Inhoud
Voorwoord 9
deel i Vóór de Great Divergence (ca. 1000 – ca. 1800)
1
Inleiding bij deel i 25
2
Groei en aanloop naar de Great Divergence : economische ontwikkelingen 37 karel davids
2.1 2.2 2.3 2.4
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding 11
Economische ontwikkeling in de wereld 38 De opkomst van de Nederlandse economie 56 Arbeidsverhoudingen en de verdeling van inkomen 67 Industrialisatie en de Great Divergence 71 Samenvatting 81
De strijd om de macht : sociaal-politieke ontwikkelingen 83 marjolein ’t hart Internationale politieke relaties en staatsvorming 84 Staatsvorming in Nederland 94 Medezeggenschap en politieke cultuur 105 Overzeese kolonisatie en de Atlantische revoluties 114 Samenvatting 126
5
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 5
28-04-11 17:59
Inhoud 4
De spanning tussen gemeenschap en individu: sociaal-culturele ontwikkelingen 127 manon van der heijden
4.1 4.2 4.3
Huwelijkspatronen en gezinsvorming 128 Sociale ordening, sociale zorg en disciplinering 137 Veranderend wereldbeeld en privatisering 152 Samenvatting 164
5
Besluit bij deel i 167
deel ii Vanaf de Great Divergence (ca. 1800 – heden)
6
Inleiding bij deel i i 173
7
Expansie, stagnatie en globalisering : economische ontwikkelingen 185 jeroen touwen
7.1 7.2 7.3 7.4
Industrialisatie en groei van de wereldhandel tot de Eerste Wereldoorlog 186 Conflict en stagnatie tussen 1914 en 1945 201 Institutionele vernieuwing en economische groei na 1945 208 Veranderende prioriteiten en nieuwe spelers, 1973–2010 220 Samenvatting 228
8
Staatsvorming, democratisering en sociale zorg : sociaal-politieke ontwikkelingen 231 leo lucassen
8.1 8.2 8.3
Natiestaten, social engineering en internationale samenwerking 232 Democratisering en burgerschap 247 Sociale politiek en de opkomst van de verzorgingsstaat 257 Samenvatting 274
6
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 6
28-04-11 17:59
Inhoud 9
Nieuwe mogelijkheden, nieuwe waarden en normen: sociaal-culturele ontwikkelingen 277 lex heerma van voss
9.1 9.2 9.3 9.4
Demografische veranderingen en de risico’s van het bestaan 278 Sociale orde en sociale mobiliteit 290 Disciplinering en tegenbewegingen 308 Levensstijlen, wereldbeelden en de ‘gidsrol’ van Nederland 317 Samenvatting 326
10 Besluit bij deel ii 329
Over de auteurs 337
Lijst van kaderteksten, kaarten, tabellen, grafieken & afbeeldingen 339
Aanbevolen literatuur 344
Register 350
7
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 7
28-04-11 17:59
1 Inleiding bij deel I
Vóór de komst van de Great Divergence was de wereld, net als nu, voortdurend in verandering, alleen vonden veranderingen in een ander tempo plaats. Voordat we in de komende hoofdstukken nader ingaan op de economische, sociaal-politieke en sociaal-culturele ontwikkelingen tussen het jaar 1000 en het eind van de achttiende eeuw zullen we ter inleiding eerst de contouren van deze wereld schetsen, die zowel eender als anders was. Hoeveel mensen woonden er in die tijd op aarde en waar? Welke veranderingen deden zich voor in de natuurlijke omgeving waarin zij leefden? In welke mate en hoe waren verschillende delen van de wereld met elkaar verbonden? Hoe kunnen we de grote lijnen van de veranderingen op het gebied van inkomen, macht en risico’s omschrijven? Deze vragen vormen het onderwerp van de volgende paragrafen.
