40 jaar De meidenbus is er. En hij is roze! Van garagebox tot metrostation werkplekken van de veldwerker in beeld Teamleider Piet de Groot over 25 jaar drugshulpverlening
‘Je kunt altijd het roer omgooien’
Voorwoord voorzitter Huib de Vet In het jaar dat Streetcornerwork 40 jaar bestaat, bereik ik de pensioengerechtigde leeftijd. Terugkijken op 40 jaar Streetcornerwork is in feite ook omzien naar mijn eigen loopbaan en ontwikkeling. En parallellen zien. Als student in de jaren zestig was ik een van de oprichters van de Stichting Release, een instelling voor alternatieve hulpverlening. We zetten ons onder andere in voor weggelopen jongeren. Het waren de jaren van protest en sociaal activisme; we hielpen iedereen en wilden principieel niet worden betaald. Samenwerken met de overheid was uit den boze, laat staan het ontvangen van subsidie. Aandacht vragen voor de positie van jongeren, daar ging het ons allemaal om. Vóór softdruggebruik of goede huisvesting, met het grootste gemak gingen we voor van alles de barricades op. Daarna kwam ik in het welzijnswerk voor migranten terecht en een paar jaar later liep ik in Zuidoost voormalig directeur Ide Kelderman tegen het lijf. Dat klikte. Daarna verloren wij elkaar weer een tijd uit het oog.
Inhoudsopgave
Het sociaal activisme is bij Streetcornerwork gelukkig nooit weggegaan. De samenwerking met onze subsidiegevers is goed, maar we nemen wel de vrijheid om onze mening te ventileren als dat nodig is. We trekken aan de bel als beleid jongeren dupeert of als er gaten vallen. Onze veldwerkers voelen zich nog steeds pleitbezorger van een groep die niet voor zichzelf op kan komen. Streetcornerwork is ook nog steeds een betrekkelijk informele organisatie, met een hang naar vrijheid die deels ook inherent is aan het veldwerk. Door de jaren heen is de organisatie wel flink geprofessionaliseerd, en in het bestuur werken we volgens de richtlijnen zoals die in de sector gebruikelijk zijn. Veertig jaar Streetcornerwork betekent veertig jaar lang een unieke aanpak, onafhankelijkheid en waar nodig dwarsliggen. Een houding waar ik mij nog altijd graag mee identificeer.
Je bent jong en je wilt wat Jongerenproblemen in historisch perspectief
4
‘Er was een nieuwe aanpak nodig’ Twee oud-directeuren aan het woord
8
‘Ik wil laten zien dat er een uitweg is’ Veldwerkster Willy Ringringoeloe was zelf jarenlang verslaafd
10
Klaar voor een nieuwe start Lokale trajectbegeleiding biedt jongeren tweede kans
12
‘Hij is roze!’ Op stap met de meidenbus
16
Smoelenboek 18 De mensen van Streetcornerwork
Amsterdam, oktober 2012 u
In de periode daarna verloor ik, net als Streetcornerwork, wat van mijn wilde haren. Ik stapte over naar de gemeente Amsterdam en werd nog later interimmanager en adviseur. De tijden werden zakelijker en er kwam meer aandacht voor bedrijfsvoering, regels en registratie.
Huib de Vet, 1979
2
3
Stap in jouw toekomst Column Robin de Bood
20
Pleinen, metrostations, winkelcentra De werkplekken van een veldwerker
19
‘Je kunt altijd het roer omgooien’ 25 jaar hulp aan harddrugsverslaafden
20
Jeugdgroepen in beeld Criminoloog schrijft boek over hangjongeren
20
De cliënt als vergadertijger Ruud Hessels is voorzitter van de cliëntenraad
20
Experts op straat Veertig jaar ontwikkeling van het vak
20
‘Vijf vliegen in één klap’ Op stap met WorkForce
20
Jongerenproblemen in historisch perspectief
“Omdat jongeren goed gebekt zijn, is een stoornis vaak lastig te herkennen”
Je bent jong en je wilt wat
Naarmate de samenleving verandert, veranderen de groepen jongeren die hulp van Streetcornerwork nodig hebben. Ook de accenten van hun problemen verschuiven, van vooral dakloosheid in de jaren zestig naar torenhoge schulden nu. Maar de gemene deler blijft: geen aansluiting vinden bij de maatschappij. En die kloof wordt elke dag groter. uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
“Jongeren met problemen zijn er altijd geweest. Het jongerenwerk is dus ook niet nieuw: het bestaat maar liefst 140 jaar.” Volgens onderzoeker dr. Judith Metz, beseffen de meeste mensen dit niet. Bij jongeren denkt men meestal alleen aan het heden, terwijl we de afgelopen eeuw veel waardevolle kennis hebben opgedaan. “Het is heel goed als organisaties daarbij stilstaan.” Judith Metz is programmaleider van Youth Spot, het onderzoeks- en praktijkcentrum voor jongerenwerk aan de Hogeschool van Amsterdam. Samen met studenten, docenten en promovendi werkt zij aan de professionalisering van het jongerenwerk. Metz ziet duidelijke parallellen tussen de veranderingen in de samenleving en de problematiek van de jeugd.
Flower power “Rondom de oprichting van Streetcornerwork in 1972 vielen kinderen die niet konden omgaan met de nieuwe wereld buiten de boot”, zegt Metz. “Hiërarchische verhoudingen vervaagden en tradities werden losgelaten. Flower Power was geweldig voor de meesten, maar voor sommigen was het een ramp. Vooral kinderen van laagopgeleide ouders en jongeren die waren opgegroeid in de beslotenheid van een dorp konden er slecht
mee uit de voeten. Natuurlijk was er het middelengebruik, een van de problemen was dakloosheid. Jongeren kwamen massaal naar Amsterdam en niet iedereen vond een kamer. Ook conflicten met ouders leidden vaak tot een leven op straat.” Maar er was meer aan de hand. Martine Drabbe, sinds begin jaren tachtig straathoekwerker en inmiddels teamleider Centrum: “Seksueel misbruik, huiselijk geweld, verslaafde ouders. De kinderen bij wie het misging en nog steeds misgaat, kampen bijna altijd met veel problemen tegelijkertijd. Dat is altijd zo geweest.” Migrantenkinderen In de jaren zeventig en tachtig kwamen veel kinderen van migranten en vluchtelingen naar Nederland. Als straathoekwerker kreeg Drabbe eerst te maken met een groep Surinaamse jongeren, die vaak werkloos waren en belandden in de wereld van drugsgebruik en dealen. “Daarna
kwamen de Antilliaanse jongeren naar Nederland, vaak zonder ouders”, zegt Drabbe. “In die groepen hadden we vaker te maken met agressieproblemen. Uiteindelijk kregen we de Marokkaanse jongens in beeld. Turken zien we als veldwerker over het algemeen weinig. Niet omdat ze geen problemen hebben, maar omdat ze in een heel besloten gemeenschap leven. Als we wel Turkse jongeren tegenkomen, zijn de problemen meteen heel heftig. Hetzelfde geldt voor meisjes, van alle culturen. Zij hebben wel problemen, maar spelen zichzelf niet in de kijker. Daarom zijn ze moeilijk vindbaar voor hulpverleners.” Dat migrantenkinderen aansluiting met de samenleving misten, is heel verklaarbaar, vindt Judith Metz: “Het heeft te maken met taalproblemen en culturele verschillen, maar ook met werkloosheid door de economische crisis in de jaren tachtig en met een gebrek aan ouderlijke steun. Deze groep verdient nog steeds aandacht, maar we zien nu veel vaker dat het goed gaat.”
