25 jaar Loe bij het Advokatenkollektief 11 inspirerende artikelen
Scholingen op maat
Het kantoor Het Advokatenkollektief Utrecht is gespecialiseerd in arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht. De advocaten van het Advokatenkollektief treden vooral op voor werknemers, ondernemingsraden en vakbonden. Zij geven advies, procederen, doceren en publiceren op alle rechtsterreinen binnen het arbeidsrecht en het medezeggenschapsrecht. De advocaten staan bijvoorbeeld werknemers bij die een arbeidsconflict hebben. Ze voeren een stakingskort geding voor een vakbond. Of ze helpen een ondernemingsraad bij een reorganisatietraject. Ook een procedure tegen het UWV over een WAO- of WIA-beslissing behoort tot hun werkzaamheden.
Het Advokatenkollektief Utrecht verzorgt cursussen aan ondernemingsraden en bestuurders, OR-trainers, vakbondsbestuurders en advocaten. Denk aan cursussen over de actuele ontwikkelingen op het gebied van het individueel en collectief arbeidsrecht, het ondernemingsrecht of het medezeggenschapsrecht. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn voordat de OR adviesaanvragen behandelt bij reorganisaties of fusies. Mocht u meer informatie wensen, neemt u dan contact op met Ingrid van der Vorst via
[email protected] of telefonisch op 030-2520900.
Inhoudsopgave op pagina
3
Specialismen • Arbeidsrecht; • Ambtenarenrecht; • Sociaal Zekerheidsrecht; • Medezeggenschapsrecht; • Collectief Arbeidsrecht.
Bezoekadres: Plompetorengracht 14-16, 3512 CD Utrecht Postadres: Postbus 14067, 3508 SC Utrecht Telefoon 030-2520900 Fax 030-2543280 E-mail
[email protected]
“Dan schrijf je er toch een artikel over.” Hoe vaak heeft Loe Sprengers dit niet gezegd de afgelopen 25 jaar wanneer we op kantoor discussieerden over een rechterlijke uitspraak, een aangekondigde wetswijziging of een ander voor onze praktijk interessant juridisch onderwerp. Dat klonk dan zo logisch dat je alleen maar instemmend kon reageren. En vervolgens zat je dan met goede voornemens en met een probleem. Want schrijven moet je willen en kunnen en dat is niet iedereen gegeven. Loe begrijpt dat niet: willen is kunnen en als je goed wilt zijn in je vak, dan moet je willen schrijven. Maar ook al begrijpt hij niet, hij accepteert het wel, althans dat denken wij. En ondertussen schrijft hij door. Toen wij ons afvroegen waar wij Loe mee zouden kunnen verrassen bij zijn 25-jarig jubileum als advocaat wisten wij dus al snel het antwoord: met artikelen. Het idee was snel geboren, het enthousiasme groot en de uitwerking voor sommigen van ons een bezoeking. Want wij zijn niet allemaal schrijvers van het niveau van Loe. In ieder geval komt niemand van ons ook maar in de buurt van de productie van Loe: hij heeft meer gepubliceerd dan de rest van ons samen. Aanvankelijk zochten wij naar onderwerpen die een link zouden hebben met Loe zijn leven en/of werk, maar dat bleek te moeilijk. Want er valt bijvoorbeeld vast wel een vonnis te vinden waarin een werknemer uit Valkenswaard (de geboorteplaats van Loe) voorkomt, maar dat maakt die uitspraak nog niet de moeite waard voor een zinvolle beschouwing. En zo is er nog die zaak over de vraag of een tennisleraar een arbeidsovereenkomst had, maar de uitspraak was nou ook weer niet zó interessant. (Loe tennist in zijn vrije tijd). Uiteindelijk besloten wij dat de verrassing zou zijn dàt ieder van ons een artikel zou schrijven. Wát we schrijven is daaraan ondergeschikt; ieder heeft een eigen keuze gemaakt over het onderwerp. Over de vorm hoefden we niet zo lang na te denken. Voor een Liber Amicorum is het nog veel te vroeg, dat komt pas bij zijn professoraal afscheid en dat komt voor rekening van zijn academische collega’s. Wij vonden dat we niet konden achterblijven bij Linda, Jan, Youp, Maarten en al die andere grootheden die hun eigen tijdschrift hebben. Wij presenteren u hierbij de Loe! En met zo’n titel moet er natuurlijk wel tenminste één artikel over Loe gaan. Daarom begint dit blad met een portret van Loe, geschreven door een Meester in de Taal. Zij heeft daarbij de medewerking gehad van een groot aantal mensen van buiten ons kollektief, die professioneel of persoonlijk met Loe te maken hebben (gehad). Al heeft het een glossy uiterlijk, het is een serieus blad geworden. Want uiteindelijk nemen wij ons vak en Loe zeer serieus. Als Loe nu erg enthousiast reageert op deze eerste editie, dan gaan we er misschien wel meer maken. Bijvoorbeeld bij zijn 50-jarig jubileum.
2
Geen enkel onderdeel van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Advokatenkollektief Utrecht dan wel eventuele andere rechthebbenden.
inhoud Bevlogen pleitbezorger van medezeggenschap - Een portret van Loe
4
Het recht van de zieke werknemer op jaarlijkse betaalde vakantie - Pauline Burger
12
Een mooi vak - column van André Joosten
23
Discriminatie mag, als het maar tijdelijk is - Martijn Vaessen
24
Zorgen over de zorg - Rudi van der Stege
31
Heeft de OR wat in de melk te brokkelen? – Martine Bosman
37
Loe’s jurisprudentie – Willem Kroft
44
Wat iedere arbeidsrechtjurist zou moeten weten van de WAO en WIA – Erica Wits
53
Heeft de ondernemingsraad voldoende mogelijkheden om zijn stimulerende taak van artikel 28 WOR te realiseren? - Marian van Leeuwen-Scheltema
60
Concurrentie door postbedrijven middels de overeenkomst van opdracht leidt uiteindelijktot keuze voor de traditionele arbeidsovereenkomst - Gabi Stouthart
72
Gemorrel aan het gesloten stelsel van het ontslagrecht – René Hampsink
78
Handige instrumenten voor werkgever en werknemer voor beoordeling van Arbeidsongeschiktheid en reïntegratie-inspanningen – Suzanne Broens
92
Geschillenbeslechting onder de WMS – André Joosten
99
3
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
Bevlogen pleitbezorger Loe Sprengers is 25 jaar
Te weinig autoriteitsgevoel. Dat
advocaat en even lang
was voor de Bedrijfsvereniging
verbonden aan het Utrechtse Advokatenkollektief. Onbevangen,
voor Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke Belangen (BVG, nu onderdeel van het UWV) reden om Loe Sprengers
maar met een duidelijke
af te wijzen, toen hij daar ruim
visie op de maatschappij
een kwart eeuw geleden sol-
begon hij zijn loopbaan in het recht. Hij werd een gepassioneerd pleitbezor-
liciteerde. Bij de Raad van State
1974 oprichting Advokatenkollektief
en het Utrechtse Advokatenkollektief was hij wel welkom. Hij koos voor het kollektief.
ger van gelijke kansen bij rechtshulp voor iedereen en medezeggenschap in het werk. Hij groeide in zijn vak en met hem zijn
Sjef de Laat, Wout van Veen, Lili van Brugghen, Annemarie Bos en Bernard Tomlow hadden dit kantoor tien jaar eerder, in 1974, opgericht. Ze waren voorheen
Advokatenkollektief. Een
actief in de wetswinkelpraktijk.
portret van een bevlogen,
Wie zich geen advocaat kon
Zo maakte het kantoor naam
veroorloven, kon bij hen terecht.
met een kort geding waarin het
‘Het betekende weinig verdie-
optrad namens Voedingsbon-
nen en hard werken, maar wel
den FNV. Daarin stelde het met
voor de goede zaak’, zegt Sjef
succes de slechte arbeidsom-
de Laat, nu kantonrechter in
standigheden van Turkse uien-
Utrecht.
pelsters in Brabant aan de kaak.
Kantoor zonder poeha
‘De filosofie van het kantoor
Het kantoor richtte zich aanvan-
sprak Loe aan’, zegt Annelieke
kelijk op meerdere rechtsge-
van der Linden, die sinds 1977
bieden, zoals vreemdelingen-,
met Loe samen is en met wie
huur- en arbeidsrecht en AROB-
hij drie kinderen heeft, Jan (20),
zaken. In 1979 besloot het zich
Chantal (18) en Suzan (14).
bekwaam, nuchter en hardwerkend jurist. ‘Zijn professionele kwaliteit is in het oog springend.’
te specialiseren in het arbeidsen medezeggenschapsrecht. De Laat: ‘We lieten ons regelmatig bij de vakbonden zien. Dat werkte. De eerste cliënten waren vooral individuele vakMet dank aan Alieke Bruins, Meester in de Taal
4
bondsleden, maar na enige tijd volgden ook de vakbonden zelf.’
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
van medezeggenschap ‘Hij vond het belangrijk dat hij
gaalstraat. Steeds meer wisten
aan de kant van de werknemers
de vakbonden het Advokaten-
stond. Dat het Advokatenkollek-
kollektief te vinden. Zo traden
tief een kantoor is zonder poeha
De Laat en Loe als advocaat op
past bij hem. Hij hoeft er ook
in de geruchtmakende zaak van
geen pak aan.’
de jongerenorganisatie van de FNV tegen toenmalig minister
De principiële keuze voor werk-
van Financiën Onno Ruding.
nemers, vakbonden en onder-
De bewindsman had in een
nemingsraden is bijzonder, vindt
interview gezegd dat veel
Loe’s vakgenoot en jarenlang
werklozen zich er bij het zoeken
buurtgenoot in Utrecht Evert
naar werk “met een Jantje van
Verhulp. ‘Loe is één van de dra-
Leiden” vanaf maakten en niet
gers van die keuze. Hij is wel-
bereid waren te verhuizen, maar
iswaar van de tweede lichting,
liever bij “Tante Truus” bleven
maar wekt altijd de indruk die
wonen. De Laat: ‘Dat was een
keuze nog steeds te steunen.’
inzet voor een groep die minder makkelijk rechtsbijstand kan verkrijgen
Geruchtmakende zaak
onrechtmatige daad en bele-
Door de jaren heen waren er
diging, stelden wij onder meer.
advocaten die het kollektief ver-
Het ging ons in de eerste plaats
lieten, anderen traden toe. Maar
om de publiciteit. Maar we had-
ook de nieuwkomers bleken
den nog succes ook. Ruding
bevlogen juristen. Zo kwamen
moest zijn excuses aanbieden.’
Willem Duitemeijer, die later
Daarnaast behartigde het kan-
president van de Groningse
toor steeds vaker de belangen
rechtbank zou worden, en Nico
van ondernemingsraden.
Steijnen, onder andere bekend van de Vereniging van Juristen
Ook Huub Willems, tot voor
voor de Vrede. Wietske Zeijlstra,
kort voorzitter van de Onderne-
die binnen kantoor begon als
mingskamer, heeft het altijd in-
bureaucoördinator, werd er na
drukwekkend gevonden dat het
haar rechtenstudie advocaat.
Advokatenkollektief zich conse-
Na enige tijd kwam Willem Kroft
quent inzet voor een groep ‘die
erbij. Met Loe kwam Paul Bosch.
minder makkelijk rechtsbijstand
Eigenlijk was er maar één vaca-
kan verkrijgen‘, het verlenen
ture. Maar het kollektief kon
van die bijstand daarbij altijd
moeilijk kiezen en bood hen
voorop stelt en het eigen belang
daarom allebei een baan aan.
ondergeschikt maakt. ‘Dit is
1984 Loe bij Advokatenkollektief
Nichekantoor avant la lettre Specialisatie maakte het Advo-
een lovenswaardige manier van
De Oudegracht was inmiddels,
katenkollektief een nichekan-
beroepsuitoefening. Loe straalt
na een periode in de Twijn-
toor avant la lettre. Evert Ver-
dit heel duidelijk uit.’
straat, verruild voor de Nachte-
hulp: ‘Specialisatie is één van 5
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
de belangrijkste ontwikkelingen
Inmiddels telt het Advokaten-
in de advocatuur van de afgelo-
kollektief dertien advocaten.
pen decennia.
Van de begintijd zijn alleen Willem Kroft en Loe over. Maar nog altijd weten werknemers, onder-
Medezeggenschaps-
nemingsraden en vakbonden het kantoor aan de Plompeto-
recht een serieus
rengracht, het huidige adres van het Advokatenkollektief, te
rechtsgebied
vinden. Niet in de laatste plaats omdat Loe er werkt. Maar wie is
Loe en het kollektief zijn daar-
Loe eigenlijk?
voor exemplarisch: het steeds meer richten op slechts enkele
Frisbeepionier
juridische onderwerpen en
Loe wordt op 29 juli 1959 gebo-
cliënten daarbij op een zeer
ren in Valkenswaard, als jongste
hoog niveau bijstaan. Het kollek-
van een katholiek gezin met
tief is daarmee alle huidige ar-
hij, ‘er werden op een gegeven
zeven kinderen. ‘Niet gepland,
beidsrechtelijke nichekantoren
moment wel degelijk targets
maar wel welkom’, lacht Anne-
ver voor geweest.’ Medezeg-
gesteld. Daar maakten we eerst
lieke van der Linden. ‘Aandacht
genschapsrecht had aanvanke-
grapjes over, maar een hogere
kreeg hij genoeg. Vooral zijn twee
lijk nogal een ‘geitenharensok
omzet werd wel een belangrijk
zussen bemoederden hem graag.’
imago’, maar ontwikkelde zich
uitgangspunt.’
Loe’s ouders komen uit Noord-
meer en meer tot een serieus
Rogier Duk, partner bij De
Limburg. Als Loe kleuter is,
rechtsgebied. Volgens Huub
Brauw Blackstone Westbroek,
verhuist het gezin naar Sittard.
Willems heeft Loe in die ontwik-
fungeerde in tal van procedures
In zijn middelbare schooltijd
keling een heel belangrijke rol
als Loe’s tegenpleiter. Hij zegt:
leert Loe Annelieke kennen. Loe
gespeeld.
‘Met het vertrek van bijzondere
zit een klas hoger, maar ze zien
De aanpak van het Advokaten-
personen als Wout van Veen en
elkaar vaak in jongerencentrum
kollektief werd steeds professio-
Sjef de Laat en met de komst
Don Quichote, waar Loe mede-
neler. Maar de onderlinge sfeer
van Loe is, geleidelijk aan,
werker is en muziek draait. Ook
was bepaald niet hard-zakelijk,
de romantiek van de pioniers
treffen ze elkaar vaak als er op
vindt De Laat. ‘Iedereen stond
vervangen door een zakelijke,
school films worden vertoond.
op voet van gelijkheid. Bureau-
soms zelfs wat tot het professo-
coördinator Rietje Duim kreeg
rale neigende aanpak. Wat dat
hetzelfde salaris als een maat.
betreft is, opmerkelijk genoeg,
Er werd zelfs het idee geopperd
de ontwikkeling enigszins te
dat het salaris van partners van
vergelijken met die op de zoge-
maatschapsleden moest wor-
heten commerciële kantoren,
den meegewogen, maar dit viel
zoals dat waaraan ik sinds 1972
niet goed.’ ‘Maar’, vervolgt
aan verbonden ben.’
6
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
Loe zit in de filmcommissie. Die had hij opgericht met Mike van Diem, die later bekend wordt als regisseur en scriptschrijver van
EK 1974 tegen Japan
onder andere de film ‘Karakter’.
Tijdens familiedagen is hij altijd erg goed in het verzinnen van originele opdrachten. Wel houdt hij daarbij graag de regie in handen.’
Na de middelbare school gaat Loe in Utrecht rechten studeren.
Boegbeeld
Hij wordt lid van studentenver-
Als Loe bij het Advokatenkolle-
eniging Veritas, waar hij actief
ktief start, vallen zijn kwaliteiten
is in de filmcommissie. Ook
snel op. De Laat: ‘Loe is be-
Annelieke start in Utrecht een
kwaam, deskundig, integer en
opleiding.
een ongelooflijk snelle werker. verruilt hij de frisbee voor een
Hij is gewoon een heel erg
Al gauw gaan de twee samen-
tennis- en squashracket. Hij
goede advocaat.’ Tegenpleiter
wonen. Als student-assistent bij
houdt van het competitie-ele-
van het eerste uur Rogier Duk
Studievaardigheden helpt Loe
ment. Bij het squashen staat hij
beaamt dit. ‘Word ik betrokken
studenten met leer- en lees-
bekend om het door hem geïn-
in een zaak waarin Loe optreedt,
problemen. Ook haalt hij zijn
troduceerde wedstrijdelement:
dan zeg ik altijd: “Het is van
lesbevoegdheid maatschappij-
op de laatste speeldag kan zelfs
Sprengers, dus u moet dat heel
leer. Sporten doet Loe graag. In
de laagst geplaatste speler nog
serieus nemen”. En vraagt een
Sittard speelde hij hockey, maar
winnen.
ondernemer of hij moet in-
in Utrecht maakt zijn onder-
Voor zijn gezin, familie en
stemmen met de keuze van de
buurman hem enthousiast voor
overwegend niet-juridische
ondernemingsraad voor Loe als
de frisbeesport, die dan nog
vrienden maakt Loe bewust
advocaat en met diens schat-
niet beoefend wordt in Neder-
tijd vrij. Annelieke: ‘Loe houdt
ting van de door hem voor de
land. Loe en Annelieke worden
van gezelligheid. Hij geniet van
ondernemingsraad te maken
frisbeepioniers. Ze worden lid
samen lekker eten en drinken.
kosten, dan zeg ik: “Over die
van de Utregse Frisbee Organisatie Ufo, waarvoor Loe zich ook organisatorisch inzet.
enthousiasme
Verschillende keren wordt hij Nederlands kampioen. Ook het Advokatenkollektief moet aan de frisbee. ‘Bij ieder kantooruitje kwam Loe weer met die frisbee’, lacht Sjef de Laat. ‘Maar we deden altijd trouw mee. Het typeert Loe ook: hij houdt vol.’ In 2008 is Loe’s laatste veteranenwedstrijd. Na een knieblessure
bevlogenheid 7
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
keuze heeft u weinig te zeggen.
teprocedure startten, vroegen
dat zo afgewogen en redelijk
En wat die kosten betreft geldt
ze Loe als advocaat. Bianca
dat je als advocaat van de
de wet van de paradox: Loe
Rootsaert van de NVJ: ‘De hele
tegenpartij er altijd bij staat te
levert, met zijn kantoorgenoten,
buitenwereld gaf aan dat een
kijken.’ De zitting die Rootsaert
de hoogste kwaliteit
enquêteprocedure
beschrijft, blijkt typerend voor
tegen een alleszins
gedoemd was te mis-
Loe’s manier van pleiten. ‘Ook
schappelijke, en ‘ob-
lukken. De NVJ was
in zaken waarin de emoties
jectief’ gezien veel te
van mening dat ze het
hoog oplopen of grote politieke
lage prijs”.’
toch moest doen. Loe
tegenstellingen spelen, lukt
schatte juist in dat er
het Loe altijd weer om stijlvol
Huub Willems zag Loe
wel degelijk een kans
te repliceren, op basis van
vele malen in ‘zijn’ On-
was om voor elkaar te
argumenten’, zegt Huub Wil-
dernemingskamer ver-
krijgen dat de Onder-
lems. ‘Dat heb ik altijd erg knap
schijnen. ‘Opvallend
nemingskamer een
gevonden.’
is het ogenschijnlijke
onderzoek zou instel-
gemak waarmee Loe
len. Zijn pleitnota was
op zittingen optreedt.
ronduit bevlogen, zeer
Dat kan alleen maar als je in de
to the point en met een dusda-
materie hebt geïnvesteerd. Hij
nige overtuigingskracht dat we
geeft, naar zijn beste vermogen,
er zelf ook weer in begonnen te
alles voor iedere zaak. Hij ver-
geloven. Op de zitting was Loe
staat zijn metier buitengewoon
geweldig. Kennis van zaken en
goed. Zijn professionele kwali-
engagement werden prachtig
teit is in het oog springend. Ik
gecombineerd. Wij waren erg
zie hem als boegbeeld van zijn
onder de indruk.
uitzonderlijke vakkennis en overtuigend optreden
kantoor.’ Het mooie van Loe is dat hij de Stijlvol
glamour en bravoure die veel
Vakgenoten, (oud-)collega’s en
advocaten van dure kantoren
cliënten roemen Loe vanwege
hebben juist niet heeft. Ik denk
zijn bevlogenheid en overtui-
zeker dat hij om die reden in
gingskracht. Duk: ‘Loe komt
eerste instantie wel eens wordt
met overtuiging voor de be-
onderschat door collegae advo-
langen van zijn cliënten op en
caten. Bij Loe wordt dat alle-
Realistisch
weet zich ten processe met hen
maal gecompenseerd door een
Maar is een zaak niet haalbaar,
te vereenzelvigen.’ De Neder-
uitzonderlijke vakkennis, maar
dan zegt Loe het. Duk: ‘In voor-
landse Vereniging van Journa-
zeker ook door het vermogen
komende gevallen weet hij heel
listen (NVJ) werkt al jaren met
om overtuigend op te treden in
goed uit te leggen waarom het
het Advokatenkollektief. Toen
een zitting, met de juiste toon,
medezeggenschapsorgaan het
de leden van de NVJ, werkzaam
zonder enige vorm van agres-
niet op een proces moet laten
bij PCM uitgevers, een enquê-
siviteit. Als Loe iets beweert is
aankomen of, als het eenmaal
8
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
tot een proces is gekomen, akkoord moet gaan met een schikking, ook als met minder genoegen moet worden genomen dan de inzet van de procedure was. Die realistische kijk vergemakkelijkt ook het contact met hem als wederpartij.’ Bernard de Vries is voorzitter van de Ondernemingsraad bij TNT Post. Hij werkt al bijna twintig jaar met Loe samen. Bij complexe zaken wordt Loe altijd ingeschakeld. ‘De wijze waarop hij je bijstaat is altijd
Loe is een genot voor een promotor
bijzonder, al zou het alleen maar
Talent benutten Loe liet het niet bij deze publicatie. Vele boeken, congresbundels, besprekingen van uitspraken en kronieken in ver-
zijn door zijn nuchtere kijk op
ik een speciale band omdat hij
schillende tijdschriften volgden.
de zaken. Dit komt ook terug in
bij mij promoveerde. Hij schreef
Ook voor de Vereniging voor
zijn uiteindelijke advisering. We
in korte tijd, naast zijn advoca-
Arbeidsrecht verzorgde hij
hebben eens een zaak voor de
tenpraktijk, een dikke pil over
verschillende publicaties. Als
rechter gebracht, waarbij Loe
een ingewikkeld onderwerp.
vaste medewerker en lid van
van te voren had aangegeven
Altijd goed overdachte con-
de adviesgroep OR-Informatie
dat we dit zouden verliezen. Dit
cepten leverde hij in. Een genot
klom hij veelvuldig in de pen.
wisten wij ook. De opmerking
voor een promotor.’ Loe’s
Voor de bundel die aan Prof.
van Loe na de uitspraak van de
collega Guus Heerma van Voss,
Wil Fase werd aangeboden bij
rechter - we hadden inderdaad
hoogleraar sociaal recht aan de
diens afscheid leverden zowel
verloren -: “Dit doe ik eens en
Universiteit Leiden, zegt: ‘Met
Duk als Loe een bijdrage. Deze
nooit weer!”’
zijn proefschrift heeft hij het ge-
betrof de ontwikkelingen op
bied van het ambtenarenrecht
het gebied van het advies- en
Demystificatie van het
ontgonnen en verder toegan-
beroepsrecht van de artikelen
ambtenarenrecht
kelijk gemaakt. Zijn bijdrage ligt
25 en 26 Wet op de onderne-
In 1998 promoveert Loe aan de
vooral in het demystificeren van
mingsraden. Duk: ‘Die beide
Universiteit van Amsterdam op
het ambtenarenrecht. Hij laat
artikelen bezien, zeker tezamen,
een proefschrift over de Wet
steeds zien dat ook dit arbeids-
de mogelijkheden en beper-
op de ondernemingsraden bij
recht is en dat de beide rechts-
kingen die op dat gebied voor
de overheid. Zijn promotor is
gebieden heel goed onder een
ondernemingsraad en onder-
Paul van der Heijden, nu rector
samenhangend rechtssysteem
nemer gelden. Daarmee geven
magnificus bij de Universiteit
zouden kunnen worden gebracht,
die artikelen ook aan hoe dat
Leiden. ‘Als Leidse rector heb ik
waarbij hij de voor- en nadelen
rechtsgebied zich de afgelopen
te maken met meer dan vijfhon-
van beide systemen goed over-
dertig jaar heeft ontwikkeld, en
derd hoogleraren. Met Loe heb
ziet en weet te waarderen.’
wel zo dat zowel van onder9
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
nemingsraad als, vooral, van
hij het leuk dat onze doch-
ondernemer een grote mate
ter Chantal voor een cursus
van procedurele zorgvuldigheid
Spaans en vrijwilligerswerk naar
wordt gevergd.’
Argentinië gaat. Maar hij wilde
Loe’s publicaties zijn van grote
wel dat ze voor vertrek besloot
waarde voor de ontwikkeling
welke opleiding ze na terug-
van de rechtsgebieden waar-
komst gaat doen. Zelf wil hij
over hij schrijft, concluderen zijn
zich ook blijven ontwikkelen.’
vakgenoten. Een door Loe georganiseerd expertseminar met
Geliefd
deskundigen uit het buitenland
Op zoek naar een nieuwe intel-
op het gebied van conflictbe-
lectuele uitdaging start Loe in
slechting bij de overheid leidde
oktober 2002 voor één dag per
tot een internationale publicatie.
week als hoogleraar aan de
kaanse tv-series optreedt of
‘Op dat gebied gebeurde tot nu
afdeling Sociaal Recht van de
zoals sommige strafrechtadvo-
toe in Nederland vrijwel niets’,
Universiteit Leiden. Samen met
caten lijken op te treden. Loe
aldus Heerma van Voss.
Nationale ombudsman Alex
zal ze meteen laten zien dat het
Loe’s schrijfdrift maakt hem tot
Brenninkmeijer aanvaardde
werkelijke leven taaier en saaier
de grootste representant van
hij de Albeda-leerstoel voor
is, maar wel degelijk heel boei-
het oorspronkelijke gedachte-
arbeidsverhoudingen bij de
end wordt als je je in de materie
goed van het Advokatenkollek-
overheid. In zijn oratie be-
verdiept en opkomt voor een
tief, vindt Sjef de Laat.
spreekt Loe de uitkomsten van
goede zaak. Overigens zonder
een onderzoek naar geschillen
dat hij zijn objectiviteit verliest.’
talenten benutten
waarbij vakorganisaties en medezeggenschapsorganen in de
Originele aanpak
overheidssector betrokken wa-
‘Loe geldt terecht als één van
ren. De leerstoel vult hij in met
de weinige echte deskundigen
Roel Bekker, Secretaris-Gene-
op het gebied van het mede-
‘Wij vonden dat een advocaat
raal bij het ministerie van BZK.
zeggenschapsrecht in brede
niet alleen moet procederen,
In zijn nieuwe functie spreekt
zin, zowel bij profit, non-profit,
maar dat hij ook via publicaties
Loe frequent collegezalen toe.
als overheidsorganisaties’, con-
van zich moet laten horen en
‘Docenten als Loe zijn geliefd
cludeert Paul van der Heijden.
daarbij een visie moet uitdra-
bij studenten’, zegt Heerma van
‘Hij kent als geen ander de
gen. Loe probeert ook zijn
Voss. ‘Loe gaat in op rechter-
procedures bij de Onderne-
collega’s van het Advokatenkol-
lijke uitspraken in zaken die
mingskamer, en heeft daardoor
lektief aan te zetten tot meer
werkelijk hebben gespeeld en
bijgedragen aan de ontwikke-
publicaties. Ik wil hem oproe-
die hij ook meestal zelf heeft
ling in de jurisprudentie van dat
pen daarmee door te gaan.’
bepleit. Daardoor gaat een vak
gerechtsorgaan.’ Behalve door
Loe vindt het belangrijk dat
leven. Studenten zien zich zelf
zijn publicaties vindt juist via
iedereen zijn talenten benut,
ook graag als ‘glamoureus’
deze procedures Loe’s invloed
concludeert Annelieke. ‘Zo vindt
advocaat, zoals die in Ameri-
op de rechtspraktijk plaats,
is belangrijk
10
LOE SPRENGERS VIERT ZIJN JUBILEUM
denkt Heerma van Voss. ‘Loe
vooral niet moet overschatten,
hij ook al een toga aan!’ Ook cli-
ziet kans procedures uit het
is het een safe bet dat Loe een
ent Bernard de Vries noemt Loe
niets te maken. Zaken waar
goed oog had voor de argumen-
een man met principes. ‘Loe is
eigenlijk geen duidelijke ingang
ten waarmee de Ondernemings-
waarschijnlijk één van de laatste
voor is of die nog niet eerder
kamer er van tijd tot tijd toe kon
mensen op deze aardbol ge-
zijn geprobeerd, gaat hij met
worden bewogen toch maar een
weest die een mobiele telefoon
zelfvertrouwen aan. Daardoor
stap(je) verder te gaan.’
ging gebruiken. Hij beheert nog
weet hij deze kwesties onder-
altijd zijn eigen agenda. Je kunt
deel te maken van een rechter-
Collegiaal
dus nooit met het secretariaat
lijke beoordeling. Een dergelijke
Welk werk Loe ook op zich
van het Advokatenkollektief een
originele aanpak kan ook wel
neemt, hij is altijd even col-
afspraak maken. Dat is soms
eens doodlopen, maar daar zit
legiaal, vinden (oud-)collega’s.
best lastig. Maar eerlijk is eer-
hij naar mijn indruk dan niet zo
Jacobs kon mede dankzij Loe’s
lijk: hij belt altijd zeer snel terug.
mee, want dat is risico van het
bereidheid om hem te vervan-
Ook op e-mails reageert hij erg
vak.’ Antoine Jacobs, professor
gen als voorzitter van de Vak-
snel en zelfs op zondag.’
aan de Universiteit van Tilburg,
groep Sociaal Recht en Sociale
houdt zich net als Loe bezig
Politiek aan de Universiteit van
Homo passionatus code-
met medezeggenschapsrecht
Tilburg een jaar met sabba-
terminatus
en het ambtenarenrecht. ‘Loe
tical. ‘Loe heeft dat voortref-
‘Loe wordt gedreven door
heeft een aantal procedures
felijk gedaan. Dat typeert Loe
inhoudelijke ideeën, en visie op
gevoerd, zoals in stakings- en
in hoge mate en ik ben hem
arbeidsverhoudingen, meer dan
enquêterechtzaken. Die laten
daar nog altijd zeer erkentelijk
door persoonlijk gewin’, zegt
duidelijk zien dat er in Neder-
voor.‘ Heerma van Voss: ‘Loe
Paul van der Heijden. Daarom
land nog wel werknemersrech-
is bescheiden, doet zijn werk
past de beschrijving “Homo
ten zijn, die - als zij activistisch
heel consciëntieus en collegi-
passionatus codeterminatus”
worden benut - iets kunnen
aal. Hij is altijd bereid ons met
bij hem: gepassioneerd mede-
betekenen.‘
iets te helpen als dat nodig is.
zeggenschapsmens.
Bij de Ondernemingskamer
Alles gaat in goed overleg en op
ontmoetten Rogier Duk en Loe
hoffelijke wijze. Wel heeft Loe
Welk gedicht hij als groot poëzie-
elkaar vele malen. Duk: ‘In heel
zo zijn principes. Zo draagt hij
liefhebber bij Loe vindt passen?
veel van de zaken waarin een
nooit een stropdas en had hij er
Een gedichtje van Herman de
ondernemingsraad succes
moeite mee dat dit wel moest
Coninck, over dromen, durven,
had, was Loe de raadsman. Hij
bij zijn oratie, want toen moest
denken, doen en doorzetten:
voelde goed aan voor welke argumenten de Ondernemingskamer wel en, vooral ook, voor welke zij niet ontvankelijk was. Hoewel men de betekenis van individuele advocaten voor de rechtsontwikkeling moeilijk kan
Ballerina Gebaar voor gebaar reikt ze haar lichaam over aan haar dromen en telkens wordt ze meer dan ze al was en telkens reikt ze weer.
bepalen en, mede daarom, 11
Vakantie aan het stuwmeer Het recht van de zieke werknemer op jaarlijkse betaalde vakantie
Pauline Burger
Hof van Justitie EG, 20 januari 2009 C-350/06 en C-520/06, JAR 2009/58 Het Hof van Justitie van de EG heeft in een recente uitspraak een oordeel gegeven over het recht van zieke werknemers op een jaarlijks betaalde vakantie, zoals dat in artikel 7 van de EG Richtlijn betreffende de organisatie van de arbeidsduur is vastgelegd. De strekking van de uitspraak is - kort gezegd - dat ook zieke werknemers recht hebben op vakantie, maar dat de mogelijkheid tot het opnemen van vakantie tijdens ziekte wel kan worden beperkt. Indien een zieke werknemer beperkt wordt in de mogelijkheden op vakantie te gaan, dient de werknemer evenwel na afloop van de ziekteperiode in staat gesteld te worden zijn vakantie te genieten. Wanneer ook dat niet mogelijk is en het dienstverband wordt beëindigd, heeft de werknemer in ieder geval een aanspraak op een financiële compensatie in verband met het niet kunnen genieten van het verlof.
12
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
1.
De feiten
maakte de heer Schultz-Hoff ook geen aanspraak op een financiële compensatie bij beëindiging van
De uitspraak is gewezen in een tweetal in de EU-
het dienstverband op 30 september 2005. De heer
Lid Staten gevoerde rechtszaken, waarin prejudici-
Schultz-Hoff stelde daarvoor een vordering in.
ele vragen aan het Hof van Justitie van de EG over
Omdat de vordering in eerste instantie werd afge-
de uitleg en de strekking van Richtlijn 2003/88/EG
wezen ging de heer Schultz-Hoff in beroep bij het
zijn gesteld. De eerste zaak betrof een procedure
Landesarbeitsgericht te Düsseldorf. Deze verwees
van een werknemer, de heer Schultz-Hoff, tegen
de zaak naar het Hof van Justitie voor het stellen
zijn voormalige werkgever. De heer Schultz-Hoff
van prejudiciële vragen.
1
2
was sedert april 1971 in dienst bij deze werkgever en vanaf 1995 als erkend ernstig gehandicapte af-
De tweede zaak betrof een aantal Engelse zaken
wisselend arbeidsgeschikt en arbeidsongeschikt.
van onder meer een werkneemster tegen haar
In de eerste negen maanden van 2004 was hij
werkgever, de Britse belasting- en douanedienst.3
arbeidsgeschikt, echter nadien ononderbroken
Deze werkneemster, mevrouw Kahn, was meer-
met ziekteverlof tot september 2005, de datum
dere maanden vanwege ziekte van haar werk
waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigde. De
afwezig geweest. In deze ziekteperiode vroeg zij
heer Schultz-Hoff had in het voorjaar van 2005 het
haar werkgever toestemming tijdens haar ziekte
verzoek ingediend vanaf 1 juni 2005 op vakantie
een twintig dagen op vakantie te gaan. Deze toe-
te gaan en daarvoor zijn verlofaanspraak over
stemming kreeg zij niet. Daarop wendde zij zich
kalenderjaar 2004 te benutten. Dit werd niet toe-
tot de rechter met het verzoek een vordering tot
gestaan: eerst moest worden vastgesteld dat de
toekenning van verlof met behoud van loon over
heer Schultz-Hoff arbeidsgeschikt was. Dat bleek
de desbetreffende weken. Nadat deze vorde-
niet het geval en de mogelijkheid vakantie op te
ring aanvankelijk was toegewezen werd deze in
nemen kreeg hij daarmee niet. In september 2005
hoger beroep afgewezen door het Court of Ap-
werd aan de heer Schultz-Hoff met terugwerkende
peal. Dit oordeelde dat een werknemer die ziek
kracht een pensioen met ingang van 1 maart 2005
is en daarom niet behoeft te werken geen recht
toegekend. Hij werd hij met ingang van 30 sep-
op jaarlijkse vakantie als omschreven in de wet
tember 2005 ontslagen.
heeft. Deze zaak werd gevoegd met een aantal
Ingevolge Duits recht vervalt een aanspraak op
andere zaken van werknemers die gedurende
een jaarlijks betaald verlof wanneer dit aan het
een ziekteperiode ook geen verlof hadden kunnen
eind van een kalenderjaar niet is opgenomen. Wel
opnemen en dit gecompenseerd wensten. Naar
kan de aanspraak worden doorgeschoven naar
het oordeel van het Court of Appeal hadden ook
de eerste maanden van het volgend jaar, indien
deze werknemers geen claim op compensatie in
een werknemer de vakantie niet heeft kunnen
verband met het niet kunnen genieten van verlof,
opnemen omdat dringende bedrijfsbelangen of
omdat er – vanwege het ziekteverlof - geen enkele
met de werknemer verband houdende redenen dit
aanspraak op jaarlijkse vakantie was ontstaan. De
rechtvaardigen. Voor arbeidsongeschikte werkne-
getroffen werknemers wendden zich tot het House
mers was in de CAO een langere periode gegeven
of Lords dat de zaken voor het beantwoorden van
(van negen maanden) waarbinnen dit verlof alsnog
prejudiciële vragen naar het Hof van Justitie van
kon worden opgenomen. Indien de vakantie niet
de EG verwees.
binnen deze periode is opgenomen, vervalt het.
