Het derde geslacht en het vierde
Over het verbreken van banden
R
eeds jarenlang is er in de praktijk van het
gemeenteleven een opvatting gangbaar die gestoeld is op slechts enkele bijbelteksten. In de gebeden, vaak met pastoranten, worden er dan zogenaamd 'banden verbroken' tot in 'het derde en het vierde geslacht'. Voor de pastorale problemen van nu wordt gezocht naar verantwoordelijke zonden in het verleden. Hierbij kan men heel ver gaan. Voor alle helderheid moet tegelijk worden gezegd dat deze benadering onder leidinggevenden omstreden is. De bijbelteksten, waar impliciet naar wordt verwezen, zullen we hier theologisch-exegetisch bespreken. Ook stellen we de vraag of het legitiem is om als voorganger, pastor of pastoraal medewerker (of in een andere rol met enige verantwoordelijkheid) zulke teksten te gebruiken. We bespreken hier Exodus 20:56, Deuteronomium 5:9-10, Exodus 34:6-7 en Numeri 14:17-18.'
Verbondssluiting tussen twee partijen De bijbelteksten waarom het gaat, staan vooral bekend om hun enigszins variërende formule "voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde" (NBV). Wellicht kan een zorgvuldiger verstaan van de tekst helpen aan een bijstelli ng voor het pastoraal spreken en handelen. De teksten die boven als citaat zijn geplaatst, staan zonder twijfel niet op zichzelf. Zij hebben een context waarin hun betekenis relevant wordt. Drie van deze teksten staan in directe relatie met een moment van verbondssluiting tussen jahweh (Jhwh) en zijn volk. De verbondssluiting dient in hun context duidelijk als een bevestiging van een zeer exclusieve relatie tussen jhwh en zijn volk Israël. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er in zulke situaties gesproken wordt van vergeldingen in geval deze exclusieve relatie zou worden verbroken. Het is misschien wat vroeg om te constateren, maar de verbondsafspraken betreffen slechts twee partijen: Jhwh en het volk, waar intergeneratief over wordt gesproken. Wie hier demonen in leest, gaat verder dan wat de tekst zegt. Nadere studie van de desbetreffende bijbelteksten zal uitwijzen dat in deze teksten gebruik is gemaakt van een manier van spreken waarbij de eerder genoemde formule heel bewust
een plaats heeft gekregen in de teksten. Deze formule wordt namelijk gebruikt om de theologische boodschap te onderstrepen. Elke tekst benadrukt in de eigen context van gebeurtenissen dat jhwh beloont en bestraft, maar niet op de wijze van: Wie goed is krijgt lekkers, wie stout is de roe. We zouden er voor kunnen kiezen om Jhwh als een wiskundig berekenend God te zien, zoals bijvoorbeeld de islam God beschrijft.' Of we zouden ervoor kunnen kiezen om God te zien als een God die de mens aanspreekt op zijn verantwoordelijkheid ('Waarom heb je dat gedaan?' vroeg God, de Heer, aan de vrouw. Gn 3:13). Mijns inziens is dat hetgeen deze vier teksten doen; zij onderstrepen het karakter van God zoals dat het beste door Ex 34: 6b-7 wordt weergegeven. God is barmhartig, genadig geduldig en groot in goedheid en trouw. Dat wordt met name onderstreept door de formule (en de schrijfstijl van de formule) 3 waarin wordt gedreigd met vergelding en waar zegening wordt beloofd. Er wordt niet aangestuurd op een wiskundig bijhouden van zegen en vervloeking. Er wordt, met zeer veel kracht, woordelijk onderstreept dat zonde niet ongestraft blijft en dat gehoorzaamheid aan Jhwh en zijn geboden meer dan genoeg wordt beloond. Laten we nu dan de vier kernteksten stap voor stap bekijken om ze vervolgens nader onder de loep te nemen.
Door Robert de Vries Afgestudeerd van Azusa theologische hogeschool en Universiteit van Nottingham.
