1.
De “strategy scan” bepaalt de fit tussen HRM en het doel van de organisatie. Deze fit wordt gemeten langs zes contexten. Welke van de onderstaande contexten bevat de wetgeving in een land en de maatschappelijke normen en waarden in een land? a. b. c. d.
2.
C31
In het college is onderscheid gemaakt tussen Personeelsmanagement en Human Resource management. Welk van de onderstaande criteria hoort volgens het gegeven schema bij het Personeelsmanagement? a. b. c. d.
3.
External general market context. External population market context. External general institutional context. External population context.
Rol in de organisatie: Geïntegreerd in het lijn management. Psychologisch contract: Betrokkenheid. Controle:Externe controle. Evaluatie criterium: Maximaliseren van nut
C college
Pfeiffer stelde dat alle bedrijven zijn zeven practices kunnen implementeren. Dit werd gesteund door empirie, maar er kwam ook kritiek op. Welk van de onderstaande beweringen over de ‘best-practiceproposition’ is waar? a. b. c. d.
Het model houdt rekening met de grootte van het bedrijf. Het model is eenvoudig en overzichtelijk Het model maakt verschil tussen productiebedrijven en de diensten sector Het model neemt de verticale fit: (de bedrijfsstrategie wordt vertaald naar het HRM beleid) als uitgangspunt.
B 26 ev
4.
In hoofdstuk 3 worden de drie belangrijkste HR goals gedefinieerd. Welke van de onderstaande opsomming van deze drie doelen is correct? a. arbeidsproductiviteit – sociale legitimiteit – ontwikkeling van de werknemers b. arbeidsproductiviteit - flexibiliteit van de organisatie – ontwikkeling van de werknemers c. flexibiliteit van de organisatie – sociale legitimiteit – ontwikkeling van de werknemers d. arbeidsproductiviteit - flexibiliteit van de organisatie – sociale legitimiteit
D 64
5.
HRA (Human Resources Accounting) was een populaire techniek die tot ca. 1980 gebruikt werd. Hierbij wordt geprobeerd de waarde van human capital te kwantificeren. Een voordeel van dit systeem is: a. Het verbetert de kwaliteit van de informatie. b. Uitgaven worden gemeten als investeringen, in plaats van kosten. c. De verschillende metingen worden allen in geld uitgedrukt en zijn zo vergelijkbaar. d. De werknemers worden gezien als bedrijfsactiva, die gekwantificeerd kunnen worden.
B 75
Hertentamen Human Resources Management 2012
1 of 8
7/30/2012 groep 1
6.
Bij de balanced scorecard van Kaplan en Norton (1992) worden 4 dimensies (perspectives) onderscheiden. Welk van deze onderstaande perspectives behoort NIET tot deze vier dimensies van Kaplan en Norton?. a. Het innovatie perspectief (kunnen we blijven verbeteren en nieuwe waarde creëren?). b. Het klant perspectief (Hoe zien de klanten ons?). c. Het werknemersperspectief (Hoe moeten we het uitvoeren?). d. Het financiële perspectief (hoe goed doen we het voor de aandeelhouders?).
C 75
7.
Bij de Balanced Scorecard worden bedrijfsresultaten maar ook de HR uitkomsten gemeten. Welk van de onderstaande is GEEN HR uitkomst? a. b. c. d.
8.
B 83
Bij de Balanced HR ScoreCard scoort men zowel de belangen van de werknemer als de belangen van het bedrijf (werkgeversbelang). Dit wordt gemeten met deelonderwerpen. Welke van onderstaande deelonderwerpen staat in het schema aan de kant van het werkgeversbelang? a. b. c. d.
9.
Verloop van werknemers. Productiviteit/ kosten effectiviteit. OCB (organizational citizenship behaviour). Motivatie.
Afwezigheid (absence). Kwaliteit (quality). Verloop (turnover). Vertrouwen (justice).
