30 JARIG JUBILEUM BLOEMLEZING
Gesha is dertig jaar! Een leeftijd om trots op te zijn voor een blad dat nog steeds zowel lezers als schrijvers kan inspireren. De lezers laten doorgaans niet snel iets van zich horen, maar via via hoor je weleens wat. Zo ken ik iemand die haar Gesha’s heeft ingebonden tot een paar mooie boekwerkjes en hebben wij ook een abonnee die het blad na lezen doorgeeft aan een dominee die er dan weer inspiratie uithaalt voor een dienst. Dit wat betreft het enthousiasme van de lezers. Over de schrijvers weet ik uit eigen ervaring hoe het leveren van een stukje voor Gesha een uitstekende aanleiding kan zijn om dieper in een onderwerp te duiken. Gesha werd van 1985 tot 1999 door de studievereniging Nederlandse Vereniging voor Initiatisch Gestaltwerk (N.V.I.G) uitgegeven. De studievereniging bestond uit studiegroepen die regelmatig bij elkaar kwamen en van elke studiegroep werd elk kwartaal een bijdrage voor Gesha verwacht. Het mes sneed aan twee kanten, men oefende zich in het formuleren van studie bevindingen en inspireerde elkaar. Toen de vereniging in 1999 werd opgeheven, ging de Stichting Graaf Dürckheimhuis het blad verzorgen en uitgeven. Dat betekende tevens dat toen vooral de stafleden van het Graaf Dürckheimhuis voor de meeste copy zorgden. In de loop der jaren is ons blad drie keer van jas veranderd. Het begon als een klein chique blaadje op A5 formaat. Elk artikel werd daarin als een kostbaarheid gepresenteerd. Dat verhoogde ook de drempel voor de schrijvers en bovendien kon men in dat kleine blad niet veel informatie kwijt. De Gesha verscheen vervolgens in 1989 in A4 formaat. Dit bood meer ruimte en verlaagde de drempel voor aspirerende schrijvers. Sinds 2004 verschijnt ze in haar huidige vorm. Vijftien jaar geleden is er een bloemlezing uitgebracht met interessante artikelen uit de eerste 15 jaar. Wie jarig is trakteert, daarom brengen we een tweede bloemlezing uit met artikelen uit de laatste 15 jaar. Bij de keuze hebben we rekening gehouden met het feit dat de vertalingen van de artikelen van Laura Perls met toelichting van Magda Maris en Lucie Benting, en de cursus Mens en Energie van Peter Kamma ter zijner tijd als boekje uitgebracht zullen worden. Daarnaast brengen we dit jaar nog een reader uit met de artikelen die geschreven zijn over de hoofdstukken uit deel twee van “Ken uw Zelf”, het vaak aangehaalde werk van Perls, Goodman en Hefferline. De nieuwe bloemlezing bevat mooie gedichten, belangwekkende informatie over initiatisch gestaltwerk, een kinderverhaaltje en artikeltjes over al of niet contact maken in verschillende situaties. U kunt de bloemlezing downloaden via www.gestaltschoolbolt.nl. Wij hopen u, lezer hier een plezier mee te doen. A.K.
Inhoud Magda Maris maart 2000 Magda Maris sept. 2001 Adrie Timmer maart 2002 Lyda Klein Gunnewiek maart 2003 Peter Kamma sept. 2003 Magda Maris maart 2004 Hennie Vester-van Oorschot dec. 2004 Annemarij Kamma juni 2005 Catharina de Wit maart 2006 Adrie Timmer maart 2006 Jella Hoefsloot en Floor de Kanter sept. 2006 Magda Maris sept. 2006 Catharina de Wit maart 2007 Lucie Benting maart 2008 Annemarij Kamma maart 2009 Magda Maris juni 2009 Francisca Boel sept. 2009 Marion van Zanten dec. 2009 Magda Maris sept. 2010 Annemarij Kamma maart 2011 Magda Maris en Lucie Benting sept. 2011 Peter Kamma dec. 2011 Magda Maris en Lucie Benting dec. 2012
15 jaar initiatisch gestaltwerk
blz 1
Getrouwd (gedicht)
7
De braafheid voorbij
8
Ippon en ik was de winnaar
10
Het doel of de weg, een verschil tussen dood en leven Pasen
12
Bijzonder gewoon
21
De kleine beer en de krachtcentrale
23
Inktschilderen met mijn moeder
25
Haar eerste liefde
26
Kennismaking met Gesha
28
Ongezien (gedicht)
30
Identificatie met de komende oplossing
32
Er zijn (gedicht)
34
Create your day
35
Oppassen voor eenzaamheid (gedicht)
38
14
Woede en creatieve aanpassing in mijn dagelijks leven 39 Tanden
46
gedicht
48
De kracht van gestalt
49
Scheppende afstemming
54
Het beste uit jezelf
58
Ouder worden – een nieuwe visie
63
Magda Maris maart 2013 Magda Maris maart 2013 Francis van der Loos juni 2014
Oud heimwee (gedicht)
68
Engelen (gedicht)
69
De heilige Antonius
70
15 jaar initiatisch gestaltwerk Magda Maris Lezing ter gelegenheid van het derde lustrum van het Graaf Dürckheimhuis bewerkt voor Gesha, maart 2000 Het Graaf Dürckheimhuis bestaat 15 jaar. Vanwege die gelegenheid hield Magda Maris een lezing over het initiatische gestaltwerk dat daar sinds 1984 tot ontwikkeling is gebracht. Kenmerkend voor dit werk is dat het een spirituele ontwikkelingsweg aanneemt, die meestal begint met het stellen van zingevingsvragen. waarom ben ik hier? Wie deze vraag stelt is aan het wakker worden. Zolang mensen slapen stellen ze dit soort vragen niet. Door het stellen van deze vraag kun je je bewust worden van een oud gevoel, een bijna kinderlijk verlangen, een altijd aanwezig heimwee. Een gevoel van onvoltooidheid waaruit vragen opkomen als: wat doe ik hier op deze planeet ... , waar ben ik voor geboren ... , wat heeft mijn leven voor zin ... ? Het kan zijn dat je alles wat je graag wilde bereiken, hebt bereikt; dat al je wensen vervuld zijn en toch voel je je niet gelukkig. Je hebt niets te klagen ... en toch ... wanneer je bij jezelf stilstaat, voel je soms een intens verlangen naar iets dat niet te beschrijven is. Het kan zijn dat je dit al heel jong voelde en je het elke keer wanneer het zijn kop opstak, hebt weggeduwd. Het kan zijn dat je het voelde toen je een bijzonder mooi landschap zag of toen je toevallig in een kerk zat. Het kan zijn dat je het voelde bij het zien en horen van een pasgeboren baby ... Het lijkt of iets je van binnen aanraakt. Het heeft niets te maken met je 'gewone doen'. Het is bijzonder en tegelijkertijd zo natuurlijk, vanzelfsprekend en toch zo bijzonder. ziel en het wereld-ik Laten we datgene wat van binnen geraakt wordt 'de ziel' noemen en dat wat daar weet van heeft 'het wereld-ik'. Stel je voor dat er een tijd was waarop je je in een andere hoedanigheid manifesteerde dan nu. Je was niets anders dan vuur, onderdeel van een groot vuur, zonder je een onderdeel van dat geheel te voelen. Je wàs gewoon dat geheel! Je rustte en je bewoog er in, warm, blij en licht! En toen ineens sprong je weg als een vonk. Je reisde door de ruimte en dat vond je énig. Je nam vanzelf allerlei patronen aan die daar ronddraaiden. Je voelde je zeer aangetrokken door levende mensen en je dook in hen onder en je begon van vlees en bloed te worden en toen je helemaal klaar was, werd je geboren. Je was naakt en had nog geen wereld-ik. Je kreeg kleren en verdere verzorging om meer lichaam te worden en je kreeg 'zingen en praten' om een 'ik' te vormen en hoe meer 'ik' je vormde, hoe meer je vergat waar je eigenlijk vandaan kwam, wie en wat je bent, eigenlijk, in wezen. Zoals wij mensen ons naakte lichaam kleden met kleren, zo bekleden we onze ziel met een 'ik'. Evenals we de kleren voor ons lichaam krijgen van de mensen die ons op de wereld helpen, zo krijgen of ontwikkelen we samen met onze opvoeders een 'ik'. Dat 'ik' dat we met behulp van onze omgeving ontwikkelen, wikkelt zich (net als de kleren om ons lichaam) om onze ziel heen. Wij mensen dragen kleren om ons te beschermen tegen het klimaat. Maar we dragen ze ook om mooi te zijn in de ogen van elkaar en soms doen we daar de gekste dingen voor, zelfs ons lichaam geweld aandoen; we snoeren het in, binden het op en laten het lopen op onmogelijke schoenen ..... We laten ons lichaam lijden om mooi te zijn. Zoals we met onze kleren omgaan, 1
zo gaan we ook met ons 'ik' om. We doen ons 'ik' anders en mooier voor dan onze ziel nodig heeft. Het 'ik' gaat daardoor voor de wereld bestaan en ontwikkelt zich niet in de eerste plaats als een hulpmiddel voor onze ziel, daarom noemen we dit ik of ego, het 'wereld-ik'. Dit wereldik is vaak ver van de ziel af, het heeft soms geen weet van de ziel, gelooft er niet in. Het wereldik groeit naar de wereld toe. Voor een goede ontwikkeling is het nodig dat het wereld-ik wordt omgevormd tot. een dienstbaar ik of ego, want zoals de ziel een lichaam nodig heeft om op deze planeet te kunnen bestaan, zo heeft het ook een ego nodig om op deze planeet te kunnen zijn. De ziel zit vaak helemaal ingekapseld in een groot opgeblazen wereld-ik en lijdt daaraan. duisternis Het wereld-ik leeft niet voor de expressie van de innerlijke bewegingen van de ziel. Het leeft om de anderen (de wereld) te behagen en is uit op goedkeuringen van die wereld. Het verdonkeremaant de werkelijke behoeften van de ziel en is tevens altijd onrustig in die wereld en is bang voor die wereld, want 'ze' kunnen er elk moment achter komen dat het niet echt is en dat is dan ook het enige ware van het wereld-ik: het is namelijk niet echt! Het is gemaakt; het is niet oorspronkelijk, niet authentiek. Wanneer we dat gaan ervaren en inzien komen we in een staat van zijn waar we bang zijn ontmaskerd te worden, bang dat we door de mand vallen, bang voor mensen waarvan we denken dat ze dwars door ons heen kunnen kijken. We zijn onvrij, en vaak depressief. Het is de staat van verwarring die in de literatuur ook wel wordt aangeduid met duisternis. Zolang we ons in die duisternis bevinden, zijn we slaven van onze gewoonten en die gewoonten zijn niet eens uit onze eigen behoeften geboren, maar komen voort uit de wens te voldoen aan de verlangens van de wereld. We zijn totaal van onze ziel, ons ware zelf, vervreemd en alles wat er naar verwijst, kunnen we afdoen met woorden als belachelijk ... kinderachtig ... soft …zweverig .. onwetenschappelijk ... Maar zolang we het belangrijkste van ons zelf ontkennen, is er geen hoop ... of toch? Want de ziel kan worden gewekt .... Zij is als een gevangen prinses, die zich ziek voelt en klaagt en soms in dromen aan het wereldik verschijnt als een gruwelijk monster dat achter het ik aan holt en het probeert in te halen. Nachtmerries bedreigen het ik en het leven wordt steeds meer als saai beleefd. Mannen beginnen te merken dat wat ze aanvankelijk het allerbelangrijkst vonden (carrière, geld verdienen) hen niets meer doet. Ze worden er niet meer koud of warm van. Ze hebben hard gewerkt, vaak hun naam, hun faam en hun geld voor elkaar en toch blijkt dit het leven niet te vervullen. Vrouwen krijgen kinderen, letterlijk of symbolisch, maar ook dat vervult hen op den duur niet. Het geeft geen diepe vervullende zin meer aan het leven. De vraag rijst openlijk of bedekt: 'Is dit het nou, is dit nou alles? Ben ik daarvoor geboren en op deze planeet gekomen?' Als deze vragen gaan leven, kan men tot het besef komen dat er nog iets anders moet zijn. Iets dat dieper en meer omvattender is. Wanneer dat besef gaat leven, komt er vaak een aanwijzing, een antwoord. Dat antwoord kan zich op allerlei manieren manifesteren: in een artikel dat we 'toevallig' lezen, in een toespraak, een film, een droom ... Meestal voel je je in die periode erg onrustig of ongelukkig. Je kunt zelfs ziek worden en bang zijn. Je ziet 'het' niet meer zitten, vraagt: 'wat heeft je leven nog voor zin?' Voor sommigen is het leven in zo'n periode zo benauwend dat de gedachte aan zelfdoding gaat spelen. De ellende die een dergelijke dramatische vluchtweg bij de familieleden veroorzaakt, wordt over het hoofd gezien. Dat men 'alleen maar' in de staat van verwarring is, wordt door gebrek aan voorlichting vaak niet beseft. Wie geheel geïdentificeerd is met zijn onvervulde verlangen en de hoop heeft opgegeven, is in een gevaarlijk vaarwater gekomen waar alleen een wonder redding kan brengen. Maar er gebeuren gelukkig ook wonderen! Zo klom iemand ’s nacbts in die staat van zijn waarin zijn leven hem als zinloos voorkwam, met dramatische voornemens op de reling van een hoge brug, klaar om te springen, maar iets - iets onbenoembaars hield die persoon terug. Het was of een sterke windstoot hem van de reling blies terug de brug op. Hij probeerde het nog een 2
keer, met hetzelfde resultaat. Hij keek over de reling naar het donkere water en zag tussen hem en het water een gestalte zweven. Zijn hart klopte hard in zijn keel. 'Nu ben ik nog gek geworden ook' dacht hij en keerde zijn gezicht weg om opnieuw te kijken of de verschijning er nog was. Toen hij weer keek zag hij niets dan het water beneden hem, maar hij wilde er niet meer in springen. Hij kon zich zelfs niet meer voorstellen dat hij er ooit over gedacht had zoiets te doen! 'De zin van het leven is het leven zelf' ging door hem heen. Het raakte hem diep. Zijn wanhoop aan het leven werd verlangen om te leven. Te leven om het Zijn te ervaren: zijn hart te voelen kloppen, zijn voedsel te proeven, zijn lijf te ervaren .... te horen, te ruiken, te leven tot de dood er vanzelf op volgt. Iets dat niet van zijn wereld-ik kwam, had hem gered. Dergelijke ervaringen komen gelukkig ook op minder dramatische wijze voor. Iets in je of om je raakt je aan, op een moment dat je het helemaal niet meer ziet zitten. Je bent ontroerd, je huilt, lacht, stamelt misschien en je weet heel zeker dat er nog iets meer is dan dat wat je denkt dat je bent: je wereld-ik. Dat wat er meer is, noemt Graaf Dürckheim 'das ganz Andere' 1), wij zullen dat vanaf nu het 'totaal Andere' noemen. De verbinding met dat andere is de innerlijke gids. Vanaf dat moment van aanraking, is de zin van je leven iets te doen waardoor je geluk gaat voelen, iets waar je echt zin in hebt, iets dat plezier geeft en voldoening, iets waar je wat voor over hebt. Je gaat op zoek naar dat iets. Je gaat op zoek naar je bestemming, een bestemming die je van binnen voelt en als je ook maar een spoor ruikt, word je als een jachthond met maar één voorgrond: dàt! En je vindt een weg. de initiatische weg De weg naar het totaal Andere wordt soms voorgesteld als een trap of een bergpad dat omhoog loopt. Ook Dante (14e eeuw) stelde het zich zo voor, maar drie wilde dieren of onoverwinbare gewoonten versperden hem de weg. Alleen door iets dat niet van zijn ik kwam, maar door een kracht buiten hem, (in zijn geval het geween en het smeken van de in de hemel verkerende Beatrice bij de Heilige Maagd) werd hem een gids gestuurd, een meester, Vergilius. 2) Wie het verlangen naar het totaal Andere ervaart, kan in contact komen met een innerlijke gids of engel, een verpersonificering van dat van de mens, dat van het totaal Andere is en niet van het ik. Deze innerlijke gids wijst de weg die het ik kan gaan, en laat zich soms horen als een innerlijke stem of ingeving. Het gaan van de weg is niets minder dan het transformeren van het wereld-ik naar een, aan het totaal Andere dienstbaar ik. Het wereld-ik moet daartoe veranderen. Het moet zijn gerichtheid op de wereld loslaten en zich op zijn ziel richten. Het moet gevoeligheid ontwikkelen voor de signalen en behoeften van zijn ziel. Hier krijgt het wereld-ik een andere naam, we noemen het nu het 'kleine-ik', want het is op weg gegaan naar dat wat niet van de wereld maar van het totaal Andere is. In plaats van al zijn energie te steken in uiterlijke zaken, steekt het nu ook energie in innerlijke zaken. Het zoekt oefeningen om steeds meer met het 'totaal Andere' in contact te komen. het initiatische werk Het transformeren van het wereld-ik is een heel werk. Wanneer het kleine-ik ontwaakt uit de slaap en zich van de duisternis bewust wordt (dit kan worden ervaren als een vreselijk ontwaken), moet het eerst de wereldse troep opruimen, afrekenen met alles wat niet waar is en alle belemmerende overtuigingen leren los laten. Hier komt het initiatische gestaltwerk in het vizier. Men heeft behalve oefeningen, ook de vorming van inzicht in de eigen heersende mythe en de verwerking van oud zeer nodig. Met een goede gids of therapeut is dit werk te volbrengen. Alleen is het niet te doen, je kunt jezelf niet aan je eigen haren uit het moeras trekken. Een goede begeleider is iemand die zelf de weg gaat en de voetangels en klemmen kent. De begeleider geeft je aanwijzingen, bewustzijnsoefeningen en voorlichting. Je leert dat de weg uit fasen bestaat die ieder door een bepaalde staat van zijn worden gekenmerkt. 3
de staten Op de initiatische weg onderscheiden we drie staten: -de staat van loutering, opheffen van verwarring door zelfkennis; hier heerst de rede. -de staat van verlichting: oefenen, opruimen van oud zeer; hier heerst de wil. -de staat van vereniging, overgave aan het zijn: hier heerst de liefde. 3) Staten zijn individuele bewustzijnservaringen van de werkelijkheid. De werkelijkheid is gewoon de werkelijkheid, maar het beleven van de werkelijkheid is veranderlijk. De man die van de brug wilde springen, beleefde zijn werkelijkheid op dat moment als een benauwend gebeuren. Door een bijzondere ervaring veranderde die beleving en kwam hij in een ander bewustzijn; hij werd in een andere staat van zijn geboren. Het kleine-ik ervaart het proces 'van staat naar staat gaan' als een sterven en een weer geboren worden. Sterven, noch geboren worden, is een pijnloos proces. 'To suffer one's death and to be reborn, is not easy' zei Fritz Perls, één van de grondleggers van gestalttherapie. Dit sterven wordt psychologisch beleefd als angst voor zelf verlies. In feite kom je in een andere staat van bewustzijn of een nieuwe beleving van de werkelijkheid en daar kun je alleen maar komen wanneer je alle overtuigingen en zekerheden die bij je vorige staat horen, los laat. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Over deze dingen praten of schrijven is heel wat anders dan de ervaring. Een spannend boek lezen over een schipbreuk is heel wat anders dan een schipbreuk meemaken. In het eerste geval zit je in een fantasie-realiteit, alles speelt zich binnen je schedel of in je hoofd af. In de werkelijkheid moet je contact maken met wat er is. Je weet niet wat er komt, je kunt niets plannen. Je kunt het alleen maar meemaken en op het beste hopen. Veel mensen verkeren in de verwarring dat de werkelijkheid zich tussen hun oren bevindt. In contact komen met de werkelijkheid en met de realiteit geconfronteerd worden is voor hen als een vreselijk ontwaken. Alles wat men als waarheid aannam, blijkt niet waar te zijn en vice versa. In die staat voel je alle zekerheden wegvallen en zie je jezelf naakt staan; je kunt je dan vreselijk klein en alleen voelen en denken dat iedereen je zo ziet en daarom afwijst. Maar ook dat blijkt niet waar te zijn. werk en oefening De transformatie van het wereld-ik naar het kleine (dienstbare-ik, is een weg van duizend doden, daarom wordt het ook wel de weg van een held genoemd. Je hebt moed en vertrouwen nodig. Moed om de dood van je wereld-ik onder ogen te zien en vertrouwen dat er een nieuwe oplossing zal komen. Je moet inderdaad telkens los kunnen laten wat je dacht verworven te hebben. Maar je komt steeds een stapje verder, je wordt steeds meer jezelf en dat houdt in dat je je steeds vrijer gaat voelen doordat je steeds meer jezelf durft te zijn. De woorden 'wie zijn leven geeft, zal het behouden, wie zijn leven niet geeft, zal zeker sterven', krijgen een heldere betekenis. Er is veel werk te doen voor je in de staat van vrijheid en verlichting komt. Er zijn veel beproevingen, er zijn veel 'moetens' of voorwaarden. Je moet bijvoorbeeld je onvolmaaktheid onder ogen komen en je heilige onschuld inleveren. (Soms lijkt het of je dat zou willen doen, maar stiekem vind je toch dat alles wat je fout deed 'hun schuld' is en niet de jouwe.)Wanneer je je heilige onschuld wel kunt inleveren, word je sterker en verantwoordelijker. Je moet gedisciplineerd leren oefenen. Meditatie is een belangrijke oefening, misschien zou je die wel trouw willen doen, maar je mediteert niet regelmatig. Zo wordt je geconfronteerd met je innerlijke verdeeldheid die zich kenmerkt door innerlijke dialogen. De grote onderbreker: 'Ja maar' begint in je te praten: "Ja, maar nu even niet; ja, maar ik heb al heel erg mijn best gedaan en nu ben ik op vakantie en hoef ik niet". Tegelijkertijd is daar de 4
stem van de strenge innerlijke eiser, die zegt dat je moet, anders ..... Het transformeren van het wereld-ik is lopen in een straat met valkuilen en gaten waar je steeds weer invalt. Er zijn in deze staat ook heerlijke momenten! Je ondergaat perioden van vereniging met het totaal Andere. Teresa van Avila (een Spaanse mystica uit de 16e eeuw) noemde het een verlovingstijd. Haar metafoor van de weg is het binnengaan van een innerlijk kasteel met vele kamers, in het midden van al die kamers woont de goddelijke bruidegom. Het kasteel is de ziel met haar goddelijke kern. Tegelijk beschrijft ze nòg een ziel, meer een 'zieligheidje' dat zich buiten de muren van het kasteel bevindt waar de wilde dieren- slangen en allerlei ander kruipend akeligs - haar dreigen te vernietigen. Dat zielige kleine ikje moet de weg naar binnen vinden en die kan het ik, volgens Teresa alleen maar vinden door te bidden. Dit was de weg van Teresa. 4) Er zijn vele wegen naar Jeruzalem. Als je ze allemaal probeert, kom je niet ver. Je komt er alleen als je één weg kiest en daarop blijft lopen. Shoppen in de spirituele supermarkt geeft ook maar een tijdelijke bevrediging, een tijdelijke verlichting. Het is als het licht van een strovuur - even laait het op - maar het duurt niet lang. Daarna is de nacht nog donkerder, want je ogen zijn meer verblind. Er bestaat geen instant verlichting van het wereld-ik en waarom zou je daar ook naar verlangen. Waarom zou je niet aanvaarden waar je bent en al je energie stoppen in de juiste oefening? 'De oefening en de weg zijn dezelfde' zei Graaf Dürckheim. Het beoefenen van de oefening is altijd anders, altijd weer nieuw. De oefening kan Za-zen zijn. Het steeds vinden van Hara. 5) De oefening kan het draaien van potten zijn etc. De oefening is ten alle tijden het vinden van het midden op welke manier dan ook. spiritualiteit Er bestaat veel verwarring over het begrip spiritualiteit. Het wordt vaak opgevat als het zich bezig houden met paranormale zaken en/of oosterse-religies en filosofieën. Wanneer we het woord opzoeken in de encyclopedie (Winkler Prins) vinden we o.a. het volgende: 'spiritualiteit is de subjectieve beleving van de verhouding van de mens tot God. Elke godsdienst heeft een eigen type van spiritualiteit. Het begrip is de laatste decennia veel gebruikt en heeft daardoor een veelduidige inhoud gekregen.' Spiritualiteit is in de mode, het heeft een affectieve lading, iedere beweging heeft zijn eigen spiritualiteit. En de ene beweging, de kerk bijvoorbeeld, ziet er niet tegenop de spiritualiteit van andere beweging, New Age bijvoorbeeld, te verketteren. Het begrip spiritualiteit gaat in elk geval over de verkering van de ziel met God. Maar wie is God? Iets heiligs, iets hoogs, iets bovennatuurlijks dat wij stervelingen nooit begrijpen kunnen? Niemand weet het, maar er wordt wel hartstochtelijk over gevochten. De vraag roept vele antwoorden op en iedereen vindt dat zijn beweging het enige ware antwoord heeft. In de New Age beweging mag ieder zijn eigen godsopvatting maken, in de kerk mag je alleen die godsopvatting aannemen die door de vroegere kerkvaders is gemaakt. Maar er bestaat geen enig waar antwoord. God is en blijft een vraag. Toch gaat het in het spirituele over de verkering met God. Hoe kan een verward en onzeker mens nu anders met een vraag verkeren dan door het antwoord te zoeken? Een aanpak van dit probleem is om God te zoeken in het Zijn of ware Zelf. De kern van dit Zijn, ook wel opgevat als innerlijke levensvonk, wordt dan in het innerlijk gezocht en nog ontdekt ook, want waar een vraag is, is immers ook een antwoord. Je alleen bezig houden met het Zijn binnen in je, blijkt echter ook een verwarring van het ik te zijn. Je kunt verrast zijn over de schoonheid en de vrede die je van binnen vindt, maar zolang je dit niet onder de mensen kunt brengen, heb je niets anders bereikt dan een wat uitgebreidere virtuele werkelijkheid (fantasie). Het is realistischer om God als een werkwoord op te vatten en niet als een persoon ergens op een troon in de hemel, waar we na een godvruchtig leven voor onze goede daden mogen wonen. Het werkwoord God houdt in: rechtvaardig handelen. 5
ons godsbeeld, een beperkende overtuiging Ons godsbeeld kan als een beperkende overtuiging fungeren. Het archaïsche vaderbeeld, dat als metafoor voor God wordt gebruikt, is een eigen leven gaan leiden, seksistisch en vrouwonvriendelijk. Voor het beeld van de zoon die alles erft, geldt hetzelfde. De paus blijft de vrouwen discrimineren door hen uit te sluiten van het priesterschap, met als argument dat er destijds geen vrouwen deelnamen aan het laatste avondmaal. We weten dat de vrouwencultus, waar God als vrouw (Isis, Astarte) werd gezien, verdrongen en uitgeroeid is. De Godsopvatting heeft grote politieke consequenties. Mensen zijn te manipuleren en te onderdrukken met behulp van het godsbeeld dat door een geloof wordt opgelegd. Om die reden is het verheugend dat het aannemen van een eigen godsbeeld je niet meer op de brandstapel brengt en dat het zelfs openlijk bespreekbaar is. Maar misschien is het wel mensvriendelijker om helemaal geen beeld te maken en God te zien als het 'totaal Andere' dat zich manifesteert tussen mensen door middel van de communicatie. Waar komen we terecht als we ons bezig houden met het Zijn buiten ons, waar God de Ander is? Welk beeld moeten we er dan bij denken? Een koning, een boeddha, een zwerver, een gekruisigde jongeling? Levinas, een hedendaagse filosoof zegt daarover ' ..... de relatie tot het goddelijke verloopt via de relatie tot de mensen en heeft een sociale rechtvaardiging. Mozes en de profeten bekommerden zich niet om de onsterfelijkheid van de ziel, wel om de arme, de weduwe, de wees en de vreemdeling .. .' 6). Het werkelijk spirituele bestaan heeft als doel: houden van je medemens als van jezelf. In deze woorden ligt de zin van ons bestaan besloten. Wanneer we dat als oefening aannemen, dragen we iets bij aan het geluk van de mensheid; wie daden van belangeloze liefde kan beoefenen, loopt niet voor niets rond op deze planeet. Hij of zij weet wat de diepere reden van zijn/haar bestaan is. hoe het werk gebeurt Het initiatische werk proces is voor iedereen verschillend. Het gebeurt in het Graaf Dürckheimhuis meer impliciet dan expliciet. Mensen worden begeleid in de staat waar ze zich op dat moment bevinden. Zij geven zelf hun obstakels en behoeften aan zoals zij die in de situatie ervaren. De verschillende werkvormen geven de mogelijkheden om: - de bewustzijnsfunctie te ontwikkelen (besef leren richten en onderhouden bij het volgen van de stroom van opmerkzaamheid in het hier en nu), - het innerlijk draagvlak te ontwikkelen voor de aanvaarding van nieuwe ervaringen van het totaal Andere (za zenmeditatie, lichaamswerk, kleiwerk etc.) - het wereld-ik op te ruimen en te reinigen zodat de persoon in de wereld kan zijn om als bezielde mens het totaal Andere in de Ander te ontmoeten (gestalttherapie in de initiatische context).
