Onderwerp:
‘25 jaar na de val van de Muur; De beleving en wat is er veranderd?’
Inleiders:
Theo Koelé1
Thema-avond:
maandag 3 november 2014
Goedenavond, allemaal. Ik wil u zeer hartelijk bedanken voor de enorme opkomst. Te meer daar het buiten toch tamelijk rotweer is. Waarom sta ik hier? Ik ben gevraagd omdat ik aanwezig was – in mijn tijd dat ik voor Trouw werkte, mijn eerste grote werkgever – bij de val van de Muur. Beter gezegd de weken eraan voorafgaand en de weken die daarop volgden. En de aanleiding voor mijn baas om mij daar heen te sturen was dat er een enorme vluchtelingenstroom op gang kwam via met name Hongarije en Tsjecho-Slowakije, richting West-Duitsland. Mensen hadden schoon genoeg van de DDR die dat jaar zijn 40-jarig bestaan zou vieren. Goed, ik was dus ooggetuige en ik begin mijn verhaal – dat later wat algemener wordt – met een, ik hoop, een levendig ooggetuigenverslag. Dat begint als volgt. 'Kun je een geheim bewaren?' De jongeman kijkt me hoopvol aan. Ik heb me net voorgesteld als Nederlandse journalist. Een vriendin van de jongen - hij wil zijn naam niet kwijt, laat ik hem maar Rainer noemen - zegt dat hij beter zijn mond kan houden. We zitten in een café op de Alexanderplatz, midden in Berlijn, Hauptstadt der DDR. Oost-Berlijners zijn niet scheutig met mededelingen, laat staan met onthullingen - er kan altijd iemand van de nogal gevreesde geheime dienst Stasi meeluisteren. Maar de jongen wil zijn verhaal dolgraag kwijt. Zijn verhaal is; ‘Ik ga diezelfde avond (september 1989 hebben we het nu over) stiekem het land verlaten, naar Hongarije gaan en vandaar naar West-Duitsland reizen.’ Zoals ik zo-even al zei, duizenden landgenoten, wier vrijheid om te reizen is beperkt tot wat dan heet de 'socialistische broederlanden', gingen hem de afgelopen maanden voor. Via Hongarije, dat het prikkeldraad aan de grens met Oostenrijk open knipte en daarmee de weg nar West Duitsland baande voor DDR-vluchtelingen. En via Praag, waar ze over de hekken klommen van de West-Duitse ambassade en toestemming kregen, na heel veel soebatten overigens, van de regering in Bonn om naar het vrije deel van Duitsland te komen.
1
Theo Koelé is buitenlandredacteur bij de Volkskrant sinds 1997, eerst als correspondent in Tel Aviv, daarna als parlementair verslaggever. Voordien was hij bij dagblad Trouw parlementair verslaggever en correspondent in Berlijn en Brussel, waar hij onder andere verslag deed van de val de muur.