Kern van deze prejudiciële vragen vormde de
De heer Schultz-Hoff kon van deze verlengde
vraag of zieke werknemers ook recht hebben op
periode geen gebruik maken omdat hij niet her-
jaarlijkse vakantie en of de mogelijkheden tot het
stelde, waarna de aanspraak verviel. Daarmee
opnemen van dit verlof kunnen worden beperkt. 13
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
De feiten van de zaken lopen op dit punt uiteen: in
door het gemeenschapsrecht gewaarborgd en
de Duitse zaak was er in beginsel een aanspraak
kunnen dus niet gelijkertijd worden genoten zo-
op vakantie waarvan echter vanwege de ziekte
dat het ene recht met het genot van het andere
geen gebruik gemaakt kon worden, terwijl in de
vervalt.5 Omdat het recht op ziekteverlof niet door
Engelse zaak het recht van zieke werknemers op
het gemeenschapsrecht wordt beschermd, kan
vakantie werd miskend. Daarnaast hadden de
deze uitleg hier niet worden gevolgd. Het Hof van
prejudiciële vragen betrekking op het recht op
Justitie stelt (in r.o. 28) dat het aan de lidstaten is
compensatie waar een verlofaanspraak niet kon
in het nationale recht de voorwaarden voor de uit-
worden benut.
oefening en de tenuitvoerlegging van het recht op vakantie tijdens het genieten van ziekteverlof vast
2
De uitspraak van het Hof
te leggen. Dit betekent dat de Lid Staten het in de richtlijn gewaarborgde recht op vakantie ook voor
In het arrest heeft het Hof van Justitie de aan hem
zieke werknemers moeten waarborgen en niet van
voorgelegde vragen uit beider zaken samenge-
enigerlei voorwaarden afhankelijk mag stellen zo-
voegd en geherformuleerd. Als eerste (r.o. 20)
dat er van de aanspraak niets overblijft. Volgens
heeft het Hof van Justitie de vraag beantwoord
het Hof staat de richtlijn er niet aan in de weg dat
of het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de Richtlijn
in nationaal recht wordt bepaald dat een zieke
2003/88 zo moet worden uitgelegd dat het in de
werknemer geen recht heeft jaarlijks vakantie op
weg staat aan nationale bepalingen die tot gevolg
te nemen, mits de werknemer dan de mogelijkheid
hebben dat een werknemer met ziekteverlof geen
heeft in een andere periode vakantie op te nemen.
recht heeft jaarlijkse vakantie heeft. In artikel 7 lid
Het is dus niet in strijd met de richtlijn dat het zieke
1 van de richtlijn is vastgelegd dat de lidstaten de
werknemer wordt verboden op vakantie te gaan,
nodige maatregelen moeten treffen opdat aan alle
zoals in Duitsland. Het Hof tekent daarbij ook (in
werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van
r.o. 31) aan de richtlijn er niet aan in de weg staat
loon van ten minste vier weken wordt toegekend.
dat zieke werknemers tijdens een ziekteperiode in
Conform zijn vaste rechtspraak stelt het Hof van
de gelegenheid worden gesteld vakantie te genie-
Justitie dat het recht op jaarlijkse vakantie met
ten. Het ziekteverlof en het vakantieverlof kunnen
behoud van loon beschouwd wordt als een bijzon-
dus wel samenvallen.
4
der belangrijk beginsel van communautair sociaal recht waarvan niet mag worden afgeweken. In
Vanwege de Duitse zaak waarin het de werkne-
normale omstandigheden moet de werknemer in
mer vanwege de ziekte verboden was vakantie
het belang van een doeltreffende bescherming van
op te nemen, kwam de vraag aan de orde of het
zijn veiligheid en gezondheid deze jaarlijkse rust-
bepaalde in de richtlijn er aan in de weg staat
periode dus kunnen genieten. Het Hof stelt vast
dat het recht op vakantie vervalt aan het einde
dat de doelstelling van het recht op een betaalde
van een naar nationaal recht vastgestelde over-
vakantie –het kunnen rusten en over een periode
drachtsperiode. De Duitse regering stelde zich op
van ontspanning en vrije tijd beschikken- verschilt
het standpunt dat deze aspecten beheerst worden
van het doel van het ziekteverlof. Doelstelling van
door nationaal recht en het verval van het recht
ziekteverlof is naar het oordeel van het Hof te kun-
op vakantie daar geregeld mocht worden. Het Hof
nen herstellen van ziekte.
van Justitie herleidt uit normering zoals tot stand
Eerder heeft het Hof geoordeeld dat het niet toe-
gekomen binnen de ILO dat ook zieke werknemers
gestaan is de jaarlijkse vakantie te laten samenval-
recht op vakantie behoren te hebben. Niet alleen
len met het in het EG recht gewaarborgde recht op
betekent dit volgens het Hof dat in het nationale
zwangerschapsverlof. Beide aanspraken worden
recht geen voorwaarden mogen worden gesteld
14
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
die maken dat vakantie alleen wordt toegekend
delt de richtlijn het recht op jaarlijkse vakantie en
als er daadwerkelijk is gewerkt. Zieke werknemers
het recht op betaling uit hoofde daarvan als twee
dienen naar nationaal recht een gelijke aanspraak
aspecten van één recht van het recht op jaarlijkse
op vakantie te verkrijgen. Indien er in het natio-
betaalde vakantie: het vereiste van betaling van
nale recht een overdrachtsperiode is vastgelegd
vakantieloon heeft tot doel de werknemer tijdens
waarbinnen de werknemer - ziek of niet - de mo-
de jaarlijkse vakantie in een situatie te brengen
gelijkheid heeft op vakantie te gaan, dan levert dit
die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie
dus geen problemen op met de strekking van de
tijdens de gewerkte periodes. Hieruit volgt dat een
richtlijn. Voorwaarde is wel dat de werknemer die
werknemer die om redenen losstaand van zijn wil
dreigt het recht op vakantie te verliezen, daadwer-
niet in staat is geweest op vakantie te gaan, in een
kelijk de mogelijkheid heeft gehad van het recht
vergelijkbare situatie dient te worden gebracht als
gebruik te maken. De heer Schultz-Hoff had deze
die waarin hij zou hebben verkeerd wanneer hij wel
mogelijkheid echter niet gekregen: omdat hij niet
op vakantie had kunnen gaan. Het normale salaris
arbeidsgeschikt was toen hij op vakantie wilde,
van de werknemer, te weten het salaris dat moet
werd hem dit ontzegd. Het Hof stelt (in r.o. 45) dat
worden doorbetaald tijdens een periode overeen-
wanneer de daadwerkelijke mogelijkheid tot het
komend met de jaarlijkse vakantie met behoud
opnemen van vakantie niet is geboden, van een
van loon, is dus eveneens bepalend voor de bere-
inbreuk van artikel 7 van de richtlijn sprake is. Ver-
kening van de financiële vergoeding aan het einde
volgens concludeert het Hof dat de richtlijn er aan
van de arbeidsverhouding.
in de weg staat dat het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon vervalt wanneer een werkne-
De kern van de uitspraak is dat ook zieke werk-
mer met ziekteverlof is geweest tijdens de gehele
nemers recht hebben op vakantie, maar dat mo-
referentieperiode en deze tot het einde van de ar-
gelijkheid tot het opnemen van vakantie tijdens
beidsovereenkomst heeft voortgeduurd, waardoor
ziekte wel kan worden beperkt. Indien een zieke
hij geen gebruik heeft kunnen maken van zijn recht
werknemer beperkt wordt in de mogelijkheden
op vakantie.
op vakantie te gaan, dient de werknemer evenwel na afloop van de ziekteperiode in staat gesteld te
Ten slotte behandelt het Hof van Justitie de aan
worden zijn vakantie te genieten. Indien de ziekte
hem gestelde vragen met betrekking tot het recht
daadwerkelijk aan het kunnen genieten van vakan-
op een financiële vergoeding in het verband
tie in de weg staat, zal ingevolge de uitspraak van
met het niet kunnen opnemen van de jaarlijkse
het Hof van Justitie toch van het behoud van een
vakantie. De verwijzende rechters hadden ge-
volledige aanspraak dienen te worden uitgegaan:
vraagd of de richtlijn eraan in de weg stond dat
het Hof gaat er vanuit dat het verval van het recht
er in nationaal recht geen financiële vergoeding
op vakantie, zonder dat de werknemer daadwer-
werd gegeven terwijl een werknemer als gevolg
kelijk de mogelijkheid heeft gehad van het door de
van ziekteverlof niet in staat was geweest het
richtlijn verleende recht gebruik te maken, in strijd
jaarlijkse verlof tijdens de referentieperiode of de
met het bepaalde in de richtlijn is. Wanneer het
overdrachtsperiode op te nemen. Het Hof van
opnemen van vakantie daadwerkelijk niet mogelijk
Justitie oordeelt conform eerdere jurisprudentie
6
is geweest en het dienstverband wordt beëindigd,
dat het recht op een financiële vergoeding in de
heeft de werknemer in ieder geval een aanspraak
richtlijn is opgenomen, teneinde te voorkomen dat
op een financiële compensatie in verband met het
een werknemer niet daadwerkelijk in staat wordt
niet kunnen genieten van het verlof.
gesteld de jaarlijkse vakantie met behoud van loon op te nemen. Volgens het Hof van Justitie behan15
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
3.
Annotatie
welke gelijkheid dient te worden gezocht: dient deze gelijkheid betrekking hebben op het bestaan
3.1.
van een gelijk recht dan wel op de vraag of zieke
Inleiding
Naar aanleiding van deze uitspraak is in verschil-
werknemers op gelijke wijze van vakantie zouden
lende landen, waaronder in Nederland, geopperd
kunnen genieten. Deze kritiek lijkt mede voort te
dat deze uitspraak wellicht vergaande consequen-
vloeien uit de onduidelijkheid die in Nederlandse
ties zou kunnen hebben voor de aanspraken van
regelgeving wordt gegeven over de aanspraken
zieke werknemers op financiële compensatie voor
van zieke werknemers op vakantie en het aanmer-
niet opgebouwde vakantiedagen. Daarbij wordt in
ken van ziektedagen als vakantiedagen. Daar zal
Nederland met name de vaag opgeworpen of zie-
zo dadelijk op worden ingegaan. Eerst zal ik na-
ke werknemers een gelijke aanspraak op vakantie
der ingaan op de vraag of het Hof van Justitie nu
opbouwen en welke financiële consequenties
zo’n uitzonderlijke benadering heeft gekozen door
met het bieden van een gelijke aanspraak zijn ge-
te oordelen dat ook zieke werknemers vakantie
moeid. De Politiebond heeft zich op het standpunt
moeten kunnen genieten, tijdens ziekte of daarna.
gesteld dat het Besluit Algemene Rechtspositie
Voor dit laatste heeft het Hof verwezen naar inter-
Politie, waarin een beperkte opbouw van vakan-
nationale normering tot stand gekomen binnen het
tiedagen is geregeld, niet in overeenstemming is
kader van de ILO.
met de richtlijn en roept leden op zich te melden 3.2
voor het instellen van claims.7 In een artikel van de hand van Berkhout wordt
Internationaal vastgelegde waarborgen voor vakantie voor de zieke werknemer
betoogd dat de toepassing van deze uitspraak in
Het recht op een jaarlijkse vakantie met behoud van
Nederland zou kunnen betekenen dat stuwmeren
betaling van loon is al sedert 1936 in internationale
aan vakantiedagen zullen ontstaan die door werk-
regelgeving vastgelegd te weten in ILO Conventie
gevers niet meer kunnen worden leeggepompt,
52 betreffende jaarlijkse vakantie met behoud van
niet snel verjaren en moeten worden uitbetaald.
8
loon. In 1970 is deze ILO Conventie door aanname
Daarbij wordt door hem verwezen naar de in de
van ILO Conventie 132 herzien. Behalve binnen
Nederlandse wetgeving vastgelegde gelimiteerde
het kader van de ILO kent het recht op jaarlijkse
opbouw van vakantiedagen in artikel 7:635 BW en
betaalde vakantie ook een sociaal grondrechtelijk
de beperkte mogelijkheden deze vakantiedagen
karakter met artikel 24 van de Universele Verkla-
bij een zieke werknemer af te schrijven.
ring voor de rechten van de mens, artikel 7 van
Het Hof van Justitie zou een te grammaticale uitleg
het Internationaal Convenant voor Economische,
hebben gegeven met name omdat er wat af te din-
Sociale en Culturele rechten en artikel 3 lid 3 van
gen zou zijn op de gedachte dat ook zieke werk-
het Europees Sociaal Handvest alsmede artikel 31
nemers een aanspraak op verlof zouden moeten
lid 2 van het Handvest van de grondrechten van
hebben. Door Berkhout wordt betoogd dat het
de Europese Unie. Daarin is bepaald dat: “iedere
Hof miskent dat juist zieke werknemers geen gelijk
werknemer recht heeft op beperking van de maxi-
belang hebben bij vakantieverlof, nu het oogmerk
mum arbeidsduur en op dagelijkse en wekelijkse
van het recht op vakantie, te weten dat men kan
rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met
recupereren van de belasting van arbeid, voor
behoud van loon.” Hoewel van een specifieke toe-
zieke werknemers niet noodzakelijk is. Daarnaast
kenning van dit recht voor een zieke werknemer
zou het Hof ongenuanceerd zijn geweest door te
in deze sociale grondrechtelijke normering geen
miskennen dat ook een zieke werknemer van ver-
sprake is, zijn er voldoende aanknopingspunten te
lof kan genieten. Deze kritiek geeft enige dubbel-
veronderstellen dat deze aanspraak ook aan zieke
zinnigheid weer omtrent de te kiezen benadering
werknemers toekomt. De bescherming wordt im-
16
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
mers geboden aan iedere werknemer. Het ziek-zijn
verzuimd ten opzichte van werknemers die in die
doet daarbij niet af aan de status van het zijn van
periode wel hebben gewerkt. Naar het oordeel van
een de werknemer, die door de verplichting tot het
het Hof kan worden aangenomen dat werknemers
leveren van zijn arbeidsprestatie niet vrijelijk meer
die ziek zijn geweest, een gelijke aanspraak ten
over zijn tijd kan beschikken.
aanzien van jaarlijkse betaalde vakantie hebben
Alleen in ILO Conventie 132 zijn de uitgangspunten
ten opzichte van werknemers die niet ziek zijn
van het recht op vakantie voor zieke werknemers
geweest. Door het Hof van Justitie wordt ook
explicieter aangeduid. Deze ILO Conventie bevat
de benadering dat de vakantie ook tijdens een
de verplichting een aanspraak op een jaarlijkse
periode van ziekte kan worden genoten gevolgd.
betaalde vakantie vast te leggen, waarbij deze
In rechtsoverweging 31 stelt het Hof dat Richtlijn
vakantie minimaal drie werkweken bedraagt (arti-
2003/88 niet in de weg staat aan nationale bepa-
kel 3 lid 1 en 3). Specifiek is bepaald dat onder bij
lingen of gebruiken volgens welke een werknemer
nationaal recht te stellen voorwaarden, de afwe-
die met ziekteverlof is, zijn jaarlijkse vakantie met
zigheid van het werk in verband met oorzaken die
behoud van loon mag opnemen. Zo wordt ook de
buiten de beschikking van werknemers liggen, zo-
zieke werknemer in staat gesteld een jaarlijkse be-
als ziekte of zwangerschap, aangemerkt dienen te
taalde vakantie te genieten: juist daarmee is van
worden als onderdeel van het diensttijd waarop de
een gelijkheid van zieke en niet zieke werknemers
aanspraak gebaseerd wordt. Ook is bepaald dat
sprake. Daarmee kan dus niet, zoals Berkhout, ge-
op nationaal niveau geregeld dient te worden dat
steld worden dat het Hof miskent dat het mogelijk
periodes van arbeidsongeschiktheid voortvloeiend
is dat een werknemer te ziek is te werken, maar
uit ziekte of gebrek, niet als het jaarlijkse betaalde
gezond genoeg is om met vakantie te gaan.
vakantie kunnen worden aangemerkt (artikel 6 lid
Van een onnavolgbare benadering is daarmee
2). Uit deze normstelling kan derhalve worden
geen sprake: het Hof sluit aan bij de benadering
afgeleid dat het recht op vakantie ook aan zieke
die in internationale normstelling wat betreft de
werknemers toekomt en dat ziektedagen niet van
gelijke aanspraak is vastgelegd. Dit is te waarde-
het verlof mogen worden afgeboekt. Daarmee is
ren omdat het Hof van Justitie er daarmee voor
derhalve het recht van de zieke werknemer op va-
zorgt dat de algemene rechtsbeginselen op soci-
kantie gewaarborgd.
aal rechtelijk terrein ook onderdeel uitmaken van
Daarmee is echter niet gesteld dat internationale
de rechtsorde van de EU en de bescherming van
normering voorschrijft dat werknemers die ziek
de richtlijn zich niet beperkt tot het minimum.
zijn geen aanspraak kunnen maken op vakantie en het niet mogelijk zou zijn tijdens de ziekte op va-
3.3. Verlofstuwmeren in Nederland?
kantie te gaan. In de ILO Conventie wordt het aan
Bij de stelling dat de uitspraak van het Hof van
het nationale niveau wordt overgelaten op dit punt
Justitie ook belangwekkende gevolgen voor de
specifieke regels te stellen en het Hof volgt deze
Nederlandse
benadering. Daarbij gelden twee uitgangspunten:
wordt met name aangevoerd dat de beperkte op-
(1) de aanspraak dient een gelijke te zijn en (2)
bouw van vakantiedagen voor zieke werknemers
door het niet werken als gevolg van ziekte mag de
zich niet verdraagt met de richtlijn, gezien de door
aanspraak op vakantie niet verloren gaan.
het Hof gegeven uitleg.
Speciaal met verwijzing (r.o. 38) naar deze onder-
In artikel 7:634 BW is de hoofdregel vervat dat
delen uit de ILO Conventie 132 neemt het Hof van
een werknemer alleen vakantierechten opbouwt
Justitie tot uitgangspunt dat geen onderscheid
over een periode waarin hij recht op loon heeft.
gemaakt kan worden tussen werknemers die we-
Deze vakantierechten omvatten vier maal de over-
gens ziekteverlof van korte of lange duur hebben
eengekomen arbeidstijd per week, dit in overeen-
vakantiewetgeving
zal
hebben,
17
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
stemming met de waarborg uit de richtlijn. Naast
richtlijnconforme interpretatie langs de band van
deze hoofdregel worden in situaties waarin er geen
het goed werkgeverschap ertoe kan leiden dat
recht is op loon, zoals tijdens kortdurend zorgver-
de gelijke opbouw vakantierechten wordt gerea-
lof en zwangerschap, vakantiedagen opgebouwd.
liseerd. Dit scenario valt duur uit en het wordt be-
Een belangrijke uitzondering op de hoofdregel is
zwaarlijk gevonden dat werkgevers na een lange
van toepassing voor de werknemer die heeft te
loondoorbetaling en een re-integratietraject ook
kampen met langdurige ziekte. Conform het be-
nog eens een flinke duit ter afkoop van jarenlang
paalde in artikel 7:635 lid 4 vinden de opbouw van
opgebouwde vakantierechten zouden hebben te
vakantierechten tijdens ziekte alleen plaats tijdens
betalen.
het laatste halfjaar van de periode van arbeidsongeschiktheid. Voor gedeeltelijk arbeidsongeschik-
Bij de geuite vrees dat als gevolg van de uitspraak
ten geldt dat de opbouw van vakantierechten al-
grote verlofstuwmeren kunnen ontstaan speelt
leen plaatsvindt over de daadwerkelijk gewerkte
een rol dat er ook weer beperkte mogelijkheden in
uren en niet over de uren waarop de bedongen
de Nederlandse regelgeving zijn om opgebouwde
arbeid niet verricht kan worden. Deze beperking is
dagen ook weer te kunnen afschrijven. In artikel 7:
opgenomen om te voorkomen dat gedeeltelijk ar-
636 BW is immers geregeld dat het afschrijven van
beidsongeschikten omvangrijke verlofaanspraken
vakantiedagen in verband met ziekteverlof slechts
opbouwen die niet kunnen worden afgeschreven,
mogelijk is indien de werknemer daar in een voor-
maar kan ertoe bijdragen dat er een tekort aan va-
komend geval mee instemt, en met dien verstande
kantiedagen is opgebouwd indien een werknemer
dat de wettelijke minimum norm die overeenkomst
volledig hervat. Daarnaast vindt de hoofdregel dat
met de Europese aanspraak van vier weken per
er alleen verlofrechten worden opgebouwd over
jaar behouden blijft. Daarnaast is ingevolge het
uren waarover aanspraak op loon bestaat bevesti-
bepaalde in artikel 7: 637 BW ook de mogelijkheid
ging in de derde en vierde volzin van artikel 7:634
schriftelijk te bedingen dat vakantiedagen waarop
BW: indien er sprake is van een weigeringgrond
de werknemer ziek is geweest als vakantiedagen
voor het recht op loon van de zieke werknemer is
worden aangemerkt, beperkt tot het bovenwettelijk
er ook geen opbouw van vakantierechten. Daar-
gedeelte. Daarmee is de afbouw van de aanspraak
mee is de opbouw van vakantierechten voor met
op vakantiedagen tot onder het wettelijke minimum
name langdurig zieke werknemers beperkt en
tijdens ziekte niet goed mogelijk. Op deze manier
bouwen langdurig zieke werknemers geen gelijke
heeft de wetgever overigens uitdrukkelijk beoogd
aanspraak op vakantie op.
de aanspraak uit de richtlijn voor (niet meer) zieke
In verband met deze beperkte opbouw van va-
werknemers te waarborgen. De bedoeling van de
kantierechten naast de internationale regelgeving
wetgever is geweest dat werknemers na een pe-
waaronder de ILO Conventie en Richtlijn 2003/88
riode van ziekteverzuim op vakantie kunnen gaan
EG zou men de conclusie kunnen trekken dat
en de daarvoor benodigde vakantiedagen moeten
voor langdurig zieke werknemers het recht op
kunnen opbouwen en behouden.9
een gelijke wettelijke aanspraak van vier weken
Indien men op basis van de uitspraak van het
niet is gewaarborgd. Werknemers die een jaar
Hof tot uitgangspunt zou nemen dat ook zieke
ziek zijn, hebben maar een halve verlofaanspraak
werknemers gedurende meerdere ziektejaren de
en hetzelfde geldt voor werknemers die twee of
wettelijke minimumaanspraak in zijn geheel kun-
meerdere jaren ziek zijn. Werknemers die gedeel-
nen opbouwen, maar deze aanspraak vanwege
telijk in andere werkzaamheden hervatten, hebben
het bepaalde in artikel 7:636 en 7:637 BW niet kan
na verloop van een half jaar maar een beperkte
worden afgeschreven, zullen er aanzienlijke ver-
opbouw. Berkhout schetst dat met name bij een
lofaanspraken ontstaan die ofwel na het einde van
18
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
de ziekteperiode kunnen worden genoten dan wel
onder de voorwaarde dat de bereikbaarheid is ge-
-indien de toch al dure ziekteperiode uiteindelijk
waarborgd. Alleen voor een vakantie in het buiten-
in beëindiging van het dienstverband uitloopt - in
land dient toestemming te worden gevraagd. Voor
de compensatie van forse bedragen resulteren.
de zogenaamde vangnetters is de waarborg die
Dit met name indien werknemers meerdere jaren
uit hoofde van Richtlijn 2003/88 aan zieke werk-
arbeidsongeschikt zijn geweest terwijl het dienst-
nemers dient te worden geboden dus afdoende
verband niet is geëindigd en over al die jaren een
geregeld.
10
vakantieaanspraak zouden hebben opgebouwd.
Aanknopingspunt voor het recht van de zieke
Een dergelijk duur scenario is er alleen indien de
werknemer op het daadwerkelijk genieten van
consequenties van de uitspraak zich zouden ver-
vakantie zou evenwel gevonden kunnen worden in
talen in gelijke rechten ten aanzien van de opbouw
de bewoording van artikel 7:638 BW. Deze bepa-
van verlofaanspraken.
ling verplicht de werkgever de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen de vakantie op te
3.4.
Het recht van zieke werknemers om op
nemen, waarop de werknemer op grond van artikel
vakantie te gaan.
7:634 BW ten minste aanspraak heeft. Met name
Anders zou dit echter zijn indien zieke werkne-
nu de opbouw van het vakantiedagen voor zieke
mers, net als niet zieke werknemers in staat wor-
werknemers in afwijkende zin in artikel 7:635 BW
den gesteld op vakantie te gaan. Dan is immers
is vastgelegd, zou men kunnen betogen dat deze
aan de door het Hof gestelde norm van een gelijke
afwijkende opbouw onverlet laat dat de werkgever
aanspraak op vakantie voldaan.
ook de zieke werknemer in de gelegenheid dient te
Voor het recht op het genieten van vakantie tijdens
stellen het wettelijke minimumverlof van vier maal
ziekte bevat het arbeidsrecht geen specifieke
de wekelijkse arbeidsduur te genieten.12
regeling. Voor een civielrechtelijke regeling was
De strekking van deze norm zou dan zijn dat - los
voorafgaand aan de uit 1994 daterende Wet TZ
van de vraag of de betrokken werknemer bij de
waarin de loondoorbetalingsverplichting van de
werkgever een voldoende verlofaanspraak heeft
werkgever bij ziekte werd vastgelegd, weinig
opgebouwd - de zieke werknemer in ieder geval
behoefte. De mogelijkheid tot het opnemen van
vakantie van vier keer de arbeidsduur per week
vakantie tijdens een Ziektewetuitkering werd im-
kan opnemen, terwijl daarbij de aanspraak op
mers door het UWV toegestaan, zonder dat dit
loondoorbetaling onverkort van toepassing is.
voor de werkgever een probleem behoefte te
Deze uitleg, die desnoods door middel van de
vormen of een financiële aanspraak tot gevolg
richtlijnconforme interpretatie kan worden toepast,
had.Vervolgens is bij de wetswijzigingen ter zake
past ook binnen het systeem van de Nederlandse
van de vakantiewetgeving weinig aandacht aan de
wetgeving. Met het bepaalde in artikel 7:636 BW
aanspraak van een zieke werknemer op vakantie
waarin de mogelijkheid van het aanmerken van
besteed: de wetswijzigingen in 1999 en 2001 had-
ziektedagen als vakantiedagen is beperkt, is op
den met name betrekking op de flexibilisering van
zich duidelijk dat de Nederlandse regelgeving er
het bovenwettelijke verlof, en de mogelijkheid tot
rekening mee houdt dat de werknemer ook tijdens
het afboeken daarvan als prikkel voor de beper-
ziekte in staat wordt gesteld daadwerkelijk van
king van het ziekteverzuim.
het recht op betaalde vakantie gebruik te maken.
Voor werknemers die thans aanspraak maken op
Tevens sluit de benadering ten aanzien van de
een Ziektewetuitkering bestaat deze mogelijkheid
aanspraak op vakantie aan bij het bepaalde in
tijdens ziekte op vakantie te gaan nog steeds.
artikel 7:641 BW waarin de aanspraak van de in
Werknemers met een Ziektewetuitkering mogen
dienst getreden werknemer op resterend verlof uit
wat UWV betreft in Nederland op vakantie gaan
voormalig dienstverband is opgenomen: los van
11
19
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
de opgebouwde aanspraak geldt immers dat een
ten toekennen of uitbetalen. Berkhout stelt dat
werknemer ook zonder opbouw in staat dient te
tijdens deze vakantiedagen het loon volledig dient
worden gesteld de minimale wettelijke aanspraak
te worden doorbetaald en van een beperkingen
te genieten.
van de loondoorbetaling bij ziekte tot 70% geen
In de praktijk wordt aan (langdurig) zieke werkne-
sprake kan zijn.13 Op grond van nationaal recht
mers ook vaak de gelegenheid geboden op vakan-
en de richtlijn, zie ik die noodzaak strikt genomen
tie te gaan. Over het algemeen wordt daarbij wel
niet. Artikel 7 van de EG Richtlijn 2003/88 biedt het
als voorwaarde gesteld dat het op vakantie gaan
recht op vakantie met behoud van loon, hetgeen er
niet aan herstel van de werknemer in de weg mag
klaarblijkelijk op duidt dat het genieten van vakan-
staan. Een bedrijfsarts kan dit beoordelen. Indien
tie er niet toe mag leiden dat aan de gebruikelijke
uit dat advies van de bedrijfsarts vervolgens blijkt
aanspraken op loon afbreuk wordt gedaan maar
dat aan het opnemen van vakantie geen bezwaren
dat deze blijven behouden, zodat de werknemer
zijn verbonden dan zal de werkgever dat verlof in
ook geen nadeel van het benutten van het recht op
de regel verlenen. Wanneer de vakantie wel na-
vakantie ondervindt. Het behoud van het recht op
delig is voor het herstel wordt het verlof vaak niet
doorbetalen van het loon bij ziekte lijkt daarvoor
verleend en kan dit ook leiden tot het vervallen van
voldoende te zijn. Indien dat anders zou zijn, zou
de aanspraak van de werknemer op recht op loon
ook voor de vangnetters die een Ziektewetuitke-
bij ziekte op grond van artikel 7:629 BW lid 3 b.
ring ontvangen een ander uitkeringsregime moe-
Omdat van een expliciete aanspraak tijdens ziekte
ten worden ingevoerd.
op verlof te gaan geen sprake is en de invulling vaak aan werkgever en werknemer wordt overgelaten, komen er wel praktijken maar ook regelin-
3.5.
Is aanpassing van Nederlandse vakantiewetgeving geboden?
gen voor die zich met de aanspraak uit de richtlijn
Met deze stand van zaken doet de vraag zich voor
en met Nederlandse regelgeving niet verdragen.
of aanpassing van de Nederlandse vakantiewet-
Omdat het door werkgevers nog wel eens onge-
geving geboden is. Op basis van het voorgaande
rechtvaardigd wordt geacht dat werknemers wel
kan worden vastgesteld dat de Nederlandse re-
op vakantie gaan maar er geen dagen worden af-
gelgeving niet helemaal binnen de door het Hof
geboekt, wordt er in de praktijk nog wel eens toe-
gezette kaders past. Daarover kan het volgende
vlucht genomen tot een hersteldmelding tijdens de
worden geconcludeerd:
vakantie, gedurende welke periode het afboeken
- Voor werknemers die niet langdurig ziek zijn, le-
van vakantiedagen alsnog mogelijk is. Uiteraard
vert de regelgeving geen problemen op omdat
past dit niet binnen het wettelijke kader, dat be-
zij op gelijke wijze verlof kunnen opbouwen.
oogt met de beperkte mogelijkheid tot het aan-
- Voor langdurig (meer dan een half jaar) zieke
merken van ziektedagen als vakantiedagen een
werknemers is er geen gelijke opbouw van va-
verlofopbouw voor na het herstel te waarborgen.
kantiedagen gewaarborgd. De werknemer die
De Nederlandse regelgeving zou dus wel aan de
gedeeltelijk hervat heeft voorts te maken met
richtlijn voldoen wanneer werknemers gedurende
een (nog) beperkte(re) opbouw van de verlofaan-
een periode van ziekteverlof daadwerkelijk in staat
spraak, die hij naar mate hij in verdergaande
gesteld worden vakantie op te nemen en dit is ook
mate in staat is zijn arbeidspotentieel te benut-
- indien werkgevers claims zouden willen voorko-
ten, niet voor een langere jaarlijkse vakantie zal
men - alleszins aan te raden. Niet alleen biedt dit
kunnen aanwenden. Ook op die manier kan met
de werknemer de mogelijkheid uit te rusten maar
deze beperkte opbouw van een schending van
ook voor werkgevers zal dit veel goedkoper zijn
de norm uit de richtlijn sprake zijn.
dan een verlofaanspraak op enig moment te moe20
- Bij langdurig zieke werknemers die niettegen-
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
staande hun ziekte feitelijke gewoon vier weken
vraag is ook tot in hoeverre de regeling ter zake
per jaar op vakantie kunnen gaan, is er geen
van het (beperkt) op- en afbouwen van verlof van
sprake van een schending van de waarborg uit
zieke werknemers nog past met de manier waarop
de richtlijn.
zieke werknemers als gevolg van de steeds toe-
- Ten slotte levert de Nederlandse regelgeving ook
nemende re-integratieverplichtingen gedeeltelijk
problemen op voor de werknemer die weliswaar
aan het arbeidproces deelnemen. Zowel werk-
strikt genomen in de gelegenheid is vakantie op
gevers als werknemers vinden de uitkomst van
te nemen maar daar vanwege zijn ziekte niet van
de bestaande regelgeving niet passend. Onge-
kan genieten. Indien immers de ziekte daadwer-
rechtvaardigd wordt geacht dat werknemers die
kelijk aan het kunnen genieten van vakantie in de
tijdens ziekte maar gedeeltelijk werken maar een
weg staat, zal ingevolge de uitspraak van het Hof
beperkte aanspraak opbouwen.14 Daarnaast wordt
van Justitie toch van het behoud van een vol-
het voor werkgevers ongerechtvaardigd geacht
ledige aanspraak dienen te worden uitgegaan.
dat men geen vakantiedagen kan afboeken indien
Werknemers die voor het opnemen van vakantie
een werknemer weliswaar arbeidsongeschikt maar
te ziek zijn, kunnen met de door Berkhout aan-
niet zodanig ziek is dat de werknemer niet op va-
geduide richtlijnconforme interpretatie aanzien-
kantie zou kunnen gaan.15 Bijvoorbeeld wordt door
lijke verlofaanspraken opbouwen die na herstel
Vegter en Willems aangevoerd dat het niet kunnen
alsnog kunnen worden opgenomen of bij beëin-
afboeken van vakantiedagen in sommige omstan-
diging van het dienstverband met een financiële
digheden niet gerechtvaardigd is. Als voorbeeld
vergoeding worden gecompenseerd. Verwacht
wordt genoemd de situatie van een typiste die
mag worden dat er slechts een beperkte groep
met twee verstuikte vingers niet kan werken maar
werknemers als zodanig ernstig ziek kan worden
evengoed van vakantie zou kunnen genieten. In
aangemerkt dat van een daadwerkelijk kunnen
dergelijke situaties zouden werknemers vanuit het
genieten van vakantie geen sprake meer is.
perspectief van goed werknemersschap bereidwillig moeten zijn instemming te verlenen aan het
Dit alles maakt dat het wijzigen van de Neder-
aanmerken van ziektedagen als vakantiedagen.16
landse wetgeving inderdaad is geboden, omdat
Indien men deze overwegingen in beschouwing
de vraag of daaraan voldaan wordt niet op een
neemt dan lijkt het de meest praktische oplos-
duidelijke wijze is geregeld. Zojuist is aangevoerd
sing te zijn de bijzondere regelingen ter zake van
dat het recht voor de zieke werknemer betaald
de opbouw en het opnemen van vakantiedagen
verlof te genieten gebaseerd kan worden op een
voor zieke grotendeels te laten vervallen zodat
richtlijnconforme uitleg van het bepaalde in artikel
zieke werknemers op vrijwel gelijke voorwaarden
7:638 BW. Een verplichting tot richtlijnconforme
op vakantie kunnen gaan. Daarmee wordt het
toepassing is er voor een werkgever alleen niet
best voldaan aan het beschermingsoogmerk van
en het is onaannemelijk dat een werknemer zich
de aanspraak uit de richtlijn, die er toe strekt dat
in het debat met een werkgever daarop zal be-
zieke werknemers een gelijke aanspraak op jaar-
roepen. Het kan dus wel degelijk voorkomen dat
lijkse vakantie hebben en daadwerkelijk in staat
zieke werknemers én onvoldoende vakantiedagen
gesteld worden jaarlijkse vakantie te genieten. In
opbouwen én niet daadwerkelijk in staat worden
het Burgerlijk Wetboek kan men dit vastleggen
gesteld op vakantie te gaan.
door de beperkte opbouw uit het bepaalde in arti-
Niet alleen de uitspraak van het Hof van Justitie
kel 7: 635 BW te schrappen, waardoor de werkge-
maakt het noodzakelijk te streven naar het bieden
ver de zieke werknemer conform het bepaalde in
van een adequate waarborg ter zake van het recht
artikel 7:638 jo 7:634 BW op gelijke wijze als niet
op jaarlijkse vakantie voor zieke werknemers. De
zieke werknemers vakantie kan verlenen. De voor21
HET RECHT VAN DE ZIEKE WERKNEMER OP JAARLIJKSE BETAALDE VAKANTIE
waarde dat vakantie niet aan het herstel in de weg
EG, 18 maart 2004, zaak C-342/01, Jur. I-2605 en HvJ
mag staan, kan vanwege de weigeringgrond voor
EG, 16 maart 2006, zaak C-131/04, Jur I-2531.
het recht op loon uit hoofde van artikel 7:629 lid 3
5
HvJ EG, 18 maart 2004, zaak C-342/01, Jur. I-2605
BW worden gesteld, na afloop van de vakantie.
6
HvJ EG 16 maart 2006, zaak C-131/04, Jur I-2531.
Met deze gelijke opbouw en het recht op het
7
Persbericht van de Politiebond van 20 februari 2009,
opnemen van verlof is voor het beperken van mogelijkheden ziektedagen als vakantiedagen
www.politiebond.nl 8
aan te merken ingevolge het bepaalde in artikel
Zie D.F. Berkhout, Tijdschrift arbeidsrechtpraktijk, 2009, p. 107-112.
7:636 lid 1 ook geen aanleiding meer. Met name
9
deze aanpassing zal het gevaar van het ontstaan
10 Zie Berkhout 2009, p, 107-112.
van stuwmeren al aanmerkelijk indammen. Wel zal
11 Zoe M.M.Olbers, Mislukte flexibilisering van de vakan-
van belang blijven te waarborgen dat werknemers
Zie Kamerstukken I, 1999-2000, 26 079, nr. 176, p. 10
tiewetgeving, SMA, 2001, p. 5-13.
die door ziekte niet in staat zijn van vakantie te
12 Zie ook Vegter 2002, p. 28.
genieten, hun aanspraak op verlof behouden. In
13 Zie Berkhout 2009, p. 108.
artikel 7:637 lid 2 is dit geregeld doordat daarin
14 Berkhout 2009, p. 108 .
wordt bepaald dat dagen of gedeelten van dagen
15 Zie bijvoorbeeld Berkhout 2009, p. 110 en Vegter 2002,
waarop de werknemer tijdens een vastgestelde vakantie ziek is, niet als vakantie kunnen worden aangemerkt en dus op een later moment nog kunnen worden opgenomen. In het licht van de Europese richtlijn dient deze bepaling te worden gehandhaafd. Daarbij kan echter wel tot uitgangspunt worden genomen dat ziek in de zin van artikel 7:637 lid 2 BW kan worden uitgelegd als ziek zodanig dat de werknemer niet meer van de jaarlijkse betaalde vakantie kan genieten en behoeft niet van ziek in de zin van arbeidsongeschikt voor het werk te worden uitgegaan. Er is inderdaad weinig aanleiding te veronderstellen dat een typiste die tijdens de vakantie twee vingers kneust, niet in staat zal zijn van een vakantie te genieten. Deze typiste behoeft dan ook deze arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie niet alsnog met een stuwmeer verlofdagen beloond te zien. 1
HvJ EG, 20 januari 2009, zaak C 350/06 en C520/06, JAR 2009 en Richtlijn 2003/88 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, PB L299, p. 9 e.v..
