5-1
Hoofdstuk 5 XIIIa. Joannnes van HAAFF [2488], zoon van (XIIb, p. 3-29 ), geb. en RK ged. te Venray op zondag 9 jan. 1701. (Get.: Petrus van Haeff en Gertrudis Maes). (Getrudis lijkt na 1716 te overlijden want op 22 febr. 1716 huwt ene Gertrudis Maes nog te Well met Chistian van den Boom. (Als het tenminste om dezelfde gaat!), meester (hoef)smid, smidsbaas ovl. (71 jaar oud) te Utrecht onder Wittevrouwen op donderdag 5 mrt. 1772, begr. te Utrecht, tr. te Utrecht in 1728, (RK) met Cornelia OOSTVEEN [2489], geb. circa 1690, RK, ovl. (hoogstens 39 jaar oud) te Utrecht voor dec. 1729, begr. te Utrecht.
Joannes komt voor het eerst in Utrecht voor in een bron van 7 dec. 1724 waarin hij een huis aan de Steenstraat huurt. Uitzoeken waar deze Joannes in Utrecht vandaan komt. Wellicht dat het archief van het Gilde der smeden of de Burger/poortersboeken hierover wat duidelijkheid kan verschaffen. Voorlopig heb ik 'm gekoppeld aan Aegidius (Gillis). Wellicht is Gillis de zoon van Joannes, naar zijn grootvader vernoemd. Bovendien is deze grootvader kuiper van beroep. Jan is smid!! Ook chronologisch past het plaatje mooi, dus de koppeling lijkt goed te matchen. Op 3 sept. 1729 wordt de voogdij geregeld over hun onmondige kinderen (op de langstlevende). Cornelia Oostveen was eerder weduwe van Gerrit van den Heuvel. Uit dit huwelijk is een zoon geboren; Hermannus. Deze Gerrit van den Heuvel was eerder gehuwd met Cornelia van Oostaden. Uit dit huwelijk werd een dochter Cornelia geboren. Hermannus en Cornelia zijn dus halfbroer en -zuster. In een stuk van 15 dec. 1729 wordt e.e.a. geregeld met betrekking tot de nalatenschap van Cornelia van Oostveen. Het is niet duidelijk wie van de twee kinderen het oudst is. Beiden zijn geboren tussen 1727/28 (trouwdatum ouders) en 15.12.1729 (uitkoop). Op 18 mei 1737 wordt Jan door koop eigenaar van de huizing die hij al eerder huurt, aan de Steenstraat zuidzijde. Uit akte van scheiding van 3 febr. 1738 blijkt dat een zwager van hem Phillipus Veltman heet. Deze Jan is dus getrouwd met een zus van Joannes (Agnes * 1706 ?) of met een zus van zijn vrouw Anna Catharina van Geelkerken. Op 7 apr. 1733 worden huwelijkse voorwaarden opgemaakt voor de Utrechtse notaris J.H. van Lathum met handtekening van ‘onze’ Jan en Anna Catharina van Geelkerken. Hij leent op 22 febr. 1738 een som van f 200,-- tegen een rente van f 5,-- per honderd per jaar (5%). Attestatie over een dol paard van 28 dec. 1754 waarin Jan getuige is en ondertekent. Uit 3 huwelijken worden 7 kinderen geboren. De eerste twee uit het huwelijk met Cornelia van Oostveen. 1.
Maria [177], ged. te Utrecht circa 1728, ovl. (ongeveer 1 jaar oud) in dec. 1729 Maria wordt samen met Willem genoemd in een "uitkoop" van 15 dec. 1729. Volgens mij zijn zij beiden kinderen van Jan van Haaff. Ik denk dat Maria jong is overleden, want we
5-2
2.
komen haar verder niet meer tegen. Wilhelmus [2492], ged. te Utrecht in 1729, RK, ovl. (minstens 44 jaar oud, waarschijnlijk in Canton (China) op 18 dec. 1771. In de scheiding van de boedel na overlijden van zijn vader op 15 apr. en 31 dec.1772 wordt Willem nog wel genoemd: "thans 43 jaaren en tegenswoordig uitlandig". Namens hem treedt op Jan van der Wurff. Kennelijk is men nog niet op de hoogte van zijn overlijden op 18 dec. 1771.
Door een toeval kwam ik Willem “van Haaff uit Utregt” weer tegen in het archief van de VOC. Tot drie maal toe monstert hij aan op een VOC-schip en gaat twee maal een dienstverband aan als scheepskorporaal en de derde reis als soldaat. De eerste keer vertrekt Wilhelmus op 7 dec. 1756 vanuit Texel met het in Amsterdam gebouwde retourschip Ruyskenstein naar Batavia. Kapitein is Jan Frederik Schrijver. Als scheepskorporaal is hij als wapensmid belast met het toezicht en onderhoud van de wapens aan boord. Niet vreemd, want het smidsvak maakt een wezenlijk onderdeel uit van deze Utrechtse generaties.
Aankomst in Kaap de Goede Hoop 24 april 1757. Het schip vertrekt daar weer op 15 mei, waarna het 3 aug. 1757 in Batavia aankomt. Het tweede dienstverband dat Willem op zijn 32e aangaat met de VOC, start een paar jaar later op 27 jan.1761. Vanuit de Kamer van Amsterdam vertrekt het
5-3 spiegelretourschip Jonge Lieve (gebouwd in 1757 te Amsterdam en opgelegd (= onttakeld in Indie op 31 dec.1781). Kapitein is Cornelis Kuiper en Willem is wederom scheepskorporaal. Bij zijn dienstverband staat vermeld “vermist in Azie”. (waarschijnlijk betekent dit dat hij na 25 juli 1761 bij het vertrek op 28 mei uit Kaap de Goede Hoop richting Batavia niet meer op dit schip heeft aangemonsterd.) Op 25 juli 1761 is de aankomst in Batavia om vervolgens de reis naar Canton voort te zetten. Op 7 jan.1762 is de Jonge Lieve weer uit Canton vertrokken en 26 juli 1762 zijn ze weer thuis op Texel. Zeer waarschijnlijk is Willem met een ander schip weer thuis gekomen want de derde reis die “Willem van Haaff uit Utregt” maakt is pas 8 jaar later en is opnieuw voor de Kamer van Amsterdam. Op 17 nov. 1770 vertrekt hij als soldaat met het schip Oud Haarlem (gebouwd in 1768 te Amsterdam en gebruikt tot 1788). Onder kapitein Jan Och komt het schip op 13 mrt. 1771 aan in Kaap de Goede Hoop en op 10 juni arriveert het in Batavia. Er wordt in het soldijboek vermeld dat Willem is overleden in Azie op 18 dec.1771. Zeer waarschijnlijk is dat in Canton geweest want het schip vertrekt op 24 december –dus enkele dagen later- voor de thuisreis. Op 12 juli 1772 is het schip weer thuis in Rammekens. Dit keer echter zonder Wilhelmus. Bij het overlijden van Willems vader op 15 april 1772 wordt er bij de afhandeling van zijn nalatenschap op 31 dec. 1772 over Willem gesproken "thans 43 jaaren en tegenswoordig uitlandig".
Alsof men nog niet op de hoogte is van zijn overlijden. Jan van der Wurff is zijn plaatsvervanger. Dit is op z’n minst vreemd daar het schip in juli daarvoor weer op Texel is aangekomen. In oktober 1773 zijn alle vorderingen die Wilhelmus nog had (wsch. geleend geld aan andere bemanningsleden) in totaal fl. 964.15.1 afgerekend. Waarschijnlijk is dit aan zijn erfgenamen uitbetaald door de comptabele van de VOC.
5-4
Joannnes van HAAFF [2488], trouwt voor de tweede keer te Utrecht op dinsdag 7 apr. 1733, (RK) met Anna Catharina van GEELKERKEN [2490] d.v. Jan van Geelkerken, geb. te Utrecht? in 1705, ovl. te Utrecht op zaterdag 8 dec. 1736 waar ze enkele dagen later ook wordt begraven. Huwelijks voorwaarden tussen deze twee echtelieden worden opgesteld voor notaris J.H. van Lathum te Utrecht d.d. 7.4.1733 met handtekening van Anna Catharina. Uit dit tweede huwelijk worden nog 2 kinderen geboren: 3.
Gillis (Aegidius of Jelis) van HAAFF [2474], (zn. van XIIIa, p. 157), geb. en RK ged. te Utrecht? in 1734, meester smid, ovl. (minstens 79 jaar oud) te Utrecht na 1813, trouwt te Utrecht circa 1755, (RK) met Gijsberta van COOTWYCK [2475], geb. te Utrecht? circa 1736, ged. RK in 1736, ovl. te Utrecht op 12 jan. 1813 als weduwe van Jillis van Haaff. Ze werd 77 jaar oud en werd begraven te Utrecht op zaterdag 16 jan. 1813. Dochter van Cornelis Cootwyck en Jannigje van Wintershooven (overl. voor juni 1771). Gysbertje heeft drie zussen: Maria, Cornelia en (Joh)Anna en één broer Jacobus. Op 17 nov. 1799 passeert een akte waarbij Gijsberta erft van haar overleden nicht Cornelia van Kootwijk uit Gouda. Gijsberta kan niet schrijven en ondertekent met een kruisje. Jelis ondertekent mede. Op 1 nov. 1799 wordt er voor notaris J. Klemme te Utrecht een procuratie opgemaakt “om met de executeurs van de boedel van haar in Gouda overleden nicht, Cornelia van Kootwyk tot afrekening te komen en de zuivere nalatenschap in ontvangst te nemen”. Cornelia was de enige erfgename van haar zuster Joanna, weduwe van Cornelis Bavelaar. Jelis van Haeff wordt genoemd als “constituante” en geconstitueerde is Albertus Vernooy. Op 16.8.1764 huurt Gillis een "huijsinge met sijn smitse en hoijstals staande buijten deser stads Catharijnenpoort op de hoek van de Hoendersteeg, bij hem thans bewoond wordende (dus hij huurde het al), plus nog een klein huisje voor de periode van 6 jaar, voor f 150,-- per jaar”. Dit contract wordt verlengd op 21 juni 1770, op 15 mrt. 1776, op 30 juli 1787 en op 22 okt. 1799. Steeds hetzelfde huis van de R.K. Armen van Utrecht. In de boedelscheiding van zijn vader van 15 apr. 1772 ontvangt hij buiten zijn kindsdeel, “fl. 43,- voor gedaene arbijtsloonen en geleverde materialen”. Hij is dan 38 jaar en heeft mogelijk een eigen zaak of werkt in die van zijn vader. Het eerste lijkt eerder het geval!. Hij ondertekent in een vloeiend handschrift met Jelis van Haaff. In 1738 treedt zijn oom Phillipus Veltman nog op als voogd. Uit dit huwelijk 1 kind: 1. Helena van HAAFF [2515], ged. RK te Utrecht in 1776, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) te Utrecht op donderdag 5 juli 1827 in de ouderdom van 51 jaar, echtgenote van Daniel Smit. Niet duidelijk hoe dit nu met het tweede huwelijk (?) zit! (Aktenr. 603) begraven te Utrecht op zondag 8 juli 1827, trouwt circa 1805 te Utrecht met Daniel SMIT
5-5 [2516], geb. en ged. te Utrecht? circa 1770, ovl. (minstens 78 jaar oud) te Wanssum na aug. 1848. Uit dit huwelijk 1 kind: 1. Gijsberta Cornelia Smit [2517], geb. en ged. te Utrecht circa 1807, ovl. (ongeveer 41 jaar oud) te Wanssum op woensdag 9 aug. 1848 aktenr. 22, begr. te Wanssum op zaterdag 12 aug. 1848. Zij huwt op 9 okt. 1839 (32 jaar oud) te Utrecht met Christianus Kersten z.v. Cornelis Kersten en Gertrudis Brouwers. Helena van HAAFF [2515], trouwt voor de tweede keer te Utrecht? circa 1810, (RK) met Henricus SERTON [2518], geb. te Utrecht? circa 1785, ged. RK te Utrecht ca. 1760. Uit dit huwelijk 1 kind: 2. Joannes Henricus Serton [2519], geb. te Utrecht? in 1811, ged. RK te Utrecht? in 1811, ovl. (minstens 30 jaar oud) te Utrecht? na apr 1841, huwt te Utrecht 28.4.1841 met Adriana Matthijssen. 4.
Helena van HAAFF [2491], geb. te Utrecht? circa 1736, RK, ovl. te Utrecht na febr. 1738. Waarschijnlijk jong overleden. Zij komt in de scheidingsakte van 3 febr. 1738 nog voor. Namens haar treedt haar oom Phillipus Veltman op. Op huyden den 3 februaris 1738 compareerden voor mij onderget. Notaris en de voor de nagenoemde getuygen Jan van Haaff, meester ijsersmith woonende onder den Gerechte van buyten Witte vrouwen weduwnaar en boedelhouder van Anna Catharina van Geelkerken sijnen overleeden vrouw zaliger ten eenre en Phillippus Veltman in qualiteit als oom en aangestelde voogd over Jelis van Haaff en Helena van Haaff, minderjarige naargelaaten kinderen van voornoemdem Anna Catherina van Geelkerken in huwelijk verwekt bij den eersten comparant, te kennen geevende dat meergemelde Anna Catharina van Geelkerken op den 8e december 1736 deeser weereld was koomen te overlijden naalatende de tot sijnen weduwe naar en boedelhouder den eerste comparant en de tot sijnen eenige en universeele erfgenamen haare voorsz. twee minderjaarige kinderen dat hij eersten comparant aan den laasten comparant in qualiteit als oom en voogd over de selver minderjaarige kinderen heeft gedaan volkoomen opening van den staat en gelegentheijd van den boedell goederen en de nalaatenschap van hem ende sijnen overleeden huysvrouw zaliger soodanigh als die op dato van haar overlijden is geweest. Dat na examinatie van dien boedell bevonden is dat ider der voorz. twee minderjaarige kinderen toekomt eene somme van vijftigh guldens ende alsulx te saamen eene somma van een honderdt guldens. Welke somme hij eerste comparant belooft aan sijn voorsz. minderjaarige kinderen te voldoen so draay deselve hebben bereijkt den ouderdom van vijff en twintigh jaaren ofte in den huwelijkse staat sullen weesen getreeden waar en teegen den laasten comparant in sijn voorschreve qualiteit ook aan den eersten comparant overgeeft ende toescheijd alle des boedels goederen ende effecten actien ende crediten niet wes uytgesonderdt soo als deselve is inspecteerende sijn van alle het welke den laasten comparant in qualiteit voorz. aan den eersten comparant is overgeevende mits den eersten comparant ook alleen sall moeten betaalen en voldoen alle de schulden en lasten des boedels twelk hij ook aanneemt bij deesen voorst sall den eersten comparant gehouden weesen omme de voorschreeve minderjaarige kinderen naar sijn vermoogen op te voeden ende van het nodige te voorsien mitsgaders laaten leeren leesen en schrijven ende in een goed handtwerk te doen onderrigten. Tot naarkomingge van het geenen voorsz. is verbinden de comparanten haarlieder persoonen ende goederen deselve submitteeren de ter judicatuure van allen heeren hooven rechteren en gerechten. En versogte en consenteerende de comparanten hier van acte, dewelke deese is aldus gedaan, verleeden en gepasseerd binnen Utrecht
5-6 voorschreeve ten comptoire mijns notaris ter pretentse van Roecken van Zuchtelen en Aerragin(?) van Schermbeek clerquen mijne notaris als getuijgen hiertoe versoght. We gaan weer verder met het leven van Jan en zijn derde huwelijk: Joannes van HAAFF [2488], otr. en tr. (voor de derde keer) te Utrecht in 1738, tr. te Utrecht in 1738 met Petronella van LITH [2479], geb. te Utrecht? circa 1715, RK, ovl. (minstens 63 jaar oud) te Utrecht? na okt. 1778. Gehuwd in gemeenschap van goederen. Zie akte van scheiding van 31 dec. 1772 voor notaris Z.C. van Leene na overlijden van Joannes. Wijders sullen Cornelia van Paddenburg en Jacobus Vroom in qualitate in het Hoofd deeses met en beneevens Wannaud van Vlooten notaris des Hoovs van Utregt in qualiteit als bij den Ed. Agtbaren Geregte der stad Utregt aegestelde curateur over de persoon en goederen van Anna van Lit wed. en boedelhouderse van Henrik Smit op de voorenstaande conditien verkoopen zeeckere huijsinge, erve en hofstede met de hooystal voor dese huijsinge staande ende gelegen buijte de Wittevrouwepoort deeser stad aen de zuijdsijde van de Steenstraat ende dat met alle desselfs toebehooren ende tgeene daarinne aert en nagelvast is, uijtgesondert de winkel en smitsgereedschap twelk den bewoonder behoort ende met sodanige geregtigheden en servituijten als daertoe en aen van ouds “tam active quam passive” sijn specterende en behoorende, daar van ouds Klaas Janssen aen de oostzijde en Cornelis Janssen aan de westsijde naast geerfft sijn off wie als nu net regt daar naast gehuyst geerft en gelegen mogten weesen en soo als hetselve als nu door Jan van Haav, meester smit in huure werd gebruijkt. Booven s’Heeren oud. rs ongelden belast met een uijtgang of oude renten van twee gulden en tien str. jaarlijx den armen van St. Jacobs kerk alhier daar uijt competeerende op welkers last de voorsz. huijsinge mede werd verkoft en in welke last den kooper mede treeden zal met Victoris van deesen jaare 1737. Den 18e meij ingeset bij Verkuijll op 1350.-.-, verhoogd door niemand en de “slag gelegd bij Jan van Haav met honderd gulden, die hiermee koper is geworden voor 1450.-.-. Borg was Jan van Wijck.
