25 jaar Toerclub Boxmeer Zuchten, zweten, zwoegen, zeuren en toch veel fietsplezier INLEIDING Zo af en toe wordt er nog wel eens gesproken over: hoe het vroeger was bij Toerclub Boxmeer. Meestal gaat het dan over een sterk verhaal met flink wat dramatiek. 25 jaar Toerclubgeschiedenis is een aaneenschakeling van leuke, anekdotische, boeiende en soms ernstige gebeurtenissen. Ontwikkelingen die de club hebben gevormd tot een prachtige vereniging waarin naast het sportief fietsen ook het plezierige gebeuren daaromheen centraal staan. Omdat er nog maar weinig leden zijn, die de volle 25 jaar hebben uitgefietst, leek het mij wel een “uitdaging” om iets hierover op papier te zetten. Daarvoor heb ik vooral véél gesproken met Sjaak Santegoets, die vanaf de oprichting bestuurlijk is betrokken bij de Toerclub. Nog steeds is hij de motor van de club. Sjaak heeft ook enkele stukjes over ritten waar ik niet bij ben geweest geschreven. De meeste verhalen zijn vanuit het geheugen en de eigen beleving geschreven. Dit is ook het excuus voor het feit dat hier geen sprake kan zijn van exacte geschiedschrijving. Verhalen van toerfietsers zijn immers altijd wel wat gekleurd of aangesterkt met een flinke dosis fantasie. Han van Hees
INHOUD · Oprichting en groei · De beginjaren · Volgbus · Kleding · Bokaal · Vallen en opstaan · Fietsen op zondag · Limburg · Lange weekenden Duitsland · Lange weekenden Luxemburg · Lange weekenden Limburg · Belgische Klassiekers · Spraakmakende sponsortochten · Fietsen in Noorwegen · Fietsvakanties in Frankrijk en Italië · ATB, fietsen met hindernissen · Weet je dat….. · Stand van zaken · De toekomst
OPRICHTING EN GROEI Het is zomer 1980. Een groepje van 6 jonge mannen fietst iedere maandagavond in de omgeving van Boxmeer. De afstand is zo’n 50 km en daar hebben ze hun handen vol aan. Het zijn Wim de Bruin, Bert Gritter, Jan van Gelder, Bart Polman, Wilbert Stickelbroek en Sjaak Santegoets. In diezelfde tijd is Toon Albers, toen buren van Sjaak en Tony Santegoets, voorzitter van de Stichting Recreatie Activiteiten Boxmeer (SRA). Deze stichting is opgericht om het recreatief sporten in Boxmeer van de grond te krijgen. Als op een avond Sjaak na een pittige fietstocht thuiskomt volgt er een gesprekje tussen de beide buurmannen over het fietsen. Al snel komen zij tot de conclusie dat het toerfietsen uitstekend past binnen de doelstelling van de stichting waarvan Toon voorzitter is. Hierna volgen nog wat gesprekken waarna wordt besloten om binnen de stichting een toerclub op te richten. Het doel van deze vereniging is het toerfietsen op recreatieve wijze, niet direct gebonden aan een sponsor of café, te organiseren. Er wordt een voorlopig bestuur geformeerd dat bestaat uit: Wim de Bruin voorzitter, Wilbert Stickelbroek penningmeester, Sjaak Santegoets secretaris, Toon Albers en Theo Stevens als bestuursleden. Op 1 december 1980 is Toerclub Boxmeer een feit. Veel te organiseren Toerclub Boxmeer staat nu op papier en het echte werk kan beginnen. In januari 1981 wordt er een informatieavond georganiseerd, waarna er direct 35 nieuwe leden zich aanmelden. Voordat op 2 april 1981 de eerste rit wordt gereden moet er eerst nog wat worden geïnvesteerd. De Stichting Recreatie Activiteiten financiert de eerste aanschaf van o.a. een fietspomp, reservewielen en wat gereedschap. De shirts zijn rekening man. Als volgauto gaat Toon Albers met zijn eigen auto mee. Op het dak is een imperiaal geplaatst, om onderweg fietsen op te kunnen laden, en in zijn kofferbak liggen enkele reservewielen. Toon Albers zorgt ervoor dat de programmaboekjes worden gedrukt (hij heeft de leiding over de huisdrukkerij van de gemeente). De contributie van de leden wordt vastgesteld op fl. 25,- per jaar en zal contant worden geïnd aan het begin van ieder fietsseizoen. Een kwitantie geldt als bewijs van betaling en lidmaatschap. Op 2 april staan er 45 leden ingeschreven, waarvan de meeste werkzaam zijn bij de politie of Stork. Op het programma staan 19 routes, die op de maandag- en donderdagavond worden verreden. Verzamelen en starten gebeurt op het Weijerplein. Vanaf 1984 tot 1987 wordt het parkeerterrein tegenover Sporthal ’t Hoogkoor de startplaats. Het bestuur Na het eerste fietsseizoen wordt in het najaar van 1981 de eerste algemene ledenvergadering gehouden, waarbij het voorlopige bestuur in z’n geheel zal aftreden. Tijdens deze vergadering wordt er een nieuw bestuur gekozen dat bestaat uit: Wim de Bruin voorzitter, Toon Albers penningmeester, Sjaak Santegoets secretaris, Ton Hutten en Bert Gritter bestuursleden. Eind 1985 verlaat Bert Gritter de vereniging omdat hij voor zijn politiewerk moet verhuizen naar Groningen. Theo Daanen volgt hem op. In 1986 treedt Wim de Bruin af als voorzitter en hij wordt opgevolgd door Henk Smeets. In ditzelfde jaar komt Ger van Nunen het bestuur versterken. Een uur voordat de ledenvergadering 1989 begint geeft Henk Smeets aan niet meer door te willen gaan als voorzitter. Na een turbulente vergadering wordt hij uiteindelijk opgevolgd door Peter Ibes. Peter blijft tot 1996 voorzitter waarna Sjaak Santegoets de voorzittershamer overneemt. Harrie Groothedde gaat dan de secretariaatswerkzaamheden doen. Dit heeft hij gedaan tot 2003 en wordt dan opgevolgd door Marc Molkenboer. In 1994 volg Han van Hees Toon Albers op als penningmeester. In 2000 draag ik de geldbuidel over
aan Addy Vereijken. In de loop van de jaren nemen Harry Baltussen, Jos Spanjers, Peter van Haren en Wim van der Ligt ook deel aan het bestuur. Officiële vereniging Begin jaren negentig ontstaat de behoefte om alles wat zakelijker aan te pakken. De risico’s worden te groot voor de bestuursleden, die tot dat moment hoofdelijk aansprakelijk zijn bij eventuele schadeclaims e.d.. Ook de Stichting Recreatie Activiteiten, waarbij Toerclub Boxmeer is aangesloten, wordt opgeheven. Besloten wordt de vereniging een officiële status te geven met statuten en huisreglementen. Voor het zachte prijsje van fl. 600,- stelt Notaris Melis de statuten op. Het huisreglement wordt door het bestuur zelf opgesteld en voorgelegd aan de leden tijdens de jaarvergadering van 1994. De “Vereniging Toerclub Boxmeer” wordt in oktober 1995 officieel ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Noordoost Brabant. Hiermee is dan een eind gekomen aan de persoonlijke aansprakelijkheid van het bestuur. Tegelijkertijd wordt ook het lidmaatschap bij de NTFU aangevraagd.. Een belangrijk voordeel hiervan is de collectieve verzekering tegen letsel- en materiaalschade, die worden opgelopen tijdens de gezamenlijke toertochten. Door o.a. de bijdrage aan de NTFU is een forse verhoging van de jaarlijkse contributie nodig. Tijdens de jaarvergadering 1996 wordt dit vastgesteld op fl. 75,- per persoon. Het contant innen of overmaken op de bankrekening van de vereniging wordt dan ook omgezet in een automatische incasso. .
DE BEGIN JAREN Het is nu haast niet meer voor te stellen. Je hebt een wat sportievere fiets met een kromstuur, je haalt er de spatborden, bagagedrager en kettingkast vanaf en je hebt vanaf dat moment een racefiets. Bij enkele leden van het eerste uur zit er niet eens een krom-stuur op maar een gewoon recht-stuur. Er zijn ook leden die hun sportfiets niet ontdoen van deze ballast omdat de fiets ook voor de dagelijkse ritten naar het werk wordt gebruikt. Daarnaast vinden sommigen het wel handig om alleen het bagagerekje te laten zitten, want dat is wel zo gemakkelijk voor een regenjack of broodtrommeltje. Slechts een enkeling heeft trappers met toeclips. De gemiddelde snelheden komen meestal niet boven de 25 km per uur. Harder rijden veroorzaakt prompt een heftige discussie en soms zelfs een opzegging. Jarenlang is deze snelheid een vast agendapunt op de jaarvergaderingen geweest. Banden Vooral in het begin van een fietsseizoen is het treurig gesteld met de banden. De meeste fietsen gaan eind september het schuurtje in en worden het jaar daarop, begin april, er weer uitgehaald. Met een stoffer wordt de fiets wat schoongemaakt en de banden opgepompt, waarna het fietsen kan beginnen. Vaak wordt dit oppompen nog vlug even voor de rit op de verzamelplaats gedaan met de fietspomp van de club. Het gevolg is dat tijdens de eerste ritten klapbanden en leeglopers volop de tochten stagneren. Tot 10x stoppen op een rit van ca. 30 km is geen uitzondering. Zelfs heftige klapbanden, waarbij de band tijdens het rijden compleet van de velg afloopt komt nogal eens voor. Geleidelijk aan wordt dit beter. Er verschijnen zelfs enkele echte racefietsen met tubes in het Boxmeerse peloton en ook de betere draadbanden doen hun entree. De buitenbanden, die begin jaren tachtig velen jaren meegingen, worden ook wat vaker vernieuwd. De binnenbanden die in de begintijd stijf staan van de ontelbare plakkers komen steeds minder vaak voor. Er wordt ook geëxperimenteerd met extra verstevigingen in de buitenband; meestal in de vorm van het loopvlak van een oude buitenband. Echte successen, in de vorm van nooit meer lekrijden, zijn er uit die experimenten nooit voorgekomen. Bert Boom geeft onderhoudsles Veel succes had Bert Boom in de jaren zeventig als achtervolger o.a. werd hij 2x wereldkampioen bij de amateurs. Daarna is hij mecanicien en promotor van Shimano geworden. In deze functie biedt hij aan om fietsvoorlichting te geven op verenigingsavonden. Om een halt toe te roepen aan de vele fietsmankementen wordt hij uitgenodigd om ook aan de leden van Toerclub Boxmeer te vertellen hoe je een fiets moet onderhouden. Op 5 april 1982 komt hij naar een zaaltje in ’t Hoogkoor.Tijdens deze avond vertelt hij eerst over zijn achtervolgingskwaliteiten en wordt van de bezoekers verwacht bewondering te hebben voor zijn palmares en bijbehorende relikwieën zoals shirts, medailles en bekers. Deze attributen heeft hij als achtergronddecor uitgestald. Tussendoor krijgen de bezoekers ook te horen wat ze zoal moeten doen en vooral welke Shimano onderdelen ze moeten aanschaffen om de fiets in een goede staat te houden. Wintersport Niet alleen de conditie van de fietsen is na een winterstop slecht, ook hun berijders zijn doorgaans “niet geheel topfit.” Nog niemand is in de beginjaren zo gek om in de winter op de weg of in de bossen door te fietsen. Enkele leden doen een beetje aan hardlopen of gaan 1x in de week een uurtje zwemmen. Al kort na de oprichting ontstaat de behoefte om in de winter toch iets meer aan sport te doen. De oplossing wordt in 1982 gevonden in één avond in de week collectief sporten in de gymzaal van de LTS.
Het eerste jaar doen er al zo’n 15 leden mee. Meestal onder leiding van Sjaak wordt een programma afgewerkt dat o.a. bestaat uit: warmlopen, rek- en strekoefeningen, grondoefeningen en wat onmogelijke acrobatiek. De tweede helft van de avond wordt besteed aan balsport, meestal volleybal. Hiervan loopt nog steeds de afspraak om de spelregels tijdens het zomerse fietsseizoen nog eens goed door te nemen. In 1988 willen enkele leden toch liever doorfietsen en gaan met een verbouwde racefiets in de bossen cyclocrossen. Geleidelijk aan wordt het ATB fietsen ontdekt en komt de spinning tot leven. Waar nog bijkomt dat de huur van de gymzaal aanmerkelijk duurder wordt en er problemen ontstaan over het tijdstip van gebruik. Door dit alles verwatert de belangstelling voor deze unieke vorm van zaalsport. Roken Op oude zwart/wit foto’s van de Tour de France zie je het nog wel eens; fietsers die tijdens de rit of na afloop een sigaretje roken. In de begintijd is dit bij Toerclub Boxmeer niet anders: even tijdens een stop een sigaretje opsteken en heel af toe zelfs ook tijdens het fietsen. Dit wordt niet als bijzonder ervaren en gewoon geaccepteerd. Zo is het gebruikelijk om na een snelle rit over de Zevenheuvelenweg naar Beek en terug naar Groesbeek even te pauzeren. Tijdens deze stop bij het benzinestation in Groesbeek komen dan in de beginjaren meerdere pakjes sigaretten en shag te voorschijn. Even een moment om tot rust te komen en hoe kan dat beter dan onder het genot van een pafje en onder ogen van de hijgende medefietsers. In 2005 is het alleen nog maar Henk Toonen die zich hieraan waagt. Grenstocht In het begin van de tachtigerjaren ben je als toerclub voor je stand verplicht om minstens 1x per jaar een toertocht te organiseren. De collega toerclub “De Kemphanen” organiseerde toen al meerdere jaren toertochten. Alleen willen ze het bij Toerclub Boxmeer beter doen. Het idee ontstaat om een tocht langs de grens met Duitsland uit te zetten. Daarvoor kan door de fietsers een keuze worden gemaakt uit 2 afstanden, namelijk 60 km en 120 km. De 60 km lange tocht gaat vanuit Boxmeer via wat omwegen naar Well en via de toeristische weg en Gennep terug naar Boxmeer. De mensen die 120 km willen rijden gaan in Gennep niet linksaf richting Boxmeer, maar worden richting Milsbeek en De Horst gedirigeerd. Dan via Beek de Zevenheuvelenweg en Groesbeek terug naar Boxmeer. Tijdens de controlestops krijgen de 120 km rijders gratis hapjes in de vorm van brokjes kaas, lever- of metworst. In het totaal worden er drie Grenstochten georganiseerd, waarvan de laatste in 1985. De belangrijkste reden om met de organisatie te stoppen is “het nog geen lid” zijn van de NTFU, waardoor de hoofdelijke aansprakelijkheidsrisico’s het bestuur dwingen geen toertochten meer te organiseren.
