3. Algemene informatie
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 12/190
Het koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen heeft een aantal richtlijnen en bepalingen opgesteld inzake de noodplanning op gemeentelijk, provinciaal en federaal niveau. Elke gemeente dient over nood-en interventieplannen te beschikken die van toepassing zijn bij noodsituaties of dreigende noodsituaties. Onder noodsituatie verstaat men: elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of veroorzaken kan, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte van materiële belangen, en waarbij de coördinatie van de disciplines of hulpdiensten is vereist om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken.
3.1.
Gebruikte afkortingen
ACT
Aided Command Training
AFT
Aided Field Exercise
AK
Actiekaart
ASTRID
All-round Semi-cellular Trunking Radiocommunication network for Integrated Dispatching
AZ
Algemeen Ziekenhuis
BIP
Brandweer interventieplan
BKO
Buitenschoolse Kinderopvang
BNIP
Bijzonder nood- en interventieplan
CAX
Computer Aided Training
CIC (CIVLA)
Communicatie- en Informatiecentrum (Vlaams-Brabant)
CFTX
Combined Field Training Exercise
CFX
Commandpost Field Exercise
CGCCR
Coördinatie en Crisiscentrum van de Regering
CIP
Centraal Informatiepunt voor TIC
CODA
Centrum voor Onderzoek in Dierengeneeskunde en Agrochemie
COMX
Communication Exercise
CP-Ops
Commandopost-Operaties (Operationele commandopost)
CPX
Command Post Exercise
Dir-Bw
Directeur brandweer
Dir-CP-OPS
Directeur Commandopost-Operaties
Dir-Info
Directeur informatie
Dir-Log
Directeur logistiek
Dir-Med
Directeur medische hulpverlening
Dir-Pol
Directeur politie
DSI
Dringende sociale interventie (Rode Kruis)
DVI
Disaster Victim Identification
FAVV
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
FCC
Federaal Coördinatiecomité
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 13/190
GANIP
Gemeentelijk Algemeen Nood- en Interventieplan
GCC
Gemeentelijk Coördinatiecomité
HC100
Hulpcentrum 100
HC101
Hulpcentrum 101
ICX
Interactive Command Exercise
IIP
Informatie interventieplan
INFONR
Informatienummer voor bevolking
LIP
Logistiek interventieplan
MIP
Medische interventieplan
PCC
Provinciaal Coördinatiecomité
PIP
Politioneel Interventieplan
PSIP
Psychosociaal Interventieplan
PSM
Psychosociaal manager
RRX
Radiness Reaction Exercise
RV-punten
Rendez-vous punten
Sitreps
Situatierapport
TIC
Telefoon- en informatie centrum voor kennissen en familie
VMP
Vooruitgeschoven medische post
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 14/190
3.2.
Soorten noodplannen
Het nood-en interventieplan (NIP) omvat: - een algemeen nood- en interventieplan dat de algemene richtlijnen en de nodige informatie bevat om het beheer van een noodsituatie te verzekeren; - een bijzonder nood- en interventieplan met bijkomende specifieke richtlijnen betreffende een bijzonder risico. Het monodisciplinair interventieplan regelt de interventiemodaliteiten van één discipline. Het intern noodplan is een document op het niveau van het bedrijf of de instelling en wordt opgesteld door het betrokken bedrijf of de betrokken instelling. 3.3.
Fasering
Algemeen De bevoegde bestuurlijke overheden voor het beheer van een noodsituatie zijn de burgemeester in zijn gemeente, de gouverneur in zijn provincie en de minister van Binnenlandse Zaken op het grondgebied van de federale Staat. Vandaar dat de nood- en interventieplannen kunnen worden afgekondigd en geactiveerd op drie niveaus die fasen worden genoemd: de gemeentelijke fase, de provinciale fase en de federale fase. In elke fase worden bepaalde diensten gealarmeerd om effectief op te treden en andere diensten worden dan weer in vooralarm geplaatst. Afkondiging van een fase De beslissing om een fase af te kondigen is een beleidsbeslissing die toekomt aan de burgemeester, de gouverneur of de minister. Deze beslissing kan niet worden gedelegeerd. De afkondiging van het NIP houdt precies in dat de noodsituatie zo vlug mogelijk multidisciplinair en op het geschikte niveau wordt aangepakt en gecoördineerd, en dat er naast de operationele coördinatie van de hulpdiensten op het terrein ook de beleidsmatige maatregelen worden genomen die nodig zijn om de gevolgen van de noodtoestand voor mens en milieu te beperken en terug te keren naar de normale toestand. Voor de operationeel leidinggevende is het niet altijd even gemakkelijk de aard, de omvang en de potentiële gevolgen van een ernstig incident juist in te schatten en te beoordelen welke fase eraan moet worden gekoppeld. Het zal meestal wenselijk zijn reeds het monodisciplinair interventieplan voor zijn discipline af te kondigen en rekening te houden met de interactie met de andere disciplines. Het zal dan eveneens aangewezen zijn het overleg met de andere disciplines op te schalen naar een gestructureerd overleg en over te gaan tot de oprichting van een Cp-Ops. Het is alleszins belangrijk om de burgemeester onmiddellijk te verwittigen en te adviseren zodat deze de nodige initiatieven kan nemen met het oog op de reële afkondiging van de gemeentelijke fase of een eventuele opschaling naar een hogere fase. In omgekeerde richting is het nuttig de opheffing van een fase te adviseren.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 15/190