We zien hier dus dat Jan in 1737 eigenaar wordt van het huis in de Steenstraat (buiten de Wittevrouwenpoort gelegen). Na zijn overlijden wordt er in augustus 1772 een inventaris opgemaakt ten einde de boedel te kunnen verdelen. Hierin worden ook de kinderen uit zijn drie huwelijken genoemd. Hieronder wordt de hele afwikkeling van zijn erfenis weergegeven. Ten eerste “een zeekere huysinge, erve en hoffsteede met de noodstal, staande en gelegen onder dezen gerechte van Witte Vrouwe aan de zuidzijde van de Steenstraat, belend aan de oostzijde door Klaas Ponssen en de zuid zijde Cornelis Jansen, belast met een jaarlijkse rente van fl. 2.10.0 voor de armen van de St.Jacobskerk. Dit onroerend goed wordt geschat op fl. 1500.0.0. Hiervan af gaat een lening (hypotheek) groot fl. 700,- aan Vrouwe Johanna van Rooijen weduwe van wijlen Mr. Steven van Nellestein. De inventaris van de winkel is als volgt: In totaal 1075 pond nieuw stafeijser (door elkander 9,- per 100 pond) fl. 96.15.0, twee stootplaaten en eenige koolen (fl. 6. 0. 0 ) eenig oud eijser waardig geagt (fl. 7.10.0) een partij spijkers, tien paar hoefeijsers, 2 aambeelde, 2 speerbacken, 2 blaasbalken, 3 voorhamers, 5 handhamers, een bankhamer, een hoeffhamer, een veegmes, een nijptang, 2 hoefbakken, een praam, 12 vuurtangen, 2 vuureijsers, 15 so spijkergaten als nageleijsers, 3 schroeffsleutels, een vijl en 2 bankschroeven. Verders een zaag, een trekmes, 2 gaatschijven, 10 doorslaagen, een ijsere passer, een dito winkelhaak, een kant klauw, een ijsere omslag, 2 oude snijeijsers met acht tappen, 2 koubijtels, een kloofbijtel, een oude bijl, 2 oude spijkerbakken, een slijpsteen, een sethamer,
5-7 een ritsbijtel, een hoefeijserstamper, een balans, 2 oude ijsere assen, 19 oude steunijesers en enige rommelarije. In de “binnekamer” wordt de volgende inventaris genoteerd: Een bed, een peluw, 4 hoofdkussens, 2 lakens, 2 sloopen, 2 deekens, 3 groene gestreepte gordijne met eene val, een neteldoekse val voor de schoorsteen (fl. 2.0.0), 6 bruijne matstoelen met lange leuningen, 6 blauwe Trijpe kussens (fl. 7.0.0), een armstoel en een stilletje (fl. 2.0.0), een vierkante eijke tafel, een oude theetafel, een coper confoor met de theelicht (fl. 3.0.0), een eijser confoor en 6 schotelen voor de schoorsteen (fl. 2.0.0), een oude eijke kast (fl. 1.10.0) met daarop een oud Delfs van drieen. Daarin eenige fles en potten tot het meesteren der paarden behoorende (fl. 1.10.0), een noteboome kast met daarop een kleijn Delfs stel van vijven en een dousijn porcelaine kopjes en schoteltjes (fl. 3.0.0). In de kast drie bedlaakens en een sloop (fl. 6.0.0). Een eijke kleerkast met daarop een oude Delfse pot (fl. 3.0.0) en daarin de kleederen van de overledene int volgende vierde kapittel gespecificeerd dus alhier per memorie. Vier Delfse boterschoteltjes, 3 dito borden, 4 porcelaine kopjes en schoteltjes, theegoed en eenige rommelarije (fl. 3.0.0). In de keuken: Een tinne kast met daarin: 2 groote tinne schootels, 2 dito asjetten, 12 dito borden (fl. 12.0.0), 2 dito bierkannen, 2 dito trekpotten (fl. 4.0.0), een dito waterpot, een dito boomolijkannetje, een dito peperbus, 2 tinnen bekers, een dito mostaartpotje, een dito olij en azijnkannetje, een dito tabakdoos (fl. 4.0.0), 2 groote koopere theeketels, 3 dito kleijne (fl. 8.0.0), een oude dito kleijne, 2 koopere koffijkannen, twee dito kandelaaren, een kleijn dito koffijkannetje, een dito lamp (fl. 5.0.0), een blikke olijkan, een dito worststopper, een dito koffijkan, 2 dito bussen, (fl. 1.10.0), een ijser strijkijser (fl. 0.10.0), een dito haalketting, een dito schop, 2 dito tangen, een dito blaaspijp, een dito haardijser, een dito handconfoor, een oude spiegel, 6 oude stoelen, een hangoortafeltje, een schenktafel, een koffijmoolen, een oud theerek (fl. 5.0.0), eenige defecte porcelaine kopjes en schoteltjes (fl. 1.0.0) een oud kastje met daarin 2 messen, 6 vorken, 10 tinne lepels en een messemandje (fl. 2.0.0) een tinne soutvaatje, een blikke marktemmer, 9 Delfse borden en een dito scheerbekken, 3 koopere tabaksconfooren, een blikke lamp, een dito blaker, een melkkannetje en taekpot, 2 oude groene gordijne met een val voor de bedstee, een blaauw schoorsteenvalletje en een kapstok (fl. 3.0.0). In’t achterkeukentje: Een oude potte kast met daarop 2 koopere ketels, een dito broederpan en een dito zeepbak. Daarin eenige potte en aardewerk, 2 eijsere aspotten, 2 dito roosters, 2 dito wafeleijsers, een dito schuimspaan, een dito vleesgaveltie, een dito hangeijser, een blikke vuilnisblijk, een dito kandelaar, een oud scherm en eenige rommelarij (fl. 7.0.0). Op de plaats: Twee houte wateremmers, 2 vleesch kuijpen en een waschtobbe. In de kelder: Een bierstel, een pijpemand met eenige pijpe, 2 flesschen, eenige provisie van aardappelen, snijboonen en suurkool, 3 koopere bierkraanen (fl. 5.0.0). Op de opkamer: Een bed, een peluw, 2 kussens, 2 lakens, 2 sloopen, een deken, 2 groene gordijnen met val en 4 stoelen (fl. 6.0.0). Op de zolder: Twee bedden, 2 peluwe, 4 dekens, 4 lakens, een vuurmand, enige rommelarije (fl. 36.0.0), eenige turff en hout bij de rendante in gemoede geschat waardig te zijn (fl. 6.0.0)
5-8 Alles tesaam bedraagt deze inventaris drie honderd sestig gulden, vier stuijvers, acht penningen. Actum Utrecht, den 9e augustus 1772. Als vierde capittel worden de “kleederen, goud en zilver ten lijvecieraad en gebruik van den overledene gedient hebbende: Een paar goude dubbele mans erm knoopen, een paar silvere schoengespen, een paar dito broekgespen, een blauwe lakenserok, camisool en broek, een dito jas, een oude blauwe lakense rok, een dito swart grijn camisool, 2 dito swart leedere broeken, 2 oude blauwe lakense broeken, een nieuwe calminke borstrok, een oude dito, een oude gesondheijd, 3 paar kousen, een paar vilte muijlen, een muts, een das, een rotting (wandelstok van bamboe) en een silvere zakhorlogie. Aan debiteure schulden over den jaare 1771 verschuldigd en opt overlijden onbetaald bestaan in de volgende: (bedragen staan in guldens, stuivers en penningen) Den grutter de Waal Direct: Thoen Den Jonge heer van Asch van Wijk De heer Ewijk De heer secretaris Roëll De heer Barchman Wuijtiers De heer Godin Hr. Van Drakestein De heer Casius aan de Bilt De heer Nellestein Hendrik van Rossum De commis Bor De heer IJvoij Jan van den Wurff De heer de Waal aan de Beld Craaijvanger Den timmerman Stents Pieter van Oostveen De heer Tiedeman De heer de Leeuw Generaal Thuije van Serooskerken Mevr. van Amelisweerd Jan Franke per rest Mevr. van Lauwenrecht Casper Beijseij per rest De hr. oud burgemr.v. Asch v. Wijck Flip van Vuuren Willem Schoonman De Hr. gedelig. van Westereenen Hendrik Dirkse Herman Janse Klijnekiek De Heer Burman Nicolaas Brouwer Arien van de Bilt De heer Baron Wijhe Goijerd van Rooijen
1. 1. 0 10. 4. 0 25.16. 0 3.10. 0 45. 0. 0 90.10. 0 25. 1. 0 7. 6 . 0 63. 9. 0 105. 4. 0 35. 4. 0 20. 7. 0 34. 7. 0 17. 0. 0 5. 0. 0 3. 0. 0 9. 7. 0 18. 0. 0 71. 0. 0 1. 0. 0 84. 0. 0 21. 0. 0 89. 7. 0 13.19. 0 17.13. 0 8.11. 8 54.16. 0 26.18. 8 9. 0. 0 3.15. 0 42. 5. 0 19.11. 0 19. 5. 0 3. 9. 0 11.13. 0
5-9
De navolghende posten zijn van primo januarij 1772 tot dato van’t overlijden. De Heeren regeerders der stad Nicolaas Brouwer Willem Schoonman Hendrik Sandkuijl Hendrik van Rossum De heer Renaud De heer Casius aan den Bilt Mevr. Ewijk De heer Godin Heer van Drakestein De heer Craaijevanger De heer van den Haagen Jan Franke Goijerd van Rooijen Flip van Vuuren Vokert Niekerk De commis Bor Casper Beijseij De heer Valk De heer Valk op Zandbergen De heer Botterstein De heer Visser De heer van Capelle De heer van der Burg De heer van Outshoorn Dirk van Ussen De heer Tiedeman De heer van Ten As De heer Gedelig. Van Westrenen De heer Jan Derson aan de Bilt De heer Baron Reede De heer secretaris Roëll De heer Raadsheer Roosmale Jan Papelendam Den houtkoper Achterberg De heer de Leeuw De heer de Waal aan de Bilt De heer Grave van Rechteren Mevrouw van Dorssen De heer Nellestein Harme Janse Kleijnekiek Jan van den Wurff De heer vroedschap van Westrenen De heer Barchman Wuijtiers Just Wensing Wolschot Verkerk in de Nagtegaale Arien van den Bilt De heer Burman De timmerman Stenis De heer Baron Wijhe
120. 7. 0 3. 8. 8 19. 5. 0 1.19. 8 12. 9. 0 1.10. 0 4. 4. 0 4. 1. 0 8.12. 0 2.10. 0 10.14. 0 19. 4. 0 10. 6. 0 6.14. 0 1. 1. 0 7.11. 0 13.18. 0 4. 0. 0 9. 7. 0 8.18. 0 4. 8. 0 6. 5. 0 5.19. 0 5. 0. 0 1. 3. 0 3. 0. 0 3.12. 0 11.13. 0 2. 8. 0 7. 0. 0 6. 6. 0 6.12. 0 1.19. 0 3. 2. 0 10. 1. 0 2. 2. 0 3.18. 0 0. 5. 0 12. 7. 0 0.19. 0 2. 0. 0 3. 6. 0 3.16.0 8. 0. 0 2. 3. 0 0.15. 0 2.12. 0 0. 1. 0 1. 5. 0 3.16. 0
5-10 De vrouw van Amelisweerd De jonge heer van Asch van Wijk Verkerk de steenhouwer Gerrit Knell De hr. oud borgermr. Van Stoetwegen De heer IJvoij D’erve van d‘erve de Thoen De heer van Themaat De hr. Borgemr. Van Asch van Wijk
7. 0. 0 3. 6. 0 1. 0. 0 1. 8. 0 0.10. 0 0. 5. 0 1. 0. 0 6.13. 0 0. 8. 0
Sevende hoofdstuk van debiteure schulden: Cornelis Reijnders Cornelis van IJsendoorn Cornelis Bor Robbert Brouwer
111. 2. 0 21.19. 0 96. 4. 0 42.19. 0 272. 4. 0
Achtste hoofdstuk van schulden en lasten des boedels. De boedel was op het overlijden schuldig: Aan de Heer Jacobus Toelaar wegens leverantie van ijzer in den Jaare 1770, 1771 en 1772 Aan den ijzerkooper Verkerk over den jaare 1772 Aan den ijzerkoper de Wolff meede ter zaake voors. Aan den Timmerman Jan Tolenaar voor gedane reparatien over den jaare 1770 en 1771 Aan de blikslager de Rooij Aan juffr. de wed. van Swigtenheuvel pr. Rest Aan den apothecar van Schalkwijk en Velden over de jaaren 1767, 1768, 1770 en 1771 Aan doctor Schut voor gedane visites over den jaare 1765, 1766, 1767 en 1768 Aan den schoenmaker Adolph Lensing voor geleverde schoenen En muijlen
1273.11. 8 7.14. 0 22. 5.12 15.17. 0 57. 9. 6 30. 0. 0 69.11. 0 18.18. 0 15. 9. 0
Aan de heer oud gedeligeerde van Nellestein een capitale somma vervath bij plegte den 21 april 1738 voor den gerechte van Wittevrouwe gepasseerd pr. rest groot fl. 700,- doch is’t selve hiervoren bij ’t eerste capittel verantwoord dus alhier pro memorie. Aan zijn Eed. de renten den selver pleg te zenden den 1e maart 1771 tot dato van overlijden, jaarlijx Aan de erve van de weduwe van Thoen voor geleverd vleesch Aan den bakker Reijnders voor geleverd brood Aan Jan Tolenaar de jonge voor geleverde winkelwaaren Aan de brouwer Tiedeman voor geleverd bier Aan de knegt Adrianus Geul zijn huur 4 maanden en 5 daagen Aan de knegt Hendrik van den Berg zijn huur 4 mnd en 5 dgn. Aan den uytmaander van Coffij en Thee over de jaare 1771 Aan den Notaris Zeger Coenraad van Leenen voor het maken van het testament met verschot van zegels enz. Aan den selven als schout en secretaris de ongelden den
21. 0. 0 13.17. 0 4. 0. 0 3. 0. 0 36. 0. 0 29. 2. 8 24. 6. 0 7. 0. 0 30. 5. 0 25. 0. 0
5-11 Huijsinge hier vooren over den jaare 1770 en 1771 Aan den uijtmaander Schuurman ’t huijsgeld verschenen 1772 Aan Jelis van Haaff voor gedane arbijdsloonen en geleverde materiaalen waarvan moet worden afgetogen ’t geene bij hem genoten is wegens leverantie Van 150 pond oude hoeffeijsers a 5 gld per 100 pond
6. 0. 0 43. 0. 0
7.10. 0
Het negende cappitel (van doodschulden): Aan doctor Schut voor gedane visites aan den overledene ten tijde zijner laaste ziekte. Voort ontwaade van den overledene Aan de Rooij voor geleverd rouwgoed Aan juffr. De weduwe van Swig ten Heuvel ter zaak voors. Voor gekogt calmink tot een rok voor des rendante Betaald voort maaken van de rouwmutsen met verschot van Baptist van Linden Aan de Graaff voor geleverde koussen Aan Jan Tolenaar den oude voort maaken van den doodkist Aan den schoenmaker van den Acker voor gel. rouwschoenen Aan Cornelis Tolenaar voort maaken van den rouwkleederen Aan vrouw Niekerk ter zaake voors. Aan den groefbidder van Bijnum voor zijne dienst Aan de dragers Aan Duker voort armegeld Aan den doodgraver Kuijlenborg voor kerkenachtbaar laken Aan den doodgravers knegte voort brengen van de baaren laaken Voort luijden van de klok Aan bier op de begraaffenis met impost Aan Garstenbrood Aan kaas Aan wijte brood Ter causa pietata Aan de zangers in de kerk Aan de notaris Zeger Coenraad van Leenen voort maken en instellen van desen inventaris en dubbelde van dien met verschot en zegels
