Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
1. Waar vindt snelle geleiding plaats van elektrische signalen in een neuron? 1. In de axonen die omgeven zijn door een myeline schede 2. In de dendrieten die voorzien zijn van diverse ionkanalen 3. In de zenuwuiteinden (synapsen) waar actiepotentialen worden opgewekt 4. In het cellichaam waar zich de meeste ionkanalen bevinden. 2. Wat is de belangrijkste functie van Schwann gliacellen in het lichaam? 1. Deze cellen geleiden sensorische signalen van de huid naar het centrale zenuwstelsel 2. Deze cellen spelen een belangrijke rol bij de vorming van de bloed-‐hersen barrière. 3. Deze cellen vangen snel te grote hoeveelheden ionen of neurotransmitters weg uit het hersenvocht 4. Deze cellen vormen de myeline schede rond axonen van perifere zenuwen 3. Waardoor zijn neuronen elektrisch stimuleerbaar (exciteerbaar)? 1. Neuronen hebben een negatieve rustpotentiaal die verandert bij verhoogde geleidbaarheid van geladen ionen 2. Neuronen hebben een positieve rustpotentiaal die in stand wordt gehouden door de Na/K-‐ pomp 3. Neuronen hebben geen rustpotentiaal (0 mv), die echter verandert bij verhoogde geleidbaarheid van geladen ionen 4. Neuronen hebben geen rustpotentiaal (0 mV), maar dat verandert bij geleiding van een actiepotentiaal 4. Hoe kan de transmitter acetylcholine, afkomstig uit motorneuronen, spieren tot contractie aanzetten? 1. Acetylcholine stimuleert een G-‐eiwit gekoppelde receptor in spiercellen waardoor zij snel depolariseren 2. Acetylcholine stimuleert een Ca-‐kanaal gekoppelde receptor in spiercellen waardoor zij snel contraheren 3. Acetylcholine stimuleert een Cl-‐kanaal gekoppelde receptor in spiercellen waardoor zij snel hyperpolariseren 4. Acetylcholine stimuleert een Na-‐kanaal gekoppelde receptor in spiercellen waardoor zij snel depolariseren 5. Waarop berust de werking van het neurotoxine BOTOX als anti-‐rimpel middel? 1. BOTOX veroorzaakt een lokale laesie in spierweefsel zodat geen contractie meer kan optreden. 2. BOTOX zorgt voor een langdurige activatie van motorneuronen 3. BOTOX zorgt voor een langdurige remming van motorneuron activiteit door de acetylcholine afgifte te blokkeren 4. BOTOX zorgt voor een langdurige verzwakking van spieractiviteit door acetylcholine receptoren te blokkeren
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
6. Welke neurotransmitter wordt sterk verhoogd in de hersenen bij verschillende vormen van verslaving (nicotine, heroïne, alcohol) 1. Dopamine 2. GABA 3. Glutamaat 4. Serotonine 7. Waarin verschilt de signaaloverdracht in een glutamaterge synaps tussen laag-‐ frequente en hoog-‐frequente electrische stimulatie? 1. Bij laag-‐frequente stimulatie worden alleen AMPA receptoren geactiveerd, terwijl bij hoog-‐frequente stimulatie ook NMDA receptoren geactiveerd worden. 2. Bij laag-‐frequente stimulatie worden alleen ionkanaal-‐gekoppelde receptoren van het NMDA subtype geactiveerd, terwijl bij hoog-‐frequente stimulatie ook (ionkanaal)AMPA g subtype receptoren geactiveerd worden. 3. Bij laag-‐frequente stimulatie worden zowel NMDA als AMPA glutamaat receptoren 1 geactiveerd, terwijl bij hoog-‐frequente stimulatie alleen AMPA receptoren geactiveerd worden. 4. Bij laag-‐frequente stimulatie worden zowel NMDA als AMPA glutamaat receptoren geactiveerd, terwijl bij hoog-‐frequente stimulatie alleen NMDA receptoren geactiveerd worden. 8. Hoe kunnen geurstoffen sensorische cellen stimuleren? 1. Door chemoreceptoren op cilia van olfactoire epitheelcellen 2. Door elektroreceptoren op cilia van olfactoire epitheelcellen 3. Door ionkanaal gekoppelde receptoren op cilia van olfactoire epitheelcellen 4. Door mechanoreceptoren op cilia van olfactoire epitheelcellen 9. In tegenstelling tot de omvang van de voorhersenen bij de mens die veel groter is dan die bij andere dieren zoals de haai of krokodil, is de omvang van de hersenstam ongeveer gelijk? Wat betekent dit? 1. Door de vergelijkbare omvang van de hersenstam kunnen mensen even goed bewegen als andere dieren. 2. Door de vergelijkbare omvang van de hersenstam kunnen mensen even goed ruiken als andere dieren. 3. Door de vergelijkbare omvang van de hersenstam kunnen mensen even goed voelen als andere dieren. 4. Door de vergelijkbare omvang van de hersenstam kunnen mensen fysiologische functies even goed uitoefenen als andere dieren.