Bepaling van een fase Er bestaan geen objectieve elementen die aangeven welke fase het best wordt afgekondigd. Wel kan men bij de uiteindelijke beslissing om een bepaalde fase af te kondigen rekening houden met één of meerdere van de volgende parameters: - de aard en/of omvang van de gebeurtenissen; - het verloop en de evolutie van de gebeurtenissen; - de geografische uitgestrektheid van de schadelijke gevolgen; - het reëel of potentieel aantal slachtoffers en/of betrokkenen; - de nood aan coördinatie; - de aan te wenden middelen; - de effecten op het milieu; - de effecten op de volksgezondheid; - de socio-economische en/of maatschappelijke impact van de gebeurtenissen; - de impact in de media; - een ongeval waarvoor een BNIP is opgemaakt. Volgorde van de fasen Het is niet noodzakelijk om eerst de gemeentelijke fase af te kondigen om dan te kunnen opschalen naar de provinciale fase. Naargelang van het geval kan de burgemeester aan de gouverneur voorstellen dadelijk de provinciale fase uit te roepen. Op dezelfde wijze kan de gouverneur de afkondiging van de federale fase voorstellen aan de minister. Omgekeerd kan de minister de gouverneur verzoeken de provinciale fase af te kondigen of via de gouverneur zelfs één of meerdere gemeenten vragen de gemeentelijke fase af te kondigen. De gouverneur kan deze vraag ook op eigen initiatief aan de gemeente richten. Indien de gouverneur genoodzaakt is de provinciale fase af te kondigen zonder overleg met de betrokken burgemeester(s) dan zal hij deze(n) zo vlug mogelijk op de hoogte brengen. Opheffing van een fase De overheid die bevoegd is voor het afkondigen van een fase is eveneens bevoegd voor de opheffing ervan. De opheffing zal gebeuren in overleg met de diensten die beleidsmatig en operationeel bij de bestrijding van de noodsituatie betrokken zijn en in voorkomend geval met de andere betrokken bevoegde overheid of overheden. De gouverneur zal dus de provinciale fase opheffen in overleg met de burgemeester(s) van de gemeente(n) die door de noodsituatie getroffen zijn. Uit dit overleg kan eventueel de noodzaak blijken om de gemeentelijke fase nog geactiveerd te houden. Soms is het aangewezen een bepaalde fase niet onmiddellijk af te blazen ondanks het feit dat de directe risico’s zijn bestreden en de situatie onder controle is. Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn in functie van specifieke maatregelen in het kader van de nazorg. Interne evaluatie Bij elke gebeurtenis waarbij een bepaalde fase werd afgekondigd, is het aangewezen intern een grondige evaluatie te doen van het noodgeval. Alle vaststellingen en conclusies hieruit kunnen dan worden verzameld in een verslag dat aan alle betrokkenen kan worden overgemaakt. Uiteraard zou het zeer nuttig zijn indien deze gegevens eveneens aan de bestuurlijke overheden zouden worden bezorgd, met name aan de burgemeester en de gouverneur, zodat er met de bevindingen rekening kan worden gehouden bij de aanpassing en actualisering van het nood- en interventieplan.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 16/190
Gemeentelijke fase Bij afkondiging van de gemeentelijke fase wordt de in het gemeentelijke nood- en interventieplan voorziene nodige hulp gemobiliseerd en worden de gemeentelijk operationele (Cp-Ops) en beleidsmatige (CC) coördinatiestructuren ontplooid. De gemeentelijke fase zal door de burgemeester worden afgekondigd voor zover de nadelige gevolgen van de noodsituatie of de dreiging daartoe beperkt blijven tot het grondgebied van de gemeente. Een bijkomende voorwaarde is dat het beheer van de noodsituatie kan gebeuren met de middelen en versterkingen waarover de gemeente zélf beschikt of die door andere diensten of organismen normaal kunnen worden ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld de versterking van brandweer of politie op grond van zonale of interzonale afspraken. De afkondiging van het NIP kan dus beperkt blijven tot de gemeentelijke fase zolang de in te zetten middelen geen ernstige overbelasting betekenen binnen éénzelfde regio van de brandweer, de politie, de medische en psychosociale middelen voor verzorging en opvang, en van hun respectievelijke reserves. Ook zal er rekening gehouden worden met de nood aan logistieke middelen en middelen voor gespecialiseerde interventies van de civiele bescherming, die eventueel moeten worden aangevuld met andere openbare of privé-middelen. Bij afkondiging van de gemeentelijke fase verwittigt de burgemeester onmiddellijk de gouverneur en houdt deze regelmatig op de hoogte. Bij dit contact zullen de behoeften aan middelen en aan coördinatie worden geëvalueerd en zal worden nagegaan of een opschaling naar een hogere fase aangewezen is. Het is niet overbodig de gemeentelijke overheid erop te wijzen dat het inzetten van extra hulpmiddelen of gespecialiseerde middelen soms kan leiden tot terugbetaling of restitutie van de kosten gemaakt door opgevorderde personen of diensten. Deze kosten vallen ten laste van de overheid die bevoegd is voor het beheer van de noodsituatie. In de gemeentelijke fase is dit de gemeente. De mogelijke kosten die voortvloeien uit dergelijke opvorderingen vormen echter allerminst een reden om de gemeentelijke fase op te schalen naar een hogere fase. Provinciale fase Bij afkondiging van de provinciale fase wordt de in de provinciale nood- en interventieplan voorziene nodige hulp gemobiliseerd en worden de provinciale operationele (Cp-Ops) en coördinatiestructuren (CC) ontplooid. De provinciale fase kan worden afgekondigd door de gouverneur wanneer de noodsituatie meer dan één gemeente treft. In een groot aantal gevallen zal de gouverneur echter de provinciale fase afkondigen op grond van de evaluatie van de ontstane noodsituatie of van de dreiging. Hij zal rekening houden met de aard en impact van de gebeurtenis en het evolutief risico, met de behoefte aan in te zetten middelen en/of met de specificiteit van de te nemen maatregelen. Telkens de provinciale fase wordt afgekondigd, informeert de gouverneur de minister via het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR). Zowel bij de grensoverschrijdende effecten tussen gemeenten als tussen provincies komt het erop aan de noodsituatie op de meest gepaste wijze te bestrijden. In deze gevallen wordt er uitgegaan van het subsidiariteitsbeginsel.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 17/190
Federale fase De federale fase wordt opgestart voor noodsituaties in overeenstemming met de bepalingen van het KB van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie en/of een beheer op nationaal niveau vereisen. Indien het nodig wordt geacht, kan gevraagd worden om het provinciaal coördinatiecomité samen te roepen met de bedoeling het federaal beleidsniveau mee te ondersteunen. Het provinciaal niveau heeft immers een rechtstreekser contact met het lokale niveau en kan ondermeer een belangrijke rol spelen in de verspreiding van de informatie aan de lokale bevolking en overheden.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 18/190
Samenvattingsschema
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 19/190
3.4.
