“Bedankbrief Franse evacués 31 december 1918” in: De Silehammer 18/3 september 2010, p. 82-93 A.
Bronnen
websites algemeen http://kranten.kb.nl/ Historische kranten Koninklijke Bibliotheek; per jaar oproepbaar > Fransche vluchtelingen > 1918 > 1919 www.nom-famille.com Frans, zoekmogelijkheid direct op achternaam en per departement, bijv. 59 Nord. www.memorial-genweb.org Frans, zoeken op persoonsnaam per oorlog, bijv. 1914-1918. www.wereldoorlog1418.nl met vele doorverwijzingen o.a.: Leo van Bergen, Het Nederlandsche Roode Kruis en de hulp aan vluchtelingen in 1914 en 1918 Ad van den Boogaard, Belgische vluchtelingen in Dordrecht 1914-1918 www.beeldbank.nationaalarchief.nl > eerste wereldoorlog www.ssew.nl (Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog, Akersloot) www.vijfeeuwenmigratie.nl www.anno.nl (site van het Nationaal Historisch Museum) websites specifiek http://christian.jorion.pagesperso-orange.fr/base/fr/Gedi0036.html Frans, familiegegevens Montuelle - Caudron www.members.home.nl/albertmetselaar/griep.htm De Spaanse griep in Hollandscheveld en omstreken. www.oudvriezenveen.nl > Dorpsgeschiedenis > Spaanse griep www.houthem.info/pages/sjtegelke.htm > nr.19 Léon Willems, “De vergeten oorlog: Over mobilisanten en vluchtelingen in Houthem”, in: 't Sjtegelke 19 (2003), p. 7-19; ook foto’s van het in puin geschoten Valenciennes.
--
-
boeken, artikelen E. (Evelyn) de Roodt, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zaltbommel 2000. G. (Gerjan) Crebolder, “Belgen en Fransen in Barneveld”, in: Oud Barneveld 35 (jan. 1994), p. 9-20; met namenlijst van 228 Franse vluchtelingen, overwegend uit Noord-Frankrijk (omgeving Douai en Arras); incl. geboorteplaats en -datum, laatste woonplaats, militair, burgerberoep, aankomstdatum, vertrekdatum etc. interneteditie: zoek: Crebolder Fransche vluchtelingen 1918 [voorkomt intoetsen van lange sitenaam] M.H.C.H. Leenders en W.G.M. Orth-Sanders, “Rotterdam en de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog”, in: Rotterdams Jaarboekje , Rotterdam 1992, p. 261-284; p. 277 De laatste fase. interneteditie: zoek: Rotterdam Belgische vluchtelingen [voorkomt intoetsen van lange sitenaam]
B. Selectie van historische kranten aangevuld met enige andere bronnen Op 28 mei 2010 opende de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een website met daarop scans van tal van historische kranten: http://kranten.kb.nl/ De zoekvraag Fransche vluchtelingen is steeds verder te verfijnen: e periode 20 eeuw > 1910-1920 > 1918 (77 artikelen) en 1919 (53 artikelen). Het automatisch omzetten van de scans in tekstbestanden levert veel ‘foute’ letters en leestekens op. In onderstaande selectie is een aantal relevante teksten zo goed mogelijk bewerkt en een enkele keer voorzien van tussen vierkante haken geplaatste verduidelijkingen of aanvullingen. Ook zijn voor ons doel belangrijke getallen en plaatsnamen etc. vet gemaakt. Kennelijk schroomde men destijds niet naar elkaar te verwijzen of zelfs artikelen bijna letterlijk over te nemen, met soms een verkorte bronvermelding: Hbl. = Handelsblad; Msb. = Maasbode. De belangrijkste kranten zijn: Tilburgsche Courant (TC), Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC), Rotterdamsch Nieuwsblad (RN). Ook Het Centrum (Utrecht) en Het Volk zijn van belang.
1
NRC 12.10.1918 Fransche en Belgische vluchtelingen Uit Zeeuws-Vlaanderen wordt ons gemeld: Ten einde vast te stellen welke maatregelen uitgevoerd dienen te worden, als eventueel een groot aantal vluchtelingen Zeeuws-Vlaanderen binnen stroomt, hebben gisteren de militaire en burgerlijke autoriteiten uit dit gewest vergaderd, in tegenwoordigheid van den commissaris der Koningin in Zeeland, mr. H.J. Dijckmeester. Het Nederlandsche Correspondentiebureau in Den Haag meldt: In verband met de door den tijdelijken voorzitter van den ministerraad, jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck enlge dagen geleden in de Tweede Kamer gedane mededelingen omtrent schorsing van de verloven, menen wij te weten, dat de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat eerlang met het oog op de eventueele komst der vluchtelingen (waaromtrent op dit oogenblik intusschen nog niets vaststaat) tot schorsing van de verloven ook voor de provincie Noord-Brabant zal worden overgegaan. Te bevoegder plaatse bleek ons, dat er over de vluchtelingen, die zich op het oogenblik nabij onze grens bevinden, voor het oogenblik weinig met zekerheid kan worden gezegd. Men weet niet wat zij in verband met de omstandigheden van het oogenblik zullen doen; de mogelijkheid is bijvoorbeeld niet uitgesloten, dat zij bij een terugtocht uit eigen beweging van de Duitsche troepen, er de voorkeur aan zullen geven, voorloopig te blijven waar zij zijn, en ook over de houding van de Duitsche autoriteiten te hunnen opzichte verkeert men nog in het onzekere. Voor het geval, dat zij over de grens komen, zijn, gelijk reeds is meegedeeld, de noodige maatregelen genomen. NRC 12.10.1918
Laatste Berichten Fransche en Belgische vluchtelingen Naar aanleiding van de berichten betreffende Belgische en Fransche vluchtelingen, merkt de Belgische gezant te 's-Gravenhage, baron Fallon, op dat het noch op verzoek der Fransche, noch op dat der Belgische regeering is geweest, dat de Nederlandsche autoriteiten de quaestie der geëvacueerden hebben besproken met de leiders van het Belgische nationale comité en met de Belgische Reliefommissie. De Fransche vluchtelingen, die zich op het oogenblik in België bevinden, voornamelijk in de provincies Henegouwen, Namen en Brabant, worden gehuisvest en gevoed door bemiddeling van het Nationale Comité en de Belgische autoriteiten. De gezinshoofden ontvangen boven die levensmiddelen nog fr. 1,50 per dag. De Belgische bevolking bereidt dien geëvacueerde Franschen de beste ontvangst. Te Brussel wordt huisvesting in gereedheid gebracht voor honderdvijftigduizend geëvacueerden. Alle maatregelen zijn door de Belgische Reliefcommissie genomen voor den aanvoer van de noodig levensmiddelen en hun verdeeling onder de geëvacueerden. De Belgische gezant stelt vast, dat de Nederlandsche regeering opnieuw het bewijs geleverd heeft van hare beste bedoelingen om nogmaals huisvesting te verleenen aan ongelukkige landgenooten en aan Fransche geëvacueerden, maar bij koestert de hoop, dat de toekomstige gebeurtenissen niet zulk een zwaren last voor Nederland en zijn edelmoedige bewoners zullen medebrengen. Noot: relief = verlichting, respijt; ook: economische hulp, bijstand. RN 12.10.1918
NEDERLAND EN DE OORLOG Tweehonderdduizend vluchtelingen naar Nederland Sedert enkele weken vinden in het bezette België droevige tooneelen plaats. Uit geheel Zuid-Belgiê en Noord-Frankrijk zijn menschen in angst en wanhoop komen vluchten naar het veiliger Noorden. Ook werden zij door de Duitschers uitgejaagd. Barrevoets en ellendig zijn zij tot Brussel en de gemeenten tusschen Brussel en Antwerpen gekomen, doch daar werd hun het verder voortgaan belet. Onze gezant te Brussel, de heer Van Vollenhoven, is met de leden der Reliefcommissie en de Fransche en Belgische gezanten te 's Hage [’s-Gravenhage] in conferentie geweest, wat er met deze nooddruftigen moet gebeuren. De Reliefcommissie heeft zich bereid verklaard voor hun voeding te zorgen als zij in ons land ondergebracht en over vele gemeenten verdeeld, onderdak hebben gevonden. Aan onze Regeering is de beslissing of deze ruim tweemaal honderdduizend menschen in ons land zullen worden opgenomen. Reeds worden in Rozendaal [Roosendaal] treinen en machines voor het vervoer gereed gemaakt. Gaat de wapenstilstand door, dan is het binnenkomen dezer vluchtelingen in ons land uit den aard onnoodig. RN 14.10.1918 [iets bekort] De burgerlijke bevolking in het oorlogsgebied Engelsche oorlogscorrespondenten geven beschrijvingen van den toestand waarin men de burgerlijke bevolking heeft aangetroffen in het veroverde land van Noord Frankrijk. Toen de Engelschen tot op een mijl afstands Sévigny genaderd waren zagen zij menschen, die met kleedingstukken wuifden. Eerst meenden zij, dat het Duitschers waren, die zich wilden overgeven, maar door kijkers herkenden zij hen als burgers, die de Engelschen smeekten, naderbij te komen. Zij werden met vreugde en tranen ontvangen, toen zij het dorp binnenrukten. Hetzelfde troffen zij te Caullery [z.o. van Cambrai-Kamerijk] aan. Hier hadden de bewoners zich verscholen in hun kelders en langer dan een week daar op de komst der Britsche troepen gewacht. 2
Toen de laatste Duitscher uit het dorp verdwenen was, kwamen zij uit hun kelders en gingen naar den rand van het dorp. Onze laag vliegende vliegers namen hen waar in de grauwe morgenschemering, terwijl zij hun handen smeekend tot hen ophieven en zonden hun de boodschap terug, dat zij bevrijd zouden worden. Te Sérain werden 500 burgers bevrijd, toen de Lancashire troepen dit dorp binnenrukten. Een der correspondenten schrijft: (…) “Zij hadden 8 dagen en 8 nachten in hun kelders geleefd en hoorden den slag al nader en nader komen. Zij vreesden gedood te zullen worden in de worsteling om het bezit van het dorp, maar werden versterkt en bemoedigd door hun priester, die met hen door het Duitsche bombardement ging, toen zij bevrijd werden. De Duitsche plaatselijke commandant had een witte vlag met rood kruis op de torenspits doen hijschen als teeken, dat hier nog burgers waren, omdat hij wist, dat de Engelschen dan hun vuur niet op het dorp zouden richten. Een uur nadat de Engelschen het dorp waren binnen gerukt, begonnen de Duitschers het te beschieten en 5 bewoners werden gedood. De dorpelingen waren buiten zichzelf van vreugde, toen de jongens van Lancashire kwamen. Ondanks het bombardement verzochten zij, dat hun tijd zou gelaten worden om hun eigendom bijeen te zoeken. Tegen den middag trok een zonderlinge stoet naar Villers-Outreaux, geleid door een Parijschen geestelijke. Vrouwen met veeren op den hoed en kleine jongens in Zondagskleeren, een dorps overheidspersoon in een versleten rok enz. Zoo trokken zij over de slagvelden van gisteren. Motorwagens werden hun tegemoet gezonden en daarop reden zij naar het kamp, waar zij de soldaten omhelsden en om brood vroegen. Brood werd hun gegeven, tot den laatsten kruimel, dien onze manschappen hadden en zij hebben het zelf dien dag zonder gedaan. Van hun leven 4 jaar onder het gezag van de “Hunnen”, wisten zij weinig te vertellen. Het was al evenzoo geweest als overal elders in het Fransche bezette gebied. Nooit hadden zij hun dorp verlaten en zij wisten niets van de wereldgebeurtenissen, noch van Frankrijks overwinningen. De kinderen waren stil, met gezichten als van was, waarop de ellende der gevangenschap te lezen was, evenals op het gelaat van elken bewoner." De oorlogscorrespondent van de Berl. Ztg. Am Mittag [Berliner Zeitung] vertelt eveneens over de ellende der Fransche en Belgische bevolking, die door den langzamen opmarsch van de verbondenen wordt bevrijd en zegt, dat de Duitsche militaire overheden nauwelijks in staat zijn, de groeiende paniek te stuiten. „Tot dusver hebben wij de bevolking uit de onmiddellijk in het oorlogsgebied liggende plaatsen en steden kunnen weg voeren, doch natuurlijk zijn onze transportmiddelen, die reeds door onze noodzakelijke militaire maatregelen tot het uiterste in beslag zijn genomen, geenszins voldoende om de honderdduizenden in veiligheid te brengen, die zich in weerwil van onze nadrukkelijke waarschuwingen bij de algemeene vlucht uit de nog niet rechtstreeks bedreigde steden aansluiten. Rijsel, Roubaix en andere plaatsen worden langzaam ontvolkt. Alle straatwegen zijn met vluchtelingen opgepropt, die a! hun have en goed achterlaten en dakloos, en aan den grootsten nood prijs gegeven door het land trekken. Zij vreezen het lot, dat St. Quentin. Kamerijk [Cambrai] en Douai heeft getroffen en wijzen met stelligheid onze aansporing van de hand om in de plaatsen te blijven, totdat wij hen op regelmatige wijze naar het achterland overbrengen. Alleen in het bereik van één leger zijn 100.000 vluchtelingen geteld en op het geheele ontzaglijke slagfront van Vlaanderen tot de Maas zijn honderdduizenden betreurenswaardige offers van het vijandelijk offensief van hun woonsteden verdreven. De beschieting van steden in ons achterland houdt onafgebroken aan. Te Laon vallen dagelijks nog omstreeks 600 projectielen die geheele stratenrijen in puinhoopen veranderen en voor de ongelukkige bevolking is het ernstigste te vreezen, wanneer de hoop op den naderenden vrede, die vriend en vijand bezielt, niet spoedig wordt verwezenlijkt" RN 14.10.1918