Beperkt Naar wie op dit moment de aandacht vooral uitgaat, zijn jongeren met een licht verstandelijke beperking of met psychosociale problemen. Metz: “Als samenleving stellen we steeds hogere eisen, maar sommige jongeren kunnen daaraan niet voldoen. Zij dreigen buiten de boot te vallen. Met het slinken van sociale voorzieningen, zoals het wegvallen van een uitkering totdat je 27 jaar bent, raken zij in de knel.” Maar het feit dat hulpverleners van Streetcornerwork beter getraind zijn in het herkennen en hanteren van psychiatrische stoornissen en verstandelijke beperkingen zorgt ervoor dat deze groep meer aandacht krijgt. “Omdat jongeren goed gebekt zijn, is een stoornis vaak lastig te herkennen”, vertelt Drabbe. “Dankzij de extra scholing die wij hebben gehad, lukt het nu beter deze jongeren te helpen en goed door te verwijzen.” Schulden Tegenwoordig uiten de problemen van deze jongeren zich het meest in hoge schulden. Metz: “Onze uitgaven zijn de laatste jaren enorm opgelopen, ook die van jongeren. Een smartphone, die iedereen wil
“Straathoekwerk is de basis voor veel andere methoden” 4
5
hebben, is bijvoorbeeld tien keer zo duur als een gewone mobiel. Het wordt bovendien steeds makkelijker om je in de schulden te steken.” Martine Drabbe ziet dit dagelijks terug in de inloop op de Nieuwezijds Voorburgwal 38 waar zij werkt. “Eigenlijk zouden die grote telefoniebedrijven zich bewuster moeten zijn van wat hun verleidingen voor ellende veroorzaken. Daar komt bij dat deze jongeren vaak slachtoffer worden van slimme criminelen. Denk aan bankfraude. Iemand vertelt ze dat ze makkelijk geld kunnen verdienen en ze verlenen overal hun medewerking aan. Ook worden ze vaak ingezet als drugssmokkelaars. Een van onze jongeren met een verstandelijke beperking zit daardoor voor 25 jaar vast in Brazilië. Gelukkig zie ik de laatste jaren grote verbeteringen op het gebied van schuldhulpverlening voor jongeren. Maar er is nog veel werk te doen.” Uitkammen Hoe de maatschappij, de jongeren en hun problemen ook veranderden, de aanpak van Streetcornerwork was altijd: contact leggen met jongeren die zelf geen hulp vragen. En dan
samen werken aan fundamentele oplossingen, zoals een onderkomen en een inkomen. Drabbe: “Zeker de helft van onze tijd lopen we op straat. Je moet je gebied helemaal uitkammen. Bewoners, buurtregisseurs, coffeeshops, gokhuizen, iedereen moet je kennen. Alleen dan houd je zicht op de veranderingen. Sinds een paar jaar onderhouden we onze contacten ook via internet en sociale media, maar het blijft belangrijk dat de jongeren je gezicht regelmatig zien. Daarnaast hebben we medewerkers die door hun eigen etnische achtergrond jongeren makkelijker kunnen bereiken.” Een brug slaan “Streetcornerwork is een van de eerste hulporganisaties die het straathoekwerk in Nederland heeft geïntroduceerd”, zegt Metz. “Vanuit die aanpak zijn verschillende andere methoden geboren, zoals het ambulante jongerenwerk. Ook heeft Streetcornerwork veel betekend als belangenbehartiger voor jongeren. Door actie te voeren riep de organisatie op tot betere sociale voorzieningen voor jonge mensen met problemen. Toen die voorzieningen er eenmaal waren, heeft Street een brug geslagen tussen de instanties die slecht met jongeren communiceren en de jongeren zelf. Dit doet ze nog steeds. Veel instellingen zijn
‘Als samenleving stellen we steeds hogere eisen, maar sommige jongeren kunnen daaraan niet voldoen’ niet goed in staat om voor jongeren te werken, laat staan voor jongeren met grote problemen. Een afspraak maken, op een wachtlijst terechtkomen en het invullen van formulieren schrikt jongeren af. Streetcornerwork werkt met de instellingen samen om de drempel voor jongeren te verlagen. Dit is heel fundamenteel: Street maakt de jongeren ontvankelijk voor hulp, maar dan moet die hulp ook direct beschikbaar zijn. Anders is al het werk voor niets.” Opvoedmodus Hoewel Streetcornerwork in de beginjaren radicaal de kant van jongeren koos, kiest de organisatie tegenwoordig meer voor de opvoedmodus. “Het besef is doorgedrongen dat jongeren maatschappelijk geaccepteerde omgangsvormen moeten kennen en een reactie nodig hebben op grensoverschrijdend gedrag. Vaak krijgen ze die niet. Veel volwassenen van nu schromen om jongeren te corrigeren. We bemoeien ons niet graag met een ander, zijn te druk of zien onze kinderen als prinsen en prinses-
sen. Hoewel Street het belang van jongeren voorop stelt, hebben we ook aandacht voor maatschappelijke normen en de consequenties van gedrag.” Actie Kijkend naar de huidige ontwikkelingen in de samenleving ziet Judith Metz opnieuw een actieve rol voor Streetcornerwork weggelegd als belangenbehartiger voor de jeugd. “Veiligheid is op dit moment voor veel partijen een hot item. Dat heeft ook nadelige gevolgen. Omdat er zo de nadruk op ligt, wordt onaangepast gedrag sneller gezien als bedreigend of intimiderend. Het is daarom zaak om meer tolerantie te creëren voor onaangepast gedrag.” Teamleider Drabbe is het daarmee eens. “Voor ons wordt goed lobbywerk weer steeds belangrijker. We moeten aan beslissers duidelijk blijven maken wat de problemen zijn, laten zien wat wij doen en uitleggen hoe het beter kan.”
Teamleider Centrum Martine Drabbe: ‘De
Leestip: Kleine stappen, grote overwinningen, Judith Metz (2011)
kinderen bij wie het misging en nog steeds misgaat, kampen bijna altijd met veel proble-
Dit boek beschrijft chronologisch hoe het jongerenwerk zich als sociaalagogisch beroep heeft ontwikkeld.
men tegelijkertijd.
6
7
Toekomst Tot slot benadrukt Metz de risico’s voor jongeren die niet mee kunnen komen met de hoge eisen van de huidige maatschappij. “Vanuit het jongerenwerk moeten we deze groep op de kaart zetten. Het gaat om een groeiende groep jongeren en de kloof wordt steeds groter. Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid om hen een oplossing te bieden, niet alleen een verantwoordelijkheid van de hulpverlening. Het gaat om degenen die straks voor ons moeten zorgen, dus laten we daar zuinig op zijn.”u
se professionals in de hulpverlening gingen werken. Later hebben we dit, met wisselend succes, ook gedaan met andere groepen.”
‘Er was een nieuwe aanpak nodig’ Begonnen als groepje idealistische jongerenwerkers groeide Streetcornerwork in veertig jaar uit tot een organisatie met ruim honderd medewerkers, actief in Amsterdam, Haarlem en Purmerend. Twee bevlogen voormalig directeuren, samen goed voor 37 jaar Streetcornerwork, blikken terug. uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
Jan van Bemmelen: “We begonnen met z’n vijven. Vier mannen en één vrouw. Ik was de coördinator en de anderen deden het veldwerk. Het was een tijd van alternatieve levensstijlen. De gemeente kreeg signalen dat het met sommige jongeren niet goed ging. Niet alleen het beginnend drugsgebruik was een probleem, maar vooral het feit dat bepaalde probleemjongeren onderdoken in de alternatieve scene. Ze hielden zich afzijdig van elke vorm van hulp, terwijl ze die keihard nodig hadden. Agressieve jongerengroepen veroorzaakten overlast en men kreeg er geen grip op. Er was een nieuwe aanpak nodig die zorgmijdende jongeren binnenboord kon brengen en tegelijk hulporganisaties duidelijk maken hoe hun aanpak beter kon. In die context startten wij.
Al snel bleek dat we te hoge verwachtingen hadden van de mogelijkheden van hulporganisaties. Daarom begonnen we zelf allerlei dingen te ontwikkelen, heel low profile. Eén van ons kende bijvoorbeeld een bakker die nog een pandje over had. Daar startten we een soort begeleid-wonenproject. Daarnaast boden we mensen onderdak via de kraakpandendienst. In de jaren zeventig lukte het ook nog erg goed om mensen toe te leiden naar ongeschoold werk, er was immers werk genoeg, en hen daarbij te begeleiden. Op een gegeven moment kregen we het voor elkaar om voor onze cliënten een uitkering te regelen, op voorwaarde dat wij het geld zouden beheren. Doordat we onze cliënten op dit soort manieren verder hielpen, konden we een vertrouwensband opbouwen.”
Mensen een stem geven Ide Kelderman nam in de jaren tachtig het stokje over van van Bemmelen. Het was de tijd dat Surinamers en Molukkers naar Amsterdam kwamen. Dat vereiste weer een nieuwe aanpak. Kelderman: “Ons doel was vooral de emancipatie en de versterking van bepaalde groepen in de samenleving. Individuele contacten met cliënten dienden om de gemeenschap in zijn geheel te versterken. We waren ideëel en
Streetcornerwork schroomde ook niet waar nodig onverwachte partners te zoeken om hun cliënten goed te bedienen. Van Bemmelen; “We hebben de huisartsen zo ver gekregen om methadon te verstrekken. Voor mensen met een baan en een heroïneverslaving was het strikte regime van de Jellinek een ramp. Als zij zich moesten houden aan het verplichte behandelprogramma zouden ze overdag niet meer kunnen werken. Hun probleem zou uitkomen, ze zouden hun baan verliezen en uiteindelijk ook hun huis en wie weet hun leven.
