DC
38
Methoden
1 Inleiding Dit thema gaat over de leermethoden. Beroepscontext: als onderwijsassistent kun je worden ingezet om les te geven uit de methode. Daarom is het handig als je iets meer weet over methoden, en hoe je ermee omgaat. Een leerboek is een leermiddel. Vaak als men over leermiddelen spreekt, bedoelt men de boeken, de methoden dus. Wij verstaan onder leermiddelen meer dan dat. In het boek Didactiek voor de Onderwijsassistent zijn enkele thema´s opgenomen over leermiddelen. Maar, methoden maken er wel deel van uit, vandaar dat we er een thema aan wijden. De leerboeken worden methode genoemd omdat ze een methodische leerlijn bevatten. Nu past hier direct al een opmerking. Want je zou kunnen denken dat bijvoorbeeld een kleuterjuf die geen boek gebruikt, dus niet methodisch werkt. Dat klopt natuurlijk niet. Je kunt een methode zien als de neerslag van een methodische leerlijn. Maar ook zonder een boek bestaat die leerlijn. Ook zonder een methode kun je methodisch werken. Methodes zijn behoorlijk gecompliceerd van opbouw. Alle leerstof is geanalyseerd en verdeeld in deelgebiedjes. Elk deelgebiedje krijgt een eigen naam, zoals bijvoorbeeld de klanktekenkoppeling in het leesonderwijs, of de oog-handcoördinatie bij het schrijfonderwijs. Of delen-als-herhaald-aftrekken in het rekenonderwijs. We vermelden een aantal methodes die je in het onderwijs kunt aantreffen. We gaan niet diep op elke methode in. Je zult toch zelf het boek moeten inzien om te begrijpen hoe de methode werkt. In de tips voor de praktijk krijg je daar aanwijzingen voor. Methoden gaan een aantal jaren mee. Je leest eerst over de leeftijd van methoden, dan over methoden algemeen en daarna zetten we op een rijtje wat de methoden per leergebied willen bereiken.
OA DC 38 Methoden
1
De inhoud van dit thema: 2 Leeftijd methoden 3 Methoden voor kleuters versus methoden in de latere leerjaren 4 Methoden voor het regulier primair onderwijs 5 Methoden voor het speciaal onderwijs 6 Methoden voor het voortgezet onderwijs 7 Programma’s betreffende sociaal-emotionele ontwikkeling 8 Tips voor de praktijk 1
2 De leeftijd van methoden Er is reden voor een kritische houding, als het om methoden gaat. Te veel Nederlandse basisscholen gebruiken namelijk verouderde methoden. In 2004 werkt de helft van alle basisscholen met leerboeken van elf jaar of ouder! Financieel gezien kan een school elke 7 á 8 jaar de methode vervangen. Er is dus geen goede reden waarom boeken ouder dan 8 jaar zouden zijn. Sommige leergebieden hebben wel moderne methoden. Met name het leergebied studerend en begrijpend lezen en rekenen-wiskunde zijn in orde. Maar 60% van alle leerlingen leren lezen met een verouderde methode. En leren lezen is het belangrijkste deel van het onderwijs! Ook binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld is het slecht gesteld. Met name de leergebieden aardrijkskunde en geschiedenis hebben verouderde methoden. Er is dus reden om goed te kijken naar de leeftijd van de methoden op je BPV-school! Je vindt het jaar van uitgave in de handleiding in het colofon. Niet alle scholen werken met verouderde methoden. En uiteraard is het ook best mogelijk dat de school waar je stage loopt, tussen het schrijven van dit boek en het moment dat je dit leest, een nieuwere methode heeft aangeschaft.
2
OA Digitale Content
3 Methoden voor kleuters versus methoden in de latere leerjaren In groep 1 en 2 wordt de leerstof anders aangeboden dan in groep 3 en 4. De activiteiten van de kleuters nodigen uit om bijvoorbeeld met rekenen of met taal bezig te zijn, of om het gehoor of een andere functie te ontwikkelen, maar voor het kind komen ze voort uit het thema. De leraar heeft doelen op het oog, het kind speelt. De leraar maakt daarbij gebruik van de leermiddelen die zijn doelen ondersteunen. Eigenlijk maakt de leraar pas vanaf groep 3 gebruik van methoden in de vorm van boeken die de leerstof per vak of per leergebied in geordende vorm bevatten. De laatste jaren komen er echter ook voor de kleutergroepen steeds meer methoden op de markt. Ze omvatten typische kleuteractiviteiten, maar die hebben nu een methodische opbouw. Vooral voor de leergebieden rekenen, taal, lezen en schrijven wint een methodische opbouw steeds meer terrein. Zo ontstaat in de kleutergroep een deel van de dag waarin zogenoemd programmatisch onderwijs plaatsvindt. De activiteit staat los van et thema en de opbouw van de leerstof staat centraal. Uiteraard is dat voor de leerlingen niet zo. Voor de kleuters is het gewoon een spelletje. Er zijn voor kleuters zoveel leermiddelen dat daar een apart thema aan gewijd is. In dit thema komen de kleuters alleen indirect in beeld.