2
Zie conclusie van de Advocaat Generaal van 24 januari 2008 in de zaak C-350/06
3
Zie conclusie van de Advocaat Generaal in de zaak C520/06 van 24 januari 2008.
4
22
HvJ EG, 26 juni 2001, zaak C-173/99 Jur. I-4881, HvJ
p. 27-31. 16 Zie Vegter 2002, p. 27- 31.
Voor Loe “Er zit een hele mooie dame voor je in de wachtkamer”. Zo heeft een secretaresse nog nooit een nieuwe klant geïntroduceerd en meer dan benieuwd loop ik naar beneden. Mijn verwachting wordt bepaald niet teleurgesteld. Nou ja, dat is wel een erg oubollige manier om te zeggen dat er een fantastisch mooie vrouw zit te wachten. Ze is niet alleen mooi, maar ook intelligent. Ze formuleert haar zinnen trefzeker en binnen vijf minuten weet ik al dat er van haar collega’s maar weinig deugt en dat haar baas een grote oplichter is die zijn handen niet thuis kan houden. Ze wordt ook nog eens gepest vanwege het feit dat ze ongehuwd moeder is, wat in haar cultuur not done is. Na een uitvoerige schets van een werkomgeving waar zij in wezen de boel draaiend houdt ondanks de non-valeurs waarmee ze zich omringd weet, komt de aap uit de mouw. Haar ontslag op staande voet. Ze heeft tijdens een werkbespreking een collega een draai om haar oren gegeven en aan haar haren getrokken. De stress van het continu gepest worden moest er kennelijk even uit, zo formuleer ik in gedachten al mijn pleidooi. In haar mooie handen moet behoorlijk wat kracht zitten. Die collega heeft aangifte gedaan wegens mishandeling en uit een doktersverklaring blijkt dat de mep haar een hersenschudding heeft bezorgd. Maar daar hoef ik verder gelukkig niets mee: “Die zaak ligt bij mijn vaste strafrechtadvocaat”. 24 jaar jong en mooi en slim en een vaste strafrechtadvocaat hebben, dan is er ergens iets goed mis gegaan, bedenk ik me. Ik laat haar uit en zelfverzekerd loopt ze over de gracht naar haar auto, zich bewust van het feit dat haar tweede advocaat in de deuropening staat te treuzelen. Je ziet haar denken: die gaat óók voor mij knokken. Ze heeft gelijk. Wat is dit toch een mooi vak! André 23
Discriminatie mag als het maar tijdelijk is
Martijn Vaessen
Centrale Raad van Beroep, 22 april 2009 In zijn uitspraak van 22 april 2009 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat bij de terugwerking van het overgangsrecht inzake het aangepaste Schattingsbesluit tot 22 februari 2007 voor arbeidsongeschikten in de leeftijdscategorie 45 tot 50 jaar (LJN: BH0312) geen sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling in de zin van artikel 14 EVRM en artikel 26 IVBPR. De tijdelijke ongelijke behandeling is volgens de Centrale Raad van Beroep objectief gerechtvaardigd. De vraag is of deze zaak bij het EHRM enige kans van slagen zou hebben. In dat licht heb ik ook bekeken wat het betekent als daarbij (ook) een beroep wordt gedaan op de in artikel 1 eerste Protocol van het EVRM vastgelegde bescherming van het eigendomsrecht. In de zaak Stec/Verenigde Koninkrijk, EHRM 6 juli 2005, EHRC 2005/98 heeft het EHRM immers bepaald dat hoewel het EVRM een Staat niet kan verplichten tot het instellen van een bepaalde uitkering of sociale voordelen, een Staat die ervoor kiest om een uitkering in te stellen of een sociaal voordeel toe te kennen bij die de toekenning wel voldaan moet worden aan alle verplichtingen die uit het EVRM voortvloeien.
24
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
Het ging in deze zaak om een in 1959 (kennelijk
digen. Bij de implementatie van maatregelen op
is niet duidelijk of hij na 1 juli 1959 is geboren)
sociaal en economisch gebied hebben verdrags-
geboren werknemer die sedert 19 augustus 2002
staten evenwel een ruime beleidsvrijheid. Deze
een WAO-uitkering ontving naar mate van een
beleidsvrijheid op sociaal-economisch gebied
arbeidsongeschiktheidspercentage van 25-35. In
heeft noodzakelijkerwijze tot gevolg dat zowel bij
2005 werd hij in het kader van de aSb-cohortbe-
de toetsing van de gerechtvaardigdheid van de
oordeling, door het UWV opgeroepen voor een
door een staat in zijn stelsel van sociale zekerheid
herbeoordeling. Uitkomst van deze herbeoorde-
nagestreefde doelstellingen van sociaal beleid
ling was dat bij besluit van 24 november 2005 zijn
als bij de toetsing van de proportionaliteit van de
WAO-uitkering met ingang van 25 januari 2006
hiertoe aangewende middelen terughoudendheid
werd ingetrokken, omdat hij minder dan 15% ar-
wordt betracht, voor zover in de sociale wetgeving
beidsongeschikt werd geacht. Aan zijn medische
gemaakte onderscheidingen tenminste niet raken
situatie was sedert 2002 niets veranderd.
aan de in artikel 14 van het EVRM expliciet genoemde, dan wel in de jurisprudentie als verdacht
Door zijn gemachtigde was o.m. aangevoerd dat
aangemerkte criteria.
door aan de herbeoordeling in 2005 het aangepaste Schattingsbesluit in plaats van het oude
… Bij de invoering van het aangepaste Schattings-
Schattingsbesluit ten grondslag te leggen, een
besluit heeft de wetgever, evenals bij eerdere wij-
ongeoorloofd onderscheid werd gemaakt binnen
zigingen in de arbeidsongeschiktheidswetgeving,
de groep van de verzekerden in de leeftijdscate-
kennelijk beoogd dat de aanspraken van oudere
gorie 45-50 jarigen, namelijk tussen hen die voor
uitkeringsgerechtigden geheel worden ontzien en
22 februari 2007 al waren herbeoordeeld aan de
dat de aanspraken van jongere uitkeringsgerech-
hand van het aangepaste Schattingsbesluit en zij
tigden met inachtneming van enige uitloopter-
die dat nog niet waren. Hij deed hierbij een beroep
mijn worden gelijkgetrokken met de aanspraken
op artikel 26 IVBPR en artikel 14 EVRM.
van diegenen die op en na 1 oktober 2004 in aanmerking komen voor een arbeidsongeschikt-
De Centrale Raad van Beroep kwam tot het oor-
heidsuitkering. Door de oudere uitkeringsgerech-
deel dat dit beroep niet slaagde. Hij overwoog
tigden deels geheel te ontzien (betrokkenen van
daartoe als volgt:
aanvankelijk 55 jaar en ouder, later gewijzigd naar 50 respectievelijk 45 jaar en ouder) en deels langs
“Ten aanzien van de gestelde ongerechtvaardigde
geleidelijke weg onder het nieuwe uitkeringsrecht
ongelijke behandeling stelt de Raad voorop dat
te brengen (betrokkenen jonger dan 55 jaar, later
ingevolge vaste rechtspraak een verschil in be-
gewijzigd naar 50 en daarna naar 45 jaar), beoogt
handeling voor de toepassing van – onder meer
de wetgever kennelijk de juiste verhouding tussen
– artikel 14 van het EVRM discriminerend is als het
de beginselen van rechtszekerheid en rechtsge-
gemaakte onderscheid niet objectief gerechtvaar-
lijkheid zo goed mogelijk te benaderen, waarbij
digd is, dat wil zeggen als met het onderscheid
noodzakelijkerwijs aan beide beginselen conces-
geen gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd of
sies worden gedaan. Uit die keuze vloeit voort dat
als de gehanteerde middelen niet in een redelijke
personen van verschillende leeftijd verschillend
proportionaliteitsrelatie staan tot het nagestreefde
worden behandeld waarbij ook nog geldt dat som-
doel. De verdragsstaten beschikken over een ze-
mige leeftijdsgrenzen als enigszins arbitrair aange-
kere beoordelingsmarge bij de vaststelling of en in
merkt kunnen worden.
welke mate verschillen in overigens gelijksoortige situaties een verschil in behandeling rechtvaar25
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
De Raad heeft al eerder geoordeeld dat het hante-
De Raad stelt vast dat dit verschil in behandeling
ren van soortgelijke leeftijdsgrenzen bij wijzigingen
met name het gevolg is geweest van het feit dat
in de arbeidsongeschiktheidswetgeving berust op
niet iedereen die daarvoor in aanmerking kwam
objectieve en redelijke gronden (CRvB 5 juni 2001,
op hetzelfde tijdstip beoordeeld kon worden in het
LJN AB3231). Daarbij wijst de Raad er nog op dat
kader van de eenmalige herbeoordelingsoperatie.
de keuze van de in acht te nemen leeftijdsgrenzen
Ook zonder wijziging van de leeftijdsgrens zou
aangemerkt moet worden als een maatregel op
derhalve sprake zijn geweest van een verschil in
sociaal en economisch gebied als hiervoor be-
behandeling ten aanzien van het tijdstip waarop de
doeld, waarbij de wetgever in beginsel een ruime
herbeoordeling zou plaatsvinden en dit zou effect
mate van beleidsvrijheid toekomt…
kunnen hebben op de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Uitsluitend als gevolg van de wijziging van
Met betrekking tot het deel van appellants stelling
de leeftijdsgrens naar 45 jaar is een nader verschil
bedoeld in 3.2, onder (b), en uitgaande van de juist-
in behandeling ontstaan binnen de leeftijdscohort
heid van appellants uitgangspunt dat verzekerden
van appellant tussen personen die wel en die nog
uit zijn leeftijdscategorie op en na 22 februari 2007
niet waren beoordeeld vóór 22 februari 2007. Dit
uitsluitend zijn herkeurd volgens het oude Schat-
verschil in behandeling heeft uitsluitend betrek-
tingsbesluit stelt de Raad het volgende vast. Bin-
king op het tijdvak gelegen vóór 22 februari 2007,
nen de groep van personen die op 1 juli 2004 45
vanaf die datum zijn beide groepen immers – deels
jaar of ouder waren, diende de arbeidsongeschikt-
met terugwerkende kracht – (weer) beoordeeld op
heid van hen die een WAO-uitkering ontvingen en
grond van het oude Schattingsbesluit. Nu sprake is
die op of na 1 juli 1956 zijn geboren, zoals appel-
enerzijds van een strikt tijdelijk verschil in behande-
lant, behoudens hier niet ter zake doende geval-
ling als gevolg van logistieke en organisatorische
len, ingevolge artikel 34, vierde lid, van de WAO, in
omstandigheden en anderzijds van een verschil
verbinding met artikel 1 van het Besluit eenmalige
in behandeling voortvloeiend uit een gewijzigd
herbeoordelingen arbeidsongeschiktheidswetten,
inzicht van de wetgever binnen de hem toeko-
volgens het aangepaste Schattingsbesluit te wor-
mende – hiervoor vermelde – ruime beleidsvrijheid
den herbeoordeeld in de periode van 1 oktober
ten aanzien van de keuze van de te hanteren leef-
2004 tot en met 31 december 2006. De arbeidson-
tijdsgrens, is de Raad van oordeel dat niet staande
geschiktheid van appellant is ook in deze, volgens
gehouden kan worden dat deze tijdelijke ongelijke
geboortecohort bepaalde, periode herbeoordeeld.
behandeling niet objectief gerechtvaardigd is. Ook
Ten gevolge van de wijziging van artikel 12a van
in zoverre slaagt het beroep op ongerechtvaar-
het aangepaste Schattingsbesluit wordt de facto
digde ongelijke behandeling dus niet.”
onderscheid gemaakt tussen degenen in het desbetreffende cohort wier arbeidsongeschiktheid is beoordeeld vóór 22 februari 2007 en degenen wier
Het aangepaste Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheid is bezien op of na deze datum. Degenen van het betreffende leeftijdscohort
In het Schattingsbesluit zijn regels vastgelegd aan
wier arbeidsongeschiktheid op of na 22 februari
de hand waarvan het arbeidsongeschiktheidper-
2007 is beoordeeld zagen zich niet geconfronteerd
centage wordt bepaald. Sinds 1 oktober 2004
met een zekere periode gedurende welke de ar-
geldt het zogenaamde aangepaste Schattings-
beidsongeschiktheid bepaald is geweest aan de
besluit (besluit van 18 augustus 2004, Stb. 2004.
hand van het aangepaste Schattingsbesluit. Zij die
434 en gewijzigd bij besluit van 20 april 2005, Stb.
voor 22 februari 2007 zijn gekeurd, zagen zich wel
2005, 219). Deze wijziging heeft geleid tot een
met een dergelijke periode geconfronteerd.
eenmalige collectieve herbeoordelingsoperatie,
26
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
de zogenaamde aSb-cohort beoordelingen. Een
22 februari 2007. Deze wijziging is een uitvloeisel
van de belangrijkste wijzigingen in het aangepaste
van de afspraak in het regeerakkoord van het kabi-
Schattingsbesluit is dat het aantal arbeidsplaatsen
net Balkende IV om de leeftijdsgrens van degenen
dat aan een Schatting ten grondslag mag worden
die van de eenmalige herbeoordelingsoperatie op
gelegd drastisch is verlaagd: van 30 naar 9. Met
basis van het aangepaste Schattingsbesluit wor-
als overall resultaat dat voor de meeste WAO-ers
den vrijgesteld te verlagen van 50 naar 45 jaar.
makkelijker functies met een hogere restverdiencapaciteit geduid konden worden en dienten-
In artikel 34, vierde lid, van de WAO is – voor zover
gevolge hun arbeidsongeschiktheidspercentage
hier van belang - bepaald dat onverminderd het in
lager werd. Deze herbeoordelingsoperatie heeft
deze wet terzake van de herziening of intrekking
geleid tot verlaging of intrekking van een groot
van de arbeidsongeschiktheidswetten bepaalde,
aantal WAO-uitkeringen.
ten aanzien van personen die na 1 juli 1954 zijn geboren, op een bij of krachtens algemene maat-
Aanvankelijk was In het aangepaste Schattings-
regel van bestuur bepaald tijdstip door het UWV
besluit bepaald dat dit besluit niet geldt voor
wordt bezien of er in verband met wijziging van
arbeidsongeschikten die recht hebben op een
de mate van arbeidsongeschiktheid gronden zijn
WAO-uitkering met een ingangsdatum voor het
voor herziening of intrekking van de arbeidsonge-
besluit en die geboren zijn voor of op 1 juli 1949.
schiktheidsuitkering. Het tijdstip kan voor verschil-
Op hen bleef het oude – en dus meestal gunsti-
lende groepen van personen verschillend worden
gere – Schattingsbesluit van toepassing. Volgens
vastgesteld. In het Besluit eenmalige herbeoorde-
de nota van toelichting is deze uitzondering ge-
lingen arbeidsongeschiktheidswetten vastgesteld
maakt in verband met de wens om deze groep ar-
in welke periode een verzekerde herbeoordeeld
beidsongeschikten te ontzien in verband met hun
moet worden. Uitgangspunt bij de gehanteerde
leeftijd en arbeidsmarktkansen. Nadien is bij Wet
volgorde van herbeoordelen is de leeftijd van ver-
van 1 december 2005, houdende wijziging van de
zekerde, waarbij de jongst verzekerden als eerste
arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de
dienden te worden opgeroepen door het UWV.
verlaging van de leeftijdsgrens voor de eenmalige herbeoordelingen (Stb. 2005, 624), met terugwer-
In artikel 34, vijfde, van de WAO, zoals deze be-
kende kracht tot en met 1 oktober 2004, de maxi-
paling (in gevolge de Wet van 20 december 2007,
mumleeftijdsgrens die bij de herbeoordelingsope-
Stb. 2007, 567) luidt met ingang van 22 februari
ratie worden betrokken met 5 jaar verlaagd, zodat
2007, is bepaald dat ten aanzien van personen die
arbeidsongeschikten geboren in de periode vanaf
na 1 juli 1954 maar voor 2 juli 1959 zijn geboren en
2 juli 1949 tot 1 juli 1954, ook zijn uitgezonderd
die op grond van het vierde lid zijn herbeoordeeld,
van de eenmalige herbeoordeling.
door het UWV wordt bezien of er per 22 februari 2007 in verband met een wijziging van de mate
Bij besluit van 29 augustus 2007, houdende wijzi-
van arbeidsongeschiktheid gronden zijn voor her-
ging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschikt-
ziening, heropening of intrekking van de arbeids-
heidswetten in verband met de verlaging van de
ongeschiktheidsuitkering.
leeftijdsgrens voor de toepasselijkheid van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschikt-
Al met al hebben deze wijzigingen in het Schat-
heidswetten (Stb. 2007, 324), is vervolgens be-
tingsbesluit tot resultaat gehad dat er binnen de
paald dat in artikel 12a, eerste en tweede lid, van
leeftijdscohort 45 tot 50 jarigen een groep uitke-
het aangepaste Schattingsbesluit de leeftijdsgrens
ringsgerechtigen bestaat die voor 22 februari 2007
van 1 juli 1954 wordt verlegd naar 1 juli 1959, per
aan de hand van het aangepaste Schattingsbesluit 27
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
is beoordeeld en dientengevolge geconfronteerd
wel de kanttekening bij dat de bescherming die
is met een verlaging of intrekking van de WAO-
artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM de uitke-
uitkering en uitkeringsgerechtigden die op dat
ringsgerechtigden biedt beperkt is, in die zin dat
moment nog niet op basis van het aangepaste
het EHRM de Verdragspartijen nagenoeg geheel
Schattingsbesluit waren beoordeeld en dat ook
vrij laat bij de inrichting van hun stelsel van sociale
niet meer zullen worden.
verzekeringen.
Artikel 1 Eerste Protocol EVRM
De belangrijkste voorwaarde waaraan voldaan moet worden is dat de inbreuk enkel bij wet mag plaats-
Het recht op eigendom wordt beschermd door
vinden. Verder dient de inbreuk een ‘fair balance’
artikel 1 Eerste protocol EVRM.
op te leveren tussen hetgeen het algemene belang vraagt en de fundamentele rechten van het individu.
Artikel 1 Eerste Protocol EVRM luidt:
Er moet sprake zijn van proportionaliteit tussen het
“1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht
beoogde doel en de gebruikte middelen.
op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontno-
Wat betekent dit nu voor deze kwestie?
men behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de
Er zal geen discussie zijn over de vraag of intrek-
algemene beginselen van internationaal recht.
king van een WAO-uitkering op grond van het
2. De voorgaande bepalingen tasten echter op
gewijzigde Schattingsbesluit onder het bereik
geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat
van artikel 1 Eerste Protocol EVRM valt en of dit
heeft om die wetten toe te passen, die hij nood-
een inbreuk op het eigendomsrecht betekent. De
zakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom
Centrale Raad van Beroep heeft dit ook al gecon-
te reguleren in overeenstemming met het alge-
cludeerd in zijn uitspraak van 10 juli 2008 (LJN:
meen belang of om de betaling van belastingen
BD8561).
of andere heffingen of boeten te verzekeren.” De vraag die vervolgens beantwoord moet worden Allereerst is van belang te realiseren dat het begrip
is of deze inbreuk bij wet is voorzien. En nu deze
eigendom in artikel 1 Eerste Protocol EVRM een
inbreuk zijn grondslag vindt in een wet in formele
eigen, ruime, betekenis heeft. Artikel 1 EP ziet niet
zin, te weten artikel 34, vijfde lid, van de WAO en
namelijk niet alleen op ‘existing possessions’ maar
artikel 12a van het aangepaste Schattingsbesluit,
kan ook worden ter bescherming van ‘legitimate
dat een algemeen verbindend voorschrift is dat
expectations’ worden ingeroepen. Daarbij moet
zijn grondslag vindt in de wet in formele zin, name-
gedacht worden aan vorderingsrechten waarvan
lijk artikel 18 WAO, kan worden gesteld dat deze
redelijkerwijs verwacht kan worden dat zij tot het
inbreuk bij wet is voorzien.
vermogen van iemand behoren. De enkele verwachting een eigendom te verkrijgen is daartoe
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de eigen-
echter onvoldoende. Een toegekende uitkering
domsontneming een legitieme doelstelling heeft in
valt volgens de vaste rechtspraak van het EHRM
het algemeen belang en ten slotte of er een be-
onder ‘existing possessions’. En dat betekent dat
hoorlijk evenwicht is behouden tussen de eisen
een beëindiging of wijziging van dit recht moet vol-
van het algemeen belang van de samenleving
doen aan de voorwaarden van artikel 1 eerste Pro-
en de bescherming van de fundamentele rechten
tocol. Zie bijvoorbeeld: EHRM 4 december 2008:
van het individu, de proportionaliteitstoets. En in
Reveliotis vs Griekenland. Hierbij past overigens
dat licht zal tevens moeten beoordeeld of er geen
28
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
strijd is met een algemeen beginsel van internatio-
lijk evenwicht heeft behouden tussen de eisen van
naal recht, zoals het gelijkheidsbeginsel van artikel
het algemeen belang van de samenleving en de
14 EVRM.
bescherming van de fundamentele rechten van het individu. Het daarbij gemaakte onderscheid in
Bij de beoordeling van de vraag of deze inbreuk
leeftijd, ouderen blijven vallen onder het gunstiger
de proportionaliteitstoets kan doorstaan is van
oude Schattingsbesluit, is o.m. vanuit het oogpunt
belang wat de overwegingen van de wetgever
van arbeidsmarktperspectief objectief gerecht-
waren bij de invoering en de wijzigingen van het
vaardigd te noemen. Tot zover is de uitspraak van
aangepaste Schattingsbesluit.
de Centrale Raad van Beroep ook nog te volgen.
Bij de invoering van het aangepaste Schattingsbe-
Echter, in het coalitieakkoord van het nieuwe
sluit heeft de wetgever een tweetal overwegingen
kabinet hebben de partijen geconcludeerd dat
genoemd: 1) het verleggen van de nadruk in de
WAO-ers die op de peildatum van 1 juli 2004 tus-
arbeidsongeschiktheidswetgeving van arbeids-
sen de 45 en 50 jaar waren eveneens op basis van
ongeschiktheid naar arbeidsgeschiktheid; het
het oude Schattingsbesluit dienden te worden
stimuleren van mensen om weer aan het werk te
beoordeeld, aangezien ook voor hen de kansen
gaan daar waar er voor hen daadwerkelijk mo-
op de arbeidsmarkt geringer bleken te zijn dan
gelijkheden zijn en 2) de kosten van de arbeids-
ingeschat. Feitelijk heeft de wetgever hiermee
ongeschiktheidswetgeving beheersbaar houden
aangegeven dat deze groep vanaf 45 jaar en
door de lagere financiële lasten als gevolg van de
ouder onevenredig zwaar door het aangepaste
stelselwijziging.
Schattingsbesluit zou worden getroffen. Bij Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschikt-
Op grond hiervan kan op basis van de vaste juris-
heidswetten (Staatsblad 2007, nr. 567 Artikel IV
prudentie van het EHRM worden geconcludeerd
onderdeel B, artikel 34 lid 6) is dit gerepareerd.
dat een intrekking of verlaging van de WAO-uitke-
Daarbij is ervoor gekozen de reparatie terug laten
ring als gevolg van het gewijzigde Schattingsbe-
gaan tot 22 februari 2007. En zoals bekend levert
sluit een legitiem doel heeft in het algemeen be-
dat een onderscheid op binnen de groep 45-50
lang waarvoor de bescherming van het individueel
jarigen tussen hen die al voor 22 februari 2007 wa-
recht op eigendom moet wijken.
ren beoordeeld aan de hand van het aangepaste Schattingsbesluit en zij die dat nog niet waren en
Bij de wijziging van artikel 34 lid 4 WAO en het
ook niet meer zullen worden. Door dit onderscheid
Schattingsbesluit per 1 oktober 2004 heeft
de
is de WAO-uitkering van ongeveer eenderde van
wetgever er echter ook voor gekozen, oudere
de herbeoordeelden verlaagd of beëindigd (brief
werknemer (geboren voor 1 juli 1954) anders te
van 5 april 2007 van de minister van sociale zaken
behandelen dan de jongere werknemer (geboren
aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, kenmerk:
op of na 1 juli 1954). De reden hiervoor was de
SV/WV/07/12796).
geringere kans op de arbeidsmarkt van de oudere werknemer en het in de regel al langer ontvangen
Als redenen om de terugwerkende kracht slechts
van een WAO-uitkering.
tot 22 februari 2007 terug te laten werken en niet tot 1 oktober 2004, zijnde de datum van inwerking
Door die uitkeringsgerechtigden wiens kansen
treden van het aangepaste Schattingsbesluit, noemt
gezien hun leeftijd op de arbeidsmarkt gering zijn,
de wetgever:
van de getroffen maatregel uit te sluiten, kan ook
1. 22 februari 2007 is de datum van aantreden van
worden gesteld dat de wetgever ook een behoor-
het huidige kabinet 29
DISCRIMINATIE MAG, ALS HET MAAR TIJDELIJK IS
2. het kabinet wil voorkomen dat mensen die na
Dat het tijdelijke onderscheid het gevolg is van
herbeoordeling weer of meer zijn gaan werken
logistieke en organisatorische omstandigheden en
onnodig in een uitkering terugvallen.
mede daardoor gerechtvaardigd is, zoals de Centrale Raad van Beroep stelt, snijdt mijns inziens
En naar mijn oordeel leggen deze twee redenen
geen hout, omdat op grond van artikel 34, vijfde
in de belangafweging die plaats dient te vinden
lid van de WAO, het UWV iedereen geboren na 1
tussen het algemeen en het individueel belang,
juli 1954 maar voor 2 juli 1959 en die op grond van
onvoldoende gewicht in de schaal van het alge-
aangepaste Schattingsbesluit is herbeoordeeld,
meen belang dat hiervoor de bescherming van het
moet herbeoordelen aan de hand van het oude
fundamentele recht van het individu moet wijken.
Schattingsbesluit. Dit betekent dat al deze dos-
De datum van het aantreden van het nieuwe kabi-
siers opnieuw bekeken moeten worden. En of dat
net is daartoe te willekeurig.
nu moet met terugwerkende kracht tot 22 februari
En voor wat betreft de tweede reden, dat sinds de
2007 of tot 1 oktober 2004 zal logistiek en organi-
invoering van het aangepaste Schattingsbesluit,
satorisch niet uitmaken.
een deel van de herkeurde arbeidsongeschikten een nieuwe arbeidsbetrekking zijn aangegaan
Nu er mijns inziens op deze gronden al sprake
en zij door een eventuele verhoging of herope-
is van een niet toegestane inbreuk op het eigen-
ning van hun uitkering ‘terug zouden vallen’ in
domsrecht, is de vraag of er in dit concrete geval
een uitkering, geldt dat het regime van de WAO
sprake is van een onevenredig zware last (‘an
voldoende waarborgen biedt om een dergelijke
excessive and individual burden’) op het individu,
ongewenste situatie te voorkomen. Daarbij kan
niet meer relevant. Overigens zal deze vraag in het
onder meer gedacht worden aan toepassing van
Nederlands stelsel van Sociale zekerheid, waar
artikel 44 WAO.
altijd nog als sluitstuk een beroep kan worden gedaan op de WWB, niet snel bevestigend beant-
In dit kader is van groot belang dat deze inbreuk
woord worden.
op het eigendomsrecht een groep van verzekerden treft waarvan door de wetgever zelf is erkend
Ik ben dan ook van mening dat het voorleggen van
dat deze groep door die regelgeving, gezien hun
deze kwestie aan het EHRM zeker het overwegen
leeftijd en veelal langdurige arbeidsongeschikt-
waard is.
heidsuitkering en hun daardoor geringere kansen op de arbeidsmarkt onevenredig hard kan worden getroffen. Niet voor niets is alsnog besloten deze groep van deze regelgeving uit te sluiten. Door vervolgens deze onevenredig zware inbreuk op het eigendomsrecht voor een kleine groep van deze verzekerden tijdelijk te accepteren - voor sommigen zelfs gedurende een periode van bijna 2,5 jaar - worden zij gedurende die periode anders behandeld dan hun leeftijdsgenoten die nog niet waren beoordeeld op grond van die gewijzigde regelgeving. In die zin is dit onderscheid dan ook niet objectief gerechtvaardigd te noemen. En in dat licht zijn de twee door de wetgever genoemde redenen niet toereikend. 30
Zorgen over de
zorg
Rudi van der Stege
Wat is de positie van de ondernemingsraad bij instellingen in de zorg die in de problemen zitten. Moet de ondernemingsraad maar toekijken en aanvaarden dat het zo is zoals het is of is er een andere rol voor de ondernemingsraad weggelegd? Hierna wordt ingegaan op het instrumentarium waarvan ondernemingsraden zich in dergelijke situaties kunnen bedienen.
31
ZORGEN OVER DE ZORG
Problemen in de zorgsector
Rol voor de ondernemingsraad?
Het afgelopen jaar was er het nodige aan de hand
Is hier een rol weggelegd voor de ondernemings-
in een aantal zorginstellingen en werd hieraan ook
raad. De ondernemingsraad weet vaak als geen
ruime aandacht besteed in de media. Het begon
ander en vaak ook in een relatief vroegtijdig sta-
met de malaise in de IJsselmeerziekenhuizen
dium dat er zich de nodige problemen voordoen
waar een faillissement serieus dreigde. Staats-
binnen een instelling. Welke instrumenten heeft
steun bleek nodig. Wat te denken van Meavita,
de ondernemingsraad om hier, al dan niet met ge-
een grote landelijke thuiszorgorganisatie, waar-
bruikmaking van de WOR, invloed uit te oefenen?
voor onderdelen surseance van betaling moest worden aangevraagd. Stichting Philadelphia, een
Informatie
grote landelijke zorginstelling waar de continuiteit van de zorg gevaren liep. De soap in de zorg
De ondernemingsraad zal allereerst op de hoogte
kende kort geleden een, zonder enige twijfel voor-
moeten zijn van de zich voordoende omstandighe-
lopig, einde met het debacle bij het medisch en
den. Op basis van het in artikel 31 e.v. WOR opge-
zorgconcern Orbis. Hier staan 550 banen op de
nomen informatierecht zal de ondernemingsraad
tocht omdat de bouwkosten voor een ultramodern
om informatie kunnen verzoeken die hij voor de
ziekenhuis dubbel zoveel bedroegen als in eerste
goede vervulling van zijn taken nodig heeft. Hier
instantie werd gedacht.
gaat het bijvoorbeeld in ieder geval om de financiële positie van de instelling, de manier waarop
Over de oorzaken van de problemen in de zorgin-
de besluitvorming binnen de instelling vorm wordt
stellingen zijn de meningen verdeeld. Is sprake
gegeven en de wijze waarop de zorg gestalte
van een te ver doorgevoerde marktwerking binnen
krijgt. Wanneer de instelling zich al in ‘zwaar weer’
de zorg? Levert de verregaande schaalvergroting
bevindt zal de informatieverstrekking vaak niet op
meer problemen op dan zegeningen en leidt dit
de door de ondernemingsraad gewenste manier
tot de verschraling, een afnemende kwaliteit van
verlopen. Vaak zullen verzoeken van de onderne-
zorg en de aanslagen op de werkgelegenheid bin-
mingsraad worden afgedaan met als reden dat de
nen de sector? Of is het toch vooral een kwestie
ondernemingsraad deze informatie niet nodig heeft
van mismanagement door duur betaalde directies
voor de vervulling van zijn taken. Niets lijkt mij ech-
en een slecht toezicht door de toezichthoudende
ter minder waar. Onder omstandigheden kan de
organen die kennelijk weinig oog hebben voor de
door de ondernemingsraad verzochte informatie
core-business van de instelling? Grondige analy-
onder geheimhouding aan de ondernemingsraad
ses van de problematiek ontbreken tot op heden.
worden voorgelegd. Ontstaan er geschillen over de reikwijdte van de informatieverstrekking of over
De problemen binnen zorginstellingen leiden tot
de vraag of bepaalde informatie al dan niet onder
grote gevolgen voor personeel en cliënten. De
geheimhouding kan worden verstrekt, dan kan de
cliënten worden geconfronteerd met een ver-
ondernemingsraad deze geschillen, al dan niet in
schraling van de zorg. Het personeel weet zich
kort geding, voorleggen aan de rechter.
geconfronteerd met onzekerheden over de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden.
Overleg
Opvallend detail is dat binnen de zorgsector zo
Op grond van artikel 24 WOR zal de bestuur-
beetje alles onder druk staat, behalve de salaris-
der tenminste twee keer per jaar inzicht moeten
sen van de leden van de raden van bestuur.
verstrekken aan de ondernemingsraad over de
32
ZORGEN OVER DE ZORG
algehele gang van zaken binnen de instelling en
directie te bewegen om het beleid te wijzigen. Een
tevens moeten aangeven of er besluitvorming
ondernemer hoeft overigens een initiatievoorstel
valt te verwachten die advies-of instemmingsbe-
van zijn ondernemingsraad niet op te volgen. Hij
voegdheden oplevert voor de ondernemingsraad.
moet wel schriftelijk motiveren waarom hij het initi-
Tijdens dit overleg zullen normaal gesproken ook
atief niet overneemt.
de problemen aan de orde komen waarmee de instelling op dat moment wordt geconfronteerd.
Een ondernemingsraad kan, onder andere met het oog op een door hem te initiatief, een extern
Wat kan de ondernemingsraad nu met zijn ver-
deskundige in te schakelen, bij voorbeeld op het
moeden of wetenschap dat de instelling in de pro-
financieel-economisch of organisatorisch terrein.
blemen zit, al dan niet mede vanwege vermeend
De onderzoeken en adviezen van deze externe
falen op bestuurlijk niveau?
adviseur kan de ondernemingsraad, mede ten grondslag leggen aan zijn initiatiefvoorstel. De kos-
Het staat een ondernemingsraad vrij om een
ten voor een dergelijk onderzoek zullen normaal
overlegvergadering te initiëren, om de door hem
gesproken voor rekening komen van de onderne-
geconstateerde problematiek binnen de instelling,
mer. Indien sprake is van een onderzoeksrapport,
al dan niet op basis van hem verstrekte informatie,
waarin de vermoedens van de ondernemingsraad
met de bestuurder te bespreken. De bestuurder is
dat het beleid niet deugd wordt bevestigd, kan dit
verplicht om, indien de ondernemingsraad dit wil,
rapport natuurlijk ook dienen in besprekingen met
te overleggen over de door de ondernemingsraad
de hiervoor al genoemde derden.
op de agenda gezette onderwerpen, mits deze maar betrekking hebben op de instelling waarvoor
Advies
de ondernemingsraad is ingesteld. Het is mogelijk dat dergelijk overleg de ondernemingsraad
Wanneer zich een concreet voornemen voordoet
tevreden stelt en dat hij overtuigd raakt van de
in de instelling waarover op grond van artikel 25
noodzaak van de uitgezette koers. Het tegenover-
WOR advies moet worden gevraagd, is er voor
gestelde behoort ook tot de mogelijkheden.
de ondernemingsraad de mogelijkheid om zich over de concreet hem voorgelegde voornemens
De ondernemingsraad zal in contact kunnen tre-
uit te spreken in zijn advies. Vaak zal een dergelijk
den met derden buiten de onderneming, bijvoor-
concreet voornemen te plaatsen zijn binnen de
beeld de betrokken vakbonden, de financiers van
context van het algemeen gevoerde beleid, waar-
de instellingen of de politiek, om hiermee druk uit
over de ondernemingsraad nu juist grote twijfels
te oefenen op het bestuur van de instelling om het
heeft. Bij zijn advisering kan de ondernemingsraad
beleid te wijzigen.
zijn twijfels en/of bezwaren tegen het gevoerde beleid, meenemen en uiteindelijk mede op basis
Initiatieven
hiervan negatief adviseren. Het door een instelling vervolgens te nemen besluit kan vervolgens wor-
In artikel 23 WOR staat het initiatiefrecht van
den voorgelegd aan de ondernemingskamer van
de ondernemingsraad verwoord. Een onderne-
het Gerechtshof te Amsterdam. Dit college zal be-
mingsraad kan over onderwerpen die betrekking
oordelen of de ondernemer na afweging van alle
hebben op de instelling overgaan tot het indienen
betrokken belangen in alle redelijkheid tot het ge-
van een initiatiefvoorstel. Een ondernemingsraad
wraakte besluit kon komen. Wanneer de onderne-
die meent dat het gevoerde beleid slecht is voor
mingskamer oordeelt dat het voorgelegde besluit
de instelling kan proberen om op deze manier de
niet door de beugel kan, zal dit (moeten) leiden tot 33
ZORGEN OVER DE ZORG
andere besluiten, die mogelijk meer in de richting
Er kan dus zeker een rol weggelegd zijn voor de
komen van de wensen van de ondernemingsraad
ondernemingsraad binnen zorginstellingen waarin
In deze procedure waarin één concreet genomen
sprake is van rampen, respectievelijk dreigende
besluit centraal staat, zal echter normaal gespro-
rampen. Ook al met de WOR in de hand hoeven
ken het algehele gevoerde beleid niet ter discussie
ondernemingsraden in de zorgsector bij drama’s
komen te staan. Het nadeel van het adviesrecht is
zoals deze zich in het nabije verleden voordeden
dat de ondernemingsraad in de afwachtende posi-
binnen een aantal instellingen, niet stil te zitten.
tie verkeert. Hij moet maar afwachten tot hem om advies wordt gevraagd.
Enquêterecht
Derden
Een instrument dat de ondernemingsraad tot op heden niet heeft is het recht van enquête.