B 74
Vertrouwen van werknemers in de onderneming is een belangrijke indicator voor de relatie werknemer-organisatie. Bij dit vertrouwen wordt onder andere “perceived employee justice” onderscheiden. Wat is de omschrijving van deze uitdrukking? a. De verwachtingen die men heeft over de rechtvaardigheid van beloningen en de verdeling daarvan. b. De verwachting die men heeft ten aanzien van eerlijke kansen en procedures voor promotie. c. Het vertrouwen dat men heeft in de beoordeling door de leidinggevende. d. Alle bovenstaande verwachtingen.
D 89
10.
Welk van de onderstaande stellingen met betrekking tot hoofdstuk 4: de Human Resources Metrics en Outcomes is correct? a. Organisaties besteden evenveel aandacht aan ‘harde’ uitkomsten als aan HR gerelateerde uitkomsten. b. Door voortschrijdende regelgeving moeten bedrijven naast ‘harde’ uitkomsten ook ‘zachte’ uitkomsten per werknemer gaan bijhouden. c. De schalen waarop de ‘zachte’ uitkomsten worden gemeten zijn vaak kunstmatig en onbetrouwbaar. d. Het meten van ‘zachte’ uitkomsten krijgt meer aandacht dan het meten van de HR input, die als kosten gezien wordt.
C 95
Hertentamen Human Resources Management 2012
2 of 8
7/30/2012 groep 1
11.
In hoofdstuk 5 “Achieving the right Balance” bespreken Dietz, Keggen en Boselie een set kenmerken voor de ‘consensus nature of mainstream HRM’. Welke van de onderstaande kenmerken hoort daar NIET bij?: a. b. c. d.
12.
D 108
Er worden 4 scholen genoemd die streven naar een organisatie met een hoge performance. Welke school legt onder andere de nadruk op persoonlijke aandacht, samenwerking en financiële en niet-financiële stimuleringsmiddelen? a. b. c. d.
13.
Er is een algemeen vertrouwen tussen de werkgever en de werknemer. De huidige situatie wordt niet of nauwelijks beïnvloed door het verleden. De onderzoeker is neutraal en objectief. HRM is vooral gebaseerd op de betere werknemers (‘the happy few’).
Scientific Management Human Relations Revisionism Socio-technical Systems
B 130
Wat was het uiteindelijke doel van TQM (Total Quality Management) in de jaren 1970-1980? a. Kwaliteit als absolute en objectieve maat introduceren. b. Continu kwaliteit verbeteren en kosten reduceren. c. Voor ieder bedrijfsonderdeel een kwaliteitsnorm vaststellen en deze behalen zoals in ISO 9000. d. Variabele beloning niet langer vaststellen op kwantiteit maar op kwaliteit.
B 129
14.
Walton (1985) maakt verschil tussen de “Traditional Work System’s (control strategy)” en de “High-committment Work System’s (committment strategy)”. Wat hoort NIET tot de committment strategy? a. b. c. d.
15.
Pay by skills mastered. Employee as individual. Evaluation by peers. Employee as member of team.
B 132
Het AMO model kent drie elementen. Bij welk van deze elementen hoort de combinatie van de volgende kenmerken? “job rotation, specifieke selectie en eerlijke beloning”? a. b. c. d.
Ability Motivation Opportunity to participate Geen van drieën.
Hertentamen Human Resources Management 2012
D 134
3 of 8
7/30/2012 groep 1
16.
Wat betekent Employment Branding? a. Activiteiten van werknemers om het imago van het bedrijf in de media te verbeteren b. Het identificeren van werknemers door middel van beoordelingssystemen om de goed presterende werknemers van de slecht presterende te scheiden. c. Het geheel van marketing activiteiten die niet op een product maar op de goede naam van het bedrijf als werkgever zijn gericht. d. Het geheel van marketing activiteiten, waardoor potentiële werknemers zich meer tot een bedrijf met een sterke merknaam voelen aangetrokken.
D 155
17.
