draagmoederschap.book Page 1 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
1
H OOFDSTUK I
Inleiding 1. Draagmoederschap is in België niet wettelijk geregeld. Dit geeft aanleiding tot verschillende juridische problemen. Zo is het Belgische oorspronkelijke afstammingsrecht niet aangepast aan draagmoederschap, waardoor wensouders vaak de weg van adoptie volgen. Het gebeurt echter dat de rechter weigert de adoptie uit te spreken. Hierdoor afgeschrikt, gaan sommige wensouders naar het buitenland en doen zij daar een beroep op een draagmoeder. Er wordt dan een buitenlandse geboorteakte opgesteld waarin de namen van de wensouders als juridische ouders worden vermeld. In België wordt deze akte, minstens wat het moederschap betreft, niet erkend, waardoor het kind ouder- en staatloos kan worden. Soms zijn de wensouders dermate wanhopig dat zij hun kinderwens willen vervullen via illegale praktijken: zij maken zich schuldig aan het misdrijf onderschuiving van het kind of, voorheen, SIS-kaartfraude. 2. Bij het bovenstaande bestaat geen conflict tussen de wensouders en de draagmoeder. Zij voeren de tussen hen gesloten draagmoederschapsovereenkomst uit. Het is nochtans ook mogelijk dat de wensouders worden geconfronteerd met een draagmoeder die het kind niet wil afstaan of, na afstand, het terugeist of die het kind doorverkoopt aan andere wensouders. Het is ook mogelijk dat de wensouders hun verbintenis niet nakomen en het kind niet langer in hun gezin willen opnemen omdat het bv. gehandicapt is. Het is voor de partijen echter niet mogelijk om deze verbintenissen ten aanzien van elkaar af te dwingen, aangezien de draagmoederschapsovereenkomst, volgens de meerderheid van rechtsleer en rechtspraak, strijdig is met de openbare orde en dus absoluut nietig. 3. Hoewel België reeds met enkele complexe en soms schokkende draagmoederschapssituaties te maken heeft gehad, is paniekwetgeving uitgebleven. Dit heeft enerzijds tot gevolg dat er ruimte bestaat om op een bedachtzame wijze een beleid te ontwikkelen t.a.v. het fenomeen. Anderzijds betekent het dat draagmoederschap in een juridisch vacuüm verkeert, met rechtsonzekerheid tot gevolg.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 2 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
2
DRAAGMOEDERSCHAP
4. Dit leidt er ook toe dat het gemeen recht moet worden toegepast op dit fenomeen. In dit boek wordt onderzocht hoe het Belgische recht zich verhoudt tot de praktijk waarbij een vrouw een kind draagt voor een ander. Achtereenvolgens komt het gezondheidsrecht, verbintenissenrecht, afstammingsrecht, internationaal privaatrecht en strafrecht aan bod. Eerst wordt het begrip draagmoederschap omschreven en de toepassing ervan in de Belgische praktijk bekeken. 5. Draagmoederschap is het fenomeen waarbij een vrouw (de draagmoeder) in haar baarmoeder een vrucht tot ontwikkeling laat komen en een kind baart met de bedoeling het aan de wensouder(s) af te staan1. Net als Rubellin-Devichi2 verkiest het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek de term ‘zwangerschap-voor-een-ander’3 (in het Frans gestation pour (compte d’) autrui). Deze benaming verwijst niet naar een of ander moederschap, een term die een eigen betekenis heeft in het afstammingsrecht. Bovendien is het gebruik van ‘moederschap’ dubbelzinnig omdat dit op een dubbele biologische werkelijkheid kan slaan: de genetische en de biologische. Volgens Massager wordt zo ook elke verwijzing naar de overeenkomst vermeden en wordt draagmoederschap niet beperkt tot het louter contractuele4. In dit boek wordt niettemin ‘draagmoederschap’ gebruikt, aangezien dit de meest gangbare term is. Dit fenomeen veronderstelt steeds het bestaan van een voorafgaande afspraak tussen de wensouders en de draagmoeder5. Naar deze afspraak wordt verwezen met de term ‘draagmoederschapsovereenkomst’. 6. Men kan maar van dergelijke overeenkomst spreken wanneer ten minste drie verbintenissen worden aangegaan. De eerste twee betreffen verbintenissen van de draagmoeder. Zij verbindt er zich toe een kind in haar baarmoeder te laten ontwikkelen en na de bevalling het verwekte kind aan de wensouders over te dragen. Zij gaat m.a.w. de verbintenis aan om haar moederschap over dat kind niet op te eisen. De wensouders verbinden er zich