1
Mensen zoals Rainer worden door de machthebbers in alle toonaarden veroordeeld. De staatsmedia bestempelen hem als klassenvijand, landverrader, crimineel, niksnut. De jongeman moet er om lachen. Hij heeft zijn spullen al gepakt, want een beter leven lokt. ‘Hier ist alles Scheisse’ - dat is een uitdrukking die ik nog veel zal horen de komende weken. Want, een opsomming: recente verkiezingsfraude; winkels met foto's van sinaasappels in de etalage, maar als je binnen komt zie je slechts uien en kool in de schappen liggen; water- en bodemvervuiling door verouderde fabrieken; de stank van bruinkool; leugenachtige media. Ik beschik over een oud exemplaar van Neues Deutschland, de officiële staatsuitgave, en in een nummer staan maar liefst achttien foto´s van de heer Honecker, de toenmalige staatschef. Voor de jongen Rainer is het allemaal mooi geweest, of ´niet mooi´ vooral. Hij heeft er genoeg van en heeft dan ook geen enkel vertrouwen in een nieuw aantrekkelijk socialisme – zo wordt dat dan genoemd – dat de prille oppositiegroepen voor ogen staat. Zijn vlucht lukt. Hij stuurt me een ansichtkaart vanuit West-Duitsland, als bewijs. Het is dan oktober 1989, kort voor de viering van 40-jarig DDR. De bejaarde partijchef annex staatshoofd Erich Honecker, prijst op die feestelijk bedoelde 7 oktober zijn prachtland. De DDR is een pilaar van stabiliteit en veiligheid in Europa. Een succesvolle industriestaat, met een bloeiende wetenschap en cultuur. Een wereldmacht op het gebied van sport – pas later bleek dat daar een hoop doping aan te pas was gekomen. Maar goed, op dat moment was de leuze 'alleen het socialisme komt de toekomst toe'. Het was toen eigenlijk al duidelijk, een bizarre eenakter, die hij daar opvoerde in het Palast der Republik – inmiddels afgebroken, maar destijds een van de lelijkste gebouwen ter wereld. Terwijl Honecker zijn publiek toespreekt, hoogwaardigheidsbekleders, horen ze de betogers op honderden meters afstand 'Gorbi! Gorbi' roepen. Sovjetleider Michail Gorbatsjov – zeg maar de eregast – is de hervormer in eigen land, om wie nu de Oost-Duitsers schreeuwen. Hij is de held van de dag, of beter gezegd, van de vorige dag. Gorbatsjov legt volgens het protocol een krans bij het monument voor de slachtoffers van het fascisme. Dan maakt hij zich los van een groepje zichtbaar zenuwachtige veiligheidsagenten en loopt naar een speciaal voor journalisten afgebakend vak. De helft van deze zaal zal het geweest zijn. Hij steekt in het Russisch een verhaal af, dat zo’n beetje hapsnap wordt vertaald door een Duitse tolk. Ik word met mijn notitieboekje verdrongen door cameraploegen, ik vang amper een woord op. Maar als de Sovjetleider wegloop naar zijn limousine, blijven alle journalisten in een staat van opwinding en verwarring achter. Wat zei hij nou precies? De West-Duitse TV is er niet helemaal zeker van, maar meldt later die dag de gevleugelde woorden: 'Wie te laat komt, wordt door het leven gestraft.' Het zal het begin blijken te zijn van het einde van Honecker, zijn Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), en van zijn land. In de nacht van 7 op 8 oktober, na die speech van Honecker, slaat de vlam in de pan. OostBerlijn beleeft het grootste straatprotest sinds 1953, toen arbeiders in opstand kwamen. Sovjettroepen maakten er met geweld een einde aan. Nu, oktober 1989, proberen OostDuitse ordetroepen een aanzwellende menigte uiteen te drijven. Er zijn geen Russen te zien die avond, overigens. Agenten in uniform en uniforme burgerkleding (leren jasjes, spijkerbroeken, gympies) beuken in op betogers die het woord democratie durven scanderen. Mensen worden uit portieken gesleept en in politiebusjes afgevoerd. De demonstranten geven niet op. 