Het AMO model (ablity-motivation-opportunity to participate) houdt in dat: a. De organisatie een pakket van eisen moet maken waaraan ieder van de werknemers moet voldoen. b. De organisatie een combinatie van verschillende werknemers moet maken, zodat alle vereiste werknemerskenmerken aanwezig zijn. c. De organisatie het best gediend is met een HR systeem, dat aandacht besteed aan de belangen van de werknemers. d. Iedere werknemer wat betreft kunde en motivatie, zich moet spiegelen aan de beste werknemer. (‘optimal reflection’)
C 133
18.
Baron en Kreps maken een onderscheid tussen drie groepen van werknemers: Stars, Guardians en Foot soldiers. Wat geven zij als definitie van de Guardians? a. b. c. d.
19.
D 149
Wat betekent ‘selective recruitment and selection’? a. b. c. d.
20.
Werknemers die noodzakelijk zijn voor de ondersteuning. Werknemers die waarde kunnen bijdragen voor de gehele organisatie. Werknemers die werken in beveiligingsafdeling. Werknemers die niet zozeer waarde toevoegen, maar verliezen voorkomen.
De sollicitanten moeten met een assessment getest worden. Er worden veel mensen aangenomen, waaruit een aantal wordt geselecteerd. Er wordt gezocht naar de ‘juiste persoon’ voor de organisatie. Bij de selectie mag worden gebruik gemaakt van positieve discriminatie.
C 148
Een goede, selectieve rekrutering is van strategisch belang. Er worden een aantal redenen genoemd om dit na te streven. Welke van de onderstaande redenen wordt NIET in het boek genoemd. a. Bij een misfit moet er opnieuw geworven worden, wat duur is. b. Een goede fit levert een betere motivatie op. c. Bij een misfit zullen de overige werknemers gedemotiveerd raken en vertrekken. d. Een structurele fit tussen starters en de organisatie kan een bedrijfscultuur versterken.
C 163
Hertentamen Human Resources Management 2012
4 of 8
7/30/2012 groep 1
21.
Een praktische benadering voor de goal-setting theorie bij performance measurement is geopperd door Kincki genaamd SMART. Wat staat deze acroniem SMART voor? a. b. c. d.
22.
Vaste, gelijke beloning voor iedereen. De ondernemingsraad laten beslissen over de bonussen van de werknemers. Het variabele gedeelte van de beloning in CAO vastleggen. Training van de leidinggevenden.
D 181
Guest en Conway betogen dat er een verschuiving optreedt in de beoordeling (performance measurement). Zij maken verschil tussen voor 1990 en na 1990. Welk van de onderstaande kenmerken hoort volgens hen bij de kolom “voor 1990”? a. b. c. d.
24.
B 178
Een slecht toegepast beoordelingssysteem kan leiden tot distributive justice waarbij vergelijkbare prestaties verschillend worden beloond. Welke maatregel van de onderstaande wordt in het boek genoemd wordt om dit negatieve verschijnsel tegen te gaan? a. b. c. d.
23.
Standardized – measurable – attainable – rewards based – time bound. Specific – measurable – attainable – result oriented – time bound. Specific – manageable – attainable – rewards based – time bound. Standardized – manageable – attainable – result oriented – time bound.
Beoordeling door de direct leidinggevende. Focus op werknemer ontwikkeling. Beoordeling is de verantwoordelijkheid van het lijn-management. 360 graden feedback.
A 176
Variabel belonen (PRP) is een systeem waarbij de werknemers op grond van een prestatie, kwaliteit in het werk, bijdrage tot innovatie e.d. een individuele beloning krijgen. Dit zou motiverend en productieverhogend werken. Er zijn beperkingen aan dit systeem. Wat wordt in het boek als een beperking genoemd? a. Als de prestatie een team prestatie is, kan er niet individueel PRP worden toegepast. b. Mensen wennen aan de systematiek en verwachten de beloning ook zonder de prestatie. c. De administratie voor externe partijen als de belastingen is erg gecompliceerd. d. Variabel belonen heeft een kosten opdrijvend effect.
