DC
36
Hoogbegaafdheid
1 Inleiding Als onderwijsassistent kun je te maken krijgen met hoogbegaafde leerlingen. Dit thema maakt duidelijk wat het woord precies betekent en wat het niet betekent. Je krijgt informatie over intelligentietests, hun waarde en hun beperking. Hoogbegaafde leerlingen hebben bepaalde kenmerken. Daarnaast vertonen ze gedrag waaraan je ze kunt herkennen.
In dit thema komen aan de orde: 2 Het begrip hoogbegaafdheid 3 Intelligentietests 4 Kenmerken 5 Tips voor de praktijk
1
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
1
2 Het begrip hoogbegaafdheid Hoogbegaafdheid is op zichzelf niets meer dan statistische term. Het duidt erop dat iemand bij een intelligentietest in de hoogste twee procent terecht komt. Dat geldt zowel voor kinderen als voor volwassenen. Hoogbegaafdheid:
het hebben van een 2 % hoogste score op een
intelligentietest, wat overeenkomt met een
intelligentiequotiënt van 135 of meer
2
Twee procent van de hele bevolking kan zich dus hoogbegaafd noemen. Twee procent is op een bevolking van bijvoorbeeld vijftien miljoen een aantal van driehonderdduizend mensen. Dat is veel. Hoogbegaafdheid is dus niet zo bijzonder. Een 2% hoogste score komt overeen met een intelligentiequotiënt, kortweg IQ, van 135 of van 140. De ondergrens, het getal, hangt af van het soort test dat gemaakt is. Maar de feitelijke intelligentie is dan wel hetzelfde. Elke school heeft hoogbegaafde leerlingen. Op een basisschool van 250 leerlingen zijn dat er gemiddeld vijf. Zo kunnen er op een basisschool ook vijf leerlingen op een school zitten die ernstige rekenproblemen hebben. Of vijf leerlingen die extreem goed zijn in sport. Op een scholengemeenschap van 2000 leerlingen zijn dat er gemiddeld 40. Elke school doet zijn uiterste best om alle leerlingen te bieden wat ze nodig hebben. Dat wil echter niet zeggen dat het ook altijd lukt. In de kerndoelen staat dat elke leerling recht heeft op een ononderbroken ontwikkeling. Dat geldt dus ook voor hoogbegaafde leerlingen. Vandaar dat er de laatste tien, vijftien jaar meer aandacht is voor dit verschijnsel.
2
OA Digitale Content
Een hoog IQ heeft als kenmerk dat het denken sneller gaat. Dat gaat vanzelf. Dat snelle denken merk je op alle gebieden van het leven. Een hoogbegaafd kind heeft begrip van dingen waar het op zijn leeftijd normaal gesproken nog geen begrip van zou hebben. Cognitief ontwikkelt een hoogbegaafd kind zich sneller, maar op emotioneel gebied ook. Het kasteel van Doornroosje, in de Efteling, is mooi aangelegd, het heeft een echte slotgracht en wordt omringd door hoge bomen. ‘O meester’ , zegt Feike, ‘kijk eens wat gek! Het waait niet en toch zwaaien die bomen heen en weer!’ Meester snapt het ook even niet en geniet met Feike van de magie. ‘Helemaal niet gek’, komt Paultje er dan vinnig tussendoor. ‘Dat komt door het water. Het water stroomt en dat maakt wind.’ Feike kijkt niet-begrijpend. ‘Ja’, beaamt de leraar na even héél snel nadenken. ‘Denk maar aan als je de douchekraan openzet. Dan voel je eerst ook even de wind langs je benen strijken. Stromend water maakt wind, dat klopt.’ Einde van de magie…
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
3
3 Intelligentietests Een intelligentietest kan antwoord geven op de vraag of iemand hoogbegaafd is. Het geeft geen antwoord op de vraag of het goed gaat op school. Een intelligentietest meet namelijk de algemene intelligentie en zegt niets over de schoolprestaties. Een leerling kan best een heel hoge intelligentie hebben en toch slechte leerresultaten hebben op school. In de teamvergadering wordt het testresultaat van Freddie besproken. De jongen blijkt een IQ van 148 te hebben. Een van de collega’s zegt: ‘Er moet toch wel een steekje aan die ouders los zijn, om die jongen hoogbegaafd te noemen. Hij kan nog geen twee en twee bij elkaar optellen!’