gepolitiseerd, wilden mensen een stem geven. Een van de manieren om dat te doen was het ontwikkelen van een middenkader uit de gemeenschap zelf. We begonnen met de Surinamers, daar had ik veel contacten. Het lukte ons tientallen Surinaamse jongeren richting een mbo- en hbo-opleiding in het welzijnswerk te krijgen. Voor de Surinaamse gemeenschap was het heel belangrijk dat er ook Surinaam-
Ook hebben we in die tijd een bevriende apotheker bereid gevonden de dope van de straat te analyseren. Zo konden we onze verslaafden waarschuwen als het spul dodelijk was. We mogen echt trots zijn dat zo veel van onze creaties nu gemeengoed zijn geworden in de Amsterdamse zorg.” Klantvriendelijkheid Hoewel de basis van het veldwerk niet veranderd is, is de werkwijze door de jaren heen wel wat aangepast. Kelderman: “Vroeger trokken veldwerkers lange tijd met een groep jongeren op. Ze werkten formeel ’s middags en ’s avonds, maar gingen soms ook de halve nacht door. Echte werktijden waren er niet. De jonge-
Jan van Bemmelen
8
9
ren waren geen cliënt, het moest een gelijkwaardige relatie zijn. Het woord klantvriendelijkheid bestond niet. Als ze je niet moesten, waren ze gewoon weg.” Vervolgens werd Streetcornerwork ook geconfronteerd met andere eisen van de subsidiegever. Kelderman: “Met de invoering van het registratiesysteem vond er een enorme cultuurverandering plaats binnen de organisatie. We moesten onze aanpak gaan verantwoorden. Het heeft me heel veel moeite gekost iedereen aan die nieuwe werkwijze te krijgen.” De resultaten van Streetcornerwork zijn volgens beide oud-directeuren vooral te danken aan het karakter van het veldwerk en de organisatie. Kelderman: “Veldwerkers zien cliënten in hun eigen leefwereld. Dat is een verschil met andere hulpverleners. Jongeren willen en kunnen niet altijd precies formuleren wat hun probleem is. Of ze vertellen wat ze denken dat een hulpverlener wil horen. Als je eens per twee weken op een spreekuur komt, is het toch heel makkelijk om iemand naar de mond te praten? Veldwerkers bouwen een relatie op met een jongere en kunnen daarom ook meer eisen stellen. Het is zo belangrijk om samen op te lopen.”Jan van Bemmelen was directeur van 1972 tot 1999. Hij werd opgevolgd door Ide Kelderman, die in 2010 met pensioen ging. u
Ide Kelderman
‘Ik wil laten zien dat er een uitweg is’ Willy Ringringoeloe is veldwerker bij het Team Ambulante Zorg in Amsterdam Zuidoost, waar zij vooral werkt met verslaafde cliënten. De drugsscene in de Bijlmer kent ze door en door, Willy dealde zelf jarenlang drugs en was verslaafd. “Ik doe dit werk vanuit mijn hart. Ik wil laten zien dat er hoop is, een uitweg. Maar cliënten moeten zelf die keuze maken. En dan doorbijten.” u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u
Boven haar bureau hangen tientallen portretten van cliënten. Met een indringende blik kijken ze Willy aan. “Zo’n twintig jaar zat ik in de drugsscene, ik was zowel dealer als gebruiker. Ik zat vast in een vicieuze cirkel waaruit ik geen uitweg zag. Toen mijn kinderen mij steeds meer confronteerden met mijn verslaving, kwam ik tot het besef dat ik ermee moest stoppen. Mijn broer tipte mij over het afkickprogramma van de Victory Outreach Church, er was geen wachtlijst dus ik kon meteen opgenomen worden. Dat had ik nodig. Een wachtlijst kan ervoor zorgen dat je toch weer terugdeinst. Op 9 augustus 1998 heb ik bewust de keuze gemaakt en de stap genomen om radicaal af te kicken. Mijn hoop en vertrouwen heb ik daarbij op God gesteld en ben in één keer afgekickt, cold turkey. Mijn kracht put ik nog
steeds uit God. Het programma duurde negen maanden, ik heb nog zes maanden extra gedaan. Toen wist ik zeker dat ik nooit meer terug zou vallen. De echte Willy kwam weer boven. Ik was lichamelijk én innerlijk genezen. Toen ik mijn leven op de rails had, kon ik ook mijn kinderen weer in huis nemen. Het lukt maar weinig verslaafden om af te kicken. Want wat wacht er op ze na de detox? Ze hebben geen werk, geen huis. En dan vallen ze vaak weer terug. ‘Wat heb ik om voor te leven?’, vragen ze me dan.” Moeder van de Bijlmer “Ik ben als vrijwilliger begonnen bij Streetcornerwork. Ik wilde heel graag met verslaafden werken. Vanwege mijn achtergrond haalde ik al snel de meeste cliënten binnen. Na een tijdje kon ik betaald aan de slag bij het
‘Veel verslaafden weten wie ik ben en wat ik doe. Ik spreek hun taal.’
Willy Ringringoeloe. Vroeger drugsverslaafde, werkt nu als veldwerker met harddrugsverslaafden in Amsterdam Zuidoost.
10
11
team. Nu werk ik hier al dertien jaar. Dit jaar rond ik mijn opleiding maatschappelijk werk af. Ik kom overal, veel verslaafden weten wie ik ben en wat ik doe. Ik spreek hun taal. Vaak word ik uit de gevangenis al gebeld of ze na hun vrijlating bij me langs mogen komen. Mensen tippen elkaar over mij. Soms word ik uitgenodigd op feestjes, daar ga ik dan meestal heen. Het is belangrijk dat mensen niet denken dat ik mij nu te goed voel voor hen. Ze noemen me ook weleens de moeder van de Bijlmer, ik beschouw het als een compliment. Medewerkers van de reclassering en advocaten die hun cliënten kwijt zijn, ze bellen me regelmatig op. Bij Street weten we die klanten altijd wel te vinden, omdat wij in direct contact met ze staan. Eens per maand zing ik met mijn kerkkoor tijdens de kerkdienst van de Bijlmerbajes. Dan kom ik ook nog wel eens cliënten tegen die ik uit het oog verloren ben. “He, zit je hier!” roep ik dan. Ze zijn dan blij verrast mij daar te zien en bestoken me gelijk met vragen.”
Bemoediging “Op mijn werk word ik elke dag geconfronteerd met wie ik was. Soms denk ik weleens, zag ik er echt zo uit? Heb ik echt zo geleefd? Van mijn cliënten krijg ik veel respect, omdat het me is gelukt er vanaf te komen. En juist daarom kan ik tegen hen zeggen, je hoeft niet zo te blijven. Het kan, het kan! Ik ben voor hen echt een bemoediging. Ik doe dit werk vanuit mijn hart. In het begin vond het ik soms moeilijk om afstand te houden, om nee te zeggen en grenzen te stellen. Daar werd soms misbruik van gemaakt. Van mijn collega’s heb ik geleerd de relatie hulpverlener-cliënt goed te bewaken. Toen cliënten mij uit begonnen te schelden als ik nee zei, wist ik dat ik goed bezig was. Mijn doel is hen zelfredzaam te maken. Want als je op tijd bij je dealer kan zijn voor je portie cocaïne, kun je ook op tijd bij een instelling komen. Ik blijf mijn cliënten stimuleren en bemoedigen, ook al nemen ze het me niet altijd in dank af.” u
Lokale trajectbegeleiding biedt jongeren tweede kans
Klaar voor een nieuwe start
Wie school verlaat zonder diploma, maakt een slechte start. Want zonder opleiding vind je moeilijk werk en zonder baan heb je weinig toekomstperspectief. Het team Lokale Trajectbegeleiding (LTB) legt contact met jongeren zonder startkwalificatie en met meervoudige problemen, en helpt hen weer op de rit. “Dat jongeren zelf kiezen voor dit traject, maakt de kans op succes groot”.
uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
In een open, frisse Ikea-achtige ruimte tegenover het Westerpark huist een van de teams van lokale trajectbegeleiding (LTB). Die teams werken met jongeren die uitvallen op school en nog geen startkwalificatie hebben. Doel is hen zo snel mogelijk te begeleiden richting werk of een nieuwe opleiding. De medewerkers zijn jong, enthousiast en doen niet snel moeilijk. Hun succes schuilt in de juiste toon, de juiste dosis humor, maar ook streng kunnen zijn. Het traject start altijd met een huisbezoek. “Dat kan voor jongeren soms confronterend zijn” zegt teamleider Janneke Gulen. “Maar zo’n bezoek levert veel informatie op over de thuissituatie. Zo bezochten we laatst een tienermoeder die met haar baby bij haar moeder inwoonde. Oma was die ochtend al behoorlijk onder invloed, de wijnglazen stonden overal. Dat is natuurlijk belangrijke informatie. Tijdens het huisbezoek vertellen we over het begeleidingstraject. De jongeren besluiten zelf of zij van het aanbod gebruik maken.”
Bijna 90% van de bezochte jongeren die in de doelgroep vallen, kiest ervoor om mee te doen. “De nadruk op eigen kracht en hulp vanuit de omgeving, waar de politiek op hamert, werkt bij deze jongeren vaak niet”, zegt Gulen. “Zij hebben geen sociaal netwerk waarop ze een beroep kunnen doen. Onze medewerkers zetten de jongeren weer op het goede spoor en brengen hen in contact met instellingen die hen kunnen helpen. Die weg kunnen ze vaak zelf niet vinden. Door onze integrale aanpak worden problemen ook voor de langere termijn opgelost”.
In de shit Asma (22 jaar) kwam via de leerplichtambtenaar terecht bij begeleider Kees van LTB team Oost. “Ik heb veel verschillende opleidingen gedaan, maar maakte ze nooit af. Mijn hoofd gaf het op een gegeven moment een beetje op. Ik kreeg steeds meer schulden door de studiefinanciering, door mijn mobiele telefoon en de studenten ov-kaart. Op een gegeven moment kwam er steeds een nulletje bij en voelde ik dat ik echt in de shit zat.” Na een huisbezoek zocht Romario (20) op advies van zijn stiefmoeder contact met het LTB team. Hij
uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
woonde afwisselend in Nederland en in Suriname. Eind vorig jaar kwam hij definitief terug naar Nederland om hier zijn toekomst op te bouwen; zonder opleiding, werk, geld of verzekering. “In Suriname had ik mijn vmbo-opleiding niet afgemaakt. Ik wilde hier verder studeren, maar wist niet hoe ik dat moest aanpakken. Ik kende verder ook eigenlijk niemand die me daarbij kon helpen. Ilse zei gelijk dat zij me wel kon helpen. We hebben eerst een ziektekostenverzekering geregeld. Daarna hebben we samen scholen bezocht.”
Vertrouwen De meeste jongeren die worden begeleid vallen niet uit door een verkeerde studiekeuze. Er liggen grotere problemen aan ten grondslag; schulden, psychische problemen, gebroken gezinnen of andere problemen thuis. Doel van de begeleiding is om de jongeren tenminste richting een oplossing te krijgen. “Wij zijn geen behandelaars, zegt Gulen. “We verwijzen wel door, gaan waar nodig mee naar afspraken. Wij zetten vooral in op praktische zaken. Door iets te bereiken, bijvoorbeeld een betalingsregeling, win je snel vertrouwen.” Het LTB-traject is intensief, binnen acht tot zestien weken moet de jongere weer een dagbesteding hebben. Daarna is er nog drie maanden nazorg, om te zien hoe het op het werk of de opleiding verloopt.