Ondernemingraden kunnen natuurlijk ook contact
Het enquêterecht staat opgenomen in het Bur-
opnemen met derden van buiten de instelling.
gerlijk Wetboek en geeft aan een aantal in de
Denk maar aan de vakbonden. Deze hebben vaak
Wet genoemde partijen de mogelijkheid om de
een positie binnen de onderneming die hen een,
ondernemingskamer van het Gerechtshof te Am-
zeker indien er werkgelegenheid of een aantasting
sterdam (ondernemingskamer) te verzoeken om
van de arbeidsvoorwaarden in het geding is, basis
een onderzoek naar de gang van zaken en het
oplevert om druk uit te oefenen op de instelling. Te
beleid binnen een rechtspersoon, indien blijkt van
denken valt ook aan het initiëren van contacten op
gegronde redenen om aan deze gang van zaken
politiek niveau. De drama’s binnen de hiervoor ge-
en het beleid te twijfelen. De ondernemingskamer
noemde instellingen waren en zijn, mede door de
kan vervolgens overgaan tot het aanstellen van
betrokken ondernemingsraden gelegde contacten
één of meer enquêteurs, die vervolgens verslag
met de politiek, regelmatig onderwerp van politiek
uitbrengen aan de ondernemingskamer. Indien op
debat en leidden bijvoorbeeld ook tot onderzoeken
basis van dit onderzoek blijkt dat er sprake is van
door instanties die toezicht dienen te houden op
wanbeleid kan de ondernemingskamer op verzoek
de zorginstellingen. Het inschakelen van de media
van de verzoekende partijen voorzieningen treffen.
is een mogelijkheid die door ondernemingsraden
Hier valt bijvoorbeeld te denken aan het schorsen
wordt gebruikt, om ook op deze manier uiting te
of vernietigen van besluiten, het schorsen of ont-
geven aan de geconstateerde misstanden en hier-
slaan van bestuurders of leden van de raad van
mee druk uit te oefenen op de instelling. In voorko-
toezicht, het tijdelijk aanstellen van één of meer
mende gevallen wordt door ondernemingsraden
bestuurders commissarissen of zelfs het tijdelijk
zelfs het vertrouwen in de bestuurder en/of het
wijzigen van de statuten van de rechtspersoon.
toezichthoudende orgaan opgezegd, vanwege het
Verregaande maatregelen derhalve, die indien
gevoerde beleid en de daarmee gepaard gaande
sprake is van een geconstateerd wanbeleid, mo-
gevolgen. Het opzeggen van het vertrouwen zal
gelijk een koerswijziging kunnen bewerkstelligen
meestal geen directe gevolgen hebben voor het
van het gevoerde beleid.
te voeren beleid. Het heeft vaak wel het effect dat de ogen van al dan niet direct betrokken derden
De ondernemingsraad is geen partij aan wie het
hierdoor open gaan. De gedachte is dat er im-
wettelijk enquêterecht toekomt. De partijen die
mers wel het nodige aan de hand moet zijn, wil
hiertoe wel de bevoegdheid hebben staan in de
een ondernemingsraad zover gaan dat hij expliciet
Wet genoemd. Zo hebben onder meer vakbonden
jenbaar maakt geen vertrouwen meer te hebben in
die leden hebben binnen een instelling het recht
diegenen die de onderneming besturen.
van enquête. Verder kan de advocaat-generaal
34
ZORGEN OVER DE ZORG
(AG) bij het gerechtshof te Amsterdam om rede-
veel zorginstellingen bestaan er al dan niet nauwe
nen van openbaar belang een verzoek tot enquête
contacten tussen de ondernemingsraad en de
indienen, kan het enquêterecht aan de onderne-
cliëntenraad. Een gemeenschappelijk belang is
mingsraad worden toegekend in de statuten van
vaak gelegen in de wijze waarop de zorg wordt
de rechtspersoon en kan het recht aan de onder-
vorm gegeven binnen de instelling. Denkbaar is
nemingsraad worden toegekend in een overeen-
dat in samenspraak tussen de ondernemingsraad
komst met de rechtspersoon.
en de cliëntenraad een verzoek tot enquête wordt ingediend, waarbij de cliëntenraad de uiteindelijke
In het geval van de instellingen in de zorgsector
beslissing zal moeten nemen en vanzelfsprekend
hadden de ondernemingsraden kunnen probe-
ook als formele procespartij zal optreden.
ren de AG bij het Gerechtshof te Amsterdam te bewegen tot het doen van een verzoek tot een
Waarom komt de ondernemingsraad nu niet recht
enquête. Zij zouden dit verzoek vanzelfsprekend
van enquête toe, terwijl hij doorgaans beter dan
goed moeten hebben onderbouwen, waarbij de
buitenstaanders inzicht zal hebben in de gang van
bedreiging van de zorg binnen de instellingen als
zaken binnen de rechtspersoon en ook wezenlijke
“reden van openbaar belang” zou kunnen worden
belangen vertegenwoordigt vanuit de onderne-
beschouwd.
ming? De vraag of de ondernemingsraad het recht van enquête zou moeten toekomen is regelmatig
In de voorbije jaren is er aantal keren door rechts-
onderwerp van bespreking op politiek niveau. Tot
personen het enquêterecht aan ondernemingsra-
op heden lijkt het erop dat dit recht niet aan de on-
den bij overeenkomst toegekend. Voor zover mij
dernemingsraad wordt toegekend. Het voornaam-
bekend is hiervan niet- of nauwelijks sprake in
ste bezwaar lijkt gelegen te zijn in de verwachting
statuten van rechtspersonen. Het valt te betwij-
dat ondernemingsraden veelvuldig en lichtvaardig
felen of instellingen in de zorg, bereid zullen zijn
gebruik zullen maken van deze bevoegdheid. Dit
om het enquêterecht van ondernemingsraden af
argument overtuigt echter niet en een vergelijking
te spreken of in de statuten op te nemen. Wellicht
dient zich aan met artikel 26 WOR, waarin het
dat in dit verband nog een rol is weggelegd voor
beroepsrecht van de ondernemingsraden staat
vakbonden die in het kader van CAO-onderhan-
opgenomen. Ook bij de inwerkingtreding van dit
delingen van dit onderwerp op de agenda kunnen
artikel, al weer enkele decennia geleden, was de
zetten. Het enquêterecht aan de ondernemings-
verwachting van sommigen dat ondernemings-
raad zal niet kunnen worden toegekend aan een
raden te pas en te onpas richting ondernemings-
ondernemingsraad in een bedrijfstak CAO, maar
kamer zouden trekken. De praktijk heeft anders
wel in een ondernemings-CAO. Indien sprake is
geleerd. Ondernemingsraden blijken op een zorg-
bedrijfstak-CAO, en hiervan is veelal sprake is
vuldige en gepaste wijze gebruik te maken van de
binnen de zorgsector, kan ook per onderneming
beroepsmogelijkheid. Er is geen reden om aan te
in een separate CAO het enquêterecht worden
nemen dat ondernemingsraden op een andere
toegekend aan de ondernemingsraad.
wijze zullen omgaan met het enquêterecht. Een tweede bezwaar zoals dit nog wel eens naar vo-
In de zorgsector heeft de cliëntenraad overigens
ren wordt gebracht is dat een ondernemingsraad,
wel het recht tot enquête, zo staat bepaald in het
indien hij niet op een redelijke grond overging tot
uitvoeringsbesluit van de Wet toezicht zorgin-
een enquêteverzoek, niet veroordeeld kan worden
stellingen. Op basis van dit besluit dienen zorg-
tot schadevergoeding. Dit lijkt op zichzelf wel juist,
instellingen in de statuten op te nemen dat de
docht dit lijkt een gelegenheidsargument, nu ook
cliëntenraad het recht van enquête toekomt. In
dit argument in geen enkel opzicht een rol speelde 35
ZORGEN OVER DE ZORG
bij de toekenning van de enquêtebevoegdheid aan
initiërende rol van deze ondernemingsraden. Toe-
de cliëntenraad.
kenning van het enquêterecht aan ondernemingsraden kan deze rol aanmerkelijk versterken.
Het enquêterecht is een welkome aanvulling te zijn op de bevoegdheden van ondernemingsraad, nu hij hiermee zijn rol, op een meer adequate wijze zullen kunnen vervullen dan tot op heden het geval is indien er redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid binnen de instelling. Er lijkt geen overtuigend argument voorhanden om ondernemingsraden deze bevoegdheid niet toe te kennen. Bij uitstek in de zorgsector zal, gezien het specifieke karakter van deze bedrijfstak, een toekenning van deze bevoegdheid aan ondernemingsraden een meerwaarde kunnen opleveren. Een algehele toekenning van het enquêterecht aan de ondernemingsraad ligt, gezien de koudwatervrees van de wetgever, helaas en ten onrechte niet in de lijn der verwachting. Mogelijk is het wel haalbaar om het enquêterecht specifiek toe te kennen aan de ondernemingsraad in de zorgsector, in die instellingen waarop op basis van het genoemde uitvoeringsbesluit ook aan de cliëntenraden deze bevoegdheid
toekomt.
Een
tussenoplossing,
waarbij de wetgever eens rustig kan aanschouwen of, conform haar verwachting alle ondernemingsraden binnen de sector binnen een maand afreizen naar Amsterdam. Aan de andere kant zou hiermee een belangrijk instrument worden toegekend aan de ondernemingsraad in een bedrijfstak waarin de balans op het terrein van besluitvorming en toezicht houden verstoord is. Het zou in ieder geval recht doen aan de gedachtegang van de Staatssecretaris Bussemaker, die tijdens een overleg met de 2e kamer over de problematiek bij Philadelphia, verzuchtte dat zij gezien haar huidige positie geen invloed kon uitoefenen, doch de ondernemingsraad van harte steunde bij zijn enquêteverzoek. Ondernemingsraden in de zorgsector hoeven dus niet lijdzaam toe te zien op de problemen binnen hun instelling. Zij kunnen met behulp van de genoemde instrumenten wel degelijk een rol spelen bij de gang van zaken. Dit vergt wel een actieve en 36
Heeft de OR wat in de melk te brokkelen? De invloed van de mening van
de OR bij eenzijdige wijziging van collectieve arbeidsvoorwaarden Martine Bosman
Er woedt al jaren een levendige discussie onder arbeidsrechtjuristen over de toets die dient te worden aangelegd bij de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Een eenduidig antwoord daarop is er (nog steeds) niet. Waar echter weinig woorden aan worden gewijd, is aan de vraag of de mening van de OR, indien aanwezig, bij de beoordeling van de vraag of een werknemer de wijziging dient te accepteren, een rol zou dienen te spelen. En als de mening van de OR daarin een rol moet spelen; welke dan. En worden er nog eisen gesteld aan de mening van de OR? En maakt het tenslotte dan nog uit of de werkgever de wijziging op basis van art. 7:611 BW, art. 6:248 lid 2 BW of art. 7:613 BW verzoekt?
37
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
Geschiedenis Tot de wetswijziging van de WOR in 1998 bepaalde artikel 27 lid 1 WOR dat een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een reglement als bedoeld in artikel 1637j BW (een arbeidsreglement) de instemming van de OR behoefde. Deze bepaling was echter tot museumstuk verworden; er werd geen gebruik meer gemaakt van arbeidsreglementen. In de praktijk werden arbeidsvoorwaarden, naast de CAO, door incorporatie- en eenzijdig wijzigingsbedingen geregeld.1 Dit was reden om de bepalingen met betrekking tot het arbeidsreglement te herzien.
dende CAO danwel is vastgesteld in overeenstemming met de ondernemingsraad. Het wetsvoorstel lost dus het knelpunt van eenzijdige wijzigingen van arbeidsvoorwaarden op, door de werknemer, ingeval tussen de werkgever en de vertegenwoordiging van werknemers geen akkoord tot stand komt, een steviger individuele positie te geven.” Uit de toelichting wordt duidelijk dat het de bedoeling was dat het voorstel de werkgever een evident belang zou geven om met de OR overleg te voeren en overeenstemming te bereiken. Immers, overeenstemming met de OR betekende in het
Hiertoe moest de wet worden gewijzigd. En wel
wetsvoorstel een wettelijk vermoeden van zwaar-
dusdanig dat aan werknemers een adequaat niveau
wichtig belang. Dit wettelijk vermoeden werd on-
van bescherming tegen eenzijdige wijziging werd
derbouwd met de overweging dat:
geboden. De nieuwe regeling werd vervat in een
“De ondernemingsraad is akkoord gegaan met de
nieuw artikel, artikel 7:613 BW.
regeling, hetgeen gezien kan worden als waarborg voor evenwichtige en op de onderneming toege-
Het eerste lid van het nieuwe artikel 7:613 BW
spitste arbeidsvoorwaarden.” 3
diende te regelen wanneer de werkgever gebruik kan maken van een eenzijdig wijzigingsbeding. Dit
In de Memorie van Toelichting is nog eens duidelijk
deel van het artikel is zonder veel discussie tot
aangegeven dat de overeenstemming met de OR
wet verworden en bepaalt al sinds 1998 dat de
niet het karakter heef van een CAO en dus niet
werkgever gebruik kan maken van het eenzijdig
automatisch en dwingend doorwerkt in de indivi-
wijzigingsbeding wanneer hij daarvoor een zoda-
duele arbeidsovereenkomst. Ook is in de Memorie
nig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van
van Toelichting aangegeven dat een akkoord in
de werknemer dat door de wijziging zou worden
een CAO zwaarder weegt in de vaststelling van
geschaad, daarvoor naar de maatstaven van rede-
wat redelijk en billijk is dan een akkoord met een
lijkheid in billijkheid moet wijken.
OR. Met andere woorden, een werknemer zal zich sneller kunnen onttrekken aan de toepassing van
Het voorgestelde tweede lid van art, 7:613 BW
het wijzigingsbeding indien er een akkoord is met
was een ander lot beschoren. In de Memorie van
de OR.4
Toelichting bij de wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden en titel 7.10 van het BW is bij de
De bepaling uit het tweede lid riep veel discus-
uitwerking van het voorstel voor de invoering van
sie op. Het commentaar liep uiteen. Zo was de
art. 7:613 BW aangegeven :
PvdA van mening dat de positie van de bonden
“in het tweede lid wordt bepaald dat het belang
ten opzichte van de OR zeker geen gelijkwaardige
van de werkgever wordt vermoed voldoende
grootheden waren, maar zou volgens de VVD een
zwaarwichtig te zijn als de regeling van arbeids-
overeenkomst met de OR nu juist dezelfde status
voorwaarden (waaraan de werkgever de werkne-
moeten krijgen als een CAO.
2
mer door toepassing van het wijzigingsbeding wil binden) voortvloeit uit een de werknemers bin38
Dit tweede lid is, zoals bekend, vervallen. Als reden
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
hiervoor is destijds aangegeven:
zo ook het overgrote deel van de werknemers. De
“over het tweede lid merken wij op dat inderdaad
kantonrechter oordeelt als volgt:
ook zonder die bepaling aan de overeenstemming
“Nu de ondernemingsraad en een grote meerder-
met werknemersorganisaties en ondernemingsra-
heid van het personeel heeft ingestemd met de aan-
den een belangrijke betekenis toekomt bij de vraag
gepaste nieuwe pensioenregeling is voorshands
of wijziging van een arbeidsvoorwaardenregeling
aannemelijk [mijn onderstreping] dat sprake is
redelijk is. Nu in de praktijk bij de beoordeling van
van een zwaarwichtig belang aan de zijde van VH,
de vraag of in redelijkheid en billijkheid een een-
waarvoor het belang van de eisers dat door de wij-
zijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst door
ziging zou worden geschaad naar maatstaven van
de werkgever mag worden aangebracht, al wordt
redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dat eisers
gekeken of de ondernemer collectief overleg heeft
menen dat aan (de totstandkoming) van de instem-
gevoerd over de betreffende regeling zijn wij van
ming van de ondernemingsraad en de medewer-
mening dat het tweede lid van artikel 613 BW kan
kers gebreken kleven, wat daar verder ook van zij,
vervallen.”
maakt dat niet anders.(….) Het ligt op de weg van de werknemers om het tegendeel aannemelijk te
Dat belang moet worden toegekend aan de me-
maken.” 5
ning van de OR wanneer er op basis van art. 7:613
De kantonrechter draait hier dus de bewijslast om
BW wordt geprocedeerd, lijkt hiermee een gege-
en past in feite het destijds voorgestelde tweede
ven. De vraag is echter of na de wijziging van het
lid van art. 7:613 BW toe.
BW er ook daadwerkelijk invloed wordt toegekend aan de mening van de OR bij het beoordelen van
Uit de overige jurisprudentie blijkt echter dat aan
de vraag of de werknemer gehouden is de eenzij-
de mening van de OR wel belang wordt toege-
dige wijziging te aanvaarden, en zo ja welke dan.
kend, maar mate. Van een omkering van de be-
Hoe ver reikt de invloed van (de instemming van)
wijslast zoals in Nijmegen is (zeker) geen sprake.
de OR?
Zo stelt het Gerechtshof Arnhem: “(…) valt uit het enkele feit dat de Ondernemings-
Daarnaast is het natuurlijk maar zeer de vraag of
raad beweerdelijk telkenmale zijn goedkeuring aan
bovenstaande overwegingen inzake art. 7:613 BW
de wijziging heeft verleend, niet af te leiden dat
ook zondermeer en met een zelfde gewicht een rol
Capgemini bij die wijzigingen een zwaarwichtig
spelen bij de toetsing van de eenzijdige wijziging
belang heeft als bedoeld in artikel 7:613 BW.”6
op basis van art. 7:611 BW dan wel 6:248 lid 2 BW. De kantonrechter Utrecht oordeelt in een zaak
Jurisprudentie belang instemming OR bij 7: 613 BW procedures Wanneer er wordt gekeken naar uitspraken die zijn gedaan in het kader van de toetsing aan art. 7:613 BW valt op dat er een zeer verschillend gewicht wordt toegekend aan de mening van de OR.
waarin de werkgever het salaris waarin de reisuren zijn inbegrepen wil verlagen en reisuren wil uitbetalen (waarover geen vakantietoeslag wordt betaald en geen pensioen wordt opgebouwd) dat er geen sprake is van zwaarwegende omstandigheden zoals bedoeld in art. 7:613 BW, de kantonrechter overweegt daarbij:
Het meest verregaande belang wordt toegekend
“de omstandigheid dat de OR heeft ingestemd
door de kantonrechter Nijmegen.
met de onderhavige maatregel doet aan voor-
In dit geval beoordeelde de kantonrechter de vraag
gaande niet af.”7
of de werkgever terecht de pensioenen van medewerkers mocht aanpassen. De OR had ingestemd,
Tenslotte overweegt de kantonrechter Amersfoort 39
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
in een zaak over de wijziging van de regeling met
tijds. Zowel het Gerechtshof Arnhem als de kan-
betrekking tot lease-auto’s:
tonrechter Utrecht oordelen dat de instemming
“onder omstandigheden zou bij een belangenaf-
van de OR geen rol kan spelen bij de vraag of de
weging voorts van betekenis kunnen zijn dat de OR
werkgever een zwaarwichtig belang heeft. En ook
van een ondernemer ingestemd heeft met de (voor-
de kantonrechter Amersfoort oordeelt conform de
genomen) wijziging van de arbeidsvoorwaarde. I.c.
bedoeling daar waar hij overweegt dat het onder
is gebleken dat dat niet het geval is. Daargelaten
omstandigheden bij een belangenafweging van
dat de OR van Raet zich onaangenaam verrast
betekenis zou kunnen zijn dat de OR van een on-
heeft getoond (r.o. 2.11), heeft zij blijkens de in r.o.
dernemer ingestemd heeft met de (voorgenomen)
2.11 en 2.12 weergegevens memo’s overwegende
wijziging van de arbeidsvoorwaarde. De mening
bezwaren geuit, aan welke bezwaren Raet niet te-
van de OR speelt, zo blijkt uit deze uitspraak pas
gemoetgekomen is.”
een rol nadat is komen vast te staan dat er aan de
8
zijde van de werkgever sprake is van een zwaarDuidelijk is dat de uitkomst van de weinige uit-
wichtig belang.
spraken die er zijn waarin een overweging aan het belang van de mening van de OR wordt gewijd, ver uiteen liggen. Beide kanten van het spectrum worden ingenomen. Waarbij het oordeel van de kantonrechter Nijmegen de meest verstrekkende gevolgen heeft. Naar mijn mening slaat de kantonrechter Nijmegen de plank mis. Het tweede lid van
Jurisprudentie in procedures op basis van 7: 611 BW en 6:248 BW Ook in de jurisprudentie over de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden op basis van 7:611 BW dan wel 6:248 lid 2 BW wordt nogal verschillend geoordeeld.
het destijds voorgestelde artikel 7:613 BW heeft het niet gehaald. Reden was dat er al belang werd
De kantonrechter Zwolle oordeelt in een vonnis
gehecht aan de mening van de OR. Maar dat is
over de toelaatbaarheid van de eenzijdige wijzi-
ook waar het op houdt; in de beoordeling moet
ging van een aantal secundaire arbeidsvoorwaar-
belang worden gehecht aan de mening van de OR.
den in een tussenzin:
Het voert (veel) te ver om de bewijslast vanwege de
“Indien Univé uit sociaal oogpunt en ter voorkoming
instemming van de OR om te keren. Het is en blijft
van (nog veel meer) ontslagen een versobering van
aan de werkgever om in het kader van een art. 7:613
slechts (sommige) secundaire arbeidsvoorwaarden
BW procedure aan te tonen dat er sprake is van een
doorvoert - en dat niet eenzijdig maar na overleg
zwaarwichtig belang waarvoor de belangen van de
met en met instemming van de COR- (…)”.9
werknemers naar maatstaven van redelijkheid en
Welk gewicht aan de mening van de COR wordt
billijkheid dienen te wijken. Het enkele feit dat de
toegekend is niet geheel duidelijk. Wel kan uit de
OR met de wijziging heeft ingestemd, behoort
toevoeging worden afgeleid dat de instemming
daar niet aan af te doen. Dit is ook conform de
van de COR ertoe bijdraagt dat de eenzijdige wij-
uitleg in de Memorie van Toelichting bij (het intrek-
ziging door het overleg met en de instemming van
ken van) het wetsvoorstel van art. 7:613 lid 2 BW.
de COR als minder eenzijdig wordt gekenmerkt.
Hierin wordt immers gesteld dat de instemming van de OR dan wel de vakbonden alleen een rol
De kantonrechter Delft geeft in de beoordeling een
(kunnen) spelen bij de vraag of wijziging van een
lijst met van belang zijnde factoren. Naast andere
arbeidsvoorwaardenregeling redelijk is.
factoren, acht de kantonrechter ondermeer van belang dat de ondernemingsraad van SRK heeft
Uit de overige jurisprudentie blijkt in feite dat
ingestemd met de (eenzijdige) wijziging.10
geoordeeld wordt conform de bedoeling van des-
In dit vonnis is de instemming van de OR dus één
40
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
van de factoren waarmee in de beoordeling van
werknemers, waarde dient te worden gehecht
de vraag of de eenzijdige wijziging moet worden
aan de omstandigheid dat de werkgever met de
geaccepteerd rekening wordt gehouden. Uit het
OR terzake tot overeenstemming heeft weten te
vervolg blijkt niet welke zwaarte aan de instem-
komen. Doorslaggevend is het resultaat van die
ming wordt toegekend, de kantonrechter richt zich
afspraken echter niet.
in de uitspraak vooral op de financiële gevolgen
Die waarde van dat met de OR bereikte resultaat
van de wijziging.
stijgt als de OR erin geslaagd is een mandaat te verkrijgen voor haar onderhandelingsinzet en voor
De kantonrechter Deventer overweegt in een
het afsluiten van de overeenkomst zelf. Bij het be-
procedure over het intrekken van een reiskosten-
oordelen van deze afspraken speelt voorts een rol
regeling, waarbij de werkgever geen overleg heef
in hoeverre de werknemers in de gelegenheid zijn
gevoerd met de betreffende werknemer, maar wel
geweest voorafgaande aan de onderhandelingen
instemming van de COR heeft gekregen:
zich te laten horen; (…) wat betreft de waarde aan
“Het mag zo zijn dat de COR met deze regeling
de afspraken te hechten is voorts van belang de
heeft ingestemd (….), dat betekent niet dat die in-
wijze waarop de OR zicht heeft voorbereid op de
stemming zomaar in de plaats kan komen van de
onderhandeling:(…). “13
wil van Beverdam”.11
In casu stelt de kantonrechter vast dat de OR de resultaten van de onderhandelingen niet ter
In dezelfde lijn oordeelde de kantonrechter Maas-
instemming aan de werknemers had voorgelegd,
tricht. In dit geval ging het om een werkgever die
dat onduidelijk was welke uitgangspunten de OR
eenzijdig, maar na instemming van de OR de feite-
had gehanteerd en dat ook onduidelijk was in
lijke werktijd wijzigde van 35 uur per week naar 36
hoeverre de OR zich had laten voorlichten over de
uur per week. De kantonrechter overweegt dat de
gecompliceerde problemen.
primaire arbeidsvoorwaarde die voor werknemers
In het eindvonnis oordeelt de kantonrechter dat
is ontstaan, tegenover de tussen de ondernemer
aan een aantal voorwaarden die de kantonrech-
en de OR getroffen nieuwe regeling onverkort
ter van groot belang acht niet is voldaan. Voor de
overeind kan worden gehouden.
kantonrechter geeft de doorslag dat de betrokken-
“De OR ontbeert immers bij gebreke van een
heid van de werknemers gering is geweest, dat er
uitdrukkelijk mandaat van CAO-partijen of werk-
weinig te onderhandelen viel en dat het resultaat
nemers onderhandelingsrecht over individuele of
niet is voorgelegd in een geheime stemming aan
collectieve de werknemers rechtstreeks bindende
de werknemers.
arbeidsvoorwaarden zoals die ten aanzien van loon
Hierbij is het aardig te weten dat er niet alleen een
en arbeidsduur.“
akkoord was met de OR, maar dat er ook 644 van
12
de 683 werknemers met de wijziging hebben inEn in een zaak waar de werkgever vanwege fiscale
gestemd. De kantonrechter geeft hierover aan dat
wijzigingen met de OR heeft onderhandeld, en tot
hem dat niet zoveel zegt: “de meesten die het aan-
overeenstemming is gekomen over een wijziging
ging (de ouderen) zullen er uiteindelijk geen proces
van de VUT-regeling, werd daar in feite niet veel
voor over hebben gehad.”
anders, maar wel wat genuanceerder over geoor-
En “dat laat daar dat een individuele contractswij-
deeld. De kantonrechter Amsterdam oordeelt:
ziging niet louter moet worden toegestaan omdat
“Juist is de opvatting van NLR dat, zo er geen
de meerderheid instemt. Er moeten ook inhoude-
afspraken gemaakt zijn met de vakbonden, in si-
lijk goede argumenten zijn”.
tuaties waarin het gaat om het maken of wijzigen van afspraken tussen een werkgever en een aantal
Naast de uitspraken van de kantonrechters is er 41
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
ook nog een uitspraak van het Gerechtshof ’s Her-
de OR de arbeidsovereenkomst van de individu-
togenbosch in de zaak Frans Maas .
ele werknemer niet kan aantasten. Dat laatste is
Aan de orde was de vraag of Frans Maas de sup-
onbetwist waar. Maar dat neemt mijns inziens niet
pletieregeling van het ziektegeld na inwerking-
weg dat in een belangenafweging de mening van
treding van de Wet Terugdringing Ziekteverzuim,
de OR een rol zou kunnen spelen.
14
eenzijdig mocht intrekken. In deze procedure heeft Frans Maas onder meer aangevoerd dat indien moest worden uitgegaan van het feit dat de gegeven suppletie onderdeel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomst, Frans Maas een goede reden had om over te gaan tot intrekking. Hiertoe voerde Frans Maas onder ander aan dat het slechts een geringe wijziging betrof, zij de wijziging zo tijdig als mogelijk was, heeft aangekondigd en dat zij overlegd heeft met en toestemming gekregen van de Centrale Ondernemingsraad. In het arrest oordeelt het Hof ten aanzien van de inbreng van de Centrale Ondernemingsraad als volgt: “Frans Maas heeft nog aangevoerd dat vooraf overleg heeft plaatsgevonden met de Centrale Ondernemingsraad –COR- en deze met de litigi-
Conclusie Als naar de jurisprudentie in het kader van art. 7: 613 BW wordt gekeken, wordt er naar mijn mening - de kantonrechter Nijmegen daargelaten - op een juiste manier omgegaan met het belang dat aan de instemming van de OR moet worden toegekend. De instemming van de OR hoort niet van belang te zijn bij de vaststelling van het zwaarwichtig belang. Het is aan de werkgever dat aannemelijk te maken. Pas als is vastgesteld dat er sprake is van een zwaarwichtig belang, en de rechter toekomt aan de belangenafweging, kan de instemming van de OR een rol gaan spelen. Uit de jurisprudentie blijkt echter niet welk belang aan de instemming van de OR wordt gehecht.
euze wijziging heeft ingestemd. Deze instemming van de Centrale Ondernemingsraad kan echter
Uit de jurisprudentie over de eenzijdige wijziging
de arbeidsovereenkomsten van de individuele
van arbeidsvoorwaarden op een andere toetsings-
werknemers niet aantasten zodat het Hof daaraan
norm dan art. 7:613 BW kan geen duidelijke lijn
voorbijgaat.”
worden getrokken. Hoewel de meerderheid van
Het Hof kent dan ook in het geheel geen waarde
de kantonrechters wel van mening is dat er belang
toe aan de mening van de COR.
moet worden gehecht aan de instemming van de OR wordt niet duidelijk welk belang dan.
Uit de hierboven aangehaalde jurisprudentie is geen duidelijke lijn te trekken. In twee uitspra-
Zoals in de inleiding al gemeld, bestaat er nog
ken wordt wel belang gehecht aan het feit dat de
steeds geen duidelijkheid over de wijze waarop
OR met de wijziging heeft ingestemd, maar welk
de door de werkgever eenzijdig doorgevoerde
belang daaraan wordt gehecht, is onduidelijk.
dan wel eenzijdig gewenste wijziging van voor
De kantonrechter Amsterdam geeft het meest
verscheidene werknemers geldende arbeidsvoor-
handen en voeten aan het belang dat hij hecht
waarden moet worden getoetst. De vraag is of
aan de instemming van de OR. Wanneer de OR
het van belang is te weten welke toetsingsnorm
de achterban er niet bij betrekt en zich op gecom-
moet worden gehanteerd, om vast te stellen welk
pliceerde onderwerpen niet goed laat voorlichting,
belang moet worden gehecht aan de mening van
kan geen waarde aan het oordeel van de OR wor-
de OR. Het antwoord op deze vraag is naar mijn
den gehecht.
mening nee.
Het Hof Den Bosch en de kantonrechter Maastricht hechten in het geheel geen waarde aan de
De mening van de OR kan naar mijn mening geen
instemming van de OR. Argument daarvoor is dat
rol spelen bij de beantwoording van de vraag of
42
DE INVLOED VAN DE MENING VAN DE OR BIJ EENZIJDIGE WIJZIGING VAN COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
er een situatie is ontstaan waarbij de werkgever
lingsakkoord te geven. Ook de wijze waarop het
reden heeft om een voorstel tot wijziging te doen.
voorstel binnen de OR is behandeld, zou een rol
Dus, de mening van de OR behoort mijns inziens
moeten spelen bij het gewicht dat wordt gehecht
geen rol te spelen bij de beantwoording van de
aan de instemming van de OR. Hoe ingewikkeld
vraag of een ongewijzigde instandhouding van de
was het behandelde onderwerp, heeft de OR zich
overeenkomst van de werkgever gevergd kan wor-
alleen verlaten op de door de werkgever aange-
den. Of dit nu is via een beoordeling of er sprake is
dragen informatie of heeft hij zelf nog onderzoek
van een wijziging van omstandigheden op het werk
gedaan of deskundigheid ingehuurd? Hoe zorg-
waardoor de werkgever genoodzaakt is een ander
vuldiger de OR met zijn taak is omgesprongen,
voorstel te doen (conform de Hoge Raad in Mam-
hoe meer belang er kan worden gehecht aan de
moet/ Stoof ) dan wel via een beoordeling aan de
instemming van de OR.
15
‘onaanvaardbaarheidstoets’ (art. 6:248 lid 2 BW). 1
MvT 1995 – 1996, 24 615, nr. 3
Pas indien de eerste horde genomen is - een on-
2
MvT 1995 – 1996, 24 615, nr. 3 pag. 22
gewijzigde instandhouding van de overeenkomst
3
MvT 1995 – 1996, 24 615, nr. 3 pag. 23
is niet aan de orde - en er moet worden beoor-
4
MvT 1995 – 1996, 24 615, nr. 3 pag. 24
deeld of het voorstel van de werkgever redelijk is,
5
Kantonrechter Nijmegen 30 juni 2006, JAR 2006/181.
kan er in deze belangenafweging naar mijn mening
6
Gerechtshof Arnhem 29 januari 2008, JAR 2008/53.
een rol zijn weggelegd voor de mening van de OR.
7
Kantonrechter Utrecht, voorzieningenrechter, 26 juli
Een voorstel van de werkgever dat eerst met de OR is afgestemd en uitonderhandeld kan eerder
2005, JAR 2005/201. 8
het predikaat redelijk krijgen dan een voorstel dat
Kantonrechter Amersfoort 27 april 2005, JAR 2005/ 139.
zonder enig overleg tot stand is gekomen.
9
Het belang dat aan de mening van de OR wordt
10 Kantonrechter Delft 30 november 2006, JAR 2007/6.
toegekend in procedures op basis van art. 7:611
11 Kantongerecht Deventer 15 juni 2000, JAR 2000/226.
BW dan wel 6:248 BW is mijns inziens dan ook
12 Kantonrechter Maastricht 29 maart 2005, JAR 2005/
niet anders het belang dat aan de mening van de OR in het kader van art. 7:613 BW moet worden toegekend.
Kantonrechter Zwolle, 13 juni 2006, PRG 2006/122.
105. 13 Kantonrechter Amsterdam 30 september 2008, JAR 2008/299. 14 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 juni 2001 en 1 april
Echter, de zwaarte van het belang dat aan de mening van de OR moet worden toegekend, zal
2003, JAR 2003/128. 15 Hoge Raad 11 juli 2008, JAR 2008/204.
naar mijn mening mede moeten afhangen van de wijze waarop de OR met zijn taak is omgegaan. In navolging van de kantonrechter Amsterdam; niet ieder overleg met en iedere instemming van de OR zou voldoende mogen zijn om een rol te spelen in de belangenafweging. Om daadwerkelijk belang te hechten aan de instemming van de OR zou de OR (zeker wanneer het om wat ingrijpendere wijzigingen gaat) tenminste overleg moeten hebben gehad met zijn achterban en de betrokken werknemers in de gelegenheid moeten hebben stellen om hun mening over het uiteindelijk onderhande43
Loe’s jurisprudentie Willem Kroft
Loe Sprengers staat bekend als dé specialist in Nederland op het terrein van het medezeggenschapsrecht. Sinds hij begon als advocaat in 1984 heeft hij zich adviserend, procederend, publicerend en docerend laten zien als geen ander. Hij promoveerde op een medezeggenschapsrechtelijk onderwerp en zijn proefschrift: ‘De Wet op de Ondernemingsraden bij de Overheid’ was van ongekende omvang. Vakbladen, cursusinstituten en organisatoren van congressen weten Loe Sprengers te vinden voor bijdragen op medezeggenschapsrechtelijk terrein. Maar hij is actief op meer terreinen. Ook op het gebied van arbeidsrecht, ambtenarenrecht en ondernemingsrecht blaast hij zijn partijtje mee. En omdat hij in de eerste plaats advocaat is voert hij dus ook regelmatig procedures, en dat niet zonder succes. In dit artikel besteed ik aandacht aan enkele bijdragen van Loe aan de jurisprudentie. Ik bespreek een viertal onderwerpen, waarbij Loe een bijdrage heeft geleverd aan de rechtsvorming door procedures te voeren die hebben geleid tot belangwekkende uitspraken. Ik beperk mij in dit artikel tot een bespreking van het vraagstuk en de betekenis van de door Loe uitgelokte uitspraken. Daarbij onthoud ik mij van een beschrijving van de heroïsche strijd of van verhalen van achter de schermen over de strategie, over de vondsten of over de twijfels van de meester.
44
LOE’S JURISPRUDENTIE
1.
Primaat van de Politiek
Publiekrechtelijke taak. In de jurisprudentie over dit onderwerp was er
Ondernemingskamer 22 juli 2005
aanvankelijk sprake van een ruime uitleg van de bevoegdheden van de overheids-OR en derhalve
Met de invoering van de WOR bij de overheid in
van een minimale beperking van het adviesrecht
1995 werd in de WOR een artikel opgenomen om
van de OR. Zie onder meer Ondernemingskamer
te bewerkstelligen dat ‘politieke besluiten’ niet
17 juli 1997 inzake Roteb.1
onderworpen hoeven te worden aan de medezeggenschapsrechten van een OR.
Zoals vaker is voorgekomen in de rechtspraak van
De WOR kende met artikel 23, lid 2 voordien al
de Ondernemingskamer heeft de Hoge Raad de
een bescherming van het primaat van de politiek.
Ondernemingskamer terecht gewezen, overigens
Al vóór de invoering van de WOR bij de overheid
niet in de Roteb-zaak zelf en daarmee de Onder-
waren er ondernemingen die belast waren met de
nemingskamer gedwongen tot een restrictievere
uitvoering van een publiekrechtelijke taak, maar
uitleg.
waarin (toch) krachtens arbeidsovereenkomst
In de latere uitspraken diende de Ondernemings-
werkzaamheden werden verricht.
kamer uiteraard de door de Hoge Raad gegeven
Op die ondernemingen was de WOR al van toe-
kaders te volgen hetgeen tot uiting kwam in de
passing.
beschikking van 29 december 2003 inzake het
Bij de invoering van de WOR voor de overheid
Shared Service Center HRM P&S.2 Deze uitspraak
werd voor de overheidsondernemingen artikel 46d
werd door de Hoge Raad in stand gelaten.
in de WOR opgenomen.