Disciplines
Algemeen In de nood- en interventieplannen moeten de opdrachten van de verschillende diensten duidelijk worden afgebakend en ingedeeld in vijf functionele disciplines. Voor elk van deze disciplines moet tevens een monodisciplinair interventieplan worden opgesteld. In het nood- en interventieplan wordt aldus een onderscheid gemaakt tussen de vijf volgende disciplines: - discipline 1: de hulpverleningsoperaties; - discipline 2: de medische, sanitaire en psychosociale hulp; - discipline 3: de politie van de plaats van de noodsituatie; - discipline 4: de logistieke steun; - discipline 5: de informatie. De opdrachten, zoals hieronder vermeld, zijn basisopdrachten en zeker niet limitatief. De omstandigheden en het gezond verstand zullen bepalend zijn betreffende de bijkomende taken en de wijze waarop de opdrachten uitgevoerd zullen worden. Discipline 1: de hulpverleningsoperaties De opdrachten die deel uitmaken van deze discipline worden uitgevoerd door de brandweerdiensten, bijgestaan door de operationele eenheden van de civiele bescherming overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming. Tot het pakket van opdrachten behoren onder meer : · het beheersen van de noodsituatie en de eraan verbonden risico’s uitschakelen : blussen van brand, dichten van bressen en het versterken van dijken, … en nemen van alle maatregelen om de uitbreiding van de gevolgen van de noodsituatie te voorkomen; · het opsporen, bevrijden, helpen, redden en in veiligheid brengen van personen en hun goederen beschermen; · gevaarlijke stoffen opsporen, meten en bestrijden en de ontsmetting verzekeren; · in de rode zone of uitsluitingszone de evacuatie van de bevolking uitvoeren en/of toezien op de getroffen schuilmaatregelen; · de nodige personen en goederen opeisen in functie van de uitvoering van hun opdrachten; · helpen bij organisatie van de interventiezone volgens de richtlijnen van de Dir-Cp-Ops, meer in het bijzonder de organisatie en bebakening van de rode zone of uitsluitingszone indien hiervoor speciale persoonlijke beschermingsuitrusting nodig is; · In afwachting van de oprichting van de Cp-Ops, het bezorgen van de informatie aan de burgemeester en het 100-centrum en het organiseren van de operationele coördinatie met de andere disciplines. De leiding van de hulpoperaties berust volgens het KB betreffende de nood- en interventieplannen bij de directeur-brandweer( Dir-Bw). Het KB bepaalt eveneens dat de toewijzing van zowel de functie van Dir-BW als van Dir-Cp-Ops volgens dezelfde regels gebeurt. De Dir-BW is de op de plaats van de interventie aanwezige officier met de hoogste graad. Bij gelijkheid van graad heeft de oudste in graad voorrang. Aangezien beide functies niet kunnen worden gecumuleerd, zal deze officier moeten kiezen welke functie hij zélf opneemt. De andere functie zal worden uitgeoefend door de officier met de tweede hoogste graad. Het is aanbevolen dat de officier die deze keuze moet maken, aan de officier die de hulpoperaties leidt vanaf het ontstaan van de noodsituatie, de mogelijkheid geeft de functie van Dir-BW verder uit te oefenen, op voorwaarde dat deze dan wél de tweede hoogste in graad is. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen officier vrijwilliger en beroepsofficier of tussen de territoriaal bevoegde officier en officier van een brandweerdienst die ter versterking komt. De praktische modaliteiten inzake aflossing met bevelsoverdracht bij operaties van langere duur worden geregeld in het monodisciplinair interventieplan voor discipline 1. Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 20/190
Brandweerofficieren die worden opgeroepen in een adviserende rol omwille van hun specifieke deskundigheid worden geacht geen rang te bekleden. Zij treden op als adviseur van de operationeel leidinggevenden of van het coördinatiecomité. Discipline 2: de medische, sanitaire en psychosociale hulp Discipline 2 omvat de medische spoedhulpmaatregelen, het treffen van de nodige maatregelen voor de volksgezondheid en de psychosociale bijstand aan de getroffenen. Tot de opdrachten behoren onder meer : · de medische hulpketen oprichten : de alarmering, verkenning en evaluatie, de oprichting en organisatie van een voorwaartse medische post, het in vooralarm zetten van medische diensten,….; · de slachtoffers opvangen, triëren en verzorgen….; · de afvoer verzekeren (regulatie) naar de gepaste ziekenhuizen rekening houdend met beschikbare opvangcapaciteit en specialismen….; · het overlijden vaststellen, een tijdelijk mortuarium inrichten en beheren op de plaats van de noodsituatie; · de informatie en/of gegevens verzamelen en analyseren die nuttig zijn in verband met de volks-gezondheid, de veiligheid van de voedselketen en het leefmilieu; · het beheer van de ambulances ter plaatse; · de informatiegaring over de slachtoffers en het beheer van deze informatie; · de informatieverstrekking aan en over slachtoffers volgens de richtlijnen van de bevoegde overheden; · zo nodig, de oprichting van een telefooninformatiecentrum; · de psychosociale hulpverlening aan de getroffenen, hun familie en/of naasten; · de opvang van niet-gewonden op het terrein; · de opvang van betrokkenen in een onthaalcentrum….. De leiding van de medische, sanitaire en psychosociale hulp berust bij de directeur medische hulpverlening (Dir-Med) die in het monodisciplinair interventieplan wordt aangeduid rekening houdend met de geldende principes van de medische noodplanning. De Dir-Med en de optredende medische diensten blijven onderworpen aan het gezag van de federale gezondheidsinspecteur die de discipline 2 vertegenwoordigt op het vlak van de beleidscoördinatie. De federale gezondheidsinspecteur zal eveneens het gezag uitoefenen over de uitvoering van het psychosociale luik en kan zich daarin laten bijstaan door een psychosociaal manager. Verder worden diverse taken van discipline 2 uitgevoerd door de diensten die dagdagelijks instaan voor de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening. Zij worden in de eerste plaats versterkt door de diensten van het Rode Kruis, ook op het vlak van de psychosociale hulp. Nadere bepalingen worden opgenomen in het monodisciplinair interventieplan voor discipline 2.