1.16. 0 52. 0. 0 9.10. 0 7. 0. 0 4. 0. 0 4. 6. 0 13. 0. 0 7. 2. 0 3. 0. 0 1.16. 0 14. 0. 0 8. 0. 0 3. 0. 0 17. 8. 0 1. 2. 0 0.18. 0 34.11. 0 13.10. 0 3. 0. 0 2.10. 0 14. 0. 0 2. 0. 0 43.12.0
271. 1. 0 Welke voors. Inventaris is doen maaken en instellen bij mij ondergetekende als int hoofd deses gemeld na mijn beste kennis en wetenschap die ik van den staat ofte gesteltenis des boedels ben hebbende sonder voorbedagtelijk daarop iets te hebben gebragt, tgeen daar af behoorde te zijn gelaten, of daar af te hebben gelaaten, tgeen daarop behoorde te zijn gebragt, protesteerende derhalven dat indien namaals nog ietwet mogte te voorschijn koomen, tzij tot voor of nadeel van dezen boedel, ik ende een ider zullen zijn en blijven in ons geheel en goed recht onverkort, en dat dan deze daar mede zal mogen en moeten worden gecorrigeerd en gedresseerd, vermeerderd of verminderd so als bevonden sal worden te behooren. Presenteerende onder de voors. Reservaatie hier op des gerequireerd te doen den gewoonlijken boedel eed. Actum Witte vrouwe dezen 15 april 1772. Op huijden den 31e dec. 1772 en 4 jan. 1773 compareerde voor mij Zeger Coenraad van Leenen notaris S.Hoofd van Utrecht en voor de nagenoemde getuijgen. Petronella van Lith, weduwe en boedelharster van Jan van Haaff, overleden onder Wittevrouwe op den vijffde maart 1772 welke Jan van Haaff eerst weduwnaar en
5-12 boedelharder geweest is van Cornelia van Oostveen en naderhand weduwnaar en boedelharder van Anna Catherina van Geelkerken, ten eenre ende Jelis van Haaff, zoon van gemelde Jan van Haaff bij deselve Anna Catherina van Geelkerken in echte verwekt, Wilhelmina van Haaff, meederjarige dochter van de eerste comparante en haar overledende echtgenoot, als mede Jan van der Wurff als aangestelde voogd over Willem van Haaff, meerderjarige, dog uitlandige zoon van genoemde Jan van Haaff bij zijn eerste huijsvrouw Cornelia van Oostveen in echte verwekt. Item nog als voogd over Catherina van Haaff en Cornelia van Haaff beijde nog minderjarige kinderen van de eerste comparante aan haar genoemde man in echte geprocreëerd, en aldus ter andere zijde te kennen gevende, dat denselven hun lieder man en vader, desen weereld overleden zijnde, de eerste comparante hadde doen maken en instellen de hier voorenstaande invantaris staat en boedelcedulle mitsgaders bij acte den ……. deses jaars 1772 voor mij notaris en getuijgen gepasseerd tot voogd over de uytlandige en minderjarige kinderen, en mede erfgenamen van haar genoemde man gesubstitueerd en aangesteld den derde comparant die aldaar mede comareerende ook die voogdije aangenoomen en vervolgens bij haar Ed. Achtb. D’Heeren gecommitteerdens ter momboir camer geconsereerd is, dat de eerste comparante dubbelde van dien bij haar geformeerde invantaris aan den tweede, derde en vierde comparanten ter resumbtie heeft doen ter hand stellen die dan ook bij henlieden in allen deelen na exammatie en de liveratie bij deese werd geapprobeerd en gelaudeerd, den boedel langer gemeen en onverdeeld te houden en daaromme met elkander waaren geresolveerd, deselve te schiften, schijden en verdeelen, en zilx conform den hier voorenstaande inventaris, uijt welke, ende daarop geformeerde bourdrelle hier vooren geinsereerd dan komt te blijken, dat de voordeelen deses boedels rendeeren de somma van drie duijsend vier en dartig gulden, eene stuijver en agt penningen, dus alhier fl. 3034. 1. 8 Waarvan voor alle deeling eerstelijk moet afgetoogen worden Dese schulden en lasten des boedels beschreeven bijt achtste Capittel van de inventaris tot Zulx de voordeele deses boedels zoverre deselve tussen de rendante en de kinderen van haar overleden man gemeen is, bedraagt Waarvan de eerste comparante als haar eijge goed zijnde Competeerd de helft tot Ende de wederhelfte tussen haar, alsmede de kinderen en Erfgenamen van haar gew. Man voor een kindsgedeelte mede Geïnstitueerde erfgenaame deelbaar tot gelijke somme van Egter onder aftrek der doodschulden beschr. Bij’t 9e hoofdst. van voorenstaande inventaris ten somma van So dat uijt de nalatenschap van haar eerste comparantes Overledene man suijver deelbaar is de somma van Waar mee een iders 6e portie bedraagt de somma van
1757. 7. 2 1276.14. 6
638. 7. 3 638. 7. 3
261. 1. 0 377. 6. 3 62.17.11 1/6
Dat de gesamentlijke comparanten so in privé als qualiteit conform ’t geene voor de staat hier mede dan tredende tot schifting en scheijding van dien boedel, so verklaarde de laatste comparanten, aan de eerste comparante voorgen. Petronella van Lith in eijgendom toe te scheijden en aan te bedeelen, alle de voordeele deses boedels beschreven bij’t 1e tot 6e capittel van den voorenstaande inventaris, blijvende alleen tusschen de comparante so in privé als qualiteit gemeen de dubieuze schulden vervat bij het 7e capittel ten somma van 272.4.0 dewelke int vervolg, nader voor zo verre deselve zullen inkoomen zal worden verantwoord, waar tegens de eerste comparante ook voor haar privé laste alleen is neemende, alle de schulden en lasten des boedels mitsgaders de doodschulden bij’t 8e en 9e capittel van voorbeschr. inventaris geexpresseerd met belofte omme de 2e en verdere comparanten en denselve pupille, mitsgaders haren uijtlandigen zoon, daar van voor altoos
5-13 te zullen indemneeren, kost en schadeloos houden en bovendien aan een ieder van haar gen. kinderen voor zo verre deselve thans meerderjarig zijn te zullen uijtkeeren en bij’t teekenen deser voldoen haarlieder aandeel in derselven vaders nalatenschap bedragende als voors. staat fl. 62.17.11½ gelijk den tweede comparant verklaard uijt handen van zijn behuwd moeder niet alleen ontfangen te hebben de voors. somma van fl. 62.17.11½, maar ook bovendien nog datgeen denselve als een schuld dezes boedels vermijnd, hem pro resto te competeeren tot vijff en dertig gld. en tien stuijvers en eijndelijk de somma van veertien gulden en negen stuijvers zijnde een sesde in de betaalde rouwkleederen hier voren onder het 9e capittel gespecificeerdt te samen bedragende hondert twaalf gulden en sestien stuijvers, elf en een sesde penn. En dat alles in volle voldoening van sodanige actien, recht en pretentie, als hij uijt eeniger hoofde zo ten laste van de eerste comparante als op den boedel en goederen bij zijn vader nagelaten ter eenige tijd zoude kunnen of moogen pretendeeren conform de voorenstaande verdeeling blijkt de 3e comparante: Wilhelmina van Haaff ins gelijx te competeeren de somma van fl. 62.17.11½ in voldoening van’t welke de eerste comparante aan haar sal voldoen en betalen gelijke somma, die zij bekende uijt handen van haar moeder ontfangen te hebben. Dat de laaste comparant zo was Willem van Haaff, uijtlandige zoon van haar gen. overleden man retourneerd aan hem oft zijne erfgenamen mede in voldoening van zijn vaders nalatenschap zal uijt keeren en voldoen gelijke somma van fl. 62.17.11½ boven ’t aan voordeel hem als oudste zoon competeerende besz. Bij’t 4e capittel van gedagte inventaris, ’t welk inmiddels onder den eerste comparante sal verblijven. Dat eijndelijk de eerste comparante aan den laaste comparant Jan van den Wurff in qualitate als voogd over Catherina en Cornelia van Haaff beijde nog minderjarige mede in voldoening van de selver vaders nalatenschap verklaarde toe te schijden en aan te bedeelen de somma van fl. 125.15.6 zijnde voor Catharina van Haaff en Cornelia van Haaff ieder van hen hun aandeel tot gelijke fl. 62.17.11½ te voldoen zo ras een ieder van hen den ouderdom van 25 jaaren door’t huwelijk off andere geapprobeerde staat hunne mundige daagen zal of zullen hebben berijkt, belovende de eerste comparante inmiddels haare gen. minderjarige kinderen voor zo verre haare vermogens toe laten van’t nodige zo in siekte als gesondheid te zullen [bejongen] voor de voldoening, van welk een en ander ze ten reguarde van de uijtlandige als ten aansien der nog minderjarige kinderen en mede erfgenaeme van haar overleden man de vaste en andere goederen hier vooren aan de eerste comparante toegescheijden zullen zijn en blijven verbonden en speciaal geaffecteerd en welke eijnde extract deser te registreren des gerechts van Witte vrouwe zal worden geregistreerd. Met alle twelke de gesamentlijke comparanten zo in privé als quaaliteid dien boedel houde voor geschift, gescheijden en verdeeld zonder eenige verdere actie recht of pretensie anders als voors. Is op elkander te reserveeren of behouden met wedersijtse belofte, omme hier tegens nooijd iets te zullen ondernemen in of buijte rechten ofte gedoogen, dat zulx van hunnentweegen of een van hen
5-14 geschiede maar elkander aangeschijd en toebedeelde te zullen guarandeerden. Consenteerende wijders dat extract deeser worde geregistreerd ten registere van Witte vrouwe ten exacte dat genoemde huijsing worde verboekt en gesteld ten naame van de eerste comparante. Verbindende de gesamentlijke comparanten zo in privé als qualiteit tot nakominge deeser hunne persoonen en goederen, deselven submitteerende als na rechten, versoekende hier van acte die deese is. Aldus gedaan en gepasseerd binnen Utrecht, ten comptoire mijns notaris ter presentie van Anthonij Fredrik Swaap en Everhardus Pieter Bosch, clerquen, als getuijgen hier toe versogt op dato voors. Uit het huwelijk met Petronella van Lith komen 3 kinderen voort: 5
Wilhelmina van HAAFF [2476], geb. en ged. te Utrecht in 1746, RK, ovl. (minstens 52 jaar oud) te Utrecht na juli 1798, tr. (ongeveer 32 jaar oud) te Utrecht in 1778, (RK) met Gerrit WEYMANS [2480], ovl. te Utrecht voor juli 1798. Wilhelmina kan haar handtekening zetten en tekent met Willemina van Haaf. Uit dit huwelijk 1 kind: Jaantje Weymans [2487], ged. te Utrecht? in 1779, RK, ovl. (minstens 19 jaar oud) na juli 1798 Ze is op deze datum nog onmondig.
6.
Catharina van HAAFF [2477], ged. te Utrecht? in 1748, RK, ovl. (ongeveer 30 jaar oud) te Utrecht? in okt. 1778, tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 28 jaar oud) te Utrecht? in mrt. 1773 1772 Op 13 juni wordt Jan van der Wurff bij acte benoemd tot voogd van Catharina (oud 24 jaar) en haar zusje Cornelia (oud 21 jaar).
Op 18 mrt. 1773 worden huwelijkse voorwaarden opgemaakt voor notaris van Leenen te Utrecht. Hierin wordt bepaald dat Catharina het ouderlijk huis (en de smidswinkel) dat nog door haar moeder wordt bewoond, als "bruidsschat" meekrijgt evenals de revenuen uit de boedel. De lasten voor zover ze de huisinge betreffen blijven voor rekening van de moeder. In ruil hiervoor betaalt het echtpaar de moeder jaarlijks f 180,-- ingaande op 1 jan. 1775 (elk kwartaal te voldoen). De moeder en verder ongehuwde broers en zussen mogen in het huis blijven wonen (gebruik van de zijkamer van de woning) tot haar dood. Dan vervalt het geheel aan Catharina en Gerrit. De andere twee zussen van Catharina worden uitgekocht met een bedrag van f 300,-- elk. Hij neemt in 1773/74 de zaak van zijn schoonmoeder over. De details zijn geregeld in de huwelijkse voorwaarden van Gerrit en Catharina, Kerk.huw. met Gerrit van LEUNEN [2481], geb. te Utrecht? in 1745, RK, smitsbaas, ovl. (hoogstens 53 jaar oud) te Utrecht voor jul 1798. Uit dit huwelijk 5 kinderen: 1. Jan van Leunen [2482], geb. te Utrecht? in 1774. 2. Cornelis van Leunen [2483], geb. te Utrecht? in 1776, RK. 3. Pieter van Leunen [2484], ged. RK te Utrecht? in 1777, ovl. (minstens 36 jaar oud) te Utrecht na apr 1813. Peter trouwt 21.4.1813 te Utrecht. 4. Maria van Leunen [2485], geb. te Utrecht? in 1778, RK. 5. Andries van Leunen [2486], ged. RK te Utrecht? in 1780. 7.
Cornelia [2478], geb. te Utrecht? in 1750, RK, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) te Utrecht op maandag 22 apr 1816.Op 26 juni 1778 is ene Cornelia van Haef samen met Henricus van Driel getuige bij huwelijk te Amsterdam. Niet zeker of het om dezelfde persoon gaat.
5-15
XIIIb.
