5. Een moeilijk begin Woordenlijst * forte (bw.): toevallig * duo, duae, duo (hoofdtelw.): twee * par, paris: gelijk (aan) * pro + abl. (voorz.): in de plaats van; in verhouding tot; ten voordele van 5.quisque, quaeque, quidque (onbep.vnw.): ieder, elk * ferrum, i: ijzer; wapen, zwaard * priusquam + ind./conj. (voegw.): voordat, vooraleer * certamen, minis: (wed)strijd * vincere, o, vici, victum: overwinnen; overtreffen * bonus, a, um: goed 10.*sicut (voegw.): zoals * arma, morum (mv.): wapens * procedere, o, cessi, cessum: vooruit gaan * iuvenis, is: jongeman (ca. 25 - 45 jaar) * exercitus, us: leger * animus, i: geest; gemoed; karakter * gerere, o; gessi, gestum: dragen, voeren * primus, a, um: eerste 15.* super + acc. (voorz.): boven; over(heen) * tres, tres, tria (hoofdtelw.): drie
Basistekst Na Romulus en de tweede koning Numa Pompilius werd Tullus Hostilius de derde koning: van hem schrijft Livius dat "hij nog strijdlustiger dan Romulus was". Er ontstond een conflict met het naburige Alba Longa, en het Albaanse leger viel het gebied van Rome binnen. Toen stelde de Albaanse leider voor het conflict op een andere manier dan met een echte veldslag te beslechten... Forte in duobus tum exercitibus erant trigemini fratres, aetate et viribus pares drieling Horatii et Curiatii erant. Cum trigeminis agunt reges ut pro sua onderhandelen 5.quisque patria dimicent ferro. Priusquam strijden dimicarent foedus ictum inter Romanos et overeenkomst sluiten Albanos est his legibus ut is populus, ... cuius ciues eo certamine vicissent, alteri wiens zouden ... populo cum bona pace imperaret. 10.Foedere icto trigemini, sicut conuenerat, Nadat... (V.V.T.) arma capiunt et in medium inter duas acies procedunt. Datur signum et iuvenes, wordt gegeven magnorum exercituum animos gerentes, concurrunt. Ut primo statim concursu slaags geraken dadelijk treffen 15.increpuere arma, duo Romani super alium kletteren alius, vulneratis tribus Albanis, exspirantes terwijl... gekwetst stervend
* casus, us: val; voorval; toeval * legio, onis: legioen * totus, a, um: geheel, volledig * spes, spei: hoop, verwachting * deserere, o, serui, sertum: verlaten, in de steek laten * unus, a, um: één 20.* ergo (voegw.): dus, bijgevolg * pugna, ae: strijd, gevecht * fuga, ae: vlucht * spatium, ii: ruimte, afstand * pugnare, o: strijden, vechten 25.* sequi, or, secutus sum: volgen * haud (bijw.): (helemaal) niet * abesse, absum, afui, ---: weg zijn, afwezig zijn; verwijderd zijn * impetus, us: aanval * redire, eo, ii, itum: teruggaan, terugkeren * dum + ind.praes.: terwijl * ops, opis: kracht, macht, hulp; (mv.) rijkdom; strijdkrachten * caedere, o, cecidi, caesum: doden * victor, oris: overwinnaar * secundus, a, um: tweede 30.* itaque (bijw.): bijgevolg, dus * conficere, io, feci, fectum: vervaardigen; voltooien * singulus, a, um: elk afzonderlijk * proelium, ii: veldslag, gevecht 35.*inquit: zegt hij, zei hij * tertius, a, um (rangtelw.): derde * causa, ae: oorzaak, reden
corruerunt. Ad quorum casum conclamavit neerstorten hun roepen gaudio Albanus exercitus, Romanas legiones blijdschap iam spes tota deseruit. Unum Horatium tres 20.Curiatii circumsteterant; forte is integer waren rond gaan staan ongedeerd fuit. Ergo ut segregaret pugnam eorum capit scheiden fugam. Iam aliquantum spatii ex eo loco ubi een weinig waar pugnatum est aufugerat, cum respiciens was weggevlucht omkijkend 25.videt magnis interuallis sequentes, unum dat... tussenruimte haud procul ab sese abesse. In eum magno impetu rediit; et dum Albanus exercitus inclamat Curiatiis ut opem ferant fratri, toeroepen iam Horatius caeso hoste victor secundam na … gedood als te hebben 30.pugnam petebat. Priusquam itaque alter — nec procul aberat — consequi bereiken posset, et alterum Curiatium conficit. Iamque singuli supererant, sed nec spe nec overblijven viribus pares. Nec illud proelium fuit. 35.Romanus exsultans "Duos" inquit, "fratrum juichend Manibus dedi; tertium causae belli huius Schimmen