Discipline 3: de politie van de plaats van de noodsituatie De opdrachten van de politiediensten bestaan, conform de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, uit tal van opdrachten waarvan de voornaamste zijn: · het handhaven en herstellen van de openbare orde; · het beveiligen van de plaats van het onheil; · het vrijwaren van toegangs- en evacuatiewegen en de nodige perimeters installeren; · het nemen van aan de noodsituatie aangepaste verkeersmaatregelen; · het uitvoeren van escortes; · de uitvoering van de evacuatie van de bevolking behalve in de rode zone of uitsluitingszone; · het ter kennis brengen en het toezicht houden op de uitvoering van de schuilmaatregelen van de bedreigde bevolking; · de identificatie van de overledenen; · de gerechtelijke onderzoekshandelingen onder leiding van de gerechtelijke overheid…. Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 21/190
De identificatie van overleden slachtoffers is een opdracht van de bestuurlijke politie. Dit zal zonodig gebeuren met inschakeling van het DVI-team van de federale politie en andere gespecialiseerde diensten. De opdrachten worden uitgevoerd door de lokale en/of federale politie die onder de operationele leiding staan van de directeur politie (Dir-Pol) genoemd,. De Dir-Pol is de korpschef van de lokale politie of de Directeur-coördinator volgens de bepalingen van de artikelen 7/1 tot 7/3 van de wet op het politieambt. Dit wordt nader vastgelegd in het monodisciplinair nooden interventieplan voor discipline 3 (politioneel interventieplan – PIP). Opmerking De lijken van dodelijke slachtoffers worden slechts vrijgegeven na toelating van de gerechtelijke overheid. De gerechtelijke onderzoekshandelingen mogen nooit de dringende reddingsacties hinderen. Tussen de Gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant en de Procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement Leuven enerzijds en de Procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement Brussel bevoegd voor het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde anderzijds is er een afsprakennota opgemaakt over de coördinatiebevoegdheid tijdens crisissituaties. Discipline 4: logistieke steun De opdrachten van discipline 4 behelzen voornamelijk: · de bijstand aan andere disciplines en de versterking inzake personeel en materieel waaronder speciaal reddings- en hulpverleningsmaterieel; · het organiseren van de technische communicatie tussen de disciplines, de commandopost-operaties (CpOps) en het coördinatiecomité; · de proviandvoorziening aan hulpverleners en getroffenen; · de uitvoering van diverse werkzaamheden; · het opsporen, meten en bestrijden van gevaarlijke producten….. De opdrachten komen in hoofdzaak toe aan de operationele eenheden van de civiele bescherming, maar ook aan de brandweer of aan gespecialiseerde openbare en private diensten en personen die door de bevoegde overheden of hun gemachtigden worden gevorderd, conform de Wet van 31 december 1963 op de Civiele Bescherming (artikel 5) of, ingeval van hoogdringendheid, conform de Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (artikel 17, 3de lid). Indien de burgermiddelen zijn uitgeput zal ook de bijstand van het leger worden overwogen en desgevallend gevraagd door de bevoegde overheid. In geval van de gemeentelijke fase dient hiervoor het akkoord gevraagd van de gouverneur. De discipline logistiek staat onder de leiding van de directeur logistiek (Dir-Log). Dit is de aanwezige met de hoogste graad van de operationele eenheid van de Civiele Bescherming, maar het KB betreffende de nooden interventieplannen voorziet dat de Cp-Ops, rekening houdend met de aard van de operationele inzet, een andere Dir-Log kan aanduiden. Volgens hetzelfde KB treden de eenheden van de civiele bescherming ambtshalve op wanneer de provinciale fase of de federale fase wordt afgekondigd. Maar deze eenheden kunnen op gezag van de burgemeester of de gouverneur ook worden opgeroepen telkens dit nodig is en dit voor rekening van de federale overheid.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 22/190
Discipline 5: informatie Het is van het grootste belang om tijdens een noodsituatie gepast te communiceren, de communicatie regelmatig te onderhouden en bij te stellen in functie van het verloop en de ontwikkeling van de noodsituatie. Tijdens de noodsituatie zal de bevolking zo vlug mogelijk worden geïnformeerd over wat er gaande is en over de te nemen (voorzorgs)maatregelen. Ook de media dient op een nauwkeurige manier geïnformeerd te worden. Zij kunnen immers een zeer positieve rol vervullen bij het overbrengen van de aanbevelingen van de overheid naar de bedreigde bevolking. Na het opheffen van de noodsituatie zal ook met de meeste zorg informatie worden gegeven over de maatregelen die de terugkeer naar een genormaliseerde situatie mogelijk maken of bevorderen. De organisatie van de informatie berust bij de directeur-informatie (Dir-Info) die door de bevoegde overheid wordt aangeduid. Hij kan ook als woordvoerder worden aangesteld voor de burgemeester of de gouverneur. Beiden zijn elk op hun niveau bevoegd voor de inhoud van de informatie en de verspreiding ervan. De burgemeester geeft algemene informatie over de noodsituatie in de gemeentelijke fase, de gouverneur in de provinciale fase. Ingeval van de federale fase zal de bevoegde minister instaan voor de coördinatie van de algemene informatie aan de bevolking. De gouverneurs en de burgemeesters zullen hiermee rekening houden wanneer zij de bevolking inlichten over de nodige beschermingsmaatregelen.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 23/190
3.5.