1. Karlfried Graf Dürckheim, Von der Erfahrung der Transzendenz. Herder Freiburg 1984 2. Dante Alighieri, Divina Commedia. 1313 3. Magda Maris, Teresa van Avila. Doctoraal scriptie, Boltboek 1990 4. Teresa van Avila, Kasteel der ziel. Uitg. Paul Brand, Bussum 1949 5. Karlfried Graf Dürckheim, Hara. Ankh-Hermes bv. Deventer 1974 6. Emmanuel Levinas, Het menselijk gelaat. Ambo 1987, pag.45
6
Getrouwd Magda Maris Immers ook de kleine dingen gelden, een wandeling in de zon of samen naar de kinderen kijken. De winterzon op een bankje wordt warm en de herten steeds mooier. Wij zijn niet alleen hoop en verlangen wij zijn ook de eenvoud van samen zijn. We kennen elkaar zo goed en telkens zo slecht soms lijkt het of we elkaar voorbij varen ieder op eigen schip met eigen roer en roepen: dag liefste, pas op dat je niet in het water valt en blijf aan me denken vergeet ons niet.
7
De braafheid voorbij Adrie Timmer Al jaren borduur ik mandala's. Vanuit het midden breng je lijnen en vormen uit, die je steeds herhaalt in een symmetrisch patroon. Een van de grondregels is dat je 'fouten' niet beschouwt als iets wat er niet mag zijn, maar als een creatieve mogelijkheid, die tot iets nieuws kan leiden. Daarom haal je een fout in je mandala niet uit, maar je herhaalt de fout, of als dat niet kan, accepteer je dat deze mandala niet zuiver symmetrisch zal zijn. Bij het borduren aan mijn mandala bemerkte ik dat ik een fout maakte, zoals wel eens eerder. Maar ineens kreeg ik daarbij helder besef hoe ik het maken van fouten voorkom door altijd heel goed mijn best te doen en als ik ze toch maak, verdoezel ik ze een beetje. Zo erg vind ik het kennelijk om fouten te maken. foei Een poosje later rijd ik tegen een geparkeerde auto. Ik hoor ineens een geluid, wat niet goed klinkt en schrik erg. Ik stap uit en bekijk de schade, het blijkt gelukkig mee te vallen. Pas heb ik nog een gesprek gehad met mijn man, wat je moet doen in zo'n geval: je moet een briefje bij de ander onder de ruitenwisser stoppen. Hij had het pas zelf ook nog gedaan, in het centrum van Amsterdam, toen hij manoeuvrerend met een boedelkar een andere auto iets had geraakt. Hij zegt het vol overtuiging, maat toch geloof ik hem niet helemaal. Hij blijkt het zo gedaan te hebben dat hij niet verwachtte dat het papiertje in de regen er lang zou blijven zitten. En dan sta ik daar nu. Ik scheur een blaadje uit mijn agenda en schrijf er mijn naam en telefoonnummer op en stop het onder de ruitenwisser. Maar ... ik haal het er toch weer onderuit. Niemand is getuige geweest, ik zie helemaal niets aan de geparkeerde auto, ik wil geen briefje achterlaten. Ik doe het niet. Zo braaf hoef ik toch niet te zijn. foei uit mijn kindertijd Een van de vroegste herinneringen uit mijn kindertijd komt weer in mijn gedachten. Ik pluk, samen met mijn buurmeisje bloemen in het plantsoen. Dan is daar ineens een man in uniform. Mijn buurmeisje rent hard weg. De man pakt mij en hij brengt mij in een auto thuis, belt aan en overhandigt mij aan mijn moeder. Daarna ben ik een hele poos bang dat ik zal worden weggehaald thuis en opgesloten zal worden en ik verberg mij iedere keer als er aan de deur wordt gebeld. Het was erg voor me wat me overkwam. Ik kon er niet mee uit de weg. Ik denk dat mijn moeder te druk was met haar gezin, ik had al twee oudere broertjes en een zusje en er was nog een baby na mij. Emotioneel werd het kleine meisje dat ik was, niet geholpen. Toen heb ik besloten voortaan zeer braaf te zijn. zo streng Een paar dagen later zie ik hoe mijn man de auto inspecteert. Ik had geveegd, waar ik dacht dat misschien iets beschadigd was, maar had niet veel kunnen ontdekken. Maar nu keek hij en zegt dat er iemand tegenaan gereden moet zijn. ‘Vast bij het station, van die nerds.’ De (kleine) deuk blijkt meer naar achteren te zitten dan waar ik had gekeken. Ik wil er aanvankelijk ook met mijn man niet over praten. Ik wil me niet schuldig voelen, er niet mee bezig zijn. Maar dat hij dan anderen erop aankijkt, dat wil ik toch niet. Ik vertel hem wat er is gebeurd. Het doet me goed erover te kunnen praten. Ik vraag hem mij wat gerust te stellen, dat de wereld niet is vergaan en dat hij mij niet veroordeelt. Het duurt even, maar dan kunnen we er gelukkig samen om lachen en dat lucht me op. We zijn allebei zo streng. Onze kinderen zeggen dat ook. Oh wee, als je 8
vroeger iets kapot maakte bij het afdrogen bijvoorbeeld, of liet vallen. Ze vonden het zelf al erg en dan nog daar overheen de bestraffende woorden. Toch spreek ik mezelf nog regelmatig ernstig toe en ga zelfs een paar keer naar de 'plaats van het misdrijf terug met de gedachte er alsnog een briefje achter te laten. Zo moeilijk vind ik het om het te laten zoals het is en niet weer in mijn oude patroon van 'braaf zijn' terug te vallen. ik pik het niet Ik ga naar de film "The Lord of the Rings'. Mijn man zal pas laat klaar zijn met werk en we spreken af dat hij daarna naar de bioscoop komt, zodat we samen met de auto terug kunnen rijden. Na afloop van de prachtige film loop ik naar de caféruimte bij de bioscoop en zie hem daar achter zijn laptop zitten. Hij kijkt op noch om, terwijl er allerlei mensen voor mij in zijn buurt komen. Als ik naast hem blijf stilstaan, kijkt hij pas op en zegt ‘0h, ben je daar, ik maak nog even deze zin af.’ Het voelt als een koude douche. En ineens pik ik het niet langer. Ik hoor nu als nette, brave, volgzame, echtgenote op hem te wachten, maar ik doe het niet. Hij kan me wat. Ik drentel een beetje en loop zachtjesaan naar buiten. Hij komt maar niet. Wat nu. Maar ik ga niet terug om hem tegemoet te komen. Ik loop langzaam verder richting auto. Dit is spannend. Een enkele keer kijk ik om en dan zie ik hem. Hij is boos. ‘Kon je niet even wachten ... ik wist niet waar je heen was gegaan ... ik moet ook vaak genoeg op jou wachten ... ik heb een uur zitten werken en kon toch niet de hele tijd kijken of je er aan kwam.’ Ik bedoelde dat natuurlijk ook niet, maar wel dat hij me kon verwachten toen er beweging ontstond. Het was de eerste film die uitging sinds hij er zat. 'Was je dan niet verlangend mij te zien? Als je zo met mij was omgegaan, lang geleden, toen we elkaar leerden kennen, had je me nooit gekregen.' Hij blijft verongelijkt en ik slaap die nacht alleen en droom ... een droom Ik droom over een jonge man die mij op zijn rug draagt. Hij zegt dat ik achterover moet leunen, dan draagt hij mij het beste. Ik vind het vreemd, zou denken hoe dichter tegen zijn rug, hoe makkelijker. Ik vind het ook griezelig achterover te gaan hangen. Het vraagt overgave van mij. Kan hij mij wel echt dragen, ben ik niet te zwaar voor hem, ik ben ongeveer even groot. Hij zegt dat het kan en hij wil het ook echt doen, geen twijfel. Ik laat me dragen, hij loopt met snelheid en dan voel ik waarom ik achterover moest een beetje. Ik voel de door inspanning versnelde beweging van zijn adem. Zijn longen hebben ruimte nodig, die ze krijgen als ik meer achterover hang. Ik word wakker en voel me gesterkt door mijn droom. Ik begrijp dat de jonge man mijn animus is: mijn innerlijke, mannelijke kracht, die mij helpt en draagt. 1) Beneden ligt er op tafel een briefje van mijn man. Hij kan zich nu voorstellen dat ik het niet leuk vind dat hij nog door gaat met werken als ik bij hem kom. Hij hoopt dat ik niet meer boos ben. Ik ben er blij mee, ik kan weer voelen dat ik van hem hou. 's Avonds brengt hij rode rozen voor me mee. Wie had kunnen denken dat een ‘fout’ zoiets teweeg zou brengen!
1) Jung, Emma, Animus en anima, over het mannelijk in de vrouw en het vrouwelijke in de man, 1983, Lemniscaat, ISBN. 9060694422
9
'Ippon' en ik was de winnaar Lyda Klein Gunnewiek “Hara is Japans voor buik, in de betekenis van het juiste zwaartepunt, de oorspronkelijke eenheid van het leven. Dit midden biedt de mens de ware eenheid van lichaam, ziel en geest. Alleen met Hara (her)vindt de mens zijn juiste gestalte in houding, adem, spanning en ontspanning. Door in Hara af te dalen zijn we verbonden met de aarde, maar tegelijk met het Zijn boven tijd en ruimte. We leven uit Hara en beleven hierin onze stilte, kracht en vervulling,” aldus Dürckheim 1). Wat betekent Hara voor mij in mijn dagelijkse leven? Tijdens de jaaropleiding lichaamswerk op BOLT leerde ik gronden: stevig staan in contact met de aarde. De adem naar je buik brengen en vanuit deze stand geconcentreerd de dagelijkse dingen doen, bijvoorbeeld afwassen. Ik merkte dat als ik iets in Hara deed het dan gemakkelijker ging, er meer plezier in had en er dan rustig mee bezig kon zijn. Het schrijven van dit stuk over Hara tijdens de World Masters voor judoka's, vind ik een moeilijke klus. Het eerste wat ik nu dan ook doe is me concentreren op mijn Hara: rechtop gaan zitten, mijn adem naar mijn buik brengen. Ik voel nu dat ik me beter kan concentreren en met aandacht bij mijn werk kan blijven. Het is een simpele oefening waarvan ik de bijzondere waarde heb ontdekt. Ook als er een grotere prestatie gevraagd wordt. Afgelopen juni 2002 werd er een World Masters Judo toernooi voor veteranen gehouden in Londonderry, Noord Ierland. Ik had me daarvoor ingeschreven in de klasse dames tot 57 kg. in de leeftijdsklasse 55 tot 60 jaar. In mijn voorbereiding daarop heb ik goed naar mijn lijf geluisterd en de trainingen daarop afgesteld. Alleen verloor ik de moed wel eens: ik trainde met jonge talentvolle judoka's en dan was het vaak vallen en weer opstaan. Soms dacht ik dat ik er niets meer van kon. Dan dacht ik aan Hara en ik kon weer verder. Toen ik eenmaal de keuze gemaakt had om mee te doen was de volgende vraag: wat is je doel? Alleen meedoen of ook willen winnen? Een week voor het toernooi zei ik hardop tegen mijn judo maatjes: "Ik ga naar Londonderry om wereldkampioen te worden. Dat is mijn doel." Het voelde goed om dit zo duidelijk uit te spreken. Maar op de dag van de waarheid voelde ik me vreselijk gespannen. Er verschenen allerlei doemscenario's: ik heb niet goed getraind, die anderen zijn veel sterker, ik ben te oud, ik wil weg enz. Ik begon me af te vragen wat ik eigenlijk aan het doen was: ik liet al mijn energie weglopen terwijl ik die juist voor mijn wedstrijden zo hard nodig had! Dus terug naar waar ik voor kwam. HARA. Ik grondde me eens stevig, bracht mijn adem naar mijn buik en ging positief denken: ik heb hard getraind, ik kan goed judoën. Ik voelde de kracht in mijn buik. Toen ik de judomat opstapte voor de eerste partij was ik goed geconcentreerd en voelde me rustig. Na wat aftasten en een schijnbeweging kwam het gevoel om er helemaal voor te gaan. Ik zette een heupworp in en mijn Engelse tegenstandster vloog door de lucht en lag op haar rug: Ippon en ik was de winnaar! 2) Mijn tweede partij was tegen een Zwitserse. Ik had al gezien dat deze sterk was, dus was de tactiek om veel te bewegen, te lopen waardoor zij geen vat op mij kon krijgen. Ook nu was er weer een moment waarop ik besliste: ik kom nu met een armworp. Dat lukte en ook deze partij was voor mij! 2-0. Alleen al de gedachte van "Lyda nog maar één partij en dan…" Ik liet de gedachte voor wat hij was, concentreerde me op mijn adembeweging, ging goed staan en wachtte rustig op mijn 10
laatste partij. Ik verwonderde me over mijn rust. Ik wist ook precies wat ik gedaan had in de twee vorige partijen. Mijn derde en laatste partij tegen een Amerikaanse duurde slechts 13 seconden. Zij viel aan maar ik nam haar over en cirkelde haar op haar rug: weer ippon voor mij en daarmee was mijn missie voltooid! Ik kreeg een staande ovatie van het deskundige publiek. Ik was voor de eerste keer in mijn leven wereld kampioen judo. Een fantastisch gevoel. Mijn teamgenoten merkten op dat het leek alsof ik groter en sterker was dan mijn tegenstanders. Zo had ik het ook gevoeld en alles leek zo eenvoudig. Ik straalde het gevoel uit dat lichaam, ziel en geest in evenwicht waren. Het is inmiddels alweer een half jaar geleden maar het geeft nog steeds een heerlijk gevoel.
1)Dürckheim, Karlfried Graf von (1979) Hara, het dragende midden van de mens, Deventer. AnkhHermes. 2)Bij een Ippon is de hoogste score behaald en daarmee de wedstrijd gewonnen.
11
Het doel of de weg een verschil tussen dood en leven Peter Kamma "De Witte Spin, langs de dodenwand van de Eiger omhoog" 1) is de onheilspellende titel van een boek over de beklimming van de noordwand van de Eiger in Zwitserland. De noordwand stond van oudsher bekend als ‘glad en volkomen onbestijgbaar’. Het weer is er volstrekt onvoorspelbaar, onbarmhartig en moorddadig en ook de condities op de wand zijn onvoorspelbaar: “Al is het in de omgeving nog zo zonnig, de Eiger en zijn noordelijke wand hebben hun eigen weer. Het behoeft slechts een klein wolkje te :zijn dat in het enorme loodrecht opgestelde concave bassin van de wand terecht komt, of er breekt al een vreselijke bui los van hagel, sneeuwen storm. Er zijn ook buien die zich boven de wand zelf vormen door de wisselwerking tussen de hier vastgehouden koude lucht en de warmere uit de omgeving, wat eveneens de aanleiding kan zijn tot een noodweer dat de flanken van de berg met regen, sneeuwen ijs teistert. Voeg daarbij de lawines, de voortdurend vallende stenen en beken van ijswater die bepaalde delen van de tocht levensgevaarlijk maken.” Al deze verschrikkingen vormden nu juist een uitdaging voor alpinisten en het boek beschrijft de pogingen die sinds 1935 zijn ondernomen om de verraderlijke noordwand te beklimmen. Zo verraderlijk dat van de eerste 10 alpinisten die een poging waagden er 9 dodelijk zijn verongelukt. Tenslotte slaagde in juli 1938 een ploeg van 4 man erin om voor de eerste keer de 3974 m hoge top langs de noordwand te bereiken. Bij de beklimming van de noordwand is het weer de doorslaggevende factor. Alpinisten die in later jaren de top bereikten, hadden daar tenminste 2 tot 3 dagen voor nodig, maar in 1952 wist een tweemansploeg de noordwand in 18 uur te beklimmen. De rotsen waren op dat moment volkomen droog en ijsvrij en geheel verschillend van de verijsde en spiegelgladde wanden waarmee andere alpinisten worstelden. Ik heb me altijd verwonderd waarom bij de eerste pogingen die ook nog eens kort na elkaar zijn uitgevoerd zoveel slachtoffers zijn gevallen. De alpinisten die verongelukten waren uiterst getrainde en ervaren specialisten op hun gebied. Vaak beroepsgidsen of leden van een reddingsploeg die getraind zijn om gestrande alpinisten te redden. Het lag dus niet aan bekwaamheid of ervaring, maar wat dan wel? Onlangs vond ik tijd om het boek nog eens door te nemen en deze keer vond ik waar ik vorige keren overheen had gelezen. Het verschil tussen dood en leven had te maken met het doel dat de alpinisten zich hadden gesteld: gingen ze voor de top of gingen ze voor de tocht? De eerste alpinisten hadden ter voorbereiding van de beklimming het traject en de mogelijke problemen op de route zo goed als mogelijk was met verrekijkers bekeken en hun kansen ingeschat. Op zeker moment namen ze de beslissing en met proviand voor meerdere dagen begonnen ze aan de beklimming van de top. Maar het verraderlijke weer is bij alle mislukte pogingen oorzaak geweest dat de klimmers vast kwamen te zitten op een ongelukkige plek. Ze konden niet meer vooruit of achteruit en tenslotte kwamen ze om van de kou of door een val in de diepte. In juni 1938 pakte een ploeg van twee man de voorbereiding anders aan. Ze begonnen de route eerst uiterst zorgvuldig te verkennen, beklommen het onderste deel van de wand en brachten touwen aan bij moeilijke passages. Ze richtten op een gunstig punt een 'basiskamp' in waar ze ook al voorraden naar toe brachten. Zo'n voorbereiding was nieuw 12
in de wereld van de alpinisten. Toen de klimmers uiteindelijk besloten om op weg te gaan, hadden ze veel gemak van hun voorbereidingen, ze klommen snel omhoog en hadden een goede nachtrust in het basiskamp. Maar toen ze verder gingen werden ze dicht onder de top vastgepind door noodweer en konden niet verder. Het verschil met vorige equipes was nu echter dat de klimmers dankzij hun voorbereidingen ook weer terug konden. Ze zijn teruggegaan naar hun basiskamp en de dag erop terug naar het dal. Ze hadden zich voorbereid en geconcentreerd op de tocht en niet op de top. Eigen lijfsbehoud was daarbij belangrijker dan het bereiken van de top, die was voor een andere keer. Het moet heel zuur zijn geweest voor dit tweetal toen een maand later bij veel beter weer een viermansploeg als eerste de top bereikte. De klimmers maakten daarbij dankbaar gebruik van de touwen en het basiskamp die nu op de route aanwezig waren. Onverwacht kwam ik op microschaal hetzelfde thema tegen: ga je voor het doel of voor de weg. Ik was opgenomen in een ziekenhuis om te herstellen en had heel weinig energie. Iedere handeling was vermoeiend en putte me uit. Mijn wereldje werd heel klein en mijn voorgrond versmalde tot alleen datgene waar ik mee bezig was: liggen, een halve boterham eten, een beker thee drinken etc. Daar beleefde ik ook veel aan en kon tot mijn eigen verbazing daar uitvoerig over vertellen als het bezoekuur was. Maar een complexe handeling zoals 's morgens toilet maken: naar de badkamer lopen, tanden poetsen, scheren, douchen en weer terug lopen, bleek een uitzichtloze opgave die ik niet meer kon overzien. Als ik al op pad ging, bed uit, kamerjas uit de kast, sloffen aan, was ik soms al zo moe dat ik besloot ervan af te zien om weer te gaan rusten. Ik had echter zo'n behoefte aan de frisheid die het me bracht dat ik er toch iedere keer weer aan begon. De eerste twee keer waren heel zwaar. Ik wilde resultaat en wenste dat alles maar achter de rug was. Ik zag overal tegenop en het duurde ook eindeloos. Terug op bed was ik geheel uitgeput. In deze dagen had ik intussen ook geleerd dat ik alleen maar energie had om bezig te zijn met mijn voorgrond en niets anders. Ik besloot dat 's morgens ook maar toe te passen. Eerst alleen bed uit, kamerjas uit de kast, aantrekken, sloffen aandoen. Dan lopen naar de badkamer. Daar licht aan en deur op slot, toilettas en handdoek neerleggen. Kamerjas uittrekken en ophangen,.dan naar de wasbak lopen. Daar tanden poetsen. Het was heel belangrijk om te focussen op kleine dingen: nu ga ik….Tot mijn genoegen was ik na iedere actie tevreden over het resultaat. Het ging goed en ik had nog energie om verder te gaan. Toen ik tenslotte na al die kleine handelingen die ik de lezer zal besparen weer terug was op mijn kamer en mijn bed weer besteeg, was ik heerlijk fris en niet uitgeput. Door omstandigheden gedwongen moest ik me concentreren op datgene wat ik aan het doen was en niet op het eindresultaat. De weg was belangrijk, niet het doel, of zoals een Zen meester het zou zeggen: ik liep als ik liep, ik stond als ik stond en ik poetste als ik poetste.