dabo, ut Romanus Albano imperet." Et * ulterior, ior, ius: meer aan de andere kant gelegen, verder --- ultimus, a, um: verste, laatste
ultimum Curiatium gladio interficit. zwaard
Naar Livius, Ab Urbe Condita, Boek I, hfdst. 24, § 1 - hfdst 25, § 12
Vragen 1. Livius schrijft over de dreigende oorlog tussen Rome en Alba Longa dat het "bijna een burgeroorlog, ja een oorlog tussen vader en zoon was" (hfdst. 23, §1). Kun je met hem akkoord gaat? Waarom? 2. Bij de onderhandelingen voorafgaand aan het tweegevecht zei de Albaanse leider o.a. dat de Etrusken als het ware stonden toe te kijken om zowel winnaar als verliezer van deze broederoorlog aan te vallen en te onderwerpen (hfdst. 23, §9). Had hij gelijk? 3. Livius schrijft nog dat het niet absoluut vaststaat van welk volk de Horatiërs en van welk volk de Curiatiërs waren... "Plures tamen invenio qui Romanos Horatios vocent" , schrijft hij (hfdst. 24, §1). Voor welke versie kiest hij dus en waarom? 4. Magnis intervallis sequentes (r.25): hoe komt dat blijkbaar? Dit was al aangekondigd door enkele woorden uit r. 22, welke? 5. Alter (r.31) ... alterum (r.32): hoe vertaal je deze twee woorden goed? Wie is de verste, wie de dichtst bij zijnde? 6. Nec spe nec viribus pares (r.33-34): waarom "nec spe" en waarom "nec viribus"? 7. Duos ... imperet (r.35-37): waarom heeft de Horatiër dus de eerste twee Curiatiërs gedood? En waarom zal hij de derde doden? Zijn deze woorden waarschijnlijk? 8. Bij zijn terugkeer naar Rome ontmoet de overwinnaar zijn zuster, die verloofd was met één van de Curiatii. Zij beweent haar dode verloofde en in een bui van woede doodt hij zijn zuster! Livius schrijft dat hij zou geroepen hebben: "Zo zal het iedere Romeinse vergaan die over een vijand treurt." Wat denk je hiervan? Klinken deze woorden je niet bekend? Waar herinneren ze je aan? 9. Wat bewijst trouwens het feit dat een zuster van de Horatii verloofd was met één van de Curiatii? 10. Livius vertelt dit verhaal heel visueel en boeiend. Welke details zijn bijvoorbeeld heel tekenend?
11. Even over de Mos Maiorum nadenken: waaruit blijkt de "pietas" van de Horatii? Welke andere deugd blijkt er hier natuurlijk ook? 12. Het tijdsgebruik van deze passage is heel afwisselend: Livius gebruikt het praesens, perfectum en imperfectum door elkaar. Het gebruik van perfectum en imperfectum kun je verklaren - leg uit. Waarom gebruikt de schrijver ook soms een praesens? In plaats van welke tijd staat zo'n praesens? Kunnen wij dat ook in het Nederlands doen en waarom? 13. Latijn vertalen is vaak niet gemakkelijk, zeker als je tot goed en vlot Nederlands wil komen. Eén van de voordelen die je uit Latijn leren kunt halen is trouwens dat je leert nadenken over een goede Nederlandse vertaling. Latijn en Nederlands zijn vaak heel verschillend - men zegt dat ze een verschillend taaleigen hebben. Kijk maar eens hoe je volgende uittreksels uit de Basistekst in goed Nederlands weergeeft een letterlijke vertaling is meestal niet goed! - his legibus ut ... (r. 7): niet "wetten" maar... - cum bona pace (r.9) - magnorum exercituum animos gerentes (r.13): een goede vertaling voor "animos"? - ut segregaret pugnam eorum (r.22) - magno impetu (r.26-27): niet "aanval", maar ... 14. "Et" kan twee betekenissen hebben, herinner je je dat? Voor welke betekenis kies je bij "et" in regel 27 en 32? En in regel 37? 15. Even over "alius" en "alter"... Waarom "alter" (r.31) en "alterum" (r.32)? Maar waarom "super alium alius" (r.15-16)?