Binnenland NEDERLAND EN DE OORLOG. 200.000 Nieuwe vluchtelingen? Uit de mededeeling van het Haagsche Correspondentiebureau blijkt duidelijk, dat ons land welhaast een nieuwe toestrooming van vluchtelingen kan krijgen. Langs het lange front, waar de slag voort wordt, is het voor de burgerlijke bevolking natuurlijk geen leven meer. Zij vluchten of worden in hun eigen belang door de Duitsche overheid verwijderd. De Vossische Zeitung [Berlijn] schreef: „De Fransche regeering weet, dat het oorlogsgebied, onafhankelijk van den wil der oorlogvoerenden in een woestenij wordt veranderd. Het is, duidelijk, dat de bewoners van de onmiddellijk bedreigde plaatsen bijtijds worden verwijderd. De menschelijkheid gebiedt dit. Geschiedde het niet, dan zouden zij blootgesteld worden aan alle gevaren van den modernen veldslag". In België is het niet anders en als de wapenstilstand uitblijft, zal ook daar het gebied, dat in de vuurlinie komt te liggen, zich al maar uitbreiden en nieuwe scharen moeten uitwijken of verwijderd worden. En het nog vrijblijvende België, dat dan steeds kleiner wordt, kan die nieuwe duizenden of honderdduizenden nauwelijks bergen en zeker niet voeden. Dus is ons land het toevluchtsoord. Er is natuurlijk geen sprake van, onze grens voor die ongelukkigen gesloten te houden. Hoe benard de voeding in ons eigen land reeds is en hoe ernstig dreigend de naaste toekomst lijkt, wij moeten die honderddui[iets bekort]
3
zenden opnemen. Met voldoening zal ons volk dan ook zeker gezien hebben, dat onze Regeering maatregelen heeft getroffen. Er zal althans meer orde zijn dan bij de onverhoedsche instrooming in 1914. Behalve de voeding geeft ook de behuizing groote zorg. Reeds nu lijden in tal van plaatsen onze landgenooten onder den woningnood omdat de vreemdelingen zoo veel huizen hebben betrokken. Dit kan niet veel erger worden. (….) Er zal bijv. voor die vluchtelingen - kinderen, zieken en zwakken - veel melk noodig zijn, en wij komen zelf melk tekort. Maar dan dient er krachtvoeder voor ons te worden ingevoerd, opdat er minder geslacht zal behoeven te worden en de melkproductie kan toenemen. Ook zal er meer boter en margarine moeten worden gemaakt. Dan dient de Entente ook de stoffen te leveren om de vluchtelingen te kleeden en dekens te verschaffen. En zoo meer. Maar hoe dringend noodig deze en andere voorziening is, de vluchtelingen zullen in elk geval in ons land een veilige wijkplaats vinden. Het spreekt, dat onze Regeering maatregelen neemt om voor de gezondheid van ons volk te waken. Ziekten van allerlei aard zouden opnieuw over ons land verspreid kunnen worden, als vervuilde en aan kwalen lijdende menschen onbeperkt werden toegelaten. Va d. Noot: bedoeld als bron Het Vaderland? De Haagse pendant van RN, eveneens van A.W. Sijthoff. TC 14.10.1918 GEEN VLUCHTELINGEN NAAR NEDERLAND Noot: Hetzelfde bericht als hierboven NRC 12.10.1918 p. 4, maar met extra toevoegingen: Zaterdagavond is te Roosendaal uit Esschen telegrafisch bericht gekomen van de General-Kommandantur te Brussel, dat er geen vluchtelingen naar Nederland komen. Noot: het huidige Essen, Belgische grensplaats bezuiden het Nederlandse Nispen. Uit Roosendaal wordt ons nader d.d. gisteren gemeld: Gisteren werd hier verwacht dat zij zeker komen zouden, vannacht werd plotseling een compagnie van de hier gelegerde troepen geconsigneerd en naar Nispen, eenige meters van de grens gedirigeerd. Er liep een gerucht dat de op den dag verwachte massa reeds tot Esschen genaderd was. Alle voorbereidingen waren getroffen; op het stationsplein staan twintig keukenwagons met een hoeveelheid brood,- boter en koffie, berekend voor minstens drieduizend personen, en aan het station staan treinen gereed om onmiddellijk vierduizend gasten uit het bezette gebied te brengen, want de menschen mogen hier, op uitdrukkelijken last van de militaire overheid niet blijven. Het alarm van dezen nacht werd echter door niets gerechtvaardigd. Zij zijn niet gekomen en uit informaties heden te Esschen genomen, bleek dat ze ook in de omgeving van die plaatsen nog niet waren gezien. Belgen brachten in den loop van den namiddag de tijding, dat te Brussel door den staf van den Generaal-Gouverneur huisvesting in gereedheid werd gebracht voor minstens honderdduizend uitgewekenen en iets later kwam hier bij den stationschef een officieele mededeeling van den Duitschen commandant te Esschen, meldende .dat 't generaal-gouvernement te Brussel hem order gaf te berichten, dat de vluchtelingen niet zouden komen. Optimisten legden dit zich als een loopend vuurtje verspreidende bericht uit als zeer gunstig teeken voor den aanstaande vrede. Het is inderdaad mogelijk, dat de bezettende macht te Brussel, na ontvangst van berichten uit Berlijn heeft gelast, dat de exodus niet verder moest worden voortgezet. Inmiddels komen uit België berichten, die er op wijzen, dat de Duitsche legerautoriteiten zich daar thans niet bepaaldelijk beschouwen als in Abrahams schoot [noot]. De algemeene indruk is, dat zij zich voor bet vertrek gereed maken. In Esschen wordt al het koper, zink en marmer ingepakt en naar Duitschland gezonden. Verschillende stationsloodsen worden als 't ware ontkleed er is een groot aantal ledige goederenwagons en er zijn meer locomotieven dan er de laatste jaren waren bijeengebracht. Menschen die 't zouden kunnen weten, zeggen dat die voorbereidingen [en] maatregelen niet met het oog op de vluchtelingen uit Noord-Frankrijk en België zijn genomen. De autoriteiten te Roosendaal weten niet of er de volgende dagen vluchtelingen zullen komen. Nu zoo juist tot hier de tijding doordrong, dat het Duitsche antwoord op de voorwaarden van Wilson niet ongunstig is, wordt betwijfeld of ze nog wel zullen komen. Noot: In Abrahams schoot = rustige, veilige plaats (Lucas 16:22) waarop ook wordt geduid in de hymne In Paradisum, aan het eind van een uitvaartmis na de absoute. De levensmiddelenvoorziening Men meldt uit ’s-Hertogenbosch, d.d. 12 dezer aan de Msb. [Maasbode] Om te kunnen voorzien in de eerste behoeften der verwachte vluchtelingen werken hier de meelfabrieken dag en nacht met volle kracht. TC 15.10.1918 AAN ONZE ZUIDGRENS Groot ‘sfeerartikel’ vanwege de hoop op nakende vrede. Een fragment: Vluchtelingen – Het toestroomen hield aan, steeds aan; ’t zijn werklieden uit Laon, Lille, Tourcoing, Roubaix, Mouscron waaronder veel jong volk en een belangrijk contingent mijnwerkers. 4
TC 15.10.1918 GRENSINDRUKKEN Een Msb. Redacteur schrijft uit Baarle-Nassau, d.d. 13 Oct. 1918. Ook hier waren de geruchten doorgedrongen, dat een groote uittocht van Fransche en Belgische vluchtelingen naar Nederlandsch gebied te wachten was. Door de militairen waren de noodige voorzorgsmaatregelen genomen. De groote douane-loods was in gereedheid gebracht om minstens een duizendtal dezer slachtoffers van den oorlog te bergen. Bovendien waren de scholen en nog enkele gebouwtjes in heb dorp schoongemaakt om onmiddellijk van dienst te kunnen zijn. Niet controleerbare berichten zeiden dat zich op den straatweg naar Turnhout duizenden vluchtelingen bevonden, die ieder uur de grenzen konden passeeren. Erg betrouwbaar bleken deze niet te zijn, althans het grensstation bleef den geheelen dag eenzaam en verlaten, alleen de gang der militairen brak af en toe den doodsche stilte. Personen, die gisteren uit België waren gekomen, deelden mede dat de Duitschers spoed maakten met het ontruimen van het bezette gebied. De eenige jaren geleden aangelegde spoorwegen worden met een buitengewone snelheid opgebroken en het materiaal naar Duitschland vervoerd. Het vee, dat aan de grenzen graast, slinkt met den dag in aantal. Men zegt, dat dit denzelfden weg opgaat en de boeren daarmede financieel niet achteruitgaan. Het antwoord van Duitschland, dat hier eerst Zondagmorgen bekend werd, maakte op de bewoners van het grensdorp voor een deel uit Belgen bedstaande, diepen indruk en lokte groote vreugde uit. Men sprak al van terugkeeren naar geboorteplaatsen, alsof het nog slechts een kwestie van enkele dagen gold en menig Belg brandt opnieuw van verlangen, den vaderlandschen bodem weder te betreden. De mededeeling in de kranten, dat de vluchtelingen vermoedelijk in België zullen blijven, werd met onverdeelde instemming vernomen. Hoewel aan levensmiddelen geen bepaald gebrek is, zou een 500-tal personen meer, daarin een zeer ongunstige kentering komen brengen. Het Centrum 15.10.1918 VAN DE BELGISCHE GRENS (Van onzen eigen redacteur) Roosendaal, 13 Oct. 1918. Wij hebben ons naar de Belgische grens begeven, teneinde aldaar een en ander te vernemen omtrent de pl.m. 200.000 Fransche vluchtelingen, die tusshen Brussel en Antwerpen zijn bijeengebracht, om, bij eventueelen verderen terugtocht der Duitsche legers, naar Nederland te worden getransporteerd. De geruchten over dezen exodus loopen zeer uiteen. Sommigen beweren, dat ze, nu de Duitschers Wilson's voorstellen tot ontruiming der bezette gebieden hebben aangenomen, niet zal doorgaan en dat de ongelukkige Fransche bannelingen, die het brandende Noord-Frankrijk moesten verlaten; reeds zoo goed en kwaad als het ging, in de omgeving van Brussel, Antwerpen en Mechelen zijn onderdak gebracht. Anderen houden vol, dat de stakkers toch zullen komen, en voeren als motief voor deze bewering aan, dat Brussel en Antwerpen tot étappe-gebied zijn verklaard, waaruit vanzelfsprekend zou volgen, dat geen burgerbevolking daar tengevolge van oorlogsnoodzaak, mag blijven. Officieele lichamen, bij wie we aanklopten, konden ons, hoe graag zij het ook zouden gewild hebben, geen nadere informaties verschaffen. Wat er van zij, in Roosendaal en omgeving heeft men reeds uitgebreide maatregelen getroffen, om klaar te zijn voor alle gebeurtenissen. Wij wandelden heden eens tot bij de grens en konden daar constateeren, dat de Duitschers een koortsige onrust aan den dag leggen. Aan het station Esschen braken zij verschillende solied gebouwde blokhuizen af, die ingepakt, naar onbekende bestemmingen werden verzonden. IJzer, koper, lood. zink, marmer, hout enz., alles wordt met minutieuse zorg weggenomen en verwijderd. Ook de quarantainestallen moesten het ontgelden. Het station-emplacement staat geëncombreerd [versperd] met leege goederenwagens en locomotieven. Alles is daar klaar om op het eerste sein weg te stoomen en onderweg nieuwe vrachten in te laden. Een half gebrekkig Duitsch soldaat, die we een vraag toeriepen, blikte ons aan met een half bange, half blijde uitdrukking in zijn kleine grijze oogen. (…) Bij het woord „vrede" schrok hij, scheen het nog nlet te gelooven en toen we hem verzekerden, dat Duitschland Wilson's eischen had aangenomen, en er nu spoedig vrede moest komen - achteraf dachten we na, of hij wel iets van die voorwaarden afwist - trok bij een portret onder zijn tuniek uit, kuste het en zei, ontroerd: „Ich wende denn wirklich mein Weib und Kinder sehen?" (…). Hulst, 14 October 1918 [sterk bekort] Zooals we gister bereids seinden, gaat de vluchtelingen-exode van Fransche en Belgische burgers naar Nederland - alle mogelijkheden voorbehouden - niet door. De Duitsche commandant gaf daarvan, op last van het Generaal gouvernement te Brussel, telegrafisch kennis aan den stationschef te Roosendaal. (…) In de haven van Hansweert heerschte een ongewone drukte wegens het vertrekken naar België van enkele Relief-schepen. Behouden en wel te Hulst aangekomen en ons aanstonds te voet naar Clinge begeven, waar een ongekende drukte heerschte. Het was als een onafgebroken "bedevaart-gang naar “den draad” en 5