VOLGBUS Van 1982 tot eind 1999 wordt tijdens de doordeweekse fietsavonden de toerclub achtervolgd door een volgbus. De eerste bus is een VW bus van rijwielhandelaar Noud Arts toen gevestigd in de Spoorstraat. (Waar nu Automaterialen Keulen bv is gehuisvest). Deze bus wordt één jaar gebruikt. Van 1983 tot 1986 komt hiervoor in de plaats een vaalblauwe VW bus, die ter beschikking is gesteld door Garage Coolen (nu Jipp). Boven op deze bus is een imperiaal met 6 reclameborden gemonteerd. De opbrengst van de reclameborden wordt gebruikt om de benzine te betalen. In die tijd is het ook vaak de gewoonte dat zo’n volgbus wordt voorzien van een geluidsinstallatie voor instructies en “vrolijke muziek.” Een mooi voorbeeld hiervan was toen Toerclub Mill. Gelukkig is de bus van Toerclub Boxmeer alleen gebruikt voor reservewielen, fietspomp, beetje gereedschap, wat verbandmateriaal en pleisters. Als chauffeurs fungeren een aantal vaste vrijwilligers, die het leuk vinden om 2x in de week achter de club aan te rijden. Suzuki Bij aanvang van het seizoen 1986 komt de bus helaas niet door de keuring. Gelukkig weet voorzitter Wim de Bruin, Dries Jetten zover te krijgen een busje beschikbaar te stellen. Het wordt een Suzuki busje geheel gespoten in de clubkleuren en daardoor een opvallende verschijning in Boxmeer en ver daarbuiten. Dries Jetten geeft de club alle vrijheid om het busje naar eigen inzicht te benutten. Zo kan Wim Toonen haken in de bus monteren om wielen op te hangen en kan het busje ook voor kleine transportklussen worden gebruikt. Om enige erkentelijkheid te tonen start de toerclub dan ook bij Garage Jetten. Het busje krijgt een standplaats naast het huis van Toon Albers, goed zichtbaar vanaf de Hoogendijk. In die tijd gaat de club ook steeds vaker “ver” buiten Boxmeer fietsen. Zo worden er tochten gemaakt naar de Veluwe, in Limburg, België en Duitsland. Het busje wordt dan in eerste instantie gebruikt voor het vervoeren van de fietsen. Het is al eens gelukt om 19 fietsen, wel ontdaan van de wielen, in het busje te vervoeren. Maar vooral wordt het busje gebruikt voor het transporteren van de tassen vol met brood, drank en extra kleding. Ook uitvallers kunnen erin plaatsnemen. Vaak worden voor de bijzondere tochten echtgenotes gevraagd om als chauffeur dienst te doen. Het busje had de ideale maten. Zonder problemen kan er goed tussen smalle markeringspaaltjes en op fietspaden worden gereden. Tijdens zo’n tocht in Limburg laat Ans van Hees, samen met bijrijdster Annemiek van Driel daar knappe staaltjes van zien. De te halen snelheid komt bijna overeen met die van een personenauto. Vooral bij langere tochten, bijvoorbeeld LuikBastelaken-Luik is het opvallende busje een geruststellend baken. Zoals de dochter en schoonzoon van Herman van de Horst in die tijd zonder veel op de fietsroute L-B-L te komen de club steeds weer weten te vinden. De rust-, eet- en drinkpauzes vinden dan plaats bij het busje. Na iedere ca. 50 km vindt dit ritueel plaats, dan worden de tassen uit het busje gehaald, de magen gevuld en de tassen weer terug gezet. Dit gaat meestal goed, behalve die ene keer dat Jos van Driel vergeet zijn tas terug te zetten. Die tas is nog steeds zoek. De populariteit van Jos Spanjers bereikt een dieptepunt als hij de bus rijdt tijdens L-B-L. Hij krijgt het voor elkaar om meer dan 100 km onvindbaar te blijven voor de hongerige Toerclub fietsers. Gerard Kocken bus Het Suzuki busje komt in 1992 niet meer door de keuring en wordt verkocht aan een Pool. Gelukkig mag de Toerclub daarna de bus van Gérard Kocken als volgbus gebruiken. Gérard is in 1987 hoofdsponsor van de club geworden. In het begin wordt ook deze bus bestuurd door vrijwilligers, maar dat gaat op den duur steeds moeizamer. De animo om 1 of 2 keer in de week als vrijwilliger achter het stuur plaats te nemen
wordt steeds minder. De vergoeding voor het volgzaam volgen van de toerclub bestaat uit een VVV cheque t.w.v. fl. 50,- .Daarom wordt besloten dat alle leden om de beurt doordeweeks één keer achter het stuur plaats moeten nemen. Iedereen is dan bijna 2x per jaar aan de beurt. Dit gaat redelijk goed; al heeft Jos Spanjers, die vanuit het bestuur dit coördineert er toch het nodige mee te stellen. Vergeten, geen zin of gewoon wegblijven is soms de reden om de bus thuis te laten. Een nadeel van deze bus is “hij zuipt diesel” en een reservetank is niet aanwezig. Het gevolg is dat de bus bij lange tochten nog al eens stil komt te staan. Daarbij vergeet Gérard standaard om bij deze lange tochten de sleutel van de “dieseldop” mee te geven. Gelukkig weten monteurs zoals Wim Toonen en Ino van Hees dit technische probleem met een gewone schroevendraaier handig op te lossen Wiel wisselen Het verwisselen van een wiel is een verhaal apart. Ca. 15 jaar lang is het de gewoonte om gewoon even te wachten totdat de lekrijder zijn wiel heeft gewisseld. Vaak komt zo’n rustmoment goed uit om even bij te komen, een plas te doen, of de nieuwste moppen aan te horen. De wachttijd varieert van 5 tot 15 minuten afhankelijk van de handigheid van de lekrijder. Juist daarom valt in 1998 tijdens de jaarvergadering het besluit: dat het wisselen van een wiel voortaan in de bus moet gebeuren. Dus snel de fiets inladen en dan proberen in een rijdende bus, zittend op je knieën en zonder enige steun, tussen de losslingerende wielen en andere spullen je wiel te wisselen. Ondertussen rijdt de chauffeur de bus tot ver voor de groep. Waarna de lekrijder als het is gelukt het wiel te wisselen “rustig” kan uitstappen en zijn weg fietsend in de groep kan vervolgen. Deze circusact levert de meeste lekrijders wel een blauwe plek en een paar beurse knieën op. Vaak besluit de lekrijder dan ook maar gewoon naast de chauffeur plaats te nemen en zich comfortabel naar huis te laten rijden. Doordat de bandenkwaliteit in de loop van de jaren aanzienlijk beter wordt vermindert de frequentie van het lekrijden. Ook de handigheid om snel een band te wisselen neemt bij enkele leden - vooral bij Sjaak - opmerkelijk toe. Vandaar dat in 2000 wordt besloten het zonder een volgbus te doen. .
KLEDING Vanaf de eerste te rijden meters wordt serieus aandacht besteed aan clubkleding. Het eerste tricot wordt een donkerblauw acryl shirt met korte mouwen. Op de rug wordt in het wit in vlokprint de tekst “Toerclub Boxmeer” gedrukt. Voor een broek moet iedereen zelf zorgen, met als gevolg een grote variëteit broeken zoals: min of meer professionele racebroeken met zeem, sportbroeken en trainingsbroeken. Een broekzeem in 1980 is vergelijkbaar met een zeemlap waarmee ook de ramen worden gelapt. Het is iets dikker en wordt na verloop van tijd keihard. Vooral voor lange tochten is het dan ook raadzaam om het in te vetten met uiercrème. Dat plakt zo “lekker” aan je zitvlak. In 1984 wordt het donkerblauwe shirt vervangen door een lichtblauw tricot met wit/rode banen in de kraag en zijkant. Je kunt nu kiezen uit een tricot met lange of korte mouwen. De witte tekst, nu in zeefdruk gedrukt, bestaat ook nu weer uitsluitend uit “Toerclub Boxmeer”. Aanschaf van zo’n shirt kost ieder lid fl. 25,-. In 1985 biedt Henk Smeets aan iets betere fietsbroeken te leveren bedrukt met zijn naam voor fl. 30,-. Van dit aanbod wordt gretig gebruik gemaakt. Sponsoren Het kan niet uitblijven dat ook Toerclub Boxmeer sponsoren aantrekt. Niet dat de kosten van het rijden zo hoog zijn, maar de behoefte aan betere (professionelere) kleding neemt toe. In de winter van 1987 worden 4 sponsoren gevonden die bereid zijn bij te dragen aan de kosten van de clubkleding. Gérard Kocken wordt hoofdsponsor met daarnaast: Bovema Ventilatietechniek (Peter Ibes) Meilink Industriële Verpakkingen (Jan Hoesen) en Smeets Mode (Henk Smeets) als sub sponsoren. Op de eerste shirts en winterjasjes worden al deze bedrijfsnamen vermeld. Na hun eerste bijdragen haken de 3 sub sponsoren af. Daarom wordt bij de tweede en derde druk alleen de naam van Gérard Kocken nog op de kleding gedrukt. Nieuwe materialen en vormgeving Aspecten als comfort, veiligheid en design gaan een belangrijke rol spelen, daarom wordt er meer aandacht besteed aan geschikte kleding. Tegelijkertijd komen er moderne hightech stoffen op de markt, waardoor ook creatief met het design kan worden omgegaan. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door een nieuwe druktechniek, namelijk transferprinting. Bij deze techniek wordt het design eerst op papier gedrukt, waardoor grote voorraden voorgedrukt papier zonder veel kosten kunnen worden opgeslagen. Op afroep wordt dan het design van het papier overgezet op stof. Voor het design gaan Sjaak en ik aan de ontwerptafel zitten. Het resultaat hiervan is een strak ontwerp dat bestaat uit een witte achtergrond met daarop schuine banen in de kleuren geel en rood. De teksten worden in het blauw gedrukt. Uiteindelijk kunnen de leden een keuze maken uit: tricots korte en/of lange mouw, gamex jack en een gevoerd winterjack. Dat dit voorruitstrevende kleding is blijkt wel uit het feit dat ca. 15 jaar na de introductie er soms nog mee wordt gefietst. Na ca. 10 jaar wordt besloten om weer eens over te stappen op een nieuwe design. Het transferpapier is op en er komen ook verzoeken voor clubbroeken. Neros, een sportkledingleverancier uit Malden, komt in beeld en dit bedrijf kan voor scherpe prijzen kleding leveren. Voor een nieuw design wordt een wedstrijd uitgeschreven. Het ontwerp van Ton Verhaag komt het beste uit de verf. Veel rood en geel met blauw als verloopkleur. De zwarte broek wordt voorzien van een gele baan met tekst. Deze kleding, die tijdens de presentatie op de jaarvergadering in 1998 veel stof doet opwaaien, gaat ca. 5 jaar mee. Achteraf blijkt dat de kwaliteit van de kleding toch niet zo best te zijn en gaat de toeleverancier van Neros failliet, waardoor wordt besloten om naar een andere leverancier uit te kijken..
In 2003 komt na een bezoekje van enkele clubleden aan de tweewielerbeurs in Amsterdam een nieuwe leverancier “Jacobson” in beeld. Daarbij weet het bestuur, na bemiddeling van Henk Smeets ,Van Lunen Adviesgroep naast Gérard Kocken aan te trekken als sponsor. Hierdoor ontstaat er een prima basis om een uitgebreid kledingpakket van het merk “Nalini” aan de leden aan te bieden. Er wordt een kledingcommissie in het leven geroepen, die bestaat uit Petie van Dinter, Mark Molkenboer, Henk Smeets, Sjaak Santegoets en Han van Hees. Deze commissie verzorgt het kledingontwerp en stelt het kledingpakket samen. Het resultaat is een waslijst aan kledingmogelijkheden. En alles voor zeer aantrekkelijke prijzen. Er kan een keuze worden gemaakt uit: tricot korte en/of lange mouw, winterjack met of zonder afritsbare mouwen, bodywarmer, broek met zeem, broek lang zonder zeem, of 3/4 broek met zeem. En voor het eerst in het bestaan van de toerclub wordt in 2004 een echte groepsfoto, in de nieuwe outfit, gemaakt op de trappen van het Boxmeerse kasteel en voor de bedrijfslocaties van de sponsors.
