2o8 NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER.
D
Ook hierbij geven een groot aantal reproducties een denkbeeld van Van den Hof's werk. R. W. P. Jr. NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER. Christiaan Huidekoper heeft steeds den trek naar verre landen gevoeld. In 1901, op 23-jarigen leeftijd, reisde hij voor het eerst naar Italië, — Genua, Livorno, Pisa en Pozzuoli (waar hij een jaar bleef); in 1906, na een driejarig verblijf te München, voor het eerst naar Spanje, waarna hij in 1908, op aanraden van prof. Allebé, zes maanden les kreeg van Jac. van Looy, die eveneens Spanje en NoordAfrika bezocht. De schrijver van „Gekken", „Een Stierengevecht" en „Reizen" noemt z'n oud-leerling gaarne een „Schöngeist". Reizende zich voortdurend verjongende, was en bleef Huidekoper nochtans in wezen en hart Hollander en nam, met de uitheemsche onderwerpen, niet als zoovele reizende schilders, tevens de uitheemsche kunstwijzen over. Hij blijft in de rij der oude Hollanders en Vlamingen. Het is vooral Spanje, dat hem aantrekt. Hier speelt ook zijn historische roman: „Het berouw van Don Alonso den Wijzen." Zoo is hij gaandeweg met zijn hart en zijn werk vastgeraakt in Alcala de Guadaira, een stadje dat een half uur per autobus of trein van Sevilla ligt. Het gegeven is hier veelzijdig: landschap, figuur, boomen en bloemen, mooie watermolens, een oude brug, een geweldig mooie kasteelruïne, typische bakkerijen, — Moorsch nog in wezen —, straatjes, etc. Daarbij een gunstige temperatuur, zoodat men zelfs in de wintermaanden, bij gelijk licht bijkans en nog wel zonder overjas, buiten kan werken. Men houdt deze mooie dagen tot eind Februari, dagelijks stralende zon, smettelooze hemel en het fleurig landschap, maar toch diep en plechtig. Werkt men daarentegen in een ruimte, waar geen reflexen zijn en geen zonlicht, dan wordt alles hooghartig, koud en vol majesteit. Juist dit Zuiden heeft twee werelden: de schaduwwereld en de wereld van zon en licht. De vroege Velasquez en Zurbaran vooral hebben in deze kille schaduwwereld geschouwd. De late Velasquez en vooral de tegenwoordigen zoeken hun heil in zon en reflexen, in een land zonder schaduw als een orkest zonder bas of violoncel. Men heeft daar in Zuid-Europa alle denkbare eigenschappen, schoone en onschoone, enkel de hypocrisie treft men er zelden aan; men vindt die daar overbodig. Ook dit doet begrijpen dat Huidekoper, de schilder van het thans in het Haagsche gemeente-museum berustende „Gebed" of „De schijnheiligen", dat op de laatste Hollandsche kunstexpositie te Parijs zeer de aandacht trok, zich in Spanje thuis en „en familie" voelt. Ruim een jaar geleden toonde Huidekoper in de kunstzaal A. Vecht een
D
NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER.