Vergelijk het maar met een auto. De intelligentie is dan het motorvermogen. Maar ook een snelle auto (met veel vermogen) kan langzaam rijden (prestatie). Dat hangt van de chauffeur en de omstandigheden af. Het is dus een misverstand om te denken dat hoogbegaafde leerlingen te herkennen zijn aan hun leerprestaties. Een intelligentietest heeft voordelen, maar ook beperkingen.
Intelligentietest:
• het belang van intelligentietests
• beperkingen van intelligentietests
• wel of niet testen
3
4
OA Digitale Content
3.1 Het belang van intelligentietests
Intelligentietests zijn er niet voor niets. Kennelijk hebben ze hun functie.
Belang intelligentietest:
geeft informatie over achterliggende intellectuele
vermogens
4
Het belang van een test ligt in het feit dat de achterliggende intellectuele vermogens onderzocht worden. De schoolprestaties zijn immers al bekend door het leerlingvolgsysteem. Vaak is een tegenvallend leerresultaat een van de aanleidingen om tot een test te besluiten. De achterliggende intellectuele vermogens kennen, is van belang omdat je bij leerlingen met een lage intelligentie misschien teveel eist, en bij leerlingen met een hoge intelligentie misschien niet genoeg boeiende stof aanbiedt. Juist omdat je de schoolprestaties even links laat liggen, kan een intelligentietest een goed middel zijn. Bijvoorbeeld als een leerling matig presteert of uitgesproken gedragsproblemen heeft en je vermoedt dat er iets anders achter de gedragsproblemen schuilgaat.
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
5
3.2 Beperkingen van een test
Bij testen past ook een relativering. De uitslag van een intelligentietest kan namelijk best misleidend zijn. Dat is vreemd, omdat zo’n test nu juist een van de meest betrouwbare meetinstrumenten is. Betrouwbaarder dan observaties bijvoorbeeld. Er zijn twee argumenten om het belang te relativeren:
Twee relativeringen van tests:
• hoe jonger het kind, hoe onbetrouwbaarder de score
• de ervaring zegt meer dan het getal
5
Hoe jonger, hoe onbetrouwbaarder de score
Intelligentietests bij jonge leerlingen zijn nogal onbetrouwbaar. Tussen 0 tot pak weg 15 jaar kan een score nog schommelen. Een ontwikkelingsvoorsprong bij een kleuter kan drie jaar later helemaal verdwenen zijn. Het kan gebeuren dat een kind lager scoort dan hij kan. Dan heb je nog geen juist beeld van zijn achterliggende intellectuele vermogens. Hoe kan een kind dat doen? • Het kan zijn dat het kind een slechte dag had tijdens de testafname en lager scoort dan het zou kunnen. • Het kan ook zijn, dat het kind de opdracht te eenvoudig vindt. ‘Dit antwoord is te makkelijk, het is vast fout.’ • Het kind weet dat zijn intelligentie gemeten wordt en wordt verlamd door faalangst. • Het kind maakt de opgaven met opzet fout omdat hij er belang bij heeft. Hij wil in zijn huidige leventje blijven, bijvoorbeeld als de groepsclown. Als een leerling lager scoort dan je had verwacht, ben geneigd om je eigen dagelijkse waarnemingen af te doen als een vergissing. Een test is immers wetenschappelijk samengesteld.