‘Schooluitval is een eerste signaal dat er iets mis gaat. Als je daar niets mee doet, kunnen kleine problemen steeds groter worden.’ Romario (20): “Zonder Streetcornerwork zou het er voor mij niet zo rooskleurig hebben uitgezien” 12
13
Geen gestoorde meid Asma heeft sinds haar vijftiende geregeld contact met hulpverleners, meestal zonder succes. “Ik had in Kees eerst ook weinig vertrouwen. Maar hij ging niet gelijk in mijn hoofd
zitten zoals andere hulpverleners. Dat hielp. Tijdens onze kennismaking ging hij tegenover me zitten. Hij had niets bij zich, alleen een pen. Hij keek me aan terwijl we praatten en vroeg alleen maar: Wat voor problemen heb je? Misschien kan ik je helpen. Toen ik bij de tweede afspraak niet kwam opdagen, kwam Kees naar mijn huis gefietst. Hij vroeg zich af waar ik bleef. Dat was wel goed voor mij. Kees belt me ook altijd een uur van tevoren op als ik een afspraak heb, gewoon om me eraan te herinneren. Ik voel me bij hem geen gestoorde meid of cliënt. Hij maakt me aan het lachen, maar ik moet van hem ook mijn ding doen.” Ook Romario krijgt van Ilse het zetje dat hij nodig heeft. “Ilse motiveert me, ze zegt, kom op, aan de slag. Ze heeft me ook geholpen met het vinden van een baantje naast mijn studie. Samen hebben we op internet gezocht. Eerst werkte ik bij McDonald’s, nu ben ik productiemedewerker in een fabriek in Zaandam. Die baan heb ik zelf gevonden. Ik kom nog steeds af en toe bij Ilse, onder andere omdat de aanvraag van een ov-kaart allerlei
‘Toen ik bij de tweede afspraak niet kwam opdagen, kwam Kees naar mijn huis gefietst. Hij vroeg zich af waar ik bleef.’ problemen geeft. En we moeten ook nog de studiefinanciering uitzoeken. Mijn leven staat op de rit, met mijn studie, een stage en een baan. Zonder Streetcornerwork zou het er voor mij niet zo rooskleurig hebben uitgezien.” Boekhouder Miriam (18) werd van school gestuurd na een vechtpartij, ze mocht ook geen examen meer doen. Ze kwam terecht bij Streetcornerwork en samen met begeleidster Marjolein ging ze op zoek naar een nieuwe school. Na negen maanden werd Miriam, na ruzie met een docent, ook daar weer weggestuurd. Ze zocht opnieuw contact met Marjolein. Nu zijn ze samen aan het kijken wat de mogelijkheden zijn. Ze hebben elke week contact. “Ik moet eigenlijk weer op niveau 1 beginnen”, vertelt Miriam. “Maar dat wil ik niet. Daarom kijk ik of ik vmbo-T opnieuw kan doen, misschien in het volwassenenonderwijs.” Omdat Miriam niet werkt, kon ze de rekeningen van de orthodontist, de verzekering en de schoolboeken niet meer betalen. “Marjolein heeft me geholpen met een afbetalingsregeling. Ik had zelf al gebeld om te vragen of ik in termijnen mocht betalen. Maar toen Marjolein belde, en uitlegde dat
Miriam(18) ; “Ik weet ook dat ik een diploma nodig heb om iets te bereiken. Ik wil het liefst boekhouder worden”.
14
15
ik echt geen geld had, kon ik het in vijf keer afbetalen. Dat hielp natuurlijk.” Nu is Miriam op zoek naar een zomerbaantje. “Ik ga straks weer naar het centrum, mijn cv langs brengen bij winkels. Het maakt me niet zoveel uit wat het is, ik wil alleen liever niet bij de Hema of de Zeeman werken. Na de zomer wil ik weer naar school. Ik weet ook dat ik een diploma nodig heb om iets te bereiken. Ik wil het liefst boekhouder worden.” Preventief Gulen denkt soms dat de waarde van de begeleiding van haar teams wordt onderschat. “Vanuit de gemeente en het Rijk is er vooral veel aandacht voor risicojongeren die de criminele kant op gaan. Maar er zijn ook een hoop jongeren die, zonder hulp, op een andere manier ontsporen. Zij krijgen psychische problemen of raken werkloos. Ze komen nauwelijks meer aan het werk. Met hen heb je als samenleving dan ook een probleem. Schooluitval is een eerste signaal dat er iets mis gaat. Als je daar niets mee doet, kunnen kleine problemen steeds groter worden. In die zin werken wij ook preventief.”
De extra begeleiding die scholen en bureau Leerplicht bieden zal de uitval niet voorkomen, denkt Gulen. “Die begeleiding is immers gericht op aansluiting bij de studie en niet zozeer op andere factoren zoals schulden of de situatie thuis. En daarbij, als de jongeren simpelweg niet meer komen, heeft de school ze niet meer in beeld.” Met jezelf bezig zijn Asma werkt sinds twee maanden bij Albert Heijn. “Kees heeft me geleerd hoe ik moet praten bij het solliciteren, om niet te snel agressief te worden als het niet loopt zoals ik wil. Ik heb heel lang werk gezocht, maar het lukte me niet. Ik deed het ook niet vanuit mijn hart. Ik ben er nog lang niet, dit is een eerste stap. Werken is goed voor mij, om discipline te leren en op tijd te komen. Ik wil natuurlijk niet mijn hele leven caissière zijn. Het is goed om met mezelf bezig te zijn. Het contact met veel van mijn vroegere vrienden heb ik verbroken, ik wil mijn tijd niet meer verspillen aan mensen aan wie ik niets heb. Ik bel nu zelf met incassobureaus om regelingen te treffen. Ik hoop over anderhalf á twee jaar mijn schulden te hebben afgelost.” u
Op stap met de meidenbus
“Meisjes bedreigen de veiligheid niet” Meiden met problemen zijn minder zichtbaar dan jongens. Gevolg: ze krijgen niet op tijd hulp. Daardoor stapelen de problemen zich torenhoog op: schooluitval, geen werk, schulden, seksueel misbruik, mishandeling, tienerzwangerschappen, dakloosheid, relatieproblemen en gezondheidsproblemen. Regiomanager Bernadette van den Oudenrijn is betrokken geweest bij de geboorte van de Meidenbus. “De politiek kan scoren op het verbeteren van veiligheid. Meisjes bedreigen de veiligheid doorgaans niet en daarom blijft de hulpverlening achter. Dit heeft ernstige gevolgen.”
‘Hij is roze!’ Sinds de zomer van 2012 rijdt de Meidenbus door de stad. Een nieuwe manier om in contact te komen met meiden die dringend hulp nodig hebben. u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u
Donderdagmiddag, rond de klok van vieren. Het wordt langzaam drukker in winkelcentrum de Amsterdamse Poort in Amsterdam Zuidoost. De Meidenbus draait de stoep op en parkeert in een hoekje vlak naast
supermarkt Lidl. De deur zwaait open en meidenwerker Vanessa Brooks steekt haar hoofd naar buiten. Ook chauffeur Amal El Mallouli stapt uit. Amal is de vaste kracht op dit mobiele kantoor van Streetcornerwork.
In elk stadsdeel wordt zij bijgestaan door een andere meidenwerker. Vriendin Vandaag zijn Amal en Vanessa voor de derde keer in de Bijlmer. Ze werken nog aan hun bekendheid, maar dat is niet moeilijk. Kijk, daar komen de eerste meiden al. Zonder schroom stappen ze op de bus af en vragen waar hij voor is. Vanessa en Amal leggen uit dat de bus bedoeld is voor meiden die ergens mee zitten. Gaat het niet goed op school? Heb je problemen met je ouders of je vriend? Hier kun je terecht voor hulp. De meisjes knikken begrijpend. Op de vraag waarom ze zo geïnteresseerd zijn in de bus is het antwoord helder: hij is roze.
De volgende die instapt is Emilie. Vorige week kwam zij voor het eerst langs en maakte een praatje met Vanessa. Ze heeft een vriendin die ze graag wil doorsturen naar de bus en ze komt nu even vragen op welke tijden de bus er is. Emilie is 12 jaar. “Mijn vriendin heeft het thuis heel moeilijk. En je kunt nou eenmaal niet alles met iedereen bespreken. Ik denk dat ze wel wat hulp kan gebruiken.” Vanessa en Amal hebben een rotsvast vertrouwen in het idee achter de Meidenbus. “Meiden hangen niet op één plek. Ze winkelen of gaan rechtstreeks van het ene adres naar het andere. Ze zijn dus mobiel, en dat zijn wij nu ook.” Behalve de meisjesachtige uitstraling van de bus, spreekt de kleine zitruimte erin ook veel meiden aan. Amal: “Het is hier knus en gezellig. En heel privé. Meiden leggen dan gemakkelijker hun problemen op tafel, want ze voelen zich beschermd.”
Intuïtie Maar lang niet iedereen stapt zo onbevangen op de bus af. Daarom maken Amal en Vanessa om de beurt een rondje door het winkelcentrum. Ze delen kaartjes uit en leggen uit voor wie de bus is bedoeld. Vanessa is een doorgewinterde meidenwerker en gebruikt volop haar intuïtie. “Als meiden problemen hebben, zie ik dat aan hun blik, hun houding. Ik stap dan gewoon op ze af. En ik herken het aan de manier waarop ze vragen stellen.
16
17
Soms komt hun hulpvraag via een lange omweg. Het zou bijvoorbeeld best kunnen dat Emilie, die zegt dat ze voor haar vriendin komt, uiteindelijk zelf problemen heeft. Die komen vanzelf bovendrijven. Eerst werken we aan het vertrouwen, de rest volgt.” Vanessa is erg blij met de komst van de meidenbus. Zij werkt op allerlei fronten intensief met meiden, maar er bleef één probleem: “We bereikten ze niet op tijd.