Petrus Emericus van HAEFF [241], zoon van Wilhelmus (XIIc, p. 3-34 ) ged. RK te Goch op zaterdag 1 sept. 1708 (getuigen: Paul Jansen (van Bilder) echtgen. van Sybilla Abels en Agnes van Dueren (in 1706 echtgen. van Johannes Teylen)), ovl. (60 jaar oud) te
Schaijk op woensdag 28 juni 1769, begr. te Schaijk op zaterdag 1 juli 1769. Hij trouwt te Appeltern op woensdag 30 nov. 1746 met (Anna) Catharina BRESSER [242] (ook wel genoemd Brassert of Brassaart) De plaats van herkomst van dit echtpaar wordt niet vermeld. Trouwgetuigen: Joannes van Wichen en Adrianus van den Bergh. Anna Catharina is de dochter van Michiel BRESSER [1860] en Jacomina N. [1861], geb. te Maasbommel circa 1725, RK, huisvrouw, ovl. (minstens 34 jaar oud) te ? (haar overlijden niet te Schaijk en niet te Megen gevonden!) tussen 1759 en 1781. Petrus wordt in mei 1752 nog genoemd in het testament van zijn moeder. Uit dit huwelijk 6 kinderen:
1. Emericus Wilhelmus van HAAFF [245], zoon van (XIIIb, p. 5-15) ged. RK te Megen op dinsdag 16 mei 1747 (getuigen: Michiel Bresser en Gertrudis Abels), ovl. (35 jaar oud) te Megen op woensdag 1 jan. 1783, begr. te Megen op zondag 5 jan. 1783.
Voor zover bekend is deze zoon ongehuwd gebleven. In den Bosch vinden we aan het einde van 1782 zijn ontlast- of borgbrief. Megen 23 nov. 1782 "De weledele armenmeesters en schepenen van de stad Megen doen cond dat toonder deezes Emericus Wilhelmus van Haaff is een wettige ingeboren persoon van de stad Megen en van eerlijke brave ouders met name Emericus van Haaff en Catharina Bresser staande hier ten allen opsigte ter goede naeme en faeme bekend, welke Emericus Wilhelmus van Haaff naar men ons heeft te kennen gegeven en zich in Den Bosch te willen vestigen. Mocht hij in armoede vervallen, hetgeen God verhoede, dan geniet hij de vrugten der
5-16 stad Megens armentafel". Het verblijf van Emericus Wilhelmus in Den Bosch (mogelijk bij zijn broer Jacobus of bij zijn zus Anna Maria) is van korte duur geweest want hij overlijdt te Megen op 1 jan. 1783. 2. Jacobus van HAAFF [254], zoon van (XIIb, p. 3-29) ged. RK te Megen op donderdag 2 dec. 1751 (Doopheffers: Joannes Henricus van Haaff R.D. [243] en Anna Catharina Brassart (Bresser) [242]), mr. zilversmid, ovl. (33 jaar oud) te Den Bosch op donderdag 17 nov. 1785, begr. te Den Bosch. Op maandag 21 nov. 1785, otr. te Den Bosch op zondag 11 juni 1780, tr. (BS) te Den Bosch op zondag 25 juni 1780, (RK) met Maria SCHASEBARGH [255], dr. van Bernardus Schasebargh [2093] en Joanna VALKENHOFF [2094], geb. en RK ged. te Den Bosch op woensdag 29 nov. 1741, (Haar doopheffers waren: Joannes van den Bogaart en Elizabeth Valkenhof), ovl. (63 jaar oud) te Den Bosch op dinsdag 11 dec. 1804, begr. te Den Bosch in de St. Jan op zaterdag 15 dec. 1804. Jacobus is poorter van den Bosch komende uit Arnhem. Deze Jacobus van Haaff is broer van de "beruchte" Megense pastoor Gerardus van Haaff [250] en samen met de tweede broer, Michiel [246] zijn ze volle neven van hun Heeroom; de Schaijkse pastoor Joannes Henricus van Haaff [148] en “onze” brouwer en herbergier Wilhelmus van Haaff [117].
Jacobus komt waarschijnlijk in 1766 –al op 15-jarige leeftijdin Amsterdam aan om opgeleid te worden tot goud- en zilversmid. Na een leerperiode van zes jaar te Amsterdam wordt hij daar omstreeks 1772 gezel. Rond deze periode, als de gezel-status was verworven, trouwde men meestal. Bij Jacobus duurde dit echter nog tot het jaar 1780. Hij wordt op 28 juli 1779 voor het eerst vermeld in het Bossche gilde van goud- en zilversmeden, waarbij hij verklaarde zes jaar in Amsterdam het vak te hebben geleerd, waarna hij in diezelfde stad nog zeven jaar werkte als gezel. Als keur voert hij de gekroonde letters IH. Op 1 juli 1769, als Jacobus dus in Amsterdam vertoeft, overlijdt zijn vader Petrus van Haaff te Schaijk. Op 19 nov. 1778 is er een “vergadering van geërfden waarin het overlijden wordt medegedeeld van de heer Bernardus Schaseberg (vader van de latere echtgenote van Jacobus) in leven penningmeester van de polder Ham en Rijskampen en dat uit de voornaamste geërfden iemand anders in die functie zal moeten worden benoemd en aangesteld. Gekozen is Alex Lion van der Niepoort. Stuk van 9 juli 1779 opgemaakt door notaris Joh. Versfelt te ’s Hertogenbosch handelende over de boedelverdeling (zonder dat de boedel overigens wordt genoemd of beschreven) van de vader van Maria, t.w. Bernardus Schasenbarch. Hierbij wordt ook genoemd Johannes Hendrikus de Faust die gehuwd is met Adriana Schazebarch; de zus van Maria. (Helaas levert het testament van dit echtpaar Faust-Schazebarg geen verdere relevante informatie op.) Op 20 juli 1779 “Johannes van den Bogaard inwonende borger deezer stad, gemagtigt van Maria Schasebarg, meerderjarige dogter in procuratie voor Jan Versfelt notaris en
5-17 getuijgen de 9 juli 1779 binnen deeze stad gepasseert ende met hem de Heer Johan Hendrik de Faust man en momboir van vrouwe Adriana de Schazebarg, in garnizoen tot Amersfoort, huijs en erve staande en geleegen binnen deeze stad omtrent de Weversplaats bij den beerenbijt nevens het huijs van Peeter van Helmont en nevens het wapen van Engeland strekkende voor van de gemeene straate agterwaarts met eenen uijtgang op de Walle, haar aangekomen mits doode en aflijvigheid van Bernardus Schazebarg haaren vader transport Cornelis Martens mede woonagtig alhier die voor zig zelve compareerd en zoo groot en kleijn als dien gront gebuur chijns daaruit jaarl. aan de Domainen mogte gaan: mitsgaders s' Lands en stads lasten, kommeren en servituten daar toe soo van Ouds regt als gewoonte weegen te onderhouden staande, datum den twintigsten julij 1700 negen en seeventig. Was getekend Johannes van den Bogert. Koopsom is f 452.2.3. waarvan f 11.6.2 afgaat voor de 40e penning. “Jacobus van Haaff als man en voogd van Maria Schaseberg, wonende te ’s Hertogenbosch verkoopt aan Piet Steenbakkers wonend te Deuteren een huis met land gelegen te Deuteren. Belenders: Arnoldus Schuurmans, de kinderen Markgraaff en Johannes de Weerdt. Dit transport is in zijn bezit gekomen door deling met N.N. de Faust voor een notaris te “s Hertogenbosch d.d. 20.7.1779” (Zie ook 1782!) Vergadering van goud- en zilversmeden van 28 juli 1779: "Door de voorzittende keurmeester Wynand Gerven aan de vergadering voorgesteld dat sig ten sijnen huijssen vervoegt hadde seker Jacobus van Haaff geboortig uijt de stad en Graafschap Meegen de welk sig heeft aangegeven om als meester onder het goud en silversmeede gilde geaccepteerd te mogen worden. Waarop de voorn. vergadering voorn. van Haaff heeft binnen gevraagt om er te beweijsen synner leerbrief te vertoonen die denzelve daadelijk heeft overgegeven en daaruit gesien van het leeryaaren gestaan te hebben onder Johannes Pluymers meester gouddraadwerker binnen de stad Amsterdam en bovendien bij denzelve nog seven jaaren als gesel gevrogt heeft soo als uijt de voorn. addestaatie gebleken is. En is agtervolgens door de vergadring aan de voorn. van Haaff voorgesteld dese conditie. Eerstelijk waar in sijn preuve staat te maken geantwoord heeft als gouddraadwerker, soo is hem het silver model vertoont en den Eed hem naarder sal verklaaren ter plaatse en ten bijsijn daar sulckx sal moeten ververdigt worden. Ten tweede dat de voorn. preuve als dan gedaan sijnde door de vergadring niet sal of conne opgenoemen worden dan ten blijken al voornen het borggerregt verkregen te hebben. Ijs alsnog ten besluijt aan de vergaadring voor gebragt dat ter kleijnen abuijsjes bij het aanseggen van de vergaadringen van nieuwe meesters sijn begaan dat die schellingen eenige tijd door het gilde sijn betaald geworden". Ontlastbrief d.d. 5 aug. 1779 "Schepenen der stad Meegen doen kont en certificeeren dat toonder deses Jacobus van Haaff een wettig ingeboren jongman der stad te goeder naam en faam bekend staand, van eerlijke en deugdzame ouders geboortig, voornemens zich mettertijd elders te vestigen. Reden waarom voornoemde schepenen, Drost, pastoor, armenmeester aan alle diegene waaraan deze vertoond worde, dat ingeval voornoemde van Haaff te eniger tijd 't welke God verhoede tot armoede mogt komen te vervallen, toch naar proportie door de stad zal worden onderhouden. Bovengenoemde schepenen verbinden sig hierbij enigsints te verbinden".
Op 11 aug. 1779 wordt Jacobus van Haaff dus poorter van de stad 's Hertogenbosch. Op die dag legt hij ook de eed af bij het gilde. Tussen Amsterdam en den Bosch heeft hij waarschijnlijk voor korte tijd in Schaijk gewoond. Mogelijk was dat bij zijn Heeroom Johannes Henricus van Haaff die daar pastoor is. Deze vermelding wordt bij zijn
5-18 ondertrouw gemaakt. Interessant is om te onderzoeken in hoeverre er in Amsterdam nog iets te vinden is betreffende zijn 13-jarige leer- en gezellentijd o.a. bij de goud- en zilversmid meester Joannes Pluymers. Gildevergadering d.d. 12 aug. 1779. "Door Confraater Greven aan de vergadring gecommuniceert als dat hem het gouden boekslot ter hand gestelt is en ververdigt door den meester Jacobus van Haaff in presentie van den Eed. ten huijsen hem aangewesen van Confr. A. Bruyns, als sijnde meede de keurkamer van voorn. gilde. So is achtervolgens de voorgeschreve preuve ter examinatie aan ijder presente leede overgegeven en volgens model zeer wel accordeerende, soo datte met volle stemmen van de vergadring is voor goet verklaart waarop den voorn. Jacobus van Haaff als gildebroeder is geadmitteerd en als meester gefelisiteerd". "Wij uts. huijs en erve staande en geleegen binnen deeze stad in St.Jorisstraat gemerkt Littera F Nr.227 nevens erven van de Heer van Ruelo ex uno et alio strekkende voor van de gemeene straate agterwaarts tot op erve van de Heer Abraham Huberts, welk huijs en erve toegekomen hebbende uts. den deurwaarder uts. hadde verkogt aan de Heer Jan Hendrik de Faust capitijn ten dienste deezer Lande voor de somme van agt hondert tagtich gulden de slagen daarinne gereekent omme daar aan te verhalen de ordinaire 's Lands verpondingen tot drie guldens over het jaar 1700 agt en seeventich ten comptoire voorn. veragtert met de kosten breeder blijkende uts. transport den voorn. Heer Jan Hendrik Faust met zodanigen uts. des zal den voorn. verkrijgere daaruit jaarl. moeten blijven vergelden den grontchijns aan de Domainen zoo groot en klijn daar uit mogte gaan: mitsgaders 's Lands uts. Inne kennisse [..] datum den vijftienden October 1700 neegen en seeventich. Den 26 okt. 1779 "Op heden den zes en twintigsten october 1700 negen en seventigh, compareerde voor mij Johan Versfelt, notaris bij den Ed. Mogenden Rade en Leenhove van Braband en Lande van Overmazen in 's Gravenhage, gesereerd en geadmitteerd binnen deze hoofdstad 's Hertogenbosch resideerende in praesentio van de naargenoemden getuijgens, de Heer Jacobus van Haaff woonagtig alhier als schuldenaar principaal en den Weleerwaarden Heer Johannes Hend. van Haaff, pastor te Schaijk, tans alhier present als borge en medeschuldenaar principaal en mitsdien renuntiërende van de Beneficien ordinis et excussionis van de effecte van dien zig onderrecht houdende de welke bekende wel en deugdelijk schuldig te zijn, ieder in solidum aan en ten behoeven van Juffrouw Maria Schasebargh woonagtig alhier off de wettige houder deses eene capitaale somme van duijzend guldens, iedere gulden gereekent tegen twintig stuyvers het stuk spruijtende deeze schult ter zaake van puure geleende penninge en bij den eerste comparant (zoals verklaarde) den laatsten penning met den eersten te hebben ontvangen, renuntiërende mitsdien van d'exceptie van onaangetelde gelden, beloovende de comparanten de voorn. somme van duijzend gulden aan de creditrice intrest te zullen betalen, geconvenieerd tot drie gulden tien stuijvers pro cento in het jaar, zo lang die somme of restant van dien onder hem zal blijven, terwijl het aan een iegelijk oft over en weder zal vrij
5-19 staan om voors. capitaal terug te eijschen oft aff te lossen ..." (met een daaraan verbonden opzegtermijn. Verder worden alleen nog de voorwaarden en condities genoemd m.b.t. deze obligatie.
Deze schuldbekentenis aan zijn toekomstige vrouw (!) wordt ondertekend door Jacobus van Haaff, Joannes Henricus van Haaff, pastor te Schaijk als borg en twee getuigen t.w. Arnt van der Bloemen en Mattheus Pesenaaker". Op 1 nov. 1779 wordt Johannes Baptist van Vught als leerling van Jacobus opgenomen. Hiervoor is hij het gilde f 12.0.0 verschuldigd. Uit de gilderekening van 29 november 1779 blijkt: " Ontvangen van Confr. van Haaff zijn meesterregt als voorn. ter somma van f 40.16.0 ". "Ontvangen van Confr. Jacobus van Haaff voor vier staale, zijnde twee goude en twee silvere met de verhooging volgens Resolutie f 4.9.8. ". Op 30 nov. 1779 ondertekent Jacobus van Haaff mede de jaarrekening. (Als laatste van de ondertekenende meesters). Op 11 jan. 1780 wordt in het reglement van orde van het goud- en zilversmedengilde bepaald, "dat de sociëteit van het Goud en Zilversmits Gilde binnen de Hoofdstad 's Hertogenbosch bij 't aangaan van een huwelijk zig bij onderteekening deeses verbonden hebben sig te reguliren". Op 25 juni 1780 huwt Jacobus dan eindelijk op 28-jarige leeftijd te 's Hertogenbosch met Maria Schaseberge [255]. "Jacobus van Haaff J.M. geb. te Meegen en laetst gewoont hebbende te Schaijck, thans alhier met Maria Schasebargh J.D. en wonende alhier. Pieter Valkenhoff verklaert Bruijdegom en Bruijd ouderloos te sijn. Vermits den bruijdegom alhier poorter is geworden, is van hem geen ontlastbrief gevergt. Bruijdegom en Bruijd verklaeren beijden roomsch te zijn geboren, gedoopt en opgevoed". Van 1 juli 1780 tot 12 aug. 1780 (als hij het gilde verlaat) is Gradus Valkenhoff ook bij (zijn aangetrouwde oom) Jacobus van Haaff in de leer. Voor hem moest f 12.0.0 aan het gilde worden voldaan. (In de jaarrekening wordt in de kantlijn vermeld dat hij 30 nov. het gilde heeft verlaten.) Op 2 juli 1780 huwt de zuster van Jacobus; Anna Maria van Haaff voor de eerste keer met Petrus Valkenhof. " Met attestatie van Schaijck" . Het betreft hier zeker familie van de moeder van Maria Schasebargh; Joanna Valkenhof.
