EEN KRATER DIE ALLEEN SAMEN TE DICHTEN VALT 44
I
2015
“WIJ-DENKEN VAN HET MIDDENVELD IS CRUCIAAL” JE KON HET AFGELOPEN JAAR GEEN KRANT OPENSLAAN OF DE PANIEK OM DE VELE MOSLIMJONGEREN DIE VANUIT BELGIË VERTREKKEN NAAR HET KALIFAAT VAN ISLAMITISCHE STAAT (IS) SLOEG JE IN HET GEZICHT. HET WAS ALLE HENS AAN DEK. MAAR HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK WAS ALS SECTOR NIET UITGENODIGD OP HET DRUKKE OVERLEG. NOCHTANS IS DE EXPERTISE VAN DEZE SECTOR OP HET VLAK VAN EMANCIPATIE EN GEMEENSCHAPSVORMING ERG RELEVANT EN BRUIKBAAR VOOR DIT COMPLEXE PROBLEEM. LOKAAL ZIJN ER WEL BESTUREN DIE DE WAARDE VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL WERK ERKENNEN EN ER DANKBAAR GEBRUIK VAN MAKEN.
AANTAL JONGEREN DAT NAAR SYRIË GING: 28. TERUGGEKEERD: 8. OVERLEDEN: 5. MAAR VOORAL, AANTAL DAT SINDS JUNI 2014 VERTROK: 0. VILVOORDE MAAKT MET HAAR DERADICALISERINGSAANPAK TOT IN HET WITTE HUIS OPGANG. NAAST HANS BONTE IS JESSIKA SOORS EINDVERANTWOORDELIJKE VOOR HET BELEID VAN DE STAD.
Vilvoorde is een kleine stad. Op 42.000 inwoners hadden we 28 vertrekkers. Elk van die 28 heeft ouders, broers en zussen, vrienden en klasgenoten, leerkrachten. Dat slaat een krater die we weer moeten dichten. Maar door het trauma van die vertrekkende jongeren, de ene na de andere, waren mensen als verlamd. Ze gingen aan hun eigen expertise twijfelen. We willen voorkomen dat jongeren vertrekken door gemeenschappen te versterken. Niet alleen geloofsgemeenschappen, maar ook het middenveld. We spreken bestaande structuren aan vanuit hun expertise en helpen ze na te denken over hun rol. Elke speler heeft zijn eigen expertise en netwerk en draagt dat verder uit. Diezelfde mensen kunnen we dan ook betrekken wanneer er gerichte, individuele interventies nodig zijn. We werken met verschillende doelgroepen. Scholen, in eerste instantie. We doen informatiesessies voor directies van middelbare scholen om het probleem
I
2015 45
te schetsen, te tonen wat we voor hen kunnen doen en te luisteren naar vragen. Met een organisatie als Motief gaven we leerkrachten een aantal handvaten, zodat ze beter voorbereid zijn op bepaalde situaties in de klas en signalen kunnen herkennen. We hebben vormingen voor onze politie. We voeren de dialoog met de moskee. Doorheen al die contacten is er één rode draad: vertrouwen. Vertrouwen opbouwen in hun eigen kunnen, in de stad, in de politie, tussen de verschillende partners. We doen dat door duidelijk te communiceren over ons beleid, door duidelijk te zeggen waarvoor de partners op ons kunnen rekenen, hoe wij met hen kunnen samenwerken, hoe ze onderling kunnen samenwerken. Het is voortdurend zoeken naar een evenwicht, ook al omdat het veiligheidsaspect er als een wolk bovenhangt. Dat maakt bepaalde vormen van samenwerking erg broos. Maar vanuit al die contacten komt een dialoog op gang die ook op andere vlakken kan doorwerken. Zo is een vergadering met enkele jongeren van de moskee uitgegroeid tot overlegmomenten tussen jongeren en politie, onder andere over de frustraties van jongeren over identiteitscontroles. We hebben met de stad nadrukkelijk dit wij-verhaal willen creëren. Het beleidsplan voor deradicalisering heet ‘Integraal plan voor warmte en veiligheid’. Dat zijn voor ons de twee benen waarop ons beleid is gestoeld. We willen een beleid waarin iedereen een plaats kan krijgen en iedereen zich betrokken voelt. Daarin is het middenveld cruciaal, omdat wij-denken daar gebeurt. Radicalisering, op een individueel niveau, gaat bijna altijd gepaard met een vorm van isolement, een proces waarin mensen uitgesloten worden of zichzelf gaan uitsluiten en zo vervreemden van de rest van de samenleving. De enige manier om dat tegen te gaan is het omgekeerde te bewerkstelligen en daarvoor hebben we absoluut het middenveld nodig. Wij proberen dat te ondersteunen. De stad is als een regisseur. We proberen de juiste actoren te identificeren en te betrekken en met elkaar te verbinden. Als we een acuut signaal van radicalisering krijgen, dan brengen we de juiste partners samen rond de tafel, zodat zij met elkaar kunnen afstemmen 46
