologique du produit fini, l'augmentation de sa qualité physico-chimique ainsi qu'un allègement du travail infirmier. Durant les années 80, les médicaments anti-cancéreux sont à leur tour pris en charge et préparés sous des hottes à flux d'air laminaire vertical ou des isolateurs. Les éléments moteurs sont identiques à ceux utilisés pour la nutrition parentérale auxquels s'ajoute le souci de la protection de l'opérateur, qu'il soit pharmacien hospitalier ou assistant phar-
macico-technique, ces substances étant évidemment toxiques. Ce sont d'abord les cures de chimiothérapie des patients hospitalisés qui sont prises en charge. Viendront ensuite celles des patients de l'hospitalisation de jour. Progressivement, ces préparations réalisées de façon extemporanée se transforment en production de stock, ce qui est assez aisé pour les mélanges de nutrition parentérale mais qui l'est cependant moins pour les cures de chimiothérapie. Cependant, il reste la masse des autres injectables à savoir les antibiotiques, les antiémétiques et les antidouleurs. Les incitants à prendre en charge ces médicaments sont identiques aux raisons précédentes auxquelles s'ajoute cette fois-ci un aspect économique. En effet, on parle alors de préparations en quantités plus importantes, de doses standardisées réalisées de façon plus rapide et moins coûteuse que ce soit au niveau du matériel utilisé que du personnel. On commence dès lors à parler d'unité centrale de reconstitution des injectables (UCRI) ou Centralized Intravenous Additive Services (CIVAS). Les avantages d'une UCRI portent sur la réduction des erreurs de médication, sur une administration des médicaments à la bonne vitesse au bon moment et une réduction du risque de contamination microbiologique ainsi que du risque de phlébite sans parler de la protection du personnel hospitalier par rapport à des substances dangereuses. La pharmacie hospitalière des Cliniques Universitaires UCL de Mont-Godinne a mis en place progressivement une unité centrale de reconstitution d'injectables prenant en charge une quantité croissante de produits. En 2002, la quantité totale reconstituée atteignait la somme de 68.079 doses parmi lesquelles 4.314 mélanges de nutrition parentérale, 7.012 cures de chimiothérapie, 1.418 solutions de cardioplégie, 17.232 dose d'anti-infectieux, … Nouveau développement : Le système congélationdécongélation par four à micro-ondes Devant les quantités croissantes produites sans augmentation proportionnelle du personnel de préparation, il a fallu se diriger vers une nouvelle manière de travailler, la préparation de grandes quantités de doses standardisées, stockées ensuite au congélateur et décongelables, au moment opportun, grâce à l'utilisation d'un four à micro-ondes.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
22
De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir
Une revue de littérature des 20 dernières années a permis d'isoler seulement 44 molécules ayant été soumises à des traitements dont 31 anti-infectieux et 6 cytostatiques. Différents types de conteneurs (flacons verre, seringues, poches PVC ou polyuréfine) ainsi que différents types de fours (fixes, plateaux tournants, carrousels, tambours) ont également été utilisés. L'option du carrousel a été choisie et progressivement 6 molécules ont été prises en charge de cette manière. On a également constaté une diminution des temps de production, ces temps incluant toutes les opérations relatives à ces nouveaux modes de préparations. Conclusion En plus de la garantie, une qualité physico-chimique et bactériologique, le principal avantage d'une UCRI est de libérer le personnel infirmier de tâches de préparation des injectables afin qu'il consacre plus de temps aux soins des patients. La mise en place d'une UCRI contribue à un management rationnel des institutions de soins.