De leer met betrekking tot het primaat van de poli-
Onderdeel b luidt: “Voor de toepassing van artikel
tiek kan nu als volgt worden samengevat:
23, tweede lid zijn onder de aangelegenheden de
De aard van het besluit maakt uit of er sprake is
onderneming betreffende niet begrepen de pu-
van een primaat van de politiek. Niet elk besluit dat
bliekrechtelijke vaststelling van taken van publiek-
genomen wordt door een democratisch gecontro-
rechtelijke lichamen en onderdelen daarvan, noch
leerd orgaan valt derhalve onder dat primaat.
het beleid ten aanzien van en de uitvoering van die
Een besluit dat inhoudt een verschuiving van
taken, behoudens voor zover het betreft de gevol-
politieke verantwoordelijkheden en dat genomen
gen daarvan voor de werkzaamheden van de in de
wordt in een politieke belangenafweging valt on-
onderneming werkzame personen.”
der het primaat van de politiek.
Dit artikel brengt tot uitdrukking dat er een ‘primaat van de politiek’ is.
Personele gevolgen
Over de vraag wat de reikwijdte is van artikel 46d
Deze uitzonderingsbepaling houdt in dat een
zijn sinds de invoering van de WOR bij de overheid
besluit van een democratisch gecontroleerd over-
verschillende procedure gevoerd op los geproce-
heidsorgaan wel onder het adviesrecht valt wan-
deerd bij de Ondernemingskamer.
neer het betrekking heeft op de werkzaamheden
In die procedures stonden twee elementen centraal:
van de in de onderneming werkzame personen.
Wanneer is er sprake van publiekrechtelijke vast-
Ook ten aanzien van dit onderdeel gaf de Onder-
stelling van taken van publiekrechtelijke lichamen?
nemingskamer aanvankelijk veel ruimte voor het
Wanneer betreft het besluit (louter) de gevolgen
adviesrecht van de OR. De Ondernemingskamer
van de in de onderneming werkzame personen?
oordeelde in een aantal beschikkingen dat politiek besluit en personele gevolgen dermate met elkaar samenhingen, dat de politieke besluitvorming pas 45
LOE’S JURISPRUDENTIE
kon plaatsvinden, wanneer de advisering door de
uitsluitend bestaan in het van toepassing worden
OR over de personele gevolgen had plaatsgevon-
van de reorganisatiebepalingen in het ARAR.”
den. Dat ging de Hoge Raad te ver. In zijn arrest van 26 januari 2000 inzake een ge-
In hun beroep bij de Ondernemingskamer stelden
meentelijke herindeling in Zuid-Holland heeft de
de GOR en OR zich op het standpunt dat het be-
Hoge Raad een duidelijke grens gesteld.
sluit van de minister inhield dat de ambtelijke sta-
Er is geen sprake van een adviesrecht voor de
tus van de medewerkers van de Van Mesdagkliniek
OR wanneer er sprake is van besluiten, waaraan
komt te vervallen. Dat valt wellicht niet letterlijk te
de personele gevolgen inherent zijn, maar die niet
lezen in het besluit, maar valt wel af te leiden uit
specifiek gericht zijn op die personele gevolgen.
mededelingen tijdens overlegvergaderingen en uit
Een duidelijk voorbeeld hiervan is een besluit tot
diverse stukken.
3
een gemeentelijke herindeling. Een dergelijk besluit heeft zonder twijfel personele gevolgen, maar
De Ondernemingskamer oordeelt dat niet duide-
is daarop niet gericht.
lijk is wat het besluit nu precies inhoudt over de rechtspositie van de medewerkers na de verzelf-
Ondernemingskamer 22 juli 2005
4
standiging. De minister laat dat in het midden door alleen maar te verwijzen naar de reorganisatiebe-
In de procedure, aangespannen door de OR van
palingen van het ARAR. Die bepalen echter niet
de Van Mesdagkliniek en de GOR TBS van het Mi-
meer en niet minder dan dat bij een verzelfstan-
nisterie van Justitie ging het om de vraag wanneer
diging de betrokken medewerkers mee overgaan
er sprake is van inherente personele gevolgen.
naar de private rechtspersoon zonde iets te zeg-
Al voordat het tot deze procedure kwam is er tus-
gen over een eventueel verlies van de ambtelijke
sen het Ministerie van Justitie aan de ene kant en
status. Maar dat verlies ligt wel voor de hand.
de GOR TBS en OR Van Mesdagkliniek aan de an-
De Ondernemingskamer oordeelt uiteindelijk dat
dere kant uitvoerig gediscussieerd over de vraag
de minister meer duidelijkheid moet verschaffen of
of er advies gevraagd zou moeten worden over
de verzelfstandiging het verlies van de ambtelijke
een verzelfstandigingsbesluit.
status inhoudt.
GOR en OR stelden zich van begin af aan op het
Het belang van deze uitspraak is dat het voorbe-
standpunt dat een dergelijk besluit inherente per-
houd in art. 46d onder b: ‘behoudens voor zover
sonele gevolgen zou hebben, omdat het besluit
het betreft de gevolgen daarvan voor de werk-
tot gevolg zou hebben dat de medewerkers hun
zaamheden van de in de onderneming werkzame
ambtelijke status zouden verliezen.
personen’ niet helemaal zinledig is geworden.
De minister kan dus niet verbaasd geweest zijn dat
Immers sinds de Hoge Raad had bepaald er geen
GOR en OR in beroep gingen toen hij op 29 maart
adviesrecht is in het geval dat aan een besluit wel
2005 het besluit nam om de Van Mesdagkliniek
personele gevolgen inherent zijn, maar dat besluit
per 1 januari 2006 volledig te verzelfstandigen,
niet gericht is op die personele gevolgen, leek het
zonder vooraf advies te vragen aan (een van) de
erop dat geen enkel besluit van een overheidsor-
medezeggenschapsorganen.
gaan met betrekking tot een aangelegenheid als
De minister stelde zich echter op het standpunt
bedoeld in artikel 25, lid 1 WOR nog onder het
dat hij geen advies hoefde te vragen, want, stelde
adviesrecht te brengen zou zijn.
hij: “Het besluit bevat geen enkel element gericht
Een dergelijk besluit lijkt immers nooit gericht op
op de regeling van de rechtspositie van het per-
de personele gevolgen.
soneel. Wel zijn er aan het besluit inherente per-
Het aardige van deze procedure is ook dat de
sonele gevolgen, die vooralsnog van rechtswege
minister al twee jaar lang kritisch werd gevolgd
46
LOE’S JURISPRUDENTIE
door OR en GOR, en dacht geen advies te hoeven
De Ondernemingskamer heeft deze gedachte al
vragen wanneer hij maar onduidelijk bleef over de
heel snel bevestigd.
personele gevolgen.
Dat betekent dat, wanneer binnen concern-
Daar moet je niet mee aankomen bij een advocaat
verband de moeder – in de hoedanigheid van
die graag aan rechtsvorming bijdraagt.
algemene vergadering van aandeelhouders van
7
de dochtervennootschap een besluit neemt als
2. Toerekening en medeondernemerschap
bedoeld in artikel 25, lid 1 WOR met betrekking tot die dochter, er advies gevraagd moet worden aan
HR 26 januari 1994 ( Heuga)
de OR van die dochtervennootschap.
5
Strikt genomen is er dan geen sprake van toeHet adviesrecht van de OR heeft ingevolge artikel
rekening van het besluit van de moeder aan de
25, lid 1 WOR betrekking op voorgenomen beslui-
dochter, maar is er sprake van een besluit van (een
ten van de ondernemer:
orgaan van) de dochter zelf.
“De ondernemingsraad wordt door de ondernemer
Van toerekening is wel sprake wanneer binnen
in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen
concernverband een besluit wordt genomen door
over elk door hem voorgenomen besluit tot: …”
de concernleiding (holding) dat rechtstreeks de
Deze passage maakt duidelijk dat het de onder-
onderneming van de dochter betreft, bijvoorbeeld
nemer is die jegens de ondernemingsraad de
een besluit tot sluiting van een vestiging, zonder
verplichtingen op grond van de WOR dient na te
dat in de statuten van de dochtervennootschap is
komen en dat het adviesrecht betrekking heeft op
vastgelegd dat een dergelijk besluit door de ava
voorgenomen besluiten van de ondernemer (zelf).
dient te worden genomen of te worden goedge-
Met name dat tweede aspect blijkt niet zo letterlijk te
keurd.
moeten worden genomen als het geformuleerd is.
Doet die situatie zich voor, dan wordt het besluit van de moeder toegerekend aan de dochter. Daar-
Het begrip ‘ondernemer’ wordt gedefinieerd in
mee wordt dan bereikt dat de dochter aan haar OR
artikel 1, lid 1d WOR: “de natuurlijke persoon of
advies behoort te vragen en dat een eventueel be-
de rechtspersoon die de onderneming in stand
roep op grond van artikel 26 WOR zich kan richten
houdt.”
tegen de dochter.
Een rechtspersoon kent vaak verschillende organen die een rol spelen bij de besluitvorming
Een ander vraagstuk is dat van mede-onderne-
binnen die rechtspersoon. De bestuurder verte-
merschap.
genwoordigt de ondernemer in het overleg met
Daarvan is sprake wanneer een besluit niet de
de OR, maar hij\zij is lang niet altijd degene die de
onderneming betreft waarvoor de OR is ingesteld,
besluiten neemt waarover advies gevraagd moet
maar een andere onderneming, maar waarbij het
worden.
besluit wel direct gevolgen heeft voor de onder-
Hierover was al nagedacht voor de totstandkoming
neming waarvoor de OR is ingesteld of voor de
van de WOR en bij de parlementaire behandeling
rechten van de OR van die onderneming.
van de wetswijziging in 1979 is hieromtrent een
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, die vooral
duidelijke aanwijzing gegeven: Voor de toepassing
vorm heeft gekregen in de periode na de onder-
van de WOR is niet van belang welk orgaan binnen
havige Heuga-zaak, blijkt dat er niet snel sprake
de ondernemer-rechtspersoon een besluit neemt.
in van mede-ondernemerschap. Ik kom daar later
Als het besluit onder het adviesrecht valt dient het
nog op terug.
orgaan dat tot besluiten bevoegd is ervoor te zor-
De vraag of een ander dan de eigen ondernemer
gen dat er advies gevraagd wordt aan de OR.
kan worden beschouwd als mede-ondernemer
6
47
LOE’S JURISPRUDENTIE
is van belang, omdat bij een bevestigend beant-
gold als een besluit van Heuga Holding.
woording van die vraag de ondernemingsraad die
Voorts oordeelde de Ondernemingskamer dat
andere ondernemer ook in rechte kan betrekken
door het besluit aan de Raad van Commissarissen
en middels een beroep ex artikel 26 WOR kan la-
een aantal bevoegdheden wordt ontnomen, welke
ten verplichten een besluit in te trekken.
bevoegdheden mede betrekking hebben op de dochtermaatschappijen. Tevens werd hier aan de
Het Heuga-arrest.
8
OR belangrijke medezeggenschapsrechten ont-
Het ging in deze zaak om het volgende: Heuga
nomen. Het zou volgens de Ondernemingskamer
Holding was enig aandeelhoudster van een aantal
in strijd met een goede toepassing van de wet zijn
vennootschappen, waaronder Heuga Nederland
indien een ondernemingsraad de onderwerpelijke
BV. Voor Heuga Holding gold een verlicht structuur-
bevoegdheden zouden kunnen worden ontnomen
regime.
zonder dat hem daarover advies zou worden ge-
Heuga Nederland was de enige dochtervennoot-
vraagd.
schap met een OR en die OR had het recht van
En tenslotte oordeelde de Ondernemingskamer dat
voordracht en bezwaar bij de benoeming van
het besluit van Heuga Holding diende te worden
de leden van de Raad van Commissarissen van
toegerekend aan de vennootschap die als onder-
Heuga Holding.
nemer in de zin van de WOR optreedt en op wie de
Toen Heuga Holding werd verkocht aan Interface
in artikel 25 WOR vermelde verplichtingen rusten.
werd er tussen Interface en de OR afgesproken dat het structuurregime bij Heuga Holding nog
In cassatie voerde Heuga onder meer aan dat de
tenminste drie jaar zou blijven gelden.
OR geen procesbevoegdheid had jegens Heuga
Na 3 jaar besloot de holding om het structuurre-
Holding.
gime af te schaffen door middel van een wijziging
Deze stelling werd door de Hoge Raad verworpen.
van haar statuten. De OR claimde adviesrecht en
De Hoge Raad oordeelde dat Heuga Holding voor
toen dat niet gegeven werd ging de OR in beroep
de toepassing van de artikelen 25 en 26 WOR ge-
tegen het besluit tot afschaffing van het structuur-
acht moest worden de onderneming van Heuga
regime bij Heuga Holding.
Nederland mede in stand te hebben gehouden.
Het beroep richtte zich tegen Heuga Nederland BV
Ofwel: Heuga Holding had te gelden als mede-
en tegen Heuga Holding BV.
ondernemer. Van belang was daarbij dat Heuga Holding te-
De ondernemer had in de eerste plaats aange-
gelijk 100% aandeelhouder en statutair-directeur
voerd dat het besluit niet was genomen door Heu-
was van Heuga Nederland en dat het besluit tot
ga Holding, maar door de enig aandeelhoudster
afschaffing van het structuurregime van invloed
van Heuga Holding en voorts dat het besluit geen
was op de organisatie en het beleid binnen Heuga
betrekking had op de verdeling van bevoegdhe-
Nederland
den binnen de onderneming, maar op de verdeling
Het oordeel van de Ondernemingskamer dat het
van bevoegdheden binnen de ondernemer.
besluit van Heuga Holding moest worden toegere-
De Ondernemingskamer verwierp deze stelling en
kend aan Heuga Nederland als degene die jegens
oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een
de OR de verplichtineg op grond van de WOR
besluit van Heuga Holding. De Ondernemingska-
dient na te komen.
mer motiveerde dit oordeel verder niet, maar aangenomen mag worden dat de Ondernemingska-
De Hoge Raad oordeelde derhalve dat hier zowel
mer van oordeel was dat het besluit was genomen
sprake was van toerekening als van mede-onder-
door een orgaan van Heuga Holding en daardoor
nemerschap.
48
LOE’S JURISPRUDENTIE
Met name het oordeel over het mede-ondernemer-
worden dat de onderneming mede door die ander
schap was van belang voor de rechtsvorming. Door
in stand wordt gehouden.”
de figuur van de toerekening was het al mogelijk voor een OR om in beroep te gaan tegen een
De uitspraak inzake Heuga wordt terecht gezien
besluit dat niet door de eigen ondernemer was
als een mijlpaal in de rechtspraak over de mede-
genomen.
zeggenschaprechten van een OR.
Maar door deze uitspraak werd het ook mogelijk om te bereiken dat de Ondernemingskamer een
3.
ander dan de eigen ondernemer kon verplichten
Instemmingsrecht en primaire arbeidsvoorwaarden
om een besluit in te trekken. Er is niet snel sprake van mede-ondernemerschap.
Hoge Raad 11 februari 2000 (pretverlof)
In dit arrest voeren de Hoge Raad een aantal bijzondere omstandigheden van het geval aan om
Onder het motto: ‘je kunt niet altijd winnen’ komt
aan te geven dat onder deze omstandigheden wel
hier een leerstuk aan de orde waarover vele proce-
kon worden gesproken van mede-ondernemer-
dures zijn gevoerd, niet alleen door Loe Sprengers.
schap.
Het gaat over de vraag of het instemmingsrecht
In een latere arresten heeft de Hoge Raad duidelijk
van de OR (mede) betrekking heeft op primaire
gemaakt dat er slechts onder zeer bijzondere om-
arbeidsvoorwaarden.
standigheden een ander dan de eigen ondernemer
Een min of meer afsluitend arrest over dit onder-
in rechte kan worden betrokken als mede-onder-
werp is het arrest van de Hoge Raad inzake het
nemer.
pretverlof. In deze zaak heeft Loe de onderne-
Het betreft met name twee arresten van dezelfde
mingsraden van de verschillende onderdelen van
datum inzake een gemeentelijke herindeling in
de Belastingdienst bijgestaan.
Zuid-Holland en inzake een herinrichting van waterschappen in Gelderland. 9
Van begin af aan is het orgaan Ondernemingsraad bedoeld als medezeggenschapsorgaan en niet als
De Ondernemingskamer had geoordeeld dat de
onderhandelingspartner, als vertegenwoordiging
provincie hier kon worden aangemerkt als mede-
van het personeel maar niet als belangenbehar-
ondernemer. Daar was de Hoge Raad het niet mee
tiger.
eens.
In een advies van de SER uit 1975 dat voorafging
Om een ander dan de eigen ondernemer te kun-
aan de ingrijpende wetswijziging van de WOR van
nen aanmerken als mede-ondernemer is het niet
1979 antwoordde de SER unaniem negatief op
voldoende dat een besluit van die andere onder-
een vraag van de minister of de ondernemingsraad
nemer rechtstreeks ingrijpt in de onderneming van
een rol zou moeten spelen bij de totstandkoming
de ondernemer. “Om een ander dan de onder-
of wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden.
nemer die de ondernemingsraad heeft ingesteld,
In de wet van 1979 is aan de ondernemingsraad
naast die ondernemer als mede-ondernemer te
het instemmingsrecht gegeven ten aanzien van
kunnen aanmerken is nodig dat feiten en omstan-
een groot aantal besluiten op het gebied van ‘so-
digheden worden gesteld, en bij betwisting daar-
ciale’ onderwerpen. Met betrekking tot een aantal
van worden aannemelijk gemaakt waaruit volgt
van die onderwerpen had de OR daarvóór het
dat die ander ten opzichte van de desbetreffende
adviesrecht.
onderneming een positie inneemt die hem stelsel-
Maar in de wet werd ook en artikel opgenomen om
matig een zodanige invloed op de besluitvorming
het primaat van de vakbonden op deze terreinen
binnen de onderneming verschaft dat gezegd kan
te bevestigen: het instemmingsrecht van de OR is 49
LOE’S JURISPRUDENTIE
niet van toepassing wanneer de betreffende aan-
eigen ondernemingsraad.
gelegenheid inhoudelijk in de CAO is geregeld.
Vrijwel elke regio kende in het verleden eigen
Tijdens de parlementaire behandeling werd her-
bijzondere vrije dagen, die werden toegekend in
haaldelijk bevestigd dat het niet de bedoeling was
verband met regionale of lokale feestdagen zoals
dat de OR zich zou gaan bemoeien met primaire
carnaval, Pinksterdrie, Alkmaars Ontzet e.d.
arbeidsvoorwaarden. Dit is nooit als zodanig op-
Op enig moment besloot de leiding van de Belas-
genomen in enige wettekst, maar is in de loop
tingdienst tot afschaffing van de bijzondere vrije
der jaren wel met grote stelligheid geponeerd in
dagen, ook wel pretverlof genoemd.
gerechtelijke uitspraken. Verschillende schrijvers
Door verschillende ondernemingsraden van de
hebben geprobeerd enige nuance aan te brengen.
regionale Belastingdiensten werd het instemmings-
Artikel 27, lid 1 geeft de OR immers het instem-
recht geclaimd en toen die claim niet werd geho-
mingsrecht met betrekking tot onder meer een ar-
noreerd werden procedures gevoerd bij verschil-
beids- en rusttijdenregeling ( onderdeel b) en een
lende kantongerechten.
beloningssysteem ( onderdeel c).
Vier kantonrechters oordeelden dat de onderne-
Aantekening verdient nog dat bij onderdeel b tot
mingsraden geen instemmingsrecht hadden, om-
de wetswijziging van 2007 werd gesproken over
dat de betreffende regeling een primaire arbeids-
een werktijdregeling.
voorwaarde betrof.
Van der Heijden betoogt in de losbladige Kluwer dat
Eén kantonrechter, die van Middelburg, was van
voor de beantwoording van de vraag of de onder-
mening dat de OR wel het instemmingsrecht had.
nemingsraad in een concreet geval instemmings-
In twee zaken werd hoger beroep ingesteld, waar-
recht had niet doorslaggevend was of er sprake
na de rechtbanken in Haarlem en Zutphen oor-
was van een primaire arbeidsvoorwaarde, maar dat
deelden dat de ondernemingsraden geen instem-
eerst de vraag beantwoord behoorde te worden of
mingsrecht hadden. De OR van de Belastingdienst
er sprake was van een beloningsregeling.
Zaandam ging in cassatie.
Is er sprake van en zodanige regeling, dan is er
In zijn Conclusie betoogde de Procureur-General
naar zijn mening sprake van een instemmingsrecht
(Mok) dat men zich hier bevindt op een gebied met
van de OR, ook wanneer die regeling kon gelden
smalle marges.
als een primaire arbeidsvoorwaarde. Als dat niet het
Het is volgens hem systematisch heel goed ver-
geval is met een verwijzing naar de bedoeling van
dedigbaar dat de toekenning (of intrekking) van
de wetgever, dan is het hele wetsartikel zinledig.
het verlof op zichzelf het karakter van een primaire
In de jurisprudentie is verschillende keren ge-
arbeidsvoorwaarde heeft en dat de uitwerking van
procedeerd over de reikwijdte van het instem-
de verlofregeling het karakter heeft van een werk-
mingsrecht in verband met (vermeende) primaire
tijd- of vakantieregeling als bedoeld in artikel 27,
arbeidsvoorwaarden. Onderwerp van discussie
lid 1 WOR.
was dan vaak of de betreffende regeling wel een
Maar ook achtte hij bepleitbaar het standpunt dat
regeling op het gebied van primaire arbeidsvoor-
het vaststellen van het aantal vakantiedagen niet
waarden was, en niet zozeer de vraag of de OR
als een primaire arbeidsvoorwaarde te kwalifice-
instemmingsrecht had op het gebied van primaire
ren is en dat deze materie onder het instemmings-
arbeidsvoorwaarden.
recht van artikel 27, lid 1 WOR valt. Een bijzonder
10
element in dit geval is immers dat er met de toeHoge Raad 11 februari 2000 ( Pretverlof)
11
kenning van het verlof ook een regeling van het
De Belastingdienst in Nederland is ondergebracht
opnemen van het verlof is gegeven.
in verschillende regio’s. Elke regio geldt als een
Hoewel hij het standpunt van de OR bepleitbaar
onderneming in de zin van de WOR en heeft een
achtte, concludeerde hij toch tot verwerping van
50
LOE’S JURISPRUDENTIE
het cassatiemiddel. Van belang daarbij was dat hij
van de overeengekomen arbeidsduur.
tegelijkertijd diende te concluderen in een tweede cassatieberoep, namelijk die tegen het vonnis van
4.
Wanbeleid
de rechtbank te Zutphen inzake de Belastingdienst Winterswijk.
Hof Amsterdam 10 januari 2008 (PCM)
In die zaak lagen de feiten iets anders en viel de afweging veel sterker uit in het voordeel van de stel-
Op het gebied van het enquêterecht worden veel
ling dat de OR geen instemmingsrecht toekwam.
procedures gevoerd, maar in slechts een gering
Het was volgens de P-G gewenst dat in zaken van
aantal zaken zijn de vakbonden opgetreden als
dezelfde aard een duidelijke regel heeft te gelden
verzoekende partij. Al in 1994 was Loe betrokken
en dat daarom in beide zaken in gelijke zin diende
bij een enquêteprocedure van de vakbond Druk
te worden beslist.
en Papier tegen Janssen Pers. In die zaak is het
En daarop concludeerde hij tot verwerping van het
nooit tot een eindbeschikking gekomen. Maar in
cassatieberoep en dus instandhouding van het
een tussenbeschikking aanvaardde de Onderne-
vonnis van de rechtbank.
mingskamer wel de stelling van Druk en Papier
De Hoge Raad nam deze conclusie over. De Hoge
dat de vakbond bevoegd is een enquête uit te lok-
Raad oordeelde daarbij dat diende te worden voor-
ken bij concerngenoten van de rechtspersoon bij
opgesteld dat uit de parlementaire geschiedenis
wie personen werkzaam zijn die leden zijn van de
van de WOR en van een aantal wijzigingen van de
vakbond.12 Dat was een belangwekkende oordeel
WOR blijkt dat een- en andermaal is benadrukt dat
waarnaar later vele malen is verwezen.
het niet de bedoeling van de wetgever is geweest aan de ondernemingsraad een instemmingsrecht
De PCM-zaak 13
te geven met betrekking tot de vaststelling of wij-
De zaak komt er in het kort neer op het volgende.
ziging van primaire arbeidsvoorwaarden.
In 2004 verwierf het private-equityfonds APAX de meerderheid van de aandelen in PCM.
Ik kan vrede hebben met het oordeel van de Hoge
APAX werd door de toenmalige aandeelhouders
Raad. Maar naar mijn mening had de nadruk niet
van PCM binnengehaald omdat zij mede zou zor-
zo zwaar gelegd moeten worden bij de bedoe-
gen dat het concern zou kunnen komen tot een
ling van de wetgever. Die bedoeling dient dan
noodzakelijke basisverbreding en dus minder af-
tot uitdrukking te komen in regelgeving en dat is
hankelijk zou zijn van de bestaande activiteiten.
niet gebeurd. Naar mijn mening was voldoende
Toen APAX in 2007 vertrok was er niets terechtge-
geweest om te benadrukken dat met werktijdre-
komen van die basisverbreding. PCM bleef achter
geling en vakantieregeling niet wordt bedoeld de
met een enorme schuldenlast, terwijl APAX met
vaststelling van de hoeveelheid werktijd en/of vrije
gigantische winst vertrok. En bovendien had een
tijd, maar de wijze waarop die vrije tijd kan worden
groot aantal managers aanzienlijke bedragen op-
genoten.
gestreken als gevolg van een management-parti-
Eenzelfde lijn had de Hoge Raad al eerder gevolgd
cipatieregeling.
ten aanzien van de arbeidsduurverkorting (ADV)
De vakbonden NVJ en FNV Kiem besloten een en-
Artikel 27, lid 1 b is gewijzigd in die zin dat het be-
quêteprocedure te starten, waarbij Loe Sprengers
grip ‘werktijdregeling’ is vervangen door ‘arbeids-
als advocaat voor de bonden optrad.
en rusttijdenregeling.’ Naar mijn mening wordt hiermee nog duidelijker gemaakt dat het instem-
Ik beschrijf deze zaak iets meer vanuit de keuken
mingsrecht dan geen betrekking heeft op de duur
dan de andere zaken. Het is op het moment dat ik
van de arbeid, maar op de uitwerking en invulling
dit artikel schrijf nog niet gekomen tot een eind51
LOE’S JURISPRUDENTIE
beschikking van de Ondernemingskamer. Dat wil
het nut van een enquêteprocedure.
zeggen dat de Ondernemingskamer nog niet heeft
De bonden hebben toch besloten om door te zet-
geoordeeld over de vraag of er bij PCM sprake is
ten en hebben bij monde van Loe in de procedure
geweest van wanbeleid. Wel heeft de Onderne-
bij de Ondernemingskamer vraagtekens bij gezet
mingskamer op 10 januari 2008 geoordeeld dat er
bij een aantal ‘normale’ zaken. En tot niet geringe
gegronde redenen waren om te twijfelen aan een
verbazing van de ondernemerswereld achtte de
juist beleid van PCM en heeft de Ondernemings-
Ondernemingskamer het geboden om een onder-
kamer een onderzoek (enquête) bevolen naar het
zoek in te stellen naar dit soort zaken, waarvan ve-
beleid en de gang van zaken binnen PCM.
len konden profiteren, maar niet de vennootschap waar het eigenlijk om ging.
Naar mijn mening zou deze procedure niet gevoerd
Daarom kan gezegd worden dat deze enquêtepro-
zijn als Loe er niet bij betrokken was geweest. Bij
cedure inzake PCM van belang is geweest voor de
de voorbereidingen van de procedure zijn verschil-
rechtsvorming, ook al weten we op dit moment nog
lende vakbondsbestuurders betrokken geweest,
niet of de Ondernemingskamer daadwerkelijk zal
alsmede andere deskundigen op het gebied van
oordelen dat er sprake is geweest van wanbeleid.
ondernemingsrecht en accountancy. Zij waren over het algemeen sceptisch over de zin en de kansen in een eventuele procedure. Maar Loe herinnerde hen aan de uitspraak van de leden van de vakbonden die in meerderheid hadden gestemd voor het aanspannen van de procedure. En bovendien was Loe van mening dat de rechter maar eens uitspraak moest doen over een aantal aspecten, waarvan gezegd werd dat die normaal waren in de wereld van de privateequity-fondsen. Zo lijkt iedereen het normaal te vinden dat in het geval dat een private-equity fonds de aandelen van een vennootschap verwerft, dat dan de kos-
Slot Ik beweer altijd dat je er als advocaat niet voor bent om mooie jurisprudentie te maken, maar om je klant zo goed mogelijk te helpen. Loe Sprengers heeft geen andere houding voor wat betreft het belang van zijn klant. Maar hij heeft daarnaast ook altijd oog voor het belang van rechtsvorming. En op de terreinen waarop hij de laatste 25 jaar werkzaam is geweest viel heel wat recht te vormen. Daaraan heeft hij dan ook een flinke bijdrage geleverd, niet alleen in de vorm van vele publicaties, maar ook in het uitlokken van jurisprudentie. En we kunnen nog heel wat van hem verwachten. Hij blijft veelbelovend.
ten van die verwerving voor rekening van de vennootschap komen. Bij PCM ging dat om tientallen
1
JAR 1997, 183.
miljoenen euro’s.
2
JAR 2004, 28.
En ook is het in die wereld kennelijk heel normaal
3
NJ 2000, 23.
dat aan bepaalde managers de mogelijkheid wordt
4
JAR 2005, 23.
geboden om zonder eigen kosten en risico’s deel
5
ROR 1994, nr 1.
te nemen in de vennootschap en daarbij grote
6
Kamerstukken I 1978/79, 13954, nr 8d, pag. 5.
winsten op te strijken, ook wanneer de vennoot-
7
OK 19 februari 1981, NJ 1982, 245.
schap zelf geen winst maakt.
8
HR 26 januari 1994, ROR 1994, nr 1.
Een aantal van de door de bonden ingeschakelde
9
HR 26 januari 2000, NJ 2000, 223 en 224.
deskundigen beaamde dat een dergelijke gang
10 De Ondernemingsraad, art. 27, aantekening 10.
van zaken nu eenmaal normaal was in de wereld
11 JAR 2000, 86.
van private-equity en andere vluchtige aandeel-
12 Ondernemingskamer 17 maart 1004, TVVS 1994, 164.
houders en managers, en twijfelde daarom aan
13 JOR 2008, 39.
52
Wat iedere arbeidsrechtjurist zou moeten weten van de WAO en WIA
1
(but was afraid to ask)
2
Erica Wits 3
825-503, 825-512 In ArbeidsRecht 2009, nummer 2 verscheen het artikel ‘Wat elke arbeidsrechtjurist zou moeten weten van de Werkloosheidswet’ van M. Koolhoven. Zij benadrukt dat praktische kennis van de WW van pas kan komen bij een kwalitatief goede advisering in ontslagzaken. Hetzelfde kan gezegd worden over kennis van de WAO en de in 2004 ingevoerde WIA en dan niet alleen in ontslagzaken, maar ook in andere arbeidsrechterlijke kwesties.
53
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
Inleiding Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de WAO/WIA gerechtigden nog bij de eigen werkgever aan de slag is.4 Van degenen die na twee jaar ziekte niet in aanmerking komen voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering (de ‘35-minners’) werkt het merendeel bij de eigen werkgever.5 Een arbeidsrelatie na twee jaar ziekte is dan ook bepaald geen uitzondering! Dit artikel beoogt niet zozeer nieuwe inzichten te bieden, maar wel in- en overzicht te geven van een aantal voor de arbeidsrechtjurist relevante aspecten en ontwikkelingen op het snijvlak WAO/WIA en het arbeidsrecht. Het eigenrisicodragerschap blijft gezien het bestek van dit artikel onbesproken. Op de WAO wordt zijdelings ingegaan. Deze wet is per 1 januari 2004 gesloten voor nieuwe gevallen; wel blijft hij gelden voor degenen die al een WAO-uitkering ontvangen. De WIA is op vele plaatsen beschreven, o.a. op een heldere wijze door G.A. Diebels.6 Daarom hier geen herhaling, maar een korte uitleg van de systematiek en vervolgens een paar handvatten om op deze lastige wet te grip te krijgen. Dan richt zich de aandacht op diverse vraagstukken die zich in het derde jaar van arbeidsongeschiktheid kunnen voordoen, te weten de loonsanctie, de problematiek van de 35-minners en ontslag na het tweede ziektejaar in relatie tot de WIA.
arbeidsdeskundige welke functies die zijn opgenomen in een database de verzekerde nog zou kunnen verrichten. Voorbeeld: de maatvrouw is manager, met een uurloon van 30. De restverdiencapaciteit is die van melkmonsternemer met een uurloon van 10. Dit betekent: (30-10): 100 x 30 = 66,6% arbeidsongeschikt, klasse 65-80%. Ander voorbeeld: de maatman is schoonmaker, uurloon 15, de geduide functie is printplaatmonteur, uurloon 11. Resultaat: (15-11): 15 x 100 = 26,6%. Voor de WAO leidt dit tot indeling in de klasse 25-35%, in de WIA is er pas sprake van een relevant percentage als dit gelijk of hoger is dan 35. In het laatstgenoemde voorbeeld ontstaat dan ook geen recht op een WIA-uitkering.
De
manager en de schoonmaker in de voorbeelden kampen met dezelfde ziekte en dezelfde beperkingen. Het inkomensverschil bepaalt dus hier het verschil in het arbeidsongeschiktheidpercentage, niet de mate van ziek zijn! Vaak zullen voor hogere inkomens wel functies te duiden zijn met een wat hoger loon dan in dit voorbeeld, maar geregeld ook niet. Het slechte nieuws is dat de uitkeringssystematiek van de WIA zeer gecompliceerd is. Om te beginnen: de WIA-uitkering an sich bestaat niet. Op basis van deze wet zijn twee soorten uitkering mogelijk: de uitkering werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) en de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam
De WIA in sneltreinvaart Het goede nieuws is dat met de invoering van de WIA met ingang van 1 januari 2004 de wijze waarop de mate van arbeidsongeschiktheid wordt bepaald, niet is gewijzigd.7 Het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid komt neer op een procentuele vergelijking van het inkomen dat men vóór zijn arbeidsongeschiktheid verdiende (de zgn. maatman) met het inkomen dat men na zijn arbeidsongeschiktheid nog zou kunnen verdienen (de restverdiencapaciteit). Doorgaans vindt er een theoretische schatting plaats. Na het vaststellen van de medische beperkingen van de betrokkene door de verzekeringsarts, bekijkt de 54
arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). De WGAuitkering kent vervolgens de loongerelateerde, de loonaanvullings- en de vervolguitkering. In de WIA komt de verzekerde die tijdelijk 80-100% arbeidsongeschikt is in aanmerking voor een WGA-uitkering. Is er sprake van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid, dan ontstaat een recht op de IVA-uitkering (art. 47 WIA). De IVA kan vervroegd, te weten voor het einde van de wachttijd, worden aangevraagd door de werknemer (art. 23 lid 6 WIA). De uitkering kan in mindering worden gebracht op de loondoorbetalingsverplichting (art. 7:629 lid 5 BW). Nu met de WIA beoogd is werknemers te prikkelen aan het werk te blijven en hiertoe
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
de diverse uitkeringen zijn geïntroduceerd, is deze
kels tot werken te geven. Voorbeelden hiervan zijn:
mate van complexiteit alleen al om deze reden te
a. de loonaanvullingsuitkering. Na de loongere-
betreuren. Uit onderzoek blijkt dat inderdaad veel
lateerde uitkering (of: als niet voldaan is aan
werknemers onbekend zijn met de inkomensge-
de referte-eis van 26 weken arbeid in 36 we-
volgen van de WGA en met name over het aflopen
ken) volgt de loonaanvullingsuitkering of de
van de loongerelateerde uitkering.
vervolguitkering. Deze schelen vaak aanzien-
8
lijk in hoogte. Om voor de hoge loonaanvulOm vat op de wet te krijgen, kan het zinvol zijn de
lingsuitkering in aanmerking te komen, dient
volgende twee uitgangspunten in gedachten te
men 50% van zijn restverdiencapaciteit zoals
houden.
vastgesteld door het UWV te realiseren (art. 60 WIA). In de WGA-beschikking is deze restver-
Naast loongerelateerde WGA-uitkering geen recht op WW Naast de loongerelateerde WGA-uitkering bestaat geen recht op WW (art. 19 lid 1 onder b WW). Waar de verzekerde naast de WAO ook gedeeltelijk recht kan hebben op de WW, is deze uitkering in de WIA geïntegreerd. Deze symbiose betekent o.a. het volgende: a. voor de hoogte van de loongerelateerde uitkering maakt het niet uit hoe hoog het arbeidsongeschiktheidspercentage is. De uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% en vervolgens 70% van het gemaximeerde loon. De hoogte is in beginsel overeenkomstig het uitkeringsniveau van de WW, zij het dat in tegenstelling tot de WW een deel van eventueel inkomen behouden mag worden. b. De duur van de loongerelateerde uitkering wordt op dezelfde wijze berekend als voor de WW. c. Voor de WGA-gerechtigde gelden WW-verplichtingen, zoals de sollicitatieplicht, het behouden van passend werk etc. Ook als men tijdelijk volledig arbeidsongeschikt is! 9 d. Als de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% daalt, heeft dit geen gevolgen voor de duur van de loongerelateerde uitkering; deze blijft verschuldigd. e. Na afloop van de WGA-uitkering bestaat geen recht meer op WW, tenzij er een nieuw recht is ontstaan, omdat er naast de WGA is gewerkt. Arbeid loont! De wetgever heeft met de WIA beoogd vele prik-
diencapaciteit opgenomen. Deze inkomenseis geldt overigens niet voor de categorie die 80100% arbeidsongeschikt is, deze groep komt zondermeer in aanmerking voor de loonaanvullingsuitkering van 70% van het laatst verdiende gemaximeerde inkomen. Ik verwijs naar het eerder genoemd artikel van Diebels voor een aantal voorbeelden. Voor de werknemer is het van groot belang dat hij zich realiseert dat een inkomen van een paar euro meer per maand, het verschil kan maken tussen de loonaanvullingsuitkering of de vervolguitkering! Ook voor de werkgever is deze kennis van belang, nu hij eenvoudig de hand kan hebben in een aanzienlijk betere inkomenspositie van zijn werknemer. Het aantekenen van bezwaar tegen een beslissing waarin een WGA-uitkering wordt toegekend kan vaak toch zinvol zijn, ondanks dat dit niet tot een hogere loongerelateerde uitkering leidt, maar wel om te trachten de restverdiencapaciteit (dus de inkomenseis) te verlagen. b. Als de verzekerde 65% van zijn restverdiencapaciteit realiseert, behoudt hij nog een jaar lang zijn loonaanvullingsuitkering (art. 56 lid 2 en 3 WIA). Doel van deze regel is om werknemers niet te ontmoedigen (beter) betaald werk te aanvaarden. c. Tijdens de loongerelateerde uitkering wordt 30% van de inkomsten niet gekort op de uitkering (art. 61 WIA).