BOKAAL De meeste leden, die de huidige Gérard Kocken Bokaal winnen, beseffen niet dat zij een bijna antieke beker ontvangen. Deze beker gaat al zo’n 24 jaar mee en heeft al op vele “schoorsteenmantels” staan “pronken.” De geschiedenis van de bokaal kent diepte en hoogte punten, leuke en sacherijnige momenten, recht en onrecht. Zaken die een echte bokaal kleuren. De eerste keer dat voor de bokaal wordt gestreden is in 1981. Fietsenmaker Noud Arts schenkt de bokaal, waardoor deze ook zijn naam krijgt. Op het programma staat 1 rit, gebaseerd op de vooraf opgegeven gemiddelde tijd. Bert Gritter wordt de overgelukkige eerste winnaar van de Noud Arts Bokaal. Vanaf 1985 staan er 3 verschillende ritten op het programma. In de begintijd zijn het individuele ritten omdat slechts een handjevol leden er aan meedoen. Er zijn jaren bij dat er maar zo’n 6 man een poging wagen om de bokaal op hun schoorsteenmantel te krijgen. In 1988 wordt dezelfde bokaal omgedoopt in de Gérard Kocken Bokaal. Geleidelijk aan groeit de belangstelling en wordt ook het aantal ritten uitgebreid tot 4 per jaar. In 2005 staan er bijna 40 leden op de uitslagenlijst. Van plakband tot bordjes Net zoals het fietsen in 25 jaar een flinke progressie heeft meegemaakt gebeurt dit ook met de bokaal. Een mooi voorbeeld is de bewegwijzering van een rit. Die eerste jaren is die er gewoon niet. Aan de hand van een getypte instructie rijdt iedere deelnemer zijn rit; met alle gevolgen van dien. Zo gebeurt het steeds dat een trouw lid iedere keer, min of meer kwaad, naar huis gaat zodra hij ontdekt dat er een tijdrit moet worden gereden. Achteraf blijkt dat deze man analfabeet is. Maar ook de brildragers zijn hier niet blij mee en wordt deze briefing snel vervangen door plakband. Dit plakband wordt als richtingaanwijzer geplakt op de meest onmogelijke plaatsen links en rechts van de weg, zoals op lantaarnpalen, hekwerkpaaltjes, verkeersborden, schuttingen en ANWB paddestoelen. Omdat het plakband van hoogwaardige kwaliteit blijkt te zijn wordt ieder jaar voor een andere kleur of vorm van bewegwijzering gekozen. De kwaliteit van dit plakband is nu nog steeds zichtbaar o.a. op de lantaarnpaal bij de stoplichten in Oeffelt waar we rechtsaf gaan richting Gennep. In 1993 neemt Henk Smeets het initiatief om gele bordjes aan te schaffen. De eerste keer rijden volgens deze bordjes is geen succes. Het geel is gedrukt op een witte ondergrond en daardoor is slecht te zien in welke richting er moet worden gefietst. Direct na deze tocht is het wit vervangen door zwart waardoor de rijrichting beter zichtbaar wordt. Het nadeel van deze bordjes is tot ze redelijk eenvoudig zijn te verwijderen of naar een andere rijrichting kunnen worden gedraaid. Wat dan ook wel eens gebeurt vlak voor een rit, met alle pret van dien. Ieder jaar verdwijnen er wel een flink aantal bordjes, waardoor de huidige sponsor hiervan Festa Zeefdruk in Langeboom weer aan het bijdrukken kan gaan. Onzalig programma De geringe belangstelling in het begin is enigszins verklaarbaar. De creativiteit van de bedenkers van het tijdritprogramma bereikt op sommige momenten een dubieus en masochistisch niveau. Wat te denken van een klimtijdrit op snelheid waar het zondagse klimmetje in Schotheide 3 maal direct achter moet worden gedaan; of “snel” alleen je achterwiel verwijderen en weer terugplaatsen tijdens de verrassingstijdrit; of een snelle tijdrit met tegenstander te rijden op het parkeerterrein van het toenmalige AC restaurant; of op de fiets proberen te blijven zitten terwijl je tussen verkeerd opgestelde markeringspionnen moet rijden; of een snelle tijd rijden op de Quayweg heen en terug naar Landhorst achter iemand die veel harder kan rijden dan jij. Zo kan het gebeuren dat Wim Toonen, gevolgd door Geert Minten, door een te hoge snelheid in Landhorst een tuin inrijden en op het grasveld tot stilstand komen. Zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen. Een echte klapper is de individuele tijdrit met een gemiddelde
tijd waarin de veerpont naar Afferden is opgenomen. De individuele start, met een tussentijd van 2 minuten is in Boxmeer en de rit gaat min of meer direct naar de veerpont. Het gevolg is dat bijna alle deelnemers tegelijk oversteken met de veerpont en dan weer individueel hun rit zouden moeten vervolgen en nog binnen de afgesproken tijd binnen dienen te komen. Intriges en geritsel Het is niet waarschijnlijk dat er voor het winnen van de Bokaal doping wordt gebruikt. Wel is het zo dat er allerlei trucs en slimmigheden uit de kast worden gehaald om maar met de inmiddels “vette” geldprijs en bijbehorende eer te gaan strijken. Zo valt het opeens op dat iemand ineens een horloge draagt tijdens een tijdrit, terwijl diegene nooit eerder is gezien met een horloge. Opmerkelijk zijn ook de tellers die met een goedkoop plakbandje worden afgeplakt in plaats van ze eenvoudig, doorgaans met één klik, te verwijderen. Dan heb je nog de tellers die in de achterzak verdwijnen en tijdens de rit even te voorschijn komen om de snelheid te controleren. Ook heb je leden die zo sportief aangelegd zijn, dat zij de rit 2x rijden. De eerste keer voor de officiële start en daarna met de opgedane kennis nog een keer. Ook goed te doen is samen met iemand te rijden, die niet meedoet met de competitie, maar wel een teller op zijn fiets heeft. Dan heb je nog de onderlinge afspraakjes, intimidaties en gekmakerijen. Gelukkig is er op het laatst altijd Tony Santegoets die met koffie en cake klaar staat en al deze verwikkelingen geduldig aanhoort. Veel werk Het organiseren van de tijdritten is een flinke klus. In het begin is dit een activiteit die door het bestuur wordt verzorgd. Met name Sjaak steekt er veel tijd in. Later in 1998 is het Peter van Haren, die dit werk op zich neemt en verder uitdiept. In 2005 nemen Wim van de Ligt en Harrie van Hoenselaar deze taak op zich. Het werk bestaat uit het uitzetten van een route. Eerst door het her en der plakken van gekleurd plakband. Het verwijderen van dit plakband behoort niet tot de werkzaamheden omdat de daarop volgende jaren gewoon een andere kleur wordt gebruikt.. Dat is anders bij de later ingevoerde bewegwijzeringsbordjes. Gezien de kosten hiervan en het maar beschikbaar zijn in 1 kleur moet dit wel gebeuren. Na afloop van een rit worden de uitslagen verwerkt en via een getypt briefje bekend gemaakt aan de deelnemers. Vanaf begin 2005 wordt, gezien de belangen die er op het spel staan, dit bij voorkeur nog dezelfde avond via e-mail verstuurt. Fouten maken wordt niet getolereerd en worden dan ook direct afgestraft. Zo kan Peter van Haren tijdens de jaarvergadering 2004 van mij een telraam in ontvangst nemen. Dit uit dankbaarheid omdat hij mij had opgeworpen als de kampioen van dat jaar. Daarvoor is dan wel enig creatief rekenwerk nodig geweest. Uiteindelijk is dit is erg sneu voor de werkelijke winnaar Henri Linthorst. Het wielermilieu kan hard zijn.
VALLEN EN OPSTAAN Bij fietsen hoort vallen. Soms hard maar ook vaak traag onontkoombaar bewegend richting wegdek. Het vallen traag richting wegdek wordt meestal veroorzaakt door het vastzitten van de schoenen aan de trappers. Begin jaren tachtig hebben de meeste clubleden toeclips; trappers met daaraan een beugel gemonteerd die de schoen op z’n plaats houdt. Maar ook zijn er nog leden die met gewone trappers rondrijden. Nadat men het rijden met toeclips enigszins onder de knie heeft, komen er plaatjes onder schoen. Zo’n plaatje is voorzien van een gleuf waardoor de voet niet meer kan schuiven en de grip op de fiets beter wordt. Daarnaast voorkomt het plaatje het afknellen van de tenen in de toeclips. Je kunt je voeten alleen uit de toeclip krijgen door de voet eerst omhoog te bewegen en daarna naar achteren te schuiven. Een complexe handeling die menigeen in “bijna” stilstand doet omkieperen. Net nadat iedereen deze handeling helemaal doorheeft komen in 1986 de clicksystemen op de fietsmarkt. Bernard Hinault introduceert het eerste Look pedaal tijdens de Tour de France in 1985. In plaats van de voet omhoog te bewegen om los te komen moet je nu de voet naar buiten bewegen. Het gevolg is dat het vallen in rust, bijvoorbeeld bij een stoplicht, oversteek of einde rit, weer van voor af aan begint. Echte valpartijen In de 25 jaar en meer dan 75.000 km verder zijn er relatief weinig ernstige ongelukken gebeurd. Er zijn zelfs fietsseizoenen geweest waarin geheel geen echte valpartijen zijn te melden. De primeur van een ernstige val heeft Tony Santegoets. Dit gebeurt in 1983. De club rijdt in die tijd de Zevenheuvelenweg die gaat van Groesbeek in een streep door naar Berg en Dal. Er is nog geen fietspad en je kunt bij het afdalen gebruik maken van de hele weg. Onderaan bij de laatste afdaling in Berg en Dal, ter hoogte van de afslag naar de Meerwijk, zit een fors gat in de weg. Dit gat wordt te laat door Tony gezien. Het gevolg is een flinke smak en een lelijke hoofdwond. Het rijden met een helm is in die tijd nog ongebruikelijk. Het is alleen Herman van de Horst die met een “moderne” helm van piepschuim rondrijdt en een enkeling draagt een soort helmpje vervaardigt van leren riempjes gevuld met paardenhaar. Pas in 1988 neemt het bestuur het voortouw om met een helm te rijden. Het voor iedereen verplichten is dan nog niet haalbaar omdat er nauwelijks schaalhelmen beschikbaar zijn voor toerfietsers. Een imposante valpartij vindt in 1986 plaats in Ayen. De weg daar bestaat uit klinkers en aan de zijkanten uit een verhoogde tuinrand. Een rijder in de groep “Wim Bons raakt met zijn trapper de verhoogde tuinrand, daardoor zwenkt hij geschrokken sterk uit naar links. Het directe gevolg is: 3 mensen plat op de weg. Daarbij oogst Bas Delhij veel lof met zijn vocale talenten. Hij heeft op verschillende plaatsen schaafwonden opgelopen. Ernstiger is Jack Otten er aan toe; Hij heeft, wat later blijkt, een sleutelbeen gebroken. De ernst hiervan wordt onderschat. Waardoor het gebeurt dat Jack gewoon met de volgbus naar het Maasziekenhuis wordt gebracht, waar hij nog dezelfde avond wordt geopereerd. Vrij kort daarna is Jack gestopt met het fietsen in clubverband. Enkele valpartijen hebben iets bijzonders. Zo gaat in1993 Herman van de Horst in één seizoen 2x tegen het asfalt. De eerste keer wordt hij tijdens een tocht door de Betuwe gesneden door een personenauto, waardoor Herman gaat slippen en onderuit gaat. Het gevolg is een paar flinke schaafwonden gevuld met pas gestrooid grit. De bestuurder van de personenauto, die het ongeval veroorzaakt, rijdt gewoon door. Het is bekend dat Herman onverschrokken, snel en goed kan afdalen. Een keer gaat dit echter goed mis. Tijdens de afdaling van Groesbeek naar Mook ter hoogte van Café ’t
Zwaantje raakt Herman in volle snelheid de verhoogde stoeprand tussen het fietspad en de straat. Het gevolg is een pijnlijke smak, wat vloeken en veel bloed op de weg. In 1995 gaat het met Jos van Driel mis. Tijdens zondagse tocht rijdt de club in Groesbeek ter hoogte van “Klein Amerika” voorzichtig langs een lange rij wandelaars. Er is op dat moment juist een wandeltocht gaande. Op onverklaarbare wijze maakt Jos een salto over zijn fiets en belandt hij met z’n hoofd hard op het asfalt. Een flinke hoofdwond is het gevolg. Een juist passerende militair verleent eerste hulp met een noodverbandje. Hiervoor moet hij wel zijn handtekening zetten, zodat de militair zich later kan verantwoorden bij zijn meerderen. Samen met mij gaat hij daarna met een taxi naar het Radboud ziekenhuis waar een paar hechtingen worden gezet. Een vreemd ongeval vindt plaats in 1998 en wel met Peter Claassen. Tijdens een van de zondagse ritten constateren enkele leden al dat er iets niet klopt met z’n achterwiel. En jawel, op terugweg tijdens het aanzetten na een bocht in Gennep loopt zijn achterwiel eruit. Het gevolg is een dizzy Peter met bloedneus en schaafwonden. Hiervoor wordt voor alle zekerheid door een behulpzame automobiliste toch maar een ambulance gewaarschuwd. Uiteindelijk is hij toch maar gewoon op de fiets, nu met een goed vastgezet achterwiel, naar huis gereden. In de winter van 2002 is het tijdens een zondagse rit glad op de brug bij Gennep. De nacht ervoor heeft het een paar graden gevroren. Hierdoor komt er een splitsing in de groep rijders. Het eerste groepje kan zonder problemen bij de rotonde na de brug doorrijden. Het tweede groepje waarin Anke van Haren mede op kop fietst rijdt wat voorzichtiger en krijgt te maken met een busje dat geen voorrang verleent. Het gevolg Anke gaat er frontaal tegenaan. Daarbij loopt Anke wat lichte lichamelijke en materiele schade op. Maar de directe gevolgen van de aanrijding zijn achteraf wel komisch. Twee bemande politieauto’s en een ambulance komen op het ongeval af. Zoveel eer voor zo’n ongeval komt wel wat overdreven over. Berucht geworden in de loop van de jaren is het weggetje naar Geldenberg in Duitsland. Deze weg begint vanaf doorgaande weg Grens Ven-Zelderheide naar Kleef en iets voorbij het Engelse kerkhof linksaf. Bij het afdalen hiervan gaan in de loop van de jaren en steeds in dezelfde bocht onderuit o.a.: Geert Westenbrink, Joost van Haren en Marc Huibers. Vooral Marc maakt een behoorlijke smak omdat hij een deel van de bocht via een omweg door het bos neemt. Om iedereen voor dit gevaar te waarschuwen wordt tijdens een tocht 2004 aan het begin van dit weggetje even gestopt. Wim Mulder, druk in gesprek met zijn buurman, merkt dit te laat en botst tegen zijn voorganger. Met als gevolg een ongelukkige val waarbij hij zijn elleboogbotje breekt. Jos Spanjers, die op dat moment thuis zit, wordt gebeld om Wim op te halen en naar huis te brengen. Rien Schouten en ik krijgen het in 2004 voor mekaar om binnen 14 dagen tijd 2x betrokken te zijn bij een valpartij. De eerste keer rijd ik Rien van achteren aan. Het gevolg is, Rien geen schade en ik een paar flinke blauwe plekken, schaafwonden en behoorlijk wat schade aan de fiets van net één maand oud. Kort daarop tijdens de Oranjetocht van Horst rijden Rien en ik naast elkaar en bespreken het eerdere ongeval. Rien rijdt op de weg en ik op een verhoogd fietspad. Het sprongentje dat Rien wil maken, van de weg naar het fietspad, lukt niet helemaal waardoor Rien de rand raakt en de macht over het stuur verliest. Hij valt hard en ik tuimel over hem heen. Dit keer is Rien er slecht aan toe. Hij heeft verschillende verwondingen over heel zijn lichaam. Ook zijn fiets heeft flinke schade opgelopen en deze keer heb ik niets. Toch is
Rien, ondanks verschillende aanbiedingen om met hulp naar huis te rijden, gewoon alleen naar huis gefietst. Niets met een val maar wel met een slechte conditie wordt de club in 1984 geconfronteerd. Vlak bij Sint Anthonis krijgt de “forsgebouwde” Hennie van Rooy (Toenmalige eigenaar van de supermarkt waar nu Avalon is gevestigd) last van hartritmestoornissen. Het loopt goed af maar de schrik zit er evengoed in. Dit is zijn eerste een laatste poging om met de club mee te fietsen en heeft sindsdien nooit meer meegefietst. De verzekering van de NTFU heeft bij al deze en de vele kleinere valpartijen steeds netjes uitgekeerd. Na het opmaken en doorsturen van een schaderapport duurt het doorgaans maar een paar dagen tot er wordt uitgekeerd. Soms ontstaat er een band tussen verzekeringsmaatschappij en gedupeerde. Zo hoeft Harrie van Hoenselaar in 2004 en 2005 alleen maar zijn voornaam te noemen als hij iets van ze nodig heeft.