1)Harrer, H. De witte spin, langs de dodenwand van de Eiger omhoog. Scheltens&Giltay, Amsterdam 1959
13
Pasen Magda Maris Ik wil het paasfeest vertellen, het feest van het lijden en sterven en verrijzen. Een feest; opdat wij niet vergeten dat de westelijke weg tot verlichting, tot heel worden, tot meester worden, de christelijke weg is. Op deze weg lijd je uit liefde en sterf je uit liefde en verrijs je door de liefde, de dood overwinnend door middel van de liefde. Dat is het geheim, het mysterie dat vandaag de dag steeds meer zoek raakt. Johannes, de evangelist van de liefde bij uitstek, laat Jezus zeggen: 'Dit is mijn gebod, dat gij elkaar lief hebt, zoals ik u heb lief gehad. Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden uit liefde. Je leven geven uit liefde.' Wat is dat lijden en sterven, wat heeft het voor zin? Ach ziel, je wordt geboren, je raakt van God vervreemd als je je gaat identificeren met de wereld. Ach ziel, je bent van een andere wereld, een andere dimensie. Je hoort bij de schepper voor je begint, je bent van de oorsprong van alle dingen, je bent als de oorsprong. Je bent gemaakt naar Gods evenbeeld. Ach ziel, je wordt geboren, je raakt van God vervreemd als je je gaat identificeren met de wereld. Ach ziel. Eerst zijn daar je ouders, degenen die je het meeste lief hebt en je geeft je liefde en je wordt aan hen gelijk. Je weet je te gedragen en je leert je gedragen. Je neemt een identiteit aan. Je neemt aan dat je die en die bent, zus of zo, broer of zus. Mammie, waar kom ik vandaan? Mammie waar kom ik vandaan .. .? Je komt uit het niets mijn kind, er was eens een tijd toen jij nog in het niets was en de levenskracht die je bent nog geen lichaam had gevormd. Ik ben, ben ik? Wie ben ik? Ben ik het meisje wat een jonge vrouw aan het worden is? Of ben ik het kleine meisje, ben ik een jonge vrouw? Ben ik deel van de groep? Ben ik zoals zij zeggen dat ik ben? Wie ben ik? Ben ik de gekruisigde, de gehangene, ben ik in de aarde, ben ik in alles, in alles aanwezig? Wie ben ik? Ben ik jou, ben jij mij? Ben ik als jij? Ben jij als ik? Wie ben ik? Als ik niet in deze wereld ben om op te leven naar jouw verwachtingen, om te worden zoals jij wil dat ik ben, als ik ik ben, wie is dan de ik die ik ben? Als het waar is ... Als het waar is dat ik niet van deze wereld ben, dat ik ben als een luchtbel in de zee, wel in de zee, maar niet van de zee ... Als dat waar is, wat is dan het deel waarmee ik in de wereld ben en wat is het deel waarmee ik niet in de wereld ben? De materie, de stof is van deze wereld, mijn lichaam is van stof, is van deze wereld, mijn geest is niet van deze wereld, als ik de geest geef, gaat mijn lichaam dood. De geest geven, dood gaan ... De geest geven, als de geest is gegeven gaat het lichaam dood. Wat is de geest? De geest is levenskracht, de geest verhoudt zich tot de stof als bewustzijn, bewustzijn is het menselijke vermogen zich te identificeren. De geest verhoudt zich tot de stof door middel van bewustzijn; als de geest de stof verlaat, dan is het bewustzijn niet langer nodig. Wanneer het bij de stof is gaan horen tenminste en zich aan de stof is gaan hechten, zich met de stof heeft geïdentificeerd. De geest verlaat de stof en gaat terug naar zijn oorsprong zonder bewustzijn. Bewustzijn, het bewuste zijn, het ik ben, het besef van zijn. We krijgen het allemaal wanneer we het paradijs verlaten, wanneer we het besef krijgen van er te zijn. Ik ben. Ik ben ... ben ik in wezen van God, van goed of van kwaad of van zwart? 14
Is mijn oorsprong heilig, heel of onheilig, zwart? Is hopeloos, is ... ? Waar identificeer ik mij mee? Als ik mij met mijn zwart identificeer, dan neem ik aan dat ik in oorsprong niet goed ben, niet God. Dat mijn oorsprong, mijn wezen van de aarde is. Dat ik van de aarde ben in plaats van van de hemel. Dat ik met de aarde en in de aarde zal sterven. Dat ik van de dood ben. Waar identificeer ik me mee? Met zwart of met wit? Waar? Waar identificeer ik me mee? Met zwart of met wit? Als ik me met zwart identificeer, dan heb ik zoals de soefi's zeggen een onwaar ego, wanneer ik mij met mijn wezen, mijn oorsprong identificeer, met mijn wit, dan heb ik een waar ego. Maar om dat te leren, om het zwart los te laten, om niet te denken: ik ben zwart, maar van oorsprong ben ik wit, van oorsprong ben ik van God, dat is het begin van het goddelijk bewustzijn, dat is het ontvangen van genade. Ik ben niet slecht, ik mag er zijn. Hoe kom ik ooit tot het besef dat ik er mag zijn? Hoe kan dat nou gebeuren? Elke ziel houdt een herinnering aan het begin van zijn bestaan. We bewaren het diep in onze kern en we bewaren het in sprookjes en in mythen. De tijd dat we nog bij de vader waren, de tijd dat we nog geen stiefmoeder hadden. De tijd dat we nog gelukkig waren, dat we nog één waren. De tijd dat de goede moeder nog leefde, de tijd dat alles nog goed was. En als die herinnering verlangen wordt, verlangen naar herstel, herstel van de verbinding met het wezenlijke, met het oer, als die herinnering verlangen wordt, dan reiken we uit naar het licht. Wij die ons met de wereld identificeren, wij reiken uit naar het licht waar we vandaan komen. Hij nam een lichtstraal van zijn hart en vormde mijn ziel daar van engelen namen mij in zachte handen en bliezen mij een soepel lijf oh, wij beminden elkander in extatische vreugde zingend telkens geboren wordend steeds voortkomend uit dat waaruit we voortgekomen waren oh, golvende deining van Zijn en niet-Zijn. oh, het offer mogen zijn oh, het zich weg schenken mogen ervaren tot het uiterste. De pijn was groot wij weenden zonder snikken zij wiegden mij zij voedden mij, en legden mij in de goud beslagen boot. Tijdens de vaart heb ik geslapen ik hoorde toen ik weer ontwaakte hun zingende blijheid aan de overkant vervagen. Ik boog mij, zoekende zoekende naar mij en ontdekte in mijn naakte lijf mijn afgescheidenheid met kreten van pijn aanvaardde ik wanhoop 15
en mijn geest verduisterde. Uw wil geschiede. Wat is het in mij, wat is het, wat verlangt naar God, wat verlangt naar het licht? Het is mijn werkelijke zelf, het is dat wat de weg wil gaan, dat wat het licht zoekt, dat wat de meester zoekt. Het is de Christuskracht in mij. Dat wat verwezenlijkt wil worden. Het is de zoon die komt van de vader en gaat naar de vader. Het is het hoger zelf dat komen wil, dat in wil dalen, opdat de geest, de heilige geest kan komen, de geest die zich bewust is dat ze van God is. Geest en stof verhouden zich als bewustzijn. Het bewuste zijn verbindt de geest met de stof. Als dàt bewuste zijn, als dàt zich hecht aan de hemel in plaats van aan de aarde dan zal het niet met de aarde sterven, maar het lichaam achter laten, zoals een overlevende in een verkeersongeluk zijn auto achter kan laten als total-loss. Als ik mijn lichaam niet ben maar dat wat mijn lichaam met de geest verbindt als ik mijn bewustzijn ben mijn bewuste zijn ben ik dan de zoon? de zoon is het leven de zoon is liefde de zoon is liefde vol leven de zoon is waarheid. Het ik ben heeft een weg te gaan het ware ego heeft de weg te gaan van kerstmis tot pasen. Dürckheim schrijft in zijn boek 'De roep om een meester, de meester in ons': 'De westerse mens is in het algemeen meer dan de oosterse, door de wereld in beslag genomen. De oosterse meer door de vraag naar zijn innerlijke ontwikkeling. De westerse mens wordt meer dan de oosterse er toe gedreven de wereld aan te pakken, en zijn krachten met haar te meten.' In beslag genomen worden, in beslag genomen worden door de wereld, door het werk, door aan te pakken. Zo zijn we bezig, met al onze aandacht bezig. Misschien is er een deel van ons, de Petrus in ons, die meer wil. Meer dan de wereld. Dat deel van ons dat hartstochtelijk de meester zoekt en verlangt. En de stem hoort en volgt, maar onder gaat in vertwijfeling, als Petrus in het water wanneer hij zich afvraagt 'is het waar, is het echt waar, dat ik dat hoor, of is het verbeelding?' De meester. De meester buiten mij. De meester die ik vereer. De meester die zo kan tegenvallen. De meester die ik volg. De meester op wie ik mijn hoop bouw. Eens was de meester, de uiterlijke meester, een man die Jezus van Nazareth heette. Hij had zich geïdentificeerd met de Christus, de zoon van God. Hij leefde vanuit dat bewustzijn. En hij onderwees zijn leerlingen in dat bewustzijn. Hij probeerde dat bewustzijn te wekken in iedereen. "Weten jullie dan niet dat je de zonen van God bent?" riep hij eens uit. Hij genas mensen van ziekten; van kwade geesten. Hij bevrijdde hen van dat wat niet goddelijk was. Hij was bereid voor zijn vrienden te sterven, zodat ze zouden geloven en zien, dat zijn werkelijke zijn, zijn wezen, niet van de wereld was. Dat dat niet door de dood vernietigd zou worden. Zodat zij konden doen, wat hij hen voor deed. Zodat ze zich met hem konden identificeren oftewel dat 16
ze in hem en daardoor in hun eigen wezen, in hun eigen onsterfelijkheid konden geloven. Toen bij voor de laatste keer met zijn leerlingen at, heeft bij ze een nieuw gebod gegeven. Het gebod van liefde. 'Een nieuw gebod geef ik. jullie, jullie moeten elkaar lief hebben. Zoals ik. jullie heb lief gehad. Zo moeten ook jullie elkaar lief hebben. Hieruit zullen allen op kunnen maken, dat jullie mijn leerlingen bent. Als je de liefde onder elkaar bewaart.' De liefde onder elkaar bewaren. Lief hebben zoals ook bij dat deed. Dat was geen lief doen ... Dat was het zijn. Dat was zichzelf zijn. Als je jezelf bent, ben je in liefde. Ook zei hij: 'Als je mij lief hebt, zal je mijn geboden onderhouden. Dan zal de Vader op mijn gebed jullie een andere helper geven om voor altijd bij jullie te blijven. De geest van waarheid voor wie de wereld niet ontvankelijk is omdat zij hem niet ziet en hem niet kent. Jullie kent hem, want bij blijft bij jullie en zal in jullie zijn. Ik zal jullie niet verweesd achterlaten. Ik keer tot jullie terug.' Lief hebben ... wat is liefhebben? wie heeft lief? liefde is van het hart is hartelijk is spontaan is vrij van oordelen liefde is genieten van iemand kunnen genieten is van iemand houden liefde is vol vertrouwen liefde is overgave aan wat is. Het kleine kind is in overgave. Het kind vertrouwt helemaal op de moeder. De moeder die hem verbindt met het zijn. De moeder geeft hem leven, is gelijk, liefde, is gelijk, zichzelf. De moeder geeft zichzelf in de verzorging van haar kind, en als ze dat niet kan, dan zijn ze beiden ongelukkig, in wezen niet wat ze zouden willen zijn. Dat is pijn, pijn die verdrongen wordt, pijn die onbewust wordt gehouden. Opnieuw worden als een kind, zuiver en spontaan en puur. Dat is weer in liefde kunnen zijn. Zoals een kind. 'De liefde is lankmoedig en goedertieren. De liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in, zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken, en rekent het kwade niet aan, zij verheugt zich, niet over onrecht. Maar vindt haar vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij.' Maar om weer te worden als een kind, om weer zuiver en spontaan en puur te worden, moet ik. door de pijn heen, want met de pijn waarmee het kinderhart zich heeft afgesloten, alleen door middel van diezelfde pijn, kan het zich weer openen. En wie wil er terug naar die plek, waar je hart gebroken is, de plek die erger is als sterven? 17
Sommige mensen willen dat doen, voor hun vrouw of man, ouders willen het doen voor hun kinderen. Lijden uit liefde. De pijn voelen van de liefde, de pijn van het hart. In plaats van woede, boosheid of haat. Jezus deed het voor zijn leerlingen, zodat hij zich in hen verinnerlijken kon. Hij deed het voor hen en daarmee voor ons allen, omdat iedereen leerling kan worden als hij gehoor geeft aan zijn innerlijk verlangen naar het licht. Als ik niet ga kan de trooster niet komen als ik niet ga. kan de geest van waarheid niet in jullie hart komen. Sterven uit liefde je oude zelf laten gaan uit liefde de pijn uit liefde heropent het hart de energie van het hart, is de liefdeskracht de liefde staat boven de wet de liefde kent geen goed, geen kwaad de liefde is. Wat is de ergste pijn geweest, wat is de ergste pijn voor een verlosser, voor de zoon van God, voor de mens die leiding geeft, wat is de ergste pijn voor een meester? Is het niet de twijfel? Is de twijfel niet het koord tussen goed en kwaad, tussen geloof en ongeloof, het koord waarop een vernieuwer, een verlosser danst? Is het niet het zweten in de hof van Getsemane? Is het niet "laat deze beker aan mij voorbij gaan? Niet ik, oh God, niet ik" om dan tenslotte te kunnen zeggen "niet mijn wil, maar Uw wil geschiede " En als je ja hebt gezegd, als je doet wat je overtuiging je ingeeft, als je je innerlijk volgt, je wezen volgt, ook al is het tegen de norm, tegen de regel, tegen wat de groep van je wil, wat de wereld van je wil, dan sta je als Jezus voor Pilatus. Je zult sterven voor je vrije mening. Je zult zeggen "zo ben ik en niet anders." "Ben jij de zoon van God?, ben jij de messias?, de verlosser?" 'jij zegt het." Als een Johannes zie ik Golgotha als een Johannes zie ik de rotsachtige grond de stoffige berg, de hitte van de dag de opgewonden menigte ik ben bij hem met al mijn aandacht met al mijn lijden, mijn bittere lijden het liefste, het mooiste te moeten zien sterven want voor mijn ogen slaan ze hem aan het kruis terwijl hij voor hen bidt uit mijn diepste verdriet wellen dankwoorden op: oh Christus ik dank U, dat Ge dit voor ons doen wilt dat Ge in volledige liefde met vol bewustzijn, U zelf wilt geven en zo de poort voor ons opent, voor eeuwig. 18
Sterven uit liefde. Sterven voor zijn vrienden. Zodat de wereld wordt getoond, dat het licht, de waarheid, het leven, de dood overwint. Sterven om te leven. Het is volbracht, de laatste schreeuw, de laatste zucht het is in alles vol gebracht, alles in de stof vervuld Vader in Uw handen beveel ik mijn geest in Uw handen plaats ik mij, waar Ge mij ook brengt in alles en alles doe ik Uw wil ik ben Uw wil in Uw handen beveel ik mijn geest mijn geest in Uw handen ik geef mij aan U over met alles en alles mijn leven, mijn sterven in Uw handen. De liefde daalt het duister in en wekt de gestorven Adam, de eerste mens, dat van God in ons, Gods evenbeeld in oorsprong. De Christus, de zoon, doet hem verrijzen. Hij wekt hem uit de dode op en brengt hem tot het nieuwe leven. Hij daalt in alles in, in elke dode cel, wordt dat van God in ons gewekt. Het zwart wordt wit hij overwint de dood op alle plaatsen de liefde daalt het duister in sterven uit liefde is de liefde in de dood brengen. De meester gaat ons voor de meester kent de weg de meester ging het eerst door de nauwe poort de meester zegt wie mij wil volgen neme dagelijks zijn kruis op. De liefde in de stof, de geest in de stof het goddelijk bewustzijn in de stof. sterven uit liefde en het weten, erbij zijn in vol bewustzijn zijn. De geest verstaat zich tot de stof door middel van het bewustzijn, wanneer het bewuste zijn, het goddelijk bewuste zijn, die geest geeft uit liefde, dan schijnt het zelf, is God, door het aardse heen. Of zoals Dürckheim zegt 'dan schijnt door de Dürckheim de Karlfried naar buiten.' De vader is de geest, is God, is het zijn, is het oer, is dat waar alles samen komt, waar alles begint, het niets en het iets. De zoon is de liefde van God die als een straal van de zon in de aarde valt en de zaden ontkiemen doet. De zoon leren kennen is je eigen liefde leren kennen. De heilige geest is het hogere zelf in de stof, in de mens, in je wezen, in je handelen, in je lichaam. Een mens kreeg dat voor het eerst op deze wijze en opende de weg, leert ons hoe het moet. Hoe we langs die weg verlicht kunnen worden. Sterven uit liefde. Door het lijden naar het licht. Door de dood naar het leven. Het kleine ik wordt een lantaarn van het licht, het goddelijke licht. En zoals het vrouwelijke in ons, de maagd, het reine gevoelen, de moeder, 19
het goddelijke bewustzijn ontvangt en baart, zo is het het vrouwelijke in ons, wat als de minnares de geliefde, het goddelijk mannelijke in ons waarneemt. De dood is overwonnen, de mens is vrij, er is een weg terug. Een weg terug naar de oorsprong. Met vol bewustzijn. En degene die die weg hebben gegaan, zijn de verlichten, de heiligen, de verlossers van morgen. Maria Magdalena's uitroep Hij is verrezen hij is verrezen hij is weer levend hij leeft ... hij leeft: oh jongens luister! broeders en zusters! ik heb hem gezien hij heeft me geroepen ik zag de tuinman en het was hij hij toonde zich aan mij de Meester de Koning onze God zo stralend wit was hij zo prachtig om te zien hij is verrezen hij heeft me geroepen hij heeft me de oren en ogen geopend ik heb hem gehoord En toen ik hem hoorde toen zijn energie me omvloeide toen zijn stem mijn hart raakte toen brak het zich open ik trilde en ik knielde was één in zijn liefde hij keek me aan en noemde mijn naam. Hij is verrezen hij is verrezen hij is in stralend licht verrezen de Meester de Koning de Heer. Maart 1980 De Bijbel: Het Johannesevangelie en de Eerste Brief aan de Corinthiërs. Dürckheim, K. Graf von (1975) De roep om een meester, de meester in ons,, Katwijk aan Zee, Servire, 20
Bijzonder Gewoon Hermie Vester-van Oorschot Gibles, Montrouant, augustus 2004 Wat zou er gisterenavond gebeurd zijn? In het donker, een enkel lichtje zichtbaar, hoorden we een tractor over het veld rijden. Zou het koren eraf zijn? En waarom zouden ze dat in de avond doen, in het donker? Zou er soms regen komen? Het is nu prachtig weer. Ja, het koren is eraf, er is gedorst, alles ligt plat. Ach, het was zo'n prachtig gezicht, vooral met de zon erop. Even later zit ik met een kopje koffie te kijken en te genieten van dit mooie uitzicht. Er komt een tractor het korenveld oprijden met een raar machientje achter zich aan. De tractor - met boer - rijdt naar een hoek van het veld. Ik zie wat gerommel door het gedorste koren en dan, ploep, komt er uit het machientje een prachtige, grote rol samengeperst stro te voorschijn. Hé, dat heb ik nog nooit zien gebeuren. Zoals vroeger de korenschoven met de hand opgebonden werden tot een mooie driepoot, zo poept dit machientje goudgele ronde cirkels uit. Mooi, mooi, mooi. De tractor blijft bezig, weer een stukje, nog een stukje, onverstoorbaar, er komen steeds nieuwe rollen bij, die nonchalant worden achtergelaten. Langzaam verandert het landschap. Gisteren nog een veld vol koren, vanmorgen vroeg gedorst graan, en nu verschijnen de grote ronde stro-ballen. Er komt er steeds een bij, alsof het koren weer opstaat in een andere vorm. De tractor danst van de ene hoek naar de andere, geduldig, zorgvuldig en in een eigen rustig tempo. Af en toe dwaalt mijn blik wat af, naar het weiland vlak voor me, waar 9 witte charollais-koeien loom in de zon liggen. Schijnbaar heel stil, maar alles beweegt heel stilletjes aan ze: hun staarten, hun oren die zachtjes trillen en wapperen, de huid, waar kleine rillinkjes over lopen, hun ogen, de monden. Heel stil, vol beweging. Het laatste stukje weiland is nu bereikt en even later is alles klaar: een prachtig veld vol ronde cirkels. De tractor rijdt weg, ik moet er van zuchten. Hè, hè, dat zit erop, alsof ik het zelf gedaan heb! Ik zie dat het bijna twee uur later is, er bestond al die tijd geen tijd voor mij. Dan hoor ik de tractor weer, ja, daar is hij, nu met een karretje achter zich. Langzaam begint een nieuwe dans: de ronde stro-vormen worden een voor een op de kar geschoven; een laag, twee lagen. Oh, die passen er lang niet allemaal op! Maar jawel, een derde laag, wat passen en schuiven en alle rollen liggen erop. Zouden ze eraf vallen als de boer gaat rijden? Niks hoor, langzaam rijdt de tractor mèt kar weg, deinend met zijn hoge last en verdwijnt uit mijn zicht. Ik ga weer andere dingen doen. Ik voel me voldaan, intens tevreden en dat gevoel blijft heel lang bij me. Ook na de vakantie moet ik er vaak aan denken en dat verwondert me wel. Ik hoef maar even terug te gaan in gedachten en de beleving van toen is weer terug. Heel bijzonder. Soms denk ik even: ik heb iets fantastisch meegemaakt, gezien, ervaren. Zo gewoon, zo bijzonder, zo aards, zo oer. Het mooiste van de hele vakantie. Maar toch, als mensen vragen: hoe was je vakantie?, vertel ik van alles, maar dat niet. Vertellen dat je twee uur lang gebiologeerd naar een werkende boer op zijn land hebt zitten kijken, dat lijkt geen spannende vakantie!! 21
Met vrienden komen we te praten over verwondering en ik vertel bovenstaande ervaring. Ook anderen herkennen zulk soort ervaringen. En ik begin echt te beseffen dat het een heel bijzondere ervaring is geweest: heel een-puntig, een-zijn met mijn omgeving, alleen maar kijken, zijn, geconcentreerd aanwezig zijn. Bijzonder gewoon, ongewoon bijzonder.
22
Kleine Beer en de Krachtcentrale Annemarij Kamma Tot mijn dierbaarste kinderboekjes reken ik de verhaaltjes over de belevenissen van ‘Kleine Beer’, waarin op een fijnzinnige en beren-vriendelijke manier informatie en kleine levenslessen worden gegeven. Toen we een Gesha met berenverhalen gingen maken heb ik mijn eigen verhaal over een belevenis van Kleine Beer geschreven. Kleine Beer zit op zijn stoeltje en tuurt naar de grond. “Ga toch lekker spelen” zegt Mama Beer. “Ik heb geen zin” zegt Kleine Beer. “Ga dan je huiswerk maken.” “Ik heb geen zin” zegt Kleine Beer. “Ja zo wordt je nooit een grote Beer” zegt Mama Beer. Kleine Beer zegt niets terug maar laat zijn hoofdje nog meer hangen “Wil je soms een snoepje Kleine Beer, daar krijg je vast een beter humeur van.” “Nee”, bromde Kleine Beer, “ik heb geen zin”. Het leek wel of zijn hele lijf steeds slapper werd en zijn hoofd steeds zwaarder. Mama Beer werd er een beetje ongerust van, zou er iets met hem zijn? Toen ze hem ’s avonds naar bed bracht had Kleine Beer nog steeds nergens zin in. Hij was wel even opgestaan van zijn stoel en had tegen een paar steentjes geschopt, maar toen was hij weer gaan zitten. “Ach hij is moe, als hij geslapen heeft zal het wel beter zijn” zei Papa Beer geruststellend tegen Mama Beer. De volgende dag had Kleine Beer nog steeds geen zin. En alle dagen die daarop volgden ook niet. “Hij moet eens goed aangepakt worden” zei Papa Beer tegen Mama Beer, “jij bent veel te lief voor hem.” En hij sprak Kleine Beer ernstig toe. Kleine Beer knikte, het leek of zijn lijfje nog slapper werd en zijn hoofd nog zwaarder. Maar de zin kwam niet terug. Zelfs steentjes schoppen vond hij niet fijn meer. “Zo gaat het niet langer” zei Mama Beer, “jij moet naar Leraar Beer.” “Ik wil niet leren. Ik houd niet van leren, leren is vervelend, daar heb je niets aan. Bovendien kan ik niet leren, dat weet je toch” zei Kleine Beer. “Iedereen kan leren” zei Mama Beer, “jij ook.” “Ik heb geen zin” zei Kleine Beer. “Ja Kleine Beer, dat is precies je probleem en daarvoor moet je op les bij Leraar Beer.” “Geeft die les in zin krijgen?” “Zoiets” zei Mama Beer. Wat is er aan de hand?” vroeg Leraar Beer aan Kleine Beer. “O, niets het gaat al veel beter” zei Kleine Beer dapper. “Wat was er dan aan de hand?” “Mijn hoofd werd zo zwaar.” Kleine Beer schoof met zijn poot over de vloer. “En wilde je toen alleen nog maar steentjes schoppen?” vroeg Leraar Beer. Kleine Beer haalde diep adem, ja zo was het. Eigenlijk had hij nog veel harder willen schoppen, maar hij durfde niet. Hij durfde ook niet meer omhoog te kijken want dan werd hij heel erg bang. Kleine Beer liet zijn hoofd weer zakken. 23
“Kijk” zei Leraar Beer, “ weet je wat er gebeurt als je als je bang bent en je je hoofd laten zakken ?” “Nee” zei Kleine Beer. “Dan vliegt je zin weg, dan denk je dat je niets meer kan en dat het nooit meer leuk wordt.” Kleine Beer keek er van op, want hij had nog niets gezegd over geen zin meer hebben. Toen hij zag dat Leraar Beer naar hem keek, liet hij zijn hoofd weer hangen. Hij keek naar de grond, maar eigenlijk zag hij niets. “Je kunt ook naar mij kijken” zei Leraar Beer. Kleine Beer keek heel even omhoog. Het begon direct griezelig te kriebelen in zijn buik. Hij moest een beetje lachen en liet toen zijn hoofd weer hangen. “Ja” zei Leraar Beer “ik begrijp het al, je kan je Krachtcentrale nog niet gebruiken. Als je moeilijke dingen moet doen of sterk wil zijn heb je je Krachtcentrale nodig. Ben je sterk kleine Beer?” “Hm” zei Kleine Beer. “Doe je wijsvinger op je duim, en maak je zo sterk mogelijk, dan probeer ik je wijsvinger van je duim te trekken.” Kleine Beer deed erg zijn best, zijn hoofd werd rood en schouders werden er moe van, maar Leraar Beer trok met weinig moeite zijn wijsvinger los van zijn duim. “Zo” zei Leraar Beer, “en nu halen we de Krachtcentrale erbij. Die zit in je buik. Je hoeft je dan echt niet zo in te spannen, maar je maakt je sterk in je buik, bijvoorbeeld door je buik een beetje naar voren te duwen. Kan je dat?” Kleine Beer knikte. “Nu leg je je wijsvinger weer op je duim en je denkt aan de Krachtcentrale in je buik. Ik ga weer proberen om je wijsvinger van je duim af te trekken en jij blijft steeds maar denken aan je Krachtcentrale in je buik en dat je je wijsvinger op je duim wil houden.” Kleine Beer vond het een raar verhaal maar toen Leraar Beer probeerde om zijn wijsvinger los te trekken merkte hij dat dat nauwelijks lukte. Opeens voelde hij zich beresterk, een verrukkelijk gevoel. “Dat komt nou door je Krachtcentrale” zei Leraar Beer. “Die kan je bij een heleboel dingen gebruiken die je griezelig vindt, bijvoorbeeld iemand aankijken die je niet goed kent, of iets zeggen wat je moeilijk vindt. Kijk mij maar aan.” Kleine Beer begon onmiddellijk te giechelen en voelde zich onhandig worden. Net toen hij zijn hoofd weer wilde laten hangen zei Leraar Beer: “Ga je Krachtcentrale gebruiken Kleine Beer”. Kleine Beer keek weer naar Leraar Beer en begon te stralen. “Wat een wonder” zei Kleine Beer “hij doet het”. “Ja zo is het” zei Leraar Beer, “een wonder. Dit was je eerste les. Nu ga je thuis oefenen met je Krachtcentrale en daarna kom je nog eens terug.” “Jippie, ik voel weer zin” zei Kleine Beer, “dag Leraar Beer tot de volgende les.”
Holmelund-Minarik, Else Kleine Beer, Ploegsma Amsterdam, serie Blokboekjes.
24
Inktschilderen met mijn moeder Catharina de Wit Iedere maandagochtend drink ik koffie met mijn moeder bij haar thuis. Ik verheug me er meestal op, het geeft me het gevoel van ‘thuiskomen’, maar als ik dan ‘thuisgekomen’ ben, doen we niets anders dan kattig tegen elkaar en ga ik met een kater naar huis. In dit patroon waren we zo ongeveer gevangen. Op zo’n bewuste maandag zaten we weer, en ineens kwam het woord inktschilderen in mijn gedachten. Meteen vroeg ik of ze het leuk zou vinden om samen te gaan inktschilderen. Ze had wel interesse. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende maandag gingen we aan de slag. Ze vond het goed dat ik wat uitlegde over de techniek van kwastgebruik. We begonnen met het trekken van lijnen, cirkels en tenslotte sierranden. Heerlijk vond ik het. Het was al weer een paar maanden geleden dat ik bij Magda de zomercursus had gedaan. We werden steeds stiller en stiller, er kwam een heel fijne lichte energie om ons heen, tussen ons en in ons. De tweede maandag had mijn moeder alles al klaar gezet - een uitnodiging! De derde maandag spraken we af om een half uur eerder te beginnen, want we hadden geen tijd meer om ‘de week door te nemen’. Tijdens het schilderen praten we wel wat, maar het gaat meer over hier en nu - wat we ter plekke beleven. Soms is het een tijd stil en genieten we. Laatst zei ze: ‘Wat ben je eigenlijk geduldig, dat heb ik nooit geweten.’ Die heb ik in mijn oren geknoopt. Nu, een paar maanden verder, merk ik dat ik geduldiger ben naar mijn moeder toe, kan beter haar hele verhaal horen in plaats van halverwege af te haken. Inmiddels schilderen we krantenfoto’s na, verzameld door mijn moeder, zelfs heeft ze onze hele opbrengst aan de rest van de familie laten zien, waar ik natuurlijk niet blij mee was. De uiteindelijke winst van dit alles is, dat we contact met elkaar hebben gekregen in plaats van te trekken en duwen aan elkaar. We hadden wel contact, want als kaatsballen stootten we tegen elkaar, maar dit lag op het persoonlijke vlak. Het contact tijdens het schilderen is vanuit ‘hara’, dit voelen we als een gezamenlijke energie in plaats van een persoonlijke, afgescheiden energie. Laatst zei ze: ‘Wat stil is het hè, helemaal vreemd, toch wel lekker.’ En zo plukken we de vruchten van in contact zijn met onszelf en daardoor met elkaar.