Grammatica 1. De 4de en 5de verbuiging a. Observeer - exercitibus (r.1), exercituum (r.13), concursu (r.14), casum (r.17), exercitus (r.18), impetu (r.27) - acies (r.11), spes (r.19), spe (r.33) b. Besluiten (1) Er bestaan nog twee verbuigingen: de 4de verbuiging of u-verbuiging met woorden op us, en de 5de of e-verbuiging met woorden op -es (2) Er zijn dus ook woorden op -us die niet tot de -o of gemengde verbuiging behoren. De 4de of u-verbuiging telt een aantal heel belangrijke woorden zoals exercitus, domus, manus, motus, senatus... We herkennen ze aan hun genitief enk. op -us
(3) In de 5de of e-verbuiging zijn er ook een aantal belangrijke woorden, zoals res, dies, spes, acies... We herkennen ze aan hun genitief enk. op -ei (4) De uitgangen van deze twee verbuigingen vertonen veel gelijkenissen onder elkaar, maar ook vertonen ze kenmerken die we al in andere verbuigingen zagen: . de acc. enk. gaat uit op -m . de abl. enk. gaat uit op de klinker die typisch is voor die verbuiging (dus op -u en -e) . de acc. mv. gaat uit op -s . de gen.mv. gaat uit op -um . de abl. mv. gaat uit op -(i)bus, zoals in de gemengde verbuiging (5) De volledige verbuigingen zien er dus uit als volgt: Nom. enk. Gen. enk. Acc. enk. Abl. enk.
MOTUS mot- us mot- us mot- um mot- u
RES r- es r- ei r- em r- e
Nom. mv. Gen. mv. Acc. mv. Abl. mv.
mot- us mot- uum mot- us mot- ibus
r- es r- erum r- es r- ebus
2. Het geslacht van de substantieven van de 4de en 5de verbuiging - de woorden op -us van de 4de verbuiging zijn mannelijk Uitzondering: manus (= hand) is vrouwelijk - de woorden op -es van de 5de verbuiging zijn vrouwelijk Uitzondering: dies (= dag) is meestal mannelijk. 3. Het naamwoordelijk deel van het gezegde (NDG) a. Observeer - in deze Basistekst zien we . forte is integer fuit (r.20-21) . nec illud proelium fuit (r.34) - vroeger zagen we bijvoorbeeld ook al . ossa lapides in corpore sunt (Les 2, Basistekst, regels 31-32)
b. Besluiten (1) Het koppelwerkwoord "esse" = "zijn" koppelt het naamwoordelijk deel van het gezegde aan het onderwerp. Het NDG geeft nadere uitleg bij het onderwerp, het zegt er dus iets over. (2) Het is dan ook normaal dat het NDG overeenkomt met het onderwerp: het staat dus in dezelfde naamval, dus in de nominatief (3) Is dit NDG een adjectief, dan congrueert het niet alleen in naamval met het onderwerp, maar ook in geslacht en getal. 4. Het voornaamwoord is, ea, id: a. Observeer - is populus (r.7), eo certamine (r.8), ex eo loco (r.23) / in iis locis (Les 4, Basistekst, r.1), prae ea nova urbe (Les 4, Basistekst, r.5-6) - is integer fuit (r.21-22), in eum rediit (r.26-27) / eum interfecit (Les 4, Basistekst, r.17), eos senatores nominavit (Les 4, Basistekst, r. 27-28) - pugnam eorum (r.22) / virgines eorum rapuit (Les 4, Basistekst, r.44) b. Besluiten (1) Eigenlijk is is, ea, id een aanwijzend voornaamwoord dat "die, dat" betekent (2) Maar is, ea, id wordt ook gebruikt als persoonlijk voornaamwoord van de 3de persoon (enkelvoud en meervoud). Dan kan het vertaald worden met "hij, hem, zij, haar, het, ze, hen, hun". (3) Ten slotte kan de geniteif van is, met de vormen eius (gen. enk.) en eorum / earum (gen. mv.), gebruikt worden als bezittelijk voornaamwoord van de 3de persoon (enkelvoud en meervoud). (4) De verbuiging van is, ea, id is heel dikwijls regelmatig: achter de stam -e vinden we meestal de uitgangen van de adjectieven op -us, -a, um. Zo zijn er vormen als ea, eum, eam, eorum, earum, eos, eas, eis. Maar: de nominatief enk. is is (man.), ea (vrouw.) en id (onz.) / de gen. enk. is eius. 5. De adjectieven van de tweede groep a. Observeer - cum bona pace (r.9) / magnorum exercituum (r.13) / Romanas legiones (r.13) - aetate et viribus pares (r.2) / nec spe nec viribus pares (r. 33-34) omnis multitudo (Les 4, Basistekst, r.38-39) / brevi tempore (Les 4, Basistekst, r.40)
b. Besluiten (1) We zagen al in Les 3 dat er adjectieven zijn op -us, -a, -um - het zijn adjectieven van de eerste groep, die dus de 1ste en 2de verbuiging volgen (2) Er bestaat ook een tweede groep adjectieven: zij gaan vooral uit op -is, zoals omnis, fortis, mortalis - maar er zijn ook enkele andere uitgangen, zoals bij prior, propior, ulterior of par (3) De tweede groep van de adjectieven volgt de 3de of gemengde verbuiging.