209
collectie schilderijen en schetsen, herinneringen aan zijn verblijf in Spanje en een reis naar Marokko: nieuw, zuiver en oorspronkelijk werk, dat buiten de sleur viel en bovenal een verfrisschend aroma had. In Alcala ontstaan waren o.a. een aardig straatje met pittige verdeeling van licht en donker, dat het harde en verlatene en toch poëtische van Spanje gaf; voorts een paar sterke, grotesque taveernes met mooie witte muren en allerlei figuren, in verschillende grootte-verhoudingen, van handwerkers en boeren, drinkend of lezend, pratend of niets doend er in; een naaktstudie en een fraai geschilderde karakterkop van een man in grijs boezeroen. Onder de stillevens met een patrijs, bloemen, etc. interesseerde vooral een klein stukje met vruchten in een ovaal mandje; een domineerende meloen, donkergroen met in het licht een blauwen glans, granaatappels, sinaasappels en een citroen, liggend op een wit tafellaken en zóó gegroepeerd, dat de vruchten elkaar alle oversnijden. De schaduwen zijn zwaar en herhalen het spel-met-elkaar van de vruchten. Alles in dit gesloten geheel is plastisch en toch vlak geschilderd in het gamma van Zurbaran. In den zomer van het jaar 1927 ging Huidekoper naar het mooie en interessante, maar tragische Tetuan in Marokko, om daar drie weken te werken. Twee jaar tevoren vertoefde hij er ook en in dien tusschentijd was er door de Spanjaarden veel bedorven. De Mooren staan totaal machteloos tegenover de Europeesche cultuur en de wapenen, die deze in de hand geeft. De kleederdracht is echter nog intact en ook de religieuze gewoonten hebben nog niets aan gaafheid ingeboet. Alleen de Joden beginnen, jammer genoeg, hun typische kleedij af te leggen. Herinneringen aan deze reis tooverden een paar zeer complete schilderijen op, met iets onvoorziens in de compositie, van drukke straten in zon en schaduw, bevolkt met een schoon en kleurig gekleede menigte, mannen in burnous en tulband, gesluierde vrouwen en kinderen; trouwe verbeeldingen van het Zuiden, dat den schilder tot een fonkelenden colorist maakte. Een half uur per autobus van Tetuan is het prachtige zeestrand van Rio Martin, met hooge gebergten als inlijsting. De Mooren hebben er rieten theehuizen, waar ze geduldig hun pijpjes rooken, thee slurpen en in het blauwe water staren. In de zee dobberen voor anker de typische zeilschuiten. Soms komt een groot Italiaansch zeilschip met drie masten. Dat is een feestelijk gezicht en men denkt, dat men in de tijden der piraten leeft. Er was een der schetsen, welke Huidekoper maakte voor een compositie, die dit strandmilieu wil weergeven, gezien vanuit een theehuis tusschen de hurkende Moro's: een jongen zwaait met een doek, een bootje wordt in zee gebracht, op een terras zit een Moor met roode fez klimaat te schieten. * Elsevier's LXXVII, No. 3.
* 15
210 NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER.
D
Evenals die andere Sindbad, Paul Gauguin, had Christiaan Huidekoper nooit het geestelijk gemak, dat anderen zonder zelfkwelling aan de punt van hun penseel vinden. Zij stappen uit den trein, nemen hun palet en draaien in geen tijd een zoneffect. Ook hij heeft in elk land een ontwikkelingsperiode noodig, hij moet eiken keer het wezen leeren kennen der planten, der boomen, van de heele, zoo verscheiden en grillige natuur, die zich nooit wil doen raden en zich nooit wil overgeven. Maar hij is nu vaak en lang genoeg in Spanje geweest, om den wrangen smaak van dit land goed te pakken te krijgen, zelfs beter dan het meerendeel der op de recente Spaansche kunsttentoonstellling vertegenwoordigde schilders! Hij staat gedurig voor het groote mysterie van het Spaansche landschap, voor den dag en den nacht en voor het immer wisselende spel der gaande en komende schoonheid. Een der meest complete van de werken, die hij ook thans weer in de kunstgalerij A. Vecht toont, is het hoofdplein te Alcala de Guadaira, bij voorjaarszon in Februari. Er staat zooveel op, dat men 't bijna niet zeggen kan. Links op den doorschijn-lichten voorgrond staat een knul, die z'n „piropo", d.i. het gebruikelijke complimentje ten beste geeft voor een lief dienstmeisje; in het midden een kraampje, waar des morgens ,,churros", een soort oliebollen verkocht worden; rechts een palmboom. Verspreid een paar babbelende