de gekste verhalen deden de ronde. Een Duitscher zou met den aanstaanden vrede zóó in zijn nopjes zijn geweest, dat hij In zijn overgroote vreugde per abuis tegen den electrischen draad aangeloopen was en doodgebliksemd werd. (….) Verder is aan de bewoners der bezette grensgemeenten grootere vrijheid van beweging gegeven. Moesten zij vroeger tot plm. 1 kilometer van den draad blijven, nu zagen we menschen, die zich op een 200 à 300 moters van Hollandsch gebied bevonden. Léon Willems, “De vergeten oorlog: Over mobilisanten en vluchtelingen in Houthem”, in 't Sjtegelke (2003) nr 19, p. 7-19. Fragmentje: Sinds het voorjaar 1915 werd het voor Belgen moeilijk om Nederland te bereiken. De Duitsers hadden namelijk over een lengte van maar liefst 200 kilometer langs de grenslijn een stroomdraad gespannen. Op de draad stond een spanning van 50.000 volt, voldoende om een mens te doden. De draad liep door dorpen en bossen, dwars door boomgaarden, over weilanden, landerijen en beken. Zelfs laag over de brede Maas werd de draad gespannen. Bijna dagelijks verongelukten mensen, die illegaal de grens wilden oversteken. Onder de slachtoffers bevonden zich burgervluchtelingen, ontsnapte krijgsgevangenen en veel smokkelaars. Hoeveel slachtoffers de draad daadwerkelijk gemaakt heeft, is onbekend. Er werden overigens allerlei trucjes bedacht om toch door te komen. Zo werden houten schuiframen gebruikt, die men onder de draad kon duwen waarna men ongehinderd erdoor kon kruipen. Ook met lege tonnen en ladders werd gepoogd aan de andere kant van de grens te komen. Wie echter werd betrapt, kon op de doodstraf rekenen. Voor de Nederlanders was de dodelijke draad tot een attractie verworden. Dagjesmensen gingen een kijkje nemen en hoorden van de wachtposten de meest gruwelijke verhalen. Duitse bewakers aan de andere kant kregen zelfs Nederlandse versnaperingen toegeworpen. Ramptoerisme bestond toen dus ook al. De Duitsers vertrouwden nog steeds op de eindzege. Eer de Amerikanen zich voldoende bewapend hadden, zou de oorlog beslecht zijn, meenden zij. Het kwam in 1918 tot een bloedige strijd, waarbij de Duitsers met name in Frankrijk verder werden teruggedrongen. De strijd in oktober 1918 wordt door Fransen aangeduid als de hel van het noorden. Canadese soldaten lopen door het geruïneerde Valenciennes, vlak nadat de Duitsers zijn teruggetrokken. De Franse inwoners worden geëvacueerd door de Duitsers, soms om humanitaire redenen, soms om militaire redenen. Duitse militairen hielpen de vluchtelingen op weg, maar als ze eenmaal ver genoeg van hun stad verwijderd waren, werden ze aan hun lot overgelaten. In eerste instantie streken de Fransen neer in België. Zo werd de bevolking van Douai van 2 tot 4 september 1918 geëvacueerd naar Mons bij Brussel. Daar vonden 5000 vluchtelingen onderdak. De vlucht werd voor een groot deel te voet ondernomen, 20 kilometer per dag kon men afleggen. Na vier jaren van oorlog, schaarste, ellende en ziekte waren de Fransen vaak uitgeput en verzwakt. Velen kregen te kampen met besmettelijke ziekten, waaronder de Spaanse griep. In Nederland zag men de stroom vluchtelingen met angst en beven tegemoet. Ook in België ontstond onrust door de naderende gevechten. Rond 20 oktober is het zover: de eerste Franse vluchtelingen, afkomstig uit Douai, strijken neer bij Ittervoort. Noot: zie hierna, p. 18: eerste vluchtelingen 21 oktober; wellicht eerste registratie? RN 18.10.1918 [bekort] Vluchtelingen uit het oorlogsgebied Het Duitsche Wolff-bureau [Berlijn] weet te verhalen (…) Noot: sterk gekleurd, pro-Duits verhaal. … dat het broodrantsoen voor de vluchtelingen van 200 gram per hoofd te weinig is, vooral voor de kinderen en dat de jeugd daarbij verkommert. De vluchtelingen uit het bezette gebied worden door hun eigen landgenooten gescholden voor „Boches du Nord" [Moffen] en eenigen hunner hebben verklaard, dat zij het bij de Duitschers beter hadden dan bij de Franschen. De censuur heelt artikelen toegelaten, waarin gezegd werd, dat Fransche burgemeesters de vluchtelingen als landloopers en als arbeidsschuwen hebben behandeld. Ook in aanschrijvingen van het ministerie van oorlog worden zij op één lijn gesteld met gespuis. Artsen hebben geweigerd, vluchtelingen te behandelen. (…) De vluchtelingen betreuren het, dat zij niet meer door' de Duitsche dokters kunnen behandeld worden. In allerlei geschriften hebben de vluchtelingen over hun ellende geklaagd. leder, die uit bezet gebied komt, wordt verdacht en als gevangene behandeld. Men heeft zelfs concentratiekampen ingericht voor vluchtelingen, alsof zij vijandelijke buitenlanders waren en wanneer zij deze verlaten, dan verliezen zij elke aanspraak op ondersteuning. Telegrammen uit Berlijn berichten over de maatregelen, die de Duitschers nemen om de burgerlijke bevolking uit het oorlogsgebied in veiligheid te brengen. Dat stelt de militaire overheid voor moeilijke vraagstukken, want het aantal vluchtende bewoners van het dichtbevolkte België is belangrijk, vooral door het nieuwe offensief der Entente in Vlaanderen. De steden Thorhout, Thielt en Kortrijk, benevens in Frankrijk Rijssel en Roubaix, die onder het bereik van het verdragend geschut liggen, werden ontruimd, maar ook veel verder af gelegen plaatsen werden door de bewoners verlaten, die lange afstanden aflegden over de doorweekte wegen. De Duitsche legeraanvoering heeft in begin September reeds Kamerijk en Douai door de bevolking doen ontruimen, waartoe ordelijke maatregelen zijn genomen, in overleg met de burgermeesters. De men6
schen worden eenige dagen te voren gewaarschuwd, opdat zij zoovee! mogelijk van hun eigendom zonden kunnen meenemen, naar verzamelplaatsen gebracht en van daar met wagens, paarden en spoorwegmateriaal, door de militaire overheid verstrekt, naar verderaf gelegen plaatsen gezonden, waar vooraf kwartieren voor hen in orde waren gebracht. Grijsaards, zieken en kinderen werden over de waterwegen vervoerd. Zoo heeft men uit Douai er 500 in veiligheid gebracht. TC 23.10.1918 Aan onze Zuidgrens VLUCHTELINGEN UIT NOORD-FRANKRIJK EN BELGIE Men meldt uit Weert aan de N.R.C.: Zijn wij verhard door de oorlogsellende? Zien wij de geldige wereldgebeurtenissen alleen nog maar in massa? - Wat kan het anders wezen, dat de intocht van de duizenden, die daar uit den hellebrand van vier jaren oorlog weggedreven zijn, en die zoo lang in horden, meestal te voet, de honderden kilometers uit NoordFrankrijk afgezwoegd hebben naar ons land, toch geen schrijnenden indruk maakt? Je ziet het hoe zij langs trekken in een triesten stoet van Brabantsche wagentjes door den zonnigen najaarsdag, hoe de trams volgeladen steeds nog meer aanvoeren, - en je bent blij, dat de menschen nu eindelijk in vrede uit mogen rusten. Want wat treft is de vermoeidheid, vooral van die oude mannen en vrouwen van de doodsbleeke, verzwakte en zieke kinderen, die maar wezenloos neerliggen en tusschen de pakken inhangen op de aardskarren - van die oude vrouwen en mannen in rouw over hun gesneuvelde zonen, de gezichten doorgroefd, waar alle leven in schijnt verstard door het noodlot. Een goed bed, zorgzame omgeving - wat een zegen als zij eindelijk allemaal onder de dekens zullen liggen. Die kleine kleuters ook, de blozende robbedoezen, die zoo dapper meegestapt hebben, voor wie het alles nieuw was, een wonderlijk avontuur in de buitenlucht, en wien de rozen van gezondheid op de wangen bloeien. Wat weren die aardige Fransche jongens zich dapper, wat hebben zij er bij moeders den moed ingehouden - wat grappig parmantig hielpen zij de soldaten bij het inladen van de bagage aan de grens. Moeders met kinderen van twee, drie jaar, een coquet bont-geborduurd mutsje op de donkere lokken, zooveel honderden kilometers ver weg gekomen, deels trippende, deels in den kinderwagen, dien zij voortduwde. En de moeders met zuigelingen, zieke zuigelingen door voedingsstoornissen, zuigelingen, die in haar armen gestorven zijn op den eindeloos langen weg van elken morgen weer verder gedreven door het Duitsche militaire geleide. Als je hen aanspreekt, zijn zij zeer mededeelzaam, in hun gracieuse, vloeiende Fransch. Zij glunderen heelemaal op, wanneer zij hun eigen taal hooren spreken. En jonge meisjes, jonge vrouwen, zij spreken reeds de taal van de oogen met onze hupsche, hulpvaardige soldaten, al maakt de veldgrauwe uniform hen eerst ongerust. Er zijn er, die vragen mij angstig: „Zijn wij dan in Oostenrijk aangekomen?" Anderen zien hen voor Duitsche soldaten aan maar de eenvoud van manieren, de goedmoedigheid overtuigt hen weldra van het verschil en dan zijn ze blij in Holland te wezen. Dan vragen ze enkel nog maar bezorgd: „Gaan we nog verder, of krijgen we nu eindelijk rust?" Onderweg is de verzorging niet slecht geweest, al leefden ze meestal op oorlogsbrood met een enkele maal wat soep. Honger hebben ze niet geleden. Sommige trajecten hebben ze in treinen van veewagens afgelegd waarin ze wel eens 24 uur hebben vertoefd zonder drinken. Overdag, blijft het trekken zonder pardon, ook al regent het, in hun versjofelde plunje, de schoenen verteren op den modderweg, tot ze dan weer aankwamen in een volgende plaats, waar ze sliepen op stroo in ontredderde stallen en schuren, in spoor- en tramwagens. Maar sommigen hadden meer paar schoenen, schoon linnengoed meegevoerd, en enkele vrouwen hadden in haar uiterlijk nog wel iets van de Fransche élégance overgehouden, al was haar groote klacht, dat ze vervuild waren, en als bewijs lieten ze beschaamd haar handjes zien, ruw geworden en zwart tot in de poriën. Dat er verscheidenen zich niet rein hebben kunnen houden ook van ongedierte, dat er lijders onder zijn aan schurft, spreekt van zelf na zoo'n vagabondage. Maar wat een veerkracht is er in dit Fransche ras, wat hebben velen lichamelijk weinig geleden; wat zijn de meesten opgewekt gebleven, deze uitgedrevenen uit huizen, - uit hun omgeving, die hun bestaan, hun bezit hebben moeten achterlaten en nu als nomaden zoo ver den vreemde ingezworven zijn, uit oorlogsnood! Ze vertellen, dat de Duitschers, zoodra ze hun woningen hadden verlaten, op straffe van gefusilleerd te worden, er alles uit weggehaald hebben, wat maar waarde had. Een 84-jarige kloeke grijsaard uit Visé zei mij, dat hij den dag van zijn wegvoering teruggekeerd was om nog wat papieren te halen, maar geen stuk was er meer over in zijn huis, en tevoren hadden ze steeds lange treinen voorbij zien trekken van rijtuigen, equipages, automobielen, van vrachtwagens hoog opgestapeld met wat er in groote steden was geplunderd. Sommigen vertelden mij, hoe hier of daar enigen een paar dagen met griep of andere ziekten waren achtergebleven en dan met koorts weer verder moesten. Want loopen moesten ze eindeloos verder. Zeker een dertig waren er onderweg gestorven, gisteren nog een meisje van 15 jaar, en opgetogen, komt een pienter vrouwtje door haar klagen heen vertellen, hoe ze in Tienen, waar ze twee nachten mochten slapen, warm eten kregen! Ze was maar alléén - lichtte ze toe - haar man was in '14 door de Duitschers doodgeschoten, haar 3 zoons waren in den oorlog. Over den terreur [van] hun vijanden, vooral in het eerste oorlogsjaar doen zij nog de schrikwekkendste verhalen, blij dat ze eindelijk eens hun hart kunnen luchten, maar nu zijn ze wel wat goedmoediger - „Al blijven het boches [Moffen], al kunnen we onzen haat nooit bezweren!" 7