OA DC 38 Methoden
3
4 Methoden voor het regulier primair onderwijs Van het reguliere (dus niet het speciale) primair onderwijs bespreken we de volgende leergebieden: Methoden in het regulier primair onderwijs: • methoden taal/lezen • methoden rekenen • methoden schrijven • methoden spelling • methoden oriëntatie op jezelf en de wereld
2
4.1 Taal en lezen
Taal en lezen gaat over: • bevordering van actief en passief taalgebruik; • aanvankelijk lezen. Taal voor kleuters gaat om bevordering van actief en passief taalgebruik. Er wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan logische verbanden en er worden spelenderwijs begrippen aangereikt, zoals bijvoorbeeld ‘zin’, ‘klankgroep’, ‘vraagzin’ enzovoort. Lezen voor kleuters gaat over het verwerven van een leeshouding, het ervaren dat er in boeken dingen staan die je wilt weten. Voorbeelden van leeshouding-bevorderende activiteiten zijn: voorlezen, plaatjes kijken, een verhaal bespreken, een einde aan een verhaal verzinnen, enzovoort.
4
OA Digitale Content
In groep 3 krijgen de leerlingen werkelijke leeslessen. De methode is dan ook een aanvankelijk leesmethode, meestal Veilig Leren Lezen, kortweg VLL. Het is de bedoeling dat alle leerlingen in groep 3 de basisvaardigheden onder de knie hebben, voordat ze naar groep 4 gaan. Want in groep 4 verandert het accent. Het leesonderwijs is dan niet meer op de eerste plaats leren lezen maar lezen om te leren. Wie in groep 4 nog bezig is met leren lezen, valt uit de boot, die kan het tempo niet bijhouden, en kan te weinig profiteren van het onderwijsaanbod. De basisvaardigheden zijn: de letters en de meest voorkomende klanken in woorden vlot kunnen herkennen. Alleen de letters herkennen is niet voldoende, er zijn immers meer klanken dan letters. De leerlingen leren dus meer dan 26 tekens vlot herkennen. Er is maar een letter e in het alfabet. Maar er zijn drie klanken met e: ee zoals in been e zoals in pen e zoals in de
Als de leerlingen de aanvankelijke techniek van de leeshandeling onder de knie hebben, (eind groep 3) krijgen ze in groep 4 gestructureerd training in technisch lezen. Vaak is dat nog groepslezen maar meer en meer scholen bieden voortgezet technisch lezen als een leervak aan. Dat houdt in dat er gerichte instructie is voor de leerlingen die dat nodig hebben. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het plezier in lezen, begrijpend lezen enzovoort. De leesmethode leert de leerlingen geautomatiseerd lezen. Dat wil zeggen dat de leeshandeling zo verinnerlijkt is dat de afzonderlijke componenten van de leeshandeling onbewust plaatsvinden. Het gaat automatisch, lezen kost geen moeite meer. Dit alles met als doel dat de leerlingen een zakelijke tekst als een gebruiksaanwijzing, of een formulier kunnen lezen en hanteren. In groep 4 komt daar een taalmethode bij die ingaat op typische taalactiviteiten. Samenvattinkjes, vragen over een tekst beantwoorden, een eerste aanzet van zinsdelen zijn voorbeelden van stof voor deze groepen.
OA DC 38 Methoden
5
Steeds meer methoden voor taal en lezen bieden ook materiaal voor kleuters aan.Het overzicht hieronder, dat overigens niet volledig is, laat dit zien. Groep 1 en 2
Groep 3 en verder
Taal
Taal
Taalprogramma’s
Taaltotaal
Bronnenboeken
Taal in Balans
Piramide
Taalactief Zin in taal Taaltijd Taal op maat
Schatkist
Taalleesland (taalleesmethode)
Lezen
Lezen Veilig leren Lezen (gr. 3)
Hartenboeken
Wie dit leest (gr. 4)
Projecten uit de Leeslijn
De Leeslijn Taalleesland (taalleesmethode)
Aanvankelijk lezen
• De Leessleutel • Veilig leren lezen • Lang zullen ze lezen
6
OA Digitale Content
Voortgezet technisch lezen
Voortgezet technisch lezen is een nieuw vak. Veel scholen gebruiken nog helemaal geen methode voor voortgezet technisch lezen. De leerlingen krijgen alleen groepslezen,. Dit is uit de tijd. Lange tijd is groepslezen gezien als de beste manier om leerlingen te helpen steeds vlotter te gaan lezen. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Leerlingen die vanzelf vlot leren lezen, hebben geen instructie nodig en ook geen groepslezen. Ze kunnen fijn boeken lezen en eventueel opdrachten uitvoeren. Maar de leerlingen die zich langzamer ontwikkelen, hebben gerichte instructie nodig. Voor hen is groepslezen onvoldoende ondersteunend. Daarom zijn er methoden ontwikkeld voor voortgezet technisch lezen. Deze methoden worden nog veel te weinig gebruikt. Goed gelezen Lees maar door Tekst verwerken Estafette Leestheater
Begrijpend en studerend lezen
Begrijpend en studerend lezen bevordert vaardigheden als: de hoofdzaken uit een tekst halen, samenvattingen maken, de bedoeling van een tekst doorzien, leesstrategieën ontwikkelen. Goed gelezen Ik weet wat ik lees Ondersteboven van lezen Lees je wijzer Tussen de Regels
OA DC 38 Methoden
7
4.2 Rekenen
Rekenen voor kleuters gaat nog niet om sommen, maar om inzicht in hoeveelheden, in begrippen die relaties aanduiden zoals meer-minder-evenveel. Ze ervaren door handelend leren wat toevoegen en eraf halen is, wat delen en vermenigvuldigen is. Je bent jarig en de kleuters krijgen vandaag veel te snoepen. Je geeft iedereen een snoepje en vertelt dat er straks nog een spekkie bijkomt, en een dropstaaf. “Als je nog niks opgegeten hebt, hoeveel snoepjes heb je dan op het eind? En als je de dropstaaf op hebt en de rest bewaard, hoeveel snoepjes heb je dan?”