Bevolkingsontwikkeling en natuurlijke omgeving Volkstellingen waren vóór 1800 een zeldzaam verschijnsel. Cijfers over de bevolkingsomvang in deze periode berusten dus bijna altijd op schattingen. Voor de wereld als geheel wordt geschat dat de bevolking is toegenomen van ongeveer 260 miljoen mensen in het jaar 1000 tot zo’n 950 miljoen mensen omstreeks 1800. Van de hele wereldbevolking woonde in deze tijd de helft tot tweederde in Azië en één-zesde tot één-vijfde in Europa. Europa telde minder inwoners dan China, Afrika of het Indiase subcontinent, maar wel meer dan Amerika (tabel 1.1). Binnen Europa waren Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland, Oostenrijk/Hongarije en Rusland de dichtst bevolkte gebieden. Engeland en Schotland (verenigd sinds 1707) voegden zich aan het eind van de achttiende eeuw bij deze kopgroep. Nederland en de zuidelijke Nederlanden (ruwweg het huidige België) behoorden qua bevolkingsomvang steeds tot de kleinere landen in Europa en vielen in dezelfde categorie als Zwitserland, Portugal, Ierland, Polen en de Scandinavische landen (tabel 1.2).
25
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 25
28-04-11 17:59
deel i vóór de great divergence (ca. 1000– c a. 1800) tabel 1.1 Geschat bevolkingsverloop in Europa, Afrika, het Indiase subcontinent, China en Amerika in miljoenen, 1000 –1800.
Europa Afrika (excl. Rusland)
India Pakistan Bangladesh
China
1000
30
40
59
1200
49
69
115
1300
79
100
96
1350
54
1500
70
87
95
103
1600
91
145
160
Amerika
42
1700
102
107
175
150
12
1800
154
102
180
330
24
Bron: Malanima, Pre-modern European economy, 4, 7, 10.
tabel 1.2 Geschat bevolkingsverloop in verschillende landen van Europa in miljoenen, 1300 –1800.
1300
1400
1500
1600
1700
1800
Frankrijk
16,0
12,0
15,0
18,5
21,5
29,0
Italië
12,5
8,0
9,0
13,3
13,5
18,1
5,5
4,5
5,0
6,8
7,4
10,5
Duitsland
13,0
8,0
11,0
16,2
14,1
24,5
Oostenrijk + Hongarije
10,0
9,0
11,5
12,8
15,5
24,3
(Europees) Rusland
15,0
11,0
15,0
16,0
13,0
35,0
Engeland + Schotland
5,5
3,4
4,3
5,4
6,6
10,9
Zuidelijke Nederlanden
1,4
1,2
1,3
1,3
1,9
2,9
Nederland
0,8
0,6
0,9
1,5
1,9
2,1
Spanje
Bron: Malanima, Pre-modern European economy, 9.
Omstreeks het jaar 1000 woonde de overgrote meerderheid van de wereldbevolking op het platteland. De verstedelijking in de wereld was nog nergens ver ontwikkeld. Zelfs in de meest geürbaniseerde gebieden van die tijd, het Midden-Oosten en China, woonde naar schatting niet meer dan 5 procent
26
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 26
28-04-11 17:59
hoofdstuk 1 Inleiding bij deel I van de totale bevolking in steden. Een van de grootste centra was Bagdad, met zo’n half miljoen inwoners. Hangzhou, in China, had er rond 1200 meer dan één miljoen. Het overwicht van het platteland bleef ook in de volgende eeuwen bestaan, hoewel de urbanisatie in verschillende delen van de wereld wel iets toenam, vooral in Europa. Terwijl in China het aandeel van de bevolking die in steden van 10.000 of meer inwoners woonde in de achttiende eeuw nog niet uitkwam boven de 4 procent, lag dat in Europa (afgezien van Rusland) op 8 à 9 procent en in Japan op 12 procent. In 1800 telde de wereld zes steden met meer dan een half miljoen inwoners, namelijk drie in Azië — Beijing, Canton en Edo (To kyo) — en drie in Europa — Constantinopel (Istanbul), Parijs en Londen. Opvallend is dat, zoals tabel 1.3 laat zien, het patroon van de verstedelijking vanaf de Late Middeleeuwen er nogal anders uitziet dan dat van de totale bevolking. Niet Frankrijk, Duitsland en Rusland vormden hierbij de kopgroep, maar Italië, Spanje, de zuidelijke Nederlanden en — in elk geval na 1500 — Nederland. Engeland en Schotland kwamen daar in de achttiende eeuw bij. Het percentage stadsbewoners hing in sterke mate af van de agrarische productiviteit. Deze hing vervolgens weer nauw samen met het klimaat. Klimaatonderzoek heeft uitgewezen dat de gemiddelde temperatuur op aarde, in elk geval op het noordelijk halfrond, op de lange termijn flinke schomme-
tabel 1.3 Verstedelijking in verschillende landen van Europa, 1300-1800: percentage van de totale bevolking in steden van 10.000 of meer inwoners (geschat). Frankrijk Italië Noord en Centraal Italië Zuid
1300
1400
1500
1600
1700
1800
5,2
4,7
5,0
6,3
8,7
8,9
18,0
12,4
16,4
14,4
13,0
14,2
9,4
3,3
12,7
18,6
16,1
21,0
12,1
10,2
11,4
14,5
9,6
14,7
Duitsland
3,4
4,1
4,1
4,4
5,4
6,1
Oostenrijk + Hongarije
0,6
0,5
0,8
1,6
1,7
3,2
Europees Rusland
2,1
2,3
2,0
2,4
2,1
3,6
Engeland
4,0
2,5
2,3
6,0
13,2
22,3
Spanje
Schotland
2,3
1,5
5,3
23,9
17,4
21,7
18,6
21,3
16,6
Nederland
17,8
29,5
32,5
28,6
Zuidelijke Nederlanden
18,8
Bron: Malanima, Pre-modern European economy, 246 ; De Vries, European urbanization, 39.