25
Haar eerste liefde Adrie Timmer Zij was zestien jaar en hij tien jaar ouder. Hij woonde naast haar, nog thuis bij zijn ouders, ze kende hem al lang. Ze was al wel eerder verliefd, maar hij was de eerste bij wie haar liefde werd beantwoord of misschien was het wel zo dat ze zijn avances opmerkte en er voor openstond. Ze herinnert zich levendig hoe ze met een heel stel uit de buurt, jong en oud, volleybal speelden op zondagmiddag. Voor haar werd, steeds meer, het belangrijkste dat ze hem zag. Soms gingen ze in een groepje uit. Zoals die keer naar Holiday on Ice. Ze zat naast hem en hun knieën raakten elkaar, wat een sensatie, alsof een elektrische stroom al haar cellen raakte. Dit had ze nog nooit eerder meegemaakt. Ze stond in vuur en vlam. Hij werkte in ploegendienst en als ze zijn Fiatje 600 hoorde thuiskomen, liep ze snel naar het slaapkamerraam aan de voorkant van het huis om hem te zien uitstappen. Smachtend dronk ze de aanblik van zijn gestalte, hoe aantrekkelijk was hij, zoals hij over het tuinpad naar hun voordeur liep. Haar oren waren gespitst op het geluid van de sleutel, die hij in het slot omdraaide, waarna de zware deur open ging. Dan hoorde ze de deur weer dichtvallen en de tochtdeur naar de gang openzwaaien. Pas als er geen gestommel meer was, verwijderde ze zich van het raam, om een volgende keer weer net zo daar te staan. Toen werd ze op de studeerkamer van haar vader geroepen, wat hoogst zelden voorkwam. Haar vader sprak haar toe. Hij had van mama gehoord dat Victor en zij meer dan gewone belangstelling voor elkaar hadden en dat moest afgelopen zijn. Hij was te oud voor haar, zijn opleiding was niet voldoende en hij was niet gelovig. Haar moeder knikte instemmend. Ze schrok hevig, voelde zich door de grond zakken en wist niets uit te brengen. Maar waar bemoeiden ze zich eigenlijk mee? In het geheim bleef ze hem ontmoeten en dat was niet zo moeilijk, want ze ging studeren en op kamers in Utrecht. Door hem ontdekte ze een nieuwe wereld. Hij nam haar mee uit eten, ze gingen zelfs uit in Amsterdam en in de auto streelden en zoenden ze. Het was heerlijk! Maar na een jaar had ze niets van haar universitaire studie gebakken en ze ging naar Amsterdam om een HBO opleiding te volgen. Daar zocht hij haar voor de allereerste keer op en daar stond hij nu, in haar nieuwe kamer. Maar ze wilde hem niet meer. De liefde was over. Dat durfde ze hem niet echt te zeggen en verschool zich achter haar ouders: dat het toch te moeilijk voor haar werd zo in het geheim met hem om te gaan. Hij zei niet veel en al gauw was hij de trap weer af naar beneden, weg. Hij trouwde met een ander en ook zij werd opnieuw verliefd en trouwde. Maar nog lang verscheen hij, haar eerste liefde, in haar dromen. Vorig jaar begon ze een correspondentie met zijn zus. Ze was met Marijke, als buurmeisje, bevriend geweest. Marijke was later naar Canada geëmigreerd, daar getrouwd en hun contact bestond alleen nog uit het elkaar toesturen van de jaarlijkse Kerst-Nieuwjaarskaart. Tot Jolanda een jaar geleden voorstelde elkaar af en toe een brief te schijven. Daardoor werden ook haar herinneringen aan haar omgang destijds met haar broer weer actief. Ze voelde zich schuldig, hoe ze hem destijds aan de kant had gezet en tegelijk verlangend het allemaal weer mooi en goed te maken. Ze begon een heel verhaal daarover in de brief aan Marijke. Maar toen ze het allemaal had opgeschreven, dacht ze: ik lijk wel gek. Waarom laat ik het niet gewoon zoals het is, het is gebeurd. En ze wiste alles wat ze geschreven had. Hè, hè, ze had zichzelf gered van een Zwarte Piet. 26
Nog weer wat later werd ze op een morgen wakker en voelde zich ineens er van verlost, van het besmeurde over wat ze had meegemaakt en gedaan. Ze besefte ineens dat ze zich toentertijd gewoon ontwikkelde van kind/meisje naar jonge vrouw, een archetypisch gebeuren. Hij had haar als eerste als een jonge, aantrekkelijke vrouw gezien en daarin bevestigd. Ze was heel gek op hem en op wat ze met elkaar meemaakten. Daar was ze nog altijd blij mee. Dat ze het niet zo mooi heeft uitgemaakt, dat heeft ze zichzelf maar vergeven.
27
Kennismaking met Gesha Jella Hoefsloot en Floor de Kanter De naam Gesha is een samentrekking van de woorden Gestalt in Hara, een basisbeginsel van de opleiding gestalttherapie van BOLT. Wij, deelnemers van deze opleiding, zijn in de loop van het Gestalt-Ervaringsjaar gevraagd door onze docent om het archief van alle verschenen Gesha’s eens te bekijken. Drie maanden lang hebben de Gesha’s daarna een rol in het opleidingsjaar en in onze levens gespeeld. De eerste club mensen heeft het archief geordend en kreeg het goede idee om een aantal dubbele exemplaren uit te delen in de groep, met het verzoek om deze thuis door te nemen en om in de volgende bijeenkomst een deelnemer uit te zoeken aan wie je je Gesha cadeau zou willen doen. Het uitdelen van de Gesha’s voelde aan als een sinterklaasgebeuren: voor iedereen was er wel een cadeautje, en sommige cadeautjes roerden mensen diep. Mijn Gesha bijvoorbeeld ging over ‘doorgang’, over het ervaren en aanvaarden van pijn. Ik heb mijn Gesha wel drie keer doorgelezen voordat ik wist aan wie ik hem cadeau wilde geven, ik wilde hem het liefste met de hele groep delen. En ik wilde hem ook zelf houden! Alle drie de keren dat ik hem las, heb ik nieuwe dingen in mijn Gesha ontdekt. En de laatste keer was dat iets pijnlijks: er was een artikel waar ik een nogal vreemde weerstand tegen voelde. Vreemd, want het artikel leek wel over mijzelf te gaan. Maar hoe ik ook naar het artikel keek, ik vond het geen prettig verhaal. Ik wilde zelfs niet eens weten wat er echt stond. Om dat te onderzoeken las ik het nog maar eens een keer, heel aandachtig dit keer: De schrijfster, Henny Vester, beschrijft hoe zij een stukje leest over hara, terwijl ze zich niet lekker en wat down voelt. De beschrijving van een mens in hara spreekt haar aan – wat een heerlijke, volmaakte wereld. En tegelijkertijd merkt zij dat ze zich ergert en geïrriteerd begint te voelen. Want dat is pas volmaaktheid, die mens in hara! En daar zit zij, snotterend en wattig en geïrriteerd, en volstrekt niet in hara. Bah. Tot zover gaat het goed, ik kan me prima inleven. Met name de zinnen: ‘... een bijna onbereikbaar ideaal, zoiets haal ik nooit! Ik voel me geïrriteerd, wat sarcastisch. Er komt iets boven van: als je moe, gehaast, ongeduldig of ziek bent (zoals ik nu), ha, ha, gewoon eigen schuld, je doet het gewoon niet goed.’ Ik voel hier veel herkenning in het verhaal, zo voel ik me zo vaak, en nu, ook. Maar dan wordt het verhaal anders: de schrijfster vraagt zich af ‘wat zou ik nu doen, als ik een mens met hara was?’ Ze keert terug naar het boek over hara en probeert uit wat er staat, ze neemt even wat afstand van zichzelf en ze laat toe wat er in haar om gaat, laat haar energie naar beneden dalen. Mijn verzet neemt daar toe, ik verwacht dat zij nu als vanzelf ‘uit zichzelf weet te stappen en in hara daalt’. Zo heb ik het artikel tot nog toe ook gelezen. En dat is lekker gemakkelijk: zomaar in hara zakken! Daarover doordenkende realiseer ik me opeens wat ik voel als ik dit artikel lees: afgunst!! Ik wil dat eigenlijk ook: zomaar, in hara zakken. Opeens wordt het me pijnlijk duidelijk hoe ik me met mijn afgunst belemmer in het tot me door laten dringen van wat er echt staat. Ik gooi meteen een rookwolk van verzet op: zo werkt het bij mij niet, ik kan dat nog niet, ik ben nog niet goed genoeg. 28
Nadat ik me dat gerealiseerd heb, ben ik het artikel opnieuw gaan lezen. En ik lees in de rest van het artikel hoe de schrijfster haar emoties beschrijft en haar verlangen naar hara. Hoe ze ziet hoe zij zichzelf vastzet in het idee dat zij het niet goed genoeg doet en hoe zij zich realiseert dat zij zelf de ‘fixerende ik’ is geweest. En nergens, nergens zegt zij dat ze ‘zomaar in hara is gezakt’, integendeel: zij beschrijft de emoties die bij haar loskomen als zij haar verlangen naar hara toelaat! Ik ben geschrokken van mijn eigen verbeeldingskracht: kennelijk kan ik me in mijn afgunst zo vastzetten dat ik zelfs een heel nieuw artikel verzin, terwijl ik het toch echt gelezen heb! En ik realiseer me de wijsheid en waarde van dit verhaal: laat ik maar eens op zoek gaan naar mijn eigen verlangen naar hara, mijn eigen verlangen voelen naar de momenten dat ik zelf de hara stroom mee heb gemaakt en de pijn van mijn eigen ‘vastzetten’ mee gaan maken... Ik heb de Gesha doorgegeven aan een jaargenoot waarin ik veel van mezelf herken. En ik heb gelukkig een nieuw exemplaar van diezelfde Gesha meegekregen om dit stukje te kunnen schrijven. En weer hink ik op twee gedachten: zal ik hem doorgeven (Ja!) of zal ik hem zelf houden... (Ja!). naschrift Het artikel waar ik het over heb, heet ‘Hara als kracht in de wereld’, van Henny Vester, en komt uit Gestalt in Hara, 3e jaargang maart 1988. Het is ook opgenomen in het boek Gesha, Gestalt in Hara, een bloemlezing. Hilvarenbeek, 2000.
29
Ongezien Magda Maris Je ziet mij niet, ik woon in de donkere zijde van het bos. Ik zing zo nu en dan, soms horen de mensen mij. Er zijn er die mij zoeken. Ik ben, ik word en zal zijn: het belangrijkste in ieder mensenleven. Toch ben ik een vat van tegenstrijdigheden: wanhoop en zoet geluk licht en duisternis vuur en water blind en toch ziende. Ik ben lichamelijk en spiritueel. Wanneer er een kind wordt geboren ben ik aanwezig, wanneer iemand sterft ben ik er ook. Ik gebeur tussen mensen, ik licht op in hun ogen ik maak muziek van hun woorden hun aanrakingen worden liefkozingen door mij. Ik ben de zijnsgrond van ieder leven de fundamentele kracht. Ik ben actief in trouw creatief in verantwoordelijkheid. Wetten, gewoonten en oordelen deren mij niet. Ik ben de vrijheid zelf en maak iedereen vrij die ik aanraak. Ik ben de beste genezer van alle kwalen. Ik maak alles heel trots en zelfoverschatting verdwijnen. 30
Men noemt mij de diepste inspiratiebron van de mensheid de fundamentele kracht tot zelfwording. Doordat ik de zijns grond ben kreeg ik een religieuze betekenis en werd een weg tot vergoddelijking, zo werd ik hoog verheven en onbereikbaar. Maar ik ben heel dichtbij, ik woon in de donkere zijde van het bos, als je luistert kun je me horen in het kloppen van je hart. Mijn naam is het meest inhoudrijke en tegelijk het meest ontoereikende woord, Liefde
31
Identificatie met de komende oplossing Catharina de Wit Vernietiging, afbreken, initiatief en woede zijn essentieel voor groei in het organisme/omgevingsveld; met rationele objecten zijn ze altijd 'gezond' en niet te reduceren zonder verlies van waardevolle delen van de persoonlijkheid, vooral zelfvertrouwen, overwinning en creativiteit. 1) Agressie is de 'stap naar' het object van aantrekking en vijandigheid. De overgang van de impuls naar de stap is initiatief: het aanvaarden van de impuls en de motorische uitvoering als van jezelf Over het algemeen is boosheid een soort hartstocht, het brengt mensen bijeen, omdat het vermengd is met verlangen. 2) Vernietiging, destructie, initiatief en boosheid zijn functies van een goed contact en noodzakelijk voor de levendigheid, het genot en de bescherming van elk organisme in een moeilijk veld. Het organisme vult zijn huid als het met zijn agressie komt en raakt de omgeving zonder schade aan het zelf toe te brengen. Zonder agressie stagneert de liefde en wordt deze contactloos, want destructie is het middel van vernieuwing. 3) Het was eind van het werkseizoen toen de activiteiten zich samendrukten: de grote leerlingenvoorstelling waar zo'n driehonderd kinderen van onze balletschool aan meededen, de afsluiting van mijn gestaltopleiding bij BOLT, en mijn 'identificatie met de komende oplossing'. De dozen met kostuums, die na de voorstelling terugkwamen uit het theater, stonden in onze studio opgestapeld op de gekste plaatsen omdat onze berging vol was. De schoonmaker had al een aantal keren gewaarschuwd en gedreigd met de Arbodienst, dat deze meteen de school zou sluiten vanwege vluchtroutes die geblokkeerd waren door al die dozen. Daarom hadden wij, collega's, afgesproken dat we in de zomervakantie de kostuums van onze eigen groepen zouden wassen (wat gebruikelijk is) en weer proberen een (veilige) plaats te geven. Aan het begin van de vakantie waste ik de ongeveer honderd pakjes en jurkjes die ik in keurige, geruite Albert Cuyp-tassen stopte. Blijmoedig ging ik tegen het einde van de vakantie naar de studio om te kijken of ik ruimte kon vinden of creëren om de tassen ergens tussen te proppen. Toen ik binnen kwam, werd ik geconfronteerd met een grote puinhoop: alles stond vol, vol, vol, de dozen van mijn collega's met ongewassen kostuums (vind ik persoonlijk lekker ruiken naar zweet en theater) stonden er nog, en er was nog geen gebruikelijke grote schoonmaak gedaan omdat de schoonmaker overspannen was. Aan de telefoon hangen leverde niets op, iedereen was nog op vakantie. IJsberend door het gebouw begon ik hardop te mopperen en werd steeds kwaaier en kwaaier, schopte van nijd tegen dozen aan en alles wat ik tegen kwam zoals gevonden voorwerpen, matten, hoepels, ballen (van de gymnastiek voor ouderen) moest het ontgelden. Toen ik mezelf uitgezakt op een stoel weer terugvond, voelde ik van binnenuit pijn en eenzaamheid naar boven komen, waarop een klaaglied volgde: 'Wanneer krijgen we nou eindelijk goedkeuring voor een aanbouw? … de voorzitter is ook al weggelopen ... in de koffiekamer is het altijd koud ... de stoelen zijn kapot ... we (docenten) hebben niet eens een eigen kleedhokje ... niemand houdt zich aan afspraken ... ik sta overal alleen voor ... nu is Arno ook nog overspannen ... ' En zo ging dat een tijdje door. 32
Na deze klaagzang merkte ik dat ik beter kon zien (ik zag meteen dat de vloerbedekking aan vervanging toe was). Ik voelde me heel rustig en helder. Een zin kwam in mijn gedachten: 'zet een stap en er zullen drie naar je toe komen' - mijn vertaling hiervan was: 'identificeer je met de komende oplossing'. Ik maakte een lijst met wensen en onderscheidde: a. wat ligt in mijn vermogen nu te doen. b.wat op korte termijn. c. wat binnen een jaar. Als eerste belde ik de penningmeester om te vragen of ik nieuwe vloerbedekking met isolatie kon kopen voor de koffiekamer (diezelfde week lag het er al in) en de stoelen kon laten matten (duurde drie weken). Toen kostuums die echt te oud waren weggegooid, zodat er toch nog wat ruimte vrij kwam om onze nieuwe op te bergen. De dozen van mijn collega's heb ik apart gezet op stapels van vloer tot plafond. Daarna belde ik de schoonmaker om te vragen of hij al weer aan het werk kon, en ja hij kon weer aan het werk voor twee uur per dag. Precies bij de balletschool werkt hij twee uur per dag, dus dit was een uitgemaakte zaak: hij kon meteen beginnen. We hebben een oud-leerlinge gevraagd om op korte termijn voorzitter te willen zijn en ook dat lukte. Op de eerste de beste vergadering heb ik me opnieuw hard gemaakt voor een aanbouw aan onze studio en de collega's gevraagd of zij zich ook willen identificeren met de komende oplossing. Dit deden zij, waarna alles in een stroomversnelling kwam! Inmiddels is de aanbouw gerealiseerd, waarin we een tweede kleedkamer en een hele grote berging hebben kunnen maken. In de oude berging hebben we een docentenkleedkamertje gecreëerd. Dit alles heeft precies een jaar geduurd. We hebben een leuke opening gehouden en beseffen des te meer dat als we ons durven te identificeren met de komende oplossing en vervolgens onze verantwoordelijkheid nemen, we krijgen wat we willen.
1) Perls, P.S., Hefferline R.P., Goodman P. Gesta!t Therapy, Excitement and Growth in the Human Personality, deel 2, hoofdstuk 8 The Anti-Social and Aggression, par. 5 Annihilating and Destroying. 2) idem, par. 6 Initiative and Anger. 3) idem, par. 7 Fixations of the Above, and Sado-Masochism.
33
Er zijn Lucie Benting Wie houdt mij vast zodat ik mij geborgen weet Wie stoot mij aan zodat ik wil ontwaken Wie raakt mijn hart zodat ik mij getroffen voel knijpt in mijn hand om samen pret te maken Ik houd mij vast zodat mijn woorden stokken Ik stoot me aan de tafel en de deur Ik hou mijn hart in angst voor jou verborgen knijp in mijn hand en stel mezelf teleur Ik hou je vast je hoeft niet te vertrekken Ik stoot je aan tot je jezelf erkent Ik richt mijn pijl en hoop je aan te treffen knijp fijn je hand en merk dat jij er bent
34
Create your day Annemarij Kamma In de film ‘What the bleep do we know’ vertelt Dr. Joe Dispenza dat het belangrijk voor hem is om zijn dag te creëren. Steeds als hij dat doet, maakt hij niet geplande dingen mee, die zijn dag een bijzondere glans geven. Ik was er niet achter gekomen hoe Joe Dispenza dit precies deed, maar de zin was me bij gebleven. Laat je je bepalen door je gewoontes of door wat je omgeving van je vraagt of creëer je iets nieuws. Toegepast op mijn eigen situatie werd het: ga ik me verstrooien met een of andere gewoonte actie of creëer ik mijn dag. In het kader van ‘create your day’ zet ik mij tot studeren, dit was ik al een paar weken van plan. Direct mee begonnen, niet eerst even de krant, dan nog een computer spelletje, nee direct beginnen. Met plezier maak ik aantekeningen. Ik ben echt geïnteresseerd en geniet van deze activiteit. Mijn ballpoint raakt per ongeluk de bekleding van de stoel. Blauwe streep. He bah, ik was net zo plezierig geconcentreerd. ‘Laat maar zitten,’ denk ik, ‘zo erg is zo’n streep ook weer niet.’ Weggummen wordt ook een optie, als ik het niet doe blijf ik altijd die streep zien of moet ik die blijven negeren. Ik sta op, zoek een gum en ga de streep bewerken. Tot mijn verrassing en grote tevredenheid lukt het. De streep is weg, maar mijn studieconcentratie ook. Wat nu, kleine impasse. Ik krijg zin om even iets anders te gaan doen, klaverjassen op de computer. Plezierig en niet zo inspannend, leuk maar niet erg bevredigend. Een zeer bekende oplossing voor een impassemoment. ‘Create your day’, denk ik en besluit om niet naar de computer te grijpen, maar mijn studiezin lijkt ook wel zoek. Terug naar de gereinigde stoel. Ik neem waar dat ik eigenlijk scheef zit en dat dat niet prettig is. Even later trekken mijn voeten mijn aandacht. Gek dat ik nu helemaal geen behoefte meer heb om toe te geven aan andere spelletjes. Dit spel is spannend genoeg en heeft iets extra’s, ik maak contact. Mezelf voelen en aanwezig zijn is een vorm van mediteren, heel anders dan achter mijn gewoontes aan lopen. Ga ik daar van weg als ik studeer of samenvat wat ik gelezen heb? Al schrijvend blijf ik mijn voeten voelen, studeren en voelen blijkt mogelijk en ik raak geïnspireerd. topdog Toen ik de eerste ervaringen met ‘create your day’ had opgeschreven, begon de twijfel te knagen of het wel zinnig was om hier over te schrijven. Mijn verhaal leek opeens zo simpel, terwijl het voor mij wel belangrijk was. Een eerste aanzet om uit hardnekkige gewoontes te klimmen. Zo bemerkte ik door de dag heen tal van impassemomenten waarin ik gemakkelijk teruggreep naar een bekend verstrooiend patroon. Spelletjes spelen, iets gaan eten, even iets nuttigs gaan doen zoals de was ophangen of opruimen. Alleen al het bewust worden van een impassemoment hielp me om niet automatisch naar een gemakkelijke gewoonte te grijpen en het zinnetje ‘create your day’ bleek een extra stimulans daartoe. Ik werd actiever en frisser, kreeg meer plezier in mijn acties als ik me richtte op hoe ik iets van mijn dag wilde maken. Het ging eigenlijk over gewone dagelijkse dingen doen. De nekslag kreeg ‘create your day’ toen ik mijn eerste schrijfsel aan iemand voorlas. Welwillende suggesties en commentaar zoals: ‘is dit niet gewoon je topdog volgen’ en ‘nu moet er ook iets heel spannends gaan gebeuren, iets onverwachts’, kilden op heftige wijze mijn enthousiasme. Ik wilde niets meer te maken hebben met ‘create your day’. Het had afgedaan voor me Terug naar de hoefslag, lekker computerspelletjes spelen, afgewisseld door dingen die ik toch moest doen. Veel vreugde bracht me dat niet. Ik begon te overwegen hoe ik toch een keurig artikeltje zou kunnen produceren, (top dog werd actief) iets over een aspect van het thema van deze Gesha: contact maken met je natuur en dat 35
bijvoorbeeld toespitsen op - pas je je aan aan je omgeving of pas je je omgeving aan jou aan. Ben je proactief of reactief. Een van de redactieleden vertelde ik mijn probleem. Die suggereerde dat ik mijn stukje kon vervolgen met het schrijven over mijn verlies aan belangstelling voor ‘create your day’ Dat hielp me in eerste instantie om minstens eens nader uit te zoeken wat het verschil was tussen het volgen van mijn top dog en mijn dag creëren. De topdog/ underdog actie werd door Fritz Perls geïntroduceerd als een zelfkwelspel. Dit ‘speelt’ men met zichzelf om de angst voor echt contact te vermijden. De topdog is het autoritaire deel van de persoon, dat de normen en eisen stelt, hij verwijt, veroordeelt en preekt. Je kunt hem herkennen aan je moetens en behorens. Hij vertegenwoordigt ook het superego. De underdog is hier de polariteit van, zit in de slachtoffer positie, het is de machteloze die aangeeft niets anders te kunnen, hij verdedigt, lijkt welwillend, of soms dom. Hij vertegenwoordigt de weerstand en je kunt hem herkennen aan gelijk geven, ja zeggen en nee doen. In het zelfkwelspel wint de underdog uiteindelijk. Dit bevredigt nooit echt, omdat de status quo gehandhaafd blijft en de ware behoefte niet verkend wordt. Luisteren naar je topdog en doen wat die van je vraagt, is helemaal niet zo slecht behalve als je het chronisch doet. Onder je moetens en behorens ligt altijd een verlangen naar echt contact, echte voldoening. Te veel computerspelletjes spelen was zeker een actie van mijn underdog en mogelijk was netjes gaan studeren een topdog actie en was ik gewoon blij dat ik eindelijk eens naar topdog luisterde. Mijn ‘create your day’ concept had veel topdog potentie in zich. Steeds maar gaan doen wat ik vind dat ik behoor te doen en dan heel voldaan kunnen zijn over mezelf, voedt mijn superego. Maar dat geeft niet die extra glans en die onverwachte dingen die zo maar op je pad komen, waar Joe Dispenza het over had. Iets daarvan had ik wel ervaren toen ik begon met het creëren van mijn dagen. Joe Dispenza Mogelijk zou het boek Evolve your Brain van Joe Dispenza 1) daar wat nadere informatie over geven. Dit is een dikke pil over het brein, die ik gedeeltelijk doorworstelde om glimpen op te vangen van het onderwerp dat mijn belangstelling had. Er staan een heleboel dingen in die ik allang wist, maar nu via de werking van de hersenen worden verklaard. Bijvoorbeeld dat dagelijkse denk- en actiepatronen geen moeite kosten, omdat je in je hersenen een groot netwerk van neuronen hebt geproduceerd dat het doen van deze acties zeer eenvoudig maakt. Het werkt net zoals bij de ontwikkeling van je spieren, steeds als je een gewoontepatroon herhaalt, breidt het netwerk zich uit, wordt het sterker, krijgt het meer massa, en gaat het gemakkelijker je gedrag bepalen. Als je je gewoontepatroon doorbreekt, neemt de massa af en heeft daarmee minder impact op je gedrag. Dit was nu precies waarom ik minder computerspelletjes wilde gaan spelen, ik greep er steeds gemakkelijker naar en deed het zonder dat het me werkelijk bevredigde. Heel anders dan met aandacht studeren, of ontspannend lekker buiten lopen in de wind bijvoorbeeld. Waar Dispenza vooral op wijst is hoe belangrijk je mind, je geest is. Niet alleen hebben je gedachten effect op je lichamelijke gewaarwordingen, maar een getrainde geest, die zich kan blijven concentreren, produceert andere hersengolven, dan een geest van iemand die zijn gewoontes achterna rent. Dit wekte mijn belangstelling weer voor ‘create your day’. de zone De meeste inspiratie kreeg ik door zijn ode aan de frontale kwab, het voorste gedeelte van de hersenschors, beter bekend als de prefrontale cortex. Het gebied achter het midden van je voorhoofd, zo’n beetje boven je neuswortel. Het gebied waar je naar wijst als je wilt suggereren dat iemand niet goed bij zijn verstand is. De prefrontale cortex staat direct in verbinding met de diepere lagen van de hersenen, zoals het limbische systeem en de hersenstam. Volgens Dispenza ontstaat hier zelfgewaarzijn, wordt betekenis gegeven aan onze emoties en maken we keuzes. 36
Hier zetelt de vrije wil. Als dit gebied van de hersenen actief is, focussen we op onze wensen, worden we creatief en nemen we bewuste beslissingen. De evolutie van de prefrontale cortex bracht de mensen een gefocuste, gerichte, creatieve, beslissingen nemende, doelgerichte mind. Bij een hoge awareness stroomt er veel bloed naar dit gebied. Hoe meer bloed er naar de prefontale cortex stroomt, hoe actiever hij wordt, hoe meer je dus bezig bent met het creëren van je dag. Voor het activeren van de prefrontale cortex geeft Dispenza een aantal suggesties, die neerkomen op met gerichte aandacht nieuwe dingen doen. Disciplineren hoort daarbij, proactief zijn in plaats van reactief, keuzes maken, focussen.. Als je dit niet doet en toegeeft aan je gewoontegedrag en verslavingen gaat het bloed naar de neocortex. Dan word je lui en lusteloos, chaotisch, over emotioneel en te impulsief, verdwijnen je wensen. Alles pleit dus voor het activeren van de prefrontale cortex. Je komt dan in de ‘zone’, zoals Dispenza dat noemt. In deze zone ben je eenpuntig gericht en maak je alpha- of mogelijk zelfs deltagolven die je naar een andere staat van bewustzijn brengen. In gestalttherapie gaat het hier natuurlijk over contact maken -contact is altijd nieuw- en spontaan geconcentreerd raken, van uit een potentieel moeten werkelijk geïnteresseerd raken. Dan ontstaat er een sterke figuur tegen een lege achtergrond, kom je in de flow, de stream of consciousness, waar dingen vanzelf gaan en we creatief worden. Dat vraagt om gefocuste aandacht, impasses uitzitten, volharding en een stimulerende zin, zoals bijvoorbeeld ‘create your day’. Net toen ik weer gemotiveerd raakte voor ‘create your day’ kreeg ik griep. Opnieuw grijnsde de zin me aan, mijn wattige hoofd had helemaal geen zin in creëren en het topdog aspect van het moeten disciplineren, dreigde opnieuw mijn inspiratie te killen. Tot ik besefte dat op dat moment lekker liggen op de bank een fijne recreatie was. Voorlopig nog avontuur genoeg met ‘create your day’.