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
10. Hoe kan het oor onderscheid maken tussen geluid van verschillende frequenties? 1. De gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) reageren pas bij relatief hoge frequenties. 2. De semicirculaire kanaaltjes reageren verschillend op verschillende frequenties. 3. Het basilaire membraan in het slakkehuis (cochlea) reageert verschillend op verschillende frequenties, afhankelijk van de afstand tot het ovale venster. 4. Door frequentie-‐afhankelijke activatie van verschillende haarcellen in het orgaan van Corti in het slakkehuis. 11. Welke stelling over regulatie van menselijk gedrag door feromonen is JUIST? 1. Feromonen beïnvloeden de menstruatiecyclus van samenlevende vrouwen door geurstoffen die uitgescheiden worden door de oksels. 2. Feromonen kunnen agressief gedrag sturen door de associatieve cortex in onze hersenen te prikkelen. 3. Feromonen maken ons aantrekkelijker voor naburige soortgenoten. 4. Feromonen sturen via ons Vomeronasale orgaan (VNO) ons seksueel gedrag 12. Hoe vindt kleuronderscheid plaats in de retina? 1. Door kegeltjescellen (cones), die licht van verschillende golflengte kunnen detecteren. 2. Door staafjescellen (rods), die licht van verschillende golflengte kunnen detecteren. 3. Door verschillen in ganglioncellen, die geconcentreerd zijn in de fovea. 4. Door verschillen in staafjescellen, die geconcentreerd zijn in de fovea. 13. Hoe wordt kracht ontwikkeld door het spoeltje (spindle) van skeletspieren? 1. Door directe innervatie van motorneuronen om de contractie van de spieren versterken. 2. Door directe innervatie van motorneuronen om vermoeidheid (overstrekking) van de spieren te voorkomen. 3. Door uitzending van sensorische neuronen die bij toenemende vuurfrequentie motorneuronen inhiberen 4. Door uitzending van sensorische neuronen die bij toenemende vuurfrequentie motorneuronen stimuleren 14. Hoe vindt vanuit de hersenen bewuste (vrijwillige) sturing van organen in het lichaam plaats? 1. Via het autonome zenuwstelsel 2. Via het gebied van Broca 3. Via somatische motorneuronen 4. Via de thalamus
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
15. Welk hersengebied is bij mensen bij de geboorte al nagenoeg volledig ontwikkeld ? 1. de associatieve cortex . 2. de hippocampus 3. de prefrontale cortex 4. de somato-‐sensorische cortex 16. Wat is een belangrijke functie van het reticulaire systeem in de hersenen? 1. Het reticulaire systeem geleidt informatie vanuit de kleine hersenen (cerebellum) 2. Het reticulaire systeem reguleert de mate van emotie in de hersenen 3. Het reticulaire systeem reguleert het slaap-‐waak ritme in de hersenen 4. Het reticulaire systeem vertaalt het korte-‐termijn geheugen in lange-‐termijn geheugen 17. Wat is een typische eigenschap van neuronen in de temporaal kwab (temporal lobe) in de hersenen die betrokken zijn bij gezichtsherkenning? " 1. Ze worden alleen actief bij het zien van een compleet of gedeeltelijk gezicht van een soortgenoot of een individu van een andere soort . 2. Ze worden alleen actief bij het zien van een gezicht van een soortgenoot 3. Ze worden maximaal actief bij het zien van een compleet gezicht van een soortgenoot 4. Ze worden maximaal actief bij het zien van een compleet gezicht van een soortgenoot of een individu van een andere soort 18. Hoe zijn in de motorische hersenschors [motor cortex) de functionele gebieden verdeeld? 1. Aan de bovenkant liggen de gebieden die de bovenste ledematen in het lichaam sturen zoals tong en lippen 2. Aan de bovenkant liggen de gebieden die ledematen sturen die onderin het lichaam zijn gelokaliseerd zoals knieën en tenen 3. De gebieden die ledematen met een fijn-‐motorische functie sturen zijn relatief klein 4. De gebieden die ledematen met een grove motorische functie sturen zijn relatief groot 19. Hoe ontwikkelt zich de REM slaap vanaf de geboorte? 1. Vanaf de geboorte neemt de REM geleidelijk toe van 10 tot 90% 2. Vanaf de geboorte neemt de REM geleidelijk af van 50 tot 10% 3. Vanaf de geboorte blijft de REM relatief gelijk 4. Tot aan de puberteit blijft de REM slaap relatief constant, om daarna geleidelijk af te nemen.