27
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 27
28-04-11 17:59
deel i vóór de great divergence (ca. 1000– c a. 1800) lingen heeft ondergaan. De elfde en de twaalfde eeuw lieten een opwarming zien; daardoor steeg de agrarische productie. Dit was de tijd dat de bevolking in Europa sterk groeide (zie tabel 1.1). De meeste steden in Europa dateren dan ook uit deze tijd. Daarop volgde een langdurige daling van de gemiddelde temperatuur, die haar dieptepunt bereikte tussen ongeveer 1570 en 1730. Pas in de negentiende eeuw kwam deze ‘Kleine IJstijd’ ten einde. Sindsdien vertoonde de gemiddelde temperatuur weer een opgaande lijn. De Europese bevolkingsstijging van de twaalfde eeuw werd niet alleen opgevangen door de nieuwe steden, ook kwam vanuit het westen een grootschalige kolonisatie op gang naar het veel minder dicht bevolkte gebied ten oosten van de Elbe. De boeren-kolonisten genoten daar een grote mate van vrijheid. Zowel de verstedelijking als het wegtrekken van grote groepen naar het oosten ging gepaard met het afbrokkelen van het feodalisme. Deze vorm van machtsuitoefening, waarin heer en vazal onderlinge afspraken hadden gemaakt (in ruil voor politieke en militaire steun mocht de vazal bepaalde landgoederen exploiteren), kwam door de bevolkingsgroei van die tijd onder druk. Voor grondeigenaren bleek het efficiënter te zijn om landarbeiders in dienst te nemen, als daar behoefte aan was, dan om een hofstelsel met horigen in stand te houden. In Europa ten oosten van de Elbe zou zich overigens vanaf de late vijftiende eeuw weer een omgekeerde ontwikkeling voordoen (zie hoofdstuk 2 en 4). De gevolgen van de Kleine IJstijd verschilden per continent. In gematigde luchtstreken in Europa, China en Noord-Amerika betekende het dat er vaker strenge winters, koude lentes en natte zomers voorkwamen. Daardoor daalde de productie in de landbouw en kwamen er meer misoogsten, wat weer tot een explosie van de voedselprijzen en een stijging van de sterfte kon leiden. Het uitbreken van de Zwarte Dood omstreeks het midden van de veertiende eeuw ging gepaard met een enorme bevolkingsdaling in vrijwel heel Eurazië. Voor West-Afrika, daarentegen, vielen de gevolgen van de klimaatverandering veel positiever uit. Daar viel in de periode 1500 –1800 in de zomermaanden gemiddeld veel meer regen dan in de eeuwen ervoor of erna. Dit betekende dat de grens van de savanne en de woestijn opschoof naar het noorden en een veel groter gebied voor de landbouw kon worden gebruikt.