FIETSEN OP ZONDAG De bron van het huidige fietsen op zondag ligt vlak bij de toren in Kleef. Daar ontmoetten op een zaterdagmiddag in 1998 2 groepjes fietsers van Toerclub Boxmeer elkaar. Bij de toren in Kleef wordt nog steeds even gerust tijdens de zondagse tochten. Het ene groepje bestaat uit Ton Verhaag, Jos Spanjers, Frank Weijers, Peter en Anke van Haren. Het andere uit Peter Ibes, Jos van Driel en Han van Hees. Zoals het vaak gaat als leden van de toerclub elkaar tegenkomen, wordt er even een praatje gemaakt. Tijdens dit gesprekje wordt geopperd, waarom niet samen te fietsen op de zaterdagmiddag. In de weken direct daarop wordt tijdens het doordeweekse fietsen hierover en ook met andere fietsers doorgeborduurd. Zo blijkt dat Henk Smeets ook graag mee wil doen, maar dit, door zijn werk, alleen maar op zondag kan. Besloten wordt daarom met een klein groepje van ca. 6 leden, op de zondagmorgen te gaan fietsen. Geen toerclub activiteit Zeer nadrukkelijk wordt in die eerste periode gesteld dat het zondagsrijden géén toerclub activiteit is. Daardoor zijn de afspraken, die zijn gemaakt binnen de toerclub niet van toepassing op de zondagrijders. Zo rijdt men op zondag vaak zonder helm en ook de kleding is meestal niet die van de club. Echter het groepje zondagrijders groeit fors, soms tot meer dan 10 leden. Ook ontstaat er de mogelijkheid om zondags, net als op de vaste fietsavonden, verzekerd rond te rijden via de NTFU. Zo wordt, na ca. 2 jaar vrijblijvend op zondag fietsen, besloten om van het zondagsfietsen een officiële clubactiviteit te maken. Startplaats Omdat de tocht bijna altijd dezelfde richting uitgaat, is het handig om vanuit de Floralaan te vertrekken. Vanaf het begin af aan wordt er altijd eerst een kopje koffie gedronken. De tochten worden in het begin uitsluitend tijdens de zomer, het normale fietsseizoen, verreden. Maar dit groeit uit in het doorfietsen in de herfst en het voorjaar. Daarna lukt het al meerdere jaren om ook tijdens de gehele winter door te fietsen. De gedrevenheid om ook in de winter op zondag te fietsen wordt mede gevoed door de behoefte van conditiebehoud. Daarnaast willen velen niet achterop raken bij de leden die zondags op hun ATB fiets in de blubber ploeteren. De belangstelling voor het zondagsfietsen wordt zo groot dat in 2000 wordt besloten om in de zomer te starten achter bij Gérard Kocken. Het is bijna een traditie dat in de winter wordt gestart vanaf de Floralaan 68. Daar serveert nog steeds Ans in een recordtijd de inmiddels vele kopjes koffie. Drie kruisjes In de loop van de 25 jaar van het bestaan van de club is er een soort “vak”jargon ontstaan. Zoals dat de kreet “lek” op 2 manieren kan worden uitgelegd; soms heeft het maken met lucht en andere keer weer met vocht. Zo weet iedere zondagrijder wat met “de bosrand en de toren” wordt bedoeld. Met een “rondje Groesbeek” wordt aangeduid de tocht via Groesbeek over de Zevenheuvelenweg naar Berg & Dal en Beek. “Sjakelen sjeng” is een advies om flink terug te schakelen voor een pittige klim. De meest vreemde kreet is wel “de drie kruisjes.” Waarschijnlijk weten sommige regelmatige rijders nu nog niet wat hiermee wordt bedoeld. De drie kruisjes staan op een bruin verwijsbord naar een militair kerkhof in Kleef. Direct nadat men “zondags” even op adem is gekomen bij de “toren” volgt een afdaling. Na ca. 200 meter staat dit bord bij een afslag naar rechts. Als je hierin rijdt krijg je een korte venijnige klim, een lastige bocht naar links en beleef je nog wat onaangename momenten. Uiteindelijk kom je zo weer terecht op de lange afdaling richting Kranenburg. Er is een periode geweest
dat dit stukje ongemak standaard wordt opgenomen in de zondagse route. Omdat sommige leden deze extra lus geheel niet zien zitten rijden die gewoon door. Zij krijgen hierdoor een behoorlijke voorsprong op mensen die wel “de drie kruisjes” nemen. Deze fietsers maken er dan een sport van om de doorrijders zo snel mogelijk bij te halen. Het gevolg is dat de gereden snelheid op dat moment voor sommigen echt een kruis wordt. Het is niet bekend of het snelle rijden langs “de bosrand” dat nu standaard gebeurt hieruit een het gevolg is. Steeds hetzelfde In al die jaren is de zondagse route in grote lijnen hetzelfde gebleven. In de winter zo’n 70 km, vroeg in het voorjaar 80 km en in de zomer 100 km. Soms hebben, meestal nieuwe leden, de euvele moed om voor te stellen wat meer variatie aan te brengen. Tot nu toe zijn al deze denkbeelden deskundig de kop ingedrukt. De route heeft alles wat toerfietsen zo leuk maakt: mooie afwisselende omgeving, goede en rustige wegen, wat heuvels en een prima rustpunt. Dat het een gevarieerde route is wordt bevestigd in 2004. Iemand stelde weer eens voor om meer variatie in de route aan te brengen. Natuurlijk krijgt hij daarvoor weinig medestanders. Een komische voorval gebeurt een paar maanden later, toen de voorsteller van meer variatie in de route, even op kop rijdt. Al snel blijkt dat hij de route geheel niet kent. Behalve dat dit een bijzonder gevarieerde route is, is het ook praktisch. Vooral bij het rijden in 2 groepen. Uitvallers van de eerste groep kunnen worden opgevangen door de tweede groep. Zo gebeurt het op een zondag in 2003, na een regenachtige avond, dat er 12 lekke banden worden gereden. In iedere groep 6, dus maar 6x wisselen en wachten. In plaats van 12 keer wachten met de hele groep. Al die jaren is de Toerclub een vaste klant bij Café de Diepen in Milsbeek. Bijna iedere zondag rondom halftwaalf melden zij zich daar voor een kopje koffie of cappuccino, voordat gezamenlijk de terugreis wordt ondernomen.Voor de meeste leden is het zondags rijden inmiddels een soort verslaving geworden. Een zondagmorgen niet fietsen wordt dan als een onwennig start van de zondag ervaren.
LIMBURG Bijna ieder jaar staat er wel een rit in Zuid-Limburg op het programma. De Keutenberg, Cauberg, Eyserbosweg, Koning van Spanje, Gulperberg, Blaosbalg en het Drielandenpunt zijn zo een paar puisten die menigeen doet watertanden of verafschuwen. Zelfs in de tijd dat de meeste racefietsen nog maar 10 versnellingen hebben wordt hiernaartoe afgereisd. In alle vroegte is het dan verzamelen in Boxmeer. Opgewekt en enigszins zenuwachtig worden de groeten uitgewisseld en dan met eigen auto naar Valkenburg. De eerste tocht vindt plaatst op 14 augustus 1983; zo’n 18 leden fietsen dan de bewegwijzerde Mergellandroute. Het pension In Valkenburg achter de Leeuw Bierbrouwerijen en tegenover het pretpark de Valkenier ligt het pension Koningswinkelhof van Ben en Nannet van de Burcht. Ben is een oud politiecollega van Sjaak, vandaar het contact. De eerste jaren fietst hij ook vaak mee om de leden van Toerclub Boxmeer een beetje de weg te wijzen naar al die kuitenbijters. In dit pension wordt omgekleed en er staat de koffie en een flinke punt rijstevlaai klaar. In de 22 jaar dat de club daar komt hebben zij dit pension zien groeien van krakkemikkig horecabedrijf tot een sfeervol en compleet pension. Dit heeft wel zijn gevolgen: eerst wordt er na afloop van de fietstocht gedoucht in douches, die bij de pensionkamers horen, daarna gebeurt dit in een ruime douche in een apart gebouw naast het pension en vanaf 2004 kan er niet meer worden gedoucht omdat Ben en Nannet in dit gebouw zijn gaan wonen. Wel is gebleven het biertje en de sterke verhalen na afloop op het terras met het prachtige uitzicht op Valkenburg en het Geuldal. Verzorging Voor de meeste toerfietser betekent fietsen in Zuid-Limburg gewoon “afzien.” Dit is dan ook het moment om te experimenteren met allerlei middeltjes. Conditie en kracht moeten in de beginjaren tachtig vooral komen uit overmoed en vermeende stimulatie uit voeding en drankjes. Gewoontes van echte wielrenners dienen als voorbeeld. Zo wordt het vooraf invetten van de benen in Limburg geïntroduceerd. Evenals de rugzakken en buikbuidels vol met speciale voeding. De voeding varieert van gesmeerde botterhammen, krentenbollen met kaas, suikertjes, losse krenten en rozijnen, koude kippenpoten in folie, Liga koeken, gesmolten chocolade repen tot de müslirepen, -bollen, -koeken en véél bananen. De bidons worden o.a. gevuld met schoonwater, suikerwater, cola, koude thee, sportdrankjes en soms met een soort chemische oplossing. Uiteindelijk zal blijken dat een enkele müslireep, banaan en een goed terras waar tomatensoep wordt geserveerd ruim voldoende is. Als een schoolreisje Anno 2005 is dit bijna niet meer voor te stellen. Een reisje met de club naar ZuidLimburg heeft iets spannends. Er heerst dan ook een sfeer als van een schoolklas op schoolreis. Het hoogtepunt van de reis is het Drielandenpunt en er worden onderweg dan ook veel foto’s gemaakt. Er wordt dan op het duurste terras van het drielandenpunt met deskundige bediening en een schitterend uitzicht op Aken pauze gehouden. Dit is inmiddels aangepast in het goedkoopste terras, zonder noemenswaardig uitzicht en geen bediening waardoor je zelf de koffie moet halen. In 1986 staat er geen drielandenpunt op het programma maar de Pieterberg in Maastricht. De route is aangepast om de pauze te houden bij de moeder van Henk Smeets in Maastricht. Gezeten in de tuin achter haar huis met een waakzame schildpad als toeschouwer geniet de club van warme Limburgse gastvrijheid met tomatensoep en gebraden kippenpoten. De Mergellandroute is begin jaren tachtig vooral bestemd voor auto- en
motorrijders. Voor fietsers is dan nog niets speciaals uitgezet. De eerste fietstochten spelen zich grotendeels af rondom de grote verbindingswegen. Creatief gebruik maken van de leuke binnenweggentjes is er dan nog niet bij. Als er geen Mergellandroute met de club wordt gereden dan is het zonder omwegen van bult naar bult rijden. Met de volgbus naar Limburg De volgbus wordt gebruikt om daarmee zoveel mogelijk fietsen naar Zuid-Limburg te brengen. De luxe van een fietsenrek achter op een personenauto is in de jaren tachtig amper bekend. Maar ook reserve wielen en overvolle tassen met voeding en reservekleding gaan mee. Zo’n busje is erg handig maar levert ook beperkingen op voor het kiezen van een route. Soms gaat het mis en moet de volgbus rare capriolen uithalen om bij de fietsers te blijven. Dan is er veel deskundigheid van de chauffeur of chauffeuse nodig om alles heelhuids thuis te krijgen. Zo kan het gebeuren dat de volgbus over het fietspad moet omdat een grote weg ter plekke ontbreekt. Vooral met het Suzuki busje worden stunts uitgehaald. Bijvoorbeeld: worden markeringspaaltjes, die er staan om auto’s te weren deskundig ontweken, wordt er in Lemiers op de grens met Duitsland en Nederland gewoon door het water van de Sinsebeek gereden omdat de auto niet over het piepkleine voetgangers bruggetje kan, en is de volgbus regelmatig zoek. Je kunt in de volgbus ook uitstekend even bijkomen voor het geval alle inspanningen net iets te veel zijn. Er zijn rijders waaronder Harrie Baltussen en Jos van Driel die tijdens zo’n tocht in Zuid-Limburg er een aangenaam dutje indoen. Routekennis Dat Zuid-Limburg voor menigeen een beetje buitenland is wordt regelmatig ervaren. Meestal bereidt Sjaak deze tocht voor. Op een briefje schrijft hij dan een aantal plaatsnamen met eventueel bijbehorende klim. Min of meer op goed geluk wordt dan aan de hand van de ANWB borden de route gereden. Afwijkingen op het geschrevenen heeft toch niemand in de gaten. Dit gaat vaak zover dat als de grens wordt overschreden naar België of Duitsland, dat het grootste deel van de meerijders dit niet eens merkt. En soms verbaast na een tijdje opmerkt “verrek wij zijn in …!?.” Zelfs het weer terug vinden van het pension in Valkenburg levert voor sommigen problemen op. Zo gebeurt het in 1990 dat Alfred Bal, een gastrijder en politieman, het pension niet meer terug kan vinden. Hij is toen maar naar het politiebureau gereden om de weg te vragen c.q. naar het pension te laten brengen. Omdat de belangstelling voor rijden in Limburg alsmaar groeit is in 2003 besloten om een serieuze route op papier te zetten, daarvoor zijn Sjaak en ik een avondje aan het voorbereiden gegaan. Omdat de krachtsverschillen van de meerijders behoorlijk uiteen liggen wordt besloten om in 2 groepen te rijden. Een “snelle” groep met als gids Sjaak en een tweede groep die op mij vertrouwt. De avond voor de tocht regent het flink en de wegen zijn ’s morgens nog nat. Het gevolg is dat kleine steentjes aan de banden blijven plakken en veel malheur veroorzaken. De eerste groep heeft voor Scheulder al zo’n 6 banden te wisselen en de tweede groep 4 stuks. Doordat er een gebrek aan reservebanden dreigt wordt besloten om toch maar weer als één groep door te gaan.