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
20. Wat voor verandering vindt plaats bij beschadiging van de frontaal kwab (frontal lobe) in de hersenen 1. De persoon verliest cognitieve vermogens 2. De persoon verliest het bewustzijn [raakt in coma] 3. De persoon verliest het gezichtsvermogen 4. Er treedt een ernstige persoonlijkheidsstoornis op 21. Welke rol speelt Nicotine in de verdedigingsmechanismes van de tabaksplant? 1. Nicotine doodt plant-‐pathogene schimmels 2. Nicotine verstoort de inbouw van aminozuren in de darmen van vraatkevers 3. De plant gebruikt Nicotine als phytoalexine 4. Nicotine zorgt voor de basale afweer tegen insectenvraat 22. wat zijn de drie essentiële onderdelen van de hypersensitieve respons (HR) in planten? 1. Productie van phytoalexines, PR-‐eiwitten en lokale celdood 2. Productie van salicylzuur, PR-‐eiwitten en elicitors 3. Productie van JA, systemine en proteinase remmers 4. Productie van SA, systemine en PR-‐eiwitten 23. Planten kunnen worden ingedeeld naar hun vermogen om met stress omstandigheden om te gaan. Wat zijn xerofyten (xerophytes) ? 1. Planten die tegen overstroming kunnen 2. Planten die tegen droogte kunnen 3. Planten die tegen koude kunnen 4. Planten die tegen zware metalen in de bodem kunnen 24. Tomatenplanten kunnen door de productie van geurstoffen schadelijke rupsen bestrijden. Hoe noem men het systeem dat de plant hiervoor gebruikt? 1. Dit is directe afweer tegen insecten met behulp van salicylzuur 2. Dit is indirecte afweer tegen insecten door ze met vluchtige stoffen te bestoken 3. Dit is directe afweer tegen insecten met behulp van JA 4. Dit is indirecte afweer door het aantrekken van vijanden van de rupsen. 25. Planten vertonen een hypersensitieve reactie (HR) tegen specifieke ziekteverwekkers, waardoor het pathogeen in zijn ontwikkeling wordt geremd of gedood. In welke gevallen zal in de plant een GEEN hypersensitieve respons waar te nemen zijn? 1. in geval C, D, K, L 2. in geval F, K, L 3. in geval A, E, H 4. in geval B, J, G, H
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
26. Er zijn grote verschillen in het voorkomen van verschillende kankersoorten in verschillende humane populaties. Wat zijn de belangrijkste oorzaken van deze verschillen? 1. Erfelijke factoren, virussen en medicijngebruik. 2. Klimaatverschillen, Uv-‐licht en alcoholgebruik 3. Levensstijl, bestrijdingsmiddelen en chronische infecties 4. Levensstijl, dieet en erfelijke factoren 27. Borstkankerpatiënten kunnen na de operatie met middelen worden behandeld die de kans op het terugkeren van tumoren verkleinen. Een voorbeeld is het middel Tamoxifen. Wat is het werkingsmechanisme van dit middel? 1. Het verhindert de inbouw van nucleotiden tijdens de DNA synthese van tumorcellen. 2. Het remt het enzym DNA topoisomerase, waardoor de DNA replicatie in metastaserende cellen niet meer plaats kan vinden. 3. Het blokkeert de binding groeifactor aan een receptor die kankercellen tot groei aan kunnen zetten. 4. Tamoxifen competeert met het hormoon oestrogeen voor binding aan de oestrogeen-‐receptor. 28. Zowel het gen coderend voor Ras als het gen coderend voor p53 blijken betrokken te zijn bij het ontstaan van kanker. Welke rol spelen hun genproducten in het ontstaan van kankercellen? 1. Als p53 overactief wordt en Ras inactief wordt de celdeling zodanig geactiveerd dat er een kankercel ontstaat. 2. Als Ras overactief wordt en p53 inactief wordt de celdeling zodanig geactiveerd dat er een kankercel ontstaat. 3. Als Ras het p53 eiwit fosforyleert wordt dit hyperactief en ontstaat er een kankercel 4. De eiwitten binden samen aan een transcriptiefactor die oncogen 29. Hoe ontstaat uit een normale darmcel een kwaadaardige darmtumor? 1. Door 1 dominante mutatie in 1 darmcel. 2. Door meerdere mutaties in 1 gen van 1 cel. 3. Door deletie van zogenaamde "oncogenen” 4. Door achtereenvolgende mutaties in meerdere genen van 1 darmcel. 30. Wanneer wordt een gen betrokken bij kanker een tumorsupressor gen genoemd? 1. Als het product van dit gen de ongebreidelde deling van een cel onderdrukt 2. Als het product van dit gen een oncogen uitschakelt 3. Als het product van dit gen de celcyclus stimuleert 4. Als het product van dit gen zorgt voor metastasis van de tumor? 31. Welke van de navolgende cellen behoren tot het adaptieve immuunsysteem?