Coördinatie
De coördinatie van de noodsituatie betreft het beheer van de noodsituatie. Concreter uitgedrukt, is de coördinatie van de operaties n.a.v. een noodsituatie er enerzijds op gericht de acties van de tussenkomende diensten op het operationele vlak multidisciplinair op elkaar af te stemmen. Anderzijds zal de bestrijding van een noodsituatie diverse beleidsmaatregelen vereisen die moeten worden genomen door de bevoegde overheid of overheden, bijvoorbeeld het nemen van maatregelen voor de bescherming van de bevolking en/of het milieu, en het uitvaardigen van politiereglementen. Ook deze maatregelen dienen te worden gecoördineerd en afgesproken met de verantwoordelijken voor de operationele coördinatie. De coördinatie, zowel operationeel als beleidsmatig, houdt tevens in dat rekening gehouden wordt met de evolutie en met het mogelijk verergeren van de noodsituatie. Daarom zullen in functie van de noodsituatie een aantal maatregelen worden voorbereid die onmiddellijk kunnen worden ingesteld van zodra dit nodig is. In dezelfde optiek zullen ook reserves paraat gehouden worden op het vlak van inzetbaar personeel en/of materieel. Operationele coördinatie - Cp-Ops De operationele coördinatie gebeurt vanuit de Commandopostoperaties of Cp-Ops. Door de Cp-Ops zal: · zo vlug mogelijk situatierapporten worden overgemaakt aan de bevoegde overheid; · regelmatig worden gerapporteerd over de evolutie van de toestand; · adviezen worden gegeven op het vlak van de beleidsmatige coördinatie; · de beslissingen van de beleidscoördinatie worden uitgevoerd; · het interventieterrein worden georganiseerd; · het hulpcentrum 100 worden ingeschakeld als centraal communicatiecentrum voor het alarmeren en oproepen van de hulpdiensten en van andere diensten of personen nodig op de plaats van de ramp; · het hulpcentrum 100 worden geïnformeerd over het toekomen van de opgeroepen diensten en over de evolutie op het rampterrein….. In afwachting van de installatie van een coördinatiecomité is de Cp-Ops verantwoordelijk voor de beleidscoördinatie. Beslissingen in dat kader dienen dadelijk te worden gecommuniceerd bij de installatie van het coördinatiecomité. Samenstelling De Cp-Ops is samengesteld uit de Dir-Bw, de Dir-Med, de Dir-Pol, de Dir-Log en de (vertegenwoordiger van de) Dir-Info, en voor zover deze disciplines bij de noodsituatie een rol te vervullen hebben. In vele noodsituaties zal het nodig zijn ook een vertegenwoordiger van de getroffen instelling of het getroffen bedrijf bij de operationele coördinatie te betrekken. Leiding De Cp-Ops staat onder de leiding van de directeur-commandopost-operaties of Dir-Cp-Ops. Deze laatste is de aanwezige brandweerofficier met de hoogste graad en in geval van gelijkheid van graad krijgt de oudste in graad voorrang. De bevoegde overheid kan in functie van de aard van de noodsituatie een leidinggevende van een andere discipline als Dir-Cp-Ops aanduiden, bijvoorbeeld een politieofficier wanneer de noodsituatie in hoofdzaak gepaard gaat met politieacties. Daar de opdracht van de Dir-Cp-Ops op zichzelf genomen reeds zeer omvangrijk is deze functie niet cumuleerbaar met de Dir-Bw. Dezelfde beperking geldt indien de Dir-Cp-Ops behoort tot een andere discipline. Aangezien de operaties in de veiligst mogelijke omstandigheden dienen te gebeuren, duidt de Dir-Cp-Ops een adviseur van één van de deelnemende disciplines aan om de Cp-Ops te adviseren over de nodige Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 24/190
veiligheidsvoorzieningen. Deze adviseur moet niet noodzakelijk behoren tot de discipline die de Dir-Cp-Ops levert. Motorkapoverleg In afwachting van de oprichting van een Cp-Ops zal de operationele coördinatie in een beginfase meestal bestaan uit een zogenaamd motorkapoverleg. In de praktijk zullen de disciplineverantwoordelijken zich meestal begeven naar de commandowagen van de brandweer. Plaatsing van de Cp-Ops De Cp.Ops wordt geplaatst buiten de gevarenzone en dient gemakkelijk bereikbaar te zijn. De coördinaten van de inplanting worden onmiddellijk meegedeeld aan het hulpcentrum 100 en het CIC. Indien er een coördinatiecomité opgericht wordt, zal dit eveneens op de hoogte worden gebracht van de plaats van de Cp-Ops en op welke manier deze kan worden gecontacteerd. Herkenbaarheid van de Cp-Ops Het is noodzakelijk om de Cp-Ops, die aanvankelijk misschien alleen uit de commandowagen van de brandweer zal bestaan, ondubbelzinnig aan te duiden. Bijzondere aandacht dient ook uit te gaan naar de herkenbaarheid van de hulpdiensten op het terrein. In dit verband is het een eerste vereiste dat de leden van hulp- en ordediensten zich houden aan de vestimentaire onderrichtingen die in de regelgeving zijn vastgelegd, ongeacht of hun optreden gebeurt in het raam van een dagdagelijkse interventie of van een grootschalige operatie. Uitrusting van de Cp-Ops In het voertuig dienen voldoende communicatiemiddelen aanwezig te zijn om de nodige verbindingen met de commandoposten van de diverse disciplines en met het coördinatiecomité te bewerkstelligen. Ook dient er een vergaderruimte voorzien te worden waarin de operationele directeurs van elke discipline kunnen samenkomen. Werking van de Cp-Ops De Dir-Cp-Ops roept op regelmatige basis of permanent de operationele directeurs samen voor informatie en overleg. De verantwoordelijken van alle aankomende versterkingen melden zich bij hun aankomst op het RV-punt onmiddellijk radiofonisch aan de Cp-Ops. Elke operationele directeur plaatst zijn/haar commandovoertuig in de onmiddellijke omgeving van de Cp-Ops. Deze voertuigen dienen permanent bemand te zijn en zorgen voor het radiocontact met het terrein. Samenstelling van de Cp-Ops - Dir-Cp-Ops, voorzitter; - Dir-Bw; - Dir-Med; - Dir-Pol; - Dir-Log; - Dir-Info of vertegenwoordiger; - eventueel een vertegenwoordiger van de getroffen instelling of het getroffen bedrijf. Enkel de disciplines die bij de noodsituatie een rol te vervullen hebben, zullen deel uitmaken van de Cp-Ops.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 25/190
Beleidscoördinatie