LANGE WEEKENDEN DUITSLAND In 1987 gaan 7 leden van de club voor het eerst een lang weekend op stap en op de fiets in Duitsland. Vrouwen en kinderen gaan mee waardoor de hele groep bestaat uit 22 personen. De locatie is een terrascamping in het plaatsje Landkern bij Cochem aan de Moezel. De tenten, vouwwagen en een gehuurde caravan kunnen worden opgezet op het bovenste deel van de camping. Samen met een stel motorrijders vormen zij de gehele bezetting van deze etage. Deze vrijheid creëert de ruimte, vooral benut door de jeugd, om flinke kampvuren aan te leggen met veel rondvliegend as. Dat levert weer de nodige zorgen op bij de ouders voor hun tentzeilen. De eerste keer zijn erbij: Wim en Ria Toonen, Sjaak en Tony Santegoets, Jos en Joke Spanjers, Wim en Nellie de Bruin, Henk en Marijke Smeets, Harrie en Mieke Baltussen, Han en Ans van Hees en Theo Daanen. Aangevuld met kinderen en enkele baby’s. Alles samendoen Het uitgangspunt van dit eerste lange weekend is vooral veel leuke dingen samen doen. Zo wordt er naast het fietsen met de hele club gewandeld. Het oer toeristische Cochem wordt bezocht, waar de straatmuzikanten direct “daar bij die molen en tulpen uit Amsterdam” gaan spelen zodra het toergezelschap nadert. Ook het ontbijt en de lunch wordt gezamenlijk, zittend in een grote kring genuttigd. En ’s avonds komen ook de andere dranken dan de frisdranken op tafel. Iedereen heeft wat meegebracht en er is nooit ergens een gebrek aan. Overmoedig geworden door al dit samendoen, meent Theo Daanen dat hij ook wel op het damestoilet terechtkan. Een “Duitse dame” schrikt hier zo van dat zij voor enige consternatie zorgt. Lang is het voor iedereen duidelijk dat deze Duitse dame Wim de Bruin heet. Voor Theo duurt het wat langer voordat hij doorheeft wat er gaande is. In dit weekend wordt ook de gezamenlijk barbecue geïntroduceerd. Wim Toonen heeft hiervoor een gigantische bak in elkaar gelast. Deze bak zal nog vele jaren dienst gaan doen tijdens club barbecuen. Terwijl de mannen fietsen, doen de dames inkopen en bereiden de barbecue voor. Dat uiteindelijk uitmondt in een compleet feest. Video opnames Tijdens het eerste buitenlandweekend zit alles mee; het weer is goed en de stemming zit er prima in. Er wordt flink gefietst en menig stijl klimmetje in dit gebied wordt aangedaan. De sfeer wordt vastgelegd op een videoband. Op deze band zijn actie opnames te zien die Wim de Bruin maakt o.a. vanuit de kofferbak van een rijdende auto. Dat hij daarbij menigmaal de klep op z’n hoofd krijgt is niet leuk voor hem, gezien zijn hoorbaar gemopper, maar wel voor de rijders. Hierdoor zijn er wel spectaculaire beelden gemaakt o.a. van een levensgevaarlijke afdaling van Wim en Sjaak, die maar net goed afloopt. Het piepend geluid van een constant remmende Henk tijdens een afdaling. Han die minder vrolijk constateert dat er weer een flinke klim moet worden gedaan. De afdalingen met vele haarspeldbochten zijn behoorlijk link. Dat bewijst Wim Toonen, die tijdens zo’n afdaling een keer te laat in de remmen knijpt en daarna een deel van de afdaling op z’n wielerbroek doet. Veel druppels Het jaar daarop gaat het gezelschap weer naar dezelfde camping. Nu uitgebreid met Peter en Hetty Ibes in een geleende caravan en Jan Hoesen die samen met Henk Smeets een tentje bemant. In dit lange weekend Duitsland wordt er maar 1 keer gefietst, de rest bestaat uit veel lol mede veroorzaakt door héél véél regen. Reeds vroeg komt de fles Jagdbitter op tafel om de ledenmaten warm te houden. “De druppeltjes van Ans.” Eerst wordt er nog rustig genipt, want het zou nog droog kunnen worden zodat er toch nog kan worden gefietst. Na mate de tijd verstrijkt en duidelijk
wordt dat fietsen niets uithaalt stijgt de stemming. Voor de vouwwagen van Wim en Ria is een soort nomaden tent gebouwd. Stukken voortent, plastic zeil en andere enigszins waterwerende materialen zijn aangesleept om een grote droge ruimte te creëren. Van een stuk plastic en tentstokken wordt zelfs een heuse schuifdeur geconstrueerd. De barbecue staat onder een parasol, die hoort bij de geleende caravan van Peter en Hetty. De rook- en baklucht van de barbecue zijn jammerlijk nooit meer uit deze parasol gegaan, waardoor Peter en Hetty later iets hebben uit te leggen aan diegene van wie ze de caravan hebben geleend. Ondanks dat dit een bijzonder leuk weekend wordt is het toch de laatste keer dat de club daar staat. Het jaar daarop regent het de hele week voor het geplande weekend en zien de vooruitzichten er ook niet best uit. Vandaar dat op het allerlaatste moment wordt besloten om het derde weekend Landkern niet door te laten gaan. Het is ook tijd om eens iets nieuws te proberen en daarom wordt een jaar later gekozen voor een camping in Luxemburg.
LANGE WEEKENDEN LUXEMBURG Vanaf 1992 gaat de club zo’n 5 jaar achter elkaar naar een grote familiecamping “Nommerlayen” bij het plaatsje Nommern in Luxemburg. Iets meer dan 3 uur rijden van Boxmeer. Met de vinnige Nederlandse eigenaresse is “goed” te communiceren. Deze weekenden worden georganiseerd rondom Hemelvaart en Pinksteren. Doorgaans is het weer en de stemming uitstekend. De kinderen trekken prima met elkaar op en hond Kees speelt daarbij een dominante rol. De club weet het steeds zo te regelen dat de vouwwagens, tenten en caravans dicht bij elkaar staan. Vaak vormt dit groepje een apart kampje op de camping. Jos en Joke Spanjers overnachten steeds in een stacaravan van de camping dicht bij de rest van de club. De camping ligt aan de rand van een prachtig natuurgebied. Naast het fietsen, is het met z’n allen wandelen een hoofdactiviteit. De kans is dan groot dat je dan een ree tegen het lijf loopt. Zelfs een kudde zwijnen, grote volwassen beesten met jongen, kruist een keer het pad, waar net Ans en ik hebben gelopen. Ook wordt er gewandeld in het toeristische Müllerthal met zijn prachtige waterloopjes en rotspartijen. Vlak daarbij worden in een ruig bos de hoge rotspartijen en aardedonkere spelonken door iedereen genomen. Maar ook diverse kastelen zoals in Larochette en Beaufort, veel steden waaronder Mersch en Luxemburg krijgen een bezoekje van de Boxmeerse fietsfamilies. Prettig verblijf voor de jeugd De kinderen gaan altijd graag mee naar deze locatie. Op het terrein van de camping is een fraai zwembad, zijn er speelattributen, is er een overdekte speelruimte en een fritestent. Alles wordt door de Boxmeerse jeugd uitgebuit. Zo verricht Ino van Hees enige stuntwerk door met zijn crossfietsje van de glijbaan te gaan, de sloot in het spel te betrekken en hond Kees bedenkelijke capriolen te laten uithalen. Ook het bos achter de camping heeft een bijzondere aantrekkingskracht op de jeugd en hond Kees. Samen vermaken zij zich daar uitstekend. Dat levert soms wel eens de nodige zorgen van hun ouders op. Prima fietsgebied De doorgaans rustige wegen en ook de achteraf weggentjes zijn goed verhard, vaak glooiend en soms flink stijl. Leuke dorpjes in mooie dalen waardoor het fietsen altijd boeiend is. Avontuurlijk wordt er gefietst. Zo hebben Sjaak en Wim een deel van LuikBastenlaken-Luik vanuit de camping gereden. Ik heb het eens gedaan door eerst met de auto naar de startplaats in Luik te rijden, daarna 230 kilometer te fietsen, en daarna met de auto terug naar de camping. Of het kwam door vermoeidheid of slaap, of misschien wel beide, de weg terug wordt een ramp. Uiteindelijk ben ik via een ruime omweg, langs het vliegveld Luxemburg, ’s avonds laat op de camping aangekomen. De barbecue is dan allang voorbij. Mij rest dan nog wat droog brood en een stukje harde worst. Een moeizame start overkomt ook Sjaak een keer. Nadat we afscheid hebben genomen van vrouw en kinderen en de eerste krachten op de pedalen overbrengen, breekt bij Sjaak het stuur af. Gelukkig alles gaat goed en Sjaak blijft alleen achter op de camping. Dat de klimmetje steil kunnen zijn in Luxemburg, daar komt Harrie Baltussen op een pijnlijke manier achter. Een beruchte klim is zo steil dat ik die meestal met enig ontzag ontwijk. Harrie niet, met als uiteindelijk gevolg een geforceerde rug waardoor hij de rest van de tijd dat we op de camping zijn helemaal plat moet blijven liggen. Opvallend aanwezig Het ’s avonds evalueren van de dagelijkse beslommering is een vast ritueel. Daarbij gaat het er soms luidruchtig aan toe. Soms doen de buren dan rechtstreeks hun beklag. In verschillende talen leren we in die tijd hoe we met minder kabaal moeten
communiceren. Soms krijgen we dit ook in gewoon Hollands te horen van de campingeigenaresse. Dan heeft er weer eens iemand bij haar geklaagd. Maar ook in de Supermarkt “Cactus” in Mersch gaat het boodschappen doen door de dames niet ongemerkt voorbij. De dames hebben de gewoonte na het doen van de dagelijkse boodschappen en heerlijk Mövenpick ijsje te nuttigen. De bewondering voor de smaak van dit ijs laten zij op een eigenaardige en luidruchtige manier horen. Menig Luxemburger kijkt zorgelijk op na het horen van zoveel gesmak en gekreun. Na afloop van zo’n prachtig weekend is het bijna altijd met z’n allen even langs bij het laatste tankstation voor de grens met België en dan naar huis.
LANGE WEEKENDEN LIMBURG Na 5 x Luxemburg en wat probeersels in de Belgische Ardennen en Lanaken, blijft het een tijdje stil met het organiseren van familieweekenden. Totdat in het najaar van 2000 er zo’n 15 fietsers hun intrek nemen op een camping van Landal Wirfttal in Stadtkill in de Eiffel. Daarvoor worden op deze camping 2 huisjes gehuurd, goed voor 9 fietsers en Aura (de echtgenote van Henk Smeets) en er worden 5 caravans geplaatst. Bij elkaar zo’n 25 Hollandse campinggasten. Dreckzack Dit weekend komen vooral de bijzondere talenten van Henk Toonen bovendrijven. Het blijkt dat hij behalve goed kan fietsen ook nog goed kan koken. Mooie wijnen drinkt hij onder afkeurende blikken van Theo Daanen als bier. En tijdens de rustpauze bestelt hij onder het genot van een shagje een half cola half bier. De waardin vertaalt dit voor hem in “Dreckzack.” Deze kreet wordt zo af en toe nog wel eens gebezigd. Ook tijdens dit weekend komt de gigantische barbecue bak van Wim Toonen weer goed van pas. In een rap tempo wordt vooral véél worst klaargemaakt voor consumptie. Dit weekend is een succes en daarom wordt besloten om de gezinsweekenden waar tussendoor ook wordt gefietst weer op te pakken. Het jaar daarop gaat de club naar ColmontUbachsberg in Limburg. Hemelvaart in Limburg In 2001, 2002 en 2003 gaan er in het Hemelvaartweekend steeds gemiddeld zo’n 10 fietsers met vrouw en kinderen naar de Panoramacamping in Colmont in ZuidLimburg. Tijdens de Hemelvaartsdag wordt het aantal fietsers ongeveer verdubbeld voor het rijden van Limburgs Mooiste c.q. de toerversie van de Amstel Gold Race. Jos en Joke Spanjers kamperen dan weer in een stacaravan van de camping. Het voordeel hiervan is dat er veel stoelen bij staan en er is een TV. Dus deze locatie wordt veel gebruikt als verzamel-, ontmoetingsplaats. Maar ook het grote speelterrein onder aan de plateaucamping wordt in beslag genomen voor o.a. het gezamenlijk “koffiedrinken.” Steile camping De camping is gecreëerd op een heuvel. De staanplaatsen zijn kleine plateautjes waar met enige moeite net een caravan op past. De tenten en vouwwagens zijn inmiddels vervangen voor caravans en zelfs is er één jaar ook een camper bij. Het pad naar boven is afhankelijk van het weer een stoffig of modderig zandpad. Vooral bij het vertrek van de camping geeft dit nogal eens problemen bij de zwaardere caravans. De kunst is dan om eerst flink vaart te maken en dan proberen in een keer via het zandpad boven te komen. Vooral bij stoffig weer maak je dan geen vrienden bij de overige campinggasten, die volop genieten van het stuifzand veroorzaakt door slippende banden. Limburgs Mooiste - Amstel Gold Race Op Hemelvaartsdag is het al vroeg een hele drukte op de camping. Om ombekende redenen zijn fietsers een luidruchtig volkje. Dat is dan vooral vervelend voor de overige campinggasten. Die ’s morgens in alle vroegte mogen meegenieten van wat zenuwachtige toerfietsers, die zonodig willen gaan presteren door 100 of 150 kilometers te gaan fietsen. Samen met de niet kamperende fietsers van Toerclub Boxmeer, die de camping gebruiken als parkeerplaats en verzamelpunt, vertrekken zij op de fiets naar Landgraaf zo’n 10 kilometer verderop. Een van de belangrijkste feiten van deze tocht is dat daarvoor de tijd wordt genomen. Onderweg worden serieuze pauzes ingelast. Meestal zijn het enkele terrasjes die worden aangedaan en steeds is er dan weer de tomatensoep die zorgt voor de broodnodige hartigheid.