De loonsanctie De werkgever die tekort is geschoten in zijn 55
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
re-integratieverplichtingen, loopt het risico dat zijn
beslissing is bezwaar en beroep mogelijk. De
loondoorbetalingsverplichting na de wachttijd van
werknemer kan dit verzoek doen op het moment
104 weken wordt verlengd (met maximaal 52 we-
van de aanvraag van de WIA-uitkering, maar ook
ken (art. 25 lid 9 en lid 14 WIA). Voordat het UWV
nog in de bezwaarfase.11
de WIA-aanvraag in behandeling neemt, toetst
bezwaar/beroep in het gelijk gesteld wordt, rest
het UWV eerst de re-integratieinspanningen van
slechts een recht op schadevergoeding, nu de
werkgever en werknemer aan de hand van de
loonsanctie niet achteraf opgelegd kan worden.
Beleidsregels beoordelingskader poortwachter.
10
Indien een werknemer niet tevreden is over de re-
Uiterlijk 13 weken voor het einde van de wachttijd
integratie-inspanningen van zijn werkgever, kan hij
moet de werknemer de aanvraag indienen (art. 64
naast het vragen van een deskundigenoordeel (art.
lid 3). Het UWV zal vervolgens uiterlijk zes weken
32 lid 3 onder b SUWI) bij de werkgever aankon-
voor het einde van de wachttijd de loonsanctie
digen dat hij om een loonsanctie zal vragen. Het
moeten opleggen (art. 25 lid 10 WIA); hierna is dit
is wel van belang dan te realiseren dat het om een
niet meer mogelijk. Als de loonsanctie wordt op-
tweesnijdend zwaard gaat: als het UWV inderdaad
gelegd, wordt de WIA-aanvraag opgeschort. Het
de loonsanctie oplegt, hebben de werkgever en
UWV geeft de werkgever aan welke re-integra-
de werknemer tijdens de loonsanctieperiode niet
tie-inspanningen nog moeten worden gepleegd.
meer de handen vrij om een beëindigingregeling
Voor nuttige tips voor het voorkomen van een
te treffen, zie art. 24 lid 10 WW. Instemmen met
loonsanctie, verwijs ik graag naar het artikel van
een dergelijke regeling geldt dan als een benade-
V.E. Dijkmans, ‘De loonsanctie onder de WIA’ in
lingshandeling. Achterliggende gedachte bij deze
ArbeidsRecht 2007, p. 325-329.
bepaling is dat partijen niet op een eenvoudige
12
Als de werknemer na
manier onder de loonsanctie uit kunnen. Omdat Uit het jaarverslag 2008 van het UWV over 2008
een niet vlot verlopende re-integratie niet zelden
blijkt dat in 11% van de bijna 40.000 getoetste
gepaard gaat met een min of meer getroebleerde
re-integratieverslagen een loonsanctie is opge-
arbeidsrelatie, kan het ontbreken van een ont-
legd (p. 15). Dit betekent dat ongeveer 4.000 maal
snappingmogelijkheid zwaar drukken op de werk-
werkgevers met een forse kostenpost zijn gecon-
nemer. Het aankondigen van een aanvraag van
fronteerd in de vorm van het moeten doorbetalen
een loonsanctie kan het treffen van een gunstiger
van het loon en extra re-integratiekosten.
regeling voor de werknemer voor einde wachttijd mogelijk wel bevorderen. Let wel: voor de Ziekte-
Ook de werknemer die niet voldoende meewerkt
wet geldt een instemmen met een ontslag wel als
aan zijn re-integratie tijdens de (verlengde) wacht-
een benadelingshandeling (art. 45 aanhef en sub j
tijd, kan een sanctie opgelegd krijgen, zie art. 28
ZW), maar voor de WW onder bepaalde voorwaar-
jo. 88 en 89 WIA . Bij mijn weten wordt een sanctie
den niet.13
echter zelden opgelegd door het UWV. Een andere vermeldenswaardige ontwikkeling is Een tweetal ontwikkelingen met betrekking tot
jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep
de loonsanctie vragen de aandacht. In de eerste
over onrechtmatige loonsanctiebesluiten.14 De Raad
plaats heeft de Centrale Raad van Beroep geoor-
stelt zich onder verwijzing naar art. 7:629 BW op
deeld dat de verzekerde het UWV kan verzoeken
het standpunt dat een werkgever in geval van een
om aan zijn werkgever een loonsanctie op te
onrechtmatige loonsanctie, slechts recht heeft op
leggen. Dit verzoek geldt als een aanvraag zoals
vergoeding door het UWV van 70% van het ver-
bedoeld in art. 1:3 lid 3 Awb, op basis waarvan
schuldigde loon althans het wettelijke minimum-
het UWV een beslissing moet nemen. Van deze
loon gedurende de sanctieperiode vermeerderd
56
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
met de werkgeverslasten en de wettelijke rente.
mer opgedragen conform deze afspraken te gaan
Als een werkgever bijv. op grond van de CAO méér
werken. Nu de werkgever verplicht is in het kader
heeft betaald, dan hoeft het UWV deze schade,
van de re-integratie o.a. een plan van aanpak op
die niet toegerekend kan worden aan het onrecht-
te stellen, zal er al gauw sprake kunnen zijn van
matige besluit, niet te vergoeden.
een situatie waarin er duidelijke afspraken zijn
15
gemaakt over de te verrichten passende arbeid.
Problematiek 35-minners Deze problematiek komt er op neer dat een werknemer die na de wachttijd van 104 weken geen recht heeft op een WIA-uitkering, gere-integreerd is in passende arbeid bij zijn eigen werkgever en vervolgens opnieuw uitvalt, niet altijd recht heeft op doorbetaling van zijn loon. Ook zal deze werknemer geen aanspraak kunnen maken op een uitkering op grond van de no-riskpolis van de Ziektewet (art. 29b ZW). Slechts de 35-minner die bij een nieuwe werkgever is gere-integreerd kan dit. In enkele gevallen zal de weer uitgevallen werknemer aanspraak kunnen maken op een verhoging van zijn WAO/WIA-uitkering, maar dat biedt slechts soelaas voor zover de verhoging van de uitkering het loonsverlies dekt, wat alleen al door de wachttijd van vier weken nooit het geval zal zijn. Als de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit een andere oorzaak, is deze oplossing al helemaal niet aan de orde. Slechts als er opnieuw een arbeidsovereenkomst is gesloten en er dus sprake is van ‘nieuwe bedongen arbeid’, ontstaat er weer een recht op loondoorbetaling tijdens ziekte gedurende in beginsel 104 weken. Deze mogelijk grote groep werknemers (zie de inleiding) heeft enige aandacht gekregen van de politiek, de juridische literatuur en in de rechtspraak. De meeste rechtspraak wijst in de richting dat er niet al te snel sprake is van nieuw bedongen arbeid. Een mogelijk kentering zou de uitspraak van Hof den Bosch van 6 januari 2009 kunnen zijn (LJN BH0657), waarin na het verrichten van anderhalf jaar passende arbeid deze arbeid als de bedongen arbeid werd aangemerkt zonder dat er expliciet een nieuwe arbeidsovereenkomst was overeengekomen. In deze zaak waren wel duidelijke afspraken gemaakt tussen werknemer en een arbeidsdeskundige over de inhoud van de passende arbeid en had de werkgever de werkne-
Toch lijkt het er op dat het gat waar de 35-minners na nieuwe uitval wegens ziekte invallen, nog een gat blijft nu er nog geen echte helderheid is in hun positie. De geopperde oplossing, de no-riskpolis ook van toepassing laten zijn op 35-minners die re-integreren bij eigen werkgever,16 is tot op heden niet overgenomen door de politiek. De werknemer die het aangaat zal daarom zelf tijdig moeten aandringen op het sluiten van een nieuwe arbeidsovereenkomst. Ook hier kan het weer om een tweesnijdend zwaard gaan als de nieuwe arbeidsovereenkomst met een lager loon wordt gesloten voor het einde van de wachttijd. Pas na het volmaken van de wachttijd en bij afwijzing van de WIA geldt dat het oude hogere maatmanloon als grondslag voor de beoordeling kan gelden, de zgn. maatmaninkomengarantie.17 Het punt is verder natuurlijk dat niet iedere 35-minner zich ervan bewust zal zijn dat hij mogelijk geen ziekengeld krijgt bij hernieuwde uitval. Men kan de vraag opwerpen of art. 7:611 BW niet met zich meebrengt dat een werkgever in voorkomende gevallen een nieuwe arbeidsovereenkomst met de werknemer afsluit, om te voorkomen dat de werknemer bij ziekte geen recht heeft op ziekengeld. Dit is in ieder geval in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis van art. 7:629 BW: ‘Als wordt vastgesteld, dat een werknemer blijvend arbeidsongeschikt is voor de eigen werkzaamheden en binnen het bedrijf ander passend werk voorhanden is, ligt het in de rede, dat voor de nieuwe werkzaamheden een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt aangegaan’.18 De 35-minners blijven ook om andere reden een zorgenkind. Een aanzienlijk deel slaagt er niet in werk te vinden of te behouden.19 Dit is niet zo vreemd, omdat er vaak forse beperkingen spelen. 57
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
De suggestie van de Stichting van de Arbeid aan
tract als een WGA-gerechtigde succesvol heeft
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegen-
hervat in passende arbeid. Een paar euro verschil
heid om de no-riskpolis eerder van toepassing
kan een wereld van verschil betekenen. Ook bij het
te laten zijn en wel voor de WIA-keuring, is een
beoordelen of er bezwaar tegen een toekennen-
bescheiden maatregel, maar misschien zinvol. Zo
de WGA-beslissing moet worden aangetekend,
kan eerder met de re-integratie vanuit het 2 spoor
ondanks dat er inkomen is uit dienstverband, is
worden begonnen.
basiskennis vereist.
e
20
Het kan verder van pas komen te weten dat bij een
Ontslag na het tweede ziektejaar in relatie tot de WGA Voor degene die recht heeft op een loongerelateerde uitkering, gelden dezelfde beperkingen met betrekking tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst als voor degenen die aanspraak willen maken op de WW. Deze groep mag zich niet schuldig maken aan verwijtbaar verlies van hun werk. Van verwijtbaarheid is sprake bij ontslag wegens een dringende reden of bij ontslagname zonder dat aan voortzetting grondige bezwaren waren verbonden (zie art. 30 lid 3 WIA). De verplichting om te voorkomen dat passende arbeid wordt verloren door de persoon die een loonaanvullings- of vervolguitkering van de WGA-uitkering ontvangt, vloeit uit het systeem van de WW voort. Gezien de grote gevolgen die het verlies van inkomen kan hebben voor het soort WGA-uitkering die de werknemer ontvangt (loonaanvullings- of vervolguitkering) is het aan te raden goed door te rekenen wat de consequenties zijn! Verder is van belang bij het treffen van een regeling voor ogen te houden dat het meestal niet nodig zal zijn een vergoeding voor outplacement of iets dergelijks te regelen. Op grond van art. 4.2 Besluit SUWI kan de verzekerde het UWV verzoeken om een individuele re-integratieovereenkomst te sluiten met een re-integratiebedrijf. Afsluitende opmerkingen Enige kennis over de WAO en WIA is essentieel om goed te kunnen adviseren in diverse situaties waarin de arbeidsongeschikte werknemer en werkgever verzeild kunnen raken. Bijvoorbeeld bij het overeenkomen van het loon bij een nieuw con58
niet vlottende re-integratie de werknemer als drukmiddel kan overwegen het UWV te verzoeken een loonsanctie op te leggen aan zijn werkgever. Kennis van de positie van de 35-minner, een mogelijk groep, is ook van belang. Niet alleen bij de afweging of een nieuwe arbeidsovereenkomst bij succesvol hervatten in aangepast werk geboden is, maar ook bij de eventuele vormgeving daarvan en de keuze van het moment waarop. Art. 7:611 BW brengt naar mijn oordeel mee dat de werkgever de 35-minner een nieuwe arbeidsovereenkomst aanbiedt, in het geval de werknemer succesvol re-integreert in passende arbeid. Tenslotte is het goed om te realiseren dat bij het ontvangen van een loongerelateerde WGA-uitkering dezelfde verwijtbaarheidstoets geldt als bij de WW bij een einde van het dienstverband.
WAT IEDERE ARBEIDSRECHTJURIST ZOU MOETEN WETEN VAN DE WAO EN WIA
1
Zelfs een hoogleraar!
2
Zie noot 1.
3
Mevr. mr. E.B. Wits is advocaat bij het Advokatenkollektief te Utrecht.
4 Monitoring WGA-instroom 2006, bureau AStri, januari 2009. 5
‘35-min op weg naar werk’, Regioplan, februari 2009.
6
‘Voorbij de Poort wacht de WIA’, in Arbeid Integraal 2007, p. 245 – 255.
7
Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2000, 307, gewijzigd op 18 augustus 2004) dat nadere regels geeft voor de schatting is wel fors aangescherpt in 2004. Samen met het vervallen van de twee onderste arbeidsongeschiktheidsklassen (15-25% en 25-35%) met de komst van de WIA heeft dit geleid tot een forse afname van het beroep op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
8
Zie noot 2.
9
Zie de Beleidsregels arbeidsinschakeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten van 20 december 2005, Stcrt. 2005.
10 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236. 11 CRvB 20 februari 2008, LJN BC 5404. 12 Zie voor een bespreking van deze uitspraak het artikel van mr. M.J.A.C. Driessen, ‘De loonsanctie: ook een wapen voor de werknemer?’, Sociaal Recht 2008-4, p. 133 – 135. 13 Zie hiervoor nader M. Koolhoven, ‘Voorzichtig met ontslag van zieke werknemer!’, ArbeidsRecht 2006, 66. 14 o.a CRvB 27 augustus 2008, LJN BE9377. 15 Op grond van art. 629 lid 1 BW hoeft de werkgever uitsluitend in de eerste 52 weken minimaal het geldend wettelijk minimumloon te betalen; niet in het tweede jaar. Kennelijk neemt de Centrale Raad de loondoorbetalingsverplichting in het eerste jaar tot uitgangspunt. 16 P.H. Burger, ‘Tussen WIA, ZW en loondoorbetaling gevallen: het inkomensgat van de gere-integreerde werknemer die voor minder dan 35% gedeeltelijk arbeidsongeschikt is’, Sociaal Recht, 2007-4, p. 113 – 120. 17 Zie art. 6 en 7 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten Stb. 2000, 307 gewijzigd op 18 augustus 2004. 18 Kamerstukken I 2001/02, 27 678, nr. 37a, p. 27. 19 Zie noot 4. 20 Zie persbericht STAR van 5 maart 2009 te vinden op de website www.stvda.nl
59
Stimuleren artikel 28 WOR Heeft de ondernemingsraad voldoende mogelijkheden om zijn stimulerende taak van artikel 28 WOR te realiseren?
Marian van Leeuwen-Scheltema
Artikel 28 Wet op de ondernemingsraden (WOR) noemt een reeks taken van de ondernemingsraad, die als de zogenaamde ‘zorgtaken’ of ‘stimulerende taken’ worden bestempeld. Zo dient de ondernemingsraad onder meer te bevorderen dat de voor de onderneming geldende voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, van de arbeidsomstandigheden en arbeids- en rusttijden worden nageleefd (lid 1) en in het algemeen te waken tegen discriminatie in de onderneming en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen alsmede de inschakeling van gehandicapten en minderheden in de onderneming te bevorderen (lid 3).
60
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
I.
Inleiding
van de mogelijkheden, die de betreffende wettelijke voorschriften en de CAO’s de ondernemings-
Probleemstelling
raad bieden.
In mijn rechtspraktijk stuit ik regelmatig op vragen van ondernemingsraden over hun mogelijkheden
Ter onderbouwing van mijn betoog schets ik eerst
indien de ondernemer de voor de onderneming
kort de wetsgeschiedenis (a), vervolgens ga ik in
geldende arbeidsvoorwaarden niet of niet volledig
op de veranderende rol van de ondernemingsraad
nakomt. Ik wijs dan op de stimulerende taak van
bij het totstandkomen van arbeidsvoorwaarden (b)
de ondernemingsraad op dit punt, zoals neerge-
en noem ik de schaarse rechtspraak waarbij door
legd in artikel 28 WOR.
de ondernemingsraad een beroep werd gedaan
Maar dan volgt vaak de vraag in hoeverre de
op zijn taak toe te zien op naleving, zoals vastge-
ondernemingsraad mogelijkheden heeft om voor
legd in artikel 28 WOR en de vrij recente uitspraak
de onderneming geldende voorschriften met be-
van het Hof Arnhem (c). Vervolgens schets ik de
trekking tot de arbeidsvoorwaarden tegenover de
positie van de ondernemingsraad met betrekking
ondernemer af te dwingen, indien overleg tot on-
tot de bevordering van de naleving van een aantal
voldoende resultaat heeft geleid. In dit artikel wil ik
wetten, die voorschriften bevatten met betrekking
bezien of die mogelijkheden voldoende helder zijn
tot de arbeidsvoorwaarden, de CAO en de be-
en of nadere wetgeving op dit punt gewenst is. Ik
drijfseigen regelingen (II). Dit artikel besluit ik met
zal me daarbij beperken tot de stimulerende taak
een conclusie en aanbevelingen (III).
van de ondernemingsraad met betrekking tot de naleving van de voor de onderneming geldende
a. Wetsgeschiedenis
voorschriften op het gebied van de arbeidsvoor-
De zorgplicht van de ondernemingsraad, zoals nu
waarden en het bevorderen van gelijke behande-
vastgelegd in artikel 28 lid 1 WOR, wordt al ver-
ling. Daarbij gaat het mij met name om de nuance,
meld in de wet van 4 mei 1950.1 Zij het dat toen
die in het eerste lid bij deze zorgtaak is vermeld,
nog niet sprake was van het ‘bevorderen’ van de
namelijk ‘voor zoveel als in zijn vermogen ligt’.
naleving van voorschriften, maar van het ‘toezicht
Dat ‘vermogen’ van de ondernemingsraad wordt
houden’ op de voor de onderneming geldende
uiteraard bepaald door de deskundigheid en slag-
arbeidsvoorwaarden en de wettelijke voorschrif-
kracht van de ondernemingsraad, maar ook door
ten ter bescherming van de in de onderneming
het hem ter beschikking staande instrumentarium.
werkzame personen (artikel 6 lid 2 onder c en d
Heeft een deskundige en strategisch zorgvuldig
van deze wet). In de tweede wet veranderde de
opererende ondernemingsraad genoeg instrumen-
taak van de ondernemingsraad en deze werd van
ten in handen voor het geval zijn stimulans geen
toezichthoudend, bevorderend.2
effect sorteert en de ondernemer kennelijk extra
Bij de behandeling van het wetsontwerp 13 350,
prikkels nodig heeft om de voorschriften na te le-
dat leidde tot herziening van de WOR van 5
ven? Kan een ondernemingsraad dan een rechts-
september 1979,3 werd kort aandacht besteed
vordering instellen ten behoeve van de naleving
aan de tekst van artikel 28. Uit de Memorie van
van de voor de onderneming geldende voorschrif-
Toelichting4 blijkt dat de stimulerende taak van
ten op het gebied van de arbeidsvoorwaarden?
de ondernemingsraad niet meer is beperkt tot
De mogelijkheden voor de ondernemingsraad om
wettelijke voorschriften. Ook ten aanzien van de
naleving van de voorschriften op het gebied van
naleving van andere voorschriften, zoals bijvoor-
de arbeidsvoorwaarden te bevorderen zijn afhan-
beeld interne voorschriften en CAO-bepalingen,
kelijk van de wijze waarop de arbeidsvoorwaarden
kan de ondernemingsraad stimulerend optreden.
tot stand zijn gekomen, zijn bemoeienis daarbij en
Uit het Voorlopig Verslag blijkt dat de leden van 61
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
de P.P.R.-fractie van oordeel waren dat de redactie
aantal wijzigingen van die wet een- en andermaal
van artikel 28 de ondernemingsraad degradeert
is benadrukt dat het niet de bedoeling van de wet-
tot een uitvoeringsorgaan van de onderneming
gever is geweest aan de ondernemingsraad een
belast met het uitoefenen van controlewerkzaam-
instemmingsrecht te geven met betrekking tot de
heden. Deze leden vroegen de redactie van dit
vaststelling of wijziging van primaire arbeidsvoor-
artikel in het kader van de verzelfstandiging zo te
waarden.
wijzigen dat de ondernemingsraad geïnformeerd
Dit betekent niet dat de ondernemer niet met de
wordt over de uitvoering van de bedoelde voor-
ondernemingsraad afspraken kan maken over de
schriften en over de controle die hierop vanwege
in de onderneming van toepassing zijnde primaire
de ondernemingsleiding wordt uitgeoefend. In
arbeidsvoorwaarden.
dit verband is van belang dat in wetsontwerp 13
De President van de rechtbank Den Haag9 over-
350 werd voorgesteld de ondernemingsraad tot
woog dat weliswaar het uitgangspunt van de
zelfstandig orgaan te maken en de bestuurder als
wetgever is dat het onderhandelen over primaire
lid van de ondernemingsraad te schrappen. In de
arbeidsvoorwaarden geschiedt door de vakor-
Memorie van Antwoord reageerden de bewinds-
ganisaties. Maar dat dit niet meebrengt dat het
lieden met de opmerking dat zij de mening dat dit
verboden is, met toepassing van artikel 32 WOR,
artikel de ondernemingsraad zou degraderen tot
de ondernemingsraad deze bevoegdheid toe te
een controleorgaan niet deelden. De informatie
kennen.
5
over de uitvoering van de in dit artikel bedoelde voorschriften dient gegeven te worden op grond
Sinds de wetswijziging van 1998, waarbij artikel
van artikel 31 e.v. WOR.
32 WOR zijn huidige redactie kreeg, worden in
In de loop der jaren zijn bij wetswijzigingen de
toenemende mate tussen ondernemer en onderne-
stimulerende taken van de ondernemingsraad uit-
mingsraad overeenkomsten gesloten over arbeids-
gebreid en werden nieuwe leden aan (nu) artikel 28
voorwaarden, met name in die sectoren/onderne-
WOR toegevoegd.
mingen waar niet met de vakbonden wordt onder-
6
handeld. Maar ook in een CAO worden steeds b. De veranderende rol van de OR bij tot stand
vaker aan de ondernemingsraad bevoegdheden
komen van arbeidsvoorwaarden
toegekend om op ondernemingsniveau, de CAO
Het primaat van het onderhandelen over (primaire)
aanvullende, afspraken te maken. Er blijkt behoefte
arbeidsvoorwaarden is door de wetgever neerge-
aan decentralisatie van de arbeidsvoorwaarden, die
legd bij de vakbonden, omdat ondernemers en
op bedrijfstakniveau in de CAO worden vastgelegd.
vakbeweging zich tegen de rol van de ondernemingsraad ten aanzien van primaire arbeidsvoor-
De CAO is op grond van artikel 9 Wet CAO van
waarden hebben gekeerd. Wel werd beoogd het
toepassing op de arbeidsovereenkomsten met
voorrangsrecht van de vakbeweging te beperken
de leden van de vakbonden, die betrokken zijn
tot situaties waarin inhoudelijke afspraken in de
bij de CAO. Artikel 14 Wet CAO verplicht de aan
CAO zijn gemaakt. Dit blijkt uit de wetgeschiedenis
de CAO gebonden werkgever de CAO-bepalingen
van artikel 27 WOR. De ondernemingsraad komt
toe te passen op de arbeidsovereenkomsten met
geen instemmingsrecht toe met betrekking tot pri-
werknemers, die geen lid zijn van een van de bij de
maire arbeidsvoorwaarden en met betrekking tot
CAO betrokken vakbonden.
instemmingsplichtige onderwerpen voorzover die
Een niet onbelangrijk verschil tussen enerzijds de
in de CAO uitputtend zijn geregeld.
CAO en anderzijds de met de ondernemingsraad
De Hoge Raad oordeelde dat blijkens de parle-
gesloten overeenkomst over arbeidsvoorwaarden
mentaire geschiedenis van de WOR en van een
is, dat de laatst genoemde overeenkomst de
7
8
62
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
werknemers in beginsel niet bindt; met andere
hoofdstuk wordt geen aandacht besteed aan de
woorden: niet doorwerkt in de individuele arbeids-
in artikel 28 lid 1 WOR neergelegde stimulerende
overeenkomst.
rol van de ondernemingsraad met betrekking tot
In CAO’s, waarin aan de ondernemingsraad de
de naleving van de voor de onderneming geldende
bevoegdheid wordt toegekend om op onderne-
voorschriften op het gebied van arbeidsvoorwaar-
mingsniveau over in de CAO genoemde onderwer-
den, waaronder de CAO.
pen afspraken te maken met de ondernemer wordt daar soms een oplossing voor gezocht. Zo bepaalt
De veranderende rol van de ondernemingsraden
de CAO Woondiensten 2007-2008 dat de eigen
met betrekking tot de arbeidsvoorwaardenvor-
arbeidsvoorwaardenregeling die werkgever en
ming, plaatst ook de stimulerende de rol van
ondernemingsraad in overeenstemming zijn over-
de ondernemingsraad, neergelegd in artikel 28
eengekomen, bindend is wanneer de raadpleging
WOR, in een ander perspectief. Was hij eerst
van de werknemers volgens de voorgeschreven
vooral wachter aan de zijlijn, nu speelt hij een
procedures heeft plaatsgevonden.
steeds zichtbaarder en actievere rol bij het tot stand komen van de arbeidsvoorwaarden, ook in
In een (toenemend) aantal ondernemingen is geen
ondernemingen waar een CAO van toepassing is.
sprake van een CAO. Soms worden in deze on-
Dit brengt naar mijn mening mee dat de onderne-
dernemingen overeenkomsten inzake de arbeids-
mingsraad ook actiever de belangen van de me-
voorwaarden met de ondernemingsraad gesloten.
dewerkers zou moeten kunnen behartigen bij het
Ook komt het voor dat de ondernemingsraad
nakomen van de voorschriften op het gebied van
instemmingsrecht heeft met betrekking tot alle
de arbeidsvoorwaarden, zeker als die met hem zijn
arbeidsvoorwaarden, die in een personeels-
overeengekomen. Waar hij actief is betrokken bij
handboek worden vastgelegd. Soms heeft de
de totstandkoming, moet hij ook actief betrokken
ondernemingsraad alleen instemmingsrecht met
kunnen zijn bij de naleving. Naarmate de onder-
betrekking tot die onderwerpen in het personeels-
nemingsraad actiever betrokken is bij de arbeids-
handboek, die vallen onder de opsomming van
voorwaardenvorming, zal de druk vanuit de in de
artikel 27 lid 1 WOR en is voor het overige sprake
onderneming werkzame personen op de onderne-
van een eenzijdige vaststelling van de arbeids-
mingsraad toenemen om namens hen actief zorg
voorwaarden door de ondernemer.
te dragen voor handhaving van de arbeidsvoor-
De individuele werknemers worden doorgaans
waarden. Ook als deze arbeidsvoorwaarden niet
gebonden aan de arbeidsvoorwaarden in het per-
met de ondernemingsraad zijn overeengekomen.
soneelshandboek, door incorporatie van het personeelshandboek (en de eventuele toekomstige
c. Rechtspraak inzake bevoegdheid onderne-
wijzigingen) in de arbeidsovereenkomst.
mingsraad om in rechte de stimulerende taak te behartigen.
De Vereniging voor Arbeidsrecht heeft in de aan-
Uit de schaarse rechtspraak blijkt dat op dit mo-
bevelingen aan de wetgever “De toekomst van de
ment onduidelijk is of de ondernemingsraad ten
medezeggenschap”
een hoofdstuk gewijd aan
behoeve van zijn achterban in rechte naleving
de “Rol van de vakbond en ondernemingsraad bij
kan vorderen van de in de onderneming geldende
(primaire) arbeidsvoorwaarden.
In dit hoofdstuk
voorschriften op het gebied van de arbeidsvoor-
wordt ingegaan op het spanningsveld tussen de
waarden. Die duidelijkheid zou er naar mijn me-
vakbonden en de ondernemingsraden waar het
ning wel moeten komen.
gaat om het totstandkomen en doorwerken van af-
De ondernemingsraad heeft op grond van artikel 2
spraken over primaire arbeidsvoorwaarden. In dit
lid 1 WOR (ook) de taak de belangen te behartigen
10
11
63
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
van de in de onderneming werkzame personen.
nu de ondernemingsraad bij die afspraken geen
De ondernemingsraad heeft geen rechtspersoon-
partij is geweest.
lijkheid, zodat artikel 3:305a BW hem als belan-
Het Hof Arnhem15 wees in 2008 het verzoek tot
genbehartiger geen rechtsingang biedt.
voorlopig getuigenverhoor van een ondernemings-
Er is spaarzame rechtspraak over (pogingen tot)
raad toe. De ondernemingsraad wilde bewijs-
procedures van ondernemingsraden waarbij een
materiaal vergaren voor een eventueel te voeren
beroep is gedaan op de zorgtaak op grond van ar-
procedure tegen de ondernemer. De ondernemer
tikel 28 WOR. Het succes voor de ondernemings-
kwam, ondanks diens toezegging, de door de on-
raden om in die procedures ontvankelijk te worden
dernemingsraad aan zijn positieve advies gestelde
verklaard was wisselend.
randvoorwaarden niet meer na. Het Hof oordeelde dat de feitelijk afwijkende uitvoe-ringshande-
De President rechtbank Haarlem
verklaarde in
ling geen besluit betreft waarvoor advies van de
de door mr. L.J.C. Sprengers namens de onder-
ondernemingsraad ingevolge artikel 25 dan wel
nemingsraad van Air Express International BV
27 van de WOR is vereist. De ondernemer had
aangespannen procedure de ondernemingsraad
daarvoor ook geen (nieuw) advies gevraagd. De
ontvankelijk in zijn vordering tot (na)betaling van
WOR biedt, aldus het Hof, de ondernemingsraad
de (achterstallige) prijscompensatie. De President
in dit geval dan ook geen procesbevoegdheid en
overwoog dat, gelet op het bepaalde in art. 2
geen rechtsbescherming met betrekking tot de
WOR, de ondernemingsraad mede is ingesteld
door de ondernemingsraad van de ondernemer
ten behoeve van de vertegenwoordiging van de in
verlangde nakoming van de afspraken ter zake
de onderneming werkzame personen. Volgens de
van de gestelde randvoorwaarden. Het Hof vroeg
President strekte de vordering tot behartiging van
zich vervolgens af of de ondernemingsraad in het
- voor bundeling vatbare - belangen van werkne-
dit geval toch procesbevoegdheid dient te wor-
mers van Air Express.
den toegekend. Het overwoog dat in de WOR de
De ondernemingsraad van de stichting Voorzie-
ondernemingsraad geen rechtspersoonlijkheid is
ningen Gehandicapten te Leiden werd door de
toegekend. In beginsel heeft de ondernemings-
rechtbank Den Haag
ontvankelijk geacht in zijn
raad, behalve voor zover de wet hem deze toe-
op artikel 2:11 (oud) BW gestoelde vordering tot
kent, geen procesbevoegdheid. Maar het Hof nam
vernietiging van het besluit van het bestuur tot in-
niettemin aan dat de ondernemingsraad buiten de
schaling van de nieuwe directeur in een schaal die
in de artikelen 26 en 36 WOR geregelde gevallen,
boven de CAO-norm lag. De rechtbank overwoog
in rechte kan optreden waar dat in het belang is
daartoe dat de ondernemingsraad belanghebben-
van en wenselijk is voor een doelmatige vervulling
de in de zin van art. 2:11 lid 2 (oud) BW is en dat
van de taak die de ondernemingsraad in de WOR
de ondernemingsraad een redelijk belang heeft bij
is toegedacht. Daarbij valt, aldus het Hof, onder
zijn vordering, nu het tot de taak van de onderne-
meer te denken aan een geval als het onderhavige
mingsraad behoort om overeenkomstig artikel 28
waarbij de ondernemingsraad ten behoeve van de
lid 1 van de WOR zoveel mogelijk de naleving van
werknemers die zij placht te vertegenwoordigen,
de voor de onderneming geldende voorschriften
nakoming van de ondernemer verlangt van door
op het gebied van de arbeidsvoorwaarden te be-
hem met die ondernemer in het kader van een ad-
vorderen.
viesaanvraag gemaakte afspraken.
13
De kantonrechter Arnhem
14
12
oordeelde echter dat
aan de ondernemingsraad niet de bevoegdheid
De hiervoor genoemde rechtspraak biedt weinig
toekomt naleving te vorderen van de tussen de
zekerheid voor ontvankelijkheid van de onderne-
ondernemer en de vakbond gemaakte afspraken,
mingsraad, indien hij in het kader van de aan hem
64
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
in artikel 28 WOR opgedragen stimulerende taak
A. Voorschriften met betrekking tot de arbeids-
probeert in rechte nakoming te vorderen van de
voorwaarden in de wet.
in de onderneming geldende voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden.
a. Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.
De uitspraak van het Hof Arnhem biedt echter
Het toezicht op de naleving van de wet minimum-
goede aanknopingspunten voor het nader bezien
loon en minimum vakantiebijslag berust bij de Ar-
of de ondernemingsraad voor een doelmatige ver-
beidsinspectie. Elke werknemer die vermoedt dat
vulling van de taak, zoals onder meer neergelegd
van onderbetaling sprake is, kan dit aangeven bij
in artikel 28 lid 1 WOR, in de WOR opgenomen
de Arbeidsinspectie. Indien de ondernemingsraad
mogelijkheden behoort te hebben/krijgen om in
constateert of goede gronden heeft te veronder-
rechte naleving van de voorschriften op het gebied
stellen dat deze wet door de ondernemer niet
van arbeidsvoorwaarden te vorderen. Dat zal overi-
wordt nageleefd, heeft hij naar mijn mening, gelet
gens afhankelijk dienen te zijn van de aard van de
op artikel 28 WOR, de bevoegdheid de Arbeids-
voorschriften en de mate van zijn betrokkenheid
inspectie te verzoeken een controle uit te voeren.
bij de totstandkoming ervan.
Wat voor een individuele werknemer geldt, geldt ook voor de groep werknemers, die deel uitmaken
II.
De stimulerende taak van de ondernemingsraad met betrekking tot de naleving van een aantal wetten en arbeidsvoorwaardenregelingen
van de ondernemingsraad. Nu de Arbeidsinspectie in de wet met het toezicht van deze voorschriften is belast, acht ik het niet nodig dat met betrekking tot de naleving van deze wettelijke voorschriften aan de ondernemingsraad een eigen actierecht
Onderstaand ga ik in op een aantal mogelijkheden
wordt toegekend. Het kunnen aangeven van over-
voor de ondernemingsraad om naar vermogen de
tredingen van de wet bij de Arbeidsinspectie lijkt
voorschriften op het gebied van arbeidsvoorwaar-
mij voldoende.
den te bevorderen, al naar gelang de wijze waarop deze arbeidsvoorwaarden zijn tot stand gekomen
b. Wetgeving gelijke behandeling
en vastgelegd. In de wet, in de CAO, in een met
De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt
de ondernemingsraad gesloten ondernemings-
onderscheid tussen personen op grond van gods-
overeenkomst, in een met instemming met de on-
dienst, levensovertuiging, politieke gezindheid,
dernemingsraad of eenzijdig door de ondernemer
ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of
vastgestelde arbeidsvoorwaardenregeling. Die
burgerlijke staat. Dit verbod tot onderscheid geldt
mogelijkheden verschillen uiteraard.
onder meer ook op het terrein van de arbeid.
Ik neem daarbij als uitgangspunt dat de stimu-
De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) be-
lerende taak van artikel 28 WOR niet ziet op het
handelt klachten over verboden onderscheid als
bevorderen van de naleving van de voorschriften
bedoeld in deze wet.
in individuele gevallen. Evenals bij het instem-
De CGB behandelt ook klachten over onderscheid
mingsrecht, zal het bij de zorgplicht gaan om de
naar ongelijke behandeling van mannen en vrou-
naleving van de voorschriften op het gebied van
wen (de Wet gelijke behandeling mannen en vrou-
arbeidsvoorwaarden ten opzichte van alle of van
wen en artikel 7:646 BW), naar ongelijke behande-
bepaalde groepen van de in de onderneming
ling op grond van verschil in arbeidsduur (artikel
werkzame personen.
7:648 BW), op grond van het al dan niet tijdelijk karakter van de arbeidsovereenkomst (artikel 7: 649 BW), op grond van leeftijd bij arbeid, beroep of beroepsonderwijs (artikel 14 Wet gelijke behan65
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
deling op grond van leeftijd bij de arbeid) en op
procedure van artikel 36 WOR van toepassing zijn,
grond van handicap of chronische ziekte (artikel
zij het dat daarbij moet worden bepaald dat de
12 Wet gelijke behandeling op grond van handicap
gang naar de CGB in de plaats komt van de gang
of chronische ziekte).
naar de bedrijfscommissie.
In artikel 12 van de Algemene wet gelijke behande-
c. Wet arbeid en zorg.
ling is bepaald dat ook de ondernemingsraad, die
Deze wet bevat een samenhangend geheel van
meent dat in de onderneming onderscheid wordt
regelingen voor betaald of onbetaald verlof en
gemaakt als in deze wet bedoeld, de CGB schrif-
werken in deeltijd.
telijk kan verzoeken hierover een oordeel te geven.