In Valenciennes hadden ze niet durven rusten in de kelders, waar ze op de munitie zouden slapen, terwijl juist een vliegeskader van de geallieerden de stad met bommen bestrooide. Eenige vluchtelingen zijn er dan ook door getroffen, een paar door gedood. Terwijl ik dit zit te schrijven in een ook al wat ontredderd koffiehuis, van het geheel uit zijn doen gehaalde stadje Weert, dragen soldaten baren voorbij, strompelen er langs op krukken. Bleek van ontzetting zien de goede menschen het aan. Telkens komen er weer om chocolade te koopen, om manden vruchten aan te dragen voor de rampzalige slachtoffers. Fransche kindertjes loopen er tusschendoor met poppen en ander speelgoed, dat moeder in allerhaast heeft gered en medegezeuld in een zak op den rug. Anderen hebben zelf aardappelen meegenomen van hun wintervoorraad. Ik zag een oude vrouw met twee hondjes op haar schoot, montere jongens wuifden uitgelaten de Hollanders toe. Aan de grens te Stramprooi is hun warme melk geschonken; met Reliefbrood kwamen ze ons land binnen en vriendelijk was hun hartelijk welkom in het vrije Nederland. Nu is het negen uur. Nog een dertig wagens vol bagage en met menschen erop staan er langs den donkeren weg te wachten. Nu en dan wordt er een zieke afgehaald en per brancard weggedragen. Langs het bureau voor het medisch onderzoek, langs het tramstation, in het licht der fakkels blijven de dijken van meegevoerde goederen opgestapeld; wat hebben ze al niet meegebracht? Zooeven zag ik een kist met een konijn en zijn jongen. De heeren, die de binnenkomenden registreeren, hebben hun tafels buiten gezet. Het gaat langzaam, langzaam. En honderden wachten, kinderen zijn in slaap gevallen, ouden zakken steeds vermoeider voorover, dekens om de schouders heen. Op zoo’n lawine bagage is ook niet gerekend. De trein, die er duizenden af zou voeren, reed vandaag nog weer niet. Wachten. Er zijn in ‘t stadje Weert nog 200 slaapplaatsen beschikbaar, waar zullen de overige den nacht door moeten brengen? En intusschen scheppen korporaals maar eindeloos warme koffie uit de enorme ketels, gaan de kommen rond door de gretige handen. De directeur van de tram zegt mij: morgen vroeg komen er weer duizend over. Maar langs alle wegen trekken er nog vele duizenden op onze grens af en het vervoer van de bagage, die het volume van heele verhuisboedels aanneemt, gaat traag op de karren naar de asyls. De menschen willen hun boeltje niet in den steek laten, hier is het net als elders op hun ellendige tocht, wachten uren lang in de buitenlucht, wachten, 's Avonds half 12. Hoe later het wordt op den avond, met te meer lust en schik pakten de soldaten aan. Zij versjouwden de bagage en laadden die in de karren met de vaardigheid van vak-verhuizers en een onverstoorbaar goed humeur. Maar de leiding van hun commandant was er dan ook wel naar om hun lust in den zwaren arbeid te geven. En om 11 uur was dan eindelijk toch alles op de wagens. Tot de allerlaatste wachtenden behoorden een jonge vrouw met haar kindje van 3 weken, die samen, den dag na de bevalling […] hun woonplaats waren uitgedreven. Beiden waren vermoeid maar kerngezond. 's Menschen uithoudingsvermogen is wel wonderbaarlijk. Zes uren lang had dit moedertje nu weer aan het tramstation zitten wachten, tot zij en haar bezittingen aan de beurt kwamen, om naar de slaapplaats te worden gereden. Men verzekerde mij, dat alle ruim 1000 vluchtelingen, die vandaag in dit kleine stadje aangekomen zijn, om 12 uur vannacht toch nog te bed zullen liggen. Met dit al schijnt het wenschelijk, het aantal officieren van gezondheid, dat heden uit een tweetal bestond, om al deze menschen te keuren, zoo spoedig mogelijk aan te vullen. Dit zal veel oponthoud en veel ontbering voorkomen. Gisteravond is er nog een groot schip met Fransche vluchtelingen uit de Belgische kampen in de ZuidWillemsvaart aangekomen. Ter voorziening als eerste behoeften der vluchtelingen zijn te Eindhoven 100 koeien aangekomen en worden er nog 100 stuks verwacht. Bovendien is 6000 kg. bevroren kalfsvleesch gezonden. Aan de grens bij Ittervoort zijn gisteren weer 175 karren met vluchtelingen aangekomen, van wie de eerste honderden te Beegden werden ondergebracht. Te 4 uur liep te Roermond een tweede extra-tram met ruim 250 uitgewekenen binnen, naar het zich liet aanzien hadden de paar dagen rust hen weer vrij goed hersteld. De zieken waren in Thorn achtergebleven. Ook thans weer waren eenige goederenwagens beladen met veelsoortige bagage. Men meldt ons, dat gisteren ook te Roosendaal een groot aantal vluchtelingen is aangekomen. TC 23.10.1918 [zie ook TC 29.10.1918 herroeping] VLUCHTELINGEN WEERT, 23 Oct. Gisteren zijn hier 1610 vluchtelingen aangekomen. Hedenmorgen arriveerden er wederom 450. Te Eede [Zeeuws-Vlaanderen] zijn 50 Duitsche deserteurs over de grens gekomen. RUNDVLEESCH Bij vrijwillige vordering zijn gisteren te Elst (Bet.) aan het rijks-veekantoor 262 stuks vee van beste kwaliteit geleverd. Hiervan zijn 140 stuks verzonden naar Tilburg, voor de Fransche en Belgische vluchtelingen
8
TC 25.10.1918
Aan en over onze Zuidgrens WAT DE VLUGHTELINGEN VERTELLEN - DE BRAND VAK DOUAI - HOE DE DUITSCHERS DAAR HUIS HIELDEN Een Msb. redacteur schrijft uit Weert d.d. 23 October. Heden zijn wij naar Weert getrokken waar de vluchtelingen passeeren die Nederland bij Stramproy binnenkomen. We bezochten de geëvacueerden, die in de St. Jozefskapel aan den Wal en in het patronaat zijn ondergebracht. De aanblik is hier veel tragischer en de toestand veel meer beklagenswaardig dan bij de uitgewekenen, die ik in Ittervoort en Thorn gisteren heb gezien. Daar trof ik o.a. een honderdtal in de Harmonie, die algemeen in goede stemming het ontbijt gebruikten. Ze smeerden hun boterhammen nog eens malsch overheen van de boter, die ze in jampotten zelf hadden medegevoerd. Ze praatten vroolijk aan de lange tafels en gekten wat met de Hollandsche soldaten, die koffie schonken wel een uur lang. Maar in Weert was de toestand aangrijpend, omdat hier meestal mannen, en vrouwen en kleine kinderen bijeen gehurkt zitten op stroo op den vloer of trachten te slapen na de laatste vermoeienissen. Talrijke dames en heeren uit Weert met de Roode Kruisband om den arm deelen warme soep met vleesch uit en verleenen op allerhande wijze hulp. Daar staat in den tuin van het patronaat in een hoek een man van goed 50 jaar te smullen van een bordje soep. Hij vertelt, dat hij uit Sautières komt, een plaatsje van 1400 inwoners tusschen Kamerijk [Cambrai] en Solesmes. Heel de bevolking van het dorp is meegevlucht. Een groot aantal vluchtelingen, waar deze man mee vertrok, is van Bergen [Mons] naar Brussel per trein vervoerd en vandaar verder te voet getrokken, maar de Duitschers hadden geen treinmateriaal om heel de massa op deze snelle manier te vervoeren. De man liet zich het stukje vleesch uit de soep best smaken en was goed te spreken over de soep. Wat wonder, want hij verklaarde in vier jaar geen vleesch te hebben geproefd. Er was genoeg te krijgen in de streek maar de Duitschers hebben de koeien en de varkens gerequireerd voor hun troepen. Het bleek ons voorts, dat de gezondheidstoestand der vluchtelingen lang niet overal hetzelfde was. De mededeelingen van de menschen in Thorn wekten niet zoo’n droevigen indruk, doch mijn zegsman en verschillende andere mannen en vrouwen verklaren, dat de ellende bij hun troepen groot was. Van de 1100 menschen uit Sautières waren er onderweg 20 gestorven, meest vrouwen. De anderen spreken van „beaucoup de mortes" [veel doden]. Mannen en vrouwen bezweken op den langen vermoeienden tocht, kleine kinderen stierven in de armen van hun moeder en lang niet altijd was er gelegenheid om de dooden te begraven op de kerkhoven in de steden en dorpen, die men passeerde. Een huisgezin moest de lijken van dochters van 22 en 24 jaar achterlaten in een woud bij Wavre en meerdere dooden moesten op die manier aan den schoot der aarde worden toevertrouwd. Na elken dagmarsch bemerkte men met ontzetting dat er nieuwe slachtoffers gevallen waren en met de hoop bij het naderen van den gastvrijen grond steeg ook de smart om de nieuwe dooden, die men verloor. En nog begrijpt men niet hoe de oude menschen van in de 70, die hier rustig nu slapen na hun verkwikkend middagmaal in zoo betrekkelijk goeden toestand Holland hebben bereikt. Wat een angst hebben ze uitgestaan in de verschrikkelijk gebombardeerde steden en dorpen, wat ontbering en vermoeienis geleden op hun weg. Hadden de Belgische burgers in de steden en dorpen hun lijden dan ook niet verzoet door een goede ontvangst de toestand der menschen was absoluut onhoudbaar geweest. Ze spreken dan ook allen met lof over “les bons Belges" [de goede Belgen] die hen zoo zorgvol onthaalden. In de kapel treffen we talrijke menschen uit het veelbesproken Douai. Het eerst komt het gesprek natuurlijk op een brand, die de stad verwoestte en die reeds zooveel heeft weggevaagd. Het is een verschrikkelijk gebeuren zoo’n brandende stad; een bejaarde vrouw geeft er nog een levendige beschrijving van. Veel verschrikking en ellende van de oorlog heeft ze al gezien, maar die langdurige vlammenpoel was afgrijselijk. Hoog stegen de felle vlammen op en met telkens donderend geraas stortten de huizen in. Het was een helsch vuurwerk, verklaarde ze. De granaten der Engelschen ploften zonder ophouden neer en een vijftigtal Amerikaansche vliegers bestookten de arme stad met bommen uit de lucht. Waar een bom viel, was even later een huis verwoest. Op één plaats verzekert men, werden door een bom 50 menschen gedood. De levendigste vertelling' is echter niet in staat om den toestand van zulke ogenblikken van rampspoed naar juistheid te schetsen, en wij, die hier in Nederland toch ook iets van zulke verschrikking hebben mee gemaakt in Zierikzee en Sluis kunnen ons zoo'n gebeurtenis werkelijk voor oogen stellen. In den nacht hield het bombardement aan, ook van uit de lucht. Wat zal er gebleven zijn van die Fransche stad, die als zoovele steden een prooi van den oorlog werd. Men meldt uit Roermond: Nog 2 gevallen ter illustratie van de gruwzame ellende der vlucht. Te Stamprooi kwam een moeder over de grens met in haar armen het lijkje van haar kind van 6 maanden, dat reeds 4 dagen geleden was gestorven. Zij had het niet willen begraven op vijandig gebied. Een oud vrouwtje uit de buurt van Kamerijk [Cambrai], dat gistermorgen eindelijk na drie weken zwoegens in ons land was aangekomen, reed van Ittervoort, gezeten op een stoel, die op een kar was geplaatst, naar Thorn. Bij een schok van deze wagen kantelde de stoel en het stumperdje viel met haar hoofd op den straatweg, - werd stervende opgenomen.