Langeafstandsverbindingen Tussen 1000 en 1800 kwamen regelmatige contacten tussen de verschillende delen van de wereld tot stand. In sommige perioden breidden de connecties zich snel uit en werden deze intensiever, in andere perioden stagneerde de ontwikkeling. De versnellingsfasen deden zich grofweg voor tussen 1000 en
28
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 28
28-04-11 17:59
hoofdstuk 1 Inleiding bij deel I 1300 en tussen 1500 en 1650. Connecties over de lange afstand konden verschillende vormen aannemen. Voor een deel waren zulke verbindingen commercieel of militair-politiek van aard, maar ook konden ze sociale, culturele en ecologische aspecten omvatten: er vond bijvoorbeeld migratie plaats, er werd kennis en informatie uitgewisseld en er werden planten, dieren en ziektekiemen van de ene omgeving naar de andere getransporteerd. In de eerste versnellingsfase speelde Europa een ondergeschikte rol. De impulsen kwamen uit het Midden-Oosten en Centraal- en Oost-Azië. De commerciële expansie in de wereld van de islam en in China onder de Song-dynastie (960 –1279), gevolgd door de machtsexplosie van de Mongolen, die onder Genghis Khan (1162 – 1227) in de dertiende eeuw een rijk opbouwden dat reikte van China en India tot Oekraïne en Irak, zorgden voor een enorme uitbreiding van het netwerk aan langeafstandsverbindingen (zie voor het Mongoolse Rijk het netwerk III in kaart 1.1). De belangrijkste knooppunten in dit netwerk, waarlangs een druk verkeer van mensen, goederen en kennis ontstond, lagen in steden als Caïro, Tabriz (Iran), Bukhara, Samarkand (Centraal-Azië), Cambay (Gujarat), Calicut (Zuid-India), Malacca en Zaiton (China). Europese handelscentra als Venetië, Genua of Brugge lagen in de periferie van dit universum (zie kaart 1.1). In de tweede versnellingsfase, die aan het eind van de vijftiende eeuw begon, liep Europa daarentegen voorop en groeide zelfs uit tot een gebied van centrale betekenis. Vanuit het Iberisch Schiereiland begon, geholpen door kennis en kapitaal uit Italië, een proces van expansie over de oceaan, dat allerlei nieuwe verbindingslijnen over de hele wereld tot stand bracht. Er ontstond niet alleen een nieuwe regelmatige verbinding tussen Europa en Azië rond Kaap de Goede Hoop, maar er kwam ook voor het eerst regulier verkeer over de Atlantische Oceaan tussen Europa, Afrika en Amerika op gang en er werd bovendien via Acapulco en Manilla een route dwars over de Pacific tussen Amerika en China geopend. De zeiltocht rond de wereld van Portugese zeevaarders onder leiding van Fernão de Magalhães tussen 1519 en 1522 was geen op zichzelf staande gebeurtenis; ze markeerde het begin van een nieuw tijdperk. Vanaf omstreeks 1600 namen, naast Spanjaarden en Portugezen, ook Engelsen, Nederlanders en Fransen op steeds grotere schaal aan de overzeese intercontinentale handel deel. Volgens sommige onderzoekers zou de ‘geboorte’ van globalisering te dateren zijn met de aankomst van Columbus in Amerika; anderen kiezen liever voor het jaar 1571, toen een permanente verbinding over de Stille Oceaan tot stand kwam, waarlangs zilver uit de mijnen in Spaans-Amerika rechtstreeks naar China begon te stromen. Feit is dat de grootschalige onttrekking van het edelmetaal uit Peru en Mexico allerlei repercussies voor de economische, demografische en ecologische ontwikkeling in de wereld heeft gehad. Door de
29
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 29
28-04-11 17:59
Brugge
i
Troyes Venetië Genua
ii
Caffa Kaspische Zee
Zwarte Zee
Bukhara Constantinopel Tabriz
Middellandse Zee
Bagdad Alexandrië Caïro
Basra
iv Hormuz
v
Rode Zee Muscat Jiddah
Aden
Arabische Zee
vi