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
1. 2. 3. 4.
dendritische cellen T-‐cellen natural killer cellen macrofagen
32. Welke van de navolgende functies wordt uitgeoefend door B lymfocyten? 1. Fagocytose 2. Cellulaire cytotoxie 3. Productie van antilichamen 4. Productie van complement 33. Wat is een sleutelkarakteristiek van de cellen die het adaptieve (zich aanpassende) immuunsysteem vormen? 1. Dat de cellen allerlei verschillende functies kunnen uitoefenen 2. Dat de cellen hun antigeen-‐specificiteit kunnen aanpassen op de infectie 3. Dat de cellen zich vermenigvuldigen in respons op vreemd antigeen 4. Dat de cellen infectieuze organismen kunnen herkennen 34. Elke van de onderstaande beweringen over dendritische cellen is JUIST? 1. Zij kunnen vanuit weefsels naar lymfeklieren migreren. 2. Zij vermeerderen zich in weefsels in respons op signalen van T cellen . 3. Zij scheiden in de lymfeklieren factoren uit die de B cel respons in gang zetten. 4. Zij scheiden lokaal moleculen uit waarmee vreemde organismen herkend kunnen worden 35. Welke stelling geldt voor MHC (major histocompatibility complex) klasse l moleculen? 1. Zij komen alleen op geïnfecteerde cellen tot uiting 2. Zij worden beladen met eigen of vreemde peptiden aan de plasma membraan 3. Zij worden beladen met eigen of vreemde peptiden in het endoplasmatisch reticulum 4. Zij worden beladen met antigene peptiden in late endosomen 36. Welke uitspraak over de antigeen receptor van T cellen (TCR) is JUIST? 1. De TCR bestaat uit een enkele eiwitketen met een variabel deel 2. De TCR wordt uitgescheiden als de T cel uitrijpt 3. De TCR bestaat uit twee eiwitketens die verschillend zijn van cel tot cel 4. De TCR maakt contact met het antigene peptide, maar niet met het MHC molecuul 37. Welke uitspraak over het immunologisch geheugen is JUIST?
Communicatie in de Biologie
Herkansing 2011
1. 2. 3. 4.
Het berust op de specificiteit van MHC moleculen Het berust op de levensduur van dendritische cellen Het wordt uitsluitend verzorgd door T cellen Het bepaalt de effectiviteit van vaccinatie
38. Welke uitspraak over de antigeenreceptor (BCR) van B cellen is NIET JUIST? 1. De BCR herkent epitopen op eiwitmoleculen 2. De BCR wordt uitgescheiden door de B cel 3. De BCR herkent het antigeen in de context van MHC moleculen 4. De BCR verschilt van cel tot cel 39. Wat is de rol van het constante deel van een antilichaam? 1. Het is essentieel bij de uitscheiding van het antilichaam 2. Dat dient voor binding aan infectieuze organismen 3. Dat kan functies aanzetten in cellen van het aangeboren immuunsysteem 4. Dat bepaalt de specificiteit van antigeenherkenning 40. Waarom vormt een cytotoxische T cel een immuunsynaps met een doelwitcel? 1. Om zichzelf te beschermen tegen de cytotoxische moleculen 2. Om ervoor te zorgen dat de juiste cel wordt doodgemaakt 3. Om afbraak van de cytotoxische moleculen te voorkomen 4. Om bepaalde cytokinen af te leveren aan de doelwitcel