1 2
3 4 5
G. VERSCHELDEN, Origineel ouderschap herdacht, Brugge, die Keure, 2005, 19, nr. 35. J. RUBELLIN-DEVICHI, “Congélation d’embryons – Fécondation in vitro – Mère de substitution: Point de vue d’un juriste” in H. NYSSEN (ed.), Actes du colloque: Génétique, procréation et droit, Parijs, Actes Sud, 1985, (307) 311. RAADGEVEND COMITÉ VOOR BIO-ETHIEK, Advies nr. 30 van 5 juli 2004 betreffende zwangerschap-vooreen-ander, www.health.fgov.be, 4. N. MASSAGER, Les droits de l’enfant à naître, Brussel, Bruylant, 1997, 817-818, nr. 361. RAADGEVEND COMITÉ VOOR BIO-ETHIEK, Advies nr. 30 van 5 juli 2004 betreffende zwangerschap-vooreen-ander, www.health.fgov.be, 4; M. WARNOCK, A Question of Life, The Warnock Report on Human Fertilisation and Embryology, Oxford, Blackwell Publishers, 1985, 43, nr. 8.5.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 3 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
HOOFDSTUK I • INLEIDING
3
dan toe om het kind in hun gezin op te nemen. Het is essentieel dat de overeenkomst wordt afgesloten vóór de verwekking van het kind6. 7. Men onderscheidt laagtechnologisch en hoogtechnologisch draagmoederschap, waarbij de oorsprong van de eicel determinerend is. In het geval van laagtechnologisch draagmoederschap (in het Frans: maternité de substitution7 of procréation pour autrui8) is de draagmoeder zelf de genetische moeder. Zij vervangt de wensmoeder zowel op biologisch als op genetisch vlak, zowel op het vlak van de zwangerschap als op het vlak van de conceptie9. Volgens sommige auteurs impliceert laagtechnologisch draagmoederschap dat de wensvader de genetische vader is10. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Een beroep op een spermadonor is ook in dit geval denkbaar. De bevruchting kan tot stand komen na kunstmatige inseminatie11 (verder ki), maar de tussenkomst van een arts is bij deze vorm niet noodzakelijk (vandaar laagtechnologisch): geslachtsgemeenschap tussen draagmoeder en wensvader, of zelfinseminatie met zaadcellen – al dan niet van de wensvader – door de draagmoeder zijn ook mogelijk. In dit opzicht is draagmoederschap geen medisch begeleide voortplantingstechniek die op dezelfde lijn kan worden geplaatst als in-vitrofertilisatie12 (verder ivf), ki met donorzaad (kid) of zaad van de partner (kip), etc. Het is eerder een sociale oplossing voor onvruchtbaarheid dan een medisch-technologische remedie13.
6
7
8 9 10
11 12 13
P. BORGHS, Juridische aspecten van homoseksueel ouderschap: Het recht om lief te hebben, Gent, Mys & Breesch, 1998, 72, nr. 142; S. DE MEUTER, “Het kind en zijn moeder(s): Het moederschap na medisch begeleide voortplanting, inzonderheid draagmoederschap”, TPR 1990, (645) 652, nr. 11. C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, (3) 3; A. DE WOLF, “Draagmoederschap in België en Frankrijk: een stand van zaken” in K. BOELEWOELKI en M. ODERKERK (red.), (On)geoorloofdheid van draagmoederschap in rechtsvergelijkend perspectief, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 1999, (89) 92-93. A. MIRKOVIC, “La maternité pour autrui (rapport d’information de la commission des lois du Sénat n° 421, 25 juin 2008)”, D. 2008, (1944) 1944. G. VERSCHELDEN, Origineel ouderschap herdacht, Brugge, die Keure, 2005, 20, nr. 36. C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, (3) 3; A. DE BOTH en P. DE SUTTER, “Draagmoederschap: een eeuwenoude voortplantingstechniek in een juridisch niemandsland. Is er nood aan een wettelijk kader?”, Tijdschrift voor Geneeskunde 2010, (795) 