meisjes met dikke kuiten in rose kousen, een hoop op banken zittende luierikken, uit de taveerne komende chauffeurs, ezels, etc. En daarboven de stralende voorjaarshemel van een voor Noorderlingen bijna onwaarschijnlijk blauw en de witte huizen op den achtergrond. Wie in de lichte kleur den donkeren ondertoon niet vermag te zien, kent Huidekoper niet. Dit tot barstens toe gevulde vlak is een „nieuw geval" voor dezen schilder, die anders alles behalve een afschuw heeft van het ledige en ook in z'n pauzes veelzeggend weet te zijn. Men zou het schilderij bijna door midden kunnen snijden en dan nog twee afgesloten composities krijgen, maar het kindje in een rood kleedje bindt de twee helften aaneen. Een ander schilderij, dat de uitdrukking van een sterk voorjaarsverlangen is, verplaatst ons in de omgeving van Alcala, dat met z'n Romeinsche brug onder een breed omloofden boom de Guadaira siert. Doordat het water van het riviertje in den regentijd sterk slibhoudend is, ontstaat bij de weerspiegeling der lucht een eigenaardig opaliseeren. In het verschiet pijnbosschen. Huidekoper is hier gratieus als de jonge Corot. Op een schetsje schijnen de witte huizen van het oude plaatsje wel mee te drijven met de witte wolken. Slechts de Vega van Moron en de bergen van de Algodonalis, die men in de verte ziet, scheiden huizen en wolken vaneen. De hitte, die dezen zomer laat, maar hevig inzette met temperaturen
P
NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER.
211
van 55 graden Celsius, ontvluchte hij eind Juli in 't koelere Tarifa — dat aan de zee ligt tegenover de kust van Marokko — waar hij tot eind September bleef en waar hij veel heeft kunnen werken. Het beste werk dat hij hier maakte en het waarlijk museale hoofdwerk der heele verzameling is naar mijn meening een ,,vue générale" van de wit-ommuurde stad Tarifa, die nog geheel haar Moorsch karakter behouden heeft, met het kasteel, den ouden burcht, vermaard door de heldhaftige houding van Guzman el Bueno. Het is van een geheel nieuwe romantiek. Het is groot en heeft ruimte en geeft een episch moment. Het is niet de vrucht van een paar morgens, doch gerijpt na twee maanden sjouwens. Deze breede compositie, van een evenwicht, dat men niet dan bij den jongen Hans von Marées terug zal vinden, is ook aan den eenigen open kant door een groep van drie figuren van visschersjongens gesloten. De lucht is hier niet van dat blauwe en zuivere blauw, 't welk doet vergeten, dat men wolken kent, maar van een parelachtig grijs, licht en ver. Onmiddellijk hierop volgt in m'n waardeering een schilderij, dat men afleest als een dorpsnovelle: een met bloemen versierde patio — binnenplaats — in een oud huis voor vele families of burenhuis te Tarifa. Een vrouwtje put water. In den doorgang, die naar een mooier, eerste patio leidt, staat een donker vrouwefiguurtje, vermoedelijk een bezoekster. Links op den voorgrond spelen twee kinderen; rechts voert een trap, die typisch Andalusisch is, naar de bovenverdieping. Huidekoper's kunst is in dit Spaansche gegeven nochtans een met eigen vondsten verrijkte voortzetting van de traditie der oud-Hollandsche interieurschilders, als Pieter de Hooch, evenals in een tweede binnenplaats van een voornaam huis te Tarifa, dat geschilderd is om der wille van de sierlijke en slanke zuil. Een knaap, die visch (carvallas) te koop aanbiedt, dient als stoffage en als tegenwicht van de zuil, die anders een te geïsoleerde verticaal zou zijn. Op een tweede kleinere, maar ook mooie vue op Tarifa ziet men — 's zomers en kort voor het ondergaan der zon — een deel van de stad, de Barrio Jesus, welke geheel in ruïne ligt, de vestingmuren en achter de stad, de straat van Gibraltar en flauw de bergachtige kust van Marokko. Dan laat hij, in een door de groote en eenvoudige kleur even aan Millet's landschap herinnerend schilderij, ons nog zien de ruïne, het rudiment van een Romeinsche brug nabij Tarifa, tusschen het oude Mellaria en Julia Traducta, dat thans Tarifa heet. De kleur van Spanje in den zomer: het land oud-goud tegen een blauwen hemel, geeft hij in een landschap uit de omgeving van Tarifa, een rood landhuis]e in de dorre akkerlanden. De voorgrond wordt versierd door op een rhythme gezette aloës, de horizont afgesloten door een bergketen.