Van de regeling inzake het calamiteiten- en ander
De ondernemingsraad kan dus in alle gevallen
kort verzuim (hoofdstuk 4) of kortdurend of langdu-
waarin ongelijke behandeling wordt vermoed een
rend zorgverlof (hoofdstuk 5) kan alleen ten nadele
oordeel aan de CGB vragen.
van de werknemer worden afgeweken bij CAO of bij een regeling door of namens een daartoe be-
Indien een klacht door de CGB gegrond is ver-
voegd bestuursorgaan (zie artikel 4:7 en artikel 5:
klaard, biedt de opdracht van artikel 28 WOR de
16). Bij het ontbreken van een CAO of van een pu-
ondernemingsraad een goede ingang de onderne-
bliekrechtelijke regeling of wanneer de CAO of de
mer hierop aan te spreken. De ondernemingsraad
publiekrechtelijke regeling ter zake geen bepaling
kan dit doen in een overlegvergadering (artikel 23
bevat, mag worden afgeweken bij schriftelijk met
WOR) of door het indienen van een initiatiefvoor-
de ondernemingsraad gesloten overeenkomst.
stel (artikel 23 lid 3 WOR).
Indien er van de regelingen in hoofdstuk 4 of 5
De ondernemingsraad wordt weliswaar niet ge-
wordt afgeweken, zonder dat sprake is van een
acht de belangen van individuele medewerkers
(regeling ter zake in een) CAO of publiekrechtelijke
te behartigen, maar klachten van individuele
regeling zal de ondernemingsraad dit allereerst in
medewerkers kunnen de ondernemingsraad wel
de overlegvergadering aan de orde kunnen stellen.
op het spoor zetten van structurele omissies op
Maar indien dit overleg onder resultaat blijft moet
het punt van gelijke behandeling. Indien hiervan
de ondernemingsraad, gelet op het bepaalde in
sprake lijkt en de ondernemer geen gevolg geeft
artikel 28 WOR en artikel 4:7/5:16 Wet arbeid en
aan het oordeel van de CGB, dan zou de onderne-
Zorg, een vordering kunnen instellen tegen de
mingsraad een procedure tot nakoming tegen de
ondernemer. De ondernemer mag immers zonder
ondernemer moeten kunnen aanspannen. Ik ben
met de ondernemingsraad bereikte overeenstem-
van mening dat in een dergelijk geval de onderne-
ming niet afwijken van hoofdstuk 4 en/of 5 van
mingsraad procesbevoegdheid moet toekomen.
deze wet. De ondernemingsraad wordt in deze
De zorgplicht van artikel 28 WOR en de bevoegd-
wet een speciale positie toegekend. De onderne-
heid van artikel 12 van de Algemene wet gelijke
mings-raad heeft het immers in zijn macht om te
behandeling zouden de ondernemingsraad een
voorkomen dat er op hem niet welgevallige wijze
titel moeten geven om in rechte naleving van de
van de hoofdstukken 4 en 5 van de Wet Arbeid en
gelijke behandelingswetgeving te vorderen. Om
zorg wordt afgeweken. Hij moet die ongewenste
ieder misverstand te voorkomen stel ik voor om in
afwijkingen dan ook in rechte kunnen bestrijden.
artikel 28 WOR expliciet de ondernemingsraad de bevoegdheid te geven in rechte naleving van deze
Ik stel daarom voor om in artikel 28 WOR expliciet
wetten te vorderen indien de ondernemer het door
de ondernemingsraad de bevoegdheid te geven in
de onder-nemingsraad gevraagde oordeel van de
rechte de afwijkingen van deze hoofdstukken van
CGB naast zich neerlegt. Op deze vordering zal de
de Wet arbeid en zorg, die niet schriftelijk met de
66
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
ondernemingsraad zijn overeengekomen, aan te
werkgeversvereniging(en) neergelegd in een CAO.
vechten. Op deze vordering zal de procedure van
Maar op ondernemingsniveau is de vakbond niet
artikel 36 WOR van toepassing zijn.
te zien. Doorgaans voelen de vakbonden zich niet geroepen naleving van de CAO te vorderen indien
d. Wet aanpassing arbeidsduur
dit alleen in het belang van niet-leden zou zijn.
Uitsluitend ten aanzien van de vermeerdering van
Individuele werknemers hebben op grond van arti-
de arbeidsduur kan alleen van artikel 2 van de wet
kel 14 Wet CAO geen eigen recht om naleving van
ten nadele van de werknemer worden afgeweken
de CAO af te dwingen. De zorgplicht van artikel 28
bij CAO of bij een regeling door of namens een
WOR maakt de ondernemingsraad bevoegd om
daartoe bevoegd bestuursorgaan (zie artikel 2:
via overlegvergaderingen en op andere wijze de
11). Bij het ontbreken van een CAO of van een pu-
naleving van de CAO te stimuleren en om op grond
bliekrechtelijke regeling of wanneer de CAO of de
van artikel 31 e.v. WOR informatie van de onderne-
publiekrechtelijke regeling ter zake geen bepaling
mer te vragen over de wijze waarop de CAO wordt
bevat, mag worden afgeweken bij schriftelijk met
nageleefd. Zonodig kan de verstrekking van deze
de ondernemingsraad gesloten overeenkomst.
informatie in rechte worden afgedwongen. Maar
Ook in dit geval pleit ik ervoor om in artikel 28
zou in een dergelijke situatie de ondernemings-
WOR expliciet de ondernemingsraad de bevoegd-
raad als gekozen vertegenwoordiger van de in de
heid te geven in rechte te vorderen dat de afwij-
onderneming werkzame personen tegenover de
kingen ten aanzien van de vermeerdering van de
ondernemer naleving van de CAO moeten kunnen
arbeids-duur, waarover met hem geen overeen-
vorderen? Die vraag komt in de praktijk regelmatig
stemming is bereikt, worden beëindigd. Op deze
bij ondernemingsraden op.
vordering zal de procedure van artikel 36 WOR van toepassing zijn.
In artikel 27 lid 3 WOR is vastgelegd dat de CAO gaat boven het instemmingsrecht van de onder-
B. Voorschriften met betrekking tot arbeids-
nemingsraad. Voorzover de CAO ruimte laat, kan
voorwaarden vastgelegd in overeenkomsten of
de ondernemingsraad zijn rol spelen. Bij CAO
anderszins
kunnen, zo blijkt uit artikel 32 lid 1 WOR, aan de ondernemingsraad ook extra bevoegdheden wor-
a. Arbeidsvoorwaarden vastgelegd in de CAO
den toegekend dan in de WOR genoemd. Maar in
Indien de ondernemer met de vakbonden een
artikel 32 lid 3 WOR wordt het primaat van de CAO
CAO heeft afgesloten, ligt het voor de hand dat
nog eens benadrukt.
de vakbonden in actie komen als de CAO niet
Volgens de in de WOR gekozen systematiek ligt
(geheel) wordt nageleefd. Er doen zich echter situ-
het primaat bij de vakbonden en zijn de bevoegd-
aties voor dat de ondernemer de CAO niet naleeft,
heden van ondernemingsraad daarvan afhankelijk,
maar dat de vakbonden niet bereid blijken daarop
namelijk in geval de CAO daartoe ruimte laat of
actie te ondernemen.
extra bevoegdheden geeft. Het lijkt mij niet bij dit systeem te passen om in de WOR expliciet aan de
Te denken valt aan de situatie dat de ondernemer
ondernemingsraad de bevoegdheid toe te kennen
lid is van de werkgeversvereniging en uit hoofde
tegenover de ondernemer in rechte de in de CAO
daarvan de bedrijfstak-CAO moet naleven, terwijl
neergelegde afspraken met betrekking tot arbeids-
in zijn onderneming (bijna) geen vakbondsleden
voorwaarden af te dwingen. Maar de vakbonden
werkzaam zijn. In dat geval hebben de vakbonden
zouden in de CAO de ondernemingsraden daartoe
de belangen van de leden en anderen, werkzaam
wel de bevoegdheid kunnen geven. Op grond van
in de sector, behartigd en de afspraken met de
artikel 32 lid 1 WOR kunnen immers bij CAO aan 67
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
de ondernemingsraad verdere
bevoegdheden
een ongebonden werkgever de CAO vrijwillig van
worden toegekend dan in de WOR genoemd.
toepassing heeft verklaard in de arbeidsovereen-
In CAO’s worden aan ondernemingsraden extra
komsten in zijn onderneming. In dat geval hebben
bevoegdheden toegekend op het gebied van het
de bij die CAO betrokken vakbonden immers geen
adviesrecht of bij het nader invullen op onderne-
mogelijkheid om naleving af te dwingen.16
mingsniveau van bepaalde arbeidsvoorwaarden.
Het algemeen verbindend verklaren van de CAO brengt volgens mij geen verandering in de positie
Waarom zouden de vakbonden niet in de CAO
van de ondernemingsraad, waar het op het vorde-
op grond van artikel 32 lid 1 WOR aan onderne-
ren van naleven aankomt. De ondernemingsraad is
mingsraden ook de bevoegdheid kunnen toeken-
ook dan afhankelijk van een aan hem in de CAO
nen om van de ondernemer in rechte naleving van
toegekend actierecht.
(bepaalde bepalingen in) de CAO te vorderen, die betrekking hebben op arbeidsvoorwaarden? Een
b. Arbeidsvoorwaarden overeengekomen met de
dergelijke bevoegdheid zou naar mijn mening be-
ondernemingsraad op basis van de CAO
perkt moeten blijven tot die situaties, waarin de bij
In steeds meer bedrijfstak-CAO’s17 wordt ruimte
de CAO betrokken vakbonden schriftelijk tegen-
gelaten om in samenspraak met de ondernemings-
over de ondernemingsraad hebben verklaard zelf
raad arbeidsvoorwaarden nader in te vullen, zodat
niet tot actie te zullen overgaan.
deze kunnen worden afgestemd op de wensen en behoeften in de eigen onderneming. Soms is in
Zou de zaak anders liggen indien de CAO door
de CAO helaas onduidelijk of alleen overleg met
een gebonden ondernemer is geïncorporeerd in
de ondernemingsraad moet worden gevoerd of
de arbeidsovereenkomsten van zijn medewerkers?
dat het gaat om afspraken, waarover met de on-
Indien er geen of bijna geen leden zijn in de onder-
dernemingsraad overeenstemming moet worden
neming zullen ook in dat geval de vakbonden niet
bereikt.
erg geneigd zijn nakoming van de CAO te vorderen.
In de CAO Woondiensten 2007-2008 is vastge-
Is de positie van de ondernemingsraad bij het ver-
legd dat de eigen arbeidsvoorwaardenregeling die
vullen van zijn stimulerende taak dan een andere?
werkgever en ondernemingsraad in overeenstem-
De ondernemer heeft de CAO naar zijn eigen on-
ming zijn overeengekomen, bindend is wanneer
derneming vertaald middels incorporatie in de ge-
de raadpleging van de werknemers volgens de
sloten en te sluiten arbeidsovereenkomsten. Maar
voorgeschreven procedures heeft plaatsgevonden.
het blijven arbeidsvoorwaarden, die met de vak-
Aangenomen wordt dat hiermee is beoogd de Wet
bond(en) zijn overeengekomen. In dit geval hebben
CAO (artikel 9 en artikel 14) van toepassing te laten
de individuele werknemers overigens wel recht om
zijn op deze nadere, op de CAO gebaseerde, af-
nakoming van de in hun arbeidsovereenkomsten
spraken tussen werkgever en ondernemingsraad.
vastgelegde arbeidsvoorwaarden te vorderen. Niet-
Mij is echter geen jurisprudentie bekend, waaruit
temin kan het in het belang van de individuele
blijkt dat in rechte aan dergelijke afspraken tussen
werknemers zijn indien de ondernemingsraad op
werkgever en ondernemingsraad ten opzichte van
grond van de CAO bevoegd zou zijn om, indien de
de individuele werknemers al dan niet bindende
vakbonden hebben verklaard zelf geen actie tot
werking is toegekend als betrof het een CAO.
naleving in te stellen, een vordering tot naleving
Betekent deze bindendheid van de met de on-
van de arbeidsvoorwaarden tegen de ondernemer
dernemingsraad gemaakte afspraken, dat de
te kunnen instellen.
vakbond ook nakoming daarvan kan of zal eisen?
Een in de CAO neergelegd eigen actierecht van de
Dat is nog onduidelijk, maar ik zou menen dat de
ondernemingsraad kan ook van belang zijn indien
vakbond daartoe bevoegd is.
68
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
De aan de ondernemingsraad toegekende rech-
nakoming van afspraken met de ondernemer te
ten om afspraken met de ondernemer te maken
vorderen ten behoeve van de in de onderneming
over nadere arbeidsvoorwaarden, kunnen worden
werkzame personen. De uitspraak van het Hof
opgevat als een uitbreiding van de bevoegdheden
Arnhem20 geeft daar blijk van. In de WOR zou deze
van de ondernemingsraad als bedoeld in artikel
bevoegdheid echter expliciet opgenomen moeten
32 lid1 WOR. De ondernemingsraad heeft dus
worden, getuige het feit dat de ondernemingsraad,
op grond van artikel 36 WOR de mogelijkheid
voorafgaand aan zijn gang naar het Hof Arnhem,
in rechte van de ondernemer te vorderen dat hij
door de kantonrechter Groenlo in zijn verzoek niet
daadwerkelijk in staat wordt gesteld de extra be-
ontvankelijk werd verklaard. De kantonrechter
voegdheden uit te oefenen. Bovendien moet de
overwoog dat verweersters terecht, aan de hand
ondernemingsraad de gemaakte afspraken, al dan
van de uitspraak van het Hof Den Haag,21 heb-
niet officieel vastgelegd in een overeenkomst, in
ben aangevoerd dat de ondernemingsraad geen
rechte kunnen afdwingen, eveneens op grond van
rechtspersoon is en, behoudens in de in deze zaak
artikel 36 WOR. Het verlenen van een actierecht
niet aan de orde zijnde gevallen genoemd in de
aan de ondernemingsraad in de CAO zou het
WOR, ook niet uit anderen hoofde in het algemeen
mogelijk maken dat de ondernemingsraad niet
procesbevoegdheid hebben. Een dergelijke meer
alleen opkomt voor de nakoming van de met hem
uitgebreide procesbevoegdheid valt ook nergens
gemaakte afspraken, maar ook voor nakoming
uit af te leiden.22 Opname van deze bevoegdheid
van andere CAO-bepalingen inzake arbeidsvoor-
in de WOR zal dus een einde kunnen maken aan
waarden.
onzekerheid voor de ondernemingsraad op dit
18
punt. Opname van deze bevoegdheid in een extra c. Arbeidsvoorwaarden overeengekomen met de
lid van artikel 32 lijkt meer voor de hand te liggen
ondernemingsraad
dan opname in artikel 28.
Indien sprake is van een in een ondernemingsovereenkomst vastgelegde arbeidsvoorwaarden-
d. Arbeidsvoorwaarden vastgesteld met instem-
regeling, kan de ondernemingsraad de nakoming
ming van de ondernemingsraad
daarvan afdwingen indien de ondernemer daar-
In een aantal ondernemingen worden de ar-
mee in gebreke blijft.
beidsvoorwaarden eenzijdig opgesteld door de
In de eerste plaats kan de vordering tot nakoming
ondernemer waarvoor hij vervolgens instemming
van een ondernemingsovereenkomst als bedoeld
verzoekt aan de ondernemingsraad. Meestal staat
in artikel 32 WOR worden gebaseerd op artikel 36
in die situatie in de arbeidsvoorwaardenregeling
WOR.
zelf dat deze met instemming van de onderne-
Maar ook als er niet duidelijk sprake is van een
mingsraad tot stand is gekomen en ook alleen
overeenkomst in de zin van artikel 32 WOR, maar
met instemming van de ondernemingsraad kan
wel sprake is van aantoonbare toezeggingen door
worden gewijzigd. Ik ga niet in op de bezwaren
de ondernemer, moet de ondernemingsraad actie
die tegen een dergelijke werkwijze kunnen worden
kunnen ondernemen. Indien de ondernemingsraad
aangevoerd. Maar gelet op het extra verleende
nakoming van de overeenkomst jegens zichzelf
instemmingsrecht, heeft de ondernemingsraad op
vordert kan hij zijn vordering ook baseren op arti-
grond van artikel 32 lid 4 WOR de mogelijkheid in
kel 3:296 BW of op artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek
geval van niet-naleving (afwijking) van deze arbeids-
(BW). Die laatste mogelijkheid mist in ieder geval
voorwaarden de mogelijkheden, zoals genoemd in
een ondernemingsraad in de publieke sector.
artikel 27 leden 4 t/m 6 WOR, tot zijn beschikking.
19
De ondernemingsraad moet hoe dan ook in zijn rol van contractspartij in staat worden gesteld 69
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
e. Arbeidsvoorwaarden eenzijdig vastgesteld (al
Ik beveel aan dat artikel 28 WOR wordt uitgebreid
dan niet vastgelegd in het Personeels-handboek
met een bepaling waarin de ondernemingsraad
of Bedrijfsgids)
expliciet procesbevoegdheid wordt toegekend om
Indien de ondernemer de arbeidsvoorwaarden
a. naleving van de voorschriften zoals neergelegd
eenzijdig heeft vastgesteld is hij daartoe kenne-
in de Wetgeving gelijke behandeling af te dwingen
lijk bevoegd, omdat geen (algemeen verbindend
en om b. in rechte te vorderen dat de afwijkingen
verklaarde) CAO op zijn onderneming van toe-
van de Wet arbeid en zorg en de Wet aanpassing
passing is. De ondernemer is niet verplicht de
arbeidsduur, waarover met hem geen overeen-
ondernemingsraad instemmingsrecht te verlenen
stemming is bereikt, worden beëindigd. Voor het
bij het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden,
geval de ondernemingsraad naleving vordert van
afgezien van de in artikel 27 lid 1 WOR genoemde
de Wetgeving gelijke behandeling zal artikel 36 lid
gevallen. Deze ondernemer is dan ook bevoegd
3 WOR moeten worden uitgebreid met een bepa-
de eenzijdig vastgestelde arbeidsvoorwaarden
ling dat een verzoek bij de kantonrechter niet ont-
zonder overleg met de ondernemingsraad te wij-
vankelijk is indien de ondernemingsraad niet eerst
zigen.
Dergelijke arbeidsvoorwaarden kunnen
een oordeel heeft gevraagd aan de Commissie
wel worden aangemerkt als voor de onderne-
Gelijke Behandeling en ontheffing wordt verleend
ming geldende voorschriften op het gebied van
van de gang naar de bedrijfscommissie.
23
arbeidsvoorwaarden, ook al heeft de ondernemer die eenzijdig vastgesteld. De ondernemingsraad
Gelet op de systematiek van de WOR lijkt het niet
heeft met betrekking tot de naleving van deze
bij dit systeem te passen om in de WOR expliciet
eenzijdig vastgestelde arbeidsvoorwaarden dus
aan de ondernemingsraad de bevoegdheid toe te
een zorgtaak op grond van artikel 28 lid 1 WOR.
kennen tegenover de ondernemer in rechte de in
Nu de ondernemingsraad in dit geval geen enkele
de CAO neergelegde afspraken met betrekking
betrokkenheid toekomt bij het vaststellen of wijzi-
tot arbeidsvoorwaarden af te dwingen. Maar de
gen van de arbeidsvoorwaarden, lijkt het mij niet
vakbonden zouden, gelet op artikel 32 lid 1 WOR,
passen dat de ondernemingsraad een actierecht
in de CAO de ondernemingsraden daartoe wel
tot naleving toekomt. Het past niet in de systema-
de bevoegdheid kunnen geven. Een bevoegd-
tiek van de WOR en de mogelijkheid dat bij CAO
heid, die naar ik meen alleen zal kunnen worden
dit recht wordt toegekend doet zich uit de aard der
benut nadat de bij de CAO betrokken vakbonden
zaak niet voor.
schriftelijk tegenover de ondernemingsraad hebben verklaard zelf geen vordering tot naleving te
III.
Conclusie en aanbevelingen
zullen instellen.
In dit artikel heb ik verkend in hoeverre de onder-
Tot slot pleit ik er voor dat artikel 32 WOR wordt
nemingsraad voldoende middelen tot zijn beschik-
uitgebreid met een extra lid waarin duidelijk is
king heeft om zijn in artikel 28 WOR neergelegde
vastgelegd dat artikel 36 WOR zonder meer van
stimulerende taak bij de naleving van voorschrif-
toepassing is bij vorderingen tot naleving van tus-
ten op het gebied van de arbeidsvoorwaarden en
sen de ondernemer en de ondernemingsraad ge-
gelijke behandeling uit te voeren.
maakte afspraken of van door de ondernemer aan
Gelet op de veranderende rol van de onderne-
de ondernemingsraad gedane toezeggingen.
mingsraad bij het totstandkomen van arbeidsvoorwaarden pleit ik ervoor dat de actiemiddelen voor de ondernemingsraad worden uitgebreid dan wel worden verduidelijkt. 70
HEEFT DE OR VOLDOENDE MOGELIJKHEDEN OM ZIJN STIMULERENDE TAAK VAN ARTIKEL 28 WOR TE REALISEREN?
1
Stb. 1950, K 174.
2
Stb. 1971, 54.
3
Stb. 1979,448.
4
TK 1975-1976, 13 954, nr. 3, blz. 46.
5
TK 1976-1977, 13954, nr. 5, blz. 66.
6
TK 1976-1977, 13954, nr. 6, blz. 39.
7
TK 1975-1976, 13954, nr. 1-3, blz. 24.
8
Hoge Raad 11 februari 2000, JAR 2000/86.
9
President rechtbank Den Haag 19 mei 1992, JAR 1992, nr. 22.
10 Kluwer, Deventer 2009. 11 Kluwer, Deventer 2009, blz. 63 e.v. 12 20 februari 1990, NJ 1991, 568. 13 27 mei 1992, JAR 1992/111. 14 5 maart 1996, JAR 1996 101. 15 15 juli 2008, JAR 2008/314. 16 Zie ook rechtbank Zwolle 15 juni 1994, JAR 1994/149. 17 Bijvoorbeeld: CAO Woondiensten en CAO VVT. 18 Kantonrechter Wageningen 9 mei 2007, JAR 2007/ 137. 19 Rechtbank Rotterdam 4 november 1994, JAR 1994/ 248. 20 Zie noot 15. 21 2 maart 1983, NJ 1984, 658 22 Dit blijkt uit de in noot 15 genoemde uitspraak van het Hof Arnhem 23 Of de eenmaal overeengekomen arbeidsvoorwaarden ook ten opzichte van de individuele werknemers kunnen worden gewijzigd zal afhangen van het al dan niet gemaakte voorbehoud tot eenzijdige wijziging en van de toets of wijziging in de gegeven omstandigheden is toegestaan.
71
Tante Pos Concurrentie door Postbedrijven
middels de overeenkomst van opdracht leidt uiteindelijk tot keuze voor de traditionele arbeidsovereenkomst
Gabi Stouthart
Op 1 april 2009 is de nieuwe Postwet in werking getreden. Dit heeft er toe geleid dat TNT zijn monopoliepositie heeft verloren en gaat concurreren met de nieuwe postbedrijven Sandd en Selektmail. De postbezorgers bij Sandd en Selektmail werken vrijwel allemaal op basis van een overeenkomst van opdracht. Een dergelijke overeenkomst biedt weliswaar een aantal vrijheden, maar daar hangt ook een prijskaartje aan vast. Tijdens de parlementaire behandeling van de nieuwe Postwet vormde het vraagstuk van de arbeidsvoorwaarden van de ‘zelfstandige’ postbezorgers een dermate heikel punt dat openstelling van de postmarkt niet zorgvuldig werd geacht. Uiteindelijk wordt nu middels een CAO én een AMvB gewaarborgd dat de postbezorgers na verloop van tijd werkzaam zullen zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Dat lijkt een overwinning voor de traditionele arbeidsovereenkomst. Maar geeft de traditionele verdeling tussen arbeidsovereenkomst en overeenkomst van opdracht nog wel de economische en maatschappelijke realiteit van het werk op adequate wijze weer?
72
CONCURRENTIE DOOR POSTBEDRIJVEN MIDDELS DE OVEREENKOMST VAN OPDRACHT: KEUZE TRADITIONELE ARBEIDSOVEREENKOMST
Wetsvoorstel Nieuwe Postwet Hoe is de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel van de Postwet en het daarbijbehorende punt van de sociale bescherming van de postbezorgers verlopen? Op 26 april 2006 wordt aan de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake de volledige liberalisering van de Postmarkt (de zogenaamde ‘nieuwe postwet’) aangeboden.1 Uiteindelijk heeft het tot 1 april 2009 geduurd totdat de nieuwe Postwet – met de daarbij behorende liberalisering van de markt – in werking is getreden. Een belangrijke reden om niet eerder tot openstelling van de postmarkt over te gaan was het vraagstuk van de arbeidsvoorwaarden voor postbezorgers bij de nieuwe postbedrijven Sandd en Selektmail. Daar werken namelijk vrijwel alle postbezorgers op basis van een overeenkomst van opdracht en niet op basis van een arbeidsovereenkomst. Bij de overeenkomst van opdracht bestaat voor de opdrachtnemer geen zekerheid met betrekking tot de duur van de overeenkomst, tot risico’s (ongevallen, ziekte, arbeidsongeschiktheid), beloning, arbeidsvoorwaarden (minimumloon, vakantie) en kosten.
Amendement Crone Tweede kamerlid Crone wilde er voor waken dat de concurrentie - die ontstaat door de liberalisering van de postmarkt - uitsluitend zou plaatsvinden via de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers. Crone was bevreesd dat er sociaal onaanvaardbare arbeidsvoorwaarden zouden ontstaan. Dit heeft geleid tot een amendement op het wetsvoorstel. Dit amendement beoogde te verzekeren dat postbezorgers na de volledige liberalisering van de postmarkt werkzaam zouden zijn op basis van een arbeidscontract.2 Ter toelichting stelt Crone dat het vanuit een sociaal oogpunt niet aanvaardbaar wordt geacht dat, mede gelet op de grote omvang van de bedrijfstak, de waarborgen van het arbeidsrecht als gevolg van de introductie van opdrachtovereenkomsten op grote schaal zouden worden weg gecontracteerd.
Onderzoek naar sociale bescherming postbezorgers In de brief van 25 mei 2007 aan de Tweede Kamer stelt de Staatssecretaris van Economische Zaken Heemskerk, naar aanleiding van het amendement van Crone, dat hij het van belang acht dat er goede arbeidsvoorwaarden bestaan voor de postbezorgers.3 In zijn brief stelt Heemskerk voorop dat problemen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden binnen de algemene kaders van het arbeidsrecht moeten worden opgelost. Hij acht het primair de taak van sociale partners om binnen die kaders afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden. Heemskerk benadrukt dat de overheid primair toeziet op de naleving van wettelijke kaders (zoals de Wet minimumloon, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet). In een brief van 17 april 2007 hebben de sociale partners Heemskerk geïnformeerd dat ze in gesprek zijn met postvervoerbedrijven. Heemskerk spreekt de verwachting uit dat de betrokken partijen er voor het einde van het jaar in slagen om overeenstemming te bereiken over de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van postbezorgers. Tegelijkertijd geeft Heemskerk aan te zullen bezien of de sociale bescherming van postbezorgers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht in de huidige weten regelgeving afdoende is geregeld. Heemskerk stelt daarbij dat het Kabinet hecht aan het handhaven van de contractvrijheid in het arbeidsrecht, maar er tevens op wil toezien dat de minimale wettelijke bescherming die geldt voor werknemers in loondienst niet wordt ontdoken met de keuze voor deze alternatieve contractsvorm. In zijn brief stelt Heemskerk voorts dat - mocht blijken dat er sectorspecifieke problemen zijn die niet via generieke maatregelen of CAO-afspraken kunnen worden opgelost – er tijdelijke sectorspecifieke maatregelen worden getroffen. Daartoe wordt in de Postwet een delegatie bepaling opgenomen op grond waarvan bij algemene maatregel van bestuur tijdelijke maatregelen kunnen worden getroffen om een minimale wettelijke sociale be73
CONCURRENTIE DOOR POSTBEDRIJVEN MIDDELS DE OVEREENKOMST VAN OPDRACHT: KEUZE TRADITIONELE ARBEIDSOVEREENKOMST
scherming van postbezorgers te waarborgen.4
• de postbezorger heeft niet meer dan twee andere opdrachtgevers;
Conclusies onderzoek Naar aanleiding van het onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de vraag of de sociale bescherming van postbezorgers, werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht, afdoende stelt Heemskerk de Tweede Kamer in een brief van 27 november 2007 op de hoogte van zijn bevindingen. Heemskerk concludeert onder meer dat de ontslagbescherming, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet niet gelden voor postbezorgers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht. Heemskerk is overigens van oordeel dat deze regelgeving zich slecht verhoudt tot de kern van een overeenkomst van opdracht: de vrijheid voor de opdrachtnemer om het overeengekomen werk zelf naar eigen inzicht en tijdsindeling te kunnen uitvoeren of door een derde te laten doen. Volgens Heemskerk zijn het juist de vrijheidsgraden die een opdrachtnemer bij een overeenkomst van opdracht geniet die een aantal groepen (studenten, moeders) de mogelijkheid biedt om zich op de arbeidsmarkt te begeven. Zo biedt de vrijheid de mogelijkheid om werktijden zelf aan te kunnen passen en de ruimte om arbeid en zorg te combineren. Heemskerk concludeert verder dat ten aanzien van de werknemersverzekeringen de bescherming oploopt met de omvang van de werkzaamheden. Indien de omvang van het aantal gewerkte uren toeneemt en de kwalificatie ‘bijbaan’ aan waarde inboet, krijgen postbezorgers recht op werknemersverzekeringen. Dit doet volgens Heemskerk recht aan de doelstelling van de wetgever dat er, om in aanmerking te komen voor sociale verzekeringen, sprake moet zijn van een arbeidspatroon van een zekere tijdsduur en dat voorkomen moet worden dat verzekeringen voor te geringe bedragen ontstaan. De Wet Minimum loon is van toepassing indien dit in de overeenkomst van opdracht is bepaald of indien de postbezorgers aan de volgende voorwaarden voldoen: 74
• de duur van de arbeidsrelatie bedraagt ten minste drie maanden; • er wordt minimaal 5 uur per week gewerkt; • en aan het persoonlijkheidsvereiste is voldaan (d.w.z.dat het werk feitelijk wordt uitgevoerd door de opdrachtnemer). Heemskerk benadrukt in zijn conclusies het belang dat sociale partners goede afspraken maken voor de postbezorgers met een overeenkomst van opdracht. Dit ook in verband met het feit dat de beloning van de postbezorgers in het recente verleden in sommige gevallen onder het minimumloon (inclusief vakantiegeld) is uitgekomen. Heemskerk zegt toe dat de Arbeidsinspectie nog nader onderzoek zal verrichten Bij brief van 1 juli 2008 informeert Heemskerk de Tweede Kamer over de uitkomsten van het onderzoek door de Arbeidsinspectie.6 Het onderzoek toont aan dat de gehanteerde beloningssystemen van de postbedrijven er niet in alle gevallen toe leiden dat een postbezorger die aan de gestelde (productie)normen voldoet ook daadwerkelijk het minimumloon (inclusief vakantietoeslag) verdient. De door de bedrijven gestelde normen zijn niet altijd redelijkerwijs haalbaar, zo oordeelt de Arbeidsinspectie. Heemskerk stelt in zijn brief dat deze bevinding voor de postbedrijven aanleiding moet zijn de beloning aan te passen. Uitgangspunt blijft daarbij overleg tussen vakbonden en postbedrijven. Indien partijen er niet in slagen in een CAO afspraken te maken waarmee ten minste wordt voldaan aan beloning op minimumniveau, acht het kabinet redenen aanwezig om wettelijke maatregelen voor te bereiden om te komen tot een goede beloning voor de postbezorgers.7
CAO akkoord In de brief van Heemskerk van 20 februari 2009 aan de Tweede Kamer bericht hij de Kamer nader over de ontwikkeling inzake de ‘sociaal aanvaardbare
CONCURRENTIE DOOR POSTBEDRIJVEN MIDDELS DE OVEREENKOMST VAN OPDRACHT: KEUZE TRADITIONELE ARBEIDSOVEREENKOMST
arbeidsvoorwaarden’ voor postbezorgers bij de
voorwaarden op te pakken en vormt een stimu-
nieuwe postvervoerbedrijven. Hierin stelt Heems-
lans in het geval die verantwoordelijkheid niet zal
kerk dat mede vanwege de uitkomsten van het
worden opgepakt. Heemskerk geeft in zijn brief
onderzoek door de Arbeidsinspectie openstelling
van 20 februari 2009 aan dat met de CAO en deze
van de postmarkt tot nu toe niet zorgvuldig werd
‘stok achter de deur’ aan de meest zwaarwegende
geacht door het kabinet. Heemskerk vermeldt dat
voorwaarde voor openstelling van de postmarkt is
de sociale partners in de postsector op 12 novem-
voldaan en dat de postmarkt op een sociaal ver-
ber jl. een CAO hebben afgesloten voor de nieuwe
antwoorde wijze kan worden geopend.
8
postbedrijven. De CAO heeft als uitgangspunt dat 9
80% van de postbezorgers 3,5 jaar na de volledige
Op 24 maart 2009 heeft de Eerste Kamer alsnog
opening van de postmarkt werkzaam zal zijn op
wetsvoorstel 30536 aangenomen. De Postwet
basis van een arbeidsovereenkomst in plaats van
2009 en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving
een overeenkomst van opdracht. Er zal met be-
zijn per 1 april 2009 in werking getreden
hulp van een onafhankelijke economisch deskundige een ingroeimodel worden ontwikkeld waarbij rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de nieuwe postbedrijven. Ondanks de CAO van 12 november 2008 hebben de vakbonden in een open brief van 17 december 2008 het kabinet gevraagd om de gemaakte afspraken in de CAO te ondersteunen met wettelijke maatregelen (‘stok achter de deur’) voor het geval de werkgevers de gemaakte CAO-afspraken niet nakomen.
AMvB Deze stok achter de deur komt er in de vorm van een algemene maatregel van bestuur (een AMvB). Deze AMvB - mogelijk op grond van artikel 8 nieuwe Postwet – verplicht de postvervoerbedrijven om met alle postbezorgers een arbeidsovereenkomst af te sluiten. Aan deze verplichting hoeft niet te worden voldaan als sprake is van gebondenheid aan een eigen rechtsgeldige CAO waarin afspraken zijn gemaakt over een ingroeimodel dat voldoet aan in de AMvB genoemde criteria. Dat ingroeimodel is gericht op het – in 3,5 jaar tijd – omzetten van overeenkomsten van opdracht in arbeidsovereenkomsten. In de AMvB zal een nader te bepalen einddoel worden opgenomen.
Overeenkomst van opdracht toch een arbeidsovereenkomst? De postbezorgers van Sandd en SelektMail werken op basis van een overeenkomst van opdracht, vooral vanwege de lagere (opdrachtgevers/ werkgevers)kosten die deze vorm van contracten met zich meebrengt. Uit de parlementaire behandeling van de nieuwe Postwet kan worden geconcludeerd dat deze vorm van overeenkomst onwenselijk wordt geacht voor de werkzaamheden van postbezorging. De sociale bescherming (en dan met name met betrekking tot het Minimumloon) werd onvoldoende geacht. Toch is de vorm van de overeenkomst van opdracht juridisch geoorloofd voor dit soort werkzaamheden. Dit blijkt onder meer uit een onderzoek - verricht in opdracht van de FNV -naar de vraag of de postbezorgers van Sandd en Selektmail eventueel zouden kunnen claimen dat zij werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, ondanks dat het op papier een overeenkomst van opdracht betreft.10 Uit de contracten van Sandd en Selektmail blijkt duidelijk dat de opdrachtgever nadrukkelijk de bedoeling heeft gehad een overeenkomst van opdracht af te sluiten. In de overeenkomst overweegt zowel Sandd als Selektmail uitdrukkelijk dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot
De AMvB geeft de sociale partners de ruimte om
de arbeidsovereenkomst niet van toepassing zijn.
de eigen verantwoordelijkheid voor de arbeids-
Daartoe wordt de bezorgovereenkomst uitdruk75
CONCURRENTIE DOOR POSTBEDRIJVEN MIDDELS DE OVEREENKOMST VAN OPDRACHT: KEUZE TRADITIONELE ARBEIDSOVEREENKOMST
kelijk een overeenkomst van opdracht genoemd, worden de daarbij behorende wetsbepalingen aangehaald en wordt het element ‘gezagsverhouding’ gesteld niet aanwezig te zijn. De bedoeling van de opdrachtnemer bij het afsluiten van de overeenkomst kan echter niet worden afgeleid uit de schriftelijke stukken. Uit navraag onder postbezorgers van Selektmail en Sandd blijkt dat onduidelijk is wat de bedoeling van de postbezorgers is geweest bij het afsluiten van de overeenkomst. Nu de partijbedoeling niet helder is, moet goed gekeken worden naar de wijze waarop feitelijk uitvoering wordt gegeven aan de overeenkomst tot verrichten van arbeid. Uit de feitelijke wijze van uitvoering volgt dat de bezorgers zich niet op het standpunt kunnen stellen dat er feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit omdat elementen als het ontbreken van de verplichting tot het
Groenboek Raad Europese Unie In dat kader is interessant het Groenboek van de Raad van de Europese Unie De modernisering van het arbeidsrecht met het oog op de uitdagingen van de 21e eeuw.11 Dit Groenboek beoogt een aanzet te geven tot een publiek debat in de Europese Unie over de vraag hoe het arbeidsrecht zich zodanig kan ontwikkelen dat het de doelstelling ondersteunt van de strategie om duurzame groei met meer en betere banen te verwezenlijken. In het Groenboek wordt aangestipt dat het streven naar flexibiliteit op de arbeidsmarkt heeft geleid tot steeds meer uiteenlopende contractsvormen, die aanzienlijk kunnen verschillen van de standaard arbeidsovereenkomst wat betreft arbeids- en inkomenszekerheid en de relatieve stabiliteit van de daarmee samenhangende arbeids- en levensomstandigheden.
persoonlijk verrichten van de arbeid, het ontbreken van een gezagsverhouding, de mogelijkheid tot vervanging, het zelfstandig dragen van financiële risico’s, het aansprakelijk zijn voor schade, de wijze van beloning, ervoor zorgen dat de wijzer doorslaat naar de kant van de overeenkomst van opdracht. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat niet één enkel kenmerk beslissend is, maar dat de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband moeten worden bezien. Juridisch gezien is de overeenkomst van opdracht dus mogelijk als contractsvorm voor de postbezorgers bij de nieuwe postbedrijven. Uit de parlementaire behandeling blijkt echter dat het kabinet het, sociaal maatschappelijk gezien, een ongewenste situatie vindt dat dit soort werkzaamheden op basis van een overeenkomst van opdracht worden verricht, met name vanwege de lagere beloning. Hierbij komt de vraag op of er niet inmiddels in de maatschappij een groep van ‘werknemers’ bestaat die niet meer goed past binnen de (beschermende) regelingen van de arbeidsovereenkomst dan wel de overeenkomst van opdracht.