Parakleet
1 00
® 3
Geen beeld om magie te voorkomen Eerst bespreken we de teksten en de context van Exodus 20:5-6 en Deuteronomium 5:9-10. In het Hebreeuws zijn beide teksten identiek; echter, hun context is duidelijk anders. De situatie en het moment waarin beide teksten worden geuit, verschillen van elkaar. Ex 20:5-6 is onderdeel van de passage waarin de Tien Woorden 4 worden uitgesproken door jhwh. De directe aanleiding van beide verzen vormt het verbod op het maken van, het knielen voor en het vereren van godenbeelden en het (na)maken van afbeeldingen van zaken die in de hemel, op aarde, of onder de aarde zijn. Ex 20:5-6 moeten we dus niet opvatten als de reden waarom geen godenbeelden gemaakt moeten worden maar als een waarschuwing wat er gebeurt en waarom het dan gebeurt, als men als gelovige Israëliet toch overgaat tot het maken van dergelijke beelden.
Gods verbondspartner betekent het einde van de vloek op het voorgeslacht Gehoorzaamheid
van
In tegenstelling tot de vorige tekst wordt Dt 5:9-10 niet uitgesproken door jhwh, maar door Mozes. Desalniettemin maken deze verzen deel uit van het grotere geheel van de Tien Woorden die in Dt 5 worden herhaald en benadrukt door Mozes. Ook hier is de aanleiding het vervaardiaen. het knielen voor en het vereren van
•4 •
Parakleet 100
godenbeelden en kan de tekst als volgt vertaald worden: 'U zult u niet neerbuigen voor hen, en u zult hen niet dienen, want ik jhwh, uw God, ben een jaloers God. Ik straf kinderen voor de ongerechtigheid van ouders tot het derde en het vierde (geslacht) van degenen die mij haten (lett. 'mij hatenden').5 Aan duizenden echter, aan hen die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden, zal ik goedheid bewijzen'. 6 Omdat in het eerste gebod 'goden in het algemeen' is uitgesloten, verwijst het tweede gebod naar iedere mogelijke representatie van jhwh.' Dit betekent dus (volgens het eerste gebod) dat ieder individu die het verbond met jhwh sluit, geen andere goden mag hebben. Daarbij wordt het uitdrukkelijk verboden om afbeeldingen te maken van jhwh, omdat niets in staat is, in vorm of wezen, jhwh te vertegenwoordigen. Hij staat daarboven $ en, zoals zijn naam ook zegt, is erbij aanwezig.' We moeten overigens in gedachten houden, dat in de tijd dat Israël de geboden en de wet ontvangt, voor vele volkeren in het oude Nabije Oosten goden de personificatie waren van hemel, aarde en afgrond. Zij hadden daar beelden bij nodig, maar jhwh wilde niet en kon niet worden voorgesteld als een beeld of voorwerp dat ter beschikking stond van de mens die daardoor macht en een vorm van magie kon uitoefenen. 10
Uitleg en consequenties Na deze twee zeer definitieve geboden, die aan het begin van de Decaloog staan, volgt dan voor de eerste maal de passage waarop we onze uitles willen toe p assen. Ik ben van mening