'Jullie zijn bang, wij niet', roepen ze tegen agenten met wie ze in aanraking komen. Ik voel me met m'n enorme perskaart op de borst relatief veilig. Tot ik oog in oog kom te staan met een bloednerveus agentje met een pistool dat trilt in z'n handen. Een meerdere duwt hem gelukkig weg, ze moeten richting de rowdies – zo noemen ze daar de onruststokers – die zitten een paar straten verderop. Die hebben zich verzameld rond een aantal kaarsen en zingen De Internationale. Zijn niet echte voetbalvandalen zal ik maar zeggen. Maar goed, zo worden ze wel aangeduid. Later zal de hele wereldpers schrijven 2
over de vreedzame revolutie. Maar dat is op dat moment natuurlijk helemaal niet te voorzien. Er vallen die nacht geen doden, wel veel gewonden. Dat begrip vreedzame revolutie valt voor het eerst als kort na het geweld in Oost-Berlijn een demonstratie in Leipzig door veiligheidstroepen ongemoeid wordt gelaten. De Leipziger Nikolaikerk is al wekenlang elke maandagavond de uitvalsbasis voor betogingen waaraan duizenden deelnemen – mensen gaan eerst werken, dan gaan ze bidden, dan gaan ze demonstreren. Ik wilde erheen. Maar helaas alleen journalisten die zich hadden aangemeld voor het jubileum van de DDR, mogen er niet heen. Onze visa worden verlopen verklaard. In Oost-Berlijn is er een soort dependance van die kerk in Leipzig, dat is de Gethsemanekerk. Daar komen de burgerrechtactivisten bijeen. Ze branden kaarsen ook daar. Ze maken lijsten met namen van betogers die het afgelopen weekeinde gearresteerd zijn. En vooral, ze presenteren hun eisen op stencils. Soms heel ludiek (zoals een pleidooi voor 'vrede, anarchie en uitslapen'), meestal ook serieus ('wij zijn mondige socialistische burgers die recht hebben op objectieve informatie'). De Evangelische Kerk, die al jaren bemiddelde – en dus een toegestane vorm van kritiek uitte op het regime – wordt door de nieuwe oppositiebeweging evenzeer gewantrouwd als de autoriteiten. ‘De kerk is niet geloofwaardig voor een groot deel van de bevolking’, zegt metselaar Rijnard Schultz, die in een havenloos kantoortje zit. Hij is medeoprichter van de groep Neues Forum, die door de DDR-leiding onmiddellijk als staatsvijandig is bestempeld. Hij heeft niks op met de kerk. ‘De kerk heeft net zo veel maken’, zegt hij, ‘met het Christendom als de DDR met het socialisme’. De leegloop van de DDR – op een gegeven moment zijn het maar liefst 500 mensen per uur die het arbeiders- en boerenparadijs verlaten - en de populariteit van groepen als Neues Forum, nopen de starre leiders tot optreden. Honecker wordt door zijn partijgenoten afgezet. Op die dag spreek ik, samen met een paar collega’s en met toenmalig PSP-Kamerlid Andrée van Es, met vertegenwoordigers van de oppositie. Wij zijn onder de indruk van het gedwongen vertrek van Honecker, die maar liefst achttien jaar aan de macht was. Zij zijn helemaal niet onder de indruk. Want, zeggen ze, Honeckers opvolger Egon Krenz belooft een Wende, verandering. Maar iedereen kent hem als degene die enkele maanden geleden de leiders in China feliciteerde met het bloedig neerslaan van het studentenprotest op het Plein van de Hemelse Vrede in Peking. Het wantrouwen is groot en dat blijkt op 4 november, als een miljoen mensen zich verzamelen op de Alexanderplatz. De grootste demonstratie ooit in de DDR. 