Pas als de meiden in grote problemen zaten, kwamen ze bij ons. Dat vind ik erg. Ik wil die meisjes helpen voordat ze door hun moeder het huis uit worden gezet en vervolgens zwanger worden. Veel meisjes denken dat een zwangerschap helpt, dat ze een huis krijgen, maar dat is allang niet meer zo. De problemen worden alleen maar erger.” Hoewel Amal en Vanessa de meiden het liefst zo jong mogelijk helpen, zijn vrouwen van alle leeftijden welkom op de bus.
Amal: “Vorige week was hier een vrouw van 38. Ze had vier kinderen en veel schulden. We verwijzen haar graag door naar de juiste instanties, want door haar nu te helpen, helpen we ook haar kinderen.” u
Smoelen boek
18
19
Stap in jouw toekomst
De werkplekken van een veldwerker
Pleinen, metrostations, winkelcentra
Op eigen kracht. Zelf verantwoordelijkheid nemen. Streetcornerwork staat naast onze cliënten en hanteert deze uitgangspunten. Het is zoals Willy in haar interview in dit blad stelt: “als je op tijd bij je dealer kunt zijn voor je portie cocaïne, kun je ook op tijd bij een instelling komen”. Niet iedereen is zonder hulp in staat voor zichzelf op te komen, hulp te zoeken, of zelfs zijn ‘hulpvraag’ te formuleren.
Je slaapt op straat, verschuilt je op je kamer, loopt in een winkelstraat of gaat op in een groep herrieschoppers. Waar je ook bent, je redt het niet op eigen kracht en hebt de moed verloren. Hulp is er wel, maar die is niet voor jou, denk je. Daarom komen de veldwerkers van Streetcornerwork naar jou toe, overal. Ze reiken je de hand en laten zien hoe het anders kan.
Ondanks de ‘achter de voordeur aanpak’ en tal van preventieve maatregelen die de gemeenten Purmerend, Velsen, Heemstede, Haarlem en Amsterdam (gelukkig!) uitvoeren, wordt een bepaalde groep cliënten, veelal jongeren, niet bereikt. Omdat ze geen vertrouwen meer hebben in de hulpverlening, zich niet aan afspraken houden en keer op keer afhaken in een traject. Tegelijkertijd hebben ze steeds zwaardere problemen, meer schulden en zijn ze langer werkloos. Bovendien worden ze geconfronteerd met een samenleving die steeds veeleisender is en zich harder opstelt. Onze veldwerkers zien hen vaak wel. Zij zoeken hen op, bieden laagdrempelige hulp en winnen hun vertrouwen. Zij weten hen te motiveren en te activeren. Als cliënten niet komen op een afspraak, bellen de veldwerkers hen gewoon weer op. Of ze gaan op de fiets thuis langs. Dat werkt. En onze cliënten weten dat de deur bij ons altijd open staat. Pas als er sprake is van vertrouwen, is er de mogelijkheid om samen te praten over hulp.
u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u
Wij laten onze cliënten zien dat er perspectief is en een uitweg. Of je nu al jaren drugsverslaafd bent, torenhoge schulden of geen diploma hebt. En, als zij echt gemotiveerd zijn om die stap in de goede richting te zetten, geven wij ze vaak net het duwtje dat ze nodig hebben om echt in beweging te komen. Want ze moeten het zelf doen, stapje voor stapje. Op eigen kracht, ja, maar wel met een steuntje in de rug. Stap in jouw toekomst!
Erop af stappen. Een hand op iemands schouder leggen, sigaretje, praatje. En dan misschien een postadres regelen, als eerste stap. Mogelijk lukt het om een gesprek te organiseren tussen ouders en hun kind, te begeleiden bij broodnodig doktersbezoek of door te verwijzen naar goede hulpinstanties. Het klinkt simpel: veldwerk is durven en doen.
Robin de Bood, directeur
20
21
Maar er komt meer bij kijken. Een veldwerker moet zien wie de leider is van een groep en wie de volgers. Wie moet je benaderen, hoe krijg je die mee? Hoe grijp je in als het grimmig wordt, zonder meteen weer je waardevolle contacten te verliezen? En hoe ver ga je? Een cliënt in je
eigen auto vervoeren? Middenin de nacht je bed uit springen? Elke dag weer maken de veldwerkers van Streetcornerwork afwegingen over hoe zij hun cliënten op weg kunnen helpen en buurten leefbaarder te maken, zonder te vervallen in tijdrovende en afschrikwekkende protocollen en
procedures. Elke regio waar Streetcornerwork werkt, telt tussen de vijftien en de vijftig bekende en minder bekende plaatsen waar jongeren of verslaafden te vinden zijn. Een overzicht van vroeger en nu.
Vindplaats: Buurten en wijken Lange tijd was het centrum van Amsterdam de place to be voor iedereen die geen dak boven zijn hoofd had. Vanaf halverwege de jaren negentig proberen steeds meer dak- en thuislozen in hun eigen buurt te overleven. In Zuidoost was dit onder harddrugsverslaafden al langer het geval, maar vanaf deze periode zijn er ook steeds meer veldwerkcontacten in Oud-West, Zuid, Oost en Noord. Het betreft vooral jongeren tussen de 18 en 23 jaar. Meestal zijn ze thuisloos door conflicten met hun ouders. De contacten die zij in de buurt hebben, koesteren ze. Daarom blijven ze daar rondhangen. Streetcornerwork heeft aparte teams in de wijken en buurten buiten de binnenstad, om ook daar hulp te kunnen bieden. Dit alles betekent niet dat het centrum uit de gratie raakt. Steeds nieuwe groepen dak- en thuislozen dienen zich daar aan.
Vindplaats: garagebox “Naast Fazantenhof en Ganzenhoef zijn de garageboxen van de hoogbouw belangrijke vindplaatsen voor het Harddrugsteam. Enkele boxen worden als slaapplaats gebruikt door dakloze verslaafden. Sommigen wonen er ook echt, zoals Denise. Eind veertig, kort van stuk. Ze ziet er mager en verwaarloosd uit. Haar box is twee bij drie meter, geen daglicht. Vergeleken met andere boxen is haar box netjes en schoon.
De vindplaatsen van Youssef El Mourabet, veldwerker in Amsterdam Nieuw-West “Ons stadsdeel is best groot, dus we hebben ook veel vindplaatsen. Om overal mijn contacten te kunnen onderhouden loop ik de ene dag een ander rondje dan de andere dag. Ik ga in ieder geval langs grote pleinen en winkelstraten. Daar is altijd wel iemand te vinden. Verder zijn de voetbalveldjes, het sluisje, het rode pleintje en coffeeshops of andere horeca, geijkte plekken om langs te gaan. Waar ik moet zijn, heeft vooral met het seizoen te maken. In de zomer is de Noordzijde van de Sloterplas erg in trek. De jongeren komen er op de scooter of met de auto naartoe. ’s Winters zijn ze vaker binnen te vinden, in horeca of buurtcentra. Of ze staan wel buiten, maar dan wel iets dichter bij huis, en onder een afdakje. Ik maak een praatje met alle jongens, sommige zijn cliënten, anderen waren dat in het verleden en weer anderen wonen gewoon in de buurt. Op die manier bouw ik een band op, zodat ze bij problemen direct naar me toe komen.” 22
23
De andere boxen liggen vol kranten, soms een matras of een laag tafeltje, veel restanten van zilverpapier en soms een kapotte basepijp. Op zoek naar nog niet bekende daklozen struint het Harddrugsteam alle trapportalen, galerijen en containeropslagplaatsen af. Vandaag treffen zij bijna drie keer zo veel nieuwelingen aan als twee weken geleden. In aanmerking genomen dat de nachtopvang vol zit, lijkt er een manco in het voorzieningenpakket te zijn.” Uit: Reportage Harddrugsteam, Jaarverslag 1998.
Twaalf kilometer per dag Net als alle veldwerkers is Houssain Aafer iedere dag op straat te vinden. Hij werkt in Amsterdam West en kent zo goed als alle jongeren die op straat hangen, in het Erasmuspark, in Landlust en de Kolenkitbuurt. “Ik loop zo’n twaalf kilometer per dag. Maar dat kost geen enkele moeite hoor. Hier een bakkie met een buurtbewoner, daar een praatje met de jongens, dan weer even naar kantoor voor een intake of langs een jongerencentrum voor een thema-avond over softdrugs, gezondheid of religie. Ik heb geen vaste ronde, maar beslis per dag waar ik naartoe ga. Dat hangt vooral af van het weer, maar ook van het tijdstip of de tijd van het jaar. Met Ramadan wordt het later dan gebruikelijk. Die jongens gaan na het eten nog even een blowtje roken en dan pas naar bed. Buurtbewoners zijn daar niet blij mee en dat is begrijpelijk.”