dat de passage betrekking heeft op zowel het eerste gebod als het tweede. Laten we kijken naar de inhoud van Ex 20:5-6 en Dt 5:9-10. Allereerst drukt het woord 'jaloers' (gann'á) duidelijk uit dat God vanwege zijn karakter afgoden en afbeeldingen van hem niet kan dulden en de makers wel zal moeten straffen. De praktijken afgoderij en beeldenverering worden in deze context aangeduid met 'ongerechtigheid' ('awón). De ernst van het vergrijp wordt al temeer duidelijk in de manier waarop God, in overeenstemming met zijn karakter, hiermee omgaat. jhwh zal, zo drukken beide teksten uit, niet alleen de daadwerkelijke overtreder straffen, maar ook zijn familie tot in het vierde geslacht (achterkleinkinderen). Het gaat niet slechts om het vereren van andere goden en het maken van beelden, maar deze vergrijpen houden bovendien een daadwerkelijke schending in van het verbond tussen God en Israël. Het terugkomen op Gods afspraak: dat is pas 'ongerechtigheid'." De term die daarna gebruikt wordt, komt wellicht een beetje vreemd voor: 'haten'. Een individu dat met jhwh en zijn volk een verbond aangaat en belijdt geen God dan hem alleen te hebben, om daar vervolgens op terug te komen, verdient volgens God deze straf. Deze personen 'haten' jhwh. De directe tegenstelling wordt gevormd door de laatste zin van deze passage en betreft jhwh's houding van goedheid voor degenen die hem liefhebben en zijn geboden onderhouden. Het 'liefhebben' wordt hier direct gevolgd door 'geboden onderhouden'. Op gelijke wijze als individuen die het verbond verbreken 'mijn hatenden' worden genoemd, zo worden de individuen die God gehoorzamen 'mijn liefhebbenden 12 genoemd. Overigens ben ik van mening dat het getal 'duizenden' beter kan worden gelezen als 'ontelbaren', gezien jhwh's goedheid en trouw tegenover zijn volk. Omdat de Decaloog niet op zichzelf staat, maar duidelijk is ingebed in de verbondssluiting op Sinai, zijn de woorden gericht op het volk dat het verbond sluit. We hebben het hier dus over Israël. In mijn overtuiging klinkt de samenvatting van de uitleg als volgt: jhwh God is een jaloerse God, wat betekent dat hij geen andere goden tolereert en/of afbeeldingen die hem zouden moeten vertegenwoordigen. Diegenen die een verbond met hem gesloten hebben, maar dit verbreken door andere goden te dienen of beelden te vereren, beschouwt hij als 'degenen die hem haten'. Degenen echter die het verbond met God zijn aangegaan en het onderhouden, beschouwt hij als 'hen die mij liefhebben'. jhwh zal zijn goedheid aan hen bewijzen, oftewel, op een of andere wijze duidelijk maken.
Het verbond vraagt gehoorzaamheid De passage Exodus 34:6-7 volgt op een aantal hevige gebeurtenissen. De Israëlieten die in hun ongeduld een afbeelding van jhwh maken en Mozes die in zijn woede de stenen tafelen, waarop de Decaloog geschreven stond, kapot gooide op het gouden kalf. Hierna wordt Mozes verzocht stenen tafelen uit te hakken om opnieuw de wet te ontvangen. De teneur is er een van schande van het gedrag van het volk Israël. God herinnert Mozes aan de ongerechtigheid van het volk, maar verklaart toch een verbond te willen sluiten (Ex 34:10). Ook hier is weer de context het aangaan van het verbond en het gehoorzamen ervan. jhwh ging aan hem voorbij en riep: 'jhwh, jhwh, een God barmhartig en genadig; geduldig en groot in goedheid en trouw. Hij die goedheid aan duizenden bewijst, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft. Hij zal zeker niet ongestraft laten en kinderen en kleinkinderen straffen voor ongerechtigheid van ouders tot in het derde en het vierde (geslacht)." Het opmerkelijke van deze tekst is dat jhwh zelf deze woorden spreekt als een herinnering aan wat hij al bij de eerste keer dat hij het verbond sloot duidelijk uitdrukte.