Oefeningen 1. Determineer en verklaar de naamval van de volgende substantieven uit de Basistekst: Voorbeeld: exercitibus (r.1) is abl. mv. omdat het staat na het voorzetsel in + abl. Fratres (r.2), trigeminis (r.4), reges (r.4), patria (r.5), Romanos (r.6), pace (r.9), acies (r.11), iuvenes (r.12), exercituum (r.13), Romani (r.15), legiones (r.18), loco (r.23), impetu (r.27), proelium (r.34), fratrum (r.35), gladio (r.38). 2. Verklaar het geslacht van volgende woorden (adjectieven of voornaamwoorden): Voorbeeld: sua (r.4) is vrouwelijk omdat het congrueert met patria, dat vrouwelijk is Eo (r.8), bona (r.9), magnorum (r.13), Albanus (r.18), Romanas (r.18), tota (r.19), eo (r.23), magno (r.26). 3. Vervolledig de woordgroepen die bij de volgende woorden horen: Exercitibus (r.1), pro (r.4), pace (r.9), duas (r.11), animos (r.13), primo (r.14), eorum (r.22), magno (r.26). 4. Haal de vormen van "is, ea, id" uit de Basisteksten van lessen 1 en 3 en zeg of dat voornaamwoord als persoonlijk, aanwijzend of bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt.
Leestekst 1 In 390 v.Chr. vielen Galliërs Italië binnen en versloegen de Romeinen bij het riviertje de Allia. Daarna verwoestten ze Rome; alleen in de burcht op de Capitolinus-heuvel bleven er nog Romeinse soldaten over, onder leiding van M. Manlius. Interim arx Romae Capitoliumque in ingenti reusachtig periculo fuit. Nam Galli, cum inter incendia ac gevaar brand ruinas captae urbis nihil superesse praeter ruïne ingenomen niets overblijven armatos hostes uiderent, arcem dolo gewapend 5. expugnare statuerunt. Primo inermem qui innemen besluiten ongewapend temptaret uiam praemiserunt, deinde ascenbeproeven weg voorop sturen bederunt saxum, trahentes alii alios. Tanto klimmen zo groot silentio in summum euaserunt ut non stilte boven komen custodes solum fallerent, sed ne canes bedriegen zelfs hond 10.quidem excitarent. Anseres non fefellere ... niet opschrikken gans
tota acies in praeceps defertur. in de diepte wordt gesleurd
Naar Livius, Ab Urbe Condita, Boek V, hfdst. 47, §§ 1-6.
Opgaven 1. Capitolium (r.1): de Capitolinus-heuvel had eigenlijk twee toppen, gescheiden door een klein dal. Op de ene hoogte lag de burcht (de "arx", 46 m hoog), de andere hoogte heette het Capitolium (49 m hoog). Zoek op welke gebouwen er op de twee hoogtes stonden ten tijde van de republiek. Waar stonden de Iuppiter-tempel en de tempel toegewijd aan Iuno? 2. Dolo (r.4): eerst hadden de Galliërs het geprobeerd met een echte "impetus", hoe dus? Dat was evenwel mislukt... 3. In feite hadden anderen het alarm moeten slaan, wie? 4. In summa inopia cibi (r.11): na de mislukte aanval probeerden de Galliërs het dus op een andere manier, hoe? Maar dat kon lang duren, dus... 5. De tempel van Iuno werd pas in 345 v.Chr. door Furius Camillus gebouwd. Men sprak van de tempel van "Iuno Moneta", "Iuno die waarschuwt (monere = waarschuwen). In de buurt stond ook het gebouw waar de Romeinse munten werden geslagen. Welke moderne woorden zouden dan ook van Moneta zijn afgeleid? 6. Marcus Manlius was in 392 consul geweest - blijkt uit de tekst dat hij de aanvoerder was? 7. Welke woorden uit de tekst zijn van de 4de of 5de verbuiging? 8. Welke woordgroep hangt er af van het voorzetsel "inter" (r.2)? En van "in" (r.11)? 9. Eorum (r.13): naar welk substantief verwijst dit voornaamwoord? 10. Verklaar de naamval van dolo (r.4), alios (r.7), silentio (r.8), custodes (r.9), Gallum (r.16), casu (r.17).