A 194
25.
Wat van de onderstaande elementen wordt gerekend tot employee benefits? a. b. c. d.
Bijdrage in de verplichte ziektekosten verzekering. Promotie naar een beter betalende functie. Verbetering van de kantine. Afvloeiingsregeling bij een reorganisatie.
Hertentamen Human Resources Management 2012
5 of 8
A 198
7/30/2012 groep 1
26.
Tegenwoordig maken veel bedrijven gebruik van zogenaamde ZZP’ers. Wat is de meest gebruikelijke vorm van belonen voor deze groep? a. b. c. d.
27.
Vast, afgesproken loon vergelijkbaar met de CAO. Vast loon plus prestatie loon. Individuele arbeidsovereenkomst die niet onder de CAO valt. Geen van de bovenstaande.
D college
Het cafetaria system is een individueel beloningssysteem dat met werknemers wordt afgesproken waarbij met individuele wensen rekening gehouden kan worden. Wat wordt als een nadeel van deze manier van belonen genoemd? a. Verlies aan motivatie bij (andere) werknemers die denken dat ze minder krijgen. b. De CAO staat het vaak niet toe. Dus conflict met vakbonden. c. Hoge administratiekosten. d. Het motiverende element van variabel belonen verdwijnt..
28.
C199
Het is nuttig dat bedrijven investeren in training van hun medewerkers. Deze investering is onderhevig aan de ‘reversed causuality”. Wat betekent deze term? a. Bedrijven die verlies leiden gaan meer investeren in training van hun medewerkers. b. Bedrijven die winst maken gaan meer investeren in training van hun medewerkers. c. Bedrijven gaan alleen investeren in de training van de huidige activiteiten van de medewerkers. d. Bedrijven gaan alleen investeren in de training van de toekomstige activiteiten van de medewerkers.
B 213
29.
Welk van de onderstaande antwoorden kenmerkt Transformationeel leiderschap het beste?: a. b. c. d.
30.
Stabiliteit in de organisatie bij veranderingen. Sturen door middel van straffen en belonen. Luisteren, motiveren en uitdagende doelen stellen. Het ontwikkelen van werknemers zodat zij zelf beslissingen kunnen nemen.
C 220
Waarom moeten ook de aanwezige medewerkers steeds getraind worden voor hun huidige werkzaamheden.? a. Vakbonden hebben dit geëist en opgenomen in de CAO. b. Er treedt een routine op, waardoor men de uitzonderlijke situaties onvoldoende herkent en beoordeelt. c. De technologie van het werk verandert continue. d. Door de training vallen de werknemers met een potentieel op. Deze kunnen dan beter ingezet worden.
B college
Hertentamen Human Resources Management 2012
6 of 8
7/30/2012 groep 1
31.
Bij Employability gaat men van een vaste, niet veranderende functie naar een “lifelong career”, waarbij de werknemer van functie wisselt. Welk van de onderstaande statements is het meest van toepassing op employability? a. De ontwikkeling van de werknemer is primair de verantwoordelijkheid van de werknemer. b. De beslissingen voor functiewijzigingen zijn onderworpen aan het instemmingsrecht van de OR. c. Employability is vooral noodzakelijk bij reorganisaties. d. Werknemers die meewerken aan een employability beleid kunnen gemakkelijker een baan buiten het bedrijf vinden.
D 240
32.
In Nederland is de instelling van een ondernemingsraad (OR) bij wet geregeld. Welk van de onderstaande beweringen is correct? a. b. c. d.
33.
Een bedrijf met meer dan 40 werknemers moet altijd een OR hebben. De OR kan op een aantal gebieden het HR beleid blokkeren. De OR onderhandelt over de nieuwe CAO. De OR kan besluiten tot een lager loon dan in de CAO staat.