Algemeen De bevoegde overheid staat in voor de beleidsmatige coördinatie van de maatregelen die de operationele acties verder moeten ondersteunen en die ertoe strekt de noodsituatie ook naar zijn diverse maatschappelijke gevolgen op doeltreffende wijze aan te pakken en zo spoedig mogelijk naar de normale toestand terug te keren. De burgemeester staat in voor de beleidscoördinatie in de gemeentelijke fase, de gouverneur in de provinciale fase. De coördinatiebevoegdheid van de burgemeester is gebaseerd op zijn algemene politiebevoegdheid die voortvloeit uit de artikelen 133 en 134 van de Nieuwe Gemeentewet en de bevoegdheid van de gouverneur berust op artikel 128 van de Provinciewet. De minister zal de beleidscoördinatie in geval van de federale fase leiden overeenkomstig het KB van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen. Hoe dan ook blijft de burgemeester verantwoordelijk voor de beleidscoördinatie in zijn gemeente bij de afkondiging van de provinciale fase, en de gouverneur in de provincie bij de afkondiging van de federale fase. Zij volgen daarbij de richtlijnen respectievelijk van de gouverneur of van de minister. Voor de uitvoering van de beleidscoördinatie wordt het gemeentelijk of provinciaal coördinatiecomité of CC samengeroepen dat wordt voorgezeten door respectievelijk de burgemeester en de gouverneur. Het gemeentelijk CC bestaat minimaal uit de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning die op voorhand door de gemeente is aangeduid om het gemeentelijk NIP actueel te houden en aan te passen aan de ontwikkelingen inzake de noodplanning en voorts ook uit de verantwoordelijke van elke discipline die door de discipline zelf wordt aangeduid. Het provinciaal CC is minimaal op dezelfde wijze samengesteld als het gemeentelijk. Ook de burgemeester van de getroffen gemeenten maken er deel van uit. Indien de aard van de noodsituatie het gelijktijdig samenkomen van de gemeentelijke en provinciale CC op een aparte locatie vereist, duidt de burgemeester een vertegenwoordiger aan, hetzij in het provinciaal CC, hetzij in het gemeentelijk CC. Het KB betreffende de nood- en interventieplannen voorziet de mogelijkheid dat de voorzitter van het coördinatiecomité alle diensten die nodig zijn voor het beheer van de noodsituatie kan oproepen voor de vergadering van het coördinatiecomité. Hierbij kan verwezen worden naar de hoedanigheid van de burgemeester en de gouverneur als eerste vertegenwoordiger van het openbaar gezag in de gemeente, respectievelijk de provincie. In geval van een noodsituatie wordt deze hoedanigheid een middel om de federale en/of gewestelijke overheidsdiensten voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen. Het coördinatiecomité komt samen in het gemeentelijk crisiscentrum (GCC) of provinciaal crisiscentrum (PCC). Elke gemeente en elke provincie zal een locatie bepalen waar het GCC en PCC zal samenkomen. De crisiscentra dienen goed bereikbaar te zijn en moeten over een minimale infrastructuur beschikken om te vergaderen en om te communiceren met de Cp-Ops, de disciplines op het terrein, de bevolking, de media…. Tot de opdrachten van het coördinatiecomité behoren onder meer : - het lokaliseren van de nodige infrastructuur voor de opvang van de slachtoffers en/of betrokkenen; - het geven van nuttige raadgevingen in geval van evacuatie; - het informeren van de bevolking en de media. Plaats van het gemeentelijk crisiscentrum De locatie van het GCC wordt vermeld in het gemeentelijk nood- en interventieplan. Omdat het GCC steeds buiten de gevarenzone dient te liggen, is het aangewezen dat er een alternatief GCC
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 26/190
voorzien wordt. Ook is het belangrijk dat het GCC gemakkelijk bereikbaar is en uitgerust is met de nodige infrastructuur. De burgemeester wordt aangeraden te zorgen dat het GCC op elk moment kan worden geactiveerd. Het gemeentelijk coördinatiecomité - de burgemeester, voorzitter; - de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning van de gemeente, secretariaat; - de gemeentesecretaris; - het hoofd van de gemeentelijke technische dienst; - de voorzitter van het OCMW; - de verantwoordelijke van discipline 1, aangeduid door de discipline zelf; - de federale gezondheidsinspecteur of zijn adjunct; - de korpschef van de lokale politie of afgevaardigde; - de verantwoordelijke van discipline 4, aangeduid door de discipline zelf; - de informatieambtenaar van de gemeente. De burgemeester kan bijkomende vertegenwoordigers van de disciplines oproepen om in het GCC te zetelen (bijvoorbeeld DSI, PSM, Rode Kruis, defensie, parket). In functie van het ongeval kan het gemeentelijk coördinatiecomité nog worden uitgebreid met: - een vertegenwoordiger van een gespecialiseerde openbare of private dienst (bijvoorbeeld Aminal, FAVV, OVAM, …); - een vertegenwoordiger van het bedrijf of beheerder dat rechtstreeks met het ongeval te maken heeft (bijvoorbeeld NMBS, Zeekanaal, beheerder pijpleiding, bedrijf); - een vertegenwoordiger van de buurgemeente, indien deze gemeente rechtstreeks of onrechtstreeks bij de noodsituatie is betrokken. Opmerking De provinciale coördinator noodplanning of afgevaardigde kan het gemeentelijk coördinatiecomité vervoegen om zich van de toestand te vergewissen met het oog op een eventuele overgang naar een provinciale fase.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 27/190
3.6.
De organisatie van het interventieterrein
Het KB betreffende de nood- en interventieplannen beschrijft de wijze van organisatie van het interventieterrein. Deze organisatie steunt op het begrip zonering. In het stadium van de noodplanning wordt gesproken van noodplanningszone. Dit is een zone rond een gelokaliseerd risico voor welke de noodplanmaatregelen op voorhand kunnen worden vastgelegd in het BNIP. De interventiezone is de zone die volgens de onderrichtingen van de Dir-Cp-Ops in functie van een concrete noodsituatie reëel wordt afgebakend en waarbinnen de nodige maatregelen ook worden genomen en uitgevoerd om de noodsituatie te beheren. Het gaat hierbij om de rode, de oranje en de gele zone.
De rode zone of uitsluitingszone Deze zone is, mits toestemming van de Dir-Cp-Ops, enkel toegankelijk voor de hulpdiensten, inclusief politiediensten, deskundigen en technici. De buitenzijde van deze rode zone wordt afgebakend door de uitsluitingsperimeter. Personen die zich in de rode zone bevinden zullen deze onmiddellijk dienen te verlaten of eruit worden geëvacueerd door de diensten die deze zone mogen betreden. De oranje zone of isolatiezone Deze zone is, mits de instemming van de Dir-Cp-Ops, toegankelijk voor wie er woont en werkt. De logistieke steun van de hulpdiensten wordt binnen deze zone georganiseerd. De oranje zone wordt afgebakend door de isolatieperimeter. De gele zone of ontradingszone Deze zone wordt ontraden voor iedereen die er niet woont of werkt. Aldus zal de toegang van de interventiediensten tot het geteisterd gebied worden vergemakkelijkt. De gele zone wordt afgebakend door de ontradingsperimeter. Opmerkingen - De media kan, mits de toestemming van de Dir-Cp-Ops, worden toegelaten tot de gele en/of oranje zone om er hun werk te doen. De Dir-Info zal voor de organisatie hiervan zorgen.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 28/190
- Op vraag van de gerechtelijke overheid kan in overleg met de Dir-Cp-Ops eventueel een gerechtelijke zone worden afgebakend. - Het is zeker niet voor elke noodsituatie mogelijk de organisatie van het interventieterrein even consequent te organiseren. Voor sommige noodsituaties kunnen trouwens helemaal geen zones worden afgebakend omdat de noodsituatie berust op een niet gelokaliseerde dreiging. In andere situaties zullen sommige zones kunnen samenvallen of wegvallen. De grote moeilijkheid in de beginfase van een noodsituatie is vooral de realisatie van de bezetting en bebakening van de perimeters met voldoende personeel en materiële middelen. - In afwachting van de instelling van de definitieve perimeters kan de brandweerofficier die als eerste ter plaats komt een reflexperimeter bepalen die in eerste instantie gehanteerd kan worden om de hulpverlening op gang te brengen. 3.7.