1) EVOLVE YOUR BRAIN, the Science of Changing your Mind. Dispenza, Joe Deerfield Beach Florida, 2007
37
Oppassen voor eenzaamheid Magda Maris Oppassen voor eenzaamheid want het kan gebeuren dat die toch tussen alle goede voornemens door het huis binnen sluipt hoorbaar aan de leegte holle echo van die weg zijn Laat ik sterker dan die vijand die mij bezet mijn vreugde confisqueert het als parels voor de zwijnen voert aan het leger twijfels dat marcheert Laat ik een gewaarschuwde telt voor twee zijn hem de nek omdraaien en fluitende de telefoon pakken iemand bellen gewoon een beetje kletsen
38
Woede en creatieve aanpassing in mijn dagelijks leven een experiment Francisca Boel
Als de menselijke geest zich verrijkt heeft met een nieuwe gedachte dan keert zij nooit meer terug naar haar oorspronkelijke omvang Oliver Wendell Holmes inleiding Ik word snel boos. Als klein kind had ik al last van woedeaanvallen. Mijn woede heeft gedurende mijn gestaltopleiding veel aandacht gevraagd. Het is ook een steeds terugkerend thema in mijn dagelijks leven. Aangezien mijn woede vaak op de voorgrond is, heb ik woede als onderwerp voor mijn werkstuk gekozen. Met name heb ik interesse voor mijn woede in relatie tot creatieve aanpassing. Ik heb namelijk ervaren dat mijn woede mijn vermogen beperkt om creatief met een situatie om te gaan. wat is creatieve aanpassing? Creatieve aanpassing is een antwoord op de onbestendigheid van het bestaan en de veranderlijkheid van zowel het organisme als diens omgeving. Niets blijft hetzelfde, alles verandert steeds. Creatieve aanpassing heeft ook te maken met contact in het hier en nu (1). Het omvat horen zien, denken voelen. Maar dan wel met besef (2). Het woord “aanpassing” duidt op beweging, op een zekere flexibiliteit. Creatieve aanpassing is het vermogen om een antwoord of oplossing te vinden, uitgaande van de situatie zoals deze is. Creatieve aanpassing heeft groei van het organisme tot doel (3). Cellen vernieuwen zich, sterven af. Interesses ontstaan, ontwikkelen zich tot een passie en verdwijnen weer naar de achtergrond. Nieuwe interesses ontstaan. Zo gaat het met alles in het leven. Is het mogelijk een zinvol bestaan te leiden in deze veranderlijke en onvoorspelbare wereld? Creatieve aanpassing heeft te maken met het vermogen van een organisme zijn weg te vinden in deze wereld (4). Creatieve aanpassing zou ik graag in het kader van dit werkstuk willen definiëren als: “het vermogen van een organisme zich aan te passen aan de veranderingen in zichzelf en zijn omgeving op een zodanige wijze dat aan de authentieke behoeften van een organisme wordt voldaan en dat leidt tot groei van het organisme” (5). mijn belemmeringen Ik heb gemerkt dat met name één basisovertuiging over mezelf me ervan weerhoudt me creatief aan te passen in moeilijke omstandigheden. Deze basisovertuiging houdt in dat ik niet goed 39
genoeg ben. Uit deze basisovertuiging ontspringt dan weer de gedachte dat de omgeving mij niet de kansen geeft die ik nodig heb om mij te ontwikkelen. En dat ik moet vechten voor mijn ontwikkeling. In de gestaltopleiding heb ik gewerkt aan deze basisovertuiging. Door middel van stoelenwerk etc. (6) ben ik erachter gekomen dat deze overtuiging niet van mijzelf afkomstig is maar van mijn ouders. Mijn beide ouders hebben mij in mijn kinderjaren vaak verteld dat ik geen talenten had, maar wel een sterke wil. Mijn broers daarentegen hadden veel talenten, zo werd mij steeds medegedeeld. Ik heb deze overtuiging van mijn ouders voor waar aangenomen en ben mij overeenkomstig deze “ouder overtuiging” gaan gedragen. Het resultaat is dat ik bij tegenslagen meestal onmiddellijk denk dat deze tegenslag natuurlijk weer het gevolg is van mijn gebrek aan talent. Om dit te compenseren ga ik vechten. Ik heb immers een sterke wil. PHG noemen dit fenomeen introjectie. Het bestaat uit een manier van denken en voelen, die een persoon in zijn of haar organisme heeft opgenomen zonder dat volledige assimilatie heeft plaatsgevonden. De overtuiging is dus niet een integraal onderdeel van het organisme geworden (7). Het organisme heeft met andere woorden niet geproefd, gekauwd en onderzocht of een dergelijke overtuiging waar en gezond is voor het organisme. Ik ben ongeveer 8 jaar oud. Zo heel af en toe (in mijn herinnering is dit ongeveer driemaal gebeurd) staat mijn vader te zingen onder de douche. Mijn moeder prijst mijn vader op een overdreven manier volledig de hemel in: “wat stond je weer prachtig te zingen onder de douche… Echt héél, héél bijzonder. Je hebt zo’n prachtige stem..” etc. etc. Mijn vader knikt somber.“Ja”, zegt hij letterlijk, “ik heb inderdaad een hele mooie stem. Ik had zó een beroemde operazanger kunnen worden. Zó, zonder conservatorium of wat dan ook….”. Mijn ouders kijken mij somber en zwijgend aan. Ik weet wat ze denken. Ik ben geen beroemde operazangeres en zal dat ook niet worden. Ik zing wel graag, in een klein koortje. Het Kraggenburger kinderkoor. Ik heb geen talenten. Ik stel mijn ouders teleur. Ik ben niet zo geweldig als mijn vader. Ik ben gestopt met het koor. Doordat mijn ouders mij met grote regelmaat duidelijk maakten dat ik niets kon, heb ik mij dit gedachtepatroon toegeëigend en ben ik niet meer vrij (8). Mijn moeder leed zolang ik mij kan herinneren aan hysterische aanvallen en had last van depressieve stemmingen. Dit werd steeds erger. Mijn moeder kon mij (en mijn broers) letterlijk niet meer zien of horen. Ze lag meestal in bed, deur op slot. Zodra ik een geluidje maakte (ik zette bijvoorbeeld de theepot neer op tafel nadat ik voor mezelf thee had gezet) begon ze te krijsen en te tieren. Praktisch iedere dag. We mochten niet praten, we mochten niet spelen, we mochten er niet zijn. Als ze om half zes uit haar bed kwam om te koken verdrongen wij ons hoopvol in de keuken, snakkend naar contact. Ook dat gaf aanleiding tot hysterische krijspartijen. “Ga weg, ga weg” etc. gilde zij als een volkomen doorgedraaide psychiatrisch gestoorde patiënt. Mijn vader had last van zware depressies en lag dagenlang in bed. Ook voor hem moesten we stil zijn, hij mocht niet uit zijn depressie wakker worden geschud. Ik heb de depressies en hysterische aanvallen van mijn ouders als heel pijnlijk, frustrerend en bedreigend ervaren. Ik wilde graag contact met mijn ouders maar het lukte niet. Ze wezen contact af. Ik mocht er niet zijn. Uiteindelijk heb ik mijn pogingen tot contact met mijn ouders opgegeven. Als kind ben ik steeds meer in een fantasiewereld gaan leven. Op mijn vijftiende ben ik naar Engeland gegaan om te werken. Ik begreep intuïtief dat ik mij in dit gezin niet kon ontwikkelen. Zowel mijn leven in een fantasiewereld als mijn vertrek naar het buitenland waren vormen van creatieve aanpassing waar ik veel baat bij heb gehad. In mijn kinderjaren begon ik steeds meer last te krijgen van woedeaanvallen. Vanaf pakweg mijn zevende jaar werden mijn woede aanvallen steeds heviger. Deze woedeaanvallen richtten zich tegen mezelf. En tegen dingen. Vrijwel nooit tegen andere mensen of andere levende wezens. Als iets niet direct lukte werd ik kwaad op mezelf. Ik sloeg mezelf, liep met mijn hoofd tegen de muur etc. Nu ik op deze periode terugkijk, denk ik dat er sprake is van een combinatie van 40
introjectie en retroflectie (9). Ik denk dat ik de woedeaanvallen van mijn moeder als introject heb overgenomen. Ik denk ook dat ik woedend was op mijn ouders, omdat ze hun emotionele stemmingen vrij baan gaven en er geen enkele ruimte was voor mijn gevoelens en mijn emotionele ontwikkeling. Een klein kind kan de woede tegen haar ouders niet uiten. Dus richt ze deze tegen zichzelf (10). Nu ben ik volwassen, maar val nog regelmatig ten prooi aan retroflecterende woedepatronen. Ik ervaar nog steeds vaak woede en ervaar dan een krachtige impuls mezelf (en soms een ander of een ding) te beschadigen. Er is sprake van reactiepatronen die aangeleerd en vastgeroest zijn (11). Mijn zelfdestructieve neigingen zijn minder geworden, maar ze zijn nog wel degelijk aanwezig. Als volwassene wordt mijn woede snel gewekt wanneer de dingen niet gaan zoals ze volgens mij hadden moeten gaan (12). Het niet kunnen vinden van iets triggert bijvoorbeeld mijn woede in heftige mate. Ik heb ontdekt dat mijn woede vrijwel altijd samenhangt met gevoelens van onmacht. Ik zie de situatie dan als een bewijs van de geintrojecteerde overtuiging dat ik inderdaad niets kan en niets mij moeiteloos lukt zoals mijn vader, de moeiteloze operazanger (13). In de gestaltopleiding ben ik de eerste jaren bezig geweest de tegen mezelf gerichte woede naar buiten te brengen. Voor het eerst in mijn leven heb ik mijn woede jegens mijn ouders geuit middels stoelenwerk en het werken met kussens (14). Mijn woede beperkt mijn vermogen tot creatieve aanpassing enorm. Ik laat mij meeslepen door destructieve gedachten over mezelf in plaats van de situatie te nemen zoals hij is en mij te identificeren met de komende oplossing (15). Creatieve aanpassing is de sleutel voor een gezond functioneren in het hier en nu (16). In de periode november 2008- april 2009 heb ik geëxperimenteerd met mijn woede en creatieve aanpassing woede en creatieve aanpassing als experiment Om met mijn woede als experiment te werken had ik een intentie nodig als focus op het moment dat de woede opwelt. De woede heeft namelijk een behoorlijke kracht en sleept mij mee, waardoor ik het contact met het hier en nu verlies. Ik zou hier beter kunnen zeggen: mijn woede heeft een behoorlijke kracht en ik laat mij meeslepen. Op het moment dat ik woedend word, neem ik geen verantwoordelijkheid voor dit gevoel (17). Mijn eerste stap was het nemen van verantwoordelijkheid voor mijn woede door me voor te nemen bij iedere woedeaanval tegen mezelf te zeggen: “ik ben nu woedend”. Mijn tweede stap was te erkennen dat ik in het hier en nu een behoefte heb die niet bevredigd wordt. Dit wekt mijn frustratie op. Ik nam mij voor bij iedere woedeaanval mezelf te vragen: “wat is hier en nu je behoefte en hoe kun je deze bevredigen, gegeven de situatie zoals hij is?” (18). De kapotte droger Het is vandaag een natte, regenachtige zondag. Ik heb een rustdag. Ik mag deze dag doen waar ik zin in heb. Dat betekent voor vandaag: veel lezen en een middagdutje doen. De was moet echter ook gedaan worden, zodat alles schoon en opgeruimd is voor de komende week. Ik heb een was gedraaid en stop deze in de droger. Ik druk op de startknop. Er gebeurt niets. Dit kan niet waar zijn. Ik druk nog een paar keer op de knoppen. Geen reactie. Ik doe het deurtje een paar keer open en dicht. Niets. Na een paar minuten begin ik te koken. Mijn plan wordt in de war gestuurd. Waarom doet die droger het weer niet? Juist nu ik een rustdag heb en mij wil ontspannen? Voor ik het weet laat ik mij overnemen door mijn woede. Ik ruk de natte was uit de droger. Ik scheld en tier. Ik trap de natte was door mijn hele huis. Ik voel mij wanhopig, eenzaam, door alles en iedereen in de steek gelaten. Onder mijn woede zit heftig verdriet. Ik huil, ik ben uitzinnig van verdriet. Niets lukt mij, zelfs het drogen van de was is te veel gevraagd. Ik raas, ik tier, ik huil. Ik verlies mijzelf geheel in mijn woede en mijn verdriet (19). Na een uur ben ik uitgeput. Ik laat het los. Dat is op zichzelf beschouwd al een grote stap waartoe ik vroeger niet in staat was. Ik ga hardlopen in het bos. 41
Nadat ik ben teruggekeerd van het hardlopen ga ik zitten en overdenk de gebeurtenis. Mijn voornemen verantwoordelijkheid te nemen voor mijn woede is mislukt. Mijn voornemen contact te maken met mijn behoefte is ook mislukt. Ik heb mij weer laten meeslepen. Ik realiseer mij dat mijn reactie op de gebeurtenis in geen verhouding staat tot de gebeurtenis zelf. Ik neem mij voor het de volgende keer opnieuw te proberen. Ik hang de natte was over het wasrekje dat veel te klein is. De kapotte TV De week daarop is een drukke week. Ik werk hard, er is veel te doen. Ik neem mij voor op vrijdagavond vroeg thuis te zijn, lekker voor mezelf te koken en te genieten van een mooie videofilm die ik had opgenomen. Het eerste deel van de avond verloopt voorspoedig. Ik kook, het eten smaakt goed en eindelijk is het tijd voor een ontspannen avond bij de TV. Ik schenk een goed glas wijn in en ga op de stoel voor de TV liggen. Ik druk op de startknop van de afstandsbediening. Er gebeurt niets. Ik druk nog een paar keer. Er gebeurt weer niets. De stroom van de TV is uitgevallen. Mijn pogingen om het ding aan het werk te krijgen falen. Ik word boos. Ik begin te vloeken. Ik scheur de gebruiksaanwijzing vloekend en tierend in duizend stukjes die ik vervolgens door de hele kamer trap. Ditmaal herinner ik mij na ongeveer twintig minuten mijn belofte. Ik voel een enorme weerstand om nu met mijn experiment aan het werk te gaan (20). Toch zet ik door. Ik zeg tegen mezelf dat ik woedend ben. Ik voel de woede als een grote oranje vlam in mijn borst die elk moment tot explosie kan komen. Dit keer kan ik er bij blijven. Nu herinner ik mij stap twee. Ik vraag mezelf wat mijn behoefte is. Het antwoord is helder: ik heb deze avond behoefte aan ontspanning en rust. Het is duidelijk dat deze TV mij deze avond geen ontspanning en rust kan geven. Ik vraag mezelf op welke andere wijze mijn behoefte aan rust en ontspanning zou kunnen worden vervuld (21). Ik bedenk mij dat ik ook de verwarming op mijn slaapkamer aan zou kunnen doen en op bed zou kunnen gaan liggen met het glas wijn en een interessant boek. Ik pak het glas wijn en het boek “de diamant in jezelf” van Gangaji en kruip in bed. In het begin ben ik nog wat gefixeerd op mijn idee dat alleen de TV en de film mij de benodigde rust en ontspanning kunnen geven. Gaandeweg laat ik deze fixatie los en maak ik contact met het hier en nu. Ik hoor de wind huilen. De regen klettert op mijn zolderdak. Ik lig droog en veilig in mijn bed. Heel knus en geborgen. Voor het eerst in mijn volwassen leven maak ik gebruik van mijn gezonde vermogen tot creatieve aanpassing in het hier en nu tijdens een woedeaanval (22). De verhuizing Eindelijk is het zover. Het is donderdag 26 februari. We gaan verhuizen! Hier is een lange tijd van voorbereiding aan vooraf gegaan. Nieuwe naam, nieuw logo, nieuw briefpapier, nieuw telefoonnummer, nieuwe meubels, nieuwe fax, nieuwe printer etc. De avond vóór de verhuizing heb ik tot laat in de avond dozen ingepakt. Ik heb veel werk. Om de deadlines van deze week te halen is het noodzakelijk dat ik in de loop van donderdagmiddag en avond kan uitpakken, zodat ik vrijdag weer volledig aan de slag kan. Op donderdagochtend worden de dozen gehaald. Ik ruim het oude kantoor op en haal een stofzuiger door de lege vertrekken. Dan rijd ik naar het nieuwe kantoor. Daar aangekomen wacht mij een grote tegenslag. De ruimte die ik met een partner zou delen is niet opgeleverd zoals afgesproken. De aannemer is pas deze ochtend begonnen met de verbouwing. Er wordt gehakt, gebroken, overal stof. Het is onmogelijk hier te werken. De verhuizer heeft alle dozen van mij en voornoemde partner door elkaar heen opgestapeld in hoge rijen die tot het plafond reiken. Dossiers proberen te vinden? Onbegonnen werk! De aannemer laat mij weten dat hij vijf dagen nodig heeft voor de verbouwing. Vijf dagen! Hoe kan dit nu? Enkele dagen geleden heeft de verhuurder nog laten weten dat alles volgens schema verliep. Ik voel een grote woede opkomen. En onmacht. 42
De verhuurder heeft zich niet aan de afspraak gehouden. Nu loopt mijn planning voor de zoveelste maal dit jaar in de soep. Ik heb net een grote verhuizing en verbouwing van ons zencentrum achter de rug. Dit kan ik er nu niet bij hebben. Vóórdat mijn woede kan aanzwellen tot een explosieve uitbarsting herinner ik mij het experiment. Ik zeg tegen mezelf dat ik woedend ben. Ik voel de woede in mijn borst en middenrif. Een groot oranje laaiend vuur. Mijn middenrif voelt als een donkere zwarte knoop. Ik ervaar dit als onaangenaam. Ik ben niet alleen woedend, maar ook gestrest en wanhopig. Ik ga beneden in de hal zitten en vraag mijzelf wat mijn behoefte is. Hier en nu, gegeven de situatie. Ik realiseer mij dat schelden op de verhuurder of de aannemer mijn situatie niet zal veranderen en besluit hier van af te zien. Mijn behoefte is mij te ontspannen, zodat ik vanuit ontspanning kan kijken wat in deze situatie de beste respons is. Ons nieuwe pand bevindt zich vlak bij het centrum van Hilversum. Ik loop het centrum in en wandel een kroeg binnen. Ik bestel een kop cappuccino en pak mijn boek van PHG. Ik begin met studeren. De cappuccino smaakt prima, lekker heet ook. Ik kijk rond. Eigenlijk best een aardige kroeg. Ingericht met modern hout, veel licht (23). Het duurt even, maar bij het tweede kopje cappuccino kan ik mijn ideeën over hoe de dag zou moeten verlopen laten varen. Ik pas mij aan de situatie aan en doe mijn studie voor het volgende gestaltblok. De Gouden Gids Ik ben bezig de nieuwe gegevens van ons kantoor door te geven aan de Gouden Gids. Opeens word ik vanuit de auto gebeld door één van mijn partners. Ze is woedend. De nieuwe gegevens voor de Gouden Gids zouden niet correct zijn doorgegeven. Het zou allemaal niet goed lopen. Ik merk dat ik boos word. We hebben allemaal veel gedaan voor de verhuizing. Elkaar uitschelden als het even niet loopt zoals we ons hadden voorgesteld is weinig constructief. Ik spreek uit dat ik merk dat ik boos word omdat ik haar reactie niet redelijk vind. Ze blijft boos. Het blijkt dat ze denkt dat de gevraagde gegevens ook op Internet betrekking hebben. Dit is nieuw voor mij en blijkt later niet te kloppen. Ik besluit de situatie te laten bezinken en me te concentreren op het autorijden hier en nu. Dat is moeilijk. Ik word overspoeld door woedende gedachten (24). Als ik ’s avonds thuiskom voel ik dat ik nog steeds heel boos ben. De volgende zaterdagochtend ben ik nog steeds boos en ook gestrest. Ik besluit met mijn woede te gaan zitten en mijn woede de ruimte te geven. Mijn woede voelt als een explosieve, krachtige grote orkaan met wilde uitspattingen in mijn borst. Ik besluit mijn woede te ervaren als energie in plaats van iets dat negatief is en weg moet. Door de woede als energie te zien kan ik mij ervoor openen. Ik merk dat ik nieuwsgierig word naar mijn woede. Wat is dit voor soort energie? Ik merk dat het eigenlijk helemaal geen nare energie is, wanneer ik me ervoor openstel. Ik dacht altijd dat mijn woede veel stress en negativiteit in mijn lichaam brengt. Maar nu ik de tijd neem naar mijn woede te luisteren, merk ik dat ik ook vanuit een ander perspectief kan kijken (25). Mijn woede blijkt beweeglijk en heel subtiel. De oranje energie in mijn borst masseert mijn hartstreek. De energie verandert voortdurend. Na verloop van tijd wordt de energie van mijn woede koeler. Ik voel een blauwe energie, die mijn borstkas verkoelt. Voor het eerst merk ik dat mijn woede een levendige energie is. Ik maak voor het eerst in mijn leven contact met mijn woede als een helende energie. Ik heb ook het gevoel dat deze woede een wijsheid in mij belichaamt. En dat ik naar deze woede als energie kan luisteren in plaats van mij te laten meeslepen door mijn automatische reacties. De rest van de dag wijd ik aan het ervaren van mijn woede als energie, zodra ik de woede voel opkomen. Ik begin uit te kijken naar mijn volgende woedeaanval, zodat ik mijn woede- energie weer kan ervaren als een kracht.
43
Hoge werkdruk Het is vandaag 3 april en ik wil mijn werkstuk voor de gestaltopleiding afmaken. Mijn computer thuis is kapot dus ik ga naar kantoor met alle boeken. Ik zeg tegen mijn secretariaat dat ik vandaag officieel voor cliënten niet op kantoor ben. Zodat ik me ongehinderd op mijn werkstuk kan concentreren. De dag verloopt niet volgens plan. Ik word steeds gestoord. De mobiele telefoon gaat om de haverklap. Ook de vaste telefoon wordt door het secretariaat steeds doorverbonden: “dit bericht klinkt echt heel dringend…..”. Ik voel woede opkomen. Ik word voortdurend geleefd door de behoeften van anderen. Ik vloek als wéér de telefoon gaat. Ik voel me opgejaagd. Ik onderbreek op deze manier het proces van creatieve aanpassing. Na ongeveer een half uur herinner ik mij mijn experiment. Ik zet de mobiele telefoon uit. Ik neem de vaste telefoon niet op en laat de bel gewoon rinkelen. Mijn behoefte hier en nu is dit werkstuk af te maken. De behoefte van mijn cliënten is dat ik onmiddellijk dat wat ik aan het doen ben laat vallen en me met hun problemen bezig houd. Kan ik mijn gevoel van gejaagdheid en onder druk staan verdragen en het er gewoon laten zijn? Ik maak contact met mijn lichaam. Ik voel spanning in mijn middenrif en in mijn borst. Ik blijf bij dit gevoel, ik reageer niet op mijn automatische piloot. Ik luister naar het gevoel terwijl ik dit stuk schrijf. Mijn gevoel van spanning zakt door mijn middenrif naar mijn buik. Eigenlijk is het een levendig gevoel. Ik heb de neiging er automatisch een negatief etiket op te plakken. Maar nu luister ik naar het gevoel en is het nieuw voor mij. Ik voel een sprankeling in mijn borstkas. Alsof er kleine blauwe belletjes in mijn borst dansen. De gevoelens zijn heel subtiel en veranderen steeds. Nu ik mijn automatische respons heb uitgeschakeld ervaar ik dit gevoel als nieuw (26). Ik merk dat dit gevoel me de energie geeft die ik nodig heb om me te focussen op het stuk dat ik schrijf. slotbeschouwing Ik heb veel geleerd van mijn woede-experiment. Ik heb gemerkt dat ik veel last heb van mijn woedeaanvallen, omdat ik ze zie als iets negatiefs dat er niet mag zijn en dat veranderd moet worden. Ik ben altijd het contact met mijn woede uit de weg gegaan, omdat ik dacht dat het een destructieve kracht is die mij en mijn omgeving kapot maakt. Deze gedachte heb ik waarschijnlijk van mijn ouders geërfd. Ik heb dankzij dit experiment geleerd te spelen met mijn woedegevoelens in plaats van in mijn automatische reactiepatroon te schieten. Hierdoor heb ik mijn zogenaamd lastige woedegevoelens meer leren waarderen. In de soefi-traditie wordt woede gezien als een goddelijke energie. Laat de woede-energie onbelemmerd door je stromen en je ervaart de “goddelijke trilling”, aldus deze traditie (27). Deze energie geeft je de wijsheid om hier en nu inventief met jezelf en de omgeving om te gaan. Dit besef geeft mij een gevoel van dankbaarheid. Ik hoef niet bang voor mijn woede te zijn. Ik hoef het ervaren ervan niet uit de weg te gaan. Dit geeft mij een gevoel van vertrouwen. Aan dit vertrouwen ontbreekt het mij vaak. Daarom sluit ik af met een citaat dat mij raakt: “there is a lack of faith, for faith is knowing, beyond awareness, that if one takes a step there will be ground underfoot: one gives oneself unhesitatingly to the act, one has faith that the background will produce the means…..”; (28).
44
NOTEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
25. 26. 27. 28.
Zie voor de 4 stadia van contact: Perls, Hefferline en Goodman, (hierna verder: ‘PHG’), Gestalt Therapy, Excitement and Growth in the Human Personality, 1951, p. 403 e.v.; Siemens, H., De praktijk van de gestalttherapeut, 2006, p. 17; PHG, supra, noot 1, p. 230; Zie: Maris, M., Gestaltpraktijk, 1992, p. 148 e.v.; vgl: Siemens, supra, noot 2, p. 33; Zie voor het “stoelenwerk”: Greenwald, J., in: Hatcher,C., & Himelstein, P., Handboek Gestalttherapie, 1997, p. 62; PHG, supra, noot 1, p. 189; Dit gebied van denken en overtuigingen wordt wel de “middenzone” genoemd. Zie: Wolbink, R., Gestalt in supervisie, 2005, p. 47; Zie: PHG, supra, noot 1, p. 452 en p. 455; Zie voor een vergelijkbaar voorbeeld van retroflectie: Siemens, supra, noot 2, p. 50; Aldus ook: J.Greenwald, in supra, noot 6, p. 53; Dit is een vorm van fixatie. Zie: PHG, supra, noot 1, p. 459; Vgl. wat betreft deze impasse: James, M., & Jongeward, D., Wie waagt die wint, 1997, p. 253; Zie voor retroflectie en expressie: Naranjo, C., in: supra, noot 6, p. 93 e.v.; Zie hierover: PHG, supra, noot 1, p. 234; In gelijke zin: Siemens, supra, noot 2, p. 33; In gestalttherapie wordt veel waarde gehecht aan het nemen van verantwoordelijkheid voor je gevoelens en gedachten. Zie:James, supra, noot 13, p. 304 en Greenwald, in supra, noot 6, p. 56; Met andere woorden: laat ik mij door mijn gewoonten bepalen of creëer ik zelf ‘mijn dag’? Zie: Kamma, A., Create your day, Gesha 2009-1, p. 9 e.v..; Er wordt geen bewust contact met de woede en het verdriet in het hier en nu gemaakt. Zie: PHG, supra, noot 1, p. 452 en Siemens, supra, noot 2, p. 33; Weerstand is een belangrijke indicator in gestalttherapie. Zie hiervoor: Wolbink, supra, noot 8, p. 87 e.v.; In gestalttherapie wordt dit “zelfondersteuning” genoemd. Zie: Perls, F., Gestaltbenadering, Gestalt in actie, 2006, p. 59; Mijn retroflectie in mijn kinderjaren was ook een vorm van creatieve aanpassing. Echter: het contactproces werd onderbroken en er groeide een fixatie. Vgl: PHG, supra, noot 1, p. 448; Contact met het hier en nu leidt tot een aanscherping van zintuiglijke waarneming. Zie: PHG, supra, noot 2, p. 30 e.v.; Ik heb dan sterk de neiging door middel van bovenmatig denken het contact met mijn woede uit de weg te gaan. Dit wordt door PHG beschouwd als een neurotische vorm van subvocalisatie. Zie: PHG, supra, noot 1, p. 106; Zie voor de warme energie van woede: PHG, supra, noot 1, p. 343; Zie over het nieuwe van iedere bewust beleefde ervaring: PHG, supra, noot 1, p. 230; Wolinsky, S., Kwantumbewustzijn, 1998, p. 135; PHG, supra, noot 1, p. 343, bij “initiative and anger”.