6
OA Digitale Content
De onbetrouwbaarheid van de test bij jonge leerlingen is een probleem. Als je de score van een test ten onrechte gelooft - en je hebt vaak geen andere keuze- dan kunnen al je pogingen om gericht te ondersteunen mislukken. Het volgende voorbeeld maakt dit duidelijk. Simon zit in groep 2. Hij kan met Kerstmis al vlot lezen en begint ook zelf letters op te schrijven. Hij is getest maar vond de opgaven ‘kinderachtig’. Hij reageerde amper op de onderzoeker. Het testresultaat geeft geen aanleiding om aan hoogbegaafdheid te denken. ‘Een iets meer dan gemiddeld slim kind’, zegt de onderzoeker samenvattend. Simon wil zelf graag naar groep drie en zijn ouders denken dat hij daar aan toe is. De leraar overlegt met het team en vertelt: ‘Hij kan niet spelen. Als hij een opdracht krijgt voor in de bouwhoek, is hij na drie minuten klaar en wil iets anders gaan doen. Hij kan zijn aandacht niet richten.’ Het team is van mening dat het voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van Simon beter is als hij goed leert spelen. Tegen de grote vakantie is Simons belangstelling voor lezen verdwenen. Hij is lastig en ongestuurd.
Simon heeft niet laten zien wat hij kon, hij scoorde lager dan hij kon. En daardoor is de test waardeloos geworden. Te hoog scoren is niet mogelijk. Je kunt eenvoudigweg nooit méér presteren dan je geestelijke vermogens toelaten. Vergelijk het maar weer met een auto, die kan niet sneller dan zijn maximum snelheid, maar wel langzamer. Je kunt wel minder presteren dan je geestelijke vermogens toelaten, maar niet meer. Te laag scoren is niet altijd te voorspellen, en ook niet te wijten aan de onderzoeker. Hoogbegaafden zijn qua mentale processen soms moeilijk in te schatten, omdat ze zo buiten het gemiddelde vallen. In die zin is een testresultaat dus niet altijd betrouwbaar. Met name bij het meten van hoge intelligentie kan een onbetrouwbaar testresultaat nare gevolgen hebben. Waarom? Omdat hoogbegaafde kinderen een andere stijl van leren hebben. Hier komen we later op terug. Toch is de test het enige ‘harde’ middel. De ervaring zegt meer dan het getal
Een scoregetal op zich zegt niet veel. De ervaring van het kind weegt zwaarder dan het getal. De kloof die het kind zelf ervaart, bepaalt of hij speciale aandacht nodig heeft. Stel een leerling scoort op een intelligentietest 115. Dat noemen we niet hoogbegaafd. Toch kan hij een benadering nodig hebben als een hoogbegaafde. Het hangt maar van de groep af.
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
7
Jannes heeft een IQ van 115. Hij zit in een groep met kinderen die gemiddeld een IQ van 95 hebben. Jannes voelt zich niet lekker. Hij ervaart een kloof. Hij neemt een eenzame positie in en ondervindt te weinig prikkels in de groep. Op een school verderop zit Faria, zij heeft een IQ van 140. Ze zit in een groep met een gemiddeld IQ van 120. Faria voelt zich als een vis in het water.
Een groepsgemiddelde van 95 is heel gewoon, niks mis mee. Alleen een leerling als Jannes, die teveel afwijkt, zal zich er niet op zijn gemak voelen. Hij vindt geen aansluiting en wordt niet intellectueel uitgedaagd. En wat Faria betreft, een groepsgemiddelde van 120 is aan de hoge kant maar kan gerust voorkomen. Faria valt niet overdreven op en ze zal voldoende intellectuele uitdaging krijgen. 3.3 Wel of niet testen?
Er zijn omstandigheden dat een school niet wil testen of dat de onderzoeksdatum zo lang op zich laat wachten dat je intussen toch gericht wilt handelen. Dan heb je alleen je eigen waarnemingen en ideeën om op terug te vallen. Je zult dan in overleg met het team je vraagtekens moeten overbrengen. Bijvoorbeeld Pierre die zich nergens voor interesseert maar die steeds van die cynische grapjes maakt. En ook al zijn cynische grapjes niet leuk, je ziet er wel aan dat ie een scherpe waarnemer is. Hij ‘pakt’ zijn medeleerlingen immers op hun zwakste kanten. Op zich is een gevoeligheid voor de eigenaardigheden van leerlingen belangrijker dan een testuitslag. Als je aanvoelt wat een leerling nodig heeft, wat hem boeit, dan vind je aanknopingspunten. Of je hem nu hoogbegaafd noemt of niet. De test is dan eigenlijk niet meer zo van belang. Stefan houdt een spreekbeurt over de werking van de hersenen. Onderwijsassistent Luuk vraagt zich af of dit niet te hoog gegrepen is. De rest van de groep kiest onderwerpen als ‘het konijn’, of ‘ballet’. Als Stefan van tevoren over zijn spreekbeurt praat, ziet Luuk zijn ogen schitteren. Als het zover is, is aan de tekeningen te zien dat een van de ouders die getekend heeft. Het is moeilijk in te schatten hoe groot zijn eigen inbreng is geweest. Het is wel overduidelijk dat het onderwerp hem intens boeit. Luuk praat er met de leraar over en ze besluiten om in ieder geval te proberen die belangstelling vast te houden. Hoe, daar moeten ze nog over nadenken.