Vindplaats: Centraal Station “Door de lange gang gaat veldwerker Mozes naar de achterkant van het CS. Er lopen verschillende drugsgebruikers heen en weer. Een meisje begroet Mozes enthousiast en vraagt waar hij al die tijd was. Ze lachen en omhelzen elkaar kameraadschappelijk. Mozes vertelt dat hij inderdaad ziek was en vraagt haar om uit te kijken naar een cliënt die hij zoekt. Ze moet zelf ook eens langskomen op de inloop, zegt hij, dan regelt hij een uitkering voor haar. Ze gelooft hem niet en vraagt of dat echt kan. Mozes antwoordt bevestigend en herhaalt dat ze gewoon langs kan komen. Ze knikt instemmend, een uitkering - dat zou een goed plan zijn. Ze is nog jong, maar haar gezicht, haar kleding, haar hele verschijning is getekend door drugsgebruik.” Uit: Reportage Binnenstadteam, Jaarver slag 1997. Vindplaats: Purmerend De Flevostraat is de plek waar de lokale jeugd zich vooral in de zomermaanden tot ’s avonds laat ophoudt en voor overlast zorgt. Dat leidt regelmatig tot confrontaties tussen omwonenden en jongeren. De jongeren komen niet in het naburige jongerencentrum omdat de aansluiting met de bezoekersgroep daar mist. Onze veldwerker zoekt regelmatig contact, jongerenbemiddeling probeert het gesprek tussen de jongeren en omwonenden op gang te krijgen. Met het jongerencentrum wordt gekeken naar een gepast aanbod voor deze groep. Gebaseerd op informatie uit het Jaar verslag Purmerend 2011. u
Vindplaats: Haarlem Bij de ingang van het overdekte winkelcentrum aan het Evert Haverkortplein verzamelen zich dagelijks groepjes jongeren. Ze komen uit verschillende buurten van Schalkwijk. Ze hangen vooral bij de ingang. Winkelend publiek en ondernemers ervaren hun gedrag als overlast: herrie, provocerend en agressief gedrag. De veldwerker van Schalkwijk bezoekt deze plek frequent, spreekt jongeren aan, bemiddelt tussen hen en winkeliers. En pakt met de jongeren de problemen aan die zij aangeven. Gebaseerd op informatie uit het Jaar verslag Haarlem 2011
24
25
25 jaar hulp aan harddrugsverslaafden
‘Je kunt altijd het roer omgooien’
Een ouwe rot, zo kun je Piet de Groot het best omschrijven. Samen met zijn collega’s biedt hij harddrugsverslaafden al vijfentwintig jaar de kans op een ander leven, eerst als veldwerker en nu als regiomanager. Cynisch is hij niet geworden, integendeel. Uit ervaring weet hij dat ieder mens altijd kan veranderen, ook al ben je jarenlang verslaafd. u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u
Wat is er mooi aan dit werk? “Mooi aan dit werk? Het is gewoon een leuke club. Daarbij heb je natuurlijk de gelegenheid om voor iemand het verschil te maken. Soms
heb ik me wel afgevraagd waarvoor ik het allemaal doe. Maar als ik na jaren een oud-cliënt tegenkom hoor ik vaak: wat jij toen voor me hebt gedaan of tegen me hebt gezegd,
heeft me toch in de juiste richting geduwd.” Voor wie doe je het? “Aan de ene kant zijn er de gebruikers, aan de ander kant de zorgorganisaties. De gebruikers zijn niet afspraaktrouw en de organisaties niet gebruikersvriendelijk. Bovendien zijn veel gebruikers eerder teleurgesteld of ze zijn paranoïde over alles wat georganiseerd is. Wij helpen de twee partijen bij elkaar te komen. We leggen uit, gaan mee, begeleiden, duwen en trekken.” Is de groep gebruikers met de jaren veranderd? “Niet echt. Toen halverwege de jaren zeventig heroïne op de markt kwam, begonnen de grote problemen. Vergeleken met opium was heroïne goedkoop en de afzetmarkt breidde zich uit tot in de arbeiderswijken. Die jongeren gingen overmatig veel gebruiken en het aantal sterfgevallen door overdosis nam snel toe. Ook de Surinaamse nieuwkomers waren een kwetsbare groep. Zij werden vaak gerekruteerd als heroïne- en later ook als cocaïnehandelaren. Tegenwoordig zien we steeds meer drinkers die in het openbare domein overlast geven. Migranten uit OostEuropa sluiten zich bij hen aan.” Wat is er voor gebruikers veranderd? “Voor verslaafden betekende vooral de methadonverstrekking een beetje rust, dat begon in 1979. Je wordt door methadon namelijk minder
ziek als je geen heroïne hebt. Ook ontstond er een nieuwe pillenhandel met de komst van de methadonbus. Ze konden er dus iets mee verdienen, daar waren ze blij mee. Als veldwerkers helpen wij de cliënten binnen zo’n traject te blijven. We gaan mee naar de huisarts of naar de methadonbus. Het probleem van methadon is dat het geen kick geeft. Mensen blijven er dus wel naast gebruiken. En dat gebruiken is met de jaren makkelijker geworden. Het is goedkoper en er is veel meer in omloop. Als er vroeger een container in beslag was genomen in de haven van Rotterdam, steeg in de buurt direct de prijs. Nu zie je dat soort effecten niet meer. Er is genoeg.” Hoe kijk je terug op de beginjaren? “In het begin was het chaos met die drugs. We moesten alles nog uitvinden, niemand wist precies hoe het moest. Er werden nieuwe methoden ontwikkeld in de hulpverlening. Goede, maar ook minder goede. Bovendien was het een rijke tijd. Iedereen kreeg een uitkering en daar stond niets tegenover. En voor ons was het aanpoten, want in de jaren zeventig waren mijn teams in Noord en in Zuidoost de enige drugshulpverleners. We deden alles. Thuis had ik twintig postadressen, ik regelde de uitkeringen voor tweehonderd mensen, organiseerde dagbesteding in de vorm van kachels repareren en had contact met woningbouwverenigingen zodat ik gebruikers kon huisvesten.
Piet de Groot. In 1977 als veldwerker begonnen, nu regiomanager Ambulant Zorgteam (harddrugs).
26
27
Ook gingen we dagjes uit. Naar het strand, zakje friet erbij en ze hadden de vakantie van hun leven. Dat allemaal met acht man. We waren creatief en initiatiefrijk, maar moesten het wel allemaal zelf doen. Nu zijn er heel veel goede organisaties voor de zorg. Door de samenwerking met hen kunnen we meer betekenen en vaak op structurele basis. Ook zijn er nu meer en veel betere faciliteiten voor onze cliënten. In de opvangcen-
tra was het vroeger echt een bende. Daar gingen cliënten zich ook naar gedragen.” Waarom is de drugstak van Street cornerwork nog steeds nodig? “Er zijn nog steeds gebruikers die zijn afgehaakt of nooit zijn aangehaakt. Voor deze mensen is Streetcornerwork de laatste strohalm. De kritiek dat we mensen niet verder helpen
is onterecht. Hoewel het soms wel 25 jaar kan duren, is de kans op een ommekeer altijd aanwezig. Soms kan een verhuizing, een ongeval, een overlijden of een andere gebeurtenis ertoe leiden dat een verslaafde toch nog het roer omgooit. Tot het zover is, blijven wij in de buurt. En als het zover is geven we het zetje in de goede richting. Bovendien vallen mensen soms terug, wij moeten ze dan opvangen. En vergeet niet, er
is nog steeds nieuwe aanwas. Niet de grote aantallen van vroeger, maar base-coke blijft slachtoffers maken. De meeste nieuwelingen blijven lang uit zicht doordat ze hun adresjes hebben om te overnachten of te hangen. Raken ze die kwijt, dan gaat het opeens heel hard, want deze groep houdt zich verre van enige zorgverlening.”
Wat doet Streetcornerwork voor gebruikers De veldwerkers van het team Ambulante Zorg leggen en onderhouden contact met drugsgebruikers en alcoholisten die op straat verblijven. De organisatie leidt ze naar de juiste hulpverleningsinstantie, begeleidt, houdt spreekuur en er is een inloop. Om gebruikers structuur in hun leven te geven is er WorkForce. WorkForce biedt verslaafden maatschappelijk nuttig werk en de kans even aan de chaos van het straatleven en het verslaafdenbestaan te ontsnappen. Elke dag gaan er WorkForceploegen met een begeleider van Streetcornerwork op pad. Van de straten schoonhouden en karton inzamelen op de markt tot onkruid wieden en werken op een boerderij. Soms kunnen deelnemers
doorstromen naar reguliere arbeid. WorkForce vormt een belangrijke schakel in de keten van voorzieningen voor harddrugsverslaafden en alcoholisten die gezamenlijk zorg bieden op de domeinen wonen, financiën, gezondheid, justitie, sociaal netwerk en dagbesteding. Ambulante Zorg en WorkForce hebben hun thuisbasis in de hulppost aan de Flierbosdreef 23 in Amsterdam Zuidoost. In deze hulppost zijn ook afdelingen van de GGD, Jellinek, HVO-Querido, Leger des Heils en DWI (Dienst Werk en Inkomen) gevestigd.
Drugs in Amsterdam Begin twintigste eeuw stond in Amsterdam-Zuid, aan de Schinkelkade, de grootste cocaïnefabriek ter wereld. De fabriek verwerkte Javaanse cocabladeren tot geneesmiddelen en, maar dat was een publiek geheim, tot genotsmiddelen. Totdat de Opiumwet in 1928 cocaïne verbood, draaide deze fabriek op volle toeren.
28
29
Daarna beperkte de productie zich tot geneesmiddelen en uiteindelijk nam AkzoNobel de fabriek, die inmiddels verhuisd was, over met een bredere doelstelling. Met de jaren is er nogal wat gesleuteld aan de Opiumwet. Zo werd in 1953 cannabis verboden en in 1966 LSD. Tot die tijd waren het aantal veroordelingen voor illegaal drugsbezit of -gebruik nihil. Tot 1976 stegen die
tot 3000 per jaar. In dat jaar maakte de Opiumwet onderscheid in softdrugs en harddrugs en er volgden vele schoonveegacties van bijvoorbeeld de Pillenbrug in Amsterdam. In deze periode nam het aantal heroïnegebruikers in sneltreinvaart toe. In 1984 telde Amsterdam er maar liefst 10.000. In de jaren tachtig kwamen de designerdrugs, zoals xtc, op de verboden
lijst en in 2008 volgden paddo’s. Het aantal heroïneverslaafden is inmiddels afgenomen. In 2004 waren dat er 4000, met een gemiddelde leeftijd van 40 jaar. Sindsdien is dit cijfer min of meer stabiel gebleven. u
Criminoloog schrijft boek over hangjongeren
bestaat uit meelopers, meestal licht verstandelijk gehandicapt. “Met een relatief simpele interventie gericht op het individu, zijn zij van de groep los te weken. Benader je de groep als geheel, dan raken de meelopers gestigmatiseerd en glijden alleen maar verder af. Uiteindelijk worden zij zielige gevallen: mannen die niets anders kunnen dan stelen en die thuis gewelddadig zijn. Kortom, een kweekvijver voor nieuwe probleemkinderen.” Volgens Bervoets is het desalniettemin van belang om een scherp beeld te krijgen van jeugdgroepen als geheel. Wie zijn de leiders, wie zijn de volgers, worden ze gefaciliteerd door kartels of zijn er familiebanden die de groep aansturen en de dynamiek bepalen? “Daarbij moet je zorgen dat je ook in vredestijd contacten onderhoudt, anders loop je gewoon achter de feiten aan. Veldwerkers van Streetcornerwork kunnen dat.”