I
2015
en er een gedragen plan van aanpak komt. Dat zijn onze maandelijkse partnertafels, met relevante figuren uit de hulpverlening, het middenveld, de lokale politie en andere sleutelfiguren. Ook voor preventie hebben we een skelet van een structuur die we meer willen inbedden. Maar door de aard van deze problematiek moeten we toch vooral ook flexibel en vraaggestuurd zijn. De partners veranderen in functie van de behoeften. Het is maatwerk. Wij proberen het netwerk zo sluitend mogelijk te maken, zodat er zo weinig mogelijk jongeren tussenuit vallen. De laatste poging tot vertrekken dateert van juni vorig jaar. Maar er zijn nog altijd problemen en gebeurtenissen zoals de aanslagen op Charlie Hebdo of de arrestaties in Verviers. Ze zijn als steekvlammen en dan moeten we die capaciteit mobiliseren. Ik zou vanuit de stad de partners op zulke momenten nog sneller en gerichter willen kunnen ondersteunen. Maar we botsen daar op de grenzen van onze mogelijkheden, waardoor we bepaalde expertise onvoldoende kunnen benutten. Dat geldt ook voor de partners in het middenveld en in de hulpverlening. Ook zij zitten aan hun maximum. De bereidwilligheid is zeer groot, maar op dit moment wordt vaak gesnoeid net op die domeinen waar wij meer willen op inzetten. Wij krijgen dat lokaal niet uitgeklaard, daar moet een signaal van bovenaf komen.
stad is als een regisseur. “ De We proberen de juiste actoren te identificeren en te betrekken en met elkaar te verbinden
”
“MET KENNIS OVER DE ISLAM KOM JE GEEN STAP VERDER” Deze vorming leverde interessante sleutels op voor Identiteit Gezocht. Rationele argumenten, goochelen met feiten en cijfers, het heeft allemaal geen zin. Mensen moeten eerst door een emotionele laag heen, voor ze nieuwe beelden kunnen opbouwen. En dat proces moeten ze zelf doormaken. In een geseculariseerde samenleving begrijpen veel mensen ook niet wat geloofsbeleving is, wat ze voor mensen betekent en hoe ze verschilt van mens tot mens. Er is bij eerstelijnswerkers meer bewustzijn nodig over hoe zij zich zelf verhouden tot levensbeschouwing. Ook wie niet gelovig is, heeft ‘heilige huisjes’. Door eerstelijnswerkers te laten onderzoeken welke hun normen en waarden zijn, wat hen raakt, welke doelen zij nastreven, wapenen we hen voor dat gesprek. VILVOORDE KWAM IN DE ZOEKTOCHT NAAR EEN AANPAK VOOR DE SYRIËGANGERS ONDER ANDERE UIT BIJ MOTIEF. ELKE VANDEPERRE GEEFT VOOR DEZE VORMINGSINSTELLING DE TRAINING ‘IDENTITEIT GEZOCHT’ OM LEERKRACHTEN, JEUGDWERKERS EN HULPVERLENERS TE VORMEN ROND IDENTITEITSONTWIKKELING BIJ MOSLIMJONGEREN.
De eerste vragen over radicalisering, een jaar of drie geleden, kwamen uit het jeugdwerk en de hulpverlening. Ze liepen vast in het werken met moslimjongeren. Sommigen durfden niets meer te doen, anderen gingen net te snel aan de alarmbel hangen, ook bij normale processen die bij de puberteit horen. Zij hadden het gevoel dat ze de kennis misten om deze jongeren op de juiste manier te benaderen. Ze gingen te snel culturaliseren en zagen nog slechts één deelidentiteit – die van moslim. Wij hadden de jaren daarvoor een aanpak uitgewerkt op basis van experimenteergroepen, waar we gewoon luisterden naar heel diverse groepjes mensen en hun associaties rond islam en moslims, zonder te sturen, te oordelen of veroordelen. We merkten hoe moslims een trigger bleken te zijn voor veel blanke middenklassers, voor hun angst, voor het gevoel niet te weten waar ze zelf voor staan. Maar we zagen ook hoe ze na een paar keren hun felle uitspraken zelf begonnen te corrigeren.