Evenals haar broer Jacobus komt Anna Maria dus ook naar den Bosch vanuit Schaijk. Haar huwelijk is een kort leven beschoren, want haar echtgenoot overlijdt zes jaar later te ’s Hertogenbosch op 29 april 1786. "Op heden den elfden juli 1780, compareerde voor mij Johan Versfelt, notaris bij den Ed. Mogenden Rade en Leenhove van Braband en Lande van Overmazen in 's Gravenhage gecreërd en geadmitteerd binnen deeze hoofdstad 's Hertogenbosch reesiderende in praesentio van de naargenoemde getuijgens, de Heer Jacobus van Haaff, goud en silversmit en Mejuffrouw Maria Schasebargh echtelieden, wonende binnen deeze stadt mij notaris bekend en volkomen in staat om te kunnen testeeren zo mij notaris en getuijgens was blijkende, te kennen gevende dat zij over hunne na te latene goederen wilden disponeren en doende zulks bij dezen, uijt vrijen wille, ongedwongen en zonder opmakinge of misleijdinge van ijemande. Bevelende de comparanten vooraf hunne ziele aan God hunne schepper en der zelve lichamen ter aarde door eene ordentelijke begraaffenisse die zij testateuren willen en begeren dat der wijzen zal gedaan, mitsgaders daaromtrent alle gebruijcken geobserveert worden, zoals zij comparanten elkanderen veciproquelijk hebben verzogt dat naar het
5-20 afsterven van de eerste van hun beijden door de langstlevende zoude geschieden. Revocerende, casserende ende te niet doende bij dezen, alle voorgaande testamenten, codicillen, donatien, of enige andere makinge van uijterste wille, bevorens afzonderlijk gemaakt niet willende dat eenige van dien effect zullen sorteren. Maar van nieuws disponeerende over alle hunne wederseijdsche goederen en dien zij met de dood zullen ontruijmen, zo erflijken, erfhavelijke als gereden, actien en pretensien geene soorten van dien uijtgescheijden, hoe genaamt oft maar gelegen, veel min eenige gereserveert. Zo maakt en legateerd de comparante na doode van de testatrice, en wel 't zij er uijt hun testateuren egtverbintenisse wettig kind of kinderen zijn voortgesproten en bij elkaar hebben verwekt, dan wel niet evenswel, oft in allen gevallen, aan Anna Margareta Elisabeth Faust, doghter van Jan Hendrik Faust en Adriana Schasebargh eene obligatie, groot in kapitaal twee honderd guldens ten interest van drie en half pro cento, zijnde een schepenschultbriev gelevert bij Cornelis Maartens in dato 20 juli 1779 ofte andersints de waarde van dezelve tot het kapitaal uijt te reiken naar zes maanden van 't overlijden der testatrice. Item maake en legateeren de testateuren aan dezelve Anna Margareta Elisabeth Faust ingevalle zij bij elkanderen in dit hun huwelijk geene kinderen hebben verwekt en andersints niet, alle kleederen en ciraaden tot haar testatrices lijve gehoord hebbende, mede in die gevalle uijt te reiken binnen zes maanden naar haare overlijdinge. En verklaarden de comparanten voorts uijt eene zonderlinge liefden, die den een, d'andere is toedragende over en weder en dus den eerststervende, den langstlevende van beijde te benoemen en aan te stellen tot de eerststervendes geheele en universeele erfgenaam in alle de goederen, van wat naam of conditie die ook mogten sijn, die de eerststervende zal naarlaten en welke door hun te zaam zijn geposideert geweest omme daar mede te doen en handelen naar langstlevendes vrijen wille en inzonderheijd omme over en met des langstlevendes goederen zodanig te disponeren als zal goedvinden, renuntierende de comparanten over zulks reciproquelijk van het Recht van Devolutie ten aanzien van des langstlevendes goederen alhier gebruijkelijk, niet willende dat den Recht van eenigen kracht nog uijtwerking zal weren. Onverminderd nogtans ende gereserveerd aan het kind of kinderen in dit hun huwelijk te verwekken hetzelve of hun legitieme portie volgens ordre van Rechte te competeren. En wanneer het God gelieve en zal gebeuren dat zij testateuren bij elkanderen kind of kinderen zullen procreeren zo willen en begeeren zij, dat het voorst legaat aan Anna Margareta Elisabeth Faust met opzichte tot de gemaakte oft gelegateerde obligatie van twee honderd guldens ofte de waarde van dien, altijd stand zal grijpen, maar opzigtelijk tot des testatrices gemaakte kleederen en ciraaden tot haare lijve gehorende, zal gehouden worden als niet gelegateerd nog in deeze waare geinsereert. Dat dan ook de langstlevende van den comparanten zal verplicht zijn, om alle hun naargelatene goederen te blijven behouden ter tochten en het erfregt te laten aan hunne voorseijde kind of kinderen. En bij aldien er uijt dit hun huwelijk geene kinderen voortspruijten oft bij den andere zullen verwekken, zo zij hun comparantens wille en begeeren, dat naar doode van de langstlevende van beijden, hunne boedel en naarlatenschap gelijk die alsdan zal bevonden worden (en na dat voornoemd legaat daar uijt zal zijn betaald) twee zeijden zal hebben; en mitsdien hun comparantens respectieve naaste vrienden Ab intestati institueerende en substitueerende in de zelve nalatenschap en dus wederseijds in de gerechte helft met vollen recht van institutie. Behoudende de testateure weijders aan zig de magt en faculteijt omme dit hun testament ten allen tijden te kunnen en te mogen veranderen, vermeerderen en verminderen, en gehelijk te niet te doen, mitsgaders verders al zulke legaten en praelegaten te maken als zullen goedvinden begeerende daaromme dat alle zodanige briefjens die naar doode van de eersten verder van beijden gevonden zullen worden en welke door beijden onderteijkend zijn, van alzulken kragt en effect zullen wezen
5-21 mitsgaders moeten gehouden worden evenals of die hierinne van woorden tot woorden waren geinsereert. Al hetwelk de comparanten klaar en duidelijk voorgelezen mitsgaders door hun zo zij zeijden wel verstaan te wezen en verklaarden dat al hetzelve was hun laatsten en uijtersten wille begerende dat hetzelve in alle pointen en delen zal naargekomen worden, 't zij als testament, kodicil, donatoe of eenige andere soorte van uijterste wille, en zo als hetzelve het best naar Rechte zal konnen bestaan, niet tegenstaande eenige solemniteijten na rechte gerequireerd in dezen niet waren geobserveerd, alle die houdende voor naargekomen en hierin geinsereerd. Aldus dit testament opgezecht en verleden binnen de hoofdstad 's Hertogenbosch op dato als in het hoofd vermeld ter praesentie van Isaaq Hermanus Versfelt en Francis Hamble beijde als getuijgen hiertoe verzogt". Was getekend: Jacobus van Haaff en M. Schasebargh nu van Haaff. 1780-1782 Jacobus van Haaff ondertekent mede de jaarekening van het gilde. Leerling Hendrik Cornelis van de Ven is bij hem vanaf 9 mei 1781. Hiervoor wordt f 12.0.0 aan het gilde afgedragen. “De voornoemde opdrager in alles ut supra - Huis en erve staande en geleegen binnen deze stad in de Vuchterstraat genaamd de Drie Sterren nevens huis en erve van Jasper Lambertus van Roosmalen ex uno, nevens dat van Joseph Negelie ex alio, strekkende voorts van de gemeene straat agterwaarts tot de rivier de Diese, den opdragers aangekomen ut supra transporta [up] Jacobus van Haaf meester goudsmid alhier, simul(?) ut supra uitge. den grond gebuer cijns aan de Domainen van Brabant alhier van zes penningen en voorts ut supra. Testes ut infra. Datum den zesden november 1700 twee en tagtig. De quitant. van 40e penn. gebl. en get. ut supra".
Jacobus
van Haaff als man en voogd van Maria Schaseberg wonend te 'sHertogenbosch verkoopt 21 okt. 1782 aan Piet Steenbakkers wonend te Deuteren een huis met land gelegen te Deuteren. Belenders zijn Arnoldus Schuurmans, de kinderen Markgraaff en Johannes de Weerdt. De transportant is dit onroerend goed in bezit gekomen door deling met NN Faust voor een notaris te 's-Hertogenbosch dd 20 juli 1779. 1783-84 was Jacobus van Haaff " aenblijvend keurmeester". Hij ondertekent mede de jaarrekening. Johannes Hendricus Nieuwenhuysen is vanaf 8 nov. 1783 leerling van Jacobus. Hiervoor wordt wederom f 12.0.0 afgedragen aan het gilde. Deze Nieuwenhuijsen ging na het overlijden van Jacobus in de leer bij Confr. Raaben die na zijn overlijden samen met zijn weduwe de winkel van Jacobus continueerd. Hij wordt "voorzettend keurmeester" op 16 februari 1784 evenals op 14 mei 1785. Bij zijn naam wordt in het gilde-archief vermeld "geboortig uyt de stad en graafschap Megen".
5-22
Als meesterteken gebruikt hij zijn initialen met een kroon daarboven. Dit lijkt enig verband te houden met de kronen in het familiewapen en het meesterteken van de oudere Hendrik van Haaff. De familierelatie tussen deze twee zilversmeden is (tot nog toe) niet duidelijk. Tussen 1779 en 1785 was Jacobus regelmatig aanwezig op vergaderingen van het gilde; slechts één maal was hij te laat (op 21 juni 1781) hetgeen hem 6 stuivers boete kostte. Tussen 1784-85 hield hij de rekening van het gilde bij. Op 16 febr. 1785 lezen we in een vergaderverslag van het gilde: "Door Confrater van Haaff tans voorzittende keurmeester ...." 14 mei. " Confr. van Haaff vertelt dat sig bij hem vervoegd hadde Hendrikus van Munster. Van Haaff heeft de silveren theepot aan de vergadering gepresenteerd." 1785 op 28 mei "Jacobus van Haaf, Mr. Goud- en Silversmit alhier als in huwelijk hebbende Maria Schasebargh. Huijsinge en erve staande binnen dese stad op de Weversplaats tegensover de Beursstraat van ouds genaamd den Groenen Ridder ex uno Mons. Hendrik van Oorschot en alio van den Dungen, strekkende voor de straat, achterwaarts tegen den stadswalle, des transportantes huijsvrouwe aangekomen bij deijling van den boedel van haare ouders op den twintigsten julij 1700 negen en seventig voor den notaris Johannes van ter Bolsien (?) en getuygen gepasseert. Transp. Nicolaas Jansen koopman en inwonende borger alhier ..... (lastig te transcriberen latijnse afkortingen) uijtgenomen den grondchijns aan de Domeijnen van Braband tot eene stuijver en elf penningen. Item een chijns van een gulden agt stuijver jaarlijx aan het Lieve Vrouwen Broederschap mitsgaders Lands en Stadslasten ". Was getekend, Jacobus van Haaff. Koop vindt plaats voor fl. 470,- plus fl. 37.2.3 aan lasten. Totaal fl. 507.2.3. waarvan de 40ste penning ad fl. 12.13.10 afgaat. Leerling Cornelis de Beer is vanaf 15 juni 1785 bij Jacobus in de leer geweest. (Hij gaat na het overlijden van Jacobus over naar Confr. Raaben.) Jacobus van Haaff overlijdt te 's-Hertogenbosch op 17 nov. 1785 zeer waarschijnlijk tijdens de vergadering van het gilde die deze dag werd gehouden. Hij wordt daar begraven de 20ste nov. De tekst luidt: "Confrater Raaben neemt vergadering over terwijl sijne mede confrater is komen te overlijden”. Maar misschien moeten we dit niet zo letterlijk nemen. Wed. van Haaff vraagt of 't geoorloofd is het onderhanden sijnde gout met 't keurmerk van haar man naar de keurkamer te mogen brengen ..." De 30e nov. 1785 "Ontvangst en uijtgaven gedaan soo bij wijlen den overledene Confrater Jacobus van Haaff en Hendrikus Raaben afgaande....".