212 NIEUWE WERKEN VAN CHRISTIAAN HUIDEKOPER.
D
Zelfs z'n stillevens zijn proeven van Huidekoper's novellistisch, maar au-fond picturaal blijvend talent, zelfs hierin toont hij zich ook een zoon der spraakmakende muze. Ziet — en leest! — b.v. dat meesterlijke stilleven waarop het ovaal van een schuin liggenden, wijdgeranden hoed van een „majo" zijn spel speelt met het perspectivisch ovaal van een ronde tafel: een plastisch sterk, stevig gecomponeerd stuk met bekoorlijke toegiften, vol van kleur, zwaar en toch luchtig, in den geest van Zurbaran. Aan dit stilleven, een der meest fondamenteele van dezen tijd, zitten drie maanden werks. Het heeft een speciale missie: het leert, dat ook het stilleven met betrekkingen tot den mensch beladen kan worden! Men zou 't „Het bezoek" kunnen noemen. Op de witgedekte ronde tafel staat een oude kan met een paar rose anjelieren, een voor de helft leeggedronken glas rooden wijn, een schoteltje olijven en een onaangeroerd brood, — een prachtig brok schildering dit! De hoed van den bezoeker balanceert op een punt van den kegelvormigen bol en met 'n tweede punt van den stijven rand op het witte tafellaken. Links op den voorgrond de leuning van een leegen stoel. Men voelt den bezoeker en men glimlacht, men denkt dat hij zich blijkbaar verwijderd heeft, vermoedelijk om nader te spreken met de gastvrouw, die zeker z'n amante zal zijn I Hij is een galant en ook elegant heer. Zie den mooien bruinen hoed met de groene zijde van binnen ! Hij is een beschaafd man hij kan lezen, want op de tafel ligt een geopend briefcouvert. Ja, het is een heusch bezoek, bij een dame, zoo op z'n Andalusisch. Op een bescheiden stilleventje ziet men tegen een fijn grijs en rijp fond een roosje met veel kleine blaadjes en een enkel klein bloempje in een potje op een schoteltje, dat met een opengeslagen boekje op een tafeltje staat: een simpel geval, maar heel plastisch en plotseling. Een Spanjaard, die 't zag, maakte er een sonnet op. (De Spanjaarden maken alle dagen sonnetten, die gewoonlijk heel slecht in elkaar zitten en mank gaan aan gebrek aan gedachte). Het groot opgevatte werk met een enkelen, half levensgrooten stierenvechter, vol levend élan en goed van kleur, figureerde ook op de Olympische kunsttentoonstelling. De gele kleeding van 't bovenlijf en de bewegingsassen van boven- en onderlijf geven 't meest reden tot tevredenheid. Een in 't motief afwijkend schilderij, een arrangement in groen en blauwen-wit, een ruim en poëtisch berglandschap, waarschijnlijk nog te Oberwössen bij Marquartstein in Beieren ontstaan, bewijst ook weer, met welk een feillooze zekerheid deze reizende schilder de locale kleur van een land weet te geven (hoewel het in een anderen zin weer on-Duitsch is). KASPER NIEHAUS.
XLVII
JOHN RA DECKER.
TORS.
CIJS JACOBS VAN
JOHN' RADECKER IN ZIJN ATELIER.
DKN HO]''.
PORTRiCT-JIASKER.
XLVIII
C. HUIDEKOPER. BINNENPLAATS TE TARIFA. (VERZ. A. VECHT).
C. HUIDEKOPER. EEN ANDALUSISCH GEVAL. (VERZ. J. BOEKE, DEN HAAG).
C. HUIDEKOPER.
KASTEEL VAN TARIFA. (VERZ. I'H. J. PRIESMAK, AMSTERDAM).