Het grootste verschil met andere aanbieders over radicalisering is dus dat wij niet de nadruk leggen op kennis, maar op bewustzijn en houding. Nochtans is bij cursisten een grote vraag naar kennis. ‘Geef ons achtergrond bij de islam, vertel ons welke profielen vertrekkers hebben en dan zullen we wel tijdig aan de alarmbel kunnen trekken.’ Terwijl je met alle mogelijke kennis over de islam geen stap verder zult zijn. Dan ga je vastlopen. Gevaarlijker nog, je gaat denken dat je weet wat het probleem is, terwijl dat niet zo is. Onze aanpak is confronterend en er komt soms veel weerstand naar boven waarmee je aan de slag moet. Het staat bovendien haaks op wat een werkgever wil: die wil zijn medewerkers bijscholen met een workshop van drie uur en opgelost. Maar als een organisatie één stap vooruit wil komen, dan zijn er minstens drie dagen nodig. Als ze daar niet aan wil beginnen, dan zijn wij niet de partner die ze nodig hebben. Ik ben zelf geschrokken van de impact die het vertrek van een jongere heeft op hulpverleners en leerkrachten. Neem nu Vilvoorde, waar hulpverleners, jeugdwerkers en leerkrachten het gevoel kregen dat ze iets verkeerds deden. Ze voelden zich schuldig. Ze hadden die jongere zien veranderen en wisten niet wat er aan de hand was. Of ze hadden niets zien veranderen. Dat creëert onzekerheid, een gevoel dat er op elk moment nog tien kunnen vertrekken zonder dat zij het gezien hebben.
I
2015 47
“BELEIDSMAKERS, LUISTER NAAR HET TERREIN!” Vilvoorde is bij Motief uitgekomen, daarna heeft Binnenlands Bestuur daar op ingespeeld. De behoefte is inderdaad zeer groot. Maar wij zijn maar met zijn drieën en we kunnen de expertise die we de voorbije tien jaar hebben opgebouwd niet klonen. Vilvoorde was de eerste in de reeks steden waar we de vorming gedaan hebben. Elke keer sturen we bij, want het is een vorming op maat, in functie van de vragen en ervaringen van deelnemers. Maar bij deze professionals komt de ontnuchtering altijd wanneer ze beseffen dat het niet opgelost zal zijn na die drie dagen, dat die complexiteit eigen is aan een diverse samenleving. Dat is overweldigend. Vergelijk het met de zelfdodingscijfers, die in Vlaanderen heel hoog liggen voor jongeren. Ook daar merk je niet altijd wat deze jongeren bezighoudt. Het heeft geen zin om je individueel schuldig te voelen. Je moet dat in een ruimer kader aanpakken. Dat is ook bij radicalisering de boodschap die we willen geven. Als je jongeren geen thuis biedt, als je ruimte laat voor pestgedrag of voor discriminatie, dan creëer je plekken waar jongeren uitvallen. Door uit het leven te stappen of door naar Syrië te trekken. Maar de rode draad is dat ze geen toekomst zien voor zichzelf. Daar ben je als samenleving verantwoordelijk voor. Schuldgevoel heeft geen zin, maar je moet wel een plan van aanpak uitwerken en dus jezelf kritisch onder de loep durven te nemen. Inzicht verwerven in maatschappelijke structuren is voor ons, naast psychologisch bewustzijn, dus een belangrijke sleutel. Zo benadruk je in plaats van individuele schuld een individuele en een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zonder medestanders krijgen we dat niet opgelost. We worden allemaal met dezelfde vragen geconfronteerd, als we nu eens samenwerken en elkaar ondersteunen en ons er samen rond organiseren, dan kan het denken beginnen te veranderen, langzaam. Het middenveld heeft een cruciale rol om samen die strijd te voeren. Wie gaat het anders doen?
MET WAARDERING KIJKT RACHIDA RIAHI VAN INAYA, EEN VERENIGING VOOR VROUWEN EN JONGEREN IN SINT-GILLIS, NAAR DE AANPAK VAN HANS BONTE IN VILVOORDE. ZE VINDT ER VEEL VAN WAT ONTBREEKT IN DE FORSE VERKLARINGEN VAN FEDERALE MINISTERS: DIALOOG EN RESPECT VOOR DE EXPERTISE VAN TERREINWERKERS.