Rekenen in groep 3 en 4 gaat om het aanleren van basishandelingen zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. In hogere groepen worden deze bewerkingen ingewikkelder. Ook komen er gebieden bij zoals breuken, procenten, verhoudingen en dergelijke. De essentie van de rekenmethode is dat leerlingen in de alledaagse omgeving wiskundige aspecten van de werkelijkheid herkennen en kunnen hanteren. Dat noemen we realistisch rekenen. Het doel is dat leerlingen hun greep op de werkelijkheid ontwikkelen. Dat klinkt vaag maar denk maar eens aan het volgende. Zaterdag zijn Bo, Sarah, Joan en Ali wezen spelen op de grote bult achter het clubhuis. Daar hebben ze tussen alle rommel een zak knikkers gevonden, zo groot! Ze snappen er niets van. Maar hij is geweldig, er zitten grote en kleine in. Ze hebben heel wat uurtjes besteed aan een eerlijke verdeling. Eerst alle knikkers sorteren op maat. Tellen ging nog wel voor de grote, dat waren er 81. ‘Ieder twintig en dan is er één over’, riep Sarah meteen. Die ene was drie gewone waard, dus die legden ze opzij. Toen moesten de gewone verdeeld worden, maar tellen dat ging niet. Dus dan maar schatten en de kinderen maakten vier hoopjes die ongeveer even groot waren. Eerst ging het met handen tegelijk, maar later ging het met twee knikkers tegelijk. Op het eind werden de laatste knikkers stuk voor stuk aan de hoopjes toegevoegd. Toen iedereen het met elkaar eens was. koos ieder kind een hoopje. Ten slotte spraken ze af: wie die ene overgebleven grote neemt, moet ieder kind een gewone geven. Want hij is drie gewone waard. Toen het verdelen klaar was, was de middag om!
8
OA Digitale Content
Je ziet dat deze hele toestand toegepast rekenen is. Zonder de vaardigheid om te tellen en te schatten, was het deze middag waarschijnlijk ruzie geworden. Rekenen vergroot je greep op de wereld. Groep 1 en 2
Groep 3 en 4
Wereld in getallen
Wereld in Getallen
Pluspunt
Pluspunt
Alles telt
Alles telt Naar Zelfstandig rekenen (heel oud, komt bijna niet meer voor) Operatoir Rekenen (heel oud, komt bijna niet meer voor)
Tenslotte zijn er de boeken van het Tal-team. Ze vormen geen volledig uitgewerkte methode maar laten in vogelvlucht zien hoe verschillende gebieden van rekenen en wiskunde vorm kunnen krijgen. Hierbij kun je denken aan gebieden als meetkunde en meten, of aan breuken en procenten. 4.3 Schrijven
Schrijven voor kleuters gaat om de motoriek. Hier wordt bepaald of de leerling links- of rechtshandig is, en oefent de leerling de vaardigheid om vloeiende lijnen te maken. Ingebed in het thema krijgt de leerling opdrachten om bewegingen te tekenen, die vooruitlopen op de latere vorming van letters. Josephine, onderwijsassistent in de kleutergroep, wil een voorbereidend schrijflesje bedenken. Het thema is ‘de herfst’. Gisteren hebben de leerlingen een eekhoorn gemaakt in het platte vlak. Ze weet niet goed wat ze zal doen en overlegt met de leraar. Die brengt haar op het idee om een groot vel vol te laten ‘schrijven’ met de vorm van de geschreven n of m. De sprong van de eekhoorn. Daar overheen kan dan later de eekhoorn geplakt worden.
Schrijven in groep 3 en 4 is feitelijk leren schrijven. Voor een doorlopende ontwikkeling is informatie over wat het kind in de kleuterbouw heeft gedaan van belang. De schrijfmethode leert de leerlingen op een methodische wijze de vormen van de letters. In een later stadium richt de methode zich op de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift. Dit alles met als doel dat de leerlingen hun teksten leesbaar kunnen schrijven.
OA DC 38 Methoden
9
Enkele methoden: Groep 1 en 2
Groep 3 en verder
Novoskript
Novoskript
Schrijfdans
Schrijfdans
Schrijfactief
Schrijfactief
Handschrift
Handschrift
Schrijftaal
Schrijftaal
Lijnenspel
4.4 Spelling
Spellingsmethoden bestaan pas vanaf groep 4, in groep 3 vallen spelling en leren lezen nog samen. De spellingsgevallen zijn geanalyseerd naar moeilijkheidsgraad en door de jaren krijgen de leerlingen de problemen stuk voor stuk aangeboden. De leerlingen leren de spellingsregels toepassen, de regels voor de werkwoordsvormen toepassen en een aantal moeilijke woorden, vaak leenwoorden, inprenten. Dit alles met als doel dat leerlingen hun teksten met een leesbare spelling kunnen presenteren. De spellingsmethode is meestal geïntegreerd in de taalmethode. 4.5 Oriëntatie op jezelf en de wereld
Het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld bestaat uit: • Mens en samenleving • Natuur en techniek • Ruimte • Tijd Mens en samenleving heeft veel onderwerpen, van hygiëne tot aan burgerschap. Natuur en techniek bevat biologie, natuurkunde en techniek. Ruimte gaat over wat wij vroeger aardrijkskunde zouden noemen. En tijd gaat over wat vroeger geschiedenis was. Er bestaan talloze bronnenboeken, projectenboeken en dergelijke. Ze geven de mogelijkheid om doelgericht en toch aansluitend bij het gekozen te thema activiteiten aan te bieden.