Uitleg en consequenties De inhoud van deze 'belijdenis' die jhwh uitspreekt is een belijdenis van zijn eigen karakter. Inmiddels heeft jhwh in alle opzichten bewezen dat hij een medelijdende God is. 13 En nu, na alles wat er gebeurd is, laat hij dit ook nog eens weten in een benadrukking van hoe hij omgaat met zijn volk. Hij roept tweemaal zijn eigen naam uit. Hij zet daarmee de toon van de belijdenis. Deze toon is, dat hij verwacht dat hij bereid is zichzelf te geven aan zijn volk, maar dat ze hem moeten nemen zoals hij is: jahwehl Hij sluit geen compromissen en dus verwacht hij dat ook van zijn volk. Wat mij na dit uitroepen van zijn naam opvalt, is de volgorde waarin elementen van deze uitspraak van jhwh worden geuit. Allereerst wordt de barmhartigheid telkens weer benadrukt. Na deze karakterbeschrijving volgt eerst het bewijzen van goedheid en het vergeven van zonde en overtreding. Pas daarna wordt met nadruk (door de bekende formule te gebruiken) de straf en de mate van de straf genoemd voor ongerechtigheid. Deze beide zinsdelen zijn enigszins paradoxaal. Deze schijntegenstelling wordt door degene die het leest al snel opgelost. jhwh
God gaat voorbij aan de menselijke rekensom Parakleet
1 00
• 5 •
begon namelijk met de benadrukking van zijn goedheid en vergevingsgezindheid. De straf is slechts voor degene die volhardt in de overtreding: die, in de context van Israël, blijft in een leven van afgoderij en beeldenverering. We kunnen dus concluderen dat in het bijzonder deze passage duidelijk laat zien dat God vergeeft die berouw hebben, maar 'slaat' die verhard hun weg vervolgen. Wederom laat de tekst zien dat God een punt zet achter het verleden als een persoon zich bekeert tot God, oftewel in het Hebreeuws, tot inkeer komt en 'terugkeert' naar jhwh.
De schending van het verbond De context van Numeri 14:17-18 is bijzonder. Na een groot aantal momenten waarop de Israëlieten jhwh hebben bezig gezien, gaan ze nu aan hem twijfelen. De verspieders zijn
Jezus breekt met het lineair-causale denken en is toekomst gericht teruggekomen van hun reis en de mensen zijn ontmoedigd door hun verhalen. Reden temeer voor het volk om te morren tegen jhwh die zijn 'frustraties' daarover aan Mozes meedeelt ('Hoe lang zal dit volk mij nog afwijzen? Hoe lang nog zal het weigeren op mij te vertrouwen ondanks alle wonderen die ik verricht heb?') en dreigt met de totale ondergang van het volk. Dit is de eerste keer dat de verbondssluiting (of het verbond) niet de directe context vormt van de passage. Het moge duidelijk zijn dat jahweh opstandigheid als verraad ervaart en dus als een schending van het vertrouwen in jhwh: een schending van het verbond. Het is dan Mozes die jhwh herinnert aan zijn eigen woorden: Laat de kracht van de Heer groot worden zoals u gesproken heeft: JHWH, geduldig en groot in goedheid, die ongerechtigheid en overtreding vergeeft. Hij zal zeker niet ongestraft laten en kinderen straffen voor ongerechtigheid van ouders tot in het derde en het vierde geslacht"' 4 . De nauwkeurige lezer zal hoogstwaarschijnlijk hebben opgemerkt dat het hier gedeeltelijk gaat om een herhaling (in dit geval een benadrukking) van de belofte die jahweh gaf aan Mozes in Ex 34:6-7. Uitleg en consequenties Indirect probeert Mozes hier het verbond te consolideren en er zorg voor te dragen dat jhwh het volk niet ombrengt. De frase 'Iaat de kracht van de Heer groot worden', is een lofprijzing van Mozes met als doel jahweh te tonen dat wanneer hij het volk vergeeft, zoals Mozes
• 6 •
Parakleet
1 00
bepleit in Nu 14:19, zijn naam groot zal blijken, omdat hij zijn belofte is nagekomen. De formulering van de daaropvolgende passage lijkt op die van Ex 34:6b-7, maar is niet identiek. Door een aantal woorden weg te laten lijkt deze formulering wat algemener en dat is ook precies wat Mozes hier doet: hij bevestigt de algemene kenmerken van God en God volgt Mozes hierin.