'Wir sind das Volk', scanderen de demonstranten. Weer de bekende eisen; democratie, persvrijheid, de vrijheid om te reizen. Op een spandoek staat: 'Ik wil naar mijn vriendin in Holland.' Partijbons Günter Schabowski durft het aan om de mensen toe te spreken. Hij wordt weggehoond. Maar een paar dagen later is hij de man die het volk geeft waarom het vraagt: een ongehinderde oversteek naar West-Duitsland. 9 November breekt aan de dag waarop het allemaal gebeurt. In het perscentrum aan de Mohrenstrasse in Oost-Berlijn, waar het elke dag wemelt van binnen- en buitenlandse journalisten en allerlei types die hinderlijk over je schouder meekijken, geeft Schabowski een persconferentie. Plotseling deelt hij mee dat het DDRburgers voortaan is toegestaan naar de Bondsrepubliek te reizen. Hoe en wanneer, dat laat hij aanvankelijk in het midden. Na herhaalde vragen bladert hij door zijn papieren en zegt dan ongeveer zo, vermoeid: 'Sofort, unverzüglich'. Nu dus. En ja, ook rechtstreeks naar West-Berlijn. De rest is geschiedenis, wereldgeschiedenis. Die voltrekt zich onder mijn ogen. Een collega uit West3
Berlijn belt met overslaande stem. ‘Kom hierheen!’ Iedereen stapt in zijn auto om ‘die von drüben’ (mensen van de andere kant) aan de Muur op te wachten. ‘Es geht los.' We staan aan de tweede of derde grensovergang die ’s avonds open gaat. Wildvreemden staan de Oost-Duitsers op te wachten. Wildvreemden vallen elkaar in de armen. Verbouwereerde Ossis krijgen bloemen, champagne. Ze vinden alles toll (geweldig). West-Berlijners klimmen op de Muur, de Oost-Duitse Volkspolizei probeert hen - tevergeefs - met waterkanonnen te verdrijven. 10 november, 's ochtends vroeg, bij grensovergang Checkpoint Charlie – waarschijnlijk de bekendste van de grensovergangen. Vanuit café Adler ziet de peinzende schrijver Cees Nooteboom de stroom Trabanten aan zich voorbijtrekken – hij zal er later een prachtige kroniek over schrijven. Ik sta naast hem in het café en drink wat koffie, veel koffie. Het was een lange emotionele nacht. Dan stap ik naar buiten en tik ik op de raampjes van die Trabanten en vraag ik de bestuurder om even met mij te praten. Dan volgen er ietwat onbenullige gesprekjes: 'Wat gaat u vandaag doen?' 'Kijken, misschien wat kopen. Ik ken West-Berlijn alleen van de tv.' 'Blijft u in de DDR?' 'Natuurlijk, daar werk ik.' Trabi's zetten zich pruttelend in beweging. Er volgen er nog duizenden. Menige bezoeker is bij terugkeer aan het einde van de dag teleurgesteld. Met het van overheidswege verstrekte, eenmalige 'begroetingsgeld' van 100 D-Mark kun je maar weinig kopen bij het luxe warenhuis KaDeWe, dat een favoriete bestemming blijkt te zijn. Een jongetje geniet er van het spelen met elektrische treinen. Zijn vader kijkt vertederd. Maar ja, dan trekt hij het jongetje weg en zegt hij, ‘Jongen, dat is echt veel te duur voor ons. We gaan terug naar drüben.’ Een feestelijk weekeinde volgt. Een reusachtige grijparm tilt het eerste stuk uit de Muur op de Potsdamer Platz. Staand op het dak van een souvenirwinkel hoor ik gejuich, gezang ('So ein Tag, so wunderschön wie heute'), ik zie tranen en omhelzingen. Een Oost-Berlijner naast me spreekt profetische woorden: 'Daar, in het Rijksdaggebouw, zit straks weer het parlement.' Echt profetische woorden. Weer een paar dagen later. Onder West-Berlijners is de euforie inmiddels wel wat getemperd. Trabanten verstikken de stad. Het openbaar vervoer puilt uit. Met al die Ossi's moet je uren wachten bij de kassa's van de – inmiddels ook goedkopere – warenhuizen die ze hebben gevonden. Ze lopen soms zomaar uit de rij om een ander merk tandpasta te zoeken. 'Colgate, is dat Amerikaans?' Die mensen in de supermarkten die West-Berlijners eigenlijk toch een onbehaaglijk gevoel geven. Het zijn dan wel broeders en zusters, maar het zijn er wel erg veel. De Oost-Berlijnse oppositie – de organisaties die een revolutionair elan teweeg brachten – die is evenmin echt blij. 'Ik ben niet naar West-Berlijn gegaan', zegt dominee Friedrich Schorlemmer, een van de oppositieleiders als ik hem thuis opzoek, hij zit op de bank. 'Het is duidelijk dat we na de heerschappij van de ideologie geen heerschappij van het grote geld willen'. Dan is er mevrouw Böhlei, spreekbuis van Neues Forum – een nogal zure dame – 4