796; P.R. BRINSDEN, “Clinical Aspects of IVF Surrogacy in Britain” in R. COOK en S.H. SCLATER (eds.), Surrogate Moterhood: International Perspectives, Oxford, Hart Publishing, 2003, (99) 101; S.M. DERMOUT, “De eerste logeerpartij: Hoogtechnologisch draagmoederschap in Nederland”, Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Medische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, 2001, 30. Het in de vrouwelijke organen inbrengen van zaadcellen, zonder geslachtsverkeer. Versmelting van een zaad- en eicel buiten het lichaam. G. COENE en K. RAES, “Een vreemde eend in de buik. Draagmoeders of baarvrouwen? De ethiek van het gewilde, niet-uterine ouderschap” in W. DEBEUCKELAERE, J. MEEUSEN en H. WILLEKENS (eds.), Met rede ontleed, de rede ontkleed. Opstellen aangeboden aan Fons Heyvaert. Ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, Gent, Mys & Breesch, 2002, (125) 127; S.L.R. ANLEU, “Reinforcing Gender Norms: Commercial and Altruistic Surrogacy”, Acta Sociologica 1990, (63) 63.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 4 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
4
DRAAGMOEDERSCHAP
Bij hoogtechnologisch draagmoederschap (in het Frans (le recours à une) mère porteuse14 of gestation pour autrui15) is de draagmoeder niet de genetische moeder. Volgens sommige auteurs impliceert hoogtechnologisch draagmoederschap dat de wensmoeder de genetische moeder is16 of dat beide wensouders de genetische ouders zijn17. Nochtans kunnen de gameten ook afkomstig zijn van donors. Hoe dan ook is bij de draagmoeder steeds een embryotransfer nodig18, waardoor steeds de tussenkomst van een arts nodig is (vandaar hoogtechnologisch). 8. Bij draagmoederschap worden de verschillende soorten ouderschap gescheiden19: LAAGTECHNOLOGISCH draagmoederschap Moeder zonder zaadceldonor Genetische ouder Draagmoeder Biologische ouder Sociaaleducatieve ouder Wensmoeder
14
15
16 17
18 19
Vader
Wensvader
A. DE WOLF, “Draagmoederschap in België en Frankrijk: een stand van zaken” in K. BOELE-WOELKI en M. ODERKERK (red.), (On)geoorloofdheid van draagmoederschap in rechtsvergelijkend perspectief, Antwerpen-Groningen, Intersentia, 1999, (89) 92-93; M.-F. LAMPE, “Procréation assistée – Problèmes éthiques et juridiques liés au sort de l’embryon – Statut de l’enfant à naître”, RTDF 1986, (129) 135136, nr. 12-c. Arnoux verstaat onder ‘mère porteuse’ echter het geval waarbij de draagmoeder kunstmatig wordt geïnsemineerd met zaadcellen van de wensvader. Dit is nochtans een situatie van laagtechnologisch draagmoederschap. Een ‘mère uterine’ is een draagmoeder bij wie een embryo wordt ingeplant d.m.v. een embryotransfer na ivf met zaadcellen van de wensvader en eicellen van de wensmoeder: I. ARNOUX, Les droits de l’être humain sur son corps, Bordeaux, Presses Universitaires de Bordeaux, 1994, 490. Ook Rouvroy gebruikt de betekenissen van ‘mère de substitution’ en ‘mère porteuse’ andersom: A. ROUVROY, “Quelques questions relatives aux procréations médicalement assistées”, JT 1997, (769) 774. Lefèvre vult de termen volledig anders in: de auteur maakt het onderscheid tussen draagmoederschap met een ‘mère incubatrice’, nl. een geval waarbij de draagmoeder niet de genetische ouder is, maar wel de beide wensouders, een ‘mère porteuse’, nl. een draagmoeder die wordt geïnsemineerd met sperma van de wensvader, en ten slotte een ‘mère de substitution’, nl. een draagmoeder die wordt geïnsemineerd met donorsperma: Ch. LEFÈVRE, “La procréation médicalement assistée: Ethique et philosophie du droit”, JT 1986, (485) 490. C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, (3) 3; A. MIRKOVIC, “La maternité pour autrui (rapport d’information de la commission des lois du Sénat n° 421, 25 juin 2008)”, D. 2008, (1944) 1944. J. HERRING, Medical Law and Ethics, Oxford, Oxford University Press, 2012, 384. C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, (3) 