De vergadering van het gilde besluit dat bij overlijden van een der keurmeesters "het goud met teekens in handen van de leden moeten worden gesteld en het teeken er uit geslepen, achtereenvolgens het overige terug te geven". 1786 "Maria Schasebergh, weduwe en testamentaire erfgename van Jacobus van Haaff overl. en begraven alhier den een en twintigste nov. 1785, “pnaest (?) juram op eene lijst ut supra den 23e januari 1786. Coram Dir. Scabinis Walraven en Hopman". Op 29 mrt. 1786 wordt zijn zwager Petrus Valkenhof, echtgenoot van zijn zuster Anna Maria (van Haaff) te 's Hertogenbosch begraven. 1786 11 juni (Akte van verdrag) "Den elfden juni 1700 zes en tagtigh compareerde voor mij Johan Versfelt notaris bij den Ed. Mo. Rade en Souveraine Leenhove van Braband en Lande van Overmasen in 's Gravenhage, gecreëerd en geadmitteerd binnen deze hoofdstad 's Hertogenbosch resideerende in praesentie van de naargenoemde getuijgens,
5-23 Mejuffrouw Maria Schasebargh, weduwe van den Heere Jacobus van Haaff in leven meester goud- en silversmit binnen deze stad, geadsisteerd met mij notaris als haaren momboir in dezen verkooren ter eenre en Monsieur Hendrikus Raaben ter andere zijde, woonende beijden alhier. En verklaarde de comparante ten eenre den comparanten andere zeijden, op haaren, binnen deeze stad exerceerende goud- en silver-smit-winkel als Meester te hebben aangenomen, gelijk den comparant ter andere zeijden verklaarde zich aan de comparante ter eenre als Meester op voorn. haaren winkel geëngageerd te hebben, en zulks op onderlinge aangegaane en wederseijdse geaccepteerde conditien en pointen van voorwaarden hierna volgende. Voor eerst, dat den comparant ter andere zeijde de voornoemde winkel zal bedienen en waernemen, over het algemeen oft die zig zelfs aanging en specialijk dezelve in alles zonder eenige uijtzonderinge zal dirigeren met voorkennisse en overleg van de comparante ter eenre, zoo en als zij gesamentlijk ter nuttigste en voordeligste van voorzeijde affaire en fabrieq zullen nodig en oirbaar vinden. Ten anderen dat voorn. engagement aan de zeijde van de comparant ter andere zeijden zal standgrijpen den tijd van vier opeenvolgende jaren, aanvang genomen hebbende met primo april 1786 en expirerende also ultimo maart van den jaare 1790, terwijl het echter aan de comparante ter eenre zal vrijstaan om wanneer het binnen de tijd van voors. vier jaren onverhoopelijk mogte gebeuren dat voors. affaire aanmerkelijk verminderde alsdan dit contract naar goedvindinghe te eijndigen, des in zodanige gevallen de comparant ter andere zeijden daarvan een half jaar van tevooren behoorlijke dog mondelinge opsegginge doende. Ten derden dat na verloop van voors. vier vastgestelde jaaren en wedersijds, een half jaar voor de expiratie van dien, geene opzegginge gedaan zijnde, vervolgens dit geconveniëerde zal voortduuren van jaar tot jaar successivelijk sullende het echter, als dan over en weder vrijstaan om, met ieder ingetrede jaar te eijndigen, des indien gevallen den een den andere een half jaar voor de expiratie van het jaar, mede waarschouwinge doende. Ten vierden dat ter beetere observatie en het doen floreeren van de voors. affaire en fabrieq, onder Gods zegen de comparant ter andere zeijde altijd meede zal moeten werken en alles onder zijn oog zal moeten doen verrigten en bestieren, ten welken eijnde de gezellen en leerjongens actueel op den winkel zijnde, oft in het vervolg zullende komen onder de ordres van de comparant ter andere zeijde, des meester zullen staan en hun volkoomen bestieren zonder dat de comparante ter eenre omtrent het gouverneeren van dezelve zig zal behoeven te melleren maar alleen aan het goeddunken van de comparant ter andere zeijde overlaten, zoo nogtans dat het aan hem comparant niet zal vrijstaan om gezellen of leergasten aan te nemen off die te laaten vertrekken, dan met speciaal voorkennisse en volkomene genoegen van de comparante ter eenre. Ten vijfden dat zoo het mogte gebeuren dat een van beijde de contractanten kwamen te overlijden, des eerst stervendes bloedverwanten off erffgenamen uijt hoofden van dit contract niet aansprekelijk zullen wezen, maar gehouden worden dat deeze overeenkomste met het sterfuur is gescheijde en zal geeijndigt zijn. Ten zesden dat wanneer de comparant ten andere zeijde onverhoopelijk door 's Heeren hand wierde besogt en mitsdien wegens ziekte als andersins meergemelde affaire niet in persoon konde waarnemen, het alsdan aan de comparante ter eenre zeijde zal vrijstaan om 't zij ten lasten van de comparant ten anderen zeijde een ander bekwaam perzoon te emploijeren tot het doen van voors. affaires of te wel dit contract doen eijndigen naar haar welgevallen. Ten zevende dat de comparante ter eenre, ter contemplatie van het gund voors. aan den comparant ten anderen zeijde zal voldoen en betaalen zeven guldens, Hollandse cours, in ieder volle week, de zondagen, feest- en heijlige dagen daar onder gerekend en dus drie honderd vier en zestig (fl. 364,-) guldens in het volle jaar te betaalen met het eijnde van iedere week, off met de maand, dan wel met ieder vierendeel jaars, zooals het den comparant ter anderen zeijde zal goedvinden
5-24 En eijndelijk dat alle kwestien (schoon niet te vermoeden) die tussen hun comparanten zouden mogen ontstaan, zullen moeten worden gehouden buijten proces en alle form van rechtsplegingen, maar worden gesubmitteerd en verbleven aan arbiters, gelijk de comparanten bij deze alle zodanige differenten, nu voor als dan submitteeren en overgeven aan de arbitrage en uijtspraake van twee onzijdige perzoonen, aan beijde zeijden een te verkiezen en te fermineeren binnen de tijd van agt dagen, naar de benoeminge. Gevende aan zoodanige arbieters maght en authoriteit als hen naar rechten kan worden gegeven, ten eijnde in al sulke questien zodanig te decideren en denzelve uijt den weg te ruijmen als zij naar rechte, redenen en billikheid zullen oordeelen en vinden te behoren met verdere maght aan voors. goede mannen of scheijdslieden om, in cas zij elkanderen niet konden verstaan een derde tot super-middelaar te mogen eligeren en met gelijke maght aanstellen. Belovende beijde de comparanten zig naar die te doene uijtspraak zonder eenige oppositie te zullen gedragen en daaromme alreede renuntiërende van Reductie, Relieff oft Relievementen. Tot voldoeninge en naarkominge van al 't gund voorschreven staat, specialijk ook, in cas van decisie door arbiters in deze te doen , verklaren de comparanten te verbinden hunne respectieve perzoonen en goederen, hebbende en verkrijgende, zig en derzelve stellende ten bedwang van alle Heeren Hoven en gerechten, te vreden zijnde en zig overgevende, om in de inhoude en naarkominge deezer, en des noods volgens de te doene uijtspraak van opgemelde scheidsmannen, bij Hun Ed. Wel agtbaare mijn Heeren de Schepen deezer stad, vrijwillig te laten condemneeren te dien eijnde constitueerende de twee jongste procureurs voor dezelve gerechte postulerende, de eene aan wien de uijtgemaakte acte deezer en voorn. uijtspraak zal worden ter hand gesteld omme de condemnatie ten kosten en lasten van de gebrekigen te verzoeken, en den andere omme daarinne te consenteren. Alles mede met beloften van approbatie, ratificatie en indemniteit, onder verband als naar rechten. Aldus gedaan en verleden binnen de hoofdstad 's Hertogenbosch op dato als boven ter presentie van den Heer Francis Herle en Thomas van Merevoort beijde als gelooffwaardige getuijgen hiertoe versogt." Was getekend: Wed. J. van Haaff, Hendrikus Raaben en getuigen. 1786, 30 nov. "Ontvangen van de weduwe van wijlen Jacobus van Haaff het slot der voorgaande rekening ter somma fl. 86.6.12 ". "Op heden den vijfden januari 1798 compareerde voor mij Antoni Bolsius, notaris binnen 's Bosch resideerende in bijweesen van de getuijgen nagenoemd. Simon Roelandts woonende binnen deeze stad, dewelke bekende verkogt te hebben en mitsdien wettelijk en erffelijk te transporteren en in vollen en vrijen eigendom over te geven aan Maria Schasebargh, wed. wijlen Jacobus van Haaff woonende binnen deeze stad. Eene obligatie ten laste van deeze stad met een loopende interesse van dien zijnde nr.97 staande ten naame van den comparant groot in capitaal een honderd en zeventig Caroli guldens loopende de interesse van vijf ten hondert in't jaar, uijtgegeven den 30e januari 1798 door de Municipaliteit dezer stad voor in Requisitie geleverde goederen. Verder verklaerd de comparant van de koopspenningen zoo voor het capitaal als de interesse voldaan en betaald te zijn ....". Obligatie mede ondertekend door de getuigen Hendrik Thorn en Antonius Krijn. "Op heden den vijfden junij 1700 aght en negentigh compareerde voor mij Antoni Bolsius, notaris binnen 's Bosch resideerende in bijweesen van de getuijgen nagenoemd. Hartog Simon woonende binnen deeze stad dewelke bekende verkogt te hebben en mitsdien wettelijk en erffelijk te transporteeren en in vollen vrijen eigendom over te geven aan en ten behoeve van Maria Schasebargh, wed. van wijlen Jacobus van Haaff woonende meede alhier,
5-25 Een obligatie ten lasten van Holland en West Vriesland ten comptoire Amsterdam, groot in capitaal een duijzend gulden, staande ten naame van Lieve van Loon, in dato 1 april 1762 D, fol.135, N.1529, geagreëert den 26 nov. 1762 nr. 74080, Reg.ter. fol.4100 zijnde gesplitst uijt een obligatie van zes duijzend gulden capitaal van dato 1e april 1672 Litt. D fol. & so nr.533, geaggr. 30 april 1672 Reg.t. fol.57 sub.446. En welke obligatie comparant is aangekoomen bij koop en transport tegen Willem van Nijvenheim woonende te Oorschot blijkens akte daarvan zijnde (20 april 1798) binnen deze stad door notaris Jan de Bergh en getuijgen behoorlijk gepasseert en verleden". Verder verklaard de comparant van de koopspenningen voldaan te zijn .... Obligatie wordt mede ondertekend door de getuigen Leonardus Donkers en Nicolaas Guyens. "Op heeden den veertienden julij 1798 compareerde voor mij Antoni Bolsius openbaar notaris binnen 's Hertogenbosch resideerende, in bijweezen van de getuijgen nagenoemd. De Heer Galenus Hopman, apothecar woonende binnen deze stad, dewelke bekende verkogt te hebben en mitsdien wettelijk en erffelijk te transporteeren en in vollen vrijen eigendom over te geven aan Mejuffrouw Maria Schasebargh wed. wijlen Jacobus van Haaff, mede woonende alhier. Eene obligatie ten laste van deze stad, met de loopende interesse van dien, a vijf ten hondert in't jaar, zijnde nr. 255 staande ten naame van transportant, groot in capitaal een hondert en vijftig Carolus Guldens, uijtgegeven den vijfden februarij dezes jaars 1700 acht en negentigh door de Municipaliteit dezer stad voor in Requisitie geleverde goederen. Verder verklaarde de comparant van de koopspenningen zoo voor het capitaal als interessen voldaan en betaald te zijn, en de getransporteerde deswegens bij deze te quitteeren belovende gemelde obligatie voor alle namaaning op- en aanspraak te zullen vrijen en guarandeeren en de getransporteerde het effect dezes ten allen tijde te zullen doen en laten genieten, ende dat alles onder verpand van zijn persoon en goederen, dezelve daar voor stellende ten bedwang als na Rechten. Aldus gedaan binnen 's Hertogenbosch op dato als boven ter presentie van Franciscus Wenmakers en Christoffel Markgraaff als getuijgen hiertoe verzogt." Maria Schasebargh vraagt op 22 okt. 1798 aan de regenten van de godshuijzen in Den Bosch een beurs van f 50.0.0 aan voor Bernardus Hendrikus Valkenhoff die alhier de Latijnse school heeft geobtineerd. De jongeling is vaderloos. Betekend op 2 nov. 1798. “Op heden den aghtienden sept. 1798 compareerde voor mij Antoni Bolsius, notaris binnen 's Bosch resideerende in bijweesen van de getuijgen nagenoemd:. Simon Hertog, en dezelfs zoon Hertog Simon, woonende binnen deze stad, dewelke onder afstand van het Benefici Nove Constitutionis, de duobus vel pluribus reis debendi, den effecte van dien door mij notaris onderright, bekende ontfangen te hebben uijt handen van Mejuffrouw Maria Schasebargh, wed. wijlen Jacobus van Haaff meede woonende alhier, eene somme van zeshondert guldens en zulks voor eene jaarlijkse lijfrente van tien gulden pro cento, maakende te zaamen eene somme van sestig guldens jaarlijks ten behoeve en lijve van voorn. Juffrouw welke somme van sestig guldens de comparanten beloven ieder in solidum en een vooral, aan voorn. Juffrouw jaarlijks haar leven lang geduurende te zullen betalen en waarvan eerstmaal de betaling zal moeten geschieden den aghtienden september des aanstaanden jaars van 1700 en negen en negentig en vervolgens van jaar tot jaar daarin blijven continueeren tot den dag van het overlijden van voorn. Juffrouw en langer niet als wanneer de voorn. hoofdsomme van ses hondert guldens zonder de minste restitutie ten profijte van haare comparante off hunne erffgenaame zal komen te vervallen, zullende in cas van vooroverlijden van hun comparanten hunne erfgenamen in de betaling van voorn. lijfrente meede moeten blijven continueeren. Verder belooven de comparanten dat ingeval zij eenige van hunne vaste goederen zouden willen verkoopen, alsdan door voorn. Juffrouw daartoe versogt wordende een
5-26 onroerend en genoegzaam pand gerechtelijk tot securiteit van voors. lijfrente te zullen verbinden. Tot nakoomen van hetgeen voors. staat verbinden de comparanten hunne persoonen en goederen, hebbende en verkrijgende, dezelve onderwerpende aan de judicatuure van den gerechte deezer stad te vreeden zijnde hun zelven in den inhoud de zes voorgemelde gerechte vrijwillig te doen en laaten condemneeren, constitueerende mitsdien onwederroepelijk de twee eerste en alle andere procureurs voor opgemelde gerechte postuleerende eenen van die amten hunnen kosten en lasten de willige condemnatie te verzoeken en den anderen omme daarin te consenteeren respectieve. Aldus gedaan binnen 's Bosch op dato als boven en in presentie van de getuijgen Godefridus Steenbergen en Franciscus Wenmakers". De 6e febr. 1799 "Maria Schasebargh wonende alhier, weduwe en testamentaire erfgename van wijlen haaren man Jacobus van Haaff ingevolge mutueele testamentaire dispositie den elfden julij 1780 voor notaris Versfelt alhier gepasseert ter secretarije alhier geregistreerd. Huis en erve staande en gelegen binnen deeze stad in de Vugterstraat genaamd de drie Sterren neven huijs en erve van Jasper Lambertus van Roosmalen aan d'eene seijde nevens dat van Joseph Neglie aan d'andere zijde strekkende voor aan de gemeene straat agterwaards tot aan de rivier de Dieze. Wijlen voorn. haaren man aangekomen bij koop en opdragt tegens Jacobus Scheffers pro se & 99 prout in Litt. Soub.(?) dato hic 6 nov. 1782 latuis pates. Transportante Elisabeth Mosmans mede wonende binnen deeze stad. Datum den zesden februarij 1799". Was getekent Wed. J. van Haaff geb. Schasebargh. (In de kantlijn is vermeld dat de koop f 4000,- opleverde waarvan f 100,- betaald zijn voor de 40e penning. "Op heden den aghtienden dec. 1800 compareerde voor mij Antoni Bolsius, notaris binnen 's Bosch resideerende in bijweesen van de getuijgen nagenoemd. De Heer Hartog Simon wonende binnen deze stad welke bekende verkogt te hebben en mitsdien bij deze te cederen, transporteren en in vollen en vrijen eigendom op te dragen aan en ten behoeve van Mejuffrouw Maria Schasebargh, wed. van wijlen Jacobus van Haaff meede woonende alhier de nagemelde obligatien. Eerstelijk een obligatie ten laste van de voorm. generaliteit der Ver. Nederlanden groot in capitaal een duijzend gulden, staande ten naame van Willem van Someren, rente drie procent dato 1 jan. 1753 en geagreëerd den 26e febr. daaraan volgende fol.1944v B. fol.1284v B, Reg. fol.56. De comparant aangekomen bij koop en opdragt tegen de Heer Hendrik Maria van Asch van Wijck ingevolge acte de dato 11 dec. 1800 voor den notaris Nicolaas Wilhelmus Buddingh en getuijgen te Utrecht gepasseert en verleden. Ten tweede tien stuks obligatien alle ten laste van de generaliteit, ieder groot in capitaal twee honderd guldens, zijnde kleine prijzen gesproten uijt de loterije van de wederhelft van zes millioenen guldens staande allen ten naame van Peter Anna Valckenier, wed. Philips van Ghuessen, alle in dato 1 jan. 1713 en geaggreëerd den 10e nov. 1713 als: Een Reg. fol.1771 Nr.530-537, een Reg. fol.1854 Nr.498 en een Reg. fol.1941 Nr.546. Den comparant aangekomen bij koop en opdragt tegen de Heer Petrus Jacobus de Jolle, blijkens acte van dat den 11 september 1800 voor notaris Gerrit Buijskens en getuijgen te Amsterdam gepasseerd en verleden. Ten derde een obligatie ten lasten van de Vereenigde Neederlanden ter comptoire van de generaliteit in 's Gravenhage groot in capitaal 400 guldens staande ten naame van Isaac Pool, gedateert den agste augustus 1712, Reg. fol.123 nr.54, geagreëerd den eersten julij 1713 nr. 54 reg. fol.52, den comparant aangekomen bij koop en opdragt tegen de Heer Cornelis Stuurman Meijnaard, blijkens acto van dato elf september 1800 voor notaris Gerrit Buijskens en getuijgen voor Amsterdam gepasseert en verleden. Ten vierden twee obligaties van de kleine prijzen uijt de loterije van de wederhelft van zes millioenen guldens geangmenteert met nog drie millioenen guldens ende zulks ter somme
5-27 van zes millioen guldens ten laste van de generaliteit en comptoire 's Gravenhage, staande ten naame van Felix Dionis ieder groot en capitaal van twee hondert guldens gedateert 1 januari 1713 en geaggreëert den tiende november 1713 als: Een Reg. fol.824v Nr.256, Nr.256 reg. fol.48v Een Reg. fol.1681 Nr.533, Nr.533 reg. fol.265v Item eene obligatie zulks ter somme van zes millioenen guldens staande ten naame van Cornelia Koot, wed. van Salm groot een capitaal twee hondert guldens in dato een januari 1713, reg. fol.2257 nr.268, geaggreëerd den tiende november 1713 nr.268 reg. fol.378v. Item een obligatie zulks ter somme van zes millioenen guldens staande ten naame van Andries Schraemaker groot twee hondert guldens, gedateert aght augustus 1700 en twaalf reg. fol.309v nr.134 en geaggreëerd den eerste julij 1700 en dertien, nr.134 reg. fol.94. Item een obligatie gedateert aght augustus 1700 en twaalf en geaggreëerd een julij 1700 en dertien, groot een capitaal van zeshondert guldens staande ten naamen van Fredericus Ruijsch en gereg. fol.105v nr.15 en 16, reg. fol.98 Twee staande ten naame van Gerrit Alewijnse Koning groot in capitaal de eerste vier hondert en de tweede twee hondert guldens. De eerste Reg. fol. 235v nr.23 en de tweede Reg. fol. 303 nr.87, de comparant aangekomen bij koop en opdragt tegen de Heer Wouter Zeelt blijkens acte de dato twaalf september 1800 voor notaris Gerrit Buijskens te Amsterdam gepasseert en verleden. Bekennende hij comparant van de koopspenningen van alle de voornoemde obligatien zoo weegens derzelver capitaal las de daarop te goed zijnde interssen door de Juffr. kooperse ten genoegen voldaen en betaalt te zijn en dezelve mitsdien bij deeze te quitteeren. Aldus gedaan binnen 's Hertogenbosch op dato als boven ter presentie van Johannes Hyacynthus van den Braak en Stephanus Rijs als getuijgen hiertoe verzogt." Op 1 jan. 1802. "Compareerde voor mij Antoni Bolsius openbaar notaris binnen 's Bosch resideerende in presentie van de nagenoemde getuijgen Mejuffrouw Maria Schasebarg, wed. van wijlen de Heer Jacobus van Haaff, woonende binnen deze stad, dewelke verklaarde bij deze als don gratuit te cedeeren, transporteeren en over te geven aan en ten behoeve van Bernardus Hendrikus Valkenhoff thans woonende in Leyden, twee obligaties ten lasten van Holland en Westvriesland ten comptoire Generaal in 's Gravenhage staande ten naame van Jan Jacob van Herzeele, ieder groot een duijzend guldens, beide gedateerd den vijfde juni 1700 twee en vijftig geaggr. den vijf en twintigste september 1700 drie en vijftig en voorts geconstitueerd als volgt: De eene folio 5342 en v. nr.4, Nr. Rec.61, nr.52406, Reg. fol. 3036 de ander fol. 5342 nr. 5, Nr. Rec.61, nr. 52407, Reg. fol. 3036. de comp. aangekomen bij koop en transport tegen Vrouwe A.M. van Veldhuyzen, bevoorens wed. van Mr. Cornelis Jacob van Outhoorn en destijds huijsvrouwe van Mr. Daniel Cornelis de Leeuw wegens transportbrief van dato den 23 augustus 1700 agt en negentig voor de notaris Pieter Thomas van Son en getuijgen in 's Hage behoorlijk gepasseerd en verleden. Belovende de Juffrouwe comparante dit transporteeren en overgeven altijd voor goed, vast, stedig en waarde te zullen houden, onder deze conditie nogthans, dat de Juffr. comp. aan zich reserveert en behoud de jaarlijkse interesse der voormelde twee obligatien, haar levenlang geduurende en het dus te verstaan zij dat de getransporteerde er geen interessen of vrughten van zal genieten dan na overlijden van de Juffr. comparante. Aldus gedaan binnen 's Bosch op dato als boven ter presentie van Johannes Hyacinthus van den Braak en Stephanus Rijs als getuijgen hiertoe aangezocht". Ondertekend door Wed. J. van Haaff geb. Schasebargh.