10
OA Digitale Content
Misschien denk je dat alleen de namen veranderd zijn, maar dat is niet zo. Ook de inhoud van de vakken is sterk veranderd. Aardrijkskundemethoden
Geschiedenismethoden
Natuur en techniek
Wijzer door de wereld
Wijzer door de tijd
Wijzer door de natuur
Een wereld van verschil
Bij de tijd
Natuurlijk
Land in zicht
Een zee van tijd
In vogelvlucht
De wereld dichtbij
Speurtocht
Leefwereld
Geobas
De Grote Reis is een geïntegreerde methoden voor aardrijkskunde, geschiedenis en biologie. Techniek is nog steeds een enigszins onderbelicht gebied in het basisonderwijs. Methoden voor Natuur en Techniek behandelen meer biologie dan techniek. Toch komt daar langzaam verandering in. Er komen nu ook onderwerpen aan bod zoals: waarom verandert het geluid van een sirene als de ambulance voorbij rijdt. Alle methoden binnen het leergebied Oriëntatie op jezelf en de wereld doen een beroep op begrijpend lezen. Leerlingen die daar zwak in zijn, kunnen onvoldoende profiteren van het leerstofaanbod. Daarom besluiten veel leraren om de leesteksten voor te lezen. Ook kun je ze nabespreken, en zo de hoofdzaken nog eens naar voren halen. Steeds meer methoden besteden in de les zelf aandacht aan de taalaspecten. Ze geven uitleg aan moeilijke woorden en bouwen taaloefeningen in. Let op! In het speciaal basisonderwijs worden vaak dezelfde methoden gebruikt als in het reguliere basisonderwijs. In het speciaal onderwijs is dat anders. Daar gaan we nu op in.
OA DC 38 Methoden
11
5 Methoden voor het speciaal onderwijs Binnen het speciaal onderwijs is natuurlijk een grote diversiteit aan methoden. We bespreken ze aan de hand van de clusters. Methoden op het speciaal onderwijs: • cluster 1, blinden en slechtzienden • cluster 2, doven, slechthorenden en ESM • cluster 3, ZML, meervoudig gehandicapt, langdurig ziek • psychiatrie en ZMOK 3
5.1 Scholen voor blinden en slechtzienden
Blind zijn betekent dat je niet kunt zien. Verder is er niets met je aan de hand. Daarom kunnen de meeste blinden gewone leerstof aan. Dat betekent dat de reguliere methoden omgezet moeten worden naar geluid of braille. Maar daar ligt direct een probleem. De ontwikkelingen in de computertechnologie hebben ertoe geleid dat steeds meer leerstof in beelden aangeboden wordt. En hoe moet je een beeld omzetten in geluid of braille? Woorden kun je wel omzetten in geluid of braille maar beelden niet. Daardoor krijgen blinden en slechtzienden altijd een uitsnede van de reguliere methoden gepresenteerd. Het is tot nu toe voor uitgevers vaak nog niet commercieel haalbaar om leermethoden specifiek toe te snijden op deze doelgroep. Daardoor is er geen echt professioneel materiaal voorhanden op scholen voor blinden en slechtzienden. De scholen zetten zelf teksten uit leerboeken om in braille. In de hoek van de lesmethoden zit dus niet veel beweging. De computer is echter wel een geweldige vooruitgang geweest voor blinde leerlingen. De brailleregel, die aan het toetsenbord hangt, zet alle tekens direct om in braille. Ook kan de leerling letters intikken op de brailleregel, en die letters worden dan op het scherm getoond in zwartschrift. Ziende
12
OA Digitale Content
leerkrachten kunnen dus eenvoudig zien wat de leerling doet, ook als de leraar geen braille beheerst. En blinde leerlingen op een reguliere school kunnen met zo’n computer gewoon aan de lessen meedoen. Ook spraakcomputers worden veel gebruikt. Bijvoorbeeld een blinde leerling die daarnaast een laag iq heeft, kan via spraak toch e-mailen. Schoolboeken voor blinden zijn dus nog steeds enigszins een probleem. Wat betreft literatuur is er echter wel een interessante ontwikkeling gaande. De laatste jaren is een opmars bezig van luisterboeken. Boeken worden, vaak door de schrijver zelf, voorgelezen en op cd-rom opgenomen. Dat wordt helemaal niet speciaal voor blinden ontstaan, maar voor een breed publiek. Het is heerlijk om te luisteren naar een boek, in plaats van het zelf te moeten lezen. Ook vinden mensen het leuk om in de auto een mooi boek te ‘lezen’. Deze marktontwikkeling is toevallig maar blinden maken er enthousiast gebruik van. Zo kunnen blinden de wereldliteratuur ook lezen, zonder dat ze voor één roman een pakket van tien delen dik papier hoeven mee te sjouwen. 5.2 Scholen voor doven en slechthorenden en ernstige spraak- of taalmoeilijkheden