8
OA Digitale Content
4 Kenmerken van hoogbegaafdheid Hoogbegaafde leerlingen hebben bepaalde kenmerken op cognitief gebied en op emotioneel gebied.
Kenmerken van hoogbegaafdheid:
• cognitieve aspecten
• emotionele aspecten
6
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
9
4.1 Cognitieve aspecten van hoogbegaafdheid
Bij een hoogbegaafde leerling denk je in eerste instantie aan zijn cognitieve vermogens. Een hoogbegaafde leerling kan immers ‘goed leren’. Wat weten we over de cognitieve aspecten bij hoogbegaafdheid? Cognitieve aspecten van hoogbegaafdheid: • brede belangstelling
• snelheid van begrip
• top-down leren
7
Brede belangstelling
Een hoogbegaafd kind heeft interesse in vrijwel alles wat hij tegenkomt. Komt er een vrachtwagen voorbij, dan kan een hoogbegaafde puber snel even proberen te zien hoe de wielophanging is. Gaat de les over de zon, dan wil hij graag iets meer weten over het gehele melkwegstelsel. De belangstelling kan net wat dieper gaan dan die van zijn leeftijdgenoten. Hij stelt ook vragen die gaan over wat er achter de dingen zit. Die vragen zijn niet altijd gemakkelijk te beantwoorden! Snelheid van begrip
Een hoogbegaafd kind op school snapt na een heel korte instructie wat het moet doen. Eigenlijk is voor dat kind de instructie dus klaar. Het wil aan het werk. Maar tegelijk weet hij dat hij moet wachten. Sociale afspraken vereisen dat. Je begint immers allemaal tegelijk. Deze afspraak vindt hij normaal en hij wil zich er graag aan houden. Het gevolg is dat er nutteloze, niet-productieve tijd ontstaat. Hij zit te niksen. Hij droomt maar wat weg. Of hij trekt eens gezellig aan de capuchon van zijn buurman, die juist zoveel moeite heeft om de uitleg te volgen. Het gevolg van een niet-productieve wachttijd kan verveling en verminderde interesse zijn. Dat is jammer omdat de natuurlijke interesse die zo groot is, geen kans krijgt. Hij heeft
10
OA Digitale Content
van nature een enorme interesse, maar die moet zich ontwikkelen in omstandigheden, die vaak onbedoeld tegenwerken. Top-down leren
De meeste leerlingen leren bottum-up. Hoogbegaafde leerlingen leren andersom, namelijk top-down. Wat betekent dit? Bottom-up leren betekent dat de leerling door veel te ervaren en veel te oefenen hij zich de leerstof eigen maakt en dat door de vele handelingen het begrip zich ontwikkelt. Van concreet (bottom) naar abstract (up). De hoogbegaafde leerling leert meestal via de top-down benadering. Hij wil begrijpen en begrijpt ook snel. Hij kan niet anders, zo werken zijn hersenen nou eenmaal. Hij denkt gauw in abstracties. Hij begrijpt snel en dan is het leuk om het begrip toe te passen. Van abstract (top) naar concrete toepassing (down) dus. De leerling ziet dat zijn begrip klopt. Als hij ziet dat het klopt, is hij klaar. Inoefenen is ook veel minder nodig. Hij moet wel oefenen, maar niet als middel om begrip te ontwikkelen. Het oefenen dient om zich de handeling eigen te maken. Begrip is er al na de uitleg. Hoogbegaafde leerlingen hebben daarom minder oefenstof nodig. Teveel oefenstof heeft zelfs een nadeel. Net zoals bij te lange wachttijd, vermindert teveel oefenstof de interesse. Voor een hoogbegaafde leerling kan de dagelijkse herhaling van bijvoorbeeld rijtjes sommen een geestdodend werkje zijn. Het is geen uitdaging meer. Hij wil wel maar hij krijgt het niet voor elkaar. Dit kan ook een rol spelen in ‘leermoeilijkheden’ bij het van buiten leren van bijvoorbeeld de tafels. Terwijl Jessie in groep 4 de materialen klaarzet voor haar individuele ondersteuning, hoort ze de leraar de tafel van vier behandelen. Het gaat erover dat een tafelsom een omgekeerde deelsom is. Als 4x4 ter sprake komt en 16, toetert Bianca de klas in: ‘Oh, dat is een wortelsom!’ ‘Een wortelsom? Hoe weet jij dat’, vraagt de leraar verbaasd. ‘Nou, door de telduivel! Dat is zo’n leuk boek! Die doet allemaal gekke sommen met wortels en hazen en zo!’ ‘Je hebt gelijk, hoor’, zegt de leraar. En ze vertelt dat dat een wortel heet. Als je deelt en er komen twee dezelfde getallen uit. 16 heeft als wortel 4. Want 4 keer 4 is 16. De klas kijkt geamuseerd, en vergeet het ogenblikkelijk weer. Bianca straalt. ‘Mag ik als ik klaar ben nog wat wortelsommen bedenken? ‘Dat is goed kind’, zegt de leraar.
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
11
4.2 Emotionele aspecten van hoogbegaafdheid
Hoogbegaafde kinderen gelden vaak als sociaal minder vaardig. Maar het is ingewikkelder dan dat. Vaak is zelfs het tegendeel het geval. Emotionele aspecten van hoogbegaafdheid: • groot inlevingsvermogen • daardoor emotioneel ‘alleen staan’ • sterk rechtvaardigheidsgevoel en rationele benadering 8
Groot inlevingsvermogen
De indruk van verminderde sociale vaardigheden is vaak een gevolg van een paar gegevens. Ook op emotioneel gebied is een hoogbegaafde leerling zijn klasgenoten namelijk voor. Hij begrijpt bijvoorbeeld tijdens ruzies vaak het gezichtspunt van beide partijen. Bovendien ervaart hij intenser dan de andere leerlingen wat de belangen zijn van beide partijen. Hij voelt als het ware de pijn van beide partijen. Met als gevolg dat hij vaak de nutteloosheid van ruzie inziet. Daardoor emotioneel ‘alleen staan’
Door zijn grotere inlevingsvermogen blijft een hoogbegaafde leerling vaak aan de kant staan, kiest geen partij. Gevolg dáárvan kan weer zijn dat juist deze leerling door de groep afgewezen wordt en geïsoleerd raakt. De groep kijkt immers heel anders tegen die ruzie aan. Paradoxaal genoeg wekt een geïsoleerde hoogbegaafde leerling gemakkelijk de indruk dat hij dus verminderd sociaal vaardig is. De andere leerlingen, die ‘normaal’ zijn, reageren immers heel anders. Dus lijkt de hoogbegaafde leerling achter te blijven in de ontwikkeling. Dat is niet het geval, hij heeft alleen maar vaardigheden die niet in de leeftijdsgroep passen.
12
OA Digitale Content
Tegelijk is het een normaal kind met dezelfde behoefte aan erkenning en meetellen in de groep. De afwijzing doet net zoveel pijn als bij een ander. Maar zijn inzicht kan hij niet verloochenen. Je kunt iets wat je bedacht hebt, immers niet ongedacht maken. Sterk rechtvaardigheidsgevoel en rationele benadering
Je ziet bij deze leerlingen vaak een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een rationele benadering van emotionele dingen zoals ruzie. Ook kunnen ze erg principieel zijn. Hassan wordt op school veel gepest. Bij zijn buurvrouw kan hij die narigheid kwijt, zij begrijpt hem wel en doet nooit raar. Buurvrouw:
‘Vertel je het niet aan meester, dan?’