Jeugdgroepen in beeld De aanpak van criminele jeugdgroepen vergt onconventioneel handelen en moed. Dat zegt criminoloog Eric Bervoets. Aan de hand van een casus beschrijft hij in zijn boek ‘Vlindermessen en djonko’s’ hoe het komt dat criminele jeugdgroepen soms te lang onopgemerkt hun gang kunnen gaan. “Streetwise straathoekwerkers zijn onmisbaar.” uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
Of overlast door criminele jeugdgroepen erger is geworden, is onduidelijk. Het wordt vaker gesignaleerd, maar dat komt volgens Bervoets deels omdat er meer op gefocust wordt. “Wel is het geweld dat deze groepen gebruiken toegenomen”, zegt hij. “Overlast noemen ze tegenwoordig kinderspel. De groepen hebben vaker een handel, meestal drugs, te beschermen. Daarom spelen ze zich liever niet in de kijker.” Het geweld richt zich met name op elkaar, en soms bedreigen zij de buurt. Met dat laatste willen zij angst aanjagen, zodat ze met rust gelaten worden. Gevaarlijk is dat de groepen hierin steeds verder gaan, verder dan alleen bedreigingen. “Daarnaast zijn er groepen straatrovers, de minder slimme criminelen, die steeds gewelddadiger worden. Ook zij gaan
steeds verder in het toetakelen van hun slachtoffers. En dat om het simpele feit dat iemand dan niet meer in staat is een gedetailleerde verklaring af te leggen bij de politie.” Zielig Bij de aanpak van overlastgevende en criminele jeugdgroepen is de laatste jaren gewerkt met de groepsaanpak en shortlists. Die groepsaanpak is volgens Bervoets aan vernieuwing toe. In de praktijk ziet hij dat politie en justitie er niet goed mee uit de voeten kunnen. Bij de casus die Bervoets beschrijft, de Poortmangroep (fictieve naam) in Amsterdam Nieuw-West, zou de groepsaanpak niet goed hebben gewerkt. Belangrijkste reden daarvoor is dat de groep niet vastomlijnd is. Er is een harde kern, maar het overgrote deel
Sterk Volgens Bervoets zijn veldwerkers bij uitstek degenen die een scherp beeld van een groep kunnen krijgen en houden. “Vaak zijn deze jongens of meiden zelf van de straat. Ze kennen de groepen, de buurt, de geschiedenis, de families. Bovendien spreken ze de taal en kennen de straatcultuur. Ik zie bij bestuurders en bij politie en justitie soms wat wantrouwen jegens veldwerkers. Niet geheel onterecht, want vroeger waren er wel eens hulpverleners die als jongere zelf het verkeerde pad hadden gekozen. Maar als iemand duidelijk afscheid heeft genomen van zijn verleden, zich MBO of HBO heeft geschoold, dan moet je het risico nemen. Deze mensen staan sterk in hun schoenen, ze zijn gewoon de beste voor dit werk. Net als onderwijzers hebben zij een gut feeling. Zij weten van te voren precies wie een risico loopt in aanraking te komen met politie en justitie.” Inherent hieraan is volgens Bervoets wel dat ze wat verder afstaan van bestuurders en managers. “Daardoor wordt er niet altijd naar veldwerkers geluisterd. Bij de Poortmangroep was dat ook zo: veldwerkers hadden gewaarschuwd, maar de handhavers keken een andere kant op.” Net sluiten Het is vooral de toenemende brutaliteit van jeugdgroepen waarvoor Bervoets aandacht vraagt. “Het is in sommige wijken zo opgelopen dat je echt niet meer tegen bewoners kunt zeggen: stapt u er zelf eens op af. Mensen zijn bang en voelen zich
30
31
niet gesteund door de lokale overheid. Gemeente en politie moeten zelf moed tonen en duidelijk laten zien dat zij voor de wijk opkomen.” Tegelijkertijd vindt Bervoets dat hulpverleners en handhavers samen het net moeten sluiten rond de jongeren die een risico zijn, liefst zo vroeg mogelijk. Weet wat je partners moeten weten en zorg dat ze het ook daadwerkelijk weten. “Ondanks alle goede initiatieven, gaat daar helaas nog steeds veel mis.” Boek: Vlindermessen en Djonko’s, jeugd criminaliteit, hangjongeren en een praktijkverhaal uit West. Eric Bervoets, Boom Lemma, 2012. u
De cliënt als vergadertijger Als voorzitter van de cliëntenraad van Streetcornerwork stemt hij af, overlegt, draagt ideeën aan en spreekt zelfs bij de gemeenteraad. Kortom, voormalig drugsverslaafde Ruud Hessels (47), weet zich goed te redden in hulpverlenersland. Geen jargon is hem vreemd. “Ervaringsdeskundigen zijn hot. Er wordt echt naar me geluisterd.” uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
Ruud zit al jaren in de cliëntenraad, eerst al lid, nu als voorzitter. “Dat is altijd schipperen tussen wat er mogelijk en wenselijk is. Maar ik ben wel een goede onderhandelaar denk ik. Het nut van praten met ervaringsdeskundigen heeft zich wel bewezen. Wij helpen hulpverleners cliëntgericht te werken, en ze luisteren goed. Elke twee weken hebben we overleg met de GGD, daar tussendoor praat ik ook met medewerkers van HVO en Streetcornerwork. We leggen hen uit wat de gevolgen van het beleid zijn voor de gebruikers. Je kan je als voorzitter ook inzetten voor leuke dingen of uitjes, maar voor mij draait het om het meepraten over het beleid en de regels. Vanochtend hebben we in ons overleg gepleit om de gebruikersruimte aan de Elsrijkdreef open te houden voor alle gebruikers. Het is belangrijk dat ook verslaafden die zelfstandig wonen, daar terecht kunnen.
Zo kunnen ze hun verslaving en hun privéleven gescheiden houden. En wordt bijvoorbeeld hun familie niet geconfronteerd met spuiten of andere middelen voor het gebruik.” Ruud weet waar hij over praat. Hij gebruikte voor het eerst toen hij dertien was, en was daarna jarenlang verslaafd. Ruim zeven jaar leefde hij op straat in Zuidoost, totdat de veldwerkers van Streetcornerwork hem langzaam aan richting een normaler leven wisten te krijgen. Nu woont hij samen met drie andere cliënten in een begeleid wonen project en heeft een vriendin. Onlangs sprak hij bij een vergadering van de gemeenteraad toen de voortzetting van de subsidie aan Streetcornerwork aan de orde was. “Het argument was dat Street overbodig zou zijn. Maar dat is niet waar. Zij zijn een belangrijke schakel in het geheel. Ze hebben een belangrijke rol in het doorverwijzen naar, en bemiddelen
bij instanties. Bovendien zorgen ze ervoor dat verslaafden zich aan hun medische controles houden. Er is niemand anders die dat doet. Ik geloof dat ze me hebben gehoord, want er komt gelukkig toch weer geld vrij.” Ruud gaat binnenkort opnieuw het gesprek aan met de raadsleden. ”Je moet brutaal zijn, zorgen dat je binnenkomt. Ik ken de raadsleden inmiddels wel een beetje, dus ik heb makkelijker toegang.”
Veertig jaar ontwikkeling van het vak
Experts op straat
Hij wil de gemeenteraad ‘feedback geven op het gedrag van de politie, die verslaafden regelmatig lek schrijven.”(voortdurend boetes geven, red.) “Ze voelen zich als wild opgejaagd, en daarbij werkt het ook niet. Zelf was ik al drie lang jaar boetevrij toen ik alsnog in de gevangenis moest vanwege uitstaande boetes uit het verleden. Terwijl ik net bezig was op te krabbelen. Na twee maanden werd de rest van de straf kwijtgescholden. Dat was prachtig mooi. Toen kon ik echt verder." u
Al veertig jaar lang is veldwerk de kern van Streetcornerwork. Het personeelsbestand van de organisatie veranderde de afgelopen jaren mee met de samenleving. De professionele eisen aan het vak zijn strenger geworden, maar persoonlijke vaardigheden en kennis van de straat zijn nog net zo belangrijk als veertig jaar geleden. u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u u
Astrid van der Velde kwam eind jaren zeventig bij Streetcornerwork binnen als tweede vrouwelijke veldwerker. Inmiddels is ze als P&O adviseur verantwoordelijk voor het personeelsbeleid van de organisatie. ”Dertig jaar geleden waren de medewerkers van diverse pluimage. Ze kwamen uit de softdrugscene of de krakersbeweging. Anderen meldden zich bij Street omdat ze zich het lot van een groep jongeren aantrokken. Een enkeling was professioneel geschoold en zocht een bijbehorende baan.”