Communicatie en informatie
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de algemene en de technische communicatie. De technische communicatie betreft de communicatie tussen de verschillende hulpdiensten, de Cp-Ops en het coördinatiecomité. De procedures en afspraken die in dit kader zijn gemaakt, kunnen in een communicatieschema en transmissieplan worden weergegeven. De algemene communicatie heeft betrekking op het verstrekken van informatie aan : - de bevolking en de pers (door discipline 5) - de slachtoffers en betrokkenen (door discipline 2). De organisatie van de informatie aan de bevolking en pers berust bij de Dir-Info. De informatieverstrekking aan en over slachtoffers staat onder leiding van de Dir-Med die zich hierbij laat bijstaan door de diensten van het Rode Kruis (Dringende Sociale Interventie). Informatie aan de bevolking Preventief kan de bevolking worden ingelicht over de mogelijke risico’s op het grondgebied, de eventuele gevaren waaraan de inwoners kunnen blootgesteld worden, het bestaan van het rampenplan en de uitgewerkte maatregelen (zoals het sirenenetwerk, de opvangcentra, ….). In acute situaties kan de bevolking worden ingelicht en gealarmeerd via : - radiowagens; - sirenes; - website; - pers: radio, tv (teletekst), krant; - call-centrum. Informatie aan de pers Persbericht Er dient zo snel mogelijk een eerste persbericht opgesteld te worden. Latere persberichten worden verspreid in functie van het verloop en de evolutie van de noodsituatie. Persopvang Enerzijds zal de pers worden opgevangen op het rampterrein zelf en anderzijds zal dit ook gebeuren ter hoogte van het crisiscentrum. Perscentrum In dit centrum worden de persmededelingen gegeven en eventuele persconferenties gehouden. Het is aangewezen om op regelmatige tijdstippen een briefing te geven van de aard en de evolutie van het ongeval. Het is belangrijk dat het perscentrum duidelijk afgescheiden wordt gehouden van het crisiscentrum.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 29/190
Informatie aan de slachtoffers en familie Het operationeel beheer en coördinatie van de opvang van en informatieverstrekking aan de slachtoffers en hun familieleden wordt verzekerd door de medische discipline. Opvangcentrum Alle niet-gewonde slachtoffers en betrokkenen worden in een opvangcentrum opgevangen. Deze locatie wordt het best fysiek gescheiden van de Cp-Ops, de VMP en van elke plaats waar tussenkomende hulpdiensten of de pers samenkomen. Bij de keuze van het opvangcentrum dient er rekening gehouden te worden met : - opvang- en beddencapaciteit - de bereikbaarheid; - de beschikbaarheid; - aanwezigheid van communicatiemiddelen; - aanwezigheid van de nodige sanitaire voorzieningen; - voorzieningen met betrekking tot voedsel en drank. In verband met eventuele evacuaties valt op te merken dat deze in sommige gevallen langere tijd kunnen duren. Een eerste opvang in een centrum moet dus mogelijk worden omgezet in een verlengde opvang met restauratie- en overnachtingsmogelijkheden. Indien een terugkeer naar de woonst totaal onmogelijk is, zal er naar een meer definitieve huisvesting worden gezocht, eventueel met tussenkomst van het OCMW. Alle mogelijke centra die aan de hierboven vermelde voorwaarden voldoen, worden best opgesomd en ingeschreven in de gemeentelijke nood- en interventieplannen. Telefooninformatiecentrum In dit centrum kunnen de familieleden en kennissen van de slachtoffers informatie verkrijgen. Het telefoonnummer waarop dit centrum kan bereikt worden, zal door de coördinerende overheid aan de media meegedeeld worden. Verwittigingsprocedure Het hulpcentrum 100 wordt op de hoogte gebracht van een noodsituatie door een slachtoffer, getuige of andere gealarmeerde dienst. Het hulpcentrum 100 verwittigt de nodige hulpdiensten om het nodige personeel en middelen ter plaatse te sturen en verwittigt het CIC (communicatie- en informatiecentrum of hulpcentrum 101). Het CIC verwittigt de politiediensten. Beide centra geven elkaar steeds de nodige feedback. De burgemeester kondigt de gemeentelijke fase af van het NIP op advies van de leidinggevende brandweerof politieofficier en verwittigt het hulpcentrum 100. De burgemeester verwittigt onmiddellijk de gouverneur. Het hulpcentrum 100 verwittigt: - het CIC - de medische hulpdiensten (interventieploegen) - de brandweer (interventieploegen) - DirMED - de verantwoordelijke brandweer - de verantwoordelijke civiele bescherming - de federale gezondheidsinspecteur - eventuele andere diensten bv. provinciale coördinator Rode Kruis
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 30/190
Het CIC verwittigt: - de politiediensten (interventieploegen) - de Officier Bestuurlijke Politie - Dirco (Directeur Coördinator politiediensten) - de gemeentelijke ambtenaar noodplanning - de gemeentelijke permanentie (wachtdienst) - de provinciale permanentie noodplanning De Officier Bestuurlijke Politie verwittigt: - de burgemeester - de verantwoordelijke lokale politie De gemeentelijke permanentie verwittigt:
- de informatiemambtenaar van de gemeente - de gemeentesecretaris - de voorzitter van het Sociaal Huis (ocmw) - het hoofd van de gemeentelijke technische dienst - de huisbewaarder - de gemeentelijke ambtenaar noodplanning Pas ook de actiekaarten aan!