Scholen in cluster 2 geven onderwijs aan dove of slechthorende leerlingen en leerlingen met ernstige spraak- of taalmoeilijkheden, kortweg ESM. We noemen die scholen kortweg scholen voor doven. Onderwijs aan doven werkt voor de meeste leergebieden met dezelfde methoden als het reguliere onderwijs, op één leergebied na: taal. Dat ligt voor de hand want doven hebben door hun handicap een verstoorde taalontwikkeling. Rekenen kunnen echter net zo goed als ieder ander. Kennis opnemen op welk ander leergebied ook, gaat net zo in zijn werk als bij leerlingen die wel kunnen horen. Doven kunnen immers gewoon nadenken, tenzij ze ook een verstandelijke beperking hebben maar dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Een taalmethode is dus essentieel. Toch heeft het dovenonderwijs decennialang gewerkt met delen van methoden uit het reguliere onderwijs gewerkt. Nu is er voor doven een aanpak voor taalonderwijs ontwikkeld. Die aanpak is gebaseerd op én Nederlandse Gebarentaal, kortweg NGT, én Nederlandse taal. Dat is bijzonder omdat er lange tijd in het dovenonderwijs strijd gaande is geweest. Men was óf voor Gebarentaal, óf tegen. Leerlingen kregen het een of het ander. En de officiële aanpak was: alleen onderwijs in gesproken taal. Liplezen ofwel spraakafzien moest de doven helpen om het allemaal te volgen. Dat was wel goed bedoeld, de bedoeling was
OA DC 38 Methoden
13
dat doven zoveel mogelijk gewoon moesten kunnen functioneren. Maar ze waren door die verplichting om horenden te kunnen volgen, onhandig in de onderlinge communicatie. Dat leerden ze niet. Nu eindelijk kunnen ze beide leren. Men heeft een reguliere methode genomen, Taal op Maat. En daarnaast een methode voor NGT. Een werkgroep heeft de handleiding van Taal op Maat zodanig omgebogen en aangepast dat de methoden helemaal toegesneden zijn op dit type onderwijs. Ook is er een speciale aangepaste dovenversie ontwikkeld van de taalmethode Ik en Ko. Ik en Ko is een taalstimuleringsprogramma dat is ontwikkeld voor jonge kinderen met een taalachterstand. Ik en Ko is ontwikkeld ten behoeve van de VVE, voor- en vroegschoolse educatie. Daar is een apart thema over. Doven leren vanaf nu volledig te functioneren in Gebarentaal, waardoor ze zich onderling prettig kunnen uitdrukken. Daarnaast leren ze nog steeds spraakafzien. Zo kunnen ze ook functioneren in gezelschap van horenden. 5.3 ZML
In het onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen is lang gewerkt met delen van methoden uit het reguliere onderwijs. Voor een deel is dat helemaal niet gek. Je kunt ontwikkelingsmateriaal heel goed inzetten voor een zeer moeilijk lerende. Hetzelfde geldt voor aanvankelijk lezen. Toch is er behoefte aan specifiek materiaal dat aansluit bij de eigenheid deze leerlingen. Ze hebben bijvoorbeeld nog veel meer instructie en oefening nodig. Een leesmethode voor het ZML is Lezen moet je doen. Aansluitend bij deze methode is een computerprogramma Kijken en Kiezen ontwikkeld De leerlingen kunnen met dit programma zelfstandig werken aan pictolezen en eenvoudige woorden. Een programma waarmee de leerlingen zelfstandig kunnen werken is bij ZML leerlingen een enorme winst. Want de vaardigheden van de leerlingen zijn gering. De leermiddelen moeten zodanig zijn dat ze niet kunnen falen in het programma. Tot nu toe waren zulke programma’s er nog niet. Diverse scholen voor ZML gebruiken (delen van) het VVE programma Piramide om de taalontwikkeling te stimuleren.
14
OA Digitale Content
Voor rekenen wordt op veel ZML scholen de methode Zo reken ik ook gebruikt. Bij rekenen gaat het vooral om aspecten die noodzakelijk zijn voor de redzaamheid. Je kunt daarbij denken aan klok kijken, geld rekenen, de dagen, weken en maanden van het jaar. Maar ook hoeveelheden komen aan bod, omdat enig inzicht in hoeveelheden noodzakelijk is om de andere zaken te kunnen leren. Je moet bijvoorbeeld, om te leren klok kijken, weten dat 12 één meer is dan 11. Kort geleden is een eerste methode uitgekomen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, STIP genaamd. Stip is kort voor sociale training in de praktijk. De methode is opgebouwd volgens leerlijnen sociale competentie. Voor wereldoriëntatie is een pakket samengesteld, Thijs en Toetsie. Thijs en Toetsie bestaat uit thema’s en is geschikt voor leerlingen van 4 tot 20 jaar. Er zijn ook poppen bij, die in een jonge versie en een oudere versie zijn gemaakt. Zo kunnen de leerlingen zich ook later met de poppen identificeren. Voor meervoudig gehandicapten worden in principe dezelfde methoden gebruikt, aangepast aan het ontwikkelingsniveau van de leerling. Langdurig zieke leerlingen kunnen best verstandelijk reguliere leerstof aankunnen. Als dat het geval is, krijgen ze les met behulp van regulier lesmateriaal. Als de ziekte de ontwikkeling beïnvloedt, wat vaak wel het geval is, worden de methodes gebruikt die bij de leerling past. 5.4 ZMOK
Leerlingen met een gedragsstoornis gebruiken in principe dezelfde leerboeken als in het reguliere onderwijs. Echter, ze kunnen door hun gedragsprobleem qua leerresultaat achterop raken. De school is dan geneigd zich aan te passen aan het leertempo van de leerling. Bovendien is er veel aandacht voor de gedragscomponent en dat kost ook tijd. De lesstof komt dan wel eens in het gedrang. Maar dit is niet altijd de beste benadering. Een leerling die normaal intelligent is, en onder zijn niveau presteert, wordt er niet gemakkelijker op. Een prikkel die aansluit bij zijn verstandelijke vermogens, kan beter zijn. De laatste tijd komt er meer inzicht in deze problematiek, en er wordt op leergebied meer van ZMOK-leerlingen geëist.