kaart 1.1 De verschillende langeafstands-handelsnetwerken in de dertiende eeuw van de historisch-sociologe Janet Abu-Lughod. Zij onderscheidt acht ‘circuits’: i Een kleintje, aan de periferie gelegen, dat zij het ‘Europese subsysteem’ noemt en dat via de Italianen contacten met de andere circuits onderhield; ii Een Mediterraans handelsnetwerk dat Europa met de Arabische en Mongoolse kooplieden verbond; III Het netwerk van het
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 30
28-04-11 17:59
Karakorum
iii
Bukhara
uscat
bische Zee
vi
Beijing
Samarkand
viii
Hangzhou Zaiton
OostChinese Zee
Canton
Cambay ZuidChinese Zee
Baai van Bengalen Calicut
Quilon
Malacca
vii
Palembang
Indische Oceaan
Mongoolse Rijk van Genghis Khan; IV Een netwerk rond de Perzische Golf; V Een circuit rond de Rode Zee, gedomineerd door de Egyptenaren; VI Een Zuid-Aziatisch circuit in het westelijke deel van de Indische Oceaan; VII Een Zuid-Aziatisch circuit in het oostelijke deel van de Indische Oceaan; en als laatste VIII Het handelsnetwerk van het Chinese Rijk. [ Bron: Abu-Lughod, Before European Hegemony, 34. ]
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 31
28-04-11 17:59
deel i vóór de great divergence (ca. 1000– c a. 1800) uitbreiding van de langeafstandshandel raakten continenten met elkaar verweven in een steeds nauwer web. Zo werd het zilver dat de Spanjaarden uit Amerika haalden, omgezet in Spaanse realen die weer grotendeels door de voc naar de Oost werden verscheept. Tegelijkertijd ontwrichtten de nieuwe koloniale nederzettingen de ecologische structuur van de Amerikaanse samenlevingen. Andere historici hebben betoogd dat niet gesproken kan worden van globalisering zolang internationale goederenmarkten nog niet zijn geïntegreerd. En in werkelijkheid liepen prijsniveaus in verschillende delen van de wereld vóór 1800 sterk uiteen. Globalisering zou dus pas in de loop van de negentiende eeuw op gang zijn gekomen. Maar veel sociaal-historici benadrukken dat globalisering niet strikt als een economisch fenomeen moet worden opgevat. Globalisering kon verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld ook culturele, religieuze, sociale of politieke. Ook al groeide de intercontinentale overzeese handel van en naar Europa vóór 1800 nog niet zo hard als daarna (zie tabel 1.4), de consumptiecultuur van Europa veranderde in de achttiende eeuw toch al sterk van karakter door de import van producten uit Azië en Amerika zoals thee, koffie, porselein en tabak. In die zin kan ook vóór 1800 van ‘globalisering’ worden gesproken. Hoewel Europeanen zich vóór de negentiende eeuw nauwelijks in het binnenland van Afrika waagden, waren de consequenties van de nieuwe ontwikkelingen in dat continent niet minder voelbaar. De opening van directe handelsroutes tussen West-Europa en het Verre Oosten rond de Kaap betekende dat de basis voor de rijkdommen die verdiend werden met de karavaanhandel onder druk kwam te staan. Indirect had dit ook effecten voor de belastinginkomsten van het Ottomaanse Rijk, dat sinds de zestiende eeuw zowel het Midden-Oosten als de hele noordkust van Afrika domineerde. Afrika ten
tabel 1.4 Geschatte groei van de intercontinentale overzeese handel van en naar Europa, 1500 –1900.
Gemiddelde groei per jaar in procenten
1500 –1599
1,26
1600 – 1699
0,66
1700 –1799
1,26
1800 – 1899
3,85
Bron: De Vries, ‘Connecting Europe and Asia’, tabel 1.
32
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 32
28-04-11 17:59
hoofdstuk 1 Inleiding bij deel I tabel 1.5 Afrikaanse slavenhandel, 1500–1900 (aantallen weggevoerde slaven).
Van Afrika over de Atlantische Oceaan
1500 –1900 Vóór 1600
Van Afrika naar het Midden-Oosten 4.300.000
325.000
1601 – 1700
1.900.000
1701 – 1800
6.700.000
1801 – ca.1870
2.600.000
Bron: Held e. a., Global transformations, 293.