De burgemeester kan bijkomende vertegenwoordigers van de disciplines (bv. DSI, Rode Kruis, defensie…) en vertegenwoordigers van gespecialiseerde diensten (bv. Aminal …), van een bedrijf of een buurgemeente oproepen. Er zijn twee soorten oproepen, de alarmoproepen en de vooralarmoproepen. Bij een alarmoproep komt het gemeentelijk coördinatiecomité samen in het gemeentelijk crisiscentrum. Bij een vooralarmoproep houden de verwittigde diensten en personen zich klaar om zich naar het crisiscentrum te begeven zodra er een alarmoproep komt. Afbouw en ontseiningsprocedure Het hulpcentrum 100 verwittigt de opgeroepen hulpdiensten en personen wanneer de afbouw- en ontseiningsprocedure is ingezet.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 31/190
3.8.
Veiligheidscel
Voor de redactie en de actualisering van het NIP (zowel ANIP als BNIP) zal de burgemeester zich laten bijstaan door een veiligheidscel. Opdrachten Een bijzondere belangrijke taak voor de veiligheidscel is het analyseren en inventariseren van de risico’s. In het raam van de risicoanalyse is het de primordiale opdracht van de veiligheidscel ervoor te zorgen dat de algemene noodplanning (ANIP) voldoende flexibel is opgebouwd om een gepaste respons te bieden op een brede waaier van diverse risico’s en om vanuit het ANIP zo vlug mogelijk de geëigende diensten of de instanties bij de bestrijding en/of het beheer van de noodsituatie te betrekken. Voor het opmaken van de inventaris moet worden nagegaan of er rekening is gehouden met de grote risico’s waarvoor de wetgever aan de gemeentelijke en/of provinciale overheden al verplichtingen heeft opgelegd tot het nemen van noodplanmaatregelen. Het betreft vooreerst de Seveso- en de nucleaire risico’s. Aan de inventaris zullen andere risico’s worden toegevoegd die provinciaal en/of gemeentelijk méér dan gewone aandacht vragen (aanwezigheid van ziekenhuizen, luchthavens, tunnels, groeven, voetbalstadions, gevangenissen, verhoogd overstromingsrisico, verhoogd brandgevaar in uitgebreide natuur- en bosgebieden bij droogte,….). Aandacht zal ook gaan naar gebouwen, gebouwencomplexen en installaties waar bij brand zeer grote risico’s ontstaan en waarvoor voorafgaande interventieplannen worden opgesteld ter aanvulling van de monodisciplinaire interventieplannen. De veiligheidscel staat in voor het actualiseren van de noodplannen. De veiligheidscel staat ook in voor de organisatie van rampoefeningen. Op basis van de lessen getrokken uit oefeningen en uit reële noodsituaties kan de noodplanning verder worden bijgestuurd. Om de goede werking van het nood- en interventieplan uit te testen en te evalueren, is het noodzakelijk dat er op regelmatige tijdstippen op diverse niveaus oefeningen georganiseerd worden. Regelmatig oefenen is nodig om de actoren die bij een noodsituatie moeten optreden de nodige kennis bij te brengen en bewust te houden van hun taak. Volgens het KB betreffende de nood- en interventieplannen staat de gemeentelijke/provinciale veiligheidscel in voor de organisatie van rampoefeningen. Bij de organisatie van een rampoefening is het zeer belangrijk om eerst de algemene en specifieke oefendoelen op een duidelijke manier vast te leggen. Op basis hiervan kan er dan een ongevallenscenario worden uitgewerkt en kan de oefening verder worden voorbereid. Rampoefeningen kunnen op diverse manieren georganiseerd worden : - zandbakoefening of tafeloefening (verantwoordelijken van de verschillende hulpdiensten zitten rond de tafel en oefenen op basis van een ongevallenscenario) - oefening op maquette - alarmeringsoefening - communicatieoefening - demonstratieoefening - virtuele oefening (oefenen met behulp van de computer) - oefening op het beleidsniveau / coördinatieoefening (stafoefening) - beperkte terreinoefening - algemene inzetoefening op het terrein Een rampoefening kan zowel monodisciplinair (één discipline oefent één of meer deelaspecten van de haar toegewezen taken) als multidisciplinair (verschillende disciplines oefenen één of meer deelaspecten van de hun toegewezen taken) worden uitgetest.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 32/190
Elke oefening dient gevolgd te worden door een grondige evaluatie waarbij de conclusies en de te volgen lessen worden genoteerd en opgevolgd. Dit kan aanleiding geven tot een aanpassing of verfijning van de bestaande afspraken in het NIP. Daarnaast zijn oefeningen zeer nuttig om alle participanten en diensten binnen de rampenplanning beter te leren kennen. Op deze manier wordt het persoonlijk contact onderling sterk verbeterd en begrijpt men sneller de werking en taakverdeling van de verschillende hulpdiensten. Het geeft tevens aanleiding tot een snellere inventarisatie van de mogelijke problemen waarvoor dan een oplossing kan worden gezocht. Eveneens zal de veiligheidscel meewerken aan de organisatie van de voorafgaande informatie van de bevolking over de noodplanning. Samenstelling De burgemeester/gouverneur is de voorzitter van de gemeentelijke/provinciale veiligheidscel. Minstens één vertegenwoordiger van elke discipline dient in deze cel te zetelen. De ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning maakt eveneens deel uit van de veiligheidscel. Hij heeft de bijzondere taak de noodplanning op te volgen en het secretariaat ervan te verzorgen. Via dit secretariaat worden ook alle aanpassingen van het noodplan aan de bestemmelingen gestuurd. Er kan worden geopteerd voor navolgende minimale samenstelling : Gemeentelijke veiligheidscel Discipline 1 : een officier van de bevoegde brandweer; Discipline 2 : de federale gezondheidsinspecteur of zijn afgevaardigde; Discipline 3 : een officier van de bevoegde politiezone en/of officier van de federale politie; Discipline 4 : een vertegenwoordiger van de civiele bescherming of, bij ontstentenis, door de aanwezige brandweerofficier; Discipline 5 : een communicatieambtenaar aangeduid door de burgemeester die over een zekere kennis beschikt van de werking van de interventiediensten.
Versie 0.0
oktober 2008
GNIP Herent 33/190