45
Tanden Marion van Zanten Tandarts Als kind ben ik als de dood voor die man een oude, norse man – een beul altijd mopperend dat ik mijn mond niet goed open doe beter moet poetsen eenmaal puber – ga ik niet meer mijn ouders hebben het nakijken – mij niet gezien dan maar een gebit wat langzaam in gruzelementen valt het wordt wel lastiger om mijn mond open te doen en breeduit lachen is niet mijn sterkste kant als student, nog net in het ziektekostenpakket van mijn vader raap ik opnieuw de moed bijeen bij een andere tandarts niet die beul van vroeger hij repareert zo goed en kwaad als ’t kan na afloop trakteer ik op gebak. Lang gaat het goed braaf elk half jaar op controle en dan een fikse ontsteking bij mijn voortand ik jammer van de pijn, kerm en huil grauw met mijn kaken en bijt van me af ruimte wil ik … ik heb het zo benauwd pas na jaren Gestalt durf ik het aan een renovatie van mijn scheve voortanden ik verlang ernaar om weer eens echt te kunnen bijten mijn tanden ergens in te zetten hetgeen ik tot me neem grondig te kunnen vermalen alvorens het te slikken of weer uit te spuwen. Het resultaat mag er zijn ik doe mijn mond wat vaker open nog nooit heb ik zo breeduit en stralend gelachen ja misschien toch wel ooit – als kind! mijn kaken jeuken van plezier nog iets omhoog in mijn kaak een verlate verstandskies. ’s Nachts word ik wakker van een kloppend gevoel in mijn kaak. Als ik met mijn tong langs mijn achterste kiezen ga stuit ik op een bobbel bij mijn tandvlees. Naarmate de nacht vordert wordt deze bobbel in mijn beleving groter en pijnlijker en mijn angst voor een ontsteking neemt toe. Ik kan het niet laten er steeds weer met mijn aandacht en tong naar toe te gaan. 46
’s Ochtends bel ik meteen om acht uur de tandarts. Ja, ik kan direct die ochtend terecht zegt de assistente. Vlug, vlug de kinderen naar school en dan op mijn fiets naar het naburige dorp waar de tandarts praktijk voert. Ondertussen lijkt het wel of de bobbel en het kloppende gevoel verdwenen zijn. Niet veel later lig ik in de tandartsstoel. Met mijn handen op mijn buik en denkend aan Hara. De tandarts handelt en zijn assistente vertaalt wat hij doet. De lichte druk van een metalen pincet tegen mijn bobbel geeft ruimte aan een heleboel etter en rotzooi! De tandarts maakt een en ander schoon en vervolgens maakt hij een foto om te kunnen beoordelen wat er nu precies gaande is daar ergens onder in de duistere diepte van mijn kaak. Triomfantelijk vertelt hij wat hij reeds vermoedde: er zit een verlate verstandskies die moeite doet om naar boven te komen. Dit geeft druk op mijn achterste kiezen en het tandvlees en is de oorzaak van een klein abces. Die verstandkies moet eruit omdat ie aanleiding kan zijn voor allerlei nieuwe ontstekingen en gerommel. Hij geeft me een verwijzing voor de kaakchirurg – waarop bij mij alle alarmbellen gaan rinkelen!! Daar word ik niet blij van. Met een verwijsbrief en het advies zo snel mogelijk een afspraak te maken – verlaat ik met knikkende knieën de tandartspraktijk. Thuis verzamel ik moed alvorens de afdeling kaakchirurgie te bellen. Is er reeds een dossier van u, vraagt de secretaresse. Ja, jaren geleden ben ik ooit bij dokter de Wit geweest. Mooi, dan plan ik u opnieuw bij hem in. Met drie weken kan ik al terecht. Helaas maar kort uitstel van executie. Maar hoe kon ik zo stom zijn om me bij dokter de Wit te laten inplannen. Ik herinner me hem vooral als een beul met een hakbijl. Vier jaar terug had ik een fikse ontsteking bij mijn voortanden. Toen deze uitgewoed was moest de wortelpunt worden schoongemaakt bij de kaakchirurg. Omdat daar anders ontstekingsresten zouden kunnen gaan klieren. De behandeling was een traumatische ervaring, ’t denken aan Hara mocht niet baten toen. Ik kreeg telkens weer een nieuwe verdoving toegediend maar deze sloeg niet aan. Ik voelde me geketend aan de stoel van de kaakchirurg en ik kon de pijn alleen maar machteloos ondergaan. Alle pijn die ik daarna nog kreeg was in geen vergelijk met dat moment. Nooit zou ik meer een voet in die kamer zetten! Drie weken verder. De assistente treft voorbereidingen. Ik wil haar juist deelgenoot maken van mijn angst als dokter de Wit binnen stapt en mij allervriendelijkst een hand toesteekt. Ik herinner me hem als een grote en wat stuurse man, minstens de vijftig gepasseerd. Dit is een jonge en aantrekkelijke man, die direct contact maakt. Ik vertel hem over onze eerdere ontmoeting en de vreselijke pijn die ik toen heb ervaren. Hij legt uit dat het een enkele keer kan gebeuren dat een verdoving niet werkt. Waarschijnlijk zaten er in mijn kaak nog veel oude en werkzame ontstekingsresten wat een zurige omgeving kan veroorzaken. De verdoving doet in zo’n omgeving dan minder goed zijn werk. Hij drukt me op het hart om het dit keer goed kenbaar te maken als ik pijn ervaar. Ik mag wel voelen dat er getrokken en geduwd wordt aan mijn kaak, maar ik mag in principe geen pijn voelen. Zeg dan maar piep! zegt hij en hij krijgt me zowaar aan het lachen. Hij gaat aan het werk en legt stapsgewijs uit wat hij doet (er is geen vertaalslag nodig van de assistente, zoals bij mijn eigen tandarts). Mijn handen op mijn buik ontspannen steeds meer en ik maak Hara. En, hoe was deze ervaring, vraagt dokter de Wit. Nou, ik zou bijna zeggen prettig voor zover dat kan in de stoel bij de kaakchirurg. Ik heb dit keer totaal geen pijn ervaren. Hij waarschuwt me vervolgens voor de pijn die nu straks nog kan komen, ik krijg een recept mee voor pijnstillers. We doen het toch nooit goed zegt hij – dat is het lot van elke kaakchirurg. Ik krijg een warme handdruk en weg is ie weer, naar zijn volgend slachtoffer. Met een kaak vol hechtingen kan ik niet zingen. Anders zat ik nu luidkeels zingend op mijn fiets vol verwondering over hoe een beul kan veranderen in een zeer aantrekkelijke, lieve man. Een voltooide gestalt! 47
Rouwen, dat is treuren om het niet genoeg genoten hebben van wat zo lief was. Rouwen, dat is pijn hebben aan een gat in en buiten je, waar energie, waar leven was. Rouwen, dat is je steeds opnieuw herinneren een stem, een woord een speciaal gebaar. Rouwen, dat is de wereld zien doen alsof er niets gebeurd was dat is het leven aan je voorbij zien gaan. Rouwen is koud voelen door een afgesneden band is alleen zijn in het donker is zwart en somber en zwaar rouwen is naar de dood verlangen. Rouwen, dat is nog één keer willen strelen is smartelijk verlangen is schreeuwen in een holle lege ruimte. Rouwen is je hoofd tenslotte buigen je overgeven aan de pijn er verwijlen tot de slaap je opneemt je herstelt en voedt en doet ontwaken in een nieuwe dag een nieuw en hoopvol leven. Rouwen, dat is afscheid nemen en dankbaar zijn voor wat je is gegeven. Magda Maris
48
De kracht van Gestalt Annemarij Kamma ‘Gestalttherapy: history, theory and practice’ is een reader met zestien artikelen van verschillende, internationaal bekende gestalttherapeuten, De eerste acht artikelen gaan over de grondslagen van gestalt. De inspiratie voor dit artikel komt vooral uit het hoofdstuk van Sylvia Fleming Crocker: Phenomenology,Existentialism, and Eastern Thought in Gestalt Therapy. “Vele draden zijn verwerkt in het tapijt waaruit de theorie en methoden van gestalttherapie geweven is”, schrijft Sylvia Crocker. 1) “Belangrijke stromingen die hun invloed hebben gehad op de ontwikkeling van gestalttherapie zijn psychoanalyse, het holisme, de gestaltpsychologie, de veldtheorie van Kurt Lewin, de experimentele en probleemoplossende psychologie van James en Dewey, de filosofie van Aristoteles en Kant, de fenomenologie van Husserl, het existentialisme van o.a. Heidegger en Buber, het Taoisme en het Zen Boeddhisme.” Naast de grondlegger Frits Perls hebben Paul Goodman en Laura Perls een belangrijke stempel gedrukt op de integratie van de verschillende wetenschappelijke en filosofische stromingen die leidden tot gestalttherapie. Paul Goodman en Laura Perls vormden samen het intellectuele brein, ze hebben samen met Perls de theorie van gestalttherapie ontwikkeld, zoals Goodman die vastgelegd heeft in het standaardwerk Gestalt therapy. 2) Frits Perls was de practicus, Paul Goodman de theoreticus, geschoold in de filosofie van Aristoteles. Deze filosofie houdt zich bezig met concrete personen en gebeurtenissen bezien vanuit de achtergrond van hun omgeving. Inzichten betreffende de relatie tussen een organisme en het omgevingsveld komen zowel van Aristoteles als van James, Dewey en Kurt Lewin. Laura Perls kwam in haar studie psychologie en filosofie in contact met de gestaltpsychologie en raakte vertrouwd met het denkgoed van Heidegger, Husserl en Buber. Het ‘ik en Gij’ van Buber vinden we terug in het ‘ik en u’ van gestalt, de helende werking van de werkelijke ontmoeting. Waar de psycho-analyticus zelf buiten de therapie blijft, maakt in gestalttherapie de therapeut een wezenlijk onderdeel uit van het therapeutisch gebeuren. De fenomenologie waaraan Husserl de belangrijkste bijdrage heeft geleverd, is een stroming in de filosofie die uitgaat van de directe en intuïtieve ervaring van verschijnselen waaruit men de essentie van wat men ervaart, probeert af te leiden. Het was een reactie op het rationalisme en benadrukt het verschil tussen de realiteit zoals we die waarnemen en kennen en zoals die in wezen is. Zijn fenomenologische methode heeft drie uitgangspunten: 1 de regel van de époche (tijdstip) waarin waar en onwaar van een situatie niet aan de orde zijn; 2 de regel van het beschrijven, waarbij het beschrijven van een fenomeen of situatie zo sec mogelijk diende te zijn, ontdaan van interpretaties; 3 de daarmee samenhangende regel dat bij het onderzoeken van een situatie alle verschijnselen even belangrijk zijn. Voor gestalt was vooral de eerste regel van belang, de therapeut houdt zich niet bezig met uitzoeken of datgene wat de cliënt zegt waar of onwaar is, maar met de betekenis die de cliënt aan de ervaring geeft. Het gaat dan om het effect van deze betekenis op de cliënt. Taoïsme en Zen Goodman had een grote belangstelling voor het Taoïsme. Zijn focus was onder andere hoe alle levende dingen geworden zijn zoals ze zijn en hoe ze zich gedragen zoals ze zich gedragen. Een aantal belangrijke uitgangspunten van het Taoïsme zijn in gestalt terug te vinden. Sylvia Crocker 49
noemt hierbij de organismische zelfregulatie, de focus op hier en nu, de vruchtbare leegte en de polariteiten. het zelfhelend vermogen of organismische zelfregulatie De Tao Te Ching 3) van Lao-Tse betreft de weg van de natuur die in alle mensen aanwezig is en waarop we ons moeten afstemmen. In harmonie zijn met de Tao is één zijn met de natuur, zowel de eigen diepste natuur als de kracht van de natuur die we overal ervaren. Organismische zelfregulatie gaat er vanuit dat de mens een aangeboren principe van gezond functioneren heeft. De taak van de therapeut is de cliënt in gelegenheid te stellen om terug te keren naar een voor hem gezonde manier van leven en zich te laten leiden door natuurlijke principes. Het gaat hierbij om de gehele mens, het denken, het gevoel, het lichaam, de behoeftes, gewoontes, relatiepatronen. Het therapeutisch proces is niet een cognitief gebeuren maar een ervaringsgerichte actie die zowel de awareness als de gedragspatronen kunnen transformeren. Genezen en groei betreffen de gehele persoon altijd in relatie tot zijn omgeving. Alleen de natuur geneest, niet de medicus. Daarom is het de taak van de therapeut om de cliënt te helpen om de natuur haar werk te laten doen richting genezing en groei. Zoals gezegd is het zelfervaren hierbij van wezenlijk belang. In vele verzen van de Tao Te Ching wordt het belang van het volgen van je natuur genoemd. Druk jezelf volledig uit, en blijf dan stil. Wees als de natuurkrachten: als het waait, is er alleen maar wind; als het regent, is er alleen maar regen; als de wolken voorbijdrijven, komt de zon erdoor. Als je jezelf opent voor de Tao, ben je één met de Tao en kun je hem volledig omvatten. Als je jezelf opent voor inzicht, ben je één met inzicht en kun je er alles uithalen. Als je jezelf opent voor verlies, ben je één met verlies en kun je het volkomen accepteren. Open jezelf voor de Tao, vertrouw dan op je natuurlijke reacties; en alles zal op zijn plaats vallen. vers 23 hier en nu, de kwaliteit van waarachtig contact Heel veel verzen uit Tao Te Ching verwijzen naar het grote belang van het maken van contact met de eigen realiteit op het huidige moment. De kracht van het hier en nu kan ervaren worden als men totaal betrokken is bij wat men nu aan het doen is. Dat wordt ook wel eenpuntigheid genoemd. Door met toewijding de dagelijkse werkzaamheden te doen, valt men op een gegeven moment samen met wat men aan het doen is. Zoals een jeu-de-boules-speler één kan worden met zijn bal en de butte, de plek waar de bal naar toe moet, waarna de bal precies op de gewenste plek terechtkomt.. Dit vraagt om het vurige verlangen om het werk wat je doet, goed 50
te doen en geduld om er de tijd voor te nemen. Het doet denken aan het gestaltconcept van contact. Echt contact is altijd nieuw, genereert energie, is spontaan geconcentreerd. Bij dat contact vallen verstand en gevoel samen, stijgt men uit boven zich zelf en is men verbonden met datgene waar men de aandacht op richt. Contact genereert de kwaliteit van de onverdeelde aandacht. Boeddhisten noemen dat ‘één worden met de Boeddha natuur’. Hierbij stijgt men uit boven zijn dagelijkse zelf en weet men zich verbonden met een groter geheel. Men valt samen met zijn oorsprong, met het Al, een andere staat van bewustzijn. In veel tradities wordt verwezen naar deze kwaliteit en geoefend in mindfull aanwezig zijn. Een belangrijke toevoeging van gestalt is het besef ontwikkelen van de wijze waarop men uit contact gaat. Een goede reiziger heeft geen vooropgezet plan en is niet gericht op aankomen. Een goede kunstenaar laat zich leiden door zijn intuïtie Een goede wetenschapper heeft zichzelf van begrippen bevrijd en houdt zijn geest open voor wat is. Zo is de meester er voor iedereen en wijst niemand af. Hij is bereid om elke situatie te benutten. uit vers 27 De Tao wordt de Grote Moeder genoemd: leeg maar onuitputtelijk, zij laat oneindige werelden geboren worden. Zij is altijd in je aanwezig, je kunt haar naar eigen inzicht gebruiken. vers 6 de vruchtbare leegte Frits Perls, die enige tijd in Japan geweest is om Zen te bestuderen, leerde via za-zen, de zittende meditatie-oefening van Zen, het belang en de waarde van de stilte en de leegte kennen. Hij gebruikt de term ‘vruchtbare leegte’. Zenmeditatie is een manier om de geest te legen van het dagelijkse denken, teneinde in contact te komen met de vruchtbaarheid van het Niet-Zijn. Hoewel Zijn en Niet-Zijn volgens de Taoïsten samen een geheel vormen, verkiezen de Taoisten het Niet-Zijn boven het Zijn. Het Niet-Zijn verwijst naar de staat van creatieve ongebondenheid. Het midden, het nulpunt, de onuitputtelijke bron van alle creativiteit. Ook de stilte heeft een plek in het therapeutisch proces. In de stilte kunnen zaken vanuit de achtergrond naar de voorgrond komen en aandacht krijgen. Zolang de stilte gevuld wordt met gepraat of andere ruis, is daar geen ruimte voor. Daarom is het voor een therapeut van belang dat hij of zij gemakkelijk om kan gaan met stiltes, zonder de neiging te hebben deze te willen onderbreken met een willekeurige opmerking of actie. Tevens dient men een cliënt aan te moedigen de impasse situaties, zoals bijvoorbeeld verwarring, mee te maken. Met aandacht en zorg aanwezig blijven bij ongemak of impasse kan leiden tot een doorbraak in het bewustzijn van de cliënt. In het wachten op wat zich aan gaat dienen kan de poort naar een nieuwe doorbraak in gewaarzijn geopend worden. Stiltes zijn als de lege vlakken in een Chinese inktschildering, zij accentueren de figuur en geven haar dimensie. Stiltes horen als een integraal onderdeel bij het geheel.
51
polariteiten In Duitsland liet Perls zich al door Salomo Friedländer tot dit onderwerp inspireren. Ook Friedländer heeft het over het belang van het midden, wat we ook in Zen tegenkomen. Van belang is dat alle tegenstellingen ontspringen aan een gemeenschappelijke grond, die zelf niet waarneembaar is. Die grond is voor het verstand niets, dus niet iets. Dit niets vormt het creatieve midden, tussen de polen in. Dat niets is dus niet het ’nee’ in de polen ja en nee, maar is daartussen als een vruchtbare leegte. Het brengt alle polen voort maar is zelf geen pool. Het geeft aan alles gestalte maar is zelf geen gestalte. Dat ongrijpbare creatieve midden is het terrein van de spiritualiteit. Het heeft vele namen: vrijheid, het onnoembare, de ziel, de geest, God of Tao. Het probleem is dat we ons vaak vereenzelvigen met één pool: ik ben links, niet rechts; ik ben gelovig, niet ongelovig; ik ben aardig, niet agressief. Dan trekken we het leven scheef, naar één kant. De fixatie op één pool leidt tot een impasse, tot onvruchtbaarheid. De creatieve spanning verdwijnt. In Gestalt therapy 2) wordt het als volgt beschreven: Het totale levensproces van een organisme moet telkens opnieuw in balans gebracht worden. Door het ontwikkelen van het vermogen om de dingen omgekeerd te zien, kan men tot een eigen oordeel komen. Om een gezond evenwicht te bereiken moet iemand de optredende veranderingen op hun waarde kunnen schatten. Veel dingen zouden niet kunnen bestaan zonder hun tegendeel. Wat is bijvoorbeeld een dag zonder nacht. Op het nulpunt tussen twee polen is de staat van het creatieve nog niet gebonden zijn, daar is men geïnteresseerd in de potentiële situaties die zich aan beide kanten uitstrekken. Polariteiten vinden we terug in o.a. vers 22 Als je heel wilt worden, laat je zelf dan deel zijn. Als je recht wilt worden, laat je zelf dan krom zijn. Als je vol wilt worden, laat je zelf dan leeg zijn. Als je opnieuw geboren wilt worden, laat jezelf dan sterven. Als je wilt dat alles je gegeven wordt, geef alles op. Meester, wonend in Tao, stelt een voorbeeld aan alle wezens. Omdat hij zichzelf niet zichtbaar maakt, kunnen mensen zijn licht zien. Omdat hij niets te bewijzen heeft, kunnen mensen op zijn woorden vertrouwen. Omdat hij niet weet wie hij is, herkennen mensen zichzelf in hem. Omdat hij niet wil scoren, wordt alles wat hij doet een succes. Veel hedendaagse modellen voor menselijke groei en persoonlijke ontwikkeling ontlenen belangrijke elementen aan gestalt zonder deze te noemen of zelfs maar te kennen. De kracht van gestalt is de integratie van de meest werkzame en meest waardevolle inzichten van vooraanstaande filosofen, psychologen en denkers door de eeuwen heen. Gestalt is de vrucht van de psychoanalyse, het holisme, de gestaltpsychologie, de veldtheorie, de experimentele en probleemoplossende psychologie, de filosofie van Aristoteles en Kant, de fenomenologie, het 52
existentialisme, het Taoisme en het Zen Boeddhisme. Perls zei hierover: “Ik heb het niet bedacht, maar gevonden.” Aan gestalt zijn belangrijke begrippen en werkmethoden ontleend waarmee de gestalttherapeut werkt: Het hier en nu, het ik en u, de gestaltformatie, de wisselwerking met de omgeving, het streven naar en besef krijgen van eenpuntig contact, de kracht en kwaliteit van het beleefde contact, het zelfhelend principe, de polariteiten en de vruchtbare leegte.
1 Woldt, A.L., Toman, S.M. (2005) Gestalttherapy: history, theory and practice. Sage Publications, London. 2 Perls, F.S., Hefferline, R.F., Goodman, P. (1951) Gestalt therapy, Excitement and Growth in the Human Personality. The Julian Press Inc., New York. 3 Lao Tse, Tao Te Ching (2000) Ten Have, Kampen en Tao Te Tsjing (2005) Samsara, Amsterdam.
53
Scheppende afstemming Magda Maris en Lucie Benting Vanaf juni 2010 zijn Magda Maris en Lucie Benting samen bezig met de vertaling en bewerking van de basistheorie van gestalttherapie *. Zij stellen vragen en verduidelijken de studiestof in de vorm van een dialoog tussen de personages Madelief en Lelie. ‘Het begin van het contactproces, dat we nu ‘scheppende afstemming’ (creative adjustment) noemen, heeft óók een slechte vertaling in het Nederlands, namelijk: voorcontact,’ merkt Lelie op. ‘Hoe zit dat contactproces ook al weer precies in elkaar?’ ‘Hier komt het in een notendop,’ antwoordt Madelief, ‘moeilijk hoor! Alleen begrijpelijk voor slimme lezers en echte liefhebbers van gestalttherapie.’ de 4 fasen van het scheppende afstemmen zijn: 1- Voorcontact. Het idee (de figuur ) ontstaat door een behoefte uit het organisme (grond) of een prikkel uit de omgeving. Actie: speuren, opmerken, gewaar zijn. De figuur wordt sterk (of zwakt af door onderbreking). 2- Contact aangaan of onderbreken. De over- of afweging fase: ja/nee. Interactie met het veld (ego aan het werk) figuur wordt sterker (of wordt weggewerkt). 3- Contact maken. De uitvoerfase. Het definitieve contact, geen twijfel. Er is wil het contact te volbrengen. De energie loopt op, opwinding! Actie: doel verwezenlijking; het gaat lukken! (opwinding). 4- Nacontact (‘after math’) De uitkomst (groei, verandering) blijkt achteraf. Het is een onbewust gebeuren. Het is de consequentie of het resultaat van 1, 2, en 3 (PHG 432). voorcontact ‘Het woord voorcontact, noch het begrip, bestaat in de Nederlandse taal. Ik heb althans nooit gehoord: ik heb voorcontact met hem. Dat zeg je toch niet? Het is een onduidelijk begrip. Kunnen we daar niet wat aan doen?’ zegt Lelie. ‘Het doet me denken aan -voorpret-, dat is wel een begrip waar je wat mee kunt; je ergens op verheugen ... Het is nog niet zo ver, maar het gaat komen...’ ‘Oké,’ zegt Madelief, ‘wat hebben we dan? Je zou het woord voorpret wel kunnen gebruiken als voorbeeld. Voorcontact is anticiperen op de toekomst: we hebben hier wel al een verwachting (figuur) van wat gaat komen, maar het (de gestaltvoltooiing) is er nog niet.’ Scheppende afstemming (creative adjustment) is een proces van gestaltvorming, dat begint met het vormen van een figuur waarna de fasen 2, 3 en 4 volgen, of niet volgen. Als dat proces wèl begint maar zich niet voltooit, heb je te maken met een onaffe zaak. In ons jargon wordt het dan een onvoltooide gestalt genoemd. ‘Ja, het woord gestalt is ook nog een probleem,’ roept Madelief, ‘dàt is zo groot! Het komt uit het Duits, is vervolgens veramerikaniseerd en daarna vernederlandst.’ ‘Mensen, die nooit van gestalttherapie hebben gehoord, vragen altijd: Wat is dat...is het iets met je lichaam, met je gestalte..een soort mensendieck?’ ‘Wat antwoord je dan?’ ‘Tegen mensen die in de hulpverlening werken zeg ik: Het is een vorm van psychotherapie. Maar aan de chauffeur van het belbusje vertel ik het meer aan de hand 54
van belevenissen...hoe je dingen anders kunt doen dan je gewoon bent....of zoiets,’ antwoordt Lelie. ‘Laten we op dit moment niet helemaal in de term gestalt duiken. Wie weet komen we later op de proppen met een nieuw begrip.... !’ ‘Hallo, een nieuwe figuur! We zijn nu duidelijk in de eerste fase van het scheppend afstemmen,’ merkt Madelief snugger op. ‘Maar we laten deze figuur terugzakken in de grond en voltooien deze gestalt (nog) niet.’ anticipeer fase ‘Laten we dat zogenoemde voorcontact, fase één van de scheppende afstemming, anticipeer fase noemen. Wat denk je daar van?’ ‘Ja,’ zegt Lelie, ‘die term bevalt me goed. Leuk woord en duidelijk, veel begrijpelijker dan voorcontact. Dit is goed uit te leggen aan de buschauffeur en waarschijnlijk ook wel aan jouw slager, die heeft heel wat te anticiperen voor hij slacht.’ ‘Dat zou goed kunnen. Zijn gestaltvoltooiing is dan de geslachte koe, die misschien door een haas is gevangen!’ ‘Heel leuk geassocieerd, maar nu eerst eens even kijken wat PHG hierover zeggen, ze hebben het hier, op bladzijde 400, over gestaltvoltooiing. Vrij vertaald: de voltooiingen binnen de huid zijn alleen lichamelijke functies (zoals bijvoorbeeld de stofwisseling) dit zijn niet de voltooiingen zoals zij in hun theorie bedoelen, want het zijn geen contactvoltooiingen.’ Dit is essentieel: contactvoltooiing kan pas plaats vinden als er bewustzijn is van een grens tussen het ene (organisme) en het andere (veld). Scheppend afstemmen houdt dus ook bewustzijn van de grens in. Die grens is doorlaatbaar. De zelffunctie of het zelf wordt gevormd door aanwezig te zijn in het proces van het scheppende afstemmen. Je bent dus ook lijfelijk aanwezig. Scheppend afstemmen is ook fysiologisch. Met andere woorden: je lichaam doet wel mee. (blz. 401) grens Aan de ene kant van de doorlaatbare grens (contactgrens genoemd in de Nederlandse vertaling) is het gebeuren iets van het organisme en aan de andere kant van die doorlaatbare grens is het gebeuren iets van het veld (= omgeving). De grens omgeeft, scheidt af en beschermt. Het zelf is de wisselwerking tussen organisme en het veld. Het proces van die wisselwerking begint met het vormen van een figuur. Die figuur ontstaat door een behoefte of wens van het organisme of door een prikkel uit het veld. Het veld is aanvankelijk geen deel van het organisme, maar krijgt door het contactproces, deel aan het organisme tijdens de wisselwerking. Dus ze beïnvloeden en veranderen elkaar (groei). ‘We hebben het hier steeds over de scheppende afstemming, van een organisme, (mens, dier, plant) op de omgeving (het veld)’, vat Madelief even samen. ’Dat scheppend afstemmen is een proces van verbinding maken. Contact is de aanraking tussen het ene en het ander. Daar waar het een ophoudt en het andere begint, is de grens: het verschil tussen het ik en het niet-ik. Die grens is aan beide zijden doorlaatbaar. Er wordt van elkaar opgenomen door middel van de aanraking, dat is het contactproces; op de grens is beweging (energie naar iets toe, naar een anders zijn). Als hieraan wordt voldaan is gestaltvorming mogelijk, het gevolg is groei van het organisme en verandering in het veld. ‘Ja,’ zegt Lelie, ‘neem nou het proces van het plaatsen van een caravan.’ 55
voorbeeld van het verloop van een proces Er komt een stimulans uit de omgeving (een vrouw belt op) en het organisme (Madelief) neemt de telefoon aan (een prikkel uit het veld ‘an environmental stimulus’). De vrouw vraagt of Madelief haar land wil verkopen. Er gebeurt iets aan twee kanten; zowel bij het organisme als in de omgeving. Madelief krijgt besef van haar bezit en reageert spontaan met: "Voor een miljoen!" De situatie, het besef van het bezit van het land opent ineens nieuwe mogelijkheden. Het land wordt kostbaarder. Ze gaat zich nu afvragen of ze het wel of niet wil verkopen (egofunctie aan het werk: ja/nee). Het wordt: nee. Er komt een andere figuur op, namelijk de mogelijkheid er zelf meer gebruik van te gaan maken en er een caravan op te zetten. Ze besluit het te doen, ze komt in actie, ze vraagt een caravan te leen, daar komt emotie bij kijken zoals: leuk...maar wat een zorg en wat heb ik er aan? De caravan blijft de figuur op de voorgrond. Ze fantaseert over de mogelijkheden; over wat je er allemaal mee kunt doen op die plaats. Dan wordt er verdere actie ondernomen: ze leent de caravan; er wordt gekapt en gezaagd voor de vrije doorgang van de caravan. Het doel wordt verwezenlijkt. Voltooiing: de caravan is op zijn plaats. Madelief heeft er een paar zorgen bij, maar haar ‘personality’ is gegroeid. Ze heeft meer mogelijkheden gecreëerd. Met haar gedachten bij bovenstaand leerzame gebeuren stapt Lelie in de bus. er is nog hoop ‘Wat hebben we er nou aan om bovenstaande te weten en allemaal op te schrijven?’ vraagt Madelief, als ze weer bij elkaar zitten. ‘Worden we er gelukkiger van? Wordt ons leven er rijker door? Draagt het bij aan de ontwikkeling van de mensheid?’ ‘Dat is heel mooi,’ zegt Lelie, ‘... en aan meer liefde?’ voegt zij toe. Daar vielen zij wel even stil van .... Madelief begint te giechelen en zegt: ‘Zullen we maar gaan fietsen, dan?’ ‘Als we deze vragen niet positief kunnen beantwoorden, heb ik geen motivatie, om verder te gaan.’ ‘Is dit een onderbreking of een grens?’ vraagt Madelief. ‘Als het goed met me gaat, ben ik heel blij met dit ‘weten’. Het verruimt me, ik voel meer liefde voor de mensen. Dan heb ik het idee (nu niet dus...) dat mijn geploeter met deze theorie bijdraagt aan mijn bewustzijnsontwikkeling en daarmee aan die van mijn omgeving, doordat ik levendiger en ruimer aan het worden ben. Er is dus hoop voor de hele mensheid om zich verder te ontwikkelen. Want ik, als deel, bepaal mede het geheel!’ zegt Lelie. ‘Ja hoor, zegt Madelief, ‘gestalttherapie is immers een groeitherapie. Groei gaat volgens een proces en dat proces, ik kan het niet genoeg zeggen, wordt heel vaak onderbroken, waardoor de groei stagneert.’ Het opheffen of onderbreken van de onderbrekingen, is gestalttherapie! ‘Ik voel me nu wel heel anders,’ zegt Lelie. Toen we begonnen en ik al die papieren en boeken voor mij zag, ervoer ik dit geheel hier op tafel als een diffuse ongedifferentieerde massa. Toen ik de vraag ‘waarom doe ik dit’ serieus nam en ik bedacht dat ik hier ook ‘nee’ tegen kon zeggen en het van me wegzette, toen werd ik mij bewust van een grens. 56
Ik hoef dit niet te doen, ik kan echt gaan fietsen, maar wil ik dat?! Nee, ik wilde toch hier mee verder. Ik focuste mij beter op de vragen die wij hadden gesteld en de figuur werd helder.’ ‘Ja,’ zegt Madelief, ‘als je geen grens maakt, hebt of voelt, kun je niet kiezen. Het ego kan dan de ja/nee-functie niet uitoefenen. Eigenlijk was je in een staat van confluentie (=zonder grens).’ waar hebben we het nu over gehad? Over een organisme en een veld, in bewegelijke afscheiding (grens) van elkaar, die afscheiding is nodig om tot gestaltvorming te kunnen komen. Gestaltvorming heeft een doel, gestaltvorming is eigenlijk het proces van het verwezenlijken van een doel. Elke doelverwezenlijking is nieuw, de energie (de wil daartoe) wordt sterker als het doel of de oplossing daagt. Eigenlijk is gestalttherapie het genezen van het onderbreken van de doelverwezenlijking. ‘Dat vind ik een fantastische verduidelijking,’ zegt Lelie, ‘daar kan ik wat mee met de buschauffeur. Hij wil naar het voetballen en hij moet naar de verjaardag van zijn schoonmoeder. Hij heeft zijn doel duidelijk, maar hoe hij de verwezenlijking daarvan ondermijnt, niet. Daar kunnen we het wel over hebben in de bus.’ ‘Hoe denk jij dan dat hij zijn doelverwezenlijking ondermijnt of zijn contactproces onderbreekt?’ ‘Ja,’ antwoordt Lelie, ‘bijvoorbeeld door zijn normen, het hoort niet (introjectie); door de angst voor zijn vrouw, het moet van haar (projectie).’ ‘Ach erme’....