maar op die dag niet te genieten. Zij zegt: 'Ik heb niet gedanst toen de Muur geopend werd'. Neues Forum plaatst bij de grensovergangen borden met een pleidooi voor vrije verkiezingen. Want, het was natuurlijk nooit begonnen om te kunnen winkelen in de Bondsrepubliek. De DDR-leiders proberen ondertussen te redden wat er te redden valt. Persconferenties over machtswisselingen aan de top, de vorming van de regering waarin communisten niet meer de meerderheid vormen, een rondetafel-vooroverleg met de oppositie. Ik kan het bijna niet meer bijbenen. Bovendien is het veel leuker om te schrijven over schandaaltjes rondom de voormalige DDR-top die langzaam maar zeker aan het licht komen. Zo bestelde Honecker ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag 65 flessen port uit zijn geboortejaar. Zijn echtgenote Margot, ex-minister van Onderwijs koos als verjaardagscadeau eens juwelen ter waarde van zo’n duizend D-Mark. Nu zeggen wij, is dat nou zo veel? Maar daarover winden OostDuitsers zich op, die zich moeten behelpen met de Ostmark die steeds minder waard wordt. En het zal ze echt worst wezen dat er zoveel partijmastodonten het veld moeten ruimen, waarmee de regering, of wat er nog van over is, haar gezag probeert te herstellen. Veel belangrijker is dat er een discussie losbarst over de toekomst van de DDR. Het sleutelwoord is Wiedervereinigung. De Duitse bondskanselier Helmut Kohl legt eind november plannen op tafel voor een geleidelijke, let op geleidelijke, hereniging van de twee Duitse staten. Twee weken later botsen in een ijskoud Leipzig voor- en tegenstanders tijdens de traditionele demonstratie op maandag. Ik schrik van de agressie. 'Zwijnen', wordt er geschreeuwd tegen demonstranten die de DDR-vlag dragen. 'Jullie roden leren het ook nooit. Jullie tijd is om. Dit is onze demonstratie, donder op.' Het rood-zwart-goud van de Bondsrepubliek domineert het straatbeeld. De roep 'Wij zijn het volk', waarmee de revolutie werd ingeluid, wordt overstemd door 'We zijn één volk.' En vooral: 'Deutschland, einig Vaterland.' Verkleumd ga ik naar mijn hotel. Met een Vlaamse collega drink ik whisky. Vanuit de hotelbar kijken we uit over de stad waar het is gaan sneeuwen. 'Vanavond hebben we de Duitsers gezien voor wie we bang moeten zijn', zegt de Vlaming. Ik schrijf later in mijn krant – dat was toen nog niet de Volkskrant, maar Trouw – omineuze zinnen als: 'Wil Leipzig de hoofdstad van het Vierde Rijk worden?' Tijd om terug te gaan, u hoort het al, naar Berlijn. Want daar in Leipzig werd ik niet echt vrolijk. Het merkwaardige verschil tussen de eerste en tweede klas in de trein – iedereen is officieel toch gelijk in de DDR? – blijkt niet meer te bestaan. De meeste reizigers moeten sowieso staan. Half Leipzig is op weg naar West-Berlijn om kerstinkopen te doen. Ik hou het ook voor gezien, ik ga terug naar Nederland. Ik maak een sprongetje naar 1990, het jaar waarin mijn officiële correspondentschap begon. Het is voorjaar en de voorstanders van Duitse eenheid, dus die mensen die daar op het plein in Leipzig al de grootste mond hadden, zegevieren. Bij de eerste vrije Oost-Duitse verkiezingen in maart 1990 wint