3; A. DE BOTH en P. DE SUTTER, “Draagmoederschap: een eeuwenoude voortplantingstechniek in een juridisch niemandsland. Is er nood aan een wettelijk kader?”, Tijdschrift voor Geneeskunde 2010, (795) 796; P.R. BRINSDEN, “Clinical Aspects of IVF Surrogacy in Britain” in R. COOK en S.H. SCLATER (eds.), Surrogate Moterhood: International Perspectives, Oxford, Hart Publishing, 2003, (99) 101; S.M. DERMOUT, “De eerste logeerpartij: Hoogtechnologisch draagmoederschap in Nederland”, Proefschrift ter verkrijging van het doctoraat in de Medische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, 2001, 29-30. Inplanting van embryo’s. S. DE MEUTER, “Het kind en zijn moeder(s): Het moederschap na medisch begeleide voortplanting, inzonderheid draagmoederschap”, TPR 1990, (645) 662, nr. 22.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 5 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
5
HOOFDSTUK I • INLEIDING
LAAGTECHNOLOGISCH draagmoederschap Moeder met zaadceldonor Genetische ouder Draagmoeder Biologische ouder² Sociaaleducatieve ouder Wensmoeder HOOGTECHNOLOGISCH draagmoederschap zonder donor Genetische ouder Biologische ouder Sociaaleducatieve ouder HOOGTECHNOLOGISCH draagmoederschap met zaadceldonor Genetische ouder Biologische ouder Sociaaleducatieve ouder HOOGTECHNOLOGISCH draagmoederschap met eiceldonor Genetische ouder Biologische ouder Sociaaleducatieve ouder HOOGTECHNOLOGISCH draagmoederschap met embryodonatie Genetische ouder Biologische ouder Sociaaleducatieve ouder
Vader Donor Wensvader
Moeder
Vader
Wensmoeder Draagmoeder Wensmoeder
Wensvader
Moeder
Vader
Wensmoeder Draagmoeder Wensmoeder
Donor Wensvader
Moeder
Vader
Donor Draagmoeder Wensmoeder
Wensvader
Moeder
Vader
Donor Draagmoeder Wensmoeder
Donor Wensvader
9. Er moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen commercieel en altruïstisch draagmoederschap. Wanneer de draagmoeder voor haar tussenkomst een financiële vergoeding krijgt die de kosten van de verwekking, zwangerschap en bevalling overschrijdt, is er sprake van commercieel draagmoederschap. Indien enkel een vergoeding wordt betaald voor de kosten die samengaan met de verwekking, zwangerschap en de bevalling, is er sprake van altruïstisch draagmoederschap20. 20
A. DE BOTH en P. DE SUTTER, “Draagmoederschap: een eeuwenoude voortplantingstechniek in een juridisch niemandsland. Is er nood aan een wettelijk kader?”, Tijdschrift voor Geneeskunde 2010, (795) 796.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 6 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
6
DRAAGMOEDERSCHAP
10. Er zijn geen exacte cijfers bekend over hoe vaak draagmoederschap in België voorkomt21. Er wordt vaak gesteld dat het eerder een marginaal verschijnsel is22 maar wellicht komt het toch vaker voor dan gedacht, omdat de betrokken partijen soms trachten het draagmoederschap te verbergen23. 11. Uit de rechtspraakanalyse blijkt dat in België zowel medisch begeleid als niet-medisch begeleid ‘do-it-yourself’-draagmoederschap voorkomt. Het is niet mogelijk om de toepassing van deze laatste vorm in beeld te brengen. De verwekking gebeurt in de loutere privésfeer van de wensouders en draagmoeder, zonder tussenkomst van een derde. Medisch begeleid draagmoederschap gebeurt daarentegen in erkende fertiliteitscentra. Het is pas mogelijk doordat artsen en andere medische beroepsbeoefenaars tussenkomen bij de verwekking van het kind. Dit laat toe dat op deze vorm wel een duidelijker zicht kan worden gekregen. 