OA DC 38 Methoden
15
6 Methoden voor het voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs beginnen de leerlingen met de basisvorming. Daarin komen de algemeen vormende vakken aan bod. VMBO: • herstructurering vanaf 2006 aantal leergebieden ingekort: • Nederlands • Engels • Wiskunde • Mens en natuur • Mens en maatschappij • Kunst en cultuur • Bewegen en sport 4
6.1 Herstructurering vanaf 2006
De basisvorming is met ingang van schooljaar 2006-2007 sterk veranderd. Nu wordt hij de Nieuwe Onderbouw genoemd. Vanaf schooljaar 2006-2007 zijn er tegelijk vernieuwde kerndoelen, waarin, net zoals bij het basisonderwijs, meer ruimte is voor eigen invulling per leergebied. Ook is er meer ruimte om vakoverstijgend, geïntegreerd, onderwijs te geven. Gevolg van deze ontwikkelingen is dat er veel nieuwe methoden ontwikkeld worden, elke dag verschijnt er wel iets nieuws. Het is daarom de moeite waard om zelf meer informatie op te zoeken op het internet. De leerstof kan op vier verschillende manieren aangeboden worden. Daarmee hangt samen of de school veel methoden gebruikt of niet. Scenario 1: Vakgericht rooster Scenario 2: Vakgericht rooster met ruimte voor overschrijdende projecten Scenario 3: Bepaalde vakken worden structureel geïntegreerd in leergebieden Scenario 4: Volledig probleemgestuurd en competentiegericht onderwijs
16
OA Digitale Content
Als de school per vak lesgeeft, werkt het met scenario 1. Als al het onderwijs aangeboden wordt binnen thema’s en projecten, waarbij de leerlingen volledig zelfstandig aan het werk zijn, spreek je van scenario 4. Je begrijpt dat leerlingen in scenario 4 ander materiaal gebruiken. Maar ook de vakgerichte methoden zijn erop gericht de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten werken. Zelfstandig werken betekent altijd dat er een groot beroep wordt gedaan op het leesvermogen van de leerlingen. En dat is een knelpunt, want een groot deel van de VMBO-leerlingen heeft een zwakke leesvaardigheid. Gezamenlijk een tekst bespreken, kan dit probleem verkleinen. De examinering heeft verschillende vormen. In het VMBO is er een centraal examen voor Nederlands en Engels en de overige vakken worden via een schoolexamen geëxamineerd. 6.2 Nederlands
Nieuw voor het VMBO is aandacht voor fictie, ofwel boeken lezen. Er is een methode ontwikkeld speciaal voor dit doel: Bazar. De leerlingen maken een fictiedossier. De aandacht voor lezen past bij het feit dat VMBO-leerlingen zwakke lezers zijn. Ook het zogenoemde digital storytelling komt naar voren. Daarbij schrijven leerlingen tekst, of ze maken een film, die op een weblog wordt gezet. Deze nieuwe aanpak zorgt voor grote betrokkenheid van de leerlingen. De aanpak lijkt erg op het concept Verhalend ontwerp, zie voor meer informatie het thema over projecten. De CED-groep heeft een methode Nederlands uitgebracht: Praktisch Nederlands. De opdrachten gaan over situaties die voor de leerlingen relevant zijn, bijvoorbeeld opdrachten voor de andere vakken. Een andere taalmethode voor het VMBO is Taalrijk. Wat taalonderwijs betreft, er is in het VMO veel aandacht voor integratie van het Nederlands in de praktijkvakken. Dat gaat zelfs zo ver dat er stemmen opgaan om het vak Nederlandse taal helemaal op te heffen en te laten opgaan in alle vakken. Het is de bedoeling dat de leraren Nederlands voortdurend in contact zullen staan met de praktijkleren. Ook zal de leraar Nederlands zelf lessen gaan geven in praktijkvakken.
OA DC 38 Methoden
17
Maar daar zijn een paar argumenten tegen. A Praktijkleraren zullen op de eerste plaats aandacht willen voor het praktijkvak. Als er tijdgebrek is, zal allereerst de tijd voor taal ingeleverd worden. B Praktijkleraren hebben niet voldoende verstand van het vak Nederlands. Daardoor gaat de inhoud van het onderwijs achteruit. C Er zal te weinig afstemming zijn, de ene praktijkleraar weet niet wat de andere praktijkleraar gedaan heeft. 6.3 Engels
Engels in het VMBO is gericht op communicatieve vaardigheden. De leerlingen moeten werkelijk in het Engels een gesprek kunnen voeren. Daarnaast ontwikkelen ze luistervaardigheden en lees- en schrijfvaardigheden. Kennis over Engelssprekende landen is dus niet opgenomen. Wel is er aandacht voor Europa. Steps, voor VMBO alle leerwegen Stepping Stones, voor de onderbouw VMBO. Clips Step up, voor 3e en 4e leerjaar
Het is de bedoeling dat de onderwerpen zoveel mogelijk aansluiten bij de sector van de leerling. Dat bevordert uiteraard de motivatie. Bovendien kunnen de leerlingen daardoor een beroepsgerichte woordenschat ontwikkelen. Zo wordt het mogelijk in het buitenland met collega’s te communiceren. 6.4 Wiskunde
Bij wiskunde in het VMBO blijkt dat veel leerlingen afhaken omdat ze de taal niet begrijpen. En steeds meer wiskundeopgaven gaan over levensechte situaties, dus taal wordt steeds belangrijker. Het worden contextopgaven, waarbij begrijpend lezen noodzakelijk is om de wiskundige opdracht te begrijpen. Dat is een probleem, omdat je wiskunde wilt onderwijzen. Maar de wiskundeleraar moet dus meer aandacht besteden aan taal.