zuiden van de Sahara werd bovendien zwaar getroffen door de groei van de slavenhandel. Naast de slavenhandel vanuit Oost-Afrika naar het MiddenOosten, die al langer bestond, kwam in de zestiende eeuw de trans-Atlantische slavenhandel op, die zich vooral op de westkust richtte. De trans-Atlantische vaart bereikte een nog grotere omvang dan die in de Indische Oceaan (tabel 1.5). De Portugezen hadden in deze slavenvaart het grootste aandeel: 46 procent. Engeland nam 28 procent voor haar rekening, Frankrijk 13 procent en Nederland en Spanje iets minder dan 5 procent elk. De globalisering uitte zich voor de Europeanen ook in een grotere mobiliteit. Een groeiend aantal Europeanen verliet zijn vertrouwde omgeving om naar een grote stad te trekken, op zee te varen, dienst te nemen in een leger, tijdelijk in een andere streek te werken of zich blijvend in een kolonie overzee of elders op het Europese continent te vestigen. Ze lieten dus de grenzen van hun eigen gemeenschap achter zich. Uitgedrukt als percentage van de totale Europese bevolking — de migratieratio — nam het aandeel van deze fysiek en cultureel mobiele groep aanzienlijk toe, vooral in de zeventiende en de negentiende eeuw, zoals tabel 1.6 laat zien. Uitbreiding en intensivering van langeafstandsverbindingen werkte ook op andere manieren door in de cultuur. Zo kwamen christelijke geleerden vanaf de twaalfde eeuw in Zuid-Spanje in aanraking met het rijke erfgoed aan Griekse geschriften over de natuur die, vertaald in het Arabisch, vanuit het centrum van het Abbasidische rijk in Bagdad hun weg hadden gevonden door de hele islamitische wereld. Eenmaal vertaald in het Latijn oefenden deze Griekse teksten, waaronder die van Aristoteles en Ptolemaeus, een grote invloed uit op de ontwikkeling van de wetenschap in Europa. De expansie van
33
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 33
28-04-11 17:59
deel i vóór de great divergence (ca. 1000– c a. 1800) tabel 1.6 Grensoverschrijdende migratie van Europeanen, 1500 –1850.
Migratieratio in procenten
1501 – 1550
12,9
1551 – 1600
14,8
1601 – 1650
19,9
1651 – 1700
18,5
1701 – 1750
17,7
1751 – 1800
17,2
1801 – 1850
22,7
Bron: Lucassen en Lucassen, ‘Mobility transition revisited’, tabel 1.1.
de Mongolen in de dertiende eeuw maakte het voor Europeanen veel gemakkelijker om kennis te verzamelen over China. Religies konden zich, dankzij de groei van langeafstandsverbindingen, naar andere delen van de wereld verbreiden. De islam verspreidde zich via handelsnetwerken tot ver in Afrika en Centraal- en Zuidoost-Azië. De overzeese expansie van Europa vanaf de zestiende eeuw leverde een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde verspreiding van het christendom. Christelijke missionarissen werden, deels onder bescherming van de Spaanse of Portugese overheid, tot diep in Amerika en Azië actief. En de toenemende vervlechting tussen verschillende delen van de wereld liet ook haar sporen na in de materiële cultuur. In Afrika, bijvoorbeeld, raakten in de achttiende eeuw felgekleurde katoenen stoffen in de mode, die uit India en later uit Engeland werden ingevoerd. Europeanen raakten verslingerd aan thee, koffie, cacao en suiker uit Azië en Amerika. In het kielzog van mensen volgden planten, dieren en ziektekiemen. Langs de handelsnetwerken rond de Indische Oceaan kwamen vanaf de achtste eeuw gewassen en vruchten als suikerriet, abrikozen, mango’s en citrusfruit vanuit het zuiden en oosten van Azië naar gebieden rond de Middellandse Zee. Gewassen als maïs, pinda’s of zoete aardappelen verspreidden zich vanaf de zestiende eeuw van Amerika naar China en zorgden daar voor een sterke bevolkingstoename. Europese veroveraars brachten na 1500 paarden, granen en een hele reeks andere producten naar Amerika. Portugezen introduceerden het Amerikaanse maïs in West-Afrika. De pest, die in het midden van de veertiende eeuw een op de drie mensen in Europa wegmaaide, bereikte deze streken via de intensief gebruikte handelsroutes door Centraal-Azië. Catastrofaal waren de gevolgen van de Euro-
34
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 34
28-04-11 17:59
hoofdstuk 1 Inleiding bij deel I pese expansie vanaf 1492 voor de inheemse populatie in Amerika. De oorspronkelijke bevolking nam tussen het einde van de vijftiende en het midden van de zestiende eeuw vermoedelijk met zo’n 90 procent af. Bloedige veroveringsoorlogen en de gedwongen arbeid in mijnen verhoogden de risico’s van het bestaan, maar vooral ziekten als de pokken, de mazelen en de griep maakten talloze slachtoffers. Enkele eilanden in het Caraïbisch gebied raakten daardoor binnen enkele decennia zelfs geheel ontvolkt en boden kolonisatoren een ‘leeg’ gebied om plantages te vestigen.