9
Naar het U. Dbld. [Utrechts Dagblad] meldt, wordt het plan overwogen, om de vluchtelingen uit NoordFrankrijk niet verder te evacueeren Holland in, aangezien de mogelijkheid, zelfs de waarschijnlijkheid bestaat, dat ze wederom naar Frankrijk zullen teruggaan, naar men zegt langs de zeeroute via Vlissingen. De draadversperring is langs heel de grens van Limburg tot Borkelschaft [Borkel en Schaft, onder Valkenswaard] nog intact, met een poortopening nabij het Kempensch Kanaal om vluchtelingen door te laten. Dezen worden ieder oogenblik daar verwacht. De Fransche vluchtelingen, in hoofdzaak afkomstig uit Tourcoing, Douai en Roubaix, worden op het oogenblik gesignaleerd in Aerschot [ten oosten van Mechelen]. Maandag 28 dezer vertrekken zij in drie lichtingen via Strybeek, Poppel en Arendonck naar Nederland. De reis gaat te voet en zal twee à drie dagen duren. Een bijzonder Hbld. verslaggever meldt uit Weert d.d.24 Oct. (…) man over de grens gebracht, geboortejaar 1813 [dus ca. 105 jaar oud] (…) nog onderweg oud-pastoor van 107 jaar uit dorpje Roches (dep. du Nord). TC 26.10.1918 VLUCHTELINGEN UIT NOORDFRANKRIJK EN BELGIE Uit Aardenburg wordt aan de Nieuwe Crt. gemeld: De Fransche gezant heeft bij de Nederlansche regeering geïnformeerd, of de terugkeer der Fransche vluchtelingen over Sluis en bevrijd België naar Frankrijk niet mogelijk zou zijn. Een onderzoek bracht aan het licht, dat de reis door bevrijd België voorloopig nog zeer bezwaarlijk zal zijn. Alle bruggen zijn opgeblazen, spoor- en trammaterieel is weggevoerd. Overwogen wordt den terugkeer per schip te doen plaats hebben. RN 29.10.1918 [fragmenten] De vluchtelingen Te Kampen zijn Vrijdagavond [dus 25 okt.] 236 Fransche vluchtelingen, meest uit Douai, aangekomen. Zes ouden of gebrekkigen moesten per brancard vervoerd worden. In de Buitensociëteit werden de gasten onthaald op dampende soep; de kleinen (er waren ook zuigelingen bij) op melk. Vrijdag zijn volgens offlcieele opgaaf over de grens bij Ittervoort gekomen 875 vluchtelingen, allen Franschen, te Stramprooi 1197, waarvan 1184 Franschen en 13 Belgen, te Meersen [Meerssen] 3094, allen Franschen. Het vroegere Belgische internerings kamp te Balk (Friesland) wordt in gereedheid gebracht voor de ontvangst van 1000 vluchtelingen uit Noord-Frankrijk. TC 29.10.1918 Aan en over onze Zuidgrens VLUCHTELINGEN UIT NOORDFRANKRIJK EN BELGIE Uit Maastricht wordt gemeld: Heden zijn hier weer 1200 vluchtelingen aangekomen, die bijna allen zijn ondergebracht te Heer. De zieken zijn vandaag in Maastricht gebleven, 8 zijn er opgenomen in de Roode Kruisinrichting in de Breestraat. Morgenavond zal het vroegere postkantoor als ziekenhuis zijn ingericht. In de fabriek de Bek te Limmel is thans ook vuur, zoodat de vluchtelingen het tenminste warm hebben. Bij het weggaan van den trein gisteren reikte een der vluchtelingen een Fransch briefje over, waarin aan de inwoners van Maastricht dank werd gebracht voor de vriendelijke ontvangst. Intusschen vragen sommigen, of ze hier nog gevangenen zijn, omdat ze evenals in België door soldaten bewaakt werden. De burgemeester zeide hun, dat dit een militaire noodzakelijkheid was, omdat men hier dicht bij de grens is. Morgen is er rust. Zaterdag [26 okt.] zijn over de grens gekomen vluchtelingen bij Maastricht 2x00 [niet goed leesbaar], allen Franschen, bij Ittervoort 534, allen Franschen; bij Stramproy 916, van wie 891 Franschen, 24 Belgen, 3 Italianen, 1 Rus; hij Reusel 201, van wie 197 Franschen en 4 Polen; gisteren bij Meerssen 74, allen Franschen; Gronsveld 2135, allen Franschen; Ittervoort 994, allen Franschen; Stramproy 870. van wie 843 Franschen, 22 Belgen, 5 Russen; Reusel 262, allen Franschen; Baarle Nassau 277, van wie 271 Franschen en 3 Belgen. Zondagavond [27 okt.] zijn te Kampen 600 vluchtelingen aangekomen, van wie er 100 bestemd waren voor IJsselmuiden. Het aantal vluchtelingen daar ter stede bedraagt thans tusschen de 700 en 800. Te Velp kwamen Zaterdagmiddag met een extra trein uit Weert ruim 8013 vluchtelingen aan, 300 meer dan bericht was. Het waren meest jonge mannen, die bij vergissing naar Holland waren doorgezonden, maar eigenlijk bestemd waren om naar Duitschland gedeporteerd te worden. Ze werden naar Arnhem teruggezonden om den nacht door te brengen en den volgenden dag overgebracht te worden naar plaatsen in de Betuwe, terwijl van de overige 500 200 waren ondergebracht in de houten barakken van de Duitschers die zij daarvoor welwillend hadden afgestaan. Van de Centrale Keuken werden allen van voedsel voorzien, 10
waarna er met extra-trams I00 werden gebracht naar de Steeg, 80 naar Dieren, 60 naar Ellecom en 40 naar. Laag-Soeren. Gisternamiddag ruim 3 uur zijn 600 vluchtelingen per spoor van Eindhoven naar Steenwijk vertrokken [dus maandag 28 okt.] Te Reusel zijn Zondag nog 262 Fransche vluchtelingen aangekomen. Gisteravond half-acht zijn te Eindhoven per tram van Reusel wederom 8170 Fransche vluchtelingen aangekomen, die daar bleven overnachtten. Te Breda zijn gisternamiddag tegen 1 uur weer 80 vluchtelingen aangekomen, allen uit Douai. Onder hen waren negen zieken, van wie drie zoo ernstig, dat zij onmiddellijk per ziekenauto naar het nood-hospitaal. te Ulvenhout, bij Breda, vervoerd moesten worden. Vannacht werden te Assen duizend vluchtelingen verwacht, die voorloopig in 5 scholen, de Buitensociëteit en de manege ondergebracht en spoedig over andere gemeenten zouden worden verdeeld. Te Ittervoort zijn Zondag 1100 vluchtelingen uit Kamerijk [Cambrai], Douai en omgeving overgekomen. Het gunstige weer bevorderde een regelmatigen doorvoer. Allen werden voorloopig weer ondergebracht te Heel en Horn. Een dezer uitgewekenen was in het bezit van 4000 franken aan baar goud. Vanwege de Duitsche militaire overheid was order gegeven, dat 18- tot 35-jangen de grens niet mochten passeeren. Desondanks wisten er een zestal, verborgen onder de op karren geladen bagage, over te komen. Minder gelukkig waren evenwel twee twintigjarige jongelingen, die de onhandigheid hadden begaan zich te verschuilen onder da bagage op een aan de Duitsche kommandantur te Valenciennes toebehoorend rijtuigje, dat natuurlijk aan de grens moest achterblijven. Toen dit wagentje, dat achter een ander voertuig was vastgehouden, werd losgemaakt, sloeg het om. De bagage rolde tegen dan grond en de twee verborgen Fransche dienstplichtigen kwamen te voorschijn. Ondanks het geweeklaag van een moeder en een zuster der jongelingen moesten dezen achterblijven. De karren, die nog op Belgisch gebied tot vertrek gereed stonden, werden na dit geval een voor een door Duitsche soldaten aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Een tweede minder aangenaam incident volgde weldra. Een Fransche jongeling, vallende in de termen der terughouding, wist tot aan de uitgang poort te komen en maakte van een daartoe gunstige gelegenheid gebruik om over te loopen. Doch nauwelijks den draad gepasseerd, werd hij door een Duitsch soldaat gegrepen, die hem met geweld weer binnen den draad trachtte terug te brengen. Er ontstond een worsteling, waarbij de Duitscher de overhand zou behouden hebben, indien hij niet door eenige aanwezige burgers zoodanig met stokken was bewerkt, dat hij zijn gevangene moest loslaten, die het uitschreeuwend van vreugde op een loopen zette naar Ittervoort. Aan het registratiekantoor te Ittervoort kwam een der karren met een Franschen jongeling, die zich op den bodem onder de bagage verscholen had en bij zijn bevrijding den verstikkingsdood nabij was. Er waren opvallend weinig zieken onder deze 1100 vluchtelingen. TC 29.10.1918 [zie ook TC 23.10.1918] GEEN VLUCHTELINGEN Naar wij vernemen, is voorlopig afgezien van het plan tot opneming van vluchtelingen hier ter stede [Tilburg]. Een groot aantal koebeesten welke reeds waren gereserveerd zijn weder ter beschikking gegeven. TC 29.10.1918 VLUCHTELINGEN WEERT 29 Oct. Te Weert had gisteren [28 okt.] een incident plaats dat gelukkig goed afliep. Vele wandelaars hadden zich naar de grens begeven ten einde de vluchtelingen te zien aankomen. Door het gedrang was de beschermingsdraad voor de electrische draden bezweken, met gevolg dat eenige jongens en een jonge dame bewusteloos werden. Gelukkig was slechts een zwakke stroom op den draad. Noot: zie hierboven, p.5: Léon Willems, De vergeten oorlog. Albert Metselaar, artikel in zijn eigen Internet Bibliotheek Hollandscheveld en Omstreken: www.members.home.nl/albertmetselaar/griep.htm DE SPAANSE GRIEP IN HOLLANDSCHEVELD EN OMSTREKEN [fragment] Zoals we nog zullen zien is de grote sterfte in het Hollandscheveld een dag later dan te Hoogeveen begonnen, zondag 10 november, in het gezin van een veldwachter. Iemand die uit hoofde van zijn werk regelmatig in Hoogeveen kwam. In dat zelfde Hoogeveen, waar de grote sterfte begon, kwam vrijwel gelijktijdig iets anders aan: de grote groep Franse vluchtelingen. Ten gevolge van het slotoffensief van de geallieerden, eind september tot en met begin november 1918, moesten grote groepen mensen uit hun woningen vertrekken en elders onder worden gebracht. In Hoogeveen werden refugiées, vluchtelingen, ondergebracht uit Douai, Cambrai en St.Quentin, plaatsen uit Noord-Frankrijk. Op 29 oktober 1918, ‘s morgens om 07.00 uur, arriveerde de eerste groep van 202 mensen in Hoogeveen. Velen van hen waren toen al drie weken onderweg, lopend van Noord-Frankrijk naar Maastricht en verder met de trein. Op 30 oktober arriveerde op het perron te Hoogeveen de volgende groep mensen, 121 personen groot. Dat viel flink mee, want men had er nog zo’n 700 verwacht die dag. Omdat er nog meer vluchtelingen werden verwacht, werden er op last van de burgemeester van Hoogeveen door J. Rahder en ds. Kooiman in snel tempo comité’s voor opvang samengesteld in Noordscheschut en Hollandscheveld. Er kwamen echter niet meer vluchtelingen, zodat de 11