18
OA Digitale Content
Wisbaak is een ondersteunend programma, speciaal ontwikkeld voor taalzwakke leerlingen. Elke les besteedt expliciet aandacht aan de taalkant van de opdrachten. Het is ontwikkeld door het Freudenthal Instituut in Utrecht. Dat is een afdeling van de Universiteit van Utrecht, speciaal gericht op de ontwikkeling van wiskundedidactiek. Wisbaak is al te gebruiken in groep 8 van het basisonderwijs. Zodoende komt een goede aansluiting tot stand tussen primair en secundair onderwijs. Het Freudenthal-Instituut heeft een interessante site, zie www.fi.uu.nl Op http://www.fi.uu.nl/nl/vo/scenario5/materiaal/welcome.xml vind je veel leuke wiskundige opgaven voor de onderbouw van het VMBO. Ook op www.wiskundeonderwijs.nl vind je leuke opgaven. De methoden Moderne Wiskunde en Matrix hebben beide een methodesite waar de leerlingen uitleg krijgen en opgaven kunnen maken. 6.5 Mens en natuur
In het VMBO is veel beweging als het gaat om methoden voor de leergebieden Mens en natuur en Mens en samenleving. Ook het milieu komt steeds meer in de belangstelling te staan. Er worden projecten ontwikkeld over interessante onderwerpen. Zie bijvoorbeeld de site van het ASP, het project Waarnemen zien. Dat behandelt veel aspecten van zien, het oog, gezichtsbedrog, spiegeling, werken met een microscoop, een poster maken, en nog veel meer. Of de CED-groep, die lessenseries ontwikkelt over allerlei onderwerpen: • Geluid • Europese Unie • Belasting • De Middeleeuwen • Hekserij • Boekdrukkunst Enzovoort.
OA DC 38 Methoden
19
6.6 Mens en maatschappij
Bestaande methoden zijn bijvoorbeeld: • Wereldwijs, een methode maatschappijleer met een sterk aardrijkskundig accent. Is helemaal geïntegreerd met de Encarta Encyclopedie. • GaMMa behandelt onderwerpen vanuit vier aspecten, namelijk historisch, economisch, geografisch en maatschappelijk. De methode doet dus aan aardrijkskunde en geschiedenis, en aan mens en maatschappij. Daarnaast doet de methode aan economie. Verder worden er veel thema’s ontwikkeld in samenhang met Mens en Natuur. 6.7 Kunst en cultuur
De nieuwe kerndoelen VMBO besteden aandacht aan zelf bezig zijn met kunst èn aan genieten van kunst, zoals bij museumbezoek. Daardoor sluit het onderwijs nu beter aan bij de onderwijspraktijk op het basisonderwijs. Ook hier worden op dit moment nieuwe aanpakken ontwikkeld. Kant en klare methoden zijn er nog niet. De SLO ontwikkelt voorbeeldthema’s. Een paar voorbeelden: • Feestelijk Variété, het podium op. Dit is een lessenserie waarin de leerlingen in groepjes een (deel)voorstelling ontwikkelen, die samen met de deelvoorstellingen een avondvullend programma vormen. Het is een integratie van Kunst en cultuur en het vak Nederlands. • Ik kleur mezelf en mijn omgeving. Dit is een lessenserie waarin de leerlingen in groepjes een kunstwerk maken, dat uiteindelijk deel zal uitmaken van een kunstroute in de omgeving van de school. De leerlingen krijgen opdrachten als: verander een theekopje zodat niemand er meer uit wil drinken. Het theekopje wordt daardoor kunstwerk. Of combineer foto’s zodanig dat een vervreemdend effect ontstaat. Bijvoorbeeld een bord met stamppot en rookworst met daarachter een Indiaan. • Spiegelen. Dit is een thema waar verschillende leergebieden in geïntegreerd zijn, bijvoorbeeld biologie (de hersens sturen je waarneming), Nederlands (Spiegeltje Spiegeltje aan de wand, het verhaal van Narcissus, poëzie lezen, gedichten schrijven), Duits, (vooroordelen over Duitsers en de vraag hoe Duitsers ons zien) enzovoort. Je ziet in deze enkele voorbeelden duidelijk dat • meer vakken geïntegreerd worden aangeboden • de leerlingen les krijgen in kunst en kunstgeschiedenis en daarnaast ook zelf kunst maken
20
OA Digitale Content
6.8 Bewegen en sport
Voor alle leerlingen verplicht is LO1, ofwel Lichamelijke Opvoeding 1. Daarnaast is er een examenvak dat tot nu (2006) toe LO2 genoemd wordt. Binnen het scenario-denken kan een school ervoor kiezen om in de Nieuwe Onderbouw het bewegingsonderwijs te laten zoals het is. Dat is scenario 1. Maar er worden ook thema’s ontwikkeld waarbij bewegingsonderwijs geïntegreerd wordt in Nederlands, rekenen en wiskunde, kunst en cultuur enzovoort. Bijvoorbeeld het project: Er zit veel beweging in. Centraal gegeven is touwtje springen (beweging). Hoe is je hartslag (meten, wiskunde)? Hoe klopt je hart (biologie)? Het ritme in bepaalde gedichten (Nederlands, literatuur), het hart in de beeldende kunst (kunst en cultuur).