* Gestalt Therapy, Excitement and Growth in the Human Personality, door Frederick Perls, Ralph Hefferline en Paul Goodman (PHG).
57
Het beste uit jezelf Peter Kamma Als de dagen korter worden en de herfstkou het land insluipt, word ik onrustig en ongelukkig. Ik heb zon nodig om me op te laden, maar gewoon in de tuin zitten is er dan niet meer bij en mijn energie zakt weg. Wijnproeverijen en restaurants kunnen me zelfs niet meer boeien, alles wordt grauw en ik krijg de neiging om te gaan tobben. In deze stemming las ik in een Huis-aanHuis krantje de aankondiging: Bent u beu van binnen? Gratis een test en advies voor nieuwe energie. Maak gelijk een afspraak bij instituut HBUJ. Nooit van gehoord dacht ik, maar wèl intrigerend en maakte gelijk een afspraak. Op de bewuste dag ging ik naar het adres uit de advertentie en kwam in een klein straatje waar het instituut HBUJ blijkbaar gevestigd was. Daar werd ik ontvangen door een man die zelf wel wat nieuwe energie zou kunnen gebruiken. Je verkoopt wat je zelf niet in huis hebt, was mijn eerste indruk, maar liet me toch testen. Na de test sprak de man: ‘Ik denk dat ik weet wat u mankeert: lusteloosheid, allerlei kleine lichamelijke klachten, geen zin meer om dingen te ondernemen, vergeetachtigheid. Dat wijst op achteruitgang van uw immuunsysteem en krimpen van de frontale cortex. Daar kun je oud mee worden, maar zo achteruit sukkelen wilt u dus niet. Wij kunnen wat voor u doen, het is een nieuwe methode. Hebt u daar bezwaar tegen?’ Wat moest ik zeggen? Zo verder leven wilde ik niet, ik wilde nog één keer een alles of niets poging doen om uit het wak van de herfst te komen, dat mijn leven geworden was. Nog eenmaal een poging doen om eruit te krabbelen, mijn leven weer op te pakken en dingen te doen waar ik vrolijk en gelukkig van word. ‘We hebben deze methode zelf ontwikkeld en zijn geïnspireerd door woorden van de dichteres Vasalis,’ sprak de man. ‘In een interview legde ze eens uit wat haar boeide en waar ze naar op zoek was: dingen met nieuwe ogen zien. Bingo, dachten wij, dat is het en we hebben er meteen een nieuw trainingsprogramma van gemaakt. Dat zijn we nu aan het uittesten, het is innovatief en baanbrekend. De eerste resultaten zijn veelbelovend. We zoeken in deze testfase nog meer kandidaten en u kunt met een leuke korting meedoen.’ Wat moest ik doen? Welke keus had ik nog? Het trainingsinstituut HBUJ of “Het Beste Uit Jezelf” leek vooral van toepassing op het ongehoorde bedrag aan cursusgeld, maar ik kreeg korting, ik kon het betalen en wat had ik te verliezen. ‘Oké,’ zei ik, ‘ik doe het, gelijk beginnen maar.’ Dat kon en nadat ik had ingevuld dat ik de training op eigen risico ging ondernemen en dat het centrum op generlei wijze aansprakelijk zou zijn voor geestelijk letsel of psychisch lijden, bracht de man me naar de tuin en wees me een bankje waarop ik plaats moest nemen en zei: ‘Wacht u hier maar, ze komt zo.’ Een ZE dus, dacht ik. De tuin was mooi aangelegd en gelegen in een middeleeuws hofje. Prachtige bloemen tegen de achtergrond van mooie geveltjes, gele ijsselsteentjes op de paden en een zonnewijzer in de kruidentuin. Een meisje van een jaar of zeven liep heen en weer door de tuin met een mandje appelen en ging zo nu en dan zitten op een van de stenen randjes. De zon was warm maar niet heet en krachtig genoeg om nog een najaarskleurtje te krijgen. Het was er stil en aangenaam en het rook lekker naar kruiden. Maar ik zag het niet, ik voelde het niet en ik rook het niet. Het 58
enige wat me bezig hield was het onbekende dat me te wachten stond: innovatief, baanbrekend: het zou wel weer oude wijn zijn in nieuwe zakken. Van tijd tot tijd controleerde ik mijn mobieltje op email berichten en keek op mijn horloge. Toen ik daar zo’n half uur had gezeten, kwam het meisje op me af. ‘Wat doe je daar?’ vroeg ze. ‘Ik zit te wachten op ZE en als het nog langer duurt ga ik weg,’ zei ik onvriendelijk. ‘Heb je nog wat anders gedaan dan wachten,’ vroeg ze, ‘heb je de tuin bekeken, zie je hoe de koriander het hier geweldig doet en lekker ruikt?’ ‘Nee,’ zei ik, ‘ik kom voor een training.’ ‘Die is een half uur geleden al begonnen,’ zei het meisje ‘en ik ben je trainer. Ik kan nog kijken met nieuwe ogen en dat ga ik je weer leren, want toen je klein was heb je het ook gekund. En zo voorkom je dat je frontale cortex krimpt. Fruit is goed voor je immuunsysteem, lachen en genieten zijn daar ook goed voor. Hier heb je een appeltje.’ Te verbaasd om iets terug te zeggen, pakte ik het appeltje en nam een hap. Het was echt een lekker appeltje. ‘Nou,’ zei ze, ‘hoe is ie?’ ‘Echt lekker,’ zei ik. ‘Dat is een goed begin,’ zei het meisje, ‘veelbelovend.’ ‘Maar niet baanbrekend,’ zei ik. ‘Wacht maar af,’ zei het meisje, ‘we zijn maar net begonnen.’ ‘Kijk,’ zei ze, ‘kijk, wat zie je?’ Ze hield nu een ansichtkaart omhoog met een tafereel van hertjes in de sneeuw en een huisje in de verte. Met de mond geschilderd stond er op de achterkant. ‘Kitsch en kermiskunst,’ zei ik harteloos, ‘je kunt dit zo ophangen in de gang bij Henk en Ingrid naast het zigeunermeisje en het jongetje met grote ogen.’ Ik wilde naar een ander onderwerp, maar het meisje was vasthoudend. ‘Ze noemen dit volkskunst,’ zei ze, ‘het verkoopt aardig, dat is wat jij ziet. Waarom zouden mensen het mooi vinden, wat zien ze erin? Ik denk dat het gaat om de symbolen die erop staan, een roedel lieve hertjes die zich veilig voelen in een mooie wereld met ongerepte sneeuw, een stevig warm huis en bergen in de verte. - Schoonheid, zachtheid, ongereptheid, veiligheid, geborgenheid, warmte en perspectief -, dat hebben Henk en Ingrid aan de muur hangen. Die hebben geen zin in “De Schreeuw” van Edvard Munch. En wat roept het bij jou op?’ Verbaasd moest ik toegeven dat het plaatje met de hertjes inderdaad bij mij beelden opriep van de kerstboekjes van W.G. van der Hulst en de gezellige sfeervolle en warme kersttijd. Ook zag ik de gang van mijn buurjongen Hans aan het Jaagpad in Leiden waar ik in mijn lagere schooltijd woonde. Hans was een aardige jongen, zat op een andere school, we voetbalden en visten samen in de gracht voor de deur. Zijn vader was bouwvakker en dat wilde hij ook worden. In de gang bij Hans hing het zigeunermeisje. ‘Het is genoeg voor vandaag,’ zei ze, ‘ik mag niet zolang wegblijven, we zien elkaar volgende week weer hier, zelfde tijd. Kijk in komende week eens met nieuwe ogen, probeer te lachen en eet fruit.’ Ik ging weg en bedacht dat ze haar naam niet gezegd had en ik niet eens wist hoe ze heette. In de week die volgde at ik veel fruit, probeerde veel te lachen en oefende om met nieuwe ogen te kijken. Dat kijken bracht me nieuwe dingen en wandelen werd een avontuur. Ik keek niet meer naar de grond als ik door de stad liep, maar naar de gevels en etalages. Een foeilelijke winkelpui kon zomaar een beeldschone gevel verknoeien. Ik zag etalages die ik prachtig vond en hele lelijke, die zonder smaak in elkaar waren geflanst. Nu zou ik zelf ook helemaal geen etalages kunnen inrichten, maar des te meer kon ik de geslaagde composities waarderen. Ik ging nu iedere dag met plezier en vol verwachting een loopje maken voor mijn dagelijkse 59
boodschappen en liep straatjes om voor de gevels en etalages. Ik keek naar de natuur en rook de geuren van de herfst, de bloemen, de vogels en de dieren, de bomen. Natuurlijke schoonheid, zichzelf genoeg, zo eenvoudig, daar kon ik van genieten. Toen ik dan ook op mijn wekelijkse afspraak kwam bij het instituut had ik heel wat te melden. ZE hoorde me geduldig aan toen ik vertelde van de gevels en de etalages en mijn genieten van de natuur. ‘Was dat alles?’ vroeg ze. Gepikeerd dat ze mijn ontdekkingen blijkbaar niet waardeerde, zei ik: ‘Ik heb toch mijn best gedaan en heel wat ontdekt.’ ‘Ja,’ zei ze, ‘je hebt heel wat ontdekt en heel wat vermeden.’ Nu was ik echt geïrriteerd. ‘Hoezo vermeden, ik loop te genieten zoals ik moest doen en kijk met nieuwe ogen en ik ga de deur weer uit en heb daar plezier in. Wat heb ik vermeden, ik ben al aardig opgeknapt vind ik.’ Ze keek me onderzoekend aan. Haar blik was ernstig en tijdloos. ‘Je hebt een begin gemaakt,’ zei ze, ‘en je kunt stoppen als je wilt. Je doet je best, maar daar vraag ik niet om. Je sluit je zelf buiten, want je doet je best voor iemand. Ik zeg ook niet hoe je het moet doen, dat moet je zelf ontdekken, dat is het doel van de cursus. Ik zeg je wel wat je vermeden hebt: je kijkt omhoog, je kijkt opzij, maar je kijkt niet om je heen. Dit wordt je opdracht voor de volgende keer als je tenminste door wilt gaan.’ Ik moest toegeven dat ZE precies raak had geschoten wat me hooglijk verbaasde van zo’n jong meisje. Het bracht me in de war. Ik vervolgde mijn training door mijn blikveld te verruimen en keek om mij heen naar de mensen. Dat was niet altijd leuk. Op straat keken de meeste mensen chagrijnig, ontevreden of uitgeblust. Bij oude mensen zag ik onzekerheid en traagheid of afwezigheid. Bij de jeugd stoerheid en bravoure of gelijkvormigheid en ik vond er niet veel aan. Het liefst keek ik naar de kleintjes en zag kinderdingen, spontaniteit, huppelen op straat, druk verhalen vertellen als ze van school werden afgehaald, met ogen glinsterend van al het moois wat het leven nog te bieden had. Ik meldde mijn ervaringen bij mijn volgende ontmoeting en ZE luisterde zwijgend. ‘Wat vind je ervan,’ vroeg ik. Ze haalde haar schouders op. ‘Wat vind jij ervan, hoe heb je mensen ervaren?’ ‘Kinderen vond ik leuk,’ zei ik. ‘Dat zijn ze ook,’ sprak ze, ‘maar heb je ook gezien wat er van kinderen geworden is?’ ‘Hoe kan ik dat nou weten,’ zei ik. ‘Je kunt het zien,’ zei ze, ‘als je erop let. Ga eens na wat je reactie is, sluit je je af of heb je compassie? En probeer een innerlijke glimlach.’ Weer liet ZE me in verwarring achter. Met deze opdracht vervolgde ik mijn training. In oude mensen begon ik het kind te zien, speels en ondeugend of verwend, maar ik zag ook ontreddering en schaamte, verdriet of verbittering. Afgewezen door zich zelf of hun omgeving. In kinderen zag ik wijsheid of eenzaamheid of onzekerheid. Ik werd er niet vrolijk van, probeerde weg te kijken en zette een innerlijke glimlach op. Dat voelde ongemakkelijk en deed mijn gezicht verstrakken. In een etalageruit zag ik ook helemaal geen glimlach maar een grimas die als een masker mijn gezicht misvormde. Toen besloot ik alleen aan een glimlach te denken en dat bracht verandering: ik kon weer nieuwsgierig om me heen kijken. Mijn blik op de omgeving veranderde. Ik zag mensen die er ongelukkig uitzagen en dat probeerden te verbergen door zich af te sluiten of het te ontkennen en het deed me wat. Ik zag onverzorgde of lelijke mensen met een schuwe blik wegkijken en het raakte me. Ik zag mensen eenzaam, treurig en wanhopig en hulpeloos rondkijken. Ik knikte ze toe en zag hun ogen even oplichten. Er waren ook mensen met een open blik, waar ik vrolijk van werd. Ik zag van alles en nog wat en het raakte me of het verbaasde me. 60
Aan het eind van de week veranderde het weer en het werd bitter koud. Het ging sneeuwen en een vacht van ongerepte sneeuw lag over het landschap. In gedachten zag ik overal hertjes. In de nacht voor onze volgende afspraak had ik een vreemde droom. Ik bevond me in een paleis op de bodem van de zee en was getuige van een stoet prachtig uitgedoste, beeldschone jonge vrouwen. Sieraden, bijzondere kapsels en schmuck verhoogden hun schoonheid en als in een polonaise volgde een eindeloze rij van nog meer schoons. Ik ben bij een modellenbureau of een missverkiezing, dacht ik. Toen hoorde ik iemand mijn naam roepen. Ik keek of de stem afkomstig was uit de rij schone dames, maar die wierpen me alleen schalkse blikken toe. Weer hoorde ik mijn naam roepen en toen ik omhoog keek, zag ik een meisje op het balkon staan dat mij vriendelijk aankeek en naar me knikte: zij was het geweest. Het meisje was eenvoudig gekleed in een grijze rok en bloes en had lang zwart haar dat in een vlecht op haar rug hing. De stoet met vrouwen ging aan me voorbij, maar ik zag ze niet meer, ik had alleen oog voor het meisje op het balkon. Toen werd ik wakker. Het moest een goede droom zijn want ik voelde me heerlijk. Dat ga ik ZE vertellen, bedacht ik, benieuwd wat ze ervan zal zeggen. Ik ontmoette ZE op de afgesproken plek en op het afgesproken uur. De tuin van het hofje lag onder een zwaar pak sneeuw. Ze was dik gekleed met een warme sjaal om haar fijne gezichtje. ‘Laten we naar binnen gaan,’ zei ze en daar vertelde ik van mijn oefeningen in het kijken en van mijn droom. Haar gezicht straalde. ‘Nou,’ zei ze, ‘dat is een geweldige droom, heb je al een idee wat de boodschap is?’ ‘Niet direct,’ zei ik, ‘ik snap die hele polonaise niet goed en waarom moest alles onder water?’ ‘Ja, onder water, dat is je onderbewuste en die stoet mooie dames die zo uitnodigend kijken, zijn verleidingen waar je makkelijk voor valt, maar die je nooit kunnen raken en waar je nooit gelukkig van kunt worden. Je wordt geboeid door de stem van de eenvoud waar je gelukkig van wordt.’ Ze straalde zo dat ik dit het goede moment vond om haar naam te vragen. ‘Hoe heet je?’ vroeg ik. ‘Dat kan ik je nog niet zeggen, dat vertel ik aan het einde van de training. Kom, we gaan naar buiten voor de laatste oefening.’ Buiten was het ijzig koud, we liepen de stad uit en het besneeuwde boerenland in, een gemene wind veegde over de vlakte. Ik stopte mijn handen met besneeuwde handschoenen diep in mijn zakken om ze nog een beetje warm te houden. ‘Kunnen we dit niet een andere keer doen, als het beter weer is?’ vroeg ik, maar ze zei niets en stapte stevig door. Bij een voorde in de weg aangekomen, bleef ze staan. We waren op een verlaten plek bij een vervallen boerderij waar rook uit de schoorsteen kronkelde. Daar woonden dus mensen en de kachel brandde. Sporen van een wagen die net door de sneeuw was gegaan, tekenden de weg en een troep kraaien pikte waarschijnlijk aan de resten van een overreden kat of konijn. Een zware dreigende sneeuwlucht teerde de hemel gitzwart. Het was gemeen koud. ‘Kijk daar,’ zei ze, ‘wat zie je?’ Ze wees met haar vingertje naar de troep kraaien. ‘Ik zie kraaien en armoede,’ zei ik, ‘en ik wil hier weg. Laten we gauw gaan schuilen bij die boerderij nu het nog kan, want anders krijgen we die zware sneeuwbui over ons heen.’ ‘Dit is de laatste oefening,’ zei ze, ‘kun je het ook anders zien?’ ‘Nou ja, dat is niet makkelijk,’ zei ik, ‘maar vooruit: de sneeuw trekt net weg, de kou is uit de lucht, want in de wagensporen begint de sneeuw al te smelten. De kraaien hebben graan ontdekt dat van een boerenkar is gevallen en vieren feest.’ ‘Oké, dat is genoeg,’ zei ze. 61
‘Nu wil ik weten hoe je heet,’ zei ik. ‘Dat vertel ik je morgen op kantoor,’ zei ze. ‘Dan ronden we ook de training af. Kijk vooral goed uit.’ Ze keek me aan met een blik die me deed denken aan het meisje in mijn droom. De volgende dag ben ik naar het instituut gegaan om mijn training af te ronden en de naam van mijn trainertje te vernemen. Toen ik in het straatje kwam kon ik het pand niet meer vinden. Hoe kan dat nou, dacht ik en zocht in mijn zakken naar het adres dat ik op een blaadje had geschreven. Ik vond een doorweekt stukje papier waarop stond Instituut HBUJ, maar het adres was onleesbaar geworden. Ik ben nog vele malen door het straatje gelopen omdat ik zeker wist dat het daar geweest was, maar straatbewoners die ik er naar vroeg, zeiden me dat er nooit een trainingsinstituut was geweest in hun straat.
Terugkijkend met nieuwe ogen, dacht ik: HBUJ, een vreemd instituut, absoluut innoverend en baanbrekend. Ik heb er veel aan gehad, maar helaas kan ik er nu niemand meer naar verwijzen.