beide dorpen/streken niet in actie hoefden te komen. In Hoogeveen was een eigen comité actief, dat in grote problemen kwam toen de Spaanse Griep aldaar was uitgebroken. Eind november waren er van de beschikbare comité-leden nog slechts enkele dames actief. De rest van de comité-leden was door de griep geveld. Opvallend was dat de Hoogeveense gemeenschap in alle sociale lagen door de griep getroffen werd, maar dat de Franse vluchtelingen niet ziek werden. Een mogelijke verklaring zou zijn, dat de Franse vluchtelingen in hun eigen land de Spaanse Griep al doorstaan hadden, waardoor ze anti-stoffen hadden opgebouwd. Maar wie anti-stoffen heeft opgebouwd kan nog wel drager zijn van een ziekte. Is de Spaanse Griep-golf in Hoogeveen en omstreken het gevolg geweest van de opvang van Franse vluchtelingen, uit eerder door de griep besmette gebieden? Dit is niet uit te sluiten, maar aan de andere kant doet het er eigenlijk weinig toe of er verband bestond tussen hun komst naar Hoogeveen (29 en 30 oktober) en het kort daarop (na de gebruikelijke incubatietijd en enkele dagen ziekte?) toeslaan van de grote sterfte. De Spaanse Griep was namelijk sowieso al onderweg naar Hoogeveen. In oktober 1918 werd Overijssel er door getroffen. Het was nog slechts een kwestie van tijd voor de Spaanse Griep Hoogeveen aan zou doen. Het redelijk gelijktijdig aankomen van Franse vluchtelingen en de ernstigste vorm van de Spaanse Griep kan dan ook net zo goed een samenloop van omstandigheden zijn geweest. Noot red: De incubatieperiode van influenza-A-virussen bij dieren varieert per dier van 4 tot 15 dagen, mogelijk zelfs tot 3 weken. Over de incubatietijd bij de mens is nog weinig bekend. Er wordt tot op heden vanuit gegaan dat de incubatietijd 3 tot 5 dagen is, met een maximum van 7 dagen. Spaansche griep Vriezenveen: www.oudvriezenveen.nl > Dorpsgeschiedenis > Spaanse griep Ten gevolge van het in erge mate heerschen der Spaansche griep heeft de Burgemeester verzocht naar deze gemeente geen Fransche vluchtelingen te zenden. TC 30.10.1918 Heden werd weer verteld, dat hier [Roosendaal] Fransche vluchtelingen zouden aankomen. Men noemde het cijfer twee duizend. In ieder geval heeft het Roode Kruis zijn maatregelen genomen en zijn materiaal naar de grensplaats Nispen overgebracht. VLUCHTELINGEN UIT NOORD-FRANKRIJK EN BELGIË De grens te Ittervoort biedt elken dag hetzelfde schouwspel; het aantal vluchtelingen dat er dagelijks overkomt, varieert tusschen 1100 en 450 en allen worden evenals in den beginne op boerenkarren geladen, in de omliggende dorpen een nacht ondergebracht om den volgenden dag naar Roermond te worden vervoerd, waar de arme zwervers blijven, tot zij met de treinen naar de hun aangewezen verblijfplaatsen in Utrecht of Gelderland vertrekken. Sedert het incident van Zondag met den Duitschen militair is de toegang voor het publiek naar de grensafsluiting streng verboden en is het onderzoek van de bagage op de karren door de Duitsche soldaten zeer verscherpt. Toch wisten gisteren weer twee dienstplichtige Franschen in een koffer over te komen. Hedennacht worden te Groningen 800 vluchtelingen verwacht. Reuter seint ons uit Londen, dat de Commission for Relief in Belgium een nieuwen oproep heeft gedaan op het publiek, naar aanleiding van de ellende van duizenden der vluchtelingen uit Noord-Frankrijk en België die de Nederlandsche grens bereiken. Koningin Alexandra heeft met een hartelijk woord van instemming voor dit doel vijftig pond gezonden. VLUCHTELINGEN UIT NOORDFRANKRIJK EN BELGIË Onmiddellijk na zijn terugkeer in Nederland heelt de Fransche gezant een onderhoud gehad met de Nederlandsche autoriteiten, met betrekking tot de Fransche, naar Nederland overgebrachte uitgewekenen en hun den levendigsten dank der Fransche regeering betuigd voor alle, op de best mogelijke wijze voor hun huisvesting in Nederland getroffen maatregelen. Harerzijds heeft de Fransche regeering de noodige maatregelen genomen om aanstonds de aan de uitgewekenen te verstrekken levensmiddelen te vervangen, opdat de voedingstoestand in Nederland op geen enkele wijze verergerd zou kunnen worden door de aanwezigheid der vreemde uitgewekenen, die overigens zoo spoedig doenlijk naar Frankrijk zullen teruggezonden worden. De Fransche gezant hoopt vandaag het kamp te Zeist te gaan bezoeken en is voornemens, zich achtereenvolgens naar alle streken van het land te begeven, waar de Fransche uitgewekenen zijn ondergebracht, ten einde zijnen landgenooten een persoonlijk bezoek te brengen. Men meldt ons uit Breda: Onafgebroken houdt de stroom van vluchtelingen aan, maar waarvoor gevreesd werd, n.l. dat zij bij groote getalen tegelijk Breda zouden binnen komen, is geen werkelijkheid geworden. Deze omstandigheid vergemakkelijkt het vluchtelingencomité, onvermoeid bijgestaan door het Roode Kruis, den arbeid zeer. Wanneer de regeling aldus blijft - en men meende ons te mogen verzekeren, dat dit inderdaad het geval zal wezen - zal er geen beslag gelegd behoeven te worden op de schouwburgzaal, de bios-
12
copen, de zalen van café's en dergelijke. Het getal uitgewekenen, dat geregeld hier vertoeft, overschrijdt de vijfhonderd nooit. Heden kwamen er 219 vluchtelingen aan, maar een bijna even groot aantal vertrok naar Geldermalsen. Het is schier alle uitgewekenen aan te zien, dat zij onderweg ontzettend geleden hebben; wat zij aan have en goed hebben kunnen redden beteekent bitter weinig. Bijna zonder uitzondering verkeeren zij in een zeer hulpbehoevenden toestand. Een oude man, dien wij aanspraken, vertelde ons onder voortdurend hoesten, dat hem plotseling door de Duitsche autoriteiten was aangezegd, op weg te gaan, niettegenstaande hij in een hospitaal verpleegd werd. Door andere lotgenoten werd hij op een wagen vervoerd, in weer en wind en dit had begrijpelijkerwijs zijn kwaal zeer verergerd. De meesten komen uit Douai en omgeving. Bij de laatste zending waren er geen ernstig zieken; slechte één kindje was ongesteld geworden door het reizen te voet. Een soldaat van het Roode Kruis droeg de zieke kleine op zijn armen weg, gevolgd door de moeder met het bedje en het ledikantje van kindje’s pop. Het valt wederom op, welke vreemdsoortige voorwerpen bij den overhaasten, gedwongen aftocht werden meegenomen. Honden en vogels in kooien behooren allerminst tot de zeldzaamheden. De vluchtelingen zijn zeer dankbaar voor hetgeen voor hen wordt gedaan. Heden, Woensdag [30 okt.], wordt een nieuwe zending hier verwacht, waaronder verscheidene zieken moeten zijn. Met Franschen en Belgen zijn ook heel wat Russen meegetrokken naar Nederland. TC 30.10.1918 WIE VOEDT DE VLUCHTELINGEN ? Het Hbld. [Handelsblad] heeft zich naar aanleiding van de vraag wie op het oogenbiik de ons land binnenstroomende Fransche en Belgische vluchtelingen voedt, tot de Reliefcommissie gewend. Daar deelde men mede dat dit nu nog geschiedt door het leger, zonder controle der Relief. Echter heeft de militaire overheid aan de Relief slechts op te geven wat ze ten behoeve der vluchtelingen heeft verbruikt en uit de in Rotterdam opgeslagen voorraden wordt het gebruikte dan gerestitueerd. Men verwacht dus vandaag of morgen het verzoek der Nederlandsche regeering, in die of die stelling zoveel te leveren ter vervanging van het aan vluchtelingen uitgereikte. Het betreft natuurlijk voornamelijk meel en vleesch. Voor dat laatste zal men waarschijnlijk vet in de plaats geven. De Relief toch beschikt slechts over gezouten vleesch. Een nieuwe kwestie, zoo vernam het Hbld. tegelijkertijd, die voor de Relief gerezen is, is die van de bevoorrading van het pas door de Duitschers ontruimde gebied. De passen voor de Reliefschepen toch houden de clausule in, dat het vervoerde ten goede moet komen aan de bewoners der bezette gebieden. De bewoners van het land achter het nieuwe front hebben echter evenzeer behoefte aan hulp. Men verwacht dat de Duitsche regeering echter weldra ook in een regeling van dit vraagstuk zal toestemmen. RN 31.10.1918 28 October [maandag] zijn over de grens gekomen te Maastricht 1200 vluchtelingen, allen Franschen; te Ittervoort 477, allen Franschen; te Stramproy 922 waarvan 894 Franschen, 27 Belgen, één Hollander; te Creusot 165, waarvan 162 Franschen. twee Belgen, één Italiaan: te Baarle Nassau 387, waarvan 383 Franschen, 4 Belgen; te Zundert 260 Belgen. TC 02.11.1918 [fragmenten] VLUCHTELINGEN UIT NOORD-FRANKRIJK EN BELGIE Noot: Berichten over bezoek van H. M. de Koningin aan Zeeuws-Vlaanderen, Brabant en Limburg. Men meldt uit Eindhoven d.d. Vrijdag: De Koningin is gisteravond [donderdag] met een extra-trein te halftien aangekomen en heeft in het salonrijtuig overnacht. Te halfacht reden vanmorgen drie auto’s uit voor de tocht van H. M. naar de grens (…) (…) Om 11 uur is de koninklijke trein naar Weert vertrokken (…). (….) Te Maastricht. De Koningin is Vrijdagmiddag [1 nov.] precies 3 uur te Maastricht aangekomen. Het Stationsplein en de straten stonden zwart van de menschen. Er steeg een luid hoera op, toen H. M. in de gereedstaande auto stapte. Allereerst ging de tocht naar Gronsveld en Rijckholt, waar de kloosters en de scholen bezocht werden. Te Gronsveld werd H. M. een ruiker aangeboden. Daarna werd gereisd naar de Bek te Limmel, waar nog 72 vluchtelingen aanwezig waren. H. M. werd rondgeleid (…). De Koningin bezocht de cantine. Bij bet verlaten stonden de vluchtelingen langs den weg geschaard en bood een Fransch meisje H. M. een ruiker aan als huldeblijk van de Fransche uitgewekenen. Vive la Reine! Vive la Hollande! weerklonk van alle kanten. H. M. reed vervolgens haar het Roode Kruishospitaal in de Breedestraat (…). Wegens het heerschen van de Spaansche griep en met het oog op het Prinsesje [Juliana was toen negen jaar], wilde H. M. de zieken liever niet te bezoeken, wat een groote teleurstelling was voor de oudjes, die er zich op verheugd hadden, de Koningin van het gastvrije Nederland te zullen zien.