De context van geloof en pastoraat Deze teksten vinden uiteraard ook hun ingang in de praktijk van geloof en leven. Een dergelijke tekst is een tekst waarover gemediteerd en bovendien wil 'toepassen'. Het gevaar bestaat hierin, dat deze tekst een eigen leven gaat leiden en verwordt tot een op zichzelf staand principe dat op vele algemene pastorale situaties wordt toegepast. Binnen het gebied van de pastorale counseli ng komen we grofweg twee uiteenlopende benaderingen tegen. Let op, ik spreek in zeer algemene termen. Terug naar het verleden is kenmerkend voor één ervan. Vereenvoudigd zal deze praktijk de nadruk leggen op het actief 'zoeken' naar het moment waarop de geestelijke problemen ontstonden. Er is een probleem, dus - zo stelt men - er moet in het verleden iets zijn misgegaan. Deze benadering is in de praktijk van de psychoanalyse versterkt door Sigmund Freud en heeft veel weg van een huisarts die probeert te achterhalen wat de werkelijke klacht is, teneinde de juiste medicijnen voor te schrijven. De tweede benadering is meer toekomstgericht, waarbij vooral de mogelijkheden (hulpbronnen) worden ge(re)activeerd. Die benadering is niet gefixeerd op problemen in het verleden waarbij er allerlei verklaringen moeten worden gevonden. Het gaat vooral om het hier en nu, dat is het begin van wat er na kan komen. Bij de eerste methode bestaat het reële gevaar dat onterecht teksten als Ex 20:5-6 en Dt 5:9-10 worden gebruikt om te speuren naar wat 'mis' ging in het verleden. Vooral een auteur als Derek Prince bedient zich van deze methode. Hij schrijft actuele pastorale problemen (en zelfs demonische gebondenheden en vloeken) van hedendaagse personen, zondermeer toe aan wat gebeurde in het voorgeslacht van deze personen. Met weinig fantasie kunnen we bedenken dat kwaad een repeterend effect heeft. 15 Maar de vraag die we ons moeten stellen is: is het legitiem om deze teksten te gebruiken om huidige situaties terug te voeren op het voorgeslacht om vervolgens 'de banden met het voorgeslacht' te verbreken of over te gaan op bevrijding van demonen. Kunnen we en mogen we zomaar gaan 'spitten' en de demonische gebondenheden in het voorgeslacht aanwijzen aan de hand van deze teksten? 16 Deze praktijk mag dan wel veelvuldig in onze gemeenten toegepast worden, maar het is mijns
inziens niet legitiem om deze tekst op deze wijze te gebruiken. Wanneer God spreekt van het derde en vierde geslacht in de vergeldingscyclus, is een duidelijke matiging herkenbaar. De vergelding strekt zich namelijk slechts uit tot in het derde en vierde geslacht. Er ontstaat echter een duidelijke breuk op het moment dat de verbondspartner kiest voor het gehoorzamen van de geboden van jhwh. Het verbond was niet eenzijdig. ja, het was het initiatief van jhwh, maar de reactie komt van de mens, jahweh's verbondspartner. Daar dus ligt de verantwoordelijkheid van de mens. Het bijzondere is nu dat God, in het geval dat een nieuwe verbondspartner zich aandient, een nieuw begin maakt. God gaat voorbij de menselijke rekensom. God verliest niet de tel, maar Hij geeft zichzelf in de breuk. Met de zonde komt de mens namelijk niet en nooit weg. Maar, om direct maar de vertaalslag te maken naar ons christenen, in jezus Christus - aan het kruis - blijkt dat God het kwaad zelfs opneemt, wegdraagt en aan zijn grens stelt.