32
33
Door de aard van het werk, ‘s avonds en ‘s nachts op straat lopen, trok het beroep veldwerker nog weinig vrouwen aan. Toch hadden vrouwelijke veldwerkers wel een voordeel. Astrid: “Jongens hielden zich tegenover de mannen vaak groot, deden stoer. Bij mij durfden ze wel hun kwetsbare kant te laten zien en over hun problemen te praten. Wel moest je oppassen dat je en passant niet ook versierd werd.” Vanaf midden jaren tachtig nam het aantal vrouwen binnen de organisatie toe. Zo ontstond er ook steeds meer
contact met vrouwelijke cliënten. Eerst kwamen de Nederlandse en Surinaamse meisjes in beeld. De laatste jaren lukt het steeds beter om contact te leggen met Marokkaanse en Turkse meiden, onder andere via de Meidenclub. Nieuwe groepen, nieuwe collega’s Met de komst van nieuwe groepen naar Nederland, zocht de organisatie naar veldwerkers met dezelfde achtergrond. Sommige Surinaamse, Marokkaanse en Turkse medewerkers werden gevonden via contacten binnen de gemeenschap, anderen kwamen af op advertenties in de krant. “Het was en is niet de bedoeling dat allochtone medewerkers alleen met allochtone cliënten werken” zegt Astrid. “Elke veldwerker moet met elke groep aan de slag kunnen”. Het Molukse team, eind jaren zeventig actief, vormde hierop een uitzondering. “De Molukse gemeenschap was erg gesloten en stond op grote afstand van de samenleving. Om met hen contact te leggen had je echt Molukse medewerkers nodig.” Pas midden jaren tachtig kregen de veldwerkteams ook een eigen kantoorlocatie. Daarvoor werkten de veldwerkers letterlijk op straat. Astrid; “Ik hield wekelijks spreekuur in een café, maakte afspraken in buurthuizen en soms ook bij mij thuis. Dat laatste is nu echt ondenkbaar.”
50% op straat “Het aannamebeleid van Streetcornerwork verloopt in golfbewegingen”, zegt de P&O adviseur. “Soms zoeken we juist mensen die de straatcultuur goed kennen, die makkelijk contact maken met straatjongeren. In andere periodes hebben we meer behoefte aan hbo’ers en hulpverleners. Ons streven is om minimaal 60% hbo’ers en maximaal 40% mbo’ers in dienst te hebben. Maar daarin moet je af en toe laveren, hbo’ers hebben soms de neiging te veel op kantoor te zitten. En behalve kennis van de theorie, is kennis van de straat ook heel belangrijk.” Elke sollicitant loopt na het eerste gesprek een middag mee op straat. Volgens Astrid komen de meeste mensen daarna nog enthousiaster terug voor een tweede gesprek. “Maar er was ook een keer een kandidaat die tijdens de ronde bleef vragen wanneer ze terug zouden gaan naar kantoor. Dat werkt dus niet. Want een veldwerker moet minimaal 50% van de tijd op straat zijn.” Het beroep van veldwerker biedt veel vrijheid, is veelzijdig en zit vol verrassingen. Astrid: “Er zit veel leven in de doelgroep. Je weet van tevoren nooit hoe je dag eruit ziet. Voor veel mensen is Streetcornerwork een springplank naar een verdere carrière binnen de hulpverlening. Maar een enkele keer komen ze gillend bij ons terug. De veelzijdigheid van ons werk vind je nergens anders.”u
Wat biedt WorkForce?
Op stap met WorkForce
‘Vijf vliegen in één klap’ Kenneth beweegt traag. Papiertje voor papiertje vult hij zijn vuilniszak. Af en toe een weggewaaide krant, een plastic zakje, een leeg blikje. Zijn rug is gekromd. Grijze stoppels op zijn zwarte huid. Kenneth is een oudgediende, hij is al verslaafd sinds zijn 20 e. uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuu
“Ik krijg veel medicatie en gebruik bijna niet meer. Ik deel nu een huis met vier andere gebruikers. Elke week ga ik wel een dagje mee met WorkForce. Maar ik maak ook graag muziek, dus ik heb niet zoveel tijd.” “De ene dag verloopt alles soepel, de andere dag is het een en al onrust en problemen”, vertelt Dennis Schirmann, al zeven jaar begeleider. “Mijn belangrijkste taak is om iedereen aan het werk te zetten. Je leert de mensen goed kennen na een tijdje. Ik hoor van alles over hun leven, wat ze
‘Sommige WorkForce-projecten zijn zo populair dat er om 7 uur ’s morgens al een rij staat. Sommige mensen verkopen hun plaats in de rij voor een paar euro. Anderen nemen nieuwe deelnemers mee. Ook dit tegen betaling, want op straat is niets voor niets.’
Fragment uit personeels nieuwsbrief juni 2005
hebben meegemaakt. Ik bied altijd een luisterend oor.” De vragen waarmee de cliënten bij Dennis komen gaan over gezondheid, wonen, financiën, justitie en sociaal netwerk. “Ik ga daar zelf niet mee aan de slag, want wij hebben een klus te klaren. Daarvoor schakel ik de veldwerkers in of ik verwijs door naar andere zorginstellingen. We kijken wel naar de persoonlijke ontwikkeling van onze deelnemers, rapporteren daarover aan DWI en adviseren over ‘uitstroom’, als dat zinvol lijkt.” Een poos geleden was burgemeester Eberhard van der Laan op werkbezoek. Toen hij ons verhaal hoorde was zijn reactie, ‘dat zijn wel vijf vliegen in een klap’. Fred werkt sinds twee jaar pas regelmatig via WorkForce. “In het begin kwam ik af en toe een dagje, beetje papier prikken. Dat was wel leuk. Maar ik gebruikte toen veel en leefde op straat, of eigenlijk in een kelderbox. En soms zat ik vast.“ Dertig jaar verslaving heeft bij Fred
zichtbaar zijn tol geëist. Zoals veel langdurige drugverslaafden is hij langzamerhand in rustiger vaarwater gekomen. Hij is een vaste klant van de geïntegreerde voorziening in Zuidoost en een goede bekende van de veldwerkers daar. Via een woonvoorziening heeft hij een huis. Meedoen met WorkForce zorgt voor de nodige structuur in zijn dagen. Fred: “Ik werk wel graag. Ik ga zeker drie dagen per week mee, soms vaker. Karton ophalen bij winkeliers en ondernemers. Ik moet toch vroeg op voor mijn medicatie, dus op tijd komen is geen probleem.” Dat hij - naast zijn uitkering - een tientje per dag verdient, is een extra stimulans. Op de vraag waar hij dat aan besteedt, grijnst hij breed, “van alles”.
Streetcornerwork startte in 1994 met WorkForce als klein experimenteel project. Een ploegje langdurige drugsverslaafden onder leiding van een werkmeester ruimde zwerfafval op in Zuidoost. Nu is het een afdeling met twintig begeleiders die jaarlijks meer dan driehonderd cliënten begeleiden tijdens hun opruimwerkzaamheden. Sinds 2006 is de Dienst Werk en Inkomen (DWI) de grootste opdrachtgever. Tientallen ploegen prikken papier, werken in het groen (GreenForce) en halen papier en karton op bij bedrijven (CraftForce). Daarnaast werken er ook cliënten via FarmForce op zorgboerderijen rondom Amsterdam. “Deze cliënten hebben baat bij de dagbesteding” vertelt manager Kyung van Driel, “Het werk biedt hen de nodige structuur. Ze voelen zich nuttig en gebruiken minder dan wanneer zij passief thuis zitten. Daarbij is de lichaamsbeweging goed voor hun gezondheid.” De teams hebben professionele begeleiders. Zij hebben inzicht in verslavingsgedrag en psychiatrische
“Onze cliënten worden vaak met de nek aangekeken, ze horen dat het allemaal hun eigen schuld is. Ik weet door wat ze mij vertellen dat er nog een ander verhaal achterzit”, zegt Dennis. “Een mens kan een tegenslag heus wel overwinnen, maar komen er meerdere achter elkaar en is iemand gevoelig voor verslaving, dan is hij verloren. Ik heb waardering voor hun overlevingstechnieken en de zwarte humor die ze op de been houdt. Dat is ook mijn humor, het relativeert. Zo leer ik ook van cliënten hoe je met dingen om kunt gaan.”
34
35
problemen en kunnen omgaan met gedragsproblemen. Dat stelt hen in staat het beste uit hun cliënten te halen en te garanderen dat er ook echt gewerkt wordt.” WorkForce zoekt naast de gemeente ook andere opdrachtgevers. Er werken al teams voor het Okura hotel en woningcorporatie Rochdale. Van Driel: “Het is voor ons een interessante opgave meer van zulke partners te vinden. Dat stimuleert ons tot verbetering van de kwaliteit van ons werk. Want deze partners willen als geen ander waar voor hun geld.“ u
Dit is een uitgave van Stichting Streetcornerwork Oktober 2012 Tekst: Sofie Coronel en Brigitta van den Berg Eindredactie: Rob Jezek Foto’s cover, pagina 3, 6, 10, 13, 14, 16, 17, 20, 27, 32, 35 © Sandra Hoogeboom Foto pagina 5 © Hollandse Hoogte Foto pagina 21, 23, 26 © Mayanne Könst Foto pagina 25 © Bert Verhoeff / Hollandse Hoogte Foto pagina 28 © Theo Koeten Foto pagina 29 © Joost van den Broek / Hollandse Hoogte Stichting Streetcornerwork u Centraal Bureau Illustratie pagina 30/31 © Willem Vleeschouwer Herengracht 352 u 1016 CG Amsterdam Vormgeving: Studio Stennis 020 - 6 23 97 67 (tel) u 020 - 6 25 38 20 (fax) Oplage: 3000 exemplaren
[email protected] u www.streetcornerwork.eu