62
Ouder worden, een nieuwe visie Magda Maris en Lucie Benting Oud worden vraagt om een nieuwe mythe 1). Deze eeuw waarin de vergrijzing als een bedreiging ons toekomstbeeld bepaalt, zal een nieuwe gouden eeuw blijken. De generatie ouder dan zeventig/tachtig/negentig/honderd is mondig aan het worden. Zij hebben nu een eigen omroep Max en een Ouderen Partij met twee zetels in de kamer. Ze zijn meer en meer onderwerp in film en theater. De ouderen die geen bejaarden genoemd willen worden, zijn uit de kast aan het komen en beginnen hun plaats te veroveren, hun stem te gebruiken. Sinds het woord generatiekloof in zwang is geraakt, hebben de ouderen zich als bejaarden in een hoek laten drukken. Zij hebben een negatieve identiteit aangenomen, die bestaat uit stellingen en aannamen die een polariteit zijn van jong, bijvoorbeeld oud is zwak, jong is sterk; oud is stijf, jong is soepel etc. Het is beter jong te zijn dan oud. Jonge mensen zijn van deze tijd, oude mensen zijn van vroeger. Kortom, een krachtige heersende mythe. De jonge mensen kijken tegen de oude mensen aan alsof het een andere soort is en de ouderen beamen dat nog. Ja, wij zijn jong geweest, onze tijd is voorbij. Wij groeien niet meer, wij takelen af. Wij hebben voor jullie gezorgd, nu is het jullie beurt. Maar voor de meeste jongeren is dat niet zo aantrekkelijk. Zij willen leukere dingen doen en zorgen voor oude mensen valt nog niet onder leuk. En de ouderen willen liever hun eigen bonen blijven doppen. Nu de babyboom generatie oud wordt, verwacht men grote veranderingen ten aanzien van de heersende mythe. De jongere generatie spreekt over een grijze golf die als een tsunami alle leuke dingen van hun leven zal gaan wegspoelen. Alle inkomsten zullen door de ouderen verslonden worden. De generatiekloof zal dieper worden. De grijze golf wordt gezien als een bedreiging. Maar sinds de AOW leeftijd is verhoogd lijkt er ook een verandering van het bejaarden beeld te ontstaan. De oudere generatie zal zich meer en meer gaan verzetten tegen een beeldvorming die voortkomt uit de eerste helft van de vorige eeuw toen mensen hun lichaam kapot moesten werken en op hun vijftigste oud en op waren. Die tijd ligt achter ons. Iemand van vijftig is in deze tijd jong in plaats van afgeleefd. Toch hebben we nog een ’50-plus=oud’ cultuur, die eigenlijk niet meer opgaat. De oude mens is geen bejaarde meer maar een ‘oudere’ die opkomt voor eigen bestaansrechten! 2) Zij gaan opkomen voor hun kracht en belangrijkheid. We citeren Tine van Wijk in de laatste Nieuwsbrief van de NBGT in 2012 3 “Ouwerpower is binnenkracht, die niet vergaat zoals spierkracht maar juist sterker en sterker wordt.” De ouderen Levenservaring, dat hebben de ouderen! Het particuliere kapitaal, dat zit bij de ouderen. 63
Werk, dat geven de ouderen, want als de politiek niet op de zorg beknibbelt, geven de ouderen zorgbanen genoeg. Levenservaring en bewustzijnsgroei vertegenwoordigen de ouderen. De toenemende binnenkracht of ouwerpower zit in de ouderen. Het is idioot dat jongeren er zo weinig rekening mee houden dat zij zelf oud zullen worden, als zij niet voor die tijd geveld zijn door ongeneeslijke ziekten of door ongelukken. Zij willen gezond oud worden. Toch houden ze geen rekening met hun toekomst, zoals grootschalig onderzoek doen naar de oorzaak van het verlies van belangrijke levensfuncties op latere leeftijd. Geriaters worden slechts met mondjesmaat opgeleid. Zorg voor de ouderen van nu is van grote invloed op de zorg voor de ouderen van later, die ze zelf zullen zijn. De wereld van de ouderen is nog gekleurd door het beeld van de hulpbehoevende, dement wordende bejaarden, die leven in een wereld die bestaat uit bejaardenflats, verzorgingshuizen en verpleegtehuizen. Een aparte wereld waar de hulpbehoevenden geholpen worden door ‘kinderen’ die een andere taal spreken en zich betuttelend hebben leren gedragen: u mag gaan liggen dan mag u nu uw been naar mij uitsteken voor uw steunkous liggen wij goed zo… ? nu gaan we de pillen slikken het is tijd voor het boterhammetje u moet wel drinken hoor u moet wel een beetje meewerken … nee, er is vandaag geen tijd om te douchen als u nu niet doet wat ik zeg, krijgt u een tik hoor .. Helaas worden oude mensen vaak respectloos behandeld en zelfs mishandeld door hun verzorgers 4). Het is levensgevaarlijk om oud te worden en uitgeleverd te zijn aan die mentaliteit. Doen we daarom van alles om jong te blijven, zodat we daar niet terecht komen? Maar wat is jong? Een gladde huid? We citeren Tine van Wijk nog een keer: “De schrik om in de spiegel te kijken en een ouwe vrouw te zien. Jong blijven is een heilig moeten, zelfs als je oud bent. In de spiegel kijken en rimpel na rimpel zien verschijnen en van binnen weten dat je nog altijd datzelfde meisje bent.” Stel toch eens voor dat een gerimpeld gezicht mode werd. Dat jonge mensen zich chirurgisch lieten behandelen om een gerimpeld gezicht te verwerven, zoals men zich nu met botox vol laat spuiten om de rimpels glad te strijken… Het zou toch dwaas zijn? Maar je kunt het nooit weten. Opinies en normen veranderen. De ouderen onder ons kijken terug op een heel andere wereld dan die van nu. En er is de laatste decennia al heel veel veranderd. Simone de Beauvoir schrijft in 1970, in haar studie over de ouderdom 5): “Als bejaarden blijk geven van dezelfde verlangens, gevoelens en eisen als jongeren, dan wekken zij ergernis; bij hen lijkt liefde en jaloezie ergerlijk of belachelijk, weerzinwekkend en geweld bespottelijk. Bejaarden moeten een voorbeeld zijn van volkomen deugdzaamheid. En vóór alles moeten zij gelaten zijn; men neemt aan dat ze het zijn en dat geeft een vrijbrief om zich niet voor hun ongeluk te interesseren. 64
Men houdt hun een gesublimeerd beeld voor van henzelf, het beeld van de eerbiedwaardige, ervaren wijze met een aureool van wit haar, ver verheven boven het menselijke; wijken ze daarvan af, dan vallen ze diep: het tegenovergestelde beeld is dat van de oude dwaas die bazelt en raaskalt, en met wie kinderen de draak steken. Hoe dan ook, door hun deugd of door hun verwording staan ze buiten de mensheid. Men kan hun dus zonder gewetensbezwaren het minimum weigeren dat nodig geoordeeld wordt voor een menswaardig bestaan. Wij drijven dat vernietigende vonnis zo ver door dat we het tegen onszelf keren: wij weigeren onszelf te herkennen in de grijsaard die we eens zullen zijn. Wij blijven hardnekkig weigeren het beeld te accepteren dat bejaarden ons van onze toekomst voorhouden; ongerijmd fluistert een stem in ons dat ons dat niet zal overkomen, dat wij onszelf niet meer zijn als dat gebeurt. Voordat ouderdom ons overvalt is het iets dat alleen geldt voor anderen. Zo wordt begrijpelijk dat de maatschappij ons kan weerhouden in bejaarden onze gelijken te zien.” Tot zover het citaat. Hier is nog veel van waar, maar het beeld is ook aan het veranderen. Grijs haar wordt geverfd en de bejaarden van de Beauvoir zijn ouderen en lopen nu op sportschoenen of gympen net als hun kleinkinderen. In 1996 beschreven deelnemers aan een groep, die zich voorbereidde op de komende oude dag, hun volgende catastrofale fantasieën: Bij het woord- oud- zie ik oude, vieze mannen met dikke buiken waarop sigarenas ligt. Oud worden is anders worden… Oud worden is stijf worden … maar ik ken er die zijn achtenzeventig en nog dansen …nog … nog…wat een prestatie! Kun je nog wat presteren als je oud bent? Oud worden is lelijker worden in je eigen ogen. Oud worden is moeilijk, meer mensen achter je dan naast je en voor je. De wereld van een oud mens is van het bed naar de stoel en van de stoel naar het bed. Oud is oppassen geen heup te breken, want je lijdt aan botontkalking wegens gebrek aan hormonen. Of ….je krijgt een beroerde ziekte en je wordt helemaal niet oud. Oud worden is vervreemden en uit de tijd raken: ‘Pas op, niet jeugdig doen anders zien ze van achteren lyceum en van voren museum.’ Oud is liever slecht zien dan je bril opzetten. Oud worden is overleven in plaats van leven. Oud worden is een soort spook, iets van een andere wereld, die niet de mijne is en toch elke dag dichter bij komt. Oud worden is wel een gevolg van jong geweest zijn … ouderdom wordt door het leven gegeven …maar het is lastig … Er was ook een polariteit van deze benauwde visie !! Je vervalt niet maar je groeit van de ene wereld in de andere. Oud worden is een gelukkige omstandigheid: het is in mijn geval, een mooie oude dame worden! Ja, je hebt van die dames, elegant, duur, machtig zoals de koningin moeder van Engeland was. Ze stierf in haar honderdentweede jaar, stokoud maar zonder stok. Ze had zelfs haar eigen tanden nog. En denk eens aan Leni Riefenstahl, die op haar zesenzeventigste levensjaar leerde diepzee duiken en met haar twintig jaar jongere minnaar trouwde….. 65
Oud worden is jezelf verjongen. Oud worden is een heersende mythe die gevormd wordt door de media Tot zover deze uitspraken uit 1996, we leven nu in 2012. Nu wordt er weer anders over ouder worden gedacht. Het oud worden is een gegeven, je groeit er naar toe. Laten we het zo gaan zien: oud worden is groeien in plaats van aftakelen. Groeien naar wijsheid. Ja, dat klinkt leuk. Oud worden wil zeggen ‘in wijsheid groeien’. De ‘ouwerpower groeit’, de binnenkracht wordt zichtbaar. Juist door lichamelijke beperking bereiken we een grotere intensiteit. We gaan iets nieuws doen met behulp van kundige discipline en oefening. We komen uit de kast en verzetten ons tegen discriminatie, tegen leeftijdsstop, gedwongen pensionering en dergelijke. Tegen dodelijke regelgeving, onmogelijke diploma’s en vergunningen, en tegen betutteling. Het zelfbeeld van de ouder wordende mens Ouwerpower, de kracht van het verzet tegen de heersende mythe. Ouwerpower, de kracht om een nieuwe mythe te vormen. Een nieuwe mythe die we volgens Deepak Chopra allereerst nodig hebben om het zelfbeeld van de ouder wordende mens te wijzigen. We takelen niet af, we worden wijzer en bekwamer. De grijze golf die nu zo bedreigend lijkt, kan een gouden eeuw veroorzaken. Een citaat van Deepak Chopra uit De Essentie van Leef-tijd 6): “De dag van je vijftigste verjaardag is je tweede geboortedag. Naar alle waarschijnlijkheid ligt er nog een heel leven voor je dat tenminste dertig, maar waarschijnlijk veertig, vijftig of zelfs zestig jaar zal duren. Het grote voordeel van onze tweede geboorte is dat we plannen kunnen maken. Onze eerste geboorte werd ons toegeworpen, met volkomen vreemden die onze ouders bleken te zijn. Met een lastig, ongevormd lichaam dat meest eenvoudige dingen nog moest leren, in een verwarrende wereld van chaotische visuele prikkels en geluiden die door onze hersenen aaneen moesten worden gesmeed tot iets dat betekenis had. Aangemoedigd door de mogelijkheid van het plannen van een heel nieuw leven, besloot ik mijn kans te grijpen. Ik negeerde alle clichébeelden over ouderdom waar we voortdurend mee worden bestookt en besloot met een verlanglijstje af te stevenen op mijn tweede geboorte, die al over vier jaar plaats vindt. Wat zou ik willen als ik honderd werd? Meteen kwamen de volgende wensen in mij op: ik wil zo mogelijk nog ouder worden. Ik wil gezond blijven. Ik wil alert en helder van geest blijven. Ik wil wijs zijn. Toen ik die wensen op schreef, gebeurde er iets vreemds- ze leken allemaal binnen mijn bereik te liggen. Ik weet op dit moment wat ik moet doen om gezond te blijven, morgen kan ik op dezelfde manier leven. Ik ben altijd actief geweest, dus waarom zou ik bang zijn dat ik op een dag achterover leun in mijn stoel om nooit meer overeind te komen? Met dat eenvoudige verlanglijstje had ik overleving veranderd van een bedreiging in een begerenswaardig doel, er stonden immers alleen dingen op die ik werkelijk wilde.” Een inspirerend stukje, we kunnen ons helemaal achter die wensen scharen. Waar het ons om gaat is het beeld (of de heersende mythe), dat oud worden aftakelen is, niet alleen te bestrijden, maar te vernietigen. In iedere samenleving bepalen de verwachtingen het resultaat. In onze samenleving is oud worden een schrikbeeld in plaats van iets om na te streven of naar uit te kijken. 66
Gezondheid wordt mede bepaald door de identificatie met de komende oplossing en ongezondheid door de verwachting van de komende catastrofe. We weten onderhand wel dat onze geest ons lichaam sterk beïnvloedt. Met die wetenschap doen we nog maar heel weinig, omdat we ons lichaam beschouwen als een auto, die we naar de garage (dokter) brengen voor een doorsmeerbeurt of voor reparatie. De krachtige invloed van de geest wordt nog te veel als secundair gezien. Volgens ons zou dit in de nieuwe mythe een hoofdzaak moeten worden, zodat we ons bewustzijn van dit proces gaan ontwikkelen. Oud worden heeft zeker met onze verwachting te maken; zolang we geloven in het beeld dat we van onze ouderdom maken: ziek en gebrekkig, zal zich dat ook in de materie, ons lichaam, uitdrukken, een proces van verval waarvan elke grijze haar en iedere rimpel een bewijs is. Ouwerpower, een mooie term voor een sterke geest die zich gaat materialiseren.
1) Ieder mens leeft bewust of onbewust volgens een bepaalde persoonlijke mythologie, die gevormd is door een netwerk van invloeden: familie, cultuur, opvoeding, voorouders enz. Tijdens groei- en veranderingsprocessen is bewustwording en aanpassing van deze mythologie noodzakelijk (een nieuwe mythe). Zie www.gestaltschoolbolt.nl onder jaargroep Persoonlijke Mythologie. 2) De term oudere heeft niet zozeer te maken met leeftijd zoals de term bejaarde, maar vooral met het begin van een nieuwe, laatste levensfase, waarin het arbeidzame leven wordt afgerond, nieuwe doelen geformuleerd worden en de balans van het leven wordt opgemaakt. Het moment waarop de laatste levensfase ingaat, is afhankelijk van het arbeidsleven, opleidingsniveau, sociale klasse enz. 3) NBGT is Nederlandse Beroepsvereniging Van Gestalt Therapeuten. 4) Uit Wikipedia: De definitie van Comeys uit 1996 verstaat onder ouderenmishandeling: “al het handelen of nalaten van handelen van al degenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de ouderen (ouder dan vijfenzestig jaar) staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijk en/of psychisch en/of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de andere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid”. 5) Beauvoir, S. de, De Ouderdom (1987) Erven J. Bijleveld, Utrecht. 6) Chopra, D, The essential ageless body, timeless mind (1993) Harmony Books, New York. Nederlandse vertaling: De essentie van Leef-tijd (2009) Kosmos Uitgevers, Utrecht.
67
oud heimwee Magda Maris zij kwamen die nacht en wekten mij twee wachters van tussen waken en slapen zij namen mij ieder bij een hand en leidden mij door het vers geploegde land daar stond zij in het vroege licht trappelend van vuur glanzend wit levendig van huid zacht zijde haar lange manen golvend in de wind oud heimwee steeds terugkerend verlangen omvatte mij meteen het land waarvan zij kwam was aan mij beloofd dus besteeg ik haar en zette haar in draf stuivend door de velden gingen we er op af
68
engelen Magda Maris 1. het zacht geruis de aanraking een streling langs haar wangen het lieflijke gevormde zichtbaar in teer blauw licht en voelbaar een golf van genade troost waarin ze opgenomen mee zwevend niets meer nodig heeft geen enkel tekort meer voelt is dit sterven dit voltooide leven of moet ze nog even
2. zij nemen haar handen zij kussen haar en fluisteren je bent zelf de komeet die zich schrijft tegen de duisternis maar je kunt je staart niet zien je bent een lamp een kaars je ziet je eigen licht op de gezichten van mensen om je heen en je denkt dat zij ...
69
Heilige Antonius, beste vrind Francis van der Loos Josefien, luistert naar de naam Poes, was op een zaterdagavond zomaar verdwenen. Ze kwam niet thuis. Na roepen en een blokje om lopen, brokjes rammelen in de buurt, ging ik naar bed toe. Het was de eerste avond sinds drie maanden dat ik naar bed ging zonder dat Josefien in de badkamer sliep. Deze gewoonte had ik al vrij snel aangeleerd. Okkie, een bijna zes jaar oude, rode kater, loopt ’s nachts graag in en uit via het kattenluikje en deze vrijheid wou ik hem niet ontnemen. ’s Nachts liet ik alle deuren open, in de hoop dat Josefien me wakker zou likken midden in de nacht met de zin zo van: hallo, hier ben ik weer, heb je nog eten voor me? En word ik nog geknuffeld? Zondagmorgen werd ik wakker en alles wat er was, geen Josefien. Ik liep achter Okkie de tuin in om te zien waar ze zou kunnen zijn. Toen Josefien net buiten liep en ik haar zocht, bracht Okkie me een paar keer op haar spoor. Dit keer liep Okkie naar de zijkant van het Centraal Wonen project en ging via de kattentrapjes van Tjerk en Iris naar boven. Hij bleef hier staan en keek uit over de straten en tuinen. Ik wist niet goed hoe ik dat moest interpreteren, maar ik voelde dat ze niet in de buurt was. Josefien is een hele mooie, gemakkelijk aaibare en op te pakken poes. Ze is zwart met wat rode vlekken, kruipt overal in en sluipt heel snel in schuurtjes, auto's, gangen en dan zie je haar niet. Ze laat zichzelf dus gemakkelijk opsluiten. Dit was haar ook al een keer overkomen. Toen kreeg ik allerlei sms berichten van buren die gemiauw hoorden in een van de schuurtjes van cluster B en C. Achteraf bleek ze een hele dag in mijn eigen schuurtje opgesloten te zitten. Op zaterdag was Frederique, een buurvrouw uit het Centraal Wonen project, verhuisd naar een aanliggende wijk in Zwolle. Josefien zat regelmatig in het schuurtje van Frederique of probeerde haar huis binnen te komen. Op die dag hadden ze een busje gebruikt om te verhuizen. Vanaf het begin heb ik gedacht dat ze in het busje gestapt is en in Holtenbroek er weer uitgestapt. Ook die dag bleek Josefien regelmatig in het schuurtje van F te zijn gesignaleerd. Op zondagmiddag bood vriendin Els aan om te helpen zoeken. Samen fietsten we rond in de wijk; ik roepen en roepen, want ze zou mijn stem kunnen herkennen. Els zei dat je iedereen moest vragen en een foto laten zien. Ik vond het wat kinderachtig, maar deed het toch maar en maakte er later een poster van. Op dinsdagmorgen werd ik huilend wakker, we waren drie nachten verder en nog geen enkel levensteken van haar. Zou ze nog wel leven? Kan ze zichzelf wel in leven houden als ze opgesloten zit? en zo van allerlei vragen die me bezig hielden. Met buurvrouw Iris had ik een wandel- c.q. wekelijkse coachafspraak; ik draaide posters uit met de naam Josefien, luistert naar de naam poes en nam deze mee op onze tocht. Al wandelend door de wijk flyerden we en hingen op opvallende plaatsen de posters met schildersplakband aan lantaarnpalen en bomen. Ondertussen kon ik haar vertellen hoe verdrietig ik me voelde en mijn kleine Josefien miste. 70
Heimwee naar het gevoel van vasthouden, aaien over haar buik, ze kon zo lekker op haar rug liggen en liet zich dan van alles welgevallen. Een superleuke kat, zacht en ook heel gemakkelijk mee te nemen... Ieder had zo zijn eigen reactie op het verdwijningsverhaal; een buurvrouw van de overkant van het grasveld belde me en gaf me eigenlijk op mijn donder. Hoe kon ik zo’n mooi katje los laten lopen en een andere buurvrouw was van mening dat ik haar grenzen moest geven; of zou ze krols zijn en met een paar dagen weer aan komen lopen? Allemaal vragen en suggesties die mij helder maakten, dat we als mens van alles verzinnen als we ons radeloos voelen! Gevoelens van verlaten, ook oude herinneringen van weglopen van mijn poes Minoes, jaren geleden toen ik net in Centraal Wonen woonde. Antwoord op deze vragen krijgen we nooit; het enige wat telt is het gevoel dat je erbij hebt. Verlaten, heimwee, verlangen, afscheid, pijn van het nooit meer terugkomen. Proberen te geloven en blijven wensen dat ze terugkomt, maar weten dat de realiteit anders kan zijn; ook dat besef was in mij aanwezig. Suzanna, een vriendin en vroegere buurvrouw, belt me ’s morgens op, nadat ze mijn berichtje op Facebook had gelezen. Ze is ooit Moos, haar vroegere kater met drie poten, kwijt geweest in deze buurt. Ze vond hem terug doordat ze overal briefjes had opgehangen, ook bij Daisy, de snackbar in de buurt. Via deze briefjes kreeg ze een tip waardoor ze wist in welke buurt ze had te zoeken en……….. ze vond Moos! Ik twijfelde tussen me er bij neerleggen dat ik voldoende gedaan had en doorgaan met zoeken. Ik had het gevoel dat Josefien niet in de buurt was en als ze terug moest komen, dan kwam ze wel. Vorige keer had ik mezelf overspannen gezocht en uiteindelijk is Minoes nooit teruggekeerd. Dit keer had ik me voorgenomen niet zo lang en vermoeid te gaan zoeken. Dinsdagmiddag reed ik naar mijn ouders voor mijn wekelijkse mantelzorgdag; de Heilige Antonius had ik die ochtend met heel mijn hart aangeroepen: ‘Heilige Antonius, beste vrind, zorg dat ik mijn Josefien weer vind.’ Een katholiek gebruik om voorwerpen, die je kwijt bent, terug te vinden. Ik zat op mijn meditatiekrukje en voelde me hevig geëmotioneerd toen ik voor de tweede keer Antonius aanriep; mijn hart deed pijn en met alles dat ik had, vroeg ik hem me te helpen. Op internet had ik gezocht wat ik precies moest zeggen. In de auto naar Dronten kreeg ik telefoon. Jella, een buurmeisje van tien jaar, belde me. Kinderen uit haar klas hadden Josefien gezien bij de tuintjes in een andere wijk. Ze gingen vanmiddag zoeken met zijn vijven en wisten bijna zeker dat ze haar zouden vinden. Ze hadden de briefjes gezien en de poes herkend van de briefjes. Ik kreeg weer hoop en tegelijkertijd de gedachte: ja, ja, het zal wel, er zijn wel meer kinderen die dat zeggen en er lopen zoveel katten rond. Na twee uur belde Jella me weer op; helaas, ze hadden niks gevonden. Mijn dierenarts vertelde dat ze ooit met een zaklamp ’s avonds laat hun kat onder de heg hadden teruggevonden, dichtbij huis. Kennelijk was ze geschrokken en durfde niet naar binnen, was haar verhaal. Ik vertelde dit aan mijn vader, geen kattenliefhebber, maar hij leefde wel met mij mee en kwam met een grote zaklamp aanzetten die ik wel mocht houden. Na het eten snelde ik weer naar Zwolle toe en nam me voor om toch even bij de tuintjes te gaan kijken, waar de kinderen over belden. 71
Ik zette mijn auto neer, stapte uit, deed drie stappen en riep: poes ……….. Op datzelfde moment kwam Marieke naar buiten, een jonge vrouw, die vermoedelijk naar een avondvergadering ging. Ze zag mij en vroeg: zoekt u een poes? Ik: ja-ha, ik zoek een poes............Die middag had ze een poes gezien die ze de avond ervoor ook gezien had. De buurman had ’m nog weggestuurd. De poes wilde wel bij haar naar binnen toe, maar ze wist niet of de kat misschien ergens in de buurt woonde, ze zag er zo goed uit. Was het soms een zwarte kat met rood en een dichtgeplakt oogje? Ja, ja, dat is ze! Dat kan niet missen....... Marieke woonde zelf pas anderhalve week in deze buurt, dus ze kende de buurtbewoners nog niet allemaal. We wisselden telefoonnummers uit en ik zei haar dat ze me altijd kon bellen. Volgende keer als ze haar weer zag, zou ze haar wel binnenlaten.... Ook gaf ze de tip om nog even in de tuintjes in deze buurt rond te kijken.... Mijn hart maakte een sprongetje: ze liep dus in de buurt, dat kon niet anders... Vol goede moed ging ik rondlopen, roepen en nog eens roepen. Nadat ik alle straten in de buurt had gehad, besloot ik er mee te stoppen voor vandaag. Ik wist nu waar ze ongeveer huisde en ik besloot de dag erna terug te gaan en hier briefjes op te gaan hangen. Ik liep de laatste dertig meter richting mijn auto in de Pergolesistraat en zag twee (buur)mannen een huis uitkomen zonder jas. In een flits dacht ik aan Els, die me geleerd had om iedereen aan te klampen en te vragen of ze een poes hadden gezien. Om dat nu aan twee kerels te vragen vond ik wat kinderachtig en toch draaide ik me om en zei: Heeft u toevallig ook een kitten gezien? Ja! zei de linkse van de twee mannen direct, die loopt in mijn tuin en heb ik net eten gegeven, waarop ik uitroep: U maakt een grapje, dat kan toch niet waar zijn! Ja hoor, komt u maar mee, zegt de man. Zwart met rood en een beschadigd oogje? Kijk, zegt hij, ik heb een briefje in mijn hand met het telefoonnummer van het dierenasiel erop; de beide mannen hadden zojuist de dierenambulance gebeld, welke hen aanraadde om de dag erna met het asiel te bellen, als ze er nog zou rondlopen. Josefien liep al een paar dagen rond in deze buurt; ze miauwde behoorlijk die avond en wilde graag naar binnen aan de voorkant van het huis. Een uur later bleek ze ook de achterkant van deze woning te hebben gevonden en ging ook daar weer tekeer. Ze had zich duidelijk bij kattenliefhebbers gemeld, welke zich over haar ontfermd hadden. Ik had het warm en koud tegelijk en wist niet hoe ik het had; ik voelde de opwinding. In de tuin stond inderdaad een net leeg gegeten bakje; de poes was echter weer op sjouw, maar de andere buurman riep inmiddels vanuit twee tuinen verder: Oh, hier heb ik haar, ik kom eraan...... We liepen door het huis weer naar de voorkant toe, wat ineens een eeuwigheid duurde. De buurman kwam al aanlopen met de kat op zijn arm; ik pakte haar over, ze was onrustig en wilde direct weer los. Ik vroeg hen de grote zaklamp uit mijn jaszak te halen en in het oogje te schijnen. Ik moest zeker weten dat het mijn Josefien, luistert naar de naam Poes was. En ja hoor, de Heilige Antonius had zijn werk gedaan.... En wat was ik blij! Zo blij, ik wist echt niet hoe ik het had; de man en zijn vrouw, met kind op de arm, vertelden het verhaal van Josefien die al een paar dagen in de buurt rond had gelopen. 72
Ik was alleen maar blij, dat dit mij gebeurt, zo blij, dat dit mij mag overkomen, dat ze weer terug is! Ik kon het niet geloven. Ik ben euforisch naar huis gereden, heb direct aangebeld bij Jella en haar moeder. Ik wilde natuurlijk direct Josefien laten zien en wist niet hoe ik, al struikelend van opwinding over mijn woorden, alles tegelijk kon vertellen over haar vondst. Ook Jella vertelde het verhaal van de zoektocht met de vijf meisjes. Ze hadden echt overtuigd gezocht om haar te vinden. Ik had zin om voor deze meisjes een enorm grote stapel pannenkoeken te bakken op een woensdagmiddag. Thuisgekomen was Josefien uitgehongerd, maar lag ook al snel flabbercasted op de bank, helemaal uitgeput, drinken, eten en ze zag er verwilderd uit. Gelukkig herkende ze me al gauw weer. Liet zich heerlijk aaien en ik had de neiging om haar nooit meer los te laten. Ik heb de hele familie ge-apped, iedereen blij voor mij! En Els, Suzanna, Iris gebeld en de hele buurt een mail gestuurd dat ze terug was. Ook de mensen die moeite hadden genomen om me te bellen; de mevrouw die mij op mijn donder had gegeven vond het erg leuk dat ik haar belde. Ik belde mijn dierenarts, ook een gestalttherapeut en vertelde het verhaal van Antonius; ja, zei ze, maar jij hebt ook je best gedaan! De Heilige Antonius heb ik dankbaar bedankt. De eerste week was het geen enkel probleem om haar binnen te houden; zo moe was ze; Twee weken later werd ze gesteriliseerd. Een week daarna wilde ze toch wel heel graag naar buiten. Oh wat vond ik het moeilijk om haar te laten gaan. Ik was zo bang geworden. Ik ging zelf buiten zitten op het bankje in de tuin om haar geen minuut uit het oog te verliezen en liep met haar mee. Ze bezorgde me af en toe hartkloppingen als ze zo weer de tuin uitliep en ik haar even uit het oog verloor. De buren zagen mij benauwd met haar lopen en de buurvrouw gaf mij een tip: ‘Zeg tegen Josefien dat ze in de tuin moet blijven en niet bij iedereen naar binnenlopen. Ga ook visualiseren dat ze in de binnentuin blijft.’ Elke keer als ik haar liet gaan, pakte ik haar vast, keek in haar ogen en vertelde dat ze naar buiten mocht, maar in de tuin blijven. Ze deed het en iedere keer als ze terugkwam, gaf ik haar een compliment! Het leek wel of haar wandelgebied letterlijk kleiner werd. Ze bleef echt in de buurt! Soms gewoon binnen het hek van mijn eigen tuin. Ik heb me verbaasd! Inmiddels zijn we een paar maanden verder en word ik steeds vrijer, maar laat haar nog niet graag buiten lopen als ik wat langer weg ben. Ze loopt overal achter me aan, dus ook als ik het project uitga. Meestal als ik haar roep, komt ze direct naar huis toe. Zo niet, dan voel ik nog steeds de schrik in mijn lijf. Ik weet dan dat ze ergens zit te schooieren of vastzit (of tegenwoordig gebiologeerd of jagend achter een mol, spitsmuis of vogel aan zit; deze komt ze me dagelijks brengen). Als ik wat langer wegga, dan laat ik haar tegenwoordig binnen samen met Okkie. Ze wennen eraan en dat gaat prima! Als ik overdag thuis ben en ze lekker in en uitloopt door het kattenluikje, kan ik me nog steeds blij en verwonderd voelen dat de weg naar huis haar gelukkig heel vertrouwd is geworden.
73