5-28
Op dinsdag 11 dec. 1804 overlijdt te Den Bosch Anna Maria Schasebergh wed. van Jacobus van Haaff. Zij wordt begraven te Den zaterdag 15 dec. 1804.
Bosch in de St. Jan op
"Marcus Carolus Molhuysen, wonende alhier, gemagtigd bij procuratie de 14e juli 1800 en een voor den notaris Hendrik Jan van der Pavort alhier gepasseert (deze procuratie opgezocht, maar geeft echter geen bijzonderheden!) “ter secretarije deezer stad geregistreerd van Jacobus Anton Tellegen, als in huwelijk hebbende Anna Margaretha Elisabeth Faust, mede erffgename van Anna Maria Schasebergh, weduwe van Sr. van Haaf, overleden alhier en begraven den 15e dec. 1804 praest juram op een lijst ut supra den 20e apr. 1805 coram scabinis Kipping en van der Horst". "Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris en residerende te Herpen, ... enz. was tegenwoordig den Eerw. Heer Gerardus van Haeff Roomsch Catholijk priester en Pastor te Megen, kanton Ravestein voornoemd, zo uit eigen hoofde als zich mede fort en sterk makende voor zijnen broeder en zuster Michiel en Anna Maria van Haaff, denwelke verklaarde onder vrijwaring van alle commernissen bij deze tegenwoordige acte aftestaan en over te dragen aan de Pastorij van Megen om daardoor in vrijen eigendom bezeten te worden een obligatie groot een honderd en vijftig guldens staande ten name Galenus Hopman en ten lasten der stad 's Hertogenbosch, Hoofdplaats der Provincie NoordBraband, gesproten uit de negotiatie van eersten mrt. 1797, verschenen jaarlijks ultimo december en rentende vijf procent jaarlijks. Zijnde de transportanten van voormelde obligatie eigenaars geworden door erffenis van Mejuffrouw Maria Schasebach, weduwe Jacobus van Haaff, die dezelve is aangekomen van voormelde Galenus Hopman, blijkens transport daarvan op den 14e junij 1798 voor de notaris Bolsius te 's Hertogenbosch gepasseerd. Tot executie dezes verkiest den transportant domicilicum ten zijne voormelde woonhuize. Gedaan en gepasseert te Megen ten woonhuize van de transportant op heden den 29e jan. 1818". 1819 (16 mrt.) Vermelding uit testament van pastoor Gerardus van Haaff: Ten negende verklaar ik, dat een merkelijk gedeelte van de mobilaire goederen bij mij berustende en gebruikt wordende, zijn aangeërfd met de nalatenschap van wijlen Mejuffrouw Schazenberg, weduwe mijns broeder zaliger Jacobus van Haaff, in leven Mr. Goudsmid gewoond hebbende en overleden zijnde te 's Hertogenbosch, waarom ik hier moet reflecteeren, dat, dewijl deze mobilaire goederen als mede de Nationale effecten uit dezelve nalatenschap, altoos in gemeenschap gebleven en nimmer tot mijn particulier eigendom overgegaan zijn, in dat opzigt van de belasting op 't regt van successie, wel moge bevrijd wezen. Ten tienden blijven dus de voornoemde mobilaire goederen die wij gezamentlijk uit de boedel van wed. J. van Haaff hebben aangeërfd, na mijne dood te verdelen in twee egale portien tusschen mijne zuster Anna Maria van Haaff en de respective familie van mijn broer zaliger Michiel van Haaff Mr. Timmerman, gewoond hebbende te Amsterdam en aan de Kaap de Goede Hoop overleden. Ten elfden maak ik aan mijne nicht Elisabeth Valkenhoff, huisvrouw van Adam Hommelaars, wonende te Ravenstein de verdere mobilaire goederen die mij alleen prevatief in eigendom toebehoren, verzoekende en verlangende, dat zij Elisabeth Valkenhoff, haar halven zusters Maria Catharina Cönen, Maria Anna Cönen en Anna Maria Cönen op de eene of andere wijze zal gelieven te beneficeeren. Ten twaalfden maak ik aan mijn neef den Heer Bernardus Valkenhoff, medicine doctor te Hilversum, het huis cum annexis, aangekogt van Juffrouw van Stam weduwe Biedijks wonende te Boxmeer, zijnde dit huis staande aan de Ravensteinsepoort en thans geoccupeerd door eene Brigade Marechaussée: zullende de Heer Valkenhoff gehouden en verpligt zijn hiervoor drie acceptatien ten mijnen lasten lopende te betalen, op den
5-29 vervaltijd te voldoen: namentlijk twee, ieder van honderd guldens en de derde van honderdvijftig guldens, zoals dezelve op mijn manuaal der active en passive schulden zijn aangeteekend op folio's honderd veertig, honderd drie en veertig en honderd zes en veertig.
We zien hier dus dat pastoor Gerardus in zijn testament refereerd aan de nalatenschap van Maria Schasebargh. Dat “een merkelijk gedeelte van haar mobilaire goederen bij hem zijn” waarna hij ze in zijn testament doorgeeft aan de familie van Maria en Jacobus (Valkenhoff’s, Kuenen en van Haaff’s). Bij overlijden van de wed. Maria Schasebargh zou een inventaris gemaakt moeten zijn die een overzicht geeft van haar bezittingen bij haar overlijden, maar die nog niet boven water is gekomen. Uit eerdere informatie valt op te maken dat die erfenis aanzienlijk moet zijn geweest. Nu is het zo dat vrouwen alleen geen rechtshandelingen konden plegen. Daartoe dienden ze bijgestaan te worden door een manspersoon. Wellicht heeft de pastoor hier rond 1804 een rol vervuld? Of wellicht Henricus Bernardus Valkenhoff? 3.
Michael van HAEFF [246], (zn. van XIIIb, p. 149), ged. RK te Megen op zondag 30 sept. 1753. (Doopheffers: Franciscus Bressers en Gertrudis Abels), Michael isvan beroep timmerman/schuytemaker/soldaat, ovl. (minstens 64 jaar oud) te Kaap de Goede Hoop. Volgens het testament van zijn broer Gerardus, pastoor te Megen, is Michiel overleden te Kaap de Goede Hoop (Kaapstad) in Zuid-Afrika. Op 29 febr. 1818 is Michiel nog in leven. Dit blijkt uit een transport van zijn broer Gerardus. Tussen zaterdag 28 febr. 1818 en dinsdag 16 mrt. 1819, begr. te Kaap de Goede Hoop (?), trouwt te Amsterdam op donderdag 3 mei 1781 met Casper
Brasser en Jan Sanders (vader bruid) als getuigen, met Elisabeth SANDERS [247], dochter van Albert SANDERS [1432] (schoenmaker) en Anthonia HENDRIKZE [1433], ged. RK te Amsterdam in de Papegaai-kerk op zaterdag 3 aug 1754 (getuigen: Jan Sanders en Sijsje Sanders), ovl. (78 jaar oud) te Megen op dinsdag 2 apr. 1833.
5-30 Bij overlijden zou Elisabeth 81 jaar zijn. Klopt haar geboortedatum dan wel? Of overlijden in Amsterdam zoeken?, begr. te Megen op vrijdag 5 apr. 1833. Op 3 aug. 1754 wordt te Amsterdam geboren Elisabeth dochter van Albert Sanders en ..... (Ik denk echter dat dit niet de juiste Elisabeth is. Bij haar overlijden in 1833 is zij 81 jaar. Dit houdt in dat zij in 1752 geboren moet zijn. Bovendien heet haar vader Jan!) Uit dit huwelijk 1 kind: 1.
Maria Catharina van HAAFF [248], ged. RK te Amsterdam op zaterdag 17 aug. 1782 in de kerk "Het Haantje" (Get.: Jan Sanders en Anna Maria van Haaff), naaister, ovl. (37 jaar oud) te Amsterdam op zaterdag 15 jan 1820, begr. te Amsterdam op dinsdag 18 jan 1820, otr. [64] te Amsterdam op vrijdag 29 jul 1803, tr. (resp. 21 en 25 jaar oud) (W) te Amsterdam op zondag 21 aug 1803 (Get.: Maria Simmer en Elisabeth Sanders. Resp. moeders van bruid en bruidegom). Gerardus woont aan de St. Olofspoort nr.6 aan 't eind van de Leidijk en Maria op de Astenburgerwal bij de Verkorte Stormsteeg), kerk.huw. (RK) met Gerardus DANKBAAR [249], zn. van Lambertus DANKBAAR [1428] en Anna Maria SIMMERS [1429] (huisvrouw) (relatie 437), ged. te Amsterdam op maandag 8 dec 1777 In RK-kerk Het Hart, (getuigen: Gerrit Dankbaar en Severine Jacobs), schrijver, ovl. (48 jaar oud) te Amsterdam op vrijdag 30 dec 1825. Wordt 31 december aangegeven. Is om 18.00 uur op 47-jarige leeftijd in het Wenkhuis overleden als weduwnaar van M.C. van Haaff. Ze overleed op 36 jarige leeftijd om 19.00 uur in het Buiten Gasthuis. Zie Schepenb. Arch. van de stad Megen 005.02.96 (d.d. 19.03.1804). Uit dit huwelijk 1 kind: 1. Elizabeth Maria Dankbaar [1427], ged. RK te Amsterdam in de kerk Het Haantje op woensdag 6 apr. 1808, (getuigen: Johannes en Elisabeth Sanders), overleden (60 jaar oud) te Amsterdam op donderdag 25 mrt. 1869.
Op 1 juli 1769 overlijdt de vader van Michael; Petrus van Haaff te Schaijk. Op 3 mei 1781 "Compareerden voor de ambtenaar van den Burgerlijken Stand te Amsterdam, Michiel van Haaff van Meegen, rooms, oud 28 jaar, schuijtemaker, ouders dood, geadsisteerd met Casper Brassert; Elisabeth Sanders van Amsterdam, rooms, oud 26 iaer, [.iglers ....] geadsisteerd met haar vader Jan Sanders, versoekende hare drie sondagse uijtroepingen, omme naar deselve, de voors. trouwe te solemniseren, en in alles te voltrekken, so verre daar anders gene wettige verhinderinge voor en valle. En naar dien sy by waerheyd verklaaren, dat sy vrye persoonen waren en malkanderen in bloede niet en bestonden, waardoor een Christelyk huwelyk mochte verhindert worden, syn hun hare geboden verwilliget". Akte is getekend door Michael van Haaff en Elisabeth Sanders. 1782 Op 8 jan. wordt Michiel van Haaff ingeschreven als poorter van Amsterdam "koomende van Meegen". Gehuwd met Elisabeth Sanders, dochter van Jan Sanders, schoenmaker. In 1783 kopen Jan Sanders en Michael van Haaff samen een huis en erf aan de Lindeboomsgang bij de Prinsengracht zuidzijde. Op 12 dec. 1784 vertrekt Michael vreemd genoeg vanuit Amsterdam met het VOC-schip de “Parel” (schip van de kamer Zeeland) naar Batavia. Aan boord zijn 250 mannen en hij staat als “soldaat” te boek. Kapitein is Cornelis in’t Anker. Op 24 sept. 1785 komt dit schip in Batavia aan. Er werd dus ¾ jaar gevaren voor ze in Batavia waren. De Parel werd in 1778 in Amsterdam gebouwd. Michael monstert op 29 juni 1784 aan en is dus een van de eerste bemanningsleden.