Contouren van veranderingen in de drie basisproblemen Veranderingen in inkomenspeil waren vóór de negentiende eeuw niet zo spectaculair als daarna. Samenlevingen waarin het inkomen per hoofd van de bevolking gedurende lange tijd steeg, waren in deze periode eerder uitzondering dan regel. We kunnen denken aan China ten tijde van de Song-dynastie, aan Italië of Vlaanderen in de volle Middeleeuwen of aan Nederland in de Gouden Eeuw. In hoofdstuk 2 wordt besproken hoe historici en sociale wetenschappers de mogelijkheden en beperkingen van economische ontwikkeling hebben geanalyseerd en hoe ze hebben verklaard waarom in bepaalde gebieden in bepaalde perioden wel een langdurige welvaartgroei kon plaatsvinden. De achtergronden van de ontwikkeling in Nederland komen daarbij uitgebreid in beeld. Met de Industriële Revolutie, die aan het eind van de achttiende eeuw in Engeland begon, werd een sterkere en langdurige stijging van het inkomenspeil mogelijk. Dankzij deze omwenteling zou Europa de rest van de wereld tijdelijk verre in welvaart overtreffen. Binnen en buiten Europa deden zich ook uiteenlopende ontwikkelingen voor in de manieren waarop inkomen werd verdeeld. Vrije loonarbeid nam hier en daar toe, maar in grote delen van de wereld (inbegrepen veel Europese koloniën) breidden zich integendeel systemen van gedwongen arbeid uit. En daarin bleef weinig of geen vrij beschikbaar inkomen over voor degenen die het werk deden. Ingrijpende veranderingen deden zich ondertussen wel voor in machtsvorming en machtsverdeling. Dat gold in sterkere mate voor Europa dan voor andere delen van de wereld, zoals hoofdstuk 3 laat zien. Er werden staten gevormd, er kwamen nieuwe typen staten op, er ontstonden systemen van staten en sommige staten breidden hun macht uit tot ver overzee. Onderlinge rivaliteit en oorlogvoering waren de drijvende krachten achter deze processen. De interne structuur van staten veranderde ook, door centralisatie en bureaucratisering in bijvoorbeeld de financiering van het staatsapparaat. Het gewone volk kon nauwelijks zijn stem laten horen, behalve door in opstand
35
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 35
28-04-11 17:59
deel i vóór de great divergence (ca. 1000– c a. 1800) te komen, maar in sommige samenlevingen ontstond wel een soort ‘publieke sfeer’ waar vrije discussie mogelijk was. De risico’s van het bestaan waren voor de meeste mensen in de wereld anno 1800 niet of nauwelijks geringer dan achthonderd jaar daarvoor. De kansen om ziek, invalide of arm te worden, zonder werk te zitten of slachtoffer te worden van een oorlog of een natuurramp waren niet minder geworden. Maar zoals hoofdstuk 4 zal laten zien, veranderde er in de tussentijd wel het een en ander in de sociale orde en in het wereldbeeld. De meerderheid van de bevolking leefde nog steeds op het platteland, maar door het afbrokkelen van de feodale machtstructuren verdwenen de communale banden en nam de vrijheid van arbeid, beweging en woning toe. Vooral in West-Europa ontstond daardoor een meer geïndividualiseerde wereld met het kerngezin als belangrijkste eenheid. Ook de taakverdeling bij de opvang van risico’s veranderde; langzaam trok de overheid steeds meer voorzieningen naar zich toe. Daardoor nam het kerkelijke gezag af, wat nog werd versterkt door de opkomst van de rede en de proefondervindelijke ervaring als hulpmiddelen om de wereld te begrijpen.
36
Wereld+Nederland_Binnenwerk_372pp.indd 36
28-04-11 17:59