TRACEERBAARHEID VAN GENEESMIDDELEN EN MEDISCHE HULPMIDDELEN Apr. F. Van Beek, UZ Leuven De ziekenhuisapotheker staat in voor de aankoop, het in voorraad houden en het afleveren van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen in een ziekenhuis. Hierbij moet hij er voor zorgen dat er een continuïteit bestaat van deze goederenstroom en dat de kwaliteit tot bij de patiënt onberispelijk blijft en in overeenstemming is met eigenschappen van het product zoals het is gedefinieerd bij de ontwikkeling, de productie, door het etiket en de bijsluiter. Door de aankoopformaliteiten worden producten met hun lotnummers en eventueel serienummers duidelijk verbonden aan een verzorgingsinstelling. Het medisch voorschrift gekoppeld aan een toedieningsregistratie legt de relatie tussen de patiënt en het product. Deze relatie is in praktijk beperkt tot de naam van de patiënt en het product. De informatie over welk geneesmiddel met een specifiek lotnummer is toegediend aan welbepaalde patiënten ontbreekt bijna altijd. Nochtans kan deze informatie van cruciaal belang zijn wanneer er een onregelmatigheid opduikt met
een bepaald product. Klassieke voorbeelden uit het verleden zijn de contaminatie van bloedproducten met HIV in Frankrijk in de jaren negentig en de problematiek met Cidex® in België in 2000. Met medische hulpmiddelen zijn er in het verleden ook problemen geweest zoals o.a. hartkleppen, borstprothesen en heupprothesen. In dergelijke omstandigheden blijkt een gebrek aan exacte informatie omtrent de relatie tussen product en patiënt voor grote problemen te zorgen. Een duidelijke traceerbaarheid voor alle apotheekproducten zou wenselijk zijn maar het betreft dan wel een zeer ruim assortiment bestaande uit geneesmiddelen, ontsmettingsmiddelen, geneesmiddelen voor klinische studies, geneesmiddelenmonsters, implantaten en steriele medische en verpleegkundige materialen. De Belgische overheid heeft recent enkel regelgeving opgesteld omtrent de niet stabiele bloedderivaten en de Europese directieve 93/42/EEC beperkt zich tot een traceerbaarheid tussen producent en ziekenhuis, de patiënt wordt in dit verband niet vernoemd. In praktijk wordt in Belgische ziekenhuizen de relatie tussen patiënt en product zeer grondig gedocumenteerd voor implantaten van vergoedingscategorie 1 zoals pacemakers en defibrillatoren en voor categorie 5 zoals de neurostimulatoren. Ook voor stabiele bloedderivaten, met name de intraveneus toe te dienen immunoglobulinen en stollingsfactoren, is er een traceerbaarheid mogelijk en ook wenselijk. Een traceerbaarheid op continue basis realiseren in een ziekenhuis vereist grote inspanningen van alle betrokken zorgenverstrekkers en op de verschillende locaties in het ziekenhuis. Dit kan worden gerealiseerd door bij de ontvangst in de ziekenhuisapotheek de producten te voorzien van een barcode, indien niet aanwezig, en door bij toediening of inplanting de barcode te registreren en op te nemen in het medisch dossier. In enkele ziekenhuizen wordt momenteel op die wijze gewerkt voor de hartkleppen, pacemakers, defibrillatoren, intra-oculaire lenzen, cochleaire implantaten, borstprothesen, implanteerbare pompen, diverse stimulatoren, hydrocefaal kleppen en coronaire stents.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
23
La Pharmacie Hospitalière Belge : le passé, le présent et l'avenir De Belgische Ziekenhuisfarmacie : verleden, heden en toekomst
Het realiseren van een dergelijke mechanisme van traceerbaarheid stelt de ziekenhuisapotheker voor immense problemen. De barcode is niet altijd aanwezig, ze is niet gestandaardiseerd. Bijkomende labeling en computerinvoer betekent een groot werkvolume voor de ziekenhuisapotheker, werkvolume dat moet worden toegevoegd aan farmaceutische activiteiten waarvoor reeds een ondermaatse bestaffing is voorzien. Daarbij is er nog de problematiek van de verantwoordelijkheid van de registratie bij gebruik bij een patiënt. Het is immers niet de ziekenhuisapotheker die registreert maar wel de verpleegkundige onder supervisie van een arts. Gezien de grote inspanningen die gepaard gaan met gedetailleerde traceerbaarheid op continue basis moet worden bepaald welke producten hiervoor in aanmerking komen.
De ziekenhuisapothekers verwachten in de nabije toekomst klaarheid en medewerking van zowel de overheid met betrekking tot de definitie van de producten die voor traceerbaarheid in aanmerking komen als van de industrie bij de standaardisatie van de productidentificatie en bij het gebruik van barcode. Een dialoog tussen de overheid, de producenten en de ziekenhuisapothekers is onontbeerlijk. Hierbij moeten niet alleen de traceerbaarheid als dusdanig maar ook de middelen om de traceerbaarheid in het ziekenhuis op continue basis te realiseren worden besproken en ingevuld. Met een gedegen traceerbaarheid zal de ziekenhuisapotheker ten behoeve van de patiënt, de zorgenverstrekkers, de overheid en de producenten een toegevoegde waarde kunnen leveren aan de producten die hij dagelijks aflevert.
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
24
Conclusion Slotwoord
LA PHARMACIE HOSPITALIÈRE ET L'EUROPE ZIEKENHUISFARMACIE EN EUROPA Ph. J. Surugue, Présidente de l'Association Européenne des Pharmaciens Hospitaliers Voorzitter Europese Vereniging van Ziekenhuisapothekers (EAHP)
1
4
2
5
3
6
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
25
Slotwoord Conclusion
7
11
8
12
9
13
10
14
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
26
Conclusion Slotwoord
15
19
16
17
18
PHARMAKON Volume 35, N.4 • Octobre - Oktober 2003 Supplement - Supplément
27
B.V.Z.A. - A.B.P.H. www.bahp.be