13
TC 04.11.1918 VLUCHTELINGEN UIT N.-FRANKRIJK EN BELGIE Omtrent de voeding van de vluchtelingen, die de afgeloopen weken ons land binnenkwamen, meldt men ons: Het rantsoen, dat den vluchtelingen wordt toegelegd, is ruimer dan door ons volk wordt genoten. Dit geschiedt in de eerste plaats omdat de menschen thans in uitgeputten toestand verkeeren, maar bovendien, omdat al hetgeen ze verbruiken, in natura wordt teruggeven door de Relief-commissie en de Fransche regeering. Er wordt dus niets onttrokken aan ons eigen volk. Trouwens de porties, welke thans worden uitgedeeld, zijn nog geringer dan die, welke den vluchtelingen, toen zij nog in hun woonplaatsen vertoefden, werden verstrekt door de Reliefcommissie. Te Leek (Gron.) worden 900 a 1000 vluchtelingen verwacht. Het Volk 05.11.1918
Het oorlogsgevaar De vluchtelingen
De grens gesloten. Naar wij, tot tegenspraak van de onjuiste berichten, vernemen, heeft de Nederlandsche regeering, althans voorloopig, de grens voor vluchtelingen moeten sluiten, met het oog op den algemeenen gezondheidstoestand in ons land. Deze toch is zoowel voor de eigen bevolking als voor de vluchtelingen een gevaar, wanneer overbevolking ons tart. Eerst wanneer de vluchtelingen geleidelijk naar hun land teruggevoerd worden, kan van heropening van de grens sprake zijn. De terugkeer naar Frankrijk. Men meldt uil Vlissingen dat het plan bestaat een dienst te organiseeren van Vlissingen naar Duinkerken, voor de repatriatie van Fransche vluchtelingen. Voor dezen dienst zullen worden bestemd de mailboot Prins Hendrik” van de Maatschappij Zeeland en drie booten van de Batavierlijn, die voor dit doel naar Vlissingen zullen komen. Waarschijnlijk zullen telkens twee booten van Vlissingen uitvaren en ook samen terug keeren. Reeds zouden te Vlissingen vluchtelingen kunnen worden verwacht, zij worden dan in loodsen voorloopig gehuisvest. Engelsche mijnenvegers zij bezig het mijnenveld voor de Belgische kust weg te nemen om de route veilig te maken. De afvoer zal waarschijnlijk nog deze week vanult Vlissingen aanvangen. Van de Fransche vluchtelingen die over Zeeuwsch-Vlaanderen en België weer naar Frankrijk terug gaan, kwamen de eerste 200 te Vlissingen aan. Een der loodsen op het haventerrein is ingericht om hen tijdelijk te herbergen, indien zij niet dadelijk verder kunnen reizen. Huisvesting. Tegen het middernachtelijk uur kwamen Zondagavond ongeveer 500 [?] vluchtelingen te Leeuwarden aan. Het Centrum 05.11.1918 reeds opgenomen in een gedeelte onzer vorige uitgave DE FRANSCHE VLUCHTELINGEN WEER NAAR FRANKRIJK Havas meldt uit Parijs: De Ned. Regeering heeft 4 schepen van de Batavierlijn ter beschikking van de Fransche Marine gesteld ten einde de vluchtelingen uit Noord-Frankrijk, die in Nederland een onderkomen vonden, naar hun land terug te brengen. De dienst, die dagelijks georganiseerd wordt, zal het mogelijk maken, dagelijks 1500 vluchtelingen over te brengen. De bedoeling is de schepen zoolang te laten varen, totdat alle vluchtelingen in Frank rijk terug zijn. Het Volk 07.11.1918 De terugtocht der vluchtelingen Het Haagsche Korrespondentiebureau meldt ons: De kommissie die in opdracht van de Regeering werkzaam is om in overleg met vertegenwoordigers van de Fransche en Belgische legatie, den terugkeer van vluchtelingen naar hun vaderland mogelijk te maken, is thans zoover met haar arbeid gevorderd, dat hoogstwaarschijnlijk nog deze week of anders in de eerste dagen der volgende week de repatrieering kan aanvangen. De .moeilijkheden die zij ondervond, waren niet gering. Al spoedig blaak, dat vervoer van Belgen en van Franschen naar hun vaderland om allerlei redenen onmogelijk was. Het kwam er dus op aan deze laatsten over zee huiswaarts te voeren. Intusschen leverde zoowel het verkrijgen van de noodige scheepsruimte als het vaststellen van de te volgen route verschillende zwarigheden op. Aanvankelijk was gedacht het vervoer te doen geschieden tusschen Vlissingen en Duinkerken wat slechts een zeereis van ongeveer zes uren zou vorderen, maar Duinkerken kon uit militaire overwegingen door de geallieerden voor dit doel niet worden aangewezen en de haven van Vlissingen bleek ten slotte minder geschikt. Thans zal het vervoer plaats vinden van Rotterdam naar Dieppe. De Fransche regeering, die alle medewerking in dezen verleent, zal hoogstwaarschijnlijk een tweetal passagiersschepen (mogelijk van Engelsche nationaliteit) beschikbaar stellen. Voorts wordt op hare kosten een drietal Batavierbooten gecharterd, terwijl aangaande een ander schip nog onderhandeld wordt. Eindelijk zal het Fransche Gouvernement de noodige loodsen aanwijzen, die de schepen door het onveilig gebied zullen koersen. In Rotterdam zijn de noodige ruimten voor de tijdelijke huisvesting van de vertrekkende vreemdelingen ingericht. De kommissie vleit zich, dat aldus minstens een duizend vluchtelingen per dag 14
zal kunnen afgevoerd worden. Het ligt in de bedoeling eerst degenen, die thans nog in het zuiden des lands vertoeven, voor vertrek in aanmerking te brengen. Als dezen zullen zijn vertrokken, zal het Noorden en Gelderland voor 50 pCt. worden ontlast, waarna dan weer nieuwe vluchtelingen, die thans met smart het oogenblik verbeiden waarop zij de grens mogen overschrijden, zonder al te groot gevaar voor onze volksgezondheid kunnen toegelaten worden. NRC 09.11.1918 Vluchtelingen uit Noord-Frankrijk en België Hedennamiddag zijn de eerste vluchtelingen uit Noord-Frankrijk hier ter stede aangekomen. Uit Eindhoven kwamen er 700 en uit Zeist 400. De treinen reden van het emplacement Feijenoord, waar ze aankwamen, naar de Wilhelminakade voor de loods. New Vork van de Holand-Amerikalijn.. Daar zouden de vluchtelingen met hun bagage intrek nemen en vervolgens schepen zij zich in aan boord van de verwacht wordende Engelsche stoomschepen Woodcock en Purfleetbelle, die hen naar Dieppe brengen. De Batavier lIl zal Maandag gereed zijn om Dinsdag van Rotterdam met 300 Fransche vluchtelingen te vertrekken. De beide andere Batavierbooten zullen spoedig daarna kunnen vertrekken. De Fransche loodsen zijn reeds aangekomen. Noot: bedoeld de Purfleet Belle, eerst Lady Martin I geheten, van de B&I Packet Company. M.H.C. Leenders en W.G.M. Orth-Sanders, “Rotterdam en de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog” in: Rotterdams Jaarboekje , Rotterdam 1992, p. 261-284; fragment p. 277 De laatste fase Op maandag 11 november 1918 kwam met het sluiten van de wapenstilstand een einde aan de Eerste Wereldoorlog. In de laatste fase van de oorlog hadden de geallieerden in Noord-Frankrijk en België zware gevechten moeten leveren, waardoor veel mensen hun woningen hadden verlaten en naar Nederland waren gevlucht. Deze nieuwe vluchtelingengolf omvatte 160.000 personen, waarvoor een afdeling 'Comité voor Fransche Vluchtelingen' aan het Rotterdamse Steuncomité werd toegevoegd. In december 1918 werd de terugkeer van de nog in Nederland verblijvende Belgen geregeld. NRC 21.11.1918 Fransche vluchtelingen Morgen worden 1000 Fransche vluchtelingen uit Zwolle alhier verwacht. Zij zullen ondergebracht worden in de loods New Vork aan de Wilhelminakade. Deze loods is geheel gedesinfecteerd, nadat de daar vertoefd hebbende vluchtelingen naar Dieppe vertrokken waren. NRC 05.12.1918 Fransche viuchtelingen Uit Zwolle zijn gisteren op Feijenoord alhier 200 [?] Fransche vluchtelingen aangekomen. Er bevonden zich gisteren in de loods New-York aan de Wilhelminakade, in de Bostonloods aan de Rijnhaven en in het Uraniumhotel aan den Breeden Hilledijk ongeveer 2200 Fransche vluchtelingen. Hiervan zijn er gisteravond met het stoomschip Lingestroom 450 naar Dieppe vertrokken, en vandaag gaan er nog 300 met het stoomschip Batavier VI naar Dieppe. De Bostonloods, aanvankelijk bestemd voor Belgische vluchtelingen, is nu ook voor deze Fransche vluchtelingen in gebruik genomen. Vele Fransche vluchtelingen komen op eigen gelegenheid hierheen. NRC 11.12.1918 Inlichtingendienst voor Fransche vluchtelingen De Vereeniging der Ned. Urgentie-raden meldt ons: Alle ons land binnenkomende Fransche vluchtelingen zijn aan de grenzen geregistreerd, bovendien zijn zij op de plaats van eindbestemming nogmaals op kaart gebracht, waardoor, behalve de juiste verblijfplaats, meer gegevens ter beschikking van het Centraal Bureau van den Inlichtingendienst, Groot Hertoginnelaan 12, den Haag, kwamen. In nagenoeg allo gemeenten, waar vluchtelingen gehuisvest werden, was een afdeeling der Urgentie Raden gereed om de vluchtelingen te helpen registreren, zo met raad en daad terzijde te staan. In enkele weken tijds werd het aantal afdeelingen dientengevolge van ongeveer 100 op 200 gebracht. Weldra stroomde het aanvragen en op bet Centraal Bureau werken dagelijks ongeveer 25 personen. Dank zij het gecentraliseerde kaartenstelsel zijn nu vrijwel alle ongeveer 40.000 in ons land binnengekomen Fransche vluchtelingen door middel van dit Bureau terug te vinden. Na den wapenstilstand verergerden echter de moeilijkheden, daar niet minder dan 20.000 aanvragen binnen kwamen naar niet geregistreerde Franschen, die opgehouden waren ten Zuiden van onze grenzen. Zij zijn vrijwel onbereikbaar. Al deze aanvragen worden ook in kaart gebracht in de hoop, dat men de nog gezochte personen terecht zal kunnen brengen.
15
Het Centraal Bureau ontvangt regelmatig berichten over de aanwezigheid van vluchtelingen in de noodhospitalen van het Roode Kruis, hun ontslag of overlijden, evenals over den ev. ernstigen toestand der zieken, ten einde familieleden te kunnen waarschuwen. Het Centraal Bureau zendt alle correspondentie der vluchtelingen voor Frankrijk dóór aan de Fransche legatie, welke eveneens bericht krijgt van elk sterfgeval onder de vluchtelingen en harerzijds alle pogingen in het werk stelt om navragen naar in Frankrijk achtergeblevenen te kunnen beantwoorden. Regelmatig wordt het kaartregister nagezocht, ten einde ouders terug te vinden van de circa 1000 hier te lande verzorgde Fransche kinderen. Dit geschiedt op verzoek en door tusschenkomst van het Amsterdamsche Comité tot huisvesting van Fransche kinderen. Brieven stroomen bij honderden tegelijk binnen. Het ware echter te wenschen, dat een ieder, die in aanraking met Franschen komt, hen nog eens in het bijzonder aanspoorde tot aanmelding bij het Bureau en nauwkeurigheid in hun aanvragen; hiervan hangt alles af. NRC 11.12.1918 Fransche vluchtelingen Hedennamiddag wordt op Feijenoord alhier wederom een trein met 800 Fransche vluchtelingen uit Roermond en Weert verwacht. Sedert 9 November zijn bijna 7000 van deze vluchtelingen, van hier met drie stoomschepen van de Batavierlijn en het stoomschip Lingestroom van de Holl. Stoomboot Maatschappij, naar Diep[p]e verscheept. Behalve de langs organisatorischen weg per trein op Feijenoord aankomende Fransche vluchtelingen, heeft men hier te kampen met een stroom van Fransche vluchtelingen, die buiten de organisatie om, door kleine vluchtelingen comité's en burgemeesters van kleine gemeenten, voornamelijk in Overijssel en Drente gelegen, op eigen gelegenheid en kosten, in groepen van 100 tot 160 menschen aankomen en wanorde dreigen te stichten in do organisatie voor huisvesting en vervoer. Een 2000 van deze vluchtelingen wachten op het oogenblik op verscheping in de loodsen New York en boston en in het Uraniumhotel. Die verblijfplaatsen worden om beurten, na vertrek der vluchtelingen, door den gemeentelijken ontsmettingsdienst, grondig gedesinfecteerd. Voor het vertrek van hier worden allen door personeel van het Fransche consulaat geregistreerd. NRC 11.12.1918 Fransche Evacués Men meldt ons: Ons land is overstroomd door personen, die uit het destijds bezet gebied van bet Noorden van Frankrijk opgejaagd zijn en nu reikhalzend uitzien naar een terugkeer naar hun vaderland. Zij, die zich voor die ongelukkigen interesseren zullen met leedwezen vernemen, dat in deze alles niet gaat zooals het moest gaan. De getroffen regeling - in theorie - laat niets te wenschen; alle evacués worden in kampen bijeengebracht; de hoofdcommissaris van politie te Rotterdam bepaalt hoeveel personen telkens met het oog op de beschikbare plaatsen in de daarvoor gereed gemaakte hotels naar hier kunnen gezonden worden, om, zoodra weder een boot gereed is, naar Frankrijk te worden overgebracht. Wat gebeurt echter; vele burgemeesters zijn hierover niet ingelicht en zenden de ongelukkigen op eigen gelegenheid naar Rotterdam, zonder een waarschuwing van bovengenoemden hoofdcommissaris af te wachten; vandaar opeenhooping, met het gevolg, dat gelegenheid ontbreekt om de hotels behoorlijk te reinigen. In het noodige voedsel wordt voorzien door de relief-commissie en wel in natura; voor dit voedsel wordt dus niets gebruikt van hetgeen voor ons Nederlanders beschikbaar is. Voorschriften zijn gegeven omtrent de te verstrekken hoeveelheden; deze voorschriften schijnen òf bij de betrokken autoriteiten onbekend te zijn òf tengevolge van minder juist inzicht niet te worden gevolgd. Mij kwam ter oore, dat, waar 200 gram brood per dag is voorgeschreven (de ongelukkigen worden terecht als zieken behandeld) slechts 200 gram brood per week verstrekt werd. Iets dergelijks geschiedt met vleesch. Waarom zorgt onze regeering niet dat de genomen maatregelen door haar ambtenaren behoorlijk worden uitgevoerd? NRC 23.12.1918 Fransche vluchtelingen Fransche vluchtelingen, die op eigen risico naar hun land willen terugkeeren en te Rotterdam aankomen, worden, zoo meldt men ons, thans naar hun verblijfplaatsen in het land teruggezonden. De Fransche regeering wil, dal alles, met orde zal geschieden. NRC 24.12.1918 Fransche vluchtelingen Men meldt ons, dat de Nieuw-Amsterdam te [Le] Havre is aangekomen met 1965 vluchtelingen uit NoordFrankrijk, die door België in Nederland waren gekomen, en de Texelstroom (met 500 vluchtelingen) Zaterdag en de Batavier (met 300) te Dieppe.