Verbreken van banden in het gebed Ik heb getracht een antwoord te formuleren op de vraag in hoeverre het gebruik van de desbetreffende teksten in de context van gemeente en pastoraat legitiem is of kan zijn. Om mijn standpunt te illustreren volgt een aantal voorbeelden. Deze komen regelmatig in de praktijk voor en zijn waarschijnlijk duidelijk herkenbaar voor de lezer. Aan het begin van de dienst, nog voordat het aanbiddingsteam de gemeente voor zal gaan in aanbidding, opent de voorganger (of degene die de dienst opent met gebed) de dienst met gebed. Heel duidelijk zegt hij aan het einde van zijn gebed: "Heer, ik bid dat u bij allen aanwezig zult zijn en rij na rij langsgaat en van ieder die hier zit de banden met het voorgeslacht verbreekt." Dit gebed impliceert dat het voor ieder in de zaal aanwezig was noodzakelijk was de zonden uit het voorgeslacht als het ware te 'herdenken' en te scheiden van het nu, terwijl dit al uitdrukkelijk gebeurd is op het moment dat de gelovigen zich bekeerden tot de levende God, jhwh. Het reddende werk van jezus aan het kruis was voldoende en is bovendien volbracht. Overigens kun je soms merken dat deze gebedstaal een automatisme is. Het kan wijzen op een loyaliteit jegens andere geestelijke werkers die zich in het gebed van deze taal bedienden. Het tweede voorbeeld is al aangestipt in de context van geloof en pastoraat. Een persoon met een ogenschijnlijk complex pastoraal probleem komt bij een pastoraal werker terecht. De setting kan de gemeente zijn, maar ook daarbuiten. Na een aantal gesprekken wordt er door
de pastor, op basis van de voor ons inmiddels bekende teksten, geconcludeerd dat de oorzaak li gt in het verleden. Waarschijnlijk was er al generaties een probleem. Het causale (oorzaakgevolg) denken van de pastor resulteerde in een aantal ontmoetingen waarin door gebed de persoon bevrijd moest worden van de banden van het voorgeslacht en van de demonische gebondenheden die dit probleem hadden veroorzaakt. Kun je het verantwoorden als pastor, dat je deze teksten (in vele gevallen onbewust) hanteert als een werkwijze? Zal het zoeken in het voorgeslacht bevredigende resultaten opleveren en ben je niet aan de verkeerde touwtjes aan het trekken wanneer je ervan uitgaat dat door lineair-causaal te zoeken in het voorgeslacht, de juiste oplossing wordt gevonden? In Exodus 20:5-6 en 34:6b-7, Numeri 14:17-18 en Deuteronomium 5:9-10 is er sprake van ongerechtigheid in relaties. Dit heeft betrekking op de psychosociale werkelijkheid. Met andere woorden: het ongehoorzaam zijn aan Jahweh, het niet houden van de geboden van het verbond raken hier het zielenleven. Het betreft de relatie tussen God en mens en is daarom een sociale factor in het mensenleven. We moeten oppassen dat we deze ongerechtigheden niet vergeestelijken of demoniseren.
Een correctie van Jezus Overigens is dit zoeken naar een verklaring niet nieuw. Ook onder geestelijke leiders in Israël kwam dit voor. Bij iemand 'die al vanaf zijn geboorte blind was' vroegen de leerlingen van jezus: "Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders?" "Hij niet en zijn ouders ook niet", was het antwoord van jezus, "maar Gods werk moet door hem zichtbaar worden." (Joh 9:1-3) Jezus breekt met het lineair-causale denken. Hij is namens God toekomstgericht. Een ander illustratief voorbeeld betreft het verhaal van jezus die Zacheus ontmoet (Lucas 19). In jezus wordt de overmacht van Gods werkzame genade zichtbaar. Hij zegt tegen Zacheus: "Heden moet ik in uw huis zijn". Daarmee illustreert jezus hoe God naar de mens toe komt, een mens die zijn huis niet op orde heeft. De omstanders zitten gevangen in het strikt logische denken. Ze hebben het theologisch uitgerekend: zonde — schuld — berouw — vergeving - omkeer — herstel — verzoening. Echter, jezus komt bij Zacheus binnen. Dat is een goddelijk moeten, van buitenaf, van bovenaf. In zekere zin loopt de genade voorop aan wat er verder kan volgen. De komst van het heil van God in Jezus is niet lineair te noemen. Het is contingent; het overkomt mensen in het leven van alledag. Volgens de mensen kan Jezus niet bij een zondaar naar binnen gaan. Zij zien op het heden en