12. De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft bij gebrek aan wettelijk kader enkele fundamentele deontologische aanbevelingen geformuleerd voor de artsen die bij deze praktijk betrokken zijn. De indicatie moet beperkt zijn tot onomkeerbare medische situaties die elke zwangerschap bij de wensmoeder onmogelijk maken. De kandidaat-gestationele moeder dient een medisch, psychologisch en sociaal onderzoek te ondergaan, met een tweevoudig doel, nl. nagaan wat haar motieven zijn en zich ervan vergewissen dat de zwangerschap geen ernstige risico’s inhoudt voor de moeder of voor het kind. Ze moet ingelicht worden over de risico’s op medische complicaties die gepaard gaan met het draagmoederschap alsook over de juridische procedures die eraan verbonden zijn. De draagmoeder moet reeds een zwangerschap hebben doorgemaakt. De praktijk mag geen aanleiding geven tot een commerciële afdwaling, wat een redelijke vergoeding voor de draagmoeder niet belet en er moet worden gezorgd voor
21
22
23
Nochtans werden reeds verschillende parlementaire vragen gesteld naar cijfers omtrent draagmoederschap en dit betreffende verschillende aspecten van het fenomeen. Er werd echter nooit een duidelijk antwoord gegeven: Vr. en Antw. Senaat 2011-12, 23 december 2011 (Vr. nr. 5-4238 E. Sleurs); Vr. en Antw. Senaat 2011-12, 23 december 2011 (Vr. nr. 5-4239 E. Sleurs); Vr. en Antw. Senaat 2011-12, 23 december 2011 (Vr. nr. 5-4240 E. Sleurs); Hand. Senaat 2010-11, 5 juli 2011, 5-89COM, 6-7 (Vr. nr. 5-1026 E. Sleurs); Hand. Senaat 2010-11, 22 maart 2011, 5-50COM, 8-9 (Vr. nr. 5-521 E. Sleurs); Vr. en Antw. Senaat 2010-11, 24 november 2010 (Vr. nr. 5-386 E. Sleurs). G. COENE en K. RAES, “Een vreemde eend in de buik. Draagmoeders of baarvrouwen? De ethiek van het gewilde, niet-uterine ouderschap” in W. DEBEUCKELAERE, J. MEEUSEN en H. WILLEKENS (eds.), Met rede ontleed, de rede ontkleed. Opstellen aangeboden aan Fons Heyvaert. Ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag, Gent, Mys & Breesch, 2002, (125) 128-129. Zie o.m. Jeugdrb. Brussel 23 augustus 2012, Act.dr.fam. 2013, 99, noot N. GALLUS. De jeugdrechtbank moest zich uitspreken over een verzoek tot volle adoptie van een minderjarige. Er werd aangegeven dat een draagmoederschapsovereenkomst werd vermoed maar niet kon worden bewezen. De adoptie werd uitgesproken.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 7 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
HOOFDSTUK I • INLEIDING
7
een zo goed mogelijke begeleiding en omkadering van de betrokken kinderen en ouders24. 13. Slechts vier van de 34 erkende centra voor reproductieve geneeskunde25 begeleiden draagmoederschap, met name de centra voor reproductieve geneeskunde van het UZ Gent, het UZ Antwerpen, het UMC Sint-Pieter te Brussel en het CHR de la Citadelle van de Universiteit Luik en voorheen ook het AZ Jan Palfijn te Gent. Deze beperkte toepassing is te verklaren door het beperkte aantal medische indicaties dat in aanmerking wordt genomen voor een medisch begeleide toevlucht tot draagmoederschap, door het ontbreken van een wettelijk kader, wat leidt tot onzekerheid voor zowel patiënten als betrokken beroepsbeoefenaars, en door de combinatie van ethische, psychologische en medische aspecten die het merendeel van de medische teams ontmoedigt26. Uit de jaarlijkse rapporten van de Belgian Register for Assisted Procreation (BELRAP) blijkt dat in 2010 van alle uitgevoerde cycli slechts 0,05% betrekking heeft op draagmoederschap. In 2011 was dat 0,1%27. Niet alle fertiliteitscentra houden consequent de aantallen aanvragen en behandelingen bij. Hierdoor is het alsnog moeilijk om een zicht te krijgen op de praktijk. Niettemin is het duidelijk dat medisch begeleid draagmoederschap weinig voorkomt. De centra merken zelf geen evolutie in het aantal aanvragen of behandelingen. Draagmoederschap zou wel meer als alternatief worden voorgesteld. Uit de beperkte frequentie blijkt dat draagmoederschap een uitzonderlijke situatie blijft. 14. Van de vier fertiliteitscentra die draagmoederschap medisch begeleiden, werden artsen en psychologen geïnterviewd, teneinde een zicht te krijgen op de medische praktijk van draagmoederschap in België. De beslissingen van het Ethisch Comité van het UZ Gent m.b.t. draagmoederschap werden eveneens geanalyseerd28. Er zijn ook enkele wetenschappelijke artikelen van artsen beschikbaar, die over de toepassing informatie geven29. 24 25 26