Hassan:
‘Nee, dat is klikken.’
Buurvrouw:
‘Wat doe je dan als ze je gum hebben gepikt?.’
Hassan:
‘Niks, ik vraag het gum van Onno, hij is mijn vriend.’
Buurvrouw:
‘Ben je dan niet kwaad?’
Hassan:
‘Nee, want dat helpt niks. En ze krijgen even later zelf ruzie over wie het gum mag hebben.’
Buurvrouw:
‘En wat doe je dan?’
Hassan:
‘Dat vind ik zielig.’
Buurvrouw:
‘Zielig!! Waarom?’
Hassan:
‘Nou, dan is er weer eentje de verliezer en ik weet hoe dat is.’
Buurvrouw:
‘Nou, dat vind ik mooi van je hoor, dat je daar oog voor hebt. Je bent een beste
Hassan:
‘Ik vind mezelf ook wel aardig, maar het is zo jammer dat ze me zo pesten.’
Buurvrouw:
‘Ja. Kom, we gaan kijken of het konijn al jonkies heeft.’
vent.’
Hassan, opspringend: ‘Ja!!’
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
13
5 Tips voor de praktijk Je kunt in leerlingen signalen waarnemen die er op kunnen wijzen dat een kind hoogbegaafd is.
Signalen bij kleuters Hoogbegaafdheid bij kleuters wordt niet zo genoemd. Over het algemeen gebruiken we het woord ‘ontwikkelingsvoorsprong’. Waarom? •
De ontwikkeling van een kleuter kan nog alle kanten op. Een voorsprong kan een jaar later verdwenen zijn.
•
Er bestaat geen goede manier om de intellectuele vermogens van heel jonge kinderen betrouwbaar te testen. Je test in feite hun vaardigheden. En dat was bij een intelligentietest nu juist niet de bedoeling. Een vaardighedentest meet de ontwikkeling. Je kunt dus wel een ontwikkelingsvoorsprong meten, niet de intelligentie.
Een kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong kan een aantal van de volgende kenmerken hebben, hij hoeft ze niet allemaal te hebben: •
grote behoefte aan dingen doen, actief zijn,
•
lang en geconcentreerd met hetzelfde bezig zijn,
•
zelf verzinnen van activiteiten,
•
perfectionistisch,
•
zelfstandig,
•
erg veel energie,
•
grote activiteit vraagt veel van de ouders,
•
taalontwikkeling is leeftijdgenoten vooruit,
•
grote woordenschat, ook abstracte woorden,
•
gecompliceerde zinnen,
•
tekent al vroeg pop met buik i.p.v. koppoter,
•
grote behoefte aan kennis,
•
praat over abstracte levensvragen zoals de zin van het leven.
Op zich is het niet zo belangrijk of het woord hoogbegaafd van toepassing is. Als een kleuter een ontwikkelingsvoorsprong heeft, heeft hij behoefte aan werkjes die hem prikkelen. Dan ontwikkelt hij zich vanzelf goed. Of hij hoogbegaafd is, zal dan wel blijken.
14
OA Digitale Content
Signalen bij groep 3 en 4 Voor een groot deel zijn de kenmerken hetzelfde als bij jongere kinderen met daarnaast nog enkele aanvullende kenmerken: •
grote behoefte aan dingen doen, actief te zijn,
•
lang en geconcentreerd met hetzelfde bezig zijn,
•
perfectionistisch en daarmee samenhangend mogelijk faalangstig,
•
zelfstandig, heeft een hekel aan dingen kant en klaar voorgeschoteld krijgen en aan moeten nadoen,
•
de taalontwikkeling is leeftijdgenoten vooruit,
•
mogelijk opvallende rekenvaardigheid,
•
brede belangstelling,
•
groot inzicht in sociale verbanden,
•
als de resultaten mager zijn kan een contrast tussen leerprestaties en belangstellingsgebieden bestaan,
•
gevoel voor humor dat anders is dan bij de andere kinderen,
•
de vragen die het kind stelt, zijn vaak van abstracte aard.