Altijd wel iets te beleven Limburgs Mooiste - Amstel Gold Race is in 2004 opgesplitst in 2 evenementen, waarvan Limburgs Mooiste nog steeds op Hemelvaartdag wordt verreden. Tijdens deze tocht gebeurt er altijd wel iets bijzonders wat het evalueren zo aantrekkelijk maakt. Enkele feiten in willekeurige volgorde. - Wim Toonen en Sjaak Santegoets besluiten om 250 km te gaan rijden. Echter Sjaak maakt een smak en Wim merkt dit niet. Het gevolg is: Wim rijdt in zijn eentje 250 kilometers, Sjaak maakt de 120 km vol echter met schaafwonden en kapotte kleding. - Peter van Haren en Joost Bergman rijden samen. Joost is op dat moment beter in vorm dan Peter en gaat als een speer. Op een gegeven moment sluit Joost aan bij een groepje snel rijdende recreanten. Peter blijft alleen achter. Na een fiks aantal kilometers verder ontdekt Joost dat dit groepje een eigen route rijdt in plaats van de Amstel Gold en heeft hij duidelijk een probleem omdat hij de weg niet kent in Limburg. - Frank Weijers rijdt op de Eyserbosweg zijn ketting kapot. Natuurlijk heeft er niemand van de aanwezige Toerclub Boxmeer leden op dat moment een kettingpons bij zich. Ook het via mobieltjes bereiken van andere leden lukt niet. Na veel navraag lukt het om een vreemde rijder zover te krijgen dat hij zijn kettingpons even ter beschikking stelt. - Maarten Moonen krijgt het voor elkaar om een paar honderd meter voor een controlepost met technische ondersteuning, zijn voorband finaal in de gort te rijden over een verhoogde markeringsband. Hulp is in dit geval onder handbereik. - Zo heeft Anke van Haren minder geluk. Zij breekt een spaak en technische ondersteuning is nog ver weg. Daarom wordt besloten om de spaak om te vouwen, de rem los te draaien en gewoon met een slag in het wiel verder te rijden. - Op de Keutenberg is het altijd dringen, als je daar van je fiets moet door gebrek aan snelheid dan moet je deze bult oplopen. Dit is Ton Jansen zeker niet van plan. Met véél verbaal geweld zorgt hij er wel voor dat de ruimte voor zijn fiets vrij blijft. - Na afloop van de rit is er altijd nog wel tijd voor een pilsje, frites of kroketje. Henk Toonen doet hier nog een sigaretje bij. Dames aan de wandel Het zijn niet alleen de fietsers die presteren tijdens de Hemelvaart fietstocht ook de dames laten zich niet kennen. Die lopen, vaak via allerlei omwegen, van de camping in Colmont naar de start- finishplaats in Landgraaf. Onderweg moedigen zij de passerende toerfietsers aan. Een van die toerfietsers krijgt bij een klim last van kramp. De dames dienen zich gelijk aan als masseuses, waardoor de verkrampte toerfietser glorieus de eindstreep haalt. Sommige ongeoefende dames hebben er wel erg veel voor over om hun man te verwelkomen. Blaren en stijve ledematen zijn dan het bewijs van hun liefdesinspanningen. Maar ook worden er door de dames met de auto tripjes gemaakt naar o.a. Maastricht, Valkenburg en Vaals.
BELGISCHE KLASSIEKERS “Een fietstocht is pas leuk na afloop” is een gezegde dat zeker opgaat bij de Belgische Klassiekers zoals Luik-Bastenaken-Luik, Waalse Pijl en de Ronde van Vlaanderen. Dan bedoel ik de tochten van ca. 210 tot 230 km die de eerste 10 tot 15 keer door de club worden verreden met degelijke maar minder geavanceerde fietsen. Daarna wordt het eenvoudiger, maar het blijft toch wel pittig. De afstanden worden beperkt tot ca. 130/150 km en de fietsen zijn een stuk lichter en hebben meer versnellingen. In 1984 gaan de eerste 4 leden van Toerclub Boxmeer de uitdaging aan om L-B-L met de Pinksteren te rijden. Het zijn Herman van de Horst, Theo Daanen, Bas Delhey en Jan Weijers. Op dat moment de helden van de club. In 1985 gaat voor het eerst een grote delegatie van de club met Pinksteren naar Tilff bij Luik. Nu zijn er o.a. ook bij: Sjaak Santegoets, Wim Toonen, Jos van Driel, Henk Smeets, Harrie Baltussen en ik. Het echte afzien Al vroeg, 5 uur ’s morgens, vertrekt de groep naar Tilff. Daarvoor heeft iedereen ongeveer 600 tot 800 fietskilometers erop zitten en leeft in de veronderstelling in het bezit te zijn van een topconditie. Na de inschrijving en de massale start begint het “feest.” De eerste klim direct buiten Tilff is nog te doen en doet vermoeden dat alles wel mee valt. Tijdens het eerste deel van de tocht blijft alles redelijk goed gaan. De groep blijft bij elkaar omdat na iedere klim wordt gewacht. Bijna iedere deelnemende toerclub heeft zijn eigen volgauto meegenomen. Deze auto’s, vaak bestuurd door goedwillende onkundigen, rijden gewoon tussen de ca. 10.000 fietsers door op dezelfde route. Dus het wordt dringen en er is nimmer een gebrek aan benzine- of dieseldampen. Hier en daar een valpartij, bijvoorbeeld: een rijder, die tijdens een afdaling wordt geconfronteerd met een stenen muurtjes in de bocht, of net niet op tijd een gat in de weg opmerkt, of ontdekt dat kasseien glad kunnen zijn, mag de pret niet drukken. Tot Bastenaken zijn er relatief weinig problemen en na een rustpauze van meer dan een uur gaat het verder. Dramatiek De club blijft bij elkaar tot aan ca. 10 km voor de Wanne. Daar krijgt Wim een lekke band en goed moment voor de zoveelste pauze. Hiervoor krijgen we echter straf. Wim meent dat de verloren tijd ingehaald moet worden; met als gevolg één lange sprint naar de Wanne, zodat iedereen het al aardig heeft gehad op het moment dat het eerste steile deel moet worden genomen. De gevolgen zijn er dan ook na. De eerste wandelingen naast de fiets in dit prachtige gebied is een feit. Later tijdens deze tocht zullen er nog vele volgen. Er wordt creatief omgegaan met de route en waar ingekort kan worden wordt een poging gedaan. Het gevolg is dat Jos van Driel en ik van de 230 kilometers er ongeveer 10 hebben gelopen. Inclusief de verkeerd ingekorte route. Met uitzondering van enkele vlakke stukken en afdalingen wordt op het laatst ieder stukje oplopende weg een serieuze klim waar alleen nog maar de 28 wordt gebruikt. Serieus wordt gesproken over het verkopen van de fiets en maar te kiezen voor dammen als sportbeoefening. Natuurlijk klasbakken als Sjaak, Wim en Theo, die bijna moeiteloos zo’n tocht volbrengen denken daar anders over. Zij halen dan ook alles uit de kast om de rest te motiveren. De smaak te pakken Het fietsvirus is hardnekkig en tast het gezonde verstand flink aan. Het jaar daarop staat iedereen weer aan de start. Nu met iets meer kilometers in de benen en met de kennis van wat er te wachten staat. Enkelen besluiten om de nacht ervoor te slapen in een klooster in Baneux. Dit zijn Herman van de Horst, Jos van Driel, Theo Daanen, Henk Smeets en ik. De avond voor de tocht worden er opvallend veel kaarsen
opgestoken op de bedevaartsplek. Het slapen gebeurt in te kleine kloosterbedjes. Het voordeel is echter dat je in ieder geval niet om 4 uur je bed uit moet om op tijd in Tilff te zijn. Met de auto wordt op de zaterdag vooraf nog even de route verkend. Tijdens deze rit worden we geconfronteerd met een drama. Een fietser, die waarschijnlijk ook op verkenning is, overlijdt vlak voor de eerste klim. In de jaren erna, steeds als we dit punt, passeren denk ik er weer aan en besef dat dit iedereen kan overkomen. Deze Luik-Bastenlaken-Luik gaat een stuk beter en het aantal te lopen kilometers is dan ook aanzienlijk minder. Jarenlang is het bijna een traditie, tot grote ergernis van Theo Daanen, dat Jos Spanjers, Jos van Driel en ik op de La Redoute gaan wandelen. Na een paar jaar wordt dit moeilijk uit te leggen waarom we dit doen. Dan blijven we tijdens een klim na de La Redoute, namelijk op de Côte mont Theux, die nog steiler is gewoon op de fiets zitten. Wisselvallig Doorgaans is het weer slecht als we deelnemen aan een Belgische klassieker. Zo gebeurt het eens dat met Pinksteren het ijs nog op de velden ligt. Dat is dan vooral vervelend voor Herman van de Horst, Theo Daanen en Peter Ibes. Zij zijn de avond ervoor laat aangekomen in Tilff. Rechtstreeks vanuit Zuid-Frankrijk, waar ze een heerlijke fietsweek hebben gehad met uitstekend weer. Ze zijn goed in vorm, maar de late aankomst en de kou maakte het dat dit niet zo’n succesvolle afsluiter van een fijne fietsweek wordt. Berucht is de Ronde van Vlaanderen in 1992. De regen heeft de wegen van de route, die hoofdzakelijk bestaan uit klinkers spekglad gemaakt. Zelfs auto’s hebben de grootste moeite om de klimmetjes te doen, omdat ze door o.a. de trage snelheid steeds achteruit glibberen. Wandelen naast de fiets is geen optie omdat dit gewoon niet lukt door de gladheid. Dus het wordt tot de finish lijdzaam afzien. Geleidelijk aan gaat de voorkeur uit naar de Waalse Pijl in plaats van LuikBastenlaken-Luik. In deze tocht zijn de heuvels gunstiger verdeeld over de route. Zo word je al naar 30 km geconfronteerd met de beruchte La Redoute. Bij LuikBastenlaken-Luik is dat 30 km voor de eindstreep. Ook is deze tocht wat later in het seizoen. Dit wil niet zeggen dat het altijd mooi weer is. Berucht is de tocht waar het de eerste 100 km stralend weer is. Iedereen rijdt dan ook in zomers tenue en niemand heeft regenkleding bij zich. Na pauze en een bord pittige tomatensoep begint het te regen om pas daags erna ermee op te houden. Routine Het rijden van Belgische Klassiekers staat in de jaren tachtig en negentig steeds vast op het programma. In 1989 wordt gekozen voor een zomerse versie van LuikBastenlaken-Luik, die start vanuit Chaudfontaine. Het is dan al een tijdje de gewoonte om niet te rijden voor de prijzen of herinneringsmedailles e.d.. Het voordeel hiervan is dat je ook niet lang hoeft te wachten bij controleposten, maar gewoon doorrijdt. Tijdens deze tocht rijden Ans van Hees en Anemieke van Driel met een eigen auto mee als volgauto. Na ca. 120 kilometer laat zij een onbekende deelnemer aan deze tocht plaatsnemen in de auto. De man kon niet meer?? Hij blijft in de auto zitten tot vlak voor de eindstreep, daar stapt hij uit, rijdt 1 kilometer, stempelt en haalt zijn herinneringstrofee op. Tot grote ergernis van de Toerclub deelnemers. Het vroeg op en laat thuis komen na zo’n tocht went nooit. Het zijn vooral de mensen die ook nog eens met de eigen auto heen en terug rijden die het extra zwaar hebben. Op de meerijders kun je dan doorgaans niet rekenen, die slapen op de heenweg tot in Tilff en op de terugweg vaak al voordat je Luik uit bent.
SPRAAKMAKENDE SPONSORTOCHTEN 24 uur op de fiets! In de jaren dat onze club bestaat zijn er vele leuke, mooie, maar ook zware fietskilometers onder de wielen doorgegaan. Enkele tochten staan diep in ons geheugen gegraveerd. In het verleden hebben een aantal leden 3 keer een zogenaamd monstertocht gefietst, waarbij het gaat om 24 uur doorfietsten. Behalve de prestatie was ook het leveren van een financiële bijdrage aan het Boxmeerse jongerencentrum het Haarhuis (de voormalige Box). Zo wordt sportiviteit met een goed doel gecombineerd. Parijs – Boxmeer Hoe kom je op zo’n dwaas idee zal menig fietser zich afvragen. Nou dat is niet zo moeilijk. Op 30 april 1984 worden in het Boxmeerse Haarhuis 24-uurs activiteiten georganiseerd in verband met het 25 jarig bestaan van dit jongerenhuis. Jan van Neerven (toen lid van onze club) is beheerder en fietser. Toen ons werd gevraagd een bijdrage te leveren aan dit evenement, wordt daar spontaan ja op gezegd en zo ontstaat er een plan om 24 uur te gaan fietsen. Van Parijs naar Boxmeer roept iemand in een enthousiaste bui en het idee is geboren. 29 april 1984 vertrekken 6 leden van onze club met nog 4 Boxmeerse fietsliefhebbers en 8 begeleiders naar Dammartin, een klein dorpje ten noorden van Parijs. Dit wordt de startplaats van de 24-uurs tocht weer terug naar Boxmeer. 495 kilometer fietsen in 24 uur is de uitdaging en enkele lekke banden, een slag in een wiel, zelfs ruzie met een Franse gendarmerie houdt ons niet tegen. Koninginnedag 1988 wordt een herhaling van zetten, nu gaan 10 fietsers weer diezelfde uitdaging aan, ook is Parijs nu weer de startplaats en slagen we erin om 24 uur later in Boxmeer te worden onthaald door familie en vrienden. De opbrengst voor het Haarhuis bedraagt 600 gulden. Na de eerste keer horen we enkele deelnemers roepen: “eens maar nooit meer”. Ook na 1988 klinkt dit geluid door, echter na enkele jaren wordt al weer gevraagd: wanneer gaan we weer een keer? Oorsprong van de Maas. In het Franse gehucht Pouilly en Bassigny ontspringt een slootje wat we in Boxmeer uiteindelijk de Maas noemen. Hier starten met een fietstocht en dan langs de Maas naar Boxmeer is een prachtige uitdaging. De afstand bedraagt 540 kilometer, de uitdaging is om die afstand binnen 24 uur te fietsen. In het weekend van 8 en 9 juni 1991 vertrekken 12 fietsers en 8 begeleiders naar Frankrijk. Van deze fietsers zijn er 8 lid van onze club. Zaterdagmiddag om 17.00 uur wordt er gestart nabij het slootje. Elke 2 uur 10 minuten rust en dan snel wat koffie, soep en brood naar binnen werken want dit houdt ons overeind. Een gemiddelde snelheid van 22,5 km/uur zorgt ervoor dat we na 24 uur op zondag tegen 17.00 uur in Boxmeer arriveren. Het gaat midden in de nacht door het donkere Frankrijk en maken zelfs ruzie met een boer omdat iemand zijn tuin een mooie plek vindt voor een sanitaire stop. In de nachtelijke uren met een temperatuur van net boven het vriespunt en nabij de Belgisch-Franse grens een fikse regenbui maakt van deze tocht geen eitje. Vele uren later en met: rugpijn, zadelpijn en stramme benen, maar ook een voldaan gevoel is de ontvangst in Boxmeer overweldigend.