27 28
29
X, “Adviezen van de Nationale Raad: draagmoeder”, Tijdschrift van de Nationale Raad – Orde van Geneesheren 2010, afl. 131, 5. Waarvan 16 A-centra en 18 B-centra. Voor een overzicht zie www.belrap.be/Public/Centres.aspx. C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, (3) 3. Te raadplegen op www.belrap.be. Zie ook T. BALTHAZAR, “De rol van het ethisch comité van het ziekenhuis bij knelpunten rond medisch begeleide voortplanting en draagmoederschap: een analyse aan de hand van tien jaar casuïstiek binnen het UZ Gent” in G. VERSCHELDEN en S. TACK (eds.), Medisch begeleide voortplanting in juridisch en ethisch perspectief, Antwerpen, Intersentia, 2014, 217-229. Voor het UMC Sint-Pieter: C. AUTIN, “Gestation pour autrui: expérience d’un centre belge de procréation médicalement assistée” in G. SCHAMPS en J. SOSSON (eds.), La gestation pour autrui: vers un encadrement?, Brussel, Bruylant, 2013, 3-15; voor het UZ Gent: K. DENYS, I. STUYVER en M. DHONT, “Hoogtechnologisch draagmoederschap in Vlaanderen: Medische, juridische en ethische aspecten aan de hand van casuïstiek”, Tijdschrift voor Geneeskunde 2007, 1021-1029.
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t
draagmoederschap.book Page 8 Tuesday, June 10, 2014 1:36 PM
8
DRAAGMOEDERSCHAP
Uit deze interviews en literatuur blijkt meteen dat strenge toepassingsvoorwaarden worden opgelegd die steeds in evolutie zijn. De voorwaarden zijn verschillend naargelang van het centrum dat behandelt. De selectie- en screeningsprocedures zijn strikt. De nadruk wordt gelegd op psychologische begeleiding en juridische adviesverlening, om zo zeker te zijn dat de betrokkenen hun geïnformeerde toestemming geven. In elk centrum verloopt ook een zekere tijd vooraleer het orgaan met beslissingsbevoegdheid zijn beslissing neemt. Dit betekent dat de behandelingsprocedure lang en lastig is. Hierdoor blijven enkel de echt gemotiveerde kandidaat-wensouders en -draagmoeders over en is er geen ruimte voor impulsiviteit. Deze strenge selectieprocedure ligt waarschijnlijk aan de basis van de afwezigheid van problemen. Er werd nog geen enkele weigering vastgesteld van een draagmoeder om het kind af te staan of van een wensouder om het kind in zijn gezin op te nemen, wat toch opmerkelijk is. De artsen geven aan dat de onzekerheid waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd, wordt veroorzaakt door het gebrekkige juridische kader en in het bijzonder door het onaangepaste afstammingsrecht. 15. Met uitzondering van het UZ Gent, waar alle beslissingen moeten worden voorgelegd voor niet-bindend advies van het Ethisch Comité, beslissen de behandelende teams zelf of een bepaald geval in aanmerking komt of niet. Indien er bijzonderheden of moeilijkheden zijn, wordt de casus toch voorgelegd aan het ethisch comité. De beslissingscriteria waarop de centra zich baseren, zijn steeds in evolutie. Elke casus doet nieuwe discussies en vraagstukken ontstaan. Wel zijn de criteria steeds streng. De centra hameren op een strenge selectieprocedure en trachten zoveel mogelijk risico’s te vermijden. De minste twijfel leidt ertoe dat een dossier wordt afgewezen. De beslissing wordt steeds genomen vanuit het belang van het ongeboren kind. Zo zullen de centra ook de bekwaamheid en geschiktheid van de wensouders als ouders in acht nemen. 16. De beslissingscriteria van de centra verschillen op sommige punten sterk, op andere vlakken is een consensus. Deze diversiteit laat aan wensouders in zekere zin een forum shopping toe. 17. Enkel het Gentse centrum vereist dat de wensouders en draagmoeder de Belgische nationaliteit hebben en in België hun gewone verblijfplaats heb-
l a r c i e r • b i b l i o t h e e k b u r g e r l i j k r ec h t e n p r o c e s r ec h t