Je kunt jezelf bij eventuele onrustige kinderen de vraag stellen: treedt de onrust op in specifieke situaties?
Signalen bij oudere leerlingen In de bovenbouw van het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs heb je een aantal bronnen van informatie: •
je eigen waarneming en die van de leraar,
•
resultaten van het werk,
•
ouders,
•
de kring van volwassenen om de leerling heen,
•
de leerling zelf,
•
een opvallend creatieve inslag,
•
en natuurlijk de resultaten van een intelligentietest.
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
15
Als er een opvallend verschil is tussen wat de onderwijsgevenden verwachten en wat de leerling presteert, is er reden om nader te kijken wat er aan de hand is. Ouders hebben vaak al langer een inschatting van hun kind gemaakt. In de hogere leerjaren van het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs, zie je de ouders niet zo gemakkelijk meer. Je zult dus zelf actief om informatie moeten vragen. Ook de leerling zelf is nu wat ouder en kan wat beter onder woorden brengen hoe hij tegen zichzelf aan kijkt. Vaak heeft een kind zelf een besef van ‘anders’ zijn, en soms noemt hij het snelle denken of slim zijn. Hoe later hoogbegaafdheid gesignaleerd wordt, hoe meer kans dat er scheefgroei is ontstaan. Wees dus niet verbaasd als bij oudere leerlingen die nu pas gesignaleerd worden, gedragsproblemen optreden. Aandachtspunten: •
Een intelligentietest, of persoonlijkheidsonderzoek zoals dat op een basisschool vaak ge-
•
Voor kleuters is het niet eens mogelijk een IQ vast te stellen.
•
Een test zegt wel iets maar niet alles.
•
Een opvallend verschil in cognitieve vaardigheden tussen een kind en de groepsgenootjes,
•
Dat is reden om het kind specifiek te begeleiden.
noemd wordt, is niet noodzakelijk.
kan leiden tot een gevoel van isolement.
Valkuil Laat je door een erg intelligent kind niet meeslepen in rationele discussies die nergens toe leiden.
16
OA Digitale Content
Een uitgewerkt voorbeeld over een hoogbegaafd kind. Nienke in groep 4 wordt elke dag gepest. Onderwijsassistent Nanda ziet het wel, maar het is moeilijk om er de vinger op te leggen. Het zijn kleine subtiele pesterijtjes. Toch denkt Nanda dat Nienke hier wel onder moet lijden. Als ze met Nienke praat zegt ze: ‘Ik wil niet dat je boos wordt op de pestkoppen, juf. Ze kunnen er ook niks aan doen. Ze zijn jaloers omdat ik zoveel weet. Maar, juf, ik kan toch niet doen alsof ik niet veel weet?’ [einde tintvlak] In het voorbeeld van Nienke zie je dat ze emotioneel wel erg veel begrip heeft voor de kinderen die haar nota bene pesten. Ook beseft ze zelf dat ze meer weet dan andere kinderen. Daarnaast heeft ze een heel rationele benadering van de situatie. Voor de ondersteuning is van belang: •
Nienke heeft nodig dat je haar gewoon accepteert zoals ze is. Dus: het gewoon vinden dat ze zo vroegwijs is.
•
Ze benadert de zaak rationeel, daar sluit je dus bij aan. Een emotionele benadering (‘Ben je er erg verdrietig over?’) zou betekenen dat je een andere taal spreekt. Je kunt beloven dat je niet boos wordt en tegelijk opmerken dat je er toch graag iets aan wilt doen. ‘Wil Nienke dat ook?’
•
Nienke heeft suggesties nodig hoe ze het pesten kan voorkomen. Dat ga je samen met haar, ook op rationele wijze, bedenken. ‘Wat wil iemand het liefst bereiken, als ze jou pesten? Ga je ze hun zin geven? Wat kun je in de plaats doen?’
•
Emotionele steun geef je zonder er veel woorden aan te besteden, door een aai over haar bol, of even een hand op haar arm, passend bij de persoonlijkheid van Nienke.
OA DC 36 Hoogbegaafdheid
17