NOORWEGEN Tweemaal zijn wij met een paar leden van de club naar Noorwegen gegaan. Daar wordt ieder jaar de Telemark Tours verreden. De ervaringen van het eerste jaar worden door Sjaak als volgt beschreven in het toerclub boekje van 1995. De zon die niet onderging. 7 juni 1994, 20.00 uur alles is klaar voor vertrek om naar Noorwegen te gaan. We, dat zijn Jos van Driel, Han van Hees, John Nijkamp, Tony en Sjaak Santegoets. Onze fietsen in de auto, bagage erbij, zwaaien naar de familie en wegwezen. Naar Frederikshaven, ongeveer 1000 km verderop in noord Denemarken. Na een nachtelijke reis door slaperig Duitsland en een nog rustiger Denemarken komen we in de vroege ochtend aan in de haven van Frederikshaven. Daar liggen de diverse veerboten te wachten om hun lading: honderden auto’s en enkele duizenden mensen in hun buik tijdelijk op te slaan. Het lijkt wel op een flat met 8 verdiepingen en evenzoveel restaurants. Aan dek, beschut tegen de harde wind, is het prima toeven in de zon. Na 6 uren varen komt de Noorse kust in zicht. Nog een uurtje in de auto en we zijn in ons kampement. Een oude Noorse legerkazerne ergens in de bossen in de buurt van het stadje Skiën wordt onze uitvalbasis voor de komende dagen. Een kamer met 3 stapelbedden, een tafel en zes stoelen is de hele inventaris, het lijkt de militaire dienst wel. Warm eten doen we in een hotel in Skiën. Twee dagen hebben we vrij te besteden, we maken een fietstocht om een beetje te trainen en kijken rond in de schitterende omgeving. Een terrasje pakken is er niet bij, want die zijn er gewoon niet. De eerste toerdag Op 11 juni ‘s morgens staan we vroeg aan de start van de tweedaagse toertocht die ons 194 km verder Noorwegen in zal brengen. De startnummers op de borst en de rugzak op de rug. Het is droog en zonnig. De temperatuur loopt die dag op tot boven de 20 graden. Elke 50 kilometer wacht de organisatie ons op met een kraam vol brood waar de jam van afdruipt, bananen, sinaasappels en volop sportdrank. Na een fikse klim naar 700 meter hoogte en een rondje rond een groot meer zijn we in Rjukan, ons eindpunt van die dag. Daar wacht een sportzaal en een school die zijn ingericht als slaapzaal voor bijna 1000 man. De douche is helaas nadat ca. 100 man ons vooraf zijn gegaan een fikse straal ijskoud water. Na een warme maaltijd en een Noors biertje, zoeken we al snel onze slaapplaats op in een gang van de school; gewoon op de grond en op een eigen luchtbed. De tweede toerdag Na een stevig ontbijt vertrekken we voor de tweede dag. Vandaag staan er 181 km op het programma en al na 2 kilometer gaat de weg omhoog en die blijft omhoog gaan tot we op meer dan 900 meter hoogte op een hoogvlakte aankomen. Naast de weg zien we hier en daar nog een pluk bevroren sneeuw liggen. We hebben alle jassen die we bij ons hebben aangetrokken. Het wordt ook niet zo warm als de eerste dag. Ook deze dag weer veel boterhammen met jam. Net als gisteren zien we de gehele dag nauwelijks verkeer dan fietsers en volgauto’s en we doorkruisen slechts enkele dorpen. Het zijn voornamelijk bossen, rotsen, bergen, dalen en vooral meren die een afwisselend landschap vormen. En verder veel, heel veel fietsers. Tegen de avond, moe maar voldaan na 375 km door de Noorse provincie Telemark, komen we in Skiën aan. Na nu wel een warme douche gevolgd door een warme maaltijd even rust. Daarna nog een alcoholisch afzakkertje en dan naar bed.
De weg terug Met nog wat stramme benen pakken we de koffers en de fietsen weer in. De zon hoog aan de hemel en nu bijna 30 graden warm. Nog even de hoofdstad Oslo bezichtigen. Die avond wachten we in de haven op de veerboot die ons naar Denemarken gaat brengen. Aan boord genieten we van een uitgebreid Noors buffet, waarmee we de vakantie afsluiten. Van de overtocht merken we weinig, we slapen vast in onze hut. Nog een dag op de Deense en Duitse autobaan en het is allemaal weer een grote herinnering. 0h ja, voor ik het vergeet, we hebben de zon in Noorwegen nauwelijks zien ondergaan, een schitterende belevenis als het tot 23.30 uur nog volop licht is. Een fietsvakantie om nooit meer te vergeten, waar alleen nog wat foto’s en folders van over zijn gebleven. Op herhaling In 1997 volgt er een herhaling van deze tocht. Dit keer gaan er mee Addy Vereijken, Theo Daanen, Harald Verberk (maat 47 en zweetvoeten) Jos Spanjers en ik ga voor de tweede keer mee. Ook nu weer hebben we geluk het weer is prachtig en alles verloopt perfect. De legerkazerne is vervangen voor een karakteristiek en fraai gelegen Noors pension met restaurant en een terras. Echter de stapelbedden zijn gebleven. Fotogeniek Behalve veel fietsen is er ook veel tijd besteed aan het bezoeken van prachtige stukjes Noorwegen. Voordat de eigenlijk tocht begint worden er o.a. enkele beroemde liftsluizen bezocht. Daar worden, soms wel in 5 etappes, door schepen enorme hoogteverschillen overbrugt. Ook wordt een bezoek gebracht aan een Noors Historisch Museum en verschillende imposante natuurgebieden. Tijdens de eigenlijke fietstocht valt de uniek stijl van afdalen van Addy, Jos en mij op. Een fotograaf legt dit vast. Deze foto prijkt het volgende jaar op de voorpagina van de organisatiefolder. Ook nu weer brengen we de laatste dag een bezoek aan Oslo. Dan wordt ook weer het beroemde Vigeland park aangedaan. In dit park staan 212 levensgrote mensenbeelden van de Gustav Vigeland. Centraal in dit park staat een 17 meter hoge monoliet waarin 121 mensen in allerlei vormen zijn uitgebeeld. Tijdens het bezoek aan Oslo genieten we natuurlijk ook van het nationale gerecht van Noorwegen het broodje “Pölster”.
FIETSVAKANTIES IN FRANKRIJK EN ITALIE Alpe d’Huez 1995 Iedere zichzelf respecterende fietser meent dat hij of zij eens de Alpe d’Huez moet beklimmen. Daarom wordt in de wintermaanden van 1994 het idee geboren van een fietsvakantie naar de Franse Alpen. Iets nieuws, zal dit aanslaan? Op 8 juni 1995 arriveren we met 6 fietsers bij Hotel Au bon Accueil in Venosc nabij de Alpe d’ Huez. Een Nederlands hotel met een prima keuken vlakbij Bourg D’ Oisans. Hier leren we dat een bord spaghetti om 4 uur prima voedsel voor fietsers is. Voor de meeste leden is het de eerste keer dat zij gaan fietsen in het hooggebergte. Theo Daanen, Han van Hees, Joost Bergmann, Jos Spanjers en Tony en Sjaak Santegoets zijn de fietsers van het eerste uur. Theo weet de weg en schotelt ons de coll D’Ornon voor. De volgende dag via Villard Reculas even naar boven, naar Alpe d’Huez en via de Sarenne naar beneden. Vier rijders blijven tijdens de tocht dicht bij elkaar. Alleen Jos en Han raken wat achterop. Gezamenlijk rijden zij op toeristische wijze de berg op. Ca. 4 kilometer onder de top splitst de weg zich in de wat later bleek de te vervolgen weg en een brede weg voor het zware transport. Zij kiezen dus de brede weg voor het zware transport. Het gevolg is dat ze op de top de rest van de club, ook na lang zoeken, niet meer terugvinden. Dan de derde dag de klimtijdrit op de beroemde Alp. Alle 23 bochten dragen een nummer en gidsen onze zwoegers zo naar boven. Een dagje regen betekent een dag minder fietsen, maar kan deze week niet meer verpesten. Even rondneuzen in wat winkels in Bourg d’Oisans helpt ons door die dag. Op de laatste dag bezoeken we Berarde, een bergdorpje waar het haastige leven aan voorbij is gegaan. Heet en koud Tijdens de eerste rit is het snikheet en aan de zonkant is het volop afzien. Vooral in de middag tijdens de terugweg wordt het even moeilijk. De dag erna worden we daar in tegen getrakteerd op koud weer met veel regen. We doen dan o.a. de coll D’Ornon een lange klim van zo’n 23 kilometer. In het begin is de temperatuur redelijk, maar naar verloop van tijd moeten toch de regenjasjes aan. Jos en Han raken vanzelfsprekend weer achterop. Na ca. 20 kilometer treffen ze Tony aan. Zij schuilt daar bij een soort bushokje en heeft geen regenkleding bij zich. Die heeft Sjaak in zijn rugtas. Tony weet niet welke kant zij uit moet en ze heeft het koud. Na enig overleg en een jasje van Han te hebben aangetrokken besluit zij op de 2 heren te vertrouwen en met hen verder te fietsen. Na ca. 4 kilometer treffen zij de rest van de groep op de top van de berg in een café-restaurant. Na een pittige soep en een verhelderend gesprek wordt de tocht gezamenlijk vervolgd. Het slechte weer speelt ook parten als we voor de tweede keer de Alpe d’Huez beklimmen. Dit keer rijdt iedereen de goede route. Via de top van de Alpe d’Huez gaat de tocht naar Sarenne. De top lijkt op dat moment wel een maanlandschap waar de sporen van enkele lawines van de vorige winter nog zichtbaar zijn. Dus dat wordt een stuk wandelen want rotsblokken, sneeuw en ijs markeren en blokkeren de route. Alpe d’Huez 2001 Op10 juni 2001 staan 12 leden te trappelen om de ervaringen van de eerste groep nog eens dunnetjes over te doen. Het wordt een prachtige week. Regen bij aankomst en weer stromende regen bij vertrek 6 dagen later en in de tussentijd prima fietsweer. Nu ook weer de klim naar Alpe d’Huez als centraal moment in deze week. Er worden nieuwe strakke tijden gezet en oude tijden verbeterd. Op de Sarenne is het nu goed fietsen, er liggen minder rotsblokken. Nu ook voor het eerst naar het hoogtepunt de Galibier (2646M) met 2 meter sneeuw. Berarde wordt weer bezocht, maar dit jaar ook geklommen naar de Croix de Fer. Ook nu is Hotel Au bon Accueil weer ons uitgangspunt. Na deze tocht zal een volgende fietsvakantie geen 6 jaar meer duren.
Dolomieten 2003 Met 18 leden gaan we naar de Italiaanse Dolomieten. Het hotel in Pedraces, een wintersporthotel buiten het winterseizoen, blijkt een prima keuze. Elke avond een 5 gangen diner waarbij de meest bijzondere creaties van de kok op tafel worden gezet. Een prima bar en sauna maken het prettige verblijf compleet. Het hotel ligt midden in de Dolomieten, het kan bijna niet mooier. Het fietsen in de Italiaanse bergen valt even tegen. De Dolomieten zijn niet de Alpen waar er in de Alpen meestal wel een stukje vlakke weg is te vinden, hebben ze in Italië die vlakke stukken vergeten. Het gaat of omhoog of omlaag en dan meestal ook nog vrij fors. 5 dagen fietsen Voor de 5 dagen worden evenzoveel fietstochten uitgezet. De eerste dag de zogenaamde “Sella Ronda” een ongeveer 60 km lange tocht (peanuts toch?) over 4 bergen (Passo Gardena 2121m de Passo Sella 2244m, de Passo Pordoi 2117m en de Passo de Campologno 1875m). In de afdaling van de Pordoi raakt Twan Toonen een vangrail met als gevolg een gebroken voorvork. Gelukkig loopt Twan nauwelijks letsel op. De tweede dag een schitterende tocht over al weer 3 bergen waarvan 2 verschillende kanten van Passo Falzarego (2195m), maar de Passo di Giao (2236m) toch wel de meest zware is. Een temperatuur van ongeveer 34 graden over 9 km een stijging van boven de 10% krijgt de beste klimmers van onze clubs zelfs klein. Een fikse regenbui in de afdaling blijkt nog maar het begin. Op de top van de laatste berg wordt de regen een hagelbui aangevuld met natte sneeuw. De snelste klimmers halen net op tijd een restaurantje op de top, het tweede groepje blijft op 1 km van de top steken. De camper van het Duitse echtpaar, waarin ze mogen schuilen, stinkt waarschijnlijk nu nog naar hun zweet. Voor de derde dag wordt toch maar een rustigere route uitgezocht; een mooi geleidelijke klim van ongeveer 15 km; dan een flink bord spaghetti met een groot glas cola en weer via dezelfde route terug naar het hotel. Lijden De laatste dag doen we nog een fraaie klim naar de Wurzjoch met een hoogte van 2008m als afsluiter. Een schitterende maar wel zware klim. Dit wordt de eerste klim waar Henk Toonen zijn Waterloo vindt en op 500 meter van top in de berm gaat liggen om weer krachten te verzamelen. In de afdaling terug naar het hotel meent Harry van Hoenselaar zijn snelheidsmeter nog eens tot ongekende hoogtes te moeten laten stijgen, dat gaat op zich prima, alleen is de bocht iets scherper dan Harry heeft ingeschat en hij gaat plat. Wandelen boven de boomgrens Behalve fietsen wordt er ook gewandeld. Tony gaat, om haar rug te ontlasten, 2 dagen wandelen boven de boomgrens en vindt Gianni, Marcel en Geert als wandelpartners. Na een schitterende week gaat iedereen met een tevreden gevoel naar huis. Toch nog een klein probleempje: Wim Toonen ziet kans 40 liter benzine in de tank van zijn busje te proppen. Op zich niet zoveel mis mee zou je denken, ware het niet dat er in het busje een dieselmotor is gemonteerd. Hierdoor duurt de terugreis enkele uren langer. Allemont 2005 Op 28 januari, tijdens de ledenvergadering, worden 5 mogelijkheden aangeboden waaruit de leden een bestemming kunnen kiezen voor een fietsweek. Een fietsweek in de Franse Alpen, de Transalp in Oostenrijk, de Vogezen of het Schwarzwald worden als optie aangeboden. De overgrote meerderheid kiest voor de Franse Alpen.
Met 24 leden op fietsvakantie Op 5 juni 2005 vertrekken 24 leden van onze vereniging naar de Alpen, naar het pittoresk gelegen dorpje Allemont. Onze afspraak ligt nabij het Hotel La Douce Montagne. Een fietshotel gerund door een Nederlands echtpaar. Een chalet voor 16 personen aan het stuwmeer is de uitvalbasis. Vijf dagen in een schitterende streek met uitzicht vanaf het terras over het stuwmeer en de top van Alpe d'Huez. Later blijkt dat we een schitterende week hebben uitgezocht, elke dag een prachtige zon met een temperatuur van ongeveer 25 graden en geen drup regen. Persoonlijke tijd Op dag 1 is de col de Morte en de coll d'Ornon aan de beurt. De dag daarna de prachtige klim van de Alpe d'Huez gevolgd door nog veel mooiere afdaling van de col de Sarenne met aansluitend nog de klim naar Les deux Alpes. Hier kan iedereen zijn persoonlijke tijd neerzetten of verbeteren in de klim van deze bekende “Nederlandse Alpe.” In de afdaling van de Sarenne komt Bas Delhij erachter wat hoogtevrees betekent. Hij loopt in de afdaling een achterstand van meer dan één uur op. De derde dag is ondanks een ingekort programma met de beklimming van de Croix de Fer voor iedereen zwaar genoeg. De vierde dag staat een klim van 45 km naar de Galibier op het programma. Helaas geen sneeuw dit jaar, maar wel een prachtig uitzicht vanaf 2646m hoogte. Een groepsfoto laat zien hoe koud het is en hoe hard het waait. De laatste dag is nog goed voor een prachtige tocht langs de ravijnen van Villard Reculas en via Huez naar het stuwmeer van La Freney. De rit gaat over een 2 meter smal weggetje, dat op ongeveer 400 meter hoogte tegen de rotswand is geplakt met fraaie uitzichten en kleine tunneltjes. Kortom weer een onvergetelijke week!