terug op het verleden van Zacheus. Maar jezus opent voor Zacheus de toekomst. Volgens de omstanders moet Zacheus eerst... dan pas... We zien in dit verhaal ook dat Zacheus in de komst van God weer mens gaat worden zoals God het wil. Hij erkent dat hij de sociale verhoudingen heeft geschonden, door de verbondswoorden aan zijn laars te lappen. Hij wil een zoon van Abraham worden en jezus (toekomstgericht) zegt hem dat al toe als een lofprijzing ten aanhoren van iedereen. Tenslotte Wanneer we nauwkeurig lezen, valt ons op dat de formuleringen woordelijk van elkaar verschillen. De context echter is telkens die van het Verbond: verbondssluiting, verbondsverbreking of verbondsvernieuwing. In die context heeft het zin te spreken van 'goedheid bewijzen' of 'straffen'. De Bijbel bewijst steeds opnieuw dat Jahweh God een God is van liefde en vergeving, ook in het Oude Testament. Goedheid bewijzen
aan de liefhebbers van God en straffen van diegenen die God haten is geen vreemd concept voor het Nieuwe Testament. jezus herhaalt deze idee regelmatig, maar dan met andere woorden. Een uitspraak als: Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden (Joh 14:15), staat niet los van de formuleringen die we bestudeerd hebben. Het is zinvol om hier te benadrukken dat wat ons christenen aangaat, wij ons niet blind moeten staren op wat het eerste of tweede geslacht heeft 'gedaan'. De breuk met de derde en vierde generatie vindt niet plaats door een herhaaldelijk bidden dat de banden met het voorgeslacht verbroken mogen worden. Deze breuk is gerealiseerd door de bekering. Er is een nieuwe verbondspartner, die in het nieuwe verbond met jhwh mag treden door het verlossende werk van jezus Christus. Het is niet nodig dat deze teksten op een zodanige wijze worden gehanteerd; het is bijbels gezien vooral ook niet legitiem. juist dit laatste zal ons moeten interesseren, omdat wij pastoraal willen spreken en handelen vanuit een schriftuurlijke basis.
Noten: 1 2
3 4 5 6
De context waarin deze teksten betekenis hebben, zijn respectievelijk Ex. 20:1-6: Deut. 5:6-10; Num. 14:15-20 en Ex. 34:4-11. Alle goede en slechte intenties, uitgevoerde en niet-uitgevoerde daden worden door 'Allah opgeschreven (uit: Sahieh Moslim, Boek over het Geloof). een (antithetisch) parallellisme. Tien Woorden, ook wel verstaan als de Tien Geboden of Decaloog. wat vrijer vertaald: 'haters'. Eigen vertaling. n.b. wanneer in de NBV 'de Heer' gebruikt wordt,
staat in de grondtekst (MT) 'Jhwh'. D.L. Christensen, Deuteronomy 1-11, Word Biblical Commentary 6a (Dallas: Word Books, 1991), 111-112. 8 J.I. Durham, Exodus, Word Biblical Commentary 3 (Dallas: Word Books, 1987), 286. Ex 3:14 Ik zal zijn die ik zal zijn of Ik ben die er zal zijn (NBV) 9 [Nebr. ehje T ser ehje). 10 Gerhard von Rad, Old Testament Theology. vol. 1 (San Francisco: Harper Collins, 1962), 217-218. 11 J. Streefland, Woorden om mee te leven, De Thora als blauwdruk van het koninkrijk Gods (Nijkerk: Callenbach, 1981), 125. 12 vrijer vertaald: 'liefhebbers'. 7
13 Ex 32:14 en 33:12-17. 14 Eigen vertaling. 15 Dit principe laat zich al zien direct na de zondeval. 16 Laat ik duidelijk zijn dat ik hier niets zeg over demonische gebondenheden in het algemeen.