16
TC 30.12. 1918 REPATRIEERING FRANSCHE VLUCHTELINGEN De Heer Albert Favre, Onder Staatssecretaris van het Departement van Binnenlandsche Zaken van Frankrijk, die door den Voorzitter van den Ministerraad belast is geweest, een blijk van bijzondere genegenheid van de Regeering der Fransche Republiek aan de Fransche Vluchtelingen in Holland te brengen, heeft alle noodige maatregelen genomen, in overeenstemming met de Koninklijke Nederlandsche Regeering en Z.M. den Gezant van Frankrijk, om de repatrieering van alle vluchtelingen, voor den 15 Januari a.s. te bewerkstelligen. NRC 31.12.1918 Fransche vluchtelingen.\ De Fransche hulpkruiser Lutetia, die geheel gecamoufleerd en als tropentransportschip ingericht is, heeft gisternamiddag aan de Wilhelminakade alhier 2400 Fransche vluchtelingen aan boord genomen. Het schip vertrekt hedenmorgen naar [Le] Havre. De Fransche vluchtelingen, die over de Rotterdamsche haven verscheept worden, gaan voortaan niet meer naar Dieppe, maar naar Havre en Duinkerken. Ook het Nederlandsche stoomschip Macedonia en het Fransche troepentransportschip Sobral zullen nu voor deze transporten gebezigd worden. Bovendien blijven de Lingestroom, de Texelstroom en een van de Batavierbooten van hier uit in dezen dienst varen. De beide andere Batavierbooten varen voor het vervoer van deze vluchtelingen tusschen Vlissingen en Duinkerken. Heden worden weder 3000 Fransche vluchtelingen uit verschillende plaatsen in ons land herwaarts gebracht. Reeds zijn er ruim 14.000 van hier naar Frankrijk overgebracht en volgens schatting houden er zich nog 35.000 in ons land op. Noot: officieel geregistreerd 40.496 Fransche vluchtelingen; zie p. 18. TC 31.12.1918 FRANSCHE VLUCHTELINGEN VERTROKKEN De Fransche vluchtelingen welke eenige weken huisvesting hebben gevonden in de fabriek der firma v. Puijenbroek, N. Goirlesche weg [Tilburg], welke firma daarvoor zeer zeker een woord van warme erkentelijkheid verdient, zijn heden morgen naar Vlissingen vertrokken om vandaar per scheepsgelegenheid naar hun verwoeste eigendommen terug te keeren, TC 31.12.1918 FRANSCHE VLUCHTELINGEN IN NEDERLAND DE HEER FAVRE ZEER VOLDAAN De heer Favre, uit Nederland teruggekeerd, toonde zich zeer ingenomen over de ontvangst van de Nederlandsche regering en met name van de Koningin. Hij verklaarde in de Fransche Kamer, dat de Nederlandsche regeering het onmogelijke heeft gedaan om de Fransche vluchtelingen te huisvesten. NRC 06.01.1919 Fransche vluchtelingen Een extra-trein is vanmorgen uit Heerenveen met 600 Fransche vluchtelingen naar Rotterdam vertrokken. NRC 08.01.1919 Fransche vluchtelingen De laatste Fransche vluchtelingen hebben heden de provincie Friesland verlaten, slechts enkele zieken zijn hier en daar nog achtergebleven. In het geheel heeft men in deze provincie 3400 Franschen herberg verleend. NRC 11.01.1919 Fransche vluchtelingen De Texelstroom en de Lingestroom zijn gisteren met 150 [?] en 500 Fransche vluchtelingen afgevaren en vannacht vertrekt de Batavier VI met de laatste ruim 300 Fransche vluchtelingen, die hier op het oogenblik in de loods New Vork vertoeven. Onder de Franschen, die met de Lingestroom zouden meegaan, bevonden zlch 20 Portugeesche krijgsgevangenen, die zich te Zeist onder de vluchtelingen gemengd hadden. Zij zijn hier achtergebleven. Kleine groepen Fransche vluchtelingen worden uit verschillende plaatsen in ons land nog verwacht, alsmede enkele honderden zieken, die te Nunspeet vereenlgd daar voor zooveel noodig herstel afwachten. Een van do Batavierbooten zal waarschijnlijk nog maar één reis behoeven te maken, om deze restanten van vluchtelingen zoomede een 25 spoorwagons met bagage, over te brengen. Alleen de loods New York van de Holland Amerika lijn is nog in gebruik. Het Uraniumhotel en de Bostonloods zijn geheel leeg. De laatste dagen vertrokken ook van hier twee extratreinen naar Vlissingen, elk met 800 vluchtelingen. Dezen vertrokken van Vlissingen naar Duinkerken. 17
Anno nu [website www.anno.nl van het Nationaal Historisch Museum], detail: Ongeveer 100.000, vooral armen, besloten tot het einde van de oorlog in Nederland te blijven. Zij werden in 'vluchtoorden' Uden, Nunspeet, Gouda en Ede ondergebracht. Daar werkten ze bijvoorbeeld in de heideontginning. Hoewel het in de barakken soms ijzig koud was, overheerste de dankbaarheid voor de opvang. Een Belgisch dagblad schreef: 'De gastvrijheid van Nederland is enig in de geschiedenis. Zij is onbegrensd geweest in al haar edelmoedigheid.' M.H.C. Leenders en W.G.M. Orth-Sanders, “Rotterdam en de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog” in: Rotterdams Jaarboekje , Rotterdam 1992, p. 261-284; fragment De laatste fase, noot 55: In de periode 9 november 1918 tot 1 februari 1919 verzorgde dit comité 141.041 steunverleningen (dit cijfer staat voor het aantal personen x het aantal dagen). Deze posten' betroffen 134.386 Fransen, 4.864 Belgen en 1.791 Italianen. Opgave van de heer J. Schalij, Comité voor Belgische Vluchtelingen, afd. Voeding, aan HCP, 30 juni 1919, in: GAR, Pol.arch., inv.nr. 159. Ad van den Boogaard, Belgische vluchtelingen in Dordrecht 1914-1918 www. wereldoorlog1418.nl/vluchtelingen/dordrecht Op 8 november 1918 verzoekt de burgemeester nederig aan de commissie van toezicht of een Belgische vluchtelinge van 11 jaar, bij wijze van uitzondering f 0,35 per dag ondersteuning kan krijgen. De ouders van het kind zijn in Engeland en kunnen haar niet ondersteunen en de Dordtse weduwe, bij wie zij in huis is, kan dit ook niet. Het verzoek wordt toegestaan! Op 18 december 1918 moeten de burgemeesters inventariseren, welke ondersteuning zij hebben gegeven aan Belgische en Franse vluchtelingen. Dit moet apart worden opgegeven, omdat de Franse regering de ondersteuning vermoedelijk zal terugbetalen. De commissie meldt op 28 december 1918 aan de burgemeester, dat een bij de blikfabriek werkloos geworden Belg nog tot 4 januari 1919 ondersteuning krijgt. Het gezin krijgt ook reisgeld om terug te keren naar Antwerpen. Het alternatief is opname in een vluchtoord. Er zijn enkele voorbeelden bekend van Belgen, die in Dordrecht werk hadden gevonden en die ook na het einde van de oorlog daar zijn blijven wonen. Bekend zijn ook een aantal blijken van dankbaarheid van de Belgische vluchtelingen voor de genoten gastvrijheid. Zo betuigden enkele Belgische vluchtelingen aan het Comité Noordhove hun hartelijke dank voor de gastvrije opvang en brengen speciaal hulde aan de gezinnen, waar zij veertien dagen waren ondergebracht. Het gemeentebestuur kreeg een door 328 vluchtelingen ondertekend gedenkschrift. Op 22 november 1918 schrijft de Dordrechtse Courant over de Belgische feestavond, die de avond tevoren in Schouwburg Kunstmin heeft plaatsgevonden. Ondermeer burgemeester Wichers en comité-voorzitter Steiner werden als eregasten per rijtuig van huis gehaald. De Belgische voorzitter heeft veel lof voor de Dordtenaren en hun bestuur van de hier nog aanwezige 600 Belgische families. Binnen enkele dagen zullen allen zijn vertrokken. NRC 02.03.1919 Vergoeding door Frankrijk De Meppeler Crt. meldt, dat de Fransche regeering een vergoeding van ƒ 17.000 heeft betaald aan het gemeentebestuur van Meppel voor de verpleging en het onderhouden der Fransche vluchtelingen in deze gemeente. NRC 29.03.1919 Fransche vluchtelingen Op 24 October j.l. heeft de regeering den urgentie raad verzocht, een lnlichtingendienst in werking te stellen ten behoeve van de in Nederland komende Fransche vluchtelingen. Op 28 October werden de bureaux daartoe geopend. Er werd gewerkt met een vast personeel van 5 dames, dagelijks bijgestaan door 10-25 belangeloos werkende dames. Het werk betrof niet alleen het inlichtingen geven omtrent verloren personen, bagage, enz, maar ook de volledige registratie van alle vluchtelingen. De inlichtingendienst bezat reeds bij het begin een 100 vertakkingen over het geheele land. welk aantal in enkele weken werd uitgebreid tot ongeveer 200. Het werk bevatte: e 1 . De registratie, welke in de gemeenten, waar de vluchtelingen verblijf hielden, geschiedde, t w. in bijna 200 gemeenten van ons land. Het centraal-bureau ontving vervolgens deze kaarten. De resultaten van de op drie manieren verkregen inlichtingen omtrent de vluchtelingen, t w. door: a. De kaarten der aan do grens ingeschreven vluchtelingen. b. de registratie in de gemeenten. e. de aflevering van de identiteitskaarten bij het vertrek, brachten aan het licht, dat 40.496 vluchtelingen in Nederland geregistreerd zijn geweest.
18
e
2 . Het opsporen van verloren personen. Er werden binnen zes weken tijds 2364 personen terecht gebracht . Het totaal aantal aanvragen bedroeg 8657; deze aanvragen echter betroffen o. a. niet minder dan ongeveer 8000 personen, die niet over de grens kwamen, dus in België achtergebleven waren bij den wapenstil;stand. e 3 . Het opsporen van verloren bagage. Het aantal aanvragen bedroeg 2332, terecht kwamen 117 stuks. Alle achtergelaten stukken werden weer naar Frankrijk verzonden. e 4 . Het registreeren van vluchtelingen in de noodhospitalen, in samenwerking met het Roode Kruis. Er zijn 740 patiënten in de ziekenhuizen geweest, 246 vluchtelingen zijn in Nederland overleden, 143 patiënten zijn per hospitaaltrein terugvervoerd. e 5 . De correspondentie met de Fransche legatie betreffende het doorzenden van brieven, het afdragen van de acten van overlijden, welke door de afdeelingen aan het centraal-bureau werden opgezonden, enz. e 6 . Het opsporen van ouder[s] van hier te lande verpleegde Fransche kinderen. Op 21 October kwamen de eerste Fransche vluchtelingen Nederland binnen. Door het sluiten van de grens, tengevolge van het sluiten van den wapenstilstand op 10 November, kwamen van de 200.000 verwachte vluchtelingen slechts de bovengenoemde 40.496 in ons land. Begin November vertrokken de eerste vluchtelingen over Rotterdam weer naar Frankrijk, de laatste boot ging 15 Januari. Met het afwerken van de laatste gegevens verliepen nog twee maanden, zoodat het bureau 22 Maart ges!oten kon worden. Coevorden Bijlage uitgaande stukken van de burgemeester 1917-1927 1918, o.a.: 781 sluiting der scholen in verband met de Spaansche Griep 842,863,866, 898,899,900, 903,909, ondersteuning Belgische en Fransche vluchtelingen 1919, o.a.: 143,327 voorschot ten behoeve van de vluchtelingen 592 afrekening kosten verblijf Fransche vluchtelingen NRC 25.5.1926 [fragment] Gedenkteeken voor de in 1918 en ‘19 in ons land overleden Fransche vluchtelingen De onthulling van het gedenkteeken te Maastricht. Het gedenkteeken voor de in 1918 en 1919 in ons land overleden Fransche vluchtelingen, vervaardigd door de beeldhouwer Ch. Vos, naar een ontwerp van Huib Luns en geplaatst aan het uiteinde van de oude stad, als men van de Pieterstraat af naar het villapark en Slavante gaat, rechts van den weg, in een klein plantsoen, is Zondag onthuld. Dit stelt voor de Nederlandsche vrouw, Hollandsche tulpen leggend op een sarcophaag voor de overleden Franschen. Aan den voorkant staan de woorden „Ils s’endormaient en parlant du retour au pays." Aan den zijkant: “Op 23 Mei 1926 werd dit gedenkboeken onthuld ter nagedachtenis van 454 Fransche burgers, die als slachtoffers van den wreeden krijg het leven lieten in het herbergzame Nederland." Ter gelegenheid van de onthulling is een boekje uitgegeven in de Fransche taal: „Comment nous avons accueilli les réfugiés francais", waarin nog eens een overzicht wordt gegeven van de aankomst, het verblijf in Nederland en de namen van de Fransche vluchtelingen en de plaatsen, waar zij overleden zijn. Op het titelblad staat een afbeelding van het monument, schrijver van dit boekje is de heer Th. H. L. Leclercq uit Den Haag. Verslag van het Stedelijk Museum Zwolle over 1928 XLVIII: Een oorkonde met médaille, "Ia Médaille de la Reconnaissance Française" in brons, van de Fransche Regeering wegens verdiensten tegen Fransche vluchtelingen in den Wereldoorlog.
19