Leestekst 2 Toen de Galliërs uiteindelijk verslagen waren, bleven de Romeinen met een totaal verwoeste stad achter. Toen stelden sommigen voor de stad niet op te bouwen maar te verlaten, en te verhuizen naar Veii. M. Camillus, die enkele jaren daarvoor Veii had veroverd en die nu weer tot dictator was verkozen om de Galliërs te bestrijden, trachtte hen in een emotionele redevoering daarvan te weerhouden... Ego, cum abessem, quotienscumque patria telkens als in mentem ueniret, haec omnia occurrebant, opkomen colles campique et Tiberis et adsueta oculis veld Tiber gewoon regio et hoc caelum sub quo natus streek waaronder 5. educatusque essem. opvoeden <esse Non sine causa di hominesque hunc urbi =dei
Naar Livius, Ab Urbe Condita, Boek V, hfdst. 54, §§ 3 en 5
Opgaven 1. Cum abessem (r.1): Camillus was inderdaad na zijn inname van Veii een tijd verbannen geweest uit Rome. Geeft dit zijn woorden meer kracht? 2. Camillus had voordien al in zijn redevoering het volgende argument gebruikt: "Als er per toeval eens een brand zal ontstaan in Veii en als de hele stad verwoest zal zijn, zullen we dan weer naar Fidenae of Gabii verhuizen?" Wat denk je van dit argument? 3. Welke twee soorten redenen geeft Camillus hier om in Rome te blijven? Waarop tracht hij in te werken in de regels 3-5? En waarop in de regels 6-11?
4. Waarom vindt Camillus dat Rome een schitterende ligging heeft? Herinner je opgave 4 bij de Basistekst van les 4... 5. Saluberrimos colles (r.7-8): waarom noemt Camillus de heuvels "saluberrimi"? 6. Waarom gebruikt Camillus zo veel keer de woorden "et" et "que" in regels 3-4? Vind je dezelfde stijlfiguur in regels 7-11? 7. Geef een Latijnse uitdrukking met dezelfde betekenis als "occurrere" - zie regels 1-2. 8. Formuleer de zin "mari vicinum ... classium externarum" (r.8-11) met eigen woorden. 9. Welke woordgroep leidt het voorzetsel "ad" (r.10) in?
Activiteiten 1. Het is misschien interessant alle historische gegevens met hun data op een tijdsbalk te plaatsen: dit kun je doen met alle informatie die je vindt in de inleidende tekst van Thema III en in alle lessen en begeleidende opgaven van Lessen 5 en 6. 2. Ook interessant kan een volgende oefening zijn - nuttig ook om je kritische geest aan te scherpen. Maak een overzicht van de gebeurtenissen die je in Thema III en Lessen 5 en 6 vindt, maar deel ze in twee kolommen in: een kolom "legende" en een kolom "historische feiten". 3. Er bestaan heel wat interessante boeken en websites over de geschiedenis van Rome: - als websites heb je o.a. * een mooie algemene site: http://users.telenet.be/kissyp/ * de Nederlandse scholierenwebsite geeft b.v. volgend werkstuk: http://www.scholieren.com/werkstukken/21216 * nog een site van Nederlandse jongeren die toont hoe Rome eruit zag 2000 jaar geleden: http://mediatheek.thinkquest.nl/~lla173/ * het virtuele Rome (in het Frans): http://www.unicaen.fr/services/cireve/rome/index.php - er bestaan ook heel veel interessante boeken die je zeker kunt ontlenen in de bibliotheek: * Peter Clayton, De schatkamer van het oude Rome, Ars Scribendi BV, Harmelen (NL) / Uitgeverij Flash BVBA, Sint-Niklaas (BE), 1994 * L. Maso, Het Rome van de Caesars * Asterix als gladiator, Uitgeverij Dargaud - zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Asterix_als_gladiator 4. Misschien is nu wel voor sommigen onder jullie de tijd gekomen om je tekentalent te tonen. Heel wat episodes uit de Romeinse (voor)geschiedenis lenen zich tot al dan niet grappige tekeningen. Onderwerpen als Het paard van Troje, Het conflict tussen Romulus en Remus, De Roof van de Sabijnse Maagden, De Horatii en de Curiatii, De ganzen van het Kapitool ... lenen zich zeker tot een tekening. Als je een tekenprogramma gebruikt of je scant je tekening in of je neemt er een foto van, dan kun je die zeker naar het contactadres doorsturen - misschien komt ze wel op deze site terecht...