B college
Een lerende organisatie is een organisatie die zichzelf kan veranderen om bepaalde doelen te bereiken Daarvoor moet voortdurende trainingen en opleidingen aanwezig zijn en moet benodigde kennis gedeeld worden. Wat wordt er specifiek genoemd om dit te bereiken? a. De beloning moet op veranderingsbereidheid gebaseerd zijn en niet op functie. b. Leidinggevenden moeten het proces en niet de werknemers aansturen. c. Organisatorische eenheden moeten bereid zijn samen te werken. d. De werknemers moeten bereid zijn en in staat zijn te veranderen.
34.
Er wordt gesteld dat een ondernemingsraad een voordeel is voor de werkgever. Welk argument wordt daarvoor genoemd? a. Doordat er een OR is, neemt de macht van de vakbonden af. b. Via de OR kan men gemakkelijker werknemers ontslaan. c. Er hoeft niet meer met iedere individuele werknemer onderhandeld te worden. d. De CAO kan met de OR worden afgesproken.
35.
D 221
C240
In Nederland is het percentage werknemers dat lid is van een vakbond beduidend lager dan in andere Europese landen. Welk land heeft een significant hogere participatiegraad dan Nederland? a. b. c. d.
Spanje. Duitsland Verenigd Koninkrijk. België.
Hertentamen Human Resources Management 2012
D 241
7 of 8
7/30/2012 groep 1
36.
Tegenwoordig zijn er in Nederland een groot aantal zogeheten flexwerkers en ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel) wat afwijkt van de “klassieke” .situatie met een standaard arbeidsovereenkomst. Welke van de onderstaande opmerkingen is juist? a. b. c. d.
37.
ZZP’ers zijn identiek aan flexwerkers. Flexwerkers moeten in dienst zijn van een uitzendbureau. ZZP’ers kunnen niet ontslagen worden. Door deze arbeidsconstructie zijn de arbeidskosten voor de bedrijven lager.
C college
De algemene regel is “geen arbeid: geen loon”. In welke van de onderstaande situaties waarbij niet gewerkt is, moet er toch worden doorbetaald? a. Een profvoetballer, die wel de wedstrijd wil spelen, maar niet op de training komt. b. Een werknemer die zich ziek gemeld heeft en weigert passende arbeid te verrichten. c. Een werknemer die een dag te laat terugkeert van een buitenlandse vakantie. d. Een werknemer die aangifte doet van een geboorte van een zoon tijdens werkuren.
D 23
38.
Uit het rapport van het SCP (vraag naar arbeid 2011) wordt over scholing gesproken. Welk van de onderstaande uitspraken is juist? a. Werkgevers wijzen de verplichting om bij reorganisatie voor scholing te zorgen af. b. Vanwege het toegenomen aantal tijdelijke contracten neemt het bedrag voor scholing per werknemer af. c. Werkgevers zijn bang dat door de scholing die zij geven de werknemers eerder naar een ander bedrijf zullen vertrekken. d. Werkgevers verwachten maatregelen van de overheid, voordat de mensen op de arbeidsmarkt komen.
D rapport
39.
Bij de definitie van de een individuele arbeidsovereenkomst (IAO) worden drie essentiële elementen genoemd die de overeenkomst tussen werkgever en werknemer tot een IAO bestempelen. Welk van de onderstaande is GEEN essentieel element? a. b. c. d.
40.
De werknemer heeft de plicht om de arbeid te verrichten. De arbeid moet gedurende een zekere tijd worden verricht. De arbeid moet in dienst van de werkgever worden verricht. De werknemer zal loon ontvangen voor de verrichte arbeid.
B (7)
De individuele arbeidsovereenkomst (IAO) heeft een aantal (juridische) kenmerken. Welk van de onderstaande opmerkingen is juist? a. b. c. d.
De werknemer kan eisen de afgesproken arbeid ook te verrichten. De werknemer mag iemand anders in zijn plaats sturen. Een uitzendovereenkomst is geen IAO. Een IAO kan ook alleen mondeling worden aangegaan.
Hertentamen Human Resources Management 2012
8 of 8
D college
7/30/2012 groep 1