Inaya is aangesloten bij FMDO, de Federatie van Marokkaanse en Mondiale Democratische Organisaties. We werken met vrouwen, adolescenten en kinderen rond emancipatie, rond het vinden van een plek in het gezin, in de samenleving en in een eigen netwerk. We organiseren workshops. We hebben vakantiekampen en sportieve activiteiten, we geven mensen de kans om kennis te maken met de instellingen van dit land. Met adolescenten doen we theaterworkshops, we werken rond intergenerationele ontmoetingen, coaching bij spijbelen of ondersteunen hen bij hun studie. Vier jaar geleden werden we ons ervan bewust dat er jongeren waren die vertrokken naar oorlogen die niet de hunne zijn. Hoe proberen we daar een antwoord op te bieden? In de eerste plaats door te informeren. We organiseren debatten en seminaries om jongeren uit te leggen wat de islam eigenlijk bedoelt met de jihad die zij gebruiken om een vertrek te rechtvaardigen.
48
I
2015
Jihad betekent niet ‘heilige oorlog’. Het is een woord dat strijd betekent, inspanning. De authentieke strijd, op individueel vlak en op het vlak van de samenleving. De sociale, economische, politieke en spirituele strijd tegen onrechtvaardigheid en onderdrukking. Jihad betekent dus niet oorlog, hoewel het soms die vorm kan aannemen. We praten daar met hen over, we informeren hen, we zetten hen op weg naar boeken die hen kunnen helpen. We nodigen moeders uit van jongeren uit Molenbeek of Schaarbeek die vertrokken zijn, en laten hen vertellen over hoe het die jongens en meisjes nu vergaat ginds, hoe schril de realiteit afsteekt tegen de propaganda die de rekruteerders gebruiken om jongeren te ronselen. Jongeren bieden we vooral ook een veilige plek waar ze zich vrij kunnen uiten, waar ze kunnen zeggen wat ze denken, en waar ze dat in vertrouwen kunnen doen. Jongeren lopen verloren, ze hebben er genoeg van, van de miskenning en de desinformatie en de negatieve beeldvorming over de islam. Verschillende jongeren hebben ons verteld hoe ze na de aanslag in Parijs door hun leerkracht gedwongen werden om zich Charlie te noemen. Uiteraard veroordelen ze de aanslag, maar moeten ze zich daarom vereenzelvigen met een blad dat in hun ogen de profeet beledigd? Ze mogen niet zeggen wat ze denken op school. Ze vrezen gestraft te worden als ze dat toch doen. Jongeren hebben het gevoel dat ze hier niets meer te zoeken hebben. Er is geen werk voor hen, ze zien hun ouders zich dubbel plooien om rond te komen. Er opent zich een bres in sommige jongeren, en de rekruteerders springen er in. Ze spiegelen deze jongeren een toekomst voor in het kalifaat, met een auto en een huis, en de jongeren tuinen er in. Leerkrachten weten niet waar ze het hebben. Ze hadden dit nooit zien aankomen. Ze hebben de middelen en de instrumenten niet om hier adequaat op in te spelen. Ze kunnen jongeren niet van antwoord dienen. Er moeten rond hen netwerken worden opgezet van organisaties en mensen die hen daarin kunnen ondersteunen.
De verenigingen staan dichtbij mensen. Met Inaya genieten wij het vertrouwen omdat mensen weten waar we voor staan en wat we voor hen doen. Ze hebben gezien hoe we ijveren voor sociale cohesie, voor samenleven, voor de banden tussen verschillende gemeenschappen. Wat wij doen, dat is ook de geest waarin Hans Bonte werkt, die van dialoog en van debat. Dat staat haaks op de federale aanpak om identiteitskaarten in te trekken en jongeren de nationaliteit te ontnemen zodat ze niet kunnen terugkeren. Bonte gaat naar de gezinnen en praat met hen. Jongeren zien dat Vilvoorde het anders doet. Het resultaat: er is al een jaar niemand meer vertrokken. Ondertussen nemen andere politici beslissingen zonder overleg met de mensen van het terrein, met de verenigingen. Ze geven ons niet de middelen en de instrumenten bijvoorbeeld voor vormingsprojecten of anti-spijbelinitiatieven, dingen die jongeren kunnen weglokken van die gevaarlijke plek waar rekruteerders hen vinden. De oplossingen liggen op het terrein. Parlementairen, ministers, luister naar wat wij te zeggen hebben!
bieden we vooral “ Jongeren ook een veilige plek waar
ze in vertrouwen kunnen zeggen wat ze denken. Op school vrezen ze gestraft te worden als ze dat doen
”
Vragen of reacties?
[email protected]
I
2015 49