ATB fietsen In goed Nederlands ook wel mountainbiken genoemd, is in de beginjaren negentig vanuit Amerika naar Europa, en uiteraard ook naar het fietsland bij uitstek Nederland overgewaaid. In die tijd wordt er geroepen dat dit niks is voor het vlakke Nederland, want er zijn hier geen bergen. In Amerika is de mountainbike ontstaan om fietsers de gelegenheid te geven het onverharde binnenland in te kunnen. Dit keer geen rage als je ziet welk een vlucht deze vorm van fietsen heeft genomen. Winterfietsen Ook binnen onze vereniging heeft dit zijn sporen nagelaten. In het begin wordt de ATB fiets gebruikt om een rondje door het bos te toeren door iemand die in de winter zijn fietsconditie een beetje wilt vasthouden. In het midden van de jaren negentig organiseren enkele toerclubs op zondagochtend veldritten waar behalve een omgebouwde racefiets ook steeds vaker de ATB wordt gesignaleerd. In die tijd is er een groepje toerclubleden die een ATB hebben aangeschaft en samen op zondagochtend het bos ingaan. Deze groep wordt steeds groter en een deel van onze leden heeft dan 2 fietsen: één voor de zomer en één voor de winter. Elk jaar worden er meer ATB tochten georganiseerd, bijna elk weekend in de periode van oktober tot maart. In die tijd gaan er elke zondagochtend 10 tot 15 leden met de auto met daarop enkele fietsen naar deze tochten. In 1999 is er een tocht in Malden die zo’n 1300 deelnemers trekt. Ook slecht weer en modder houdt nooit iemand van onze club tegen. Dat je na afloop eruit ziet als een beest mag de pret niet drukken. Al merkt Sjaak ooit eens op;”als onze hond er zo uit ziet mag hij de hele dag zijn mand niet meer uitkomen.” Minder belangstelling De laatste jaren is het aantal leden die in de wintermaanden er op zondagochtend met ATB erop uittrekken wat gedaald. Misschien heeft dit iets met de gemiddelde leeftijd te maken? Om het fietsen met de ATB te promoten, maar ook om te proberen meer fietsactiviteiten door onze club aan te bieden, wordt besloten om in de zomermaanden een vaste avond hiervoor te organiseren. De woensdagavond wordt voor het fietsen in de omgeving met de ATB. Bij voorkeur in de bosgebieden van Gennep, Afferden, Overloon, Sint Anthonis, Venray of Uden. Het zijn tochten van zo’n anderhalf tot twee uur. Er zijn woensdagen bij dat er meer dan 15 leden fietsen. We hebben het dan over 1999, maar na enkele jaren wordt dit aantal steeds minder. ATB’en blijkt toch een meer individuele sport te zijn. Het in groepsverband het bos in gaan is ook lastiger dan op de weg; je bent elkaar zo kwijt. ATB weekenden Binnen onze vereniging is het ATB ‘en dan ook niet echt van de grond gekomen. ATB weekenden in de Belgische Ardennen of Duitse Eifel trekken enkele jaren een aantal leden. Anderen nemen deel aan wedstrijden of tochten in Oostenrijk, Zwitserland en België. Het zelf organiseren van een “eigen” ATB tocht in Boxmeer is binnen onze verenging vaak onderwerp van gesprek. Door gebrek aan een schitterende bosrijke omgeving in Boxmeer en het aanbod in de omliggende gemeentes is dit nooit van de grond gekomen. Op dit moment is voor een aantal leden de mountainbike een mooie aanvulling op het fietsprogramma en kiest men naar gelang het weer en het aanbod van tochten voor de race- fiets of de ATB. De ATB-rage lijkt er wel aan te hebben bijgedragen dat er de laatste jaren in de wintermaanden meer wordt gefietst dan voorheen, minder fraai weer houdt onze leden niet meer thuis. Ook een beetje modder op de fiets is geen schande meer.
WEET JE DAT: -
-
-
Herman van de Horst het oudste Toerclub lid is en hij is ook de volle 25 jaar lid. Herman is 69, Mike Minten de jongste is 19 jaar een verschil van 50 jaar. Er al 2 opa’s actief mee fietsen. De gemiddelde leeftijd van onze leden 46 jaar is. De Henri Heyl het voor elkaar krijgt om de trappers van z’n fiets los te fietsen. Dit overkomt hem tijdens een zondagse tocht in Duitsland. In 1985 Winfried Felix de eerste meefietsende clubarts is en hij later wordt opgevolgd door Ton Jansen. De Baraque Michel in 1987 voor het eerst op het programma staat. Dat jaar bedwingen er zo’n 10 leden deze “berg.” Jan van Neerven tot zijn fatale operatie lid is van Toerclub Boxmeer De kleur van de sokken op meerdere jaarvergadering is besproken. Dat in 2002 pas is besloten om de maandagavond als vaste fietsavond in te ruilen voor de dinsdagavond. Dit om een betere verdeling van de fietsmomenten te creëren, nadat de zondag een vaste fietsdag is geworden. 1996 een flink aantal leden de eerste etappe van de Tour de France in de omgeving van Den Bosch ca. 220 km, daags ervoor al heeft gereden. We vanaf 1 december 1980 tot nu toe 241 fietsers al hebben mogen verwelkomen, daarvan zijn er 83 nog steeds lid. Het eerste lustrum feest wordt gevierd in “Kaduuk” en wordt opgeluisterd door een organist/entertainer “Herman van Kraay uit Groesbeek.” Dat op de plaats van Kaduuk, nadat er een brand was uitgebroken, appartementen zijn neergezet. Het tweede lustrum feest vindt plaats op de kegelbaan van ’t Hoogkoor, waar allerlei “Oud Hollandse Spelen” de hoofdactiviteit vormen. Voor het derde Lustrum gaat iedereen naar De Witte Brug, daar worden ook weer allerlei spelen uit de kast gehaald, waaronder kruisboogschieten. Het vierde lustrum wordt gevierd in zaal ’t Centrum, daar moeten de leden zichzelf maar vermaken. In 2004 een fout wordt gemaakt tijdens Limburgs Mooiste. Dat 6 leden van de club na 105 km afzien erachter komen, dat ze daardoor geen 100 maar 135 km moeten rijden. En dat dit vooral pijnlijk is voor de nieuwkomers Marja Smits en Petie van Dinter, die deze tocht voor het eerst doen. Iedere jaarvergadering uitzonderlijk goed wordt bezocht en dat de motivatie om na afloop even na te blijven bijzonder groot is. Wim Toonen de ontdekker is van Martijn Roelofs. Wim is met de ouders van Martijn gaan praten om hen te overtuigen van zijn ATB fietstalenten. Voorzitter Sjaak in de afgelopen 25 jaar maar liefs 169.120 kilometers heeft gefietst.
STAND VAN ZAKEN De club staat als een huis en neemt binnen de Boxmeerse sportwereld een opvallende plaats in. Het aantal leden stijgt nog steeds waardoor de continuïteit lijkt gewaarborgd. Al zijn de meeste nieuwkomers geen tieners meer maar meestal jonge huisvaders en moeders. De jongste leden van de club: Joost van Haren, Marc Peters, Roel Jacobs en Mike Minten hebben ook al geproefd wat het wedstrijdfietsen inhoudt. Hun goede conditie komt goed van pas als er tegen de wind in moet worden gestoempd. Dan wordt juist op hen een beroep gedaan om als koprijder op te treden. Aan de andere kant staan de echte ouderen. Die hebben sinds 2004 een eigen clubmorgen. Iedere dinsdagmorgen is het om 9.30 uur verzamelen bij Theo Daanen. Waarna er een tocht wordt gereden waarbij het vooral gaat om dusdanig te fietsen dat iedereen het zonder problemen kan bijbenen. Deze manier van fietsen is zo populair dat er regelmatige ook andere fietsers van de club meerijden. Er heerst een prima sfeer binnen de club. De “sociale controle” is groot, waardoor eventuele problemen tijdens het fietsen direct worden opgemerkt. Bij materiaalpech of fysieke moeilijkheden staat de getroffene er nimmer alleen voor. Iedereen helpt iedereen en het is altijd “samen uit samen thuis.” Nooit wordt er iemand in de steek gelaten. Als een fietser echt niet meer verder kan blijft er een mederijder bij hem of haar. Wordt het te erg dan wordt er net zolang gebeld dat de gedupeerde wordt opgehaald. De onderlinge betrokkenheid blijkt ook als één van de leden door een ziekte of een ongeval een tijdje niet heeft kunnen fietsen. Zodra deze rijder terugkomt in het Boxmeerse peloton wordt door iedereen, zonder enig gemor, een aangepast tempo aangehouden. In de loop van de jaren zijn uit Toerclub Boxmeer verschillende vriendschappen en zelfs een wijnproef- en damesfietsclubje ontstaan. Dit is goed te begrijpen, want een groot deel van de leden kent elkaar tien tot twintig jaar, enkele zelfs nog langer. Samen hebben zij veel lief en leed gedeeld. Ook nieuwe ontwikkelingen gaan de club niet voorbij. Er is een eigen website en de correspondentie gebeurt via e-mail. Foto’s worden niet meer afgedrukt en bijbesteld maar worden afgeleverd op een Cd-rom. De hartslagmeter neemt ondertussen een belangrijker plaats in dan de kilometerteller. Soms wordt er zelfs gebruik gemaakt van een tandem. Ondanks dat de gemiddelde leeftijd van de club steeds hoger komt te liggen, gaat de gemiddelde snelheid toch omhoog. Een onbegrijpelijke paradox, die alleen kan bij Toerclub Boxmeer. Daarvoor wordt er ook niet meer zo krampachtig gedaan om eventueel op te splitsen. De ene keer is het veiliger, om in 2 groepen te rijden als de opkomst voor een rit erg groot is. De andere keer is een rustige of snelle start de reden. Waarschijnlijk zullen op korte termijn er ook ander maatregelen genomen moeten worden; om het fietsen voor zowel het stijgende aantal grijze haardossen en de jongere rijders die in een bloedvorm verkeren aantrekkelijk te houden. Gelukkig maakt de gemoedelijke en transparante opzet van de club alles bespreekbaar.
DE TOEKOMST Ja onze vereniging heeft toekomst, daar ben ik van overtuigd. Als je me 25 jaar geleden gevraagd had wat de toekomst van onze club is, dan zou er zoiets gekomen zijn als “met een groepje vrienden een of twee keer per week een stukje gaan fietsen.” Dan is volgens mij de opzet: het oprichten van een fietsclub geslaagd. Nu bij het maken van dit boekwerk is het makkelijk om over het verleden te praten. Samen met Han allerlei anekdotes ophalen en daarna opschrijven. Wie was dat ook al weer, waar of wanneer was dat? Allemaal vragen die aan de hand van foto’s, vergaderverslagen, programmaboekjes en het geheugen naar boven werden gehaald. We hebben gelachen en ongetwijfeld gaat iedereen tijdens de feestavond onder het genot van een glaasje bier nog eens de verhalen oppoetsen. Daarbij zal overdrijven, zeker als het over de eigen prestaties gaat, bijna van nature gaan. Een stukje schrijven over hoe het de komende 25 jaar eruit gaat zien is veel lastiger. Dat onze club bestaansrecht heeft de komende tijd dat weet ik zeker. Beweging in de strijd tegen overgewicht of met het doel een betere lichamelijke conditie zal gepromoot worden. De balans tussen werk en ontspanning zal belangrijk zijn in de strijd tegen stress. Fietsen lijkt daarbij hoog te scoren. In groepsverband of alleen, op de weg of in het veld, maar ook in de sportschool. Fietsen in het woon- werkverkeer met ligfietsen, open en dicht, met of zonder elektrische ondersteuning zullen in het dagelijkse leven vaker te zien zijn. De fiets van over pakweg 10 jaar zal voor 90% uit kunststof bestaan, een gewicht van ongeveer 5 kg is haalbaar. Banden zullen geen lucht meer bevatten, maar kunststof kernen met enorme schokabsorberende mogelijkheden. Dus geen lekke banden meer. Zadels zullen voor montage d.m.v. verhitting aan het lichaam worden aangepast. Volledig geveerde fietsen waarbij niet met dempers zal worden gewerkt, maar met veerkrachtige delen in het frame. Schakelen zal door de fietscomputer naar eigen wens volledig automatische worden geregeld, aangestuurd door je hartslag en de snelheid. Hierbij zullen de ketting en derailleurs komen te vervallen en worden vervangen door een elektrisch aangestuurde variabele transmissie in de achternaaf. Een elektromotor in de naaf die bij tegenwind of bergop de oudere fietser in staat stelt prima prestaties weg te zetten zal je gaan ondersteunen. Ook kleding is de afgelopen 10 jaar al enorm doorontwikkeld. Nieuwe materialen zullen blijven verschijnen. Het tegengaan van overmatig transpireren in combinatie met winddichtheid en comfort zullen nieuwe synthetische stoffen die nog lichter, duurzamer en fraaier zijn gaan opleveren. Stoffen die automatisch, op het moment dat het gaat regenen, waterafstotend worden en in het donker gaan oplichten als er licht van een auto op valt. Fietsbroeken met bacteriedodende zemen. Helmen die nog veel lichter zijn dan de huidige generatie, ventilerend met ingebouwde telefoon, radio en een beeldschermpje waarop geheel draadloos de hartslag, en de snelheid zal worden afgebeeld. De te volgen route zal niet meer via een navigatiesysteem worden aangeboden, maar op een geheugenkaartje wat in je fietscomputer past, via Internet geladen met de route en alle bijzonderheden over de omgeving en ook de openingstijden van het terras om even koffie te drinken. Wat wel jammer is dat de ledenvergadering dan geen avondje uit meer is, maar via teleconferentie op internet bij je thuis wordt aangeboden. Afijn, ik wens jullie een fijne toekomst! Sjaak Santegoets.
COLOFON Alles uit dit boekje mag zonder toestemming van de auteurs worden overgenomen. De redactie neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor fouten die betrekking hebben op jaartallen, locaties en namen van betrokkenen. Het uitgangspunt voor het schrijven van dit boekje is een sfeerbeeld te schetsen van het wel en wee van 25 jaar Toerclub Boxmeer. Sjaak Santegoets Han van Hees