5-31
1793 (31 aug.) wordt door de VOC genoemd als einde van de verbintenis (hij heeft dus voor 10 jaar getekend (1783-1793) De plaats die als einde verbintenis wordt genoemd is Kaap de Goede Hoop. In het soldijboek wordt elk jaar zijn gage bijgeschreven. De vraag is: komt hij terug naar Nederland? Tien jaar lang heeft hij een verbintenis met de VOC, maar dit is het enige schip en de enige reis waarbij hij genoemd wordt. Is hij daarna weer aan de wal gaan werken? Maar uiteindelijk overlijdt hij tussen 28 jan. 1818 en 16 maart 1819 toch in Kaap de Goede Hoop. Hij is dus toch weer gaan varen. De website van de VOC geeft de schepen en opvarenden tot 1794 (!), daar zit Michiel echter niet meer bij!
In onderstaand testament van zijn heeroom Joannes Henricus van Haaff, pastoor te Schaijk, komen we Michiel weer tegen. 1798 (27 jan.) " Compareerde voor ons onderges. Scheepenen van Schaijk, dingbank van Herpen, Land van Ravensteijn den Hoog Eerw. Heer G.Tiebosch, Pastor in Reek en Landdeeken van 't district Ravensteijn en Meegen, welke verklaerde dat hij bij testamentaire dispositie door de Heer J.H. van Haaf, Pastor in Schaijk, voor den notaris H. de Groot en getuijgen de 6 December 1795, gesolemniseerd en door't afsterven van denselfden Testateur Geconformeerd, sijnde ingesteld ende Benoemd tot eenige universeele en algeheelen Erfgenaem in alle soo Gereede als ongereede Haaffelijke en Meubilaire goederen, obligatien, en Renten, actien en crediten, niets uijtgesondert, waer die mogte Geleegen ofte vinden zijn,
5-32 die gesegde Testateur met de dood zoude koomen te ontruijmen ende agterlaeten, onder uijtbetaling van de Legaeten bij't Testament voornoemd Gespecificeert ende verdere uijtbetaelinge aan hem Comparant Weegens mondelings Begeerte bekent en aan hem Comparant bekend sijnde de Begeerte en Willens Meening Welke aen hem Comparant Gemelde Pastor van Haaf mondelings heeft meedegedeelt dat desselfs Nalaetenschap en naertelaetene Goederen aen en tot onderstand van den armen tot Schaijk zouden worden gedeeld en Geamploieerd, en hij Comparant den uijterste Wille in alles Getrouwelijk tot hier Gevolgd ende Naergekoomen Hebbende, dogthans Weegens zijne ouderdom ende andere letzels hem seere lastig en Haast ondoenlijk om in Persoon en verdere administratie de Naerlaetenschap voornoemd ende de aenwendinge van de Revenuen waerteneemen ende gaede te slaen, Hij Comparant tot zijne ontlastinge en geheele voldoeninge van den uijterste Wille door den Testateur aan hem mondeling heeft Gecommuniceerd. Soo Comparant verklaard alles te verstaen, overeenkoomstig met door idem gemaakte en hierdoor gemaakt wordende schikkinge en bepaelinge heeft Goedgevonden, om de geheele Naerlaetenschap .... te geeven, in volle eijgendom optedraagen ende Transporteeren, sulks doende bij deeze aen en ten Behoeve van de armen en Arme Tafel van Schaijk Bes.... de Gemelde Naerlaetenschap in de naervolgende stukken: No. 1 de volgende obligatien tot laste van Joanna Lamert Versteegen in Cap.l f 50,2e idem van Peeter van Uden en Hendrijn Linders f 400,3e Ten lasten van Gerit Rutten, Capitaal f 75,4e Ten lasten van Joannus Jacobs ,, f 75,5e Ten lasten van Hendrik Derks ,, f 100,6e Ten lasten van Jacob Joannis van der Sande Cap. f 100,7e Ten lasten van Arie Hermens Capitaal f 50,8e Ten lasten van Joes van den Berk Capitaal f 400,9e Ten lasten van Jan Francis Schuts ,, f 250,10e Ten lasten van Wouter Jan Loeffen ,, f 50,11e Ten lasten van Michiel van Haaf ,, f 400,12e Ten lasten van Lamert Jan Laamert Versteegen f 325,13e Ten lasten van Geert Versteegen Capitaal f 100,14e Ten lasten van Hendrik Jan Gabriels ,, f 100,15e Ten lasten van G.van Haaf, Pastor in Meegen f 400,16e Ten lasten van Tony Hoffmans Capitaal f 100,17e Ten lasten van Jenneke wed. Martinus Lamers f 100,18e Ten lasten van Leonard Kokken Capitaal f 250,19e Ten lasten van Jan Claesen ,, f 100,20e Ten lasten van Lamert van Berkel ,, f 200,21e Ten lasten van Martinus Lamers ,, f 200,22e Ten lasten van Hendrik Jan Derks ,, f 100,23e Ten lasten van Claes Cristiaan Kersten f 150,24e Ten lasten van Symon Adr.z. Wellens Capitaal f 87,25e Ten lasten van Wilm van Hoogstraaten ,, f 325,26e Ten lasten van Hendrik Derks van der Heijden f 200,27e Ten lasten van Mathijs Princen Capitaal f 168,28e Ten lasten van Geradus Kuijpers ,, f 190,29e Ten lasten van IJsebrand Coenen ,, f 70,30e Ten lasten van Dorus Jan van Mun ,, f 165,31e Ten lasten van Wilbert van Berkel ,, f 200,32e Ten lasten van Peer van den Hoegen Capitaal f 150,33e Ten lasten van Wilm Jan Lamers ,, f 100,ten lasten van Hendt Jan Derks Verhoeven f 100,34e Staende een huis en hof te Herpen in de Cingel van Hendricus Hoefnagels hercomende f 500,35e Nog te ontfangen door hem verkogte goederen, penningen en zilver Horologie
5-33 36e Den Hof Geleegen op Gaal, Gelijk denselfden door den Testateur vermeld, volgens vest sijnde is aengekogt in sijne Paelen, zoo groot hij ook daer .... en moet onbegreepen mogte Geleegen sijn, echter onder deese Conditien, dat de helfte van de jaarlijkse inkomsten sullen worden uijtgedeeld aen den armen van Schaijk, te weeten de eene Helft door de tijdelijke armmeester aldaer, en de andere helfte door den tijdelijke Pastor der Selfde Gemeente, wordende Speciaal de uijtdeelinge de Revenuen Gerecomandeerd de Bloedvrinde van den overleeden Pastor van Schaijk, Welke daarom mogte benoedigt zijn, Versoekende verders den Comparant, dat terwijl hij alle zijne moeite ende arbeid tot administratie der voorn. Naerlaetenschap Gratis heeft Gedaan mits deese te Recomandeeren den armen van Reek: Verklaerende verders de Heer Comparant op den Eijgendom der voorschreevene goederen te Renuntieeren en daervan ten Faveure van den armen voors. Bijstand te doen, sonder eenig Regt meerder daerop te Behouden, Willende en begeerende dat deels zijne donatie haere volle Effect zal Genieten, schoen ook haer .igen.. Eenige Solemniteijten mogte ontbreeken, versoekende daer op't uyterste benefici Regtens, Aldus gedaen en door den Comparant en ons Scheepenen onderteekent Binnen Schaijk 27 januarij 1798. G. Tibosch, pastor in Reek, Landdeken Joannes Peter Spanjers en Cornelius Olimeulen; schepenen". dinsdag 18 jan. 1820. 1818 (29 jan.) Akte nr. 4."Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris en residerende te Herpen, ... enz. was tegenwoordig den Eerw. Heer Gerardus van Haeff Roomsch Catholijk priester en Pastor te Megen, kanton Ravestein voornoemd, zo uit eigen hoofde als zich mede fort en sterk makende voor zijnen broeder en zuster Michiel en Anna Maria van Haaff, denwelke verklaarde onder vrijwaring van alle commernissen bij deze tegenwoordige acte af te staan en over te dragen aan de Pastorij van Megen om daardoor in vrijen eigendom bezeten te worden een obligatie groot een honderd en vijftig guldens staande ten name Galenus Hopman en ten lasten der stad 's Hertogenbosch, Hoofdplaats der Provincie Noord-Braband, gesproten uit de negotiatie van eersten maart 1797, verschenen jaarlijks ultimo december en rentende vijf procent jaarlijks. Zijnde de transportanten van voormelde obligatie eigenaars geworden door erffenis van Mejuffrouw Maria Schasebach, weduwe Jacobus van Haaff, die dezelve is aangekomen van voormelde Galenus Hopman, blijkens transport daarvan op den 14e junij 1798 voor de notaris Bolsius te 's Hertogenbosch gepasseerd. Tot executie dezes verkiest den transportant domicilicum ten zijne voormelde woonhuize. Gedaan en gepasseert te Megen ten woonhuize van de transportant op heden den 29e jan. 1818". 1819 (16 mrt.) "Voor mij Gerardus van der Heijden, openbaar notaris residerende te Megen, Kanton Ravenstein, district 's Hertogenbosch, provincie Noord-Braband, indirect onder het District Nijmegen, provincie Gelderland gehorende, compareerde den Eerwaarden Heer Gerardus van Haaff, Roomsch Catholijk priester en Pastor woonachtig te Megen. Welke, als daar toe door zijne geestelijke overigheid blijkens aan mij notaris vertoonde brief, geautoriseerd zijnde, in tegenwoordigheid der getuigen nagenoemd, zijn testament aan mij notaris heeft opgegeven, hebbende ik hetzelve geschreven, zo als mij door hem is voorgezegd. De eerste negen punten hebben op andere zaken betrekking en wordt Michiel niet genoemd. Ten tienden blijven dus de voornoemde mobilaire goederen die wij gezamentlijk uit de boedel van wed. J. van Haaff hebben aangeërfd, na mijne dood te verdelen in twee egale portien tusschen mijne zuster Anna Maria van Haaff en de respective familie van mijn broer zaliger Michiel van Haaff Mr.Timmerman, gewoond hebbende te Amsterdam en aan de Kaap de
5-34 Goede Hoop overleden. Aldus gedaan en gepasseerd te Megen ten huize van den testateur op heden den zestienden maart 1819 in tegenwoordigheid van de Heer Guillaume Timmermans, instetuteur wonende te Ravenstein, Hendrik Donkers schoenmaker, Jan Voet kleermaker en Jan van Zwam, particulier, alle wonende te Megen, als getuigen ten deze expresselijk verzogt, die deze onder mij notaris berustende blijvende minuut met den testateur en mij notaris hebben geteekend". Uit bovenstaande kunnen we opmaken dat Michiel ergens tussen 28 jan. 1818 en 16 maart 1819 moet zijn overleden. Op 2 april 1833 overlijdt zijn vrouw Elisabeth Sanders te Megen, in de ouderdom van 81 jaar. De Parel
Dit
schip was in gebruik bij de VOC vanaf 1778 tot na 1785. Het was gebouwd voor de Kamer van Amsterdam op de werf van Amsterdam. De lengte was 150 voet en het laadvermogen: 1150 ton Ze vertrok op 18.11.1779 vanuit Texel via Batavia met als reisdoel Canton waar het op 5 juli van het erop volgende jaar aankwam. Schipper was Dirk Cornelisz. Plokker. Van 4 april tot 30 april was de Parel in Kaap de Goede Hoop om voorraden en water in te slaan. Na aankomst van haar eerste reis te Batavia, op 5 juli 1780, gaat de 'Parel' door naar China. In 1780 loopt de 'Paerl' Canton binnen en op 15 januari 1781 vertrekt zij weer uit Canton. Op de thuisreis in 1781 (21 juli) wordt het schip echter door de Engelsen (zie 'Middelburgh') veroverd in de Saldanha-Baai tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) en waarschijnlijk terugverkocht aan Nederland. Want op 12 dec. 1784 gaat haar tweede reis naar de Oost. Ze vertrok vanuit Rammekens en arriveerde op 27 mei in Kaap de Goede Hoop. De schoener verloor tijdens een hevige storm haar voorste mast en boegspriet. Daarom lag het schip van 30 jan. tot 30 mrt. 1785 voor reparatie in S. Tiago.
5-35
Twee masten werden geleverd door de “Phoenix”, een Nederlands oorlogsschip, die het eiland van 3 tot 7 februari 1785 aandeed. Op 25 juli vertrok “de Parel” van de Kaap om vervolgens op 24 sept. 1785 in Batavia aan te komen. De Vierde Engels-Nederlandse oorlog (1780-1784)
Orangisten,
die stadhouder Willem V meer macht wilden geven, stonden tegenover patriotten die, onder invloed van de Franse ideeën van de Verlichting en de Amerikaanse Revolutie, een meer democratisch regeringssysteem wilden. Het land bevond zich in een diepe economische crisis. Toen Nederland na Frankrijk het tweede land was dat de Verenigde Staten erkende, verklaarden de Britten de Republiek der Verenigde Nederlanden de oorlog. Deze 4e Engelse oorlog (1780-1784) was een grote klap voor de handel en nijverheid. Na langgerekte onderhandelingen werd op 20 mei 1784 te Parijs de vrede gesloten. De Republiek stond Negapatnam af en gedoogde de vrije vaart. In 1786 en 1787 escaleerden de problemen. Patriotten die ijverden voor het herstel van het aanzien dat de Republiek in de zeventiende eeuw gekend had, richtten overal exercitiegenootschappen op. Tussen 1783 en 1787 wisten deze gewapende burgers in een aantal steden en gewesten de macht over de nemen. Zozeer zelfs dat in 1785 stadhouder Willem V zich genoodzaakt zag uit te wijken naar Nijmegen. Nadat de zwager van Willem V, de koning van Pruisen, een leger van 26.000 man naar de Republiek stuurde, werd de macht van de stadhouder hersteld. Maar de rust was slechts tijdelijk teruggekeerd. Patriotten bleven doorgaan met hun activiteiten ook al deden ze dat nu vooral in geheime genootschappen, of als banneling in Noord-Frankrijk. Bovendien brak in 1789 de Franse Revolutie uit, en de Fransen waren stellig van plan de Revolutie te delen met de rest van Europa. Eind december 1794, trokken de Franse troepen van generaal Pichegru over de bevroren rivieren de Republiek binnen. Nu zagen de patriotten hun kans schoon: de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. Stadhouder Willem V koos eieren voor zijn geld en ging in ballingschap. Na zijn vertrek gelastte hij alle overzeese gebieden zich over te geven aan de Engelsen, die inmiddels de jonge Bataafse Republiek de oorlog verklaard hadden. De Britten veroveren de Kaap in 1795. Maar tijdens de Vrede van Amiens (1803) krijgt Nederland de Kaap weer terug. Tal van gebieden werden door Engelse troepen onder de voet gelopen. Een groot deel van de Nederlandse koloniale macht eindigde hiermee. Guyana en Ceylon kwamen nooit meer in Nederlandse handen. In 1798 zorgt de Franse revolutie, die een schok door Europa laat gaan: voor nieuwe ideeën, nieuwe verhoudingen. De Kaapkolonie werd wel even teruggegeven, maar zou in 1806 voorgoed door de Britten bezet worden. Verschillende staatsgrepen volgden, in 1798, 1801 en 1805, waarbij verschillende groepen Bataven (zoals de patriotten zich inmiddels noemden) afwisselend aan de macht waren. De laatste 'Bataafse' machthebber was Rutger Jan Schimmelpenninck. De Bataafse Revolutie eindigt definitief in 1806 met de stichting van het Koninkrijk Holland onder leiding van Lodewijk Napoleon.