OA DC 38 Methoden
21
7 Methodes betreffende de sociaal-emotionele ontwikkeling Er komen de laatste jaren methoden voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er was al langer aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling maar leraren wisten vaak niet hoe structureel hier aandacht aan te besteden. De noodzaak voor ee gerichte methode werd steeds groter. Voorbeelden van methoden: • Kanjertraining: voor basisonderwijs en brugklassen van het voortgezet onderwijs. Ook is er kanjertraining voor sportverenigingen. De lessen uit de Kanjertraining mag je niet zomaar geven. Je moet een training van drie dagen volgen bij het instituut dat de methode ontwikkelt. Zie www.training.nl • Leefstijl: voor kinderen van 2 tot 12 jaar en voor jongeren van 12 tot 20 jaar. Bevordert de ontwikkeling van sociale competenties, zoals communicatie, tolerantie en respect, conflictbeheersing en weerbaarheid. Zie www.leeftijl.nl
22
OA Digitale Content
8 Tips voor de praktijk 1
De algemene uitgangspunten van methoden bestuderen Elke methode heeft een handleiding. Soms is dat één boek, soms zijn het twee boeken. Als het één boek is, staat er voorin een deel waarin de pedagogische uitgangspunten uiteengezet staan. Als het twee boeken zijn, is er een algemeen boek en een boek met aanwijzingen per les. In de algemene handleiding staan de uitgangspunten genoemd. Het gaat om theorie, namelijk de onderwijskundige en pedagogische inzichten. Iedere concrete les is op die inzichten gebaseerd. Het is daarom goed om die handleiding een keer goed door te lezen. Maak van de belangrijkste uitgangspunten een korte notitie. Daarbij verwijs je naar de bladzijde in de handleiding. Je kunt dan later, als je iets dieper wilt ingaan op een aspect, snel opzoeken waar dit stond.
2
De concrete aanwijzingen bestuderen Een methode heeft ook een handleiding per leerboekje. Bijvoorbeeld, de methode Rekenen-Wiskunde heeft twee boekjes per schooljaar, bijvoorbeeld boekje 3A en 3B voor groep 3. Dan is er een handleiding voor 3A en 3B. In dat boek staat per concrete les precies beschreven wat je moet doen::
3
•
wat je doelen zijn voor deze les
•
hoe je de les organiseert,
•
welke materialen je nodig hebt,
•
wat je misschien al van te voren moet klaarzetten en
•
wat je eventueel van te voren op het bord moet schrijven of tekenen.
Vooraf oefenen met de materialen Het is noodzakelijk dat je de materialen, ofwel de leermiddelen, goed snapt. Hoe werken de leerlingen ermee? Lees in de handleiding wat er over staat. Oefen concreet, weten is niet voldoende, je vingers moeten het ook ‘weten’. Dat is belangrijk. De leerlingen raken in de war als jij het materiaal anders gebruikt. . De handleiding is ook materiaal. Tijdens de les heb je de handleiding open op je tafel liggen. Zo kun je als het nodig is, even spieken. Dat is heel gewoon.
4
Vooraf de leerstof oefenen. Dan weet je waar de leerlingen tegenaan kunnen lopen. Maak vooraf zelf de opdrachten die de leerlingen gaan maken. Bijvoorbeeld, maak de sommen. Of oefen de lettervorm die je de leerlingen wilt aanleren. Zo ervaar je van te voren waar de leerlingen mee bezig zijn, en wat er moeilijk is. Zo kun je beter ondersteunen.
OA DC 38 Methoden
23
5
Veel methoden doen een te groot beroep op taal. Voor taalzwakke leerlingen is dat een probleem. Lees daarom vooraf de leestekst en maak zelf een samenvatting. Zo kun je zien aankomen wat moeilijk is voor de leerlingen. Als je merkt dat de tekst voor sommige leerlingen te moeilijk is, maak je met die leerlingen een groepje. Je helpt ze met die termen die moeilijk zijn. Je maakt de taak zo nodig gezamenlijk. De les is immers niet bedoeld om het begrijpend leesvermogen te testen maar om iets te leren op het specifieke leergebied. Hulp bij het lezen kan dus nuttig zijn, zonder dat je de doelen van de les aantast.
6
Je creativiteit gebruiken. Methodes zijn hulpmiddelen. Ze hebben helder voor ogen welke doelen je wilt bereiken. dat is geweldig, maar je hoeft nooit een slaaf van de methode te zijn. Je mag gerust dingen veranderen in een les, als je maar oplet dat je doelen nog kloppen. Dit geldt met name als de methode verouderd is
Aandachtspunten bij het werken met verouderde methodes. Als je een school treft die met verouderde methoden werkt, zul je het ermee moeten doen. Het is echter wel raadzaam dat je weet dat het een verouderde methode is. •
Je kijkt in de handleiding, wanneer de methode uitgegeven is. Ouder dan acht jaar is beslist te oud.
•
Dan bestudeer je de kenmerken van de methode, de materialen en de werkboekjes.
•
Vervolgens vergelijk je de resultaten met die van medestudenten, die met nieuwere methoden werken.
Het is om twee redenen verstandig als je verschillende methoden bestudeert. •
Zo leer je diverse methoden kennen en dat is belangrijk als je later gaat solliciteren.
•
En eventueel kun je inzichten uit de nieuwere methoden toepassen in je lespraktijk.
Let op! Dit laatste (nieuwere inzichten gebruiken in je lespraktijk) kun je alleen doen in overleg met de leraar. Als je aanvoelt dat die het niet waardeert, houd je je mond dicht. 7
Vrij met methoden omgaan: ook bij nieuwe methoden ben je vrij om dingen aan te passen. Je kijkt de handleiding na en bedenkt of jij vindt dat de les aan jouw eisen voldoet. •
Is het doel realistisch en haalbaar? Of vind e het te veel? Dan haal je er iets uit.
•
Is de verwerking afwisselend, zit er voldoende oefenstof in? Anders voeg je wat toe of je haalt wat weg.
• 8
Worden tijdens de evaluatie de doelen nog eens terug gehaald? Anders doe je dat zelf!
Op www.softwareinzicht.nl wordt software en lesmateriaal speciaal voor visueel gehandicapten aangeboden. De moeite waard!
24
OA Digitale Content