de combinatie van christendemocratische partijen die is opgetuigd door Helmut Kohl. Hij heeft de D-Mark beloofd. Neues Forum, de oppositiegroep, is opgegaan in een linkse partij en is met een paar procent van de stemmen het spreekwoordelijke kind dat door een revolutie wordt opgevreten. Op 1 juli hebben alle Duitsers de D-Mark. In oktober is het ene Duitsland een feit. De organisatie (van Wageningen 45) heeft mij niet alleen gevraagd een ooggetuigenverslag te geven, maar ook om te kijken naar wat er 25 jaar later voor zinnigs te vertellen valt over wat er veranderd is. Ik ben net een paar maanden geleden teruggegaan naar Oost-Berlijn – ik moet nu zeggen oostelijk Berlijn, want oost en west apart bestaan natuurlijk niet meer – en daar ging ik naar plekken waarvan ik aantal in dat verhaal van zo-even heb genoemd. De 5
Alexanderplatz, waar de grootste demonstratie van 1989 plaatsvond. Nu is er het grootste consumentenparadijs, of om het een beetje oneerbiedig te zeggen, de koopgoot van Berlijn. De Potsdamer Platz, waar de eerste stukken uit de muur werden getakeld. Toen was het een sinister niemandsland, nu is het een plein met fonkelende flatgebouwen en met het mooiste station van Europa, althans een van de indrukwekkendste. De Karl-Marx-Allee, een twee kilometer lange en 90 meter brede boulevard, omzoomd door reusachtige woonblokken, gebouwd in de jaren ’50 en duidelijk niet bedoeld om mensen op hun gemak te stellen. Nu zijn er galeries gevestigd, trendy restaurants, er zijn terrasjes. Het is nog niet echt gezellig, maar het is niet meer te vergelijken met 25 jaar geleden. Ik bezocht ook Köpenick, destijds een grauw dorp aan de rand van Oost-Berlijn bij een van de vele prachtige meren die de inmiddels herenigde stad rijk is. Köpenick is nu een pittoresk plaatsje, een beetje Anton Pieck. De huizen zijn vrolijk geschilderd, en de mensen die er wonen lijken dik tevreden met de veranderingen. Zo zien hun winkels er ook uit. Maar uiterlijke schijn bedriegt. De twee Duitslanden groeiden maar langzaam naar elkaar toe. Cultuurverschillen en een sterk afwijkende geschiedenis laten zich niet zomaar overbruggen. Die Mauer im Kopf, de muur in je hoofd – en je leest het echt dezer dagen tot vervelens toe in de Duitse media – is anno 2014 nog niet verdwenen. Zaterdag publiceerde mijn krant de Volkskrant een fraai essay van de hand van de historicus Ruud Veltmeijer. Een historicus kan altijd wat dieper gaan dan een journalist, en daarom wil ik u enkele passages uit zijn essay en conclusie niet onthouden. Ik lees voor: Wel is er 25 jaar na de val van de muur bij velen in meerdere of mindere mate (hij spreekt over de Oost-Duitsers) sprake van teleurstelling over niet-vervulde verwachtingen en zelfs van gekrenktheid over vermeende West-Duitse dominantie en arrogantie. Er is ook het gevoel voor de tweede keer achtergesteld te zijn. Eerst moesten de Oost-Duitsers alleen de prijs betalen voor het verlies van de oorlog, en na 1989 werden ze – althans zo voelen ze dat volgens deze historicus – opnieuw benadeeld, maar door de eigen landgenoten. De nieuwe Bundesländer – zo heet de voormalige DDR sinds die is opgegaan in de Bondsrepubliek – zijn er wel degelijk op vooruit gegaan. In economisch opzicht succesvoller, de tegenstellingen in welvaart en rijkdom nemen af. Maar wat blijft – en dat is de strekking van het betoog van deze historicus en ik kan mij daar goed in vinden – ouderen mogen vaak positief terugkijken op bepaalde aspecten van het leven in de DDR, jongeren en kinderen weten niet of nauwelijks wat de DDR was. Over nog eens 25 jaar is de DDR pas echt geschiedenis.
6