76
Economisch afhankelijke arbeid De Raad van de Europese Unie hanteert in het Groenboek het begrip ‘economisch afhankelijke arbeid’. Dit begrip heeft betrekking op arbeidssituaties die zich tussen de traditionele categorieën arbeid in loondienst en werken als zelfstandige bevinden. Deze werknemers beschikken niet over een arbeidsovereenkomst. Soms vallen zij ook niet onder het arbeidsrecht, omdat zij opereren in de zogenaamde grijze zone tussen arbeids- en handelsrecht. Hoewel formeel zelfstandig zijn zij toch voor hun inkomen economisch afhankelijk van één hoofdafnemer/werkgever. Een aantal EU lidstaten heeft reeds wettelijke stappen genomen om de rechtspositie van economisch afhankelijke en kwetsbare zelfstandigen te beschermen. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk gekozen voor een aanpak die in het arbeidsrecht verschillende rechten en plichten voor werknemers (employees) en arbeidskrachten (workers) vastlegt.12 Dit is een voorbeeld van de wijze waarop aan bepaalde categorieën kwetsbare werknemers in complexe arbeidsrelaties minimum rechten worden geboden, zonder dat zij in aanmerking komen voor het gehele aan arbeidsovereenkomsten verbonden scala aan arbeidsrechten.
CONCURRENTIE DOOR POSTBEDRIJVEN MIDDELS DE OVEREENKOMST VAN OPDRACHT: KEUZE TRADITIONELE ARBEIDSOVEREENKOMST
Hoewel deze initiatieven nog wat voorzichtig en
1
Kamerstukken II 2005-2006, 30 536, nr.2
onvolledig zijn, zijn zij toch een uitdrukking van
2
Amendement TK 2006-2007, 30 536, nr.22
het streven van de wetgever, de gerechtelijke
3
Kamerstukken II 2006-2007, 30 536, nr. 48, p.3 en 4
instanties en de sociale partners naar een aan-
4
Kamerstukken II, vergaderjaar 2006–2007, 30 536, nr.
pak van de problemen op dit maatschappelijk
48, p.4
en juridisch complexe terrein. In verscheidene
5
Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 30 536, nr. 55
lidstaten zijn bescherming tegen discriminatie,
6
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 30 536, nr. 79
bescherming van veiligheid en gezondheid, een
7
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008- 2008, 30 536, nr.
gegarandeerd minimumloon en garanties van het recht op collectieve onderhandeling op selectieve
79, p.2 8
wijze uitgebreid tot economisch afhankelijke werknemers. Andere rechten, met name die in verband staan met opzegging en ontslag, zijn gewoonlijk beperkt tot reguliere werknemers die in bepaalde
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 30 536, nr.90
9
Downloaden op www.fnvbondgenoten.nl/branches_ bedrijven/branches/dienstverlening/postbezorgers
10 Zie onderzoek G.A. Stouthart, advocaat Advokaten-
voorgeschreven perioden zonder onderbreking in
kollektief in opdracht van FNV Bondgenoten, zie onder
loondienst hebben gewerkt
meer www.fnvbondgenoten.nl/branches_bedrijven/ branches/dienstverlening/postbezorgers/
Conclusie Gelet op het visie document van de Raad van de Europese Unie en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is het een gemiste kans dat in het kader van de sociale bescherming van de postbezorgers, werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht, enkel en alleen de oplossing is gezocht in de waarborgen van de traditionele arbeidsovereenkomst. Uiteraard geeft de arbeidsovereenkomst de postbezorgers de grootst mogelijke sociale bescherming, en dat is een groot goed. Maar enige visie op de dynamische ontwikkelingen van complexe arbeidsrelaties tussen bedrijven en kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt was meer dan welkom geweest.
deovereenkomstvanopdracht 11 Groenboek van de Raad van de Europese Unie van 23 november 2006. Het Groenboek heeft als sub titel “De modernisering van het arbeidsrecht met het oog op de uitdagingen van de 21e eeuw 12 Uit: The Evolution of Labour Law (1992-2003) – General Report, S. Saara, professor of Labour Law Florence University; European Commission, Directorate-General for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities
77
Gemorrel aan het gesloten stelsel van het ontslagrecht René Hampsink
In tegenstelling tot het ambtenarenrecht heeft het civiele arbeidsrecht een open systeem van ontslaggronden. Daar waar in het ambtenarenrecht een aanstelling slechts kan worden beëindigd op een van de in de regelgeving genoemde gronden, kan een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst in beginsel op elke grond worden beëindigd. De bescherming van de werknemer in het civiele arbeidsrecht is namelijk niet gebaseerd op een gesloten systeem van ontslaggronden maar op een gesloten stelsel van beëindigingswijzen, ook wel genoemd het gesloten stelsel van het ontslagrecht, in combinatie met de preventieve ontslagtoets. Deze preventieve ontslagtoets vloeit voort uit het algemene opzegverbod van art. 6 Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen (BBA) 1945 en brengt met zich mee dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst vooraf in beginsel door - thans - UWV Werkbedrijf moet worden getoetst aan de hand van nader uitgewerkte criteria, waaronder de bijzondere ontslagverboden die in het Burgerlijk Wetboek (BW) worden genoemd.
78
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
Sprengers bepleit in zijn proefschrift de komst
digd. Daarbij gaat het om de ontbindende voor-
van één uniform arbeidsrecht voor ambtenaren en
waarde, het pensioenontslag en de overgang van
werknemers, dat uitgaat van een open systeem
onderneming. Tenslotte zal ik voorzichtig enige
van ontslaggronden gekoppeld aan een preven-
conclusies proberen te trekken.
tieve toets. Volgens Sprengers komt een open systeem meer tegemoet aan de behoefte van werkgevers aan meer flexibiliteit. De behoefte van werknemers aan zekerheid kan volgens Sprengers met name tot uiting komen door de ontslagverboden en de preventieve toets.1 Die preventieve toets staat binnen de politiek al jarenlang ter discussie. Met Sprengers ben ik van oordeel dat de preventieve ontslagtoets moet worden gehandhaafd. In reactie op een voorstel van de Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel heb ik dit enkele jaren geleden ook reeds uitvoerig betoogd.2 Tot op heden heeft de preventieve ontslagtoets het politieke gekrakeel over het ontslagrecht overleefd.3 Er zijn echter wel andere ontwikkelingen die de preventieve toets onder druk zetten. Enerzijds gaat het daarbij om de ontwikkeling dat door de versoepeling van de verwijtbaarheidstoets in de Werkloosheidswet (WW) per 1 oktober 2006 ontslagen werknemers, wanneer zij voor een uitkering op grond van die WW in aanmerking wensen te komen, zich niet meer behoeven te beroepen op een voor de werkgever geldend opzegverbod. De vraag of de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in het concrete geval uit generaal preventief oogpunt wel wenselijk is, bijvoorbeeld omdat er sprake is van discriminatie, wordt daardoor in veel gevallen niet langer gesteld.4 Anderzijds lijkt er een ontwikkeling waarneembaar dat rechters steeds vaker aanvaarden dat arbeidsovereenkomsten op andere wijzen dan de in het BW genoemde eindigen of worden beëindigd, waarmee het gesloten stelsel steeds verder wordt opengebroken en de preventieve ontslagtoets aan kracht verliest. Laatstgenoemde ontwikkeling vormt het onderwerp van dit artikel, waarin ik eerst het gesloten stelsel van het ontslagrecht zal bespreken en daarna drie situaties, waarin in de jurisprudentie is aanvaard dat arbeidsovereenkomsten op andere wijzen dan de in het BW genoemde worden beëin-
Gesloten stelsel van het ontslagrecht Afdeling 9 van boek 7 BW regelt drie wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst: de eenzijdige beëindiging (opzegging), de ontbinding door de rechter (waaronder die op grond van wanprestatie ex art. 7:686 BW) en de beëindiging van rechtswege. Daarnaast kan een arbeidsovereenkomst op grond van het algemene verbintenissenrecht ook met wederzijds goedvinden worden beëindigd.5 Dit vormt de vierde beëindigingswijze. Als eenzijdige beëindiging dient ook het ontslag op staande voet, dat wil zeggen de onverwijlde opzegging om een dringende reden, te worden gezien. Voor een ontslag op staande voet dat aan de vereisten van art. 7:677, lid 1 BW voldoet, is echter geen voorafgaande toestemming van UWV Werkbedrijf vereist, zoals die ook niet is vereist bij een opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd of in geval van faillissement. Onder de beëindiging van rechtswege moet naast de beëindiging van rechtswege van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd door de ommekomst van die bepaalde tijd tevens de beëindiging van rechtswege door de dood van de werknemer als bedoeld in art. 7:674, lid 1 BW worden verstaan. Andere beëindigingswijzen dan de hiervoor genoemde biedt de wet niet en daarmee is het gesloten stelsel van het ontslagrecht gegeven. Christe verstaat onder het gesloten stelsel van het ontslagrecht dat de wijzen waarop een arbeidsovereenkomst ten einde kan komen uitputtend in de Wet op de arbeidsovereenkomst zijn geregeld.6 Gelet op de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst op grond van het algemene verbintenissenrecht met wederzijds goedvinden te beëindigen, verdient het mijns inziens de voorkeur om in de definitie van Christe de Wet op de arbeidsovereenkomst door het BW te vervangen. Zoals ik hiervoor al aangaf, kan het gesloten stel79
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
sel van het ontslagrecht niet los worden gezien van
arbeidsovereenkomst met een medisch specialist
de preventieve ontslagtoets. Het is echter niet zo,
die bij vervulling van de voorwaarde vrijwel geheel
zoals de Rechtbank Rotterdam blijkens een vonnis
doel zou missen omdat de praktijk dan niet meer
uit 1997 kennelijk meent, dat het gesloten stelsel
mocht worden uitgeoefend en nu het daarbij niet
van het ontslagrecht met zich mee brengt dat er
de werkgever maar een zelfstandig stichtingsbe-
een ontslagvergunning moet zijn verleend voordat
stuur was dat bepaalde of de voorwaarde werd
tot het ontslag van een werknemer kan worden
vervuld (causaliteitsverbod).8
overgegaan.7 Dit vergunningsvereiste vloeit na-
De Hoge Raad heeft later nog meerdere keren
melijk voort uit art. 6 BBA 1945. Dat laatste neemt
bevestigd dat een arbeidsovereenkomst tot een
overigens niet weg dat de preventieve toets zijn
einde kan komen doordat een ontbindende voor-
kracht mede ontleent aan het gesloten stelsel van
waarde in vervulling gaat, onder meer in een arrest
het ontslagrecht. De combinatie van beide zorgt
uit 1996, waarin het ging om een werkgever die
ervoor dat de niet van rechtswege beëindiging
met een werknemer was overeengekomen dat de
van de arbeidsovereenkomst tegen de wil van de
arbeidsovereenkomst met wederzijdse instem-
werknemer in beginsel voorafgaand door een on-
ming zou eindigen op het moment van verkoop
afhankelijke derde moet worden getoetst: of door
van het bedrijf. De Hoge Raad oordeelde dat
UWV Werkbedrijf of door de (kanton)rechter in het
niet is uitgesloten dat een arbeidsovereenkomst
kader van een ontbindingsprocedure.
eindigt wegens de vervulling van een daaraan verbonden ontbindende voorwaarde, maar dat bij de
De ontbindende voorwaarde Het gesloten stelsel van het ontslagrecht lijkt in de praktijk steeds vaker te worden losgelaten. Voor het eerst geschiedde zulks in 1992 in het Mungraarrest, waarin de Hoge Raad uitmaakte dat de stelling onjuist was dat een in een arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde (als bedoeld in art. 3:38 BW) wegens het gesloten stelsel van het ontslagrecht rechtskracht ontbeert. Een ontbindende voorwaarde kan, maar behoeft niet noodzakelijk met dit stelsel onverenigbaar te zijn. Van geval tot geval moet worden bezien in hoeverre de strekking van de regels van het ontslagrecht tot nietigheid van de ontbindende voorwaarde leidt, aldus de Hoge Raad. Volgens een a-contrario redenering van de Hoge Raad strookte dit ook met het feit dat slechts bepaalde ontbindende voorwaarden door de wet nietig worden verklaard, te weten de beëindiging van rechtswege wegens huwelijk en wegens zwangerschap of bevalling (als bedoeld in art. 7:667, lid 7 en 8 BW). Het gesloten stelsel bracht volgens de Hoge Raad wel mee dat een ontbindende voorwaarde slechts bij uitzondering kon worden aanvaard, zoals in het onderhavige geval, nu het daarin ging om een 80
beantwoording van de vraag of daarvan inderdaad sprake is grote betekenis toekomt aan het gesloten stelsel van het ontslagrecht. Een voorwaarde die met dat stelsel redelijkerwijs niet is te verenigen, zal niet tot een beëindiging van rechtswege kunnen leiden. De Hoge Raad vond dat zulks ook gold voor de onderhavige voorwaarde. Het voornemen van bedrijfsbeëindiging ontsloeg de werkgever niet van de verplichting om een ontslagvergunning aan te vragen. Met de aan de werknemer toekomende ontslagbescherming strookte niet dat de ontbindende voorwaarde als geldig zou worden aangemerkt, hetgeen ook aansloot bij de bescherming die het BW de werknemer in geval van overgang van onderneming beoogt te bieden. De Hoge Raad wijdde er overigens geen woorden aan dat de werkgever het in de macht had of de ontbindende voorwaarde zou worden vervuld.9 Enkele jaren later bevestigde de Hoge Raad de mogelijkheid van een ontbindende voorwaarde opnieuw in een geschil tussen mevrouw Arrindell en 78 andere werknemers met hun Antilliaanse werkgeefster, Port De Plaisance Hotel Operations, dat in de arbeidsovereenkomsten de ontbindende voorwaarde had opgenomen dat deze na
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
ommekomst van een periode van drie maanden
toepassing was aangezien de bank een publiek-
van rechtswege zouden eindigen, wanneer de
rechtelijk lichaam was.11
werkgever ten gevolge van een van zijn wil onaf-
De ontbindende voorwaarde is een toekomstige
hankelijke omstandigheid langer dan een maand
onzekere gebeurtenis die een einde kan maken
geen gebruik had kunnen maken van de diensten
aan een overeenkomst. Dat einde treedt van
van de werknemer “due to an interruption of busi-
rechtswege in wanneer de ontbindende voorwaar-
ness and as a result of an act of God or any other
de in vervulling gaat. Er is echter onzekerheid over
occurrence beyond the control of the employer.”
de vraag of de ontbindende voorwaarde in vervul-
Op 5 september 1995 raasde de orkaan Luis over
ling zal gaan. Veelal is er ook onzekerheid over het
Sint Maarten. Daarmee deed zich een “act of God”
tijdstip van vervulling, maar dat behoeft niet het
voor. Het hotel werd zwaar getroffen en sloot de
geval te zijn.12 Zoals hiervoor bleek, acht de Hoge
deuren. De Hoge Raad oordeelde dat de ontbin-
Raad een ontbindende voorwaarde niet op voor-
dende voorwaarde in dit geval als nietig moest
hand nietig, maar is de Hoge Raad van mening
worden beschouwd, omdat het zich niet met het
dat in elk concreet geval moet worden getoetst
gesloten stelsel van het ontslagrecht laat vereni-
of de ontbindende voorwaarde zich wel verdraagt
gen dat een werkgever bij voorbaat rechtsgeldig
met het gesloten stelsel van het ontslagrecht.13
zou kunnen bedingen dat hij zich op grond van zijn
Deze toetsing geschiedt nogal gevalsgebonden,
eigen - bedrijfseconomische - waardering van de
zoals ook de lagere jurisprudentie laat zien.14 De
door een “act of God” in het leven geroepen om-
Vries concludeert terecht dat uit de jurisprudentie
standigheden aan de normale beëindigingsregels
valt af te leiden dat naarmate de werkgever meer
zou mogen onttrekken.
invloed heeft kunnen uitoefenen op het intreden
10
Tot slot kwam de ontbindende voorwaarde aan de
van de voorwaarde, een beroep op de voorwaarde
orde in een andere Antilliaanse zaak die speelde
minder snel zal slagen.15
tussen de Bank van de Nederlandse Antillen en
Een bijzondere categorie arbeidsovereenkom-
haar financieel economisch directeur. De Bank
sten waarin veelvuldig gebruik wordt gemaakt
stelde dat de arbeidsovereenkomst met haar finan-
van de ontbindende voorwaarde is die van de
cieel economisch directeur was geëindigd, omdat
leer-/arbeidsovereenkomsten. Uit de (lagere) ju-
een ontbindende voorwaarde in vervulling was
risprudentie die hieromtrent voorhanden is, blijkt
gegaan die in het arbeidsvoorwaardenreglement
dat rechters het in beginsel niet in strijd met het
voor de directie was opgenomen. De ontbindende
gesloten stelsel van het ontslagrecht achten dat
voorwaarde hield in dat het dienstverband met
de arbeidsovereenkomst eindigt door de vervulling
een lid van de directie met onmiddellijke ingang
van een ontbindende voorwaarde die inhoudt dat
zou eindigen zodra dat directielid conform het
de arbeidsovereenkomst eindigt wanneer de leer-
Centrale Bankstatuut door de Gouverneur werd
overeenkomst door een buiten de werkgever gele-
ontslagen. Ook hier oordeelde de Hoge Raad in
gen omstandigheid voortijdig tot een einde komt.16
lijn met het Mungra-arrest. Meer in het bijzonder
In de literatuur is veel kritiek geleverd op de
overwoog de Hoge Raad dat de ontbindende
toelating van de ontbindende voorwaarde in de
voorwaarde in dit geval toelaatbaar was, omdat
arbeidsovereenkomst. Christe biedt daarvan een
het Hof kennelijk belang had toegekend aan de
overzicht en stelt dat er door de introductie van de
bijzondere aard van de functie van directielid,
ontbindende voorwaarde van een gesloten stelsel
het ontslagbesluit buiten de bank was genomen
geen sprake meer is, maar dat er vanwege de zo-
en daarbij alle relevante belangen - waaronder
genoemde concordantie-eis dat de ontbindende
de financiële belangen van de directeur - waren
voorwaarde moet passen in het gesloten stelsel
betrokken en er geen algemeen opzegverbod van
van het ontslagrecht evenmin sprake is van een 81
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
geheel open stelsel.17 Hij bestrijdt de opvatting
uitspraak in grote lijnen bevestigd bij de beoorde-
van andere auteurs dat de Hoge Raad de in 1992
ling van enkele bepalingen in de Engelse Employ-
gecreëerde toepassingsmogelijkheden in 1996 en
ment Equality (Age) Regulations. Volgens het Hof
1998 weer zou hebben ingeperkt en concludeert
verzet art. 6 van de Kaderrichtlijn zich niet tegen
- mijns inziens terecht - dat de Hoge Raad de
een nationale maatregel die geen nauwkeurige
ontbindende voorwaarde op een nogal argeloze
opsomming bevat van de doelstellingen die een
manier in het ontslagrecht heeft geïntroduceerd
afwijking van het verbod op leeftijdsdiscriminatie
en daarmee een nieuwe rechtsonzekerheid heeft
kunnen rechtvaardigen. Een afwijking van dat ver-
gecreëerd waarop niemand zat te wachten.
De
bod is slechts mogelijk bij maatregelen die worden
Groot spreekt van het op een kier zetten van de
gerechtvaardigd door legitieme doelstellingen van
deur van het gesloten stelsel van het ontslagrecht,
sociaal beleid, zoals die in verband met het beleid
waardoor het toch al ingewikkelde ontslagrecht er
op het gebied van de werkgelegenheid, de ar-
niet eenvoudiger op wordt, terwijl de positie van
beidsmarkt of de beroepsopleiding. Art. 6 van de
de werknemer wordt uitgehold.
Kaderrichtlijn biedt de lidstaat de mogelijkheid om
18
19
in het kader van nationale wetgeving te voorzien
Pensioenontslag Een ander onderwerp waarbij het gesloten stelsel van het ontslagrecht aan de orde is, is het pensioenontslag. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in 2007 uitgemaakt dat het verbod op leeftijdsdiscriminatie zich niet verzet tegen een Spaanse nationale regeling die de geldigheid erkent van in een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) neergelegde afspraken die erop neer komen dat werknemers verplicht met pensioen gaan, zodra zij in aanmerking komen voor ouderdomspensioen, wanneer de betrokken afspraken, hoewel deze zijn gebaseerd op leeftijd, in het kader van nationale wetgeving objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitieme doelstelling van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid en de voor het bereiken van deze doelstelling van algemeen belang ingezette middelen niet als daartoe niet passend en niet noodzakelijk zijn te beschouwen. Aldus sloot de Spaanse nationale regeling aan op art. 6, lid 1 van de Kaderrichtlijn,20 waarin wordt bepaald dat lidstaten kunnen bepalen dat verschillen van behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie vormen, indien zij in het kader van de nationale wetgeving objectief en redelijk worden gerechtvaardigd door een legitiem doel. De middelen om dat doel te bereiken, dienen passend en noodzakelijk te zijn.21 In 2009 heeft het Hof van Justitie voornoemde 82
in bepaalde vormen van verschil in behandeling op grond van leeftijd, wanneer zij ”objectief en redelijk” worden gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van het doel passend en noodzakelijk zijn, aldus het Hof.22 Reeds eerder oordeelde de Hoge Raad in het Codfried-arrest, waarin het om een proeftijdontslag van een oudere werknemer ging, in soortgelijke zin door de gangbare argumenten ter rechtvaardiging van een ontslag van rechtswege wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd als een objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte leeftijdsonderscheid te beschouwen.23 Ook de Centrale Raad van Beroep was de opvatting toegedaan dat het ontslag wegens het bereiken van de in de rechtspositie opgenomen pensioenleeftijd van 65 jaar op objectieve en redelijke gronden berust.24 De door de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep gehanteerde rechtsopvatting ligt ook ten grondslag aan art. 7, lid 1 sub b Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL), voorzover daarin gebruik makend van de mogelijkheid van art. 6, lid 1 van de Kaderrichtlijn om af te wijken van het discriminatieverbod op grond van leeftijd, is bepaald dat het discriminatieverbod niet geldt voor ontslag wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In de memorie van toelichting wordt hierover onder meer gezegd dat ontslag wegens het bereiken
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
van de 65-jarige leeftijd bewerkstelligt dat er een
verwijzing naar het Codfried-arrest stellen ze
objectief criterium wordt gehanteerd, omdat niet
dat de geldigheid van het pensioenontslag in de
behoeft te worden vastgesteld of de werknemer
jurisprudentie zou zijn aanvaard.27
nog wel voldoet en dat het ontslag wegens het
Heemskerk zien daarbij echter over het hoofd dat
bereiken van de 65-jarige leeftijd mag rekenen op
in de jurisprudentie waarnaar zij ter onderbouwing
een groot maatschappelijk draagvlak en aansluit
van hun stelling verwijzen de tegen het gedwon-
bij de sociale zekerheidswetgeving.
gen pensioenontslag aangevoerde argumentatie
Recent doet de opvatting opgeld dat een arbeids-
telkens op de mogelijke strijdigheid van het pensi-
overeenkomst niet automatisch, van rechtswege,
oenontslag met de gelijke behandelingswetgeving
eindigt, wanneer de werknemer 65 wordt, ook niet
is gebaseerd en niet op de mogelijke strijdigheid
wanneer zulks geschiedt op basis van een in de
met het reguliere arbeidsrecht. Verder gaan zij
(collectieve)
opgenomen
er aan voorbij dat de pensioenleeftijd inmiddels
“pensioenontslagbeding” volgens welk de arbeids-
variabel is geworden, de Tweede Kamer een wets-
overeenkomst eindigt, wanneer de werknemer 65
voorstel tot flexibilisering van de Algemene ouder-
wordt. Vas Nunes, één van de voornaamste pleit-
domswet (AOW) in behandeling heeft op grond
bezorgers van voornoemde opvatting, betoogt dat
waarvan werknemers hun AOW maximaal 5 jaar
de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de
later kunnen laten ingaan29 en het kabinet plannen
65-jarige leeftijd niet zonder opzegging kan wor-
heeft om de AOW-leeftijd in beginsel naar 67 jaar
den beëindigd. Ter onderbouwing daarvan wijst hij
te verhogen.30
onder meer op art. 7:667, lid 6 BW waarin wordt
De opvatting van Vas Nunes komt niet geheel uit
bepaald dat voor de beëindiging van een voor
de lucht vallen. Vas Nunes verwijst er merkwaardi-
onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst
gerwijs niet naar,31 maar op 22 februari 2005 over-
voorafgaande opzegging nodig is, zodat het niet
woog de kantonrechter te Utrecht naar aanleiding
mogelijk is het opzeggingsvereiste met een pensi-
van een verzoek van de heer Kret tot ontbinding
oenbeding te omzeilen. Een arbeidsovereenkomst
van de arbeidsovereenkomst met zijn werkgeef-
is voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. An-
ster, Merck Generics, reeds het volgende:
26
dere smaken zijn er niet.
“Het beroep van Merck op de overweging van de
Lutjens en Heemskerk zijn het niet met Vas Nunes
HR in zijn arrest van 13 januari 1995, NJ 1995,
eens en gaan uit van het bestaan van een (implicie-
430, dat “niet kan worden gezegd dat de regel
te) afspraak dat de arbeidsovereenkomst eindigt
dat een arbeidsovereenkomst in het algemeen van
bij het bereiken van de pensioenleeftijd, ook wel
rechtswege eindigt bij bereiken van de 65-jarige
het pensioenontslagbeding of de pensioenregel
leeftijd, niet langer in overeenstemming is met de
genoemd. Zijn partijen geen pensioenleeftijd over-
rechtsopvatting van brede lagen van de bevolking”
eengekomen, dan vult de gebruikelijke pensioen-
heeft de kantonrechter niet kunnen overtuigen. Dát
leeftijd van 65 jaar de arbeidsovereenkomst aan
het tijd wordt op die leeftijd met werken te stoppen
omdat moet worden aangenomen dat partijen bij
wordt, getuige ook de opvattingen weergegeven
het aangaan van de arbeidsovereenkomst wel de
in de hiervoor genoemde MvT, ongetwijfeld door
bedoeling hebben gehad de arbeidsovereenkomst
velen gedeeld. Anders dan Merck kennelijk voor-
op de gebruikelijke pensioenleeftijd te laten eindi-
staat, brengt dit echter niet zonder meer mee dat
gen. De juridische grondslag van de pensioenregel
een arbeidsovereenkomst ter zake waarvan partijen
vinden zij in art. 7:667, lid 1 BW, dat bepaalt dat
niet zijn overeengekomen dat deze eindigt bij het
een arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt
bereiken van de 65-jarige leeftijd, niettemin van
wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst,
rechtswege eindigt. Dat de HR zou menen dat die
bij de wet of door het gebruik aangegeven. Met
rechtsregel wel bestaat valt naar het oordeel van de
25
arbeidsovereenkomst
28
Lutjens en
83
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
kantonrechter niet in genoemd arrest te lezen.”32
de voorwaarde zou moeten worden beschouwd,
Zowel Vas Nunes als de Utrechtse kantonrechter
geldt toch dat het overeenkomen van een zodanige
lijkt zich er op te beroepen - al zegt geen van bei-
ontbindende voorwaarde op gespannen voet staat
den dat met zoveel woorden - dat een beëindiging
met het vereiste dat een ontbindende voorwaarde
van de arbeidsovereenkomst van rechtswege
verenigbaar moet zijn met het gesloten stelsel van
wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar
regels betreffende beëindiging van de arbeids-
zich niet verdraagt met het gesloten stelsel van
overeenkomst, en dat een dergelijke voorwaarde
het ontslagrecht. Dat is ook het argument dat door
bovendien ‘‘slechts bij uitzondering’’ kan worden
de kantonrechter te Amsterdam werd gehanteerd
aanvaard gelet op de jurisprudentie. Niet valt in
in zijn vonnis van 8 juli 2008 in een geschil tussen
te zien dat aan de in de jurisprudentie gestelde
mevrouw Löring en haar werkgever, de Centrale
voorwaarden in deze is voldaan. De overeenkomst
Organisatie Werk en Inkomen, over de beëindiging
zal haar doel niet missen op het moment dat de
van een arbeidsovereenkomst waarin een expliciet
werknemer 65 jaar wordt, voorts valt niet in te zien
pensioenontslagbeding is opgenomen dat tevens
dat met betrekking tot de leeftijd van 65 jaar een
deel uitmaakt van de CAO:
ontbindende voorwaarde wel en met betrekking
“Aangenomen moet worden dat gelet op het wet-
tot andere leeftijden een ontbindende voorwaarde
telijk systeem uitgangspunt dient te zijn dat een
niet is geoorloofd.
arbeidsovereenkomst geldt óf voor bepaalde tijd,
(…)
in welk geval zij in beginsel van rechtswege ein-
Voorts zijn de rechtsgevolgen niet onaannemelijk.
digt, óf voor onbepaalde tijd, in welk geval zij per
Integendeel, recent valt in het maatschappelijk
definitie niet van rechtswege eindigt.
debat met betrekking tot de pensioengerechtigde
Met dit uitgangspunt is onverenigbaar dat een
leeftijd een tendens te ontwaren waarbij doorwer-
voor onbepaalde tijd aangegane overeenkomst
ken na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar niet
zou kunnen eindigen omdat zulks is vastgelegd in
langer ondenkbaar, onbespreekbaar of onaan-
de arbeidsovereenkomst of in de CAO. Er zouden
vaardbaar wordt geacht.” 33
dan immers, naast overeenkomsten voor bepaalde
Lutjens stelt dat de uitspraak van de kantonrech-
tijd, welke niet kunnen worden opgezegd tussen-
ter te Utrecht van 22 februari 2005 onbegrijpelijk
tijds, uitsluitend nog arbeidsovereenkomsten voor
zou zijn, een vreemde eend in de bijt zou vormen
bepaalde tijd zijn welke tussentijds wel kunnen
en zeker niet representatief zou zijn voor de lagere
worden opgezegd.
jurisprudentie in het algemeen.34 Ter illustratie ver-
Evenmin kan worden aangenomen dat op grond
wijst hij naar een beschikking van de kantonrech-
van voormeld artikel 3.5.1 van de CAO-CWI 2006-
ter te Lelystad, waarin leeftijdsontslag vanwege
2007 de arbeidsovereenkomst met wederzijds
het bereiken van de 65-jarige leeftijd gerechtvaar-
goedvinden eindigt. Aangenomen toch moet wor-
digd werd geacht.35 Nadere bestudering van die
den dat het in strijd is met het gesloten systeem
beschikking leert echter dat de kantonrechter te
van beëindiging van de arbeidsovereenkomst dat
Lelystad slechts de - wat de kantonrechter noemt
partijen anders dan door het aangaan van een
- “centrale vraag” beantwoordde of de ontbinding
overeenkomst voor bepaalde tijd binnen de door
van de arbeidsovereenkomst in strijd zou zijn met
wet bepaalde normen, voorafgaande aan het tot-
het verbod op leeftijdsdiscriminatie. Voor wat
standkomen van de arbeidsovereenkomst zouden
de lagere jurisprudentie betreft, verwijst Lutjens
kunnen overeenkomen dat deze op enige datum
verder nog naar uitspraken van de Kantonrech-
in onderling goedvinden eindigt in strijd met voor-
ter te Leeuwarden van 24 juni 2003 en het Hof
melde normen.
Amsterdam van 26 mei 2005.36 In eerstgenoemde
Voorzover het pensioenbeding als een ontbinden-
uitspraak stelde de kantonrechter zich, zoals dat
84
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
in dit soort zaken doorgaans het geval is, in het
de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege was
geheel geen vragen bij de bepaling in de (collec-
geëindigd bij het bereiken van de pensioenleeftijd
tieve) arbeidsovereenkomst dat de arbeidsover-
(van 65 jaar), onder andere omdat er geen wettelij-
eenkomst van rechtswege eindigt met ingang van
ke regel is die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst
de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige
eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtig-
leeftijd wordt bereikt.
In de tweede uitspraak
de leeftijd en omdat, zo er al zou kunnen worden
overwoog het Hof slechts als volgt: “Onder deze
aangenomen dat het gewoonterecht met zich mee
omstandigheden moet de wijze waarop aan de
zou brengen dat de arbeidsovereenkomst eindigt
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een
bij het bereiken van de pensioenleeftijd, dergelijk
einde is gekomen - een einde van rechtswege,
gewoonterecht niet meer van deze tijd is. In dat
waarvan redelijkerwijs niet kan worden gezegd
verband wees de kantonrechter op de discussie
dat deze Folkeringa (de werknemer, RH) niet vol-
die thans over de AOW wordt gevoerd en de maat-
doende ontslagbescherming heeft geboden - voor
schappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren
de toepassing van art. 7.667 lid 4 BW zó zeer op
waarbij stoppen met werken bij het bereiken van
één lijn gesteld worden met “rechtsgeldige opzeg-
een leeftijd van 65 jaar niet meer vanzelfsprekend
ging” en “ontbinding door de rechter”, dat voor de
is. De vraag blijft wel hoe de kantonrechter te Delft
beëindiging van de laatste arbeidsovereenkomst
zou hebben geoordeeld wanneer er wel een pensi-
tussen partijen voorafgaande opzegging niet nodig
oenontslagbeding in de (collectieve) arbeidsover-
was.” Lutjens laat de in de jurisprudentie gemaak-
eenkomst zou zijn overeengekomen.
37
te afwegingen onvermeld en daar zit hem, zoals ik hiervoor al stelde, net de crux: uitgezonderd de hiervoor door mij aangehaalde uitspraken van de kantonrechters te Utrecht en Amsterdam en een recente, hierna te bespreken uitspraak van de kantonrechter te Delft,38 komt in alle voorhanden zijnde lagere jurisprudentie slechts de mogelijke strijdigheid van het pensioenontslag met de gelijke behandelingswetgeving aan de orde, maar niet de mogelijke strijdigheid van het pensioenontslag met het reguliere arbeidsrecht en daarvan is mijns inziens nu juist sprake. Nu er geen wettelijke regel is die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, vormt de acceptatie van het pensioenontslag een inbreuk op het gesloten stelsel van het ontslagrecht. Dat laatste lijkt ook de opvatting van de kantonrechter te Delft te zijn in een geschil tussen een werknemer en een werkgever die een arbeidsovereenkomst met elkaar waren aangegaan waarin niets over het einde ervan was bepaald en waarop geen CAO van toepassing was. De kantonrechter oordeelde onder expliciete weerlegging van de hiervoor aangehaalde argumenten van Lutjens dat
Overgang van onderneming In zijn dissertatie over de overgang van onderneming besteedt Beltzer diverse keren aandacht aan de onwillige werknemer, de werknemer die op grond van art. 7:663 BW van rechtswege overgaat naar de verkrijgende werkgever, maar daarop om hem moverende redenen geen prijs stelt. Volgens Beltzer kan de werknemer altijd met zijn werkgever, of dat nu de vervreemder of de verkrijger is, overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet en de werknemer dus niet bij de verkrijgende werkgever in dienst treedt.39 Dat is niet in strijd met het doel van de Europese Richtlijn inzake de overgang van onderneming waarop de overgang van ondernemingsbepalingen in art. 7: 661 e.v. BW zijn gebaseerd.40 Het Hof van Justitie heeft dat in 1985 in het Mikkelsen-arrest ook uitgemaakt. In dat arrest bepaalde het Hof dat art. 3, lid 1 van de Richtlijn niet geldt voor de werknemer in dienst van de vervreemder die uit vrije wil niet meer in dienst blijft bij de verkrijger. De Richtlijn heeft immers ten doel zeker te stellen dat de rechten van werknemers bij de wijziging van werkgever worden behouden door hen de mogelijkheid 85
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
te bieden om voor de verkrijger te blijven werken
ten, omdat de werknemer niet verplicht is te wer-
onder dezelfde voorwaarden als met de vervreem-
ken voor een werkgever waarvoor hij niet in vrije
der waren overeengekomen.
Dat bleek enkele
wil heeft gekozen. “Een dergelijke verplichting zou
jaren later in 1988 in het arrest Boode/Hoheisel
de grondrechten van de werknemer aantasten, die
eveneens de opvatting van de Hoge Raad, maar
vrij moet zijn in de keuze van zijn werkgever en niet
de Hoge Raad bepaalde daarbij dat, wanneer de
kan worden verplicht te werken voor een werkge-
werknemer de arbeidsovereenkomst uit vrije wil
ver die hij niet vrijelijk heeft gekozen.” Volgens het
niet voortzet met de verkrijger, ook de arbeids-
Hof verplicht de Richtlijn “de Lid-Staten evenwel
overeenkomst met de vervreemder tot een einde
niet, te bepalen dat de arbeidsovereenkomst of ar-
komt en de werknemer dus helemaal geen werk-
beidsverhouding met de vervreemder in stand blijf
gever meer heeft. Aldus zette de Hoge Raad de
ingeval een werknemer uit eigen vrije wil besluit de
werknemer in de kou, terwijl met de Richtlijn juist
arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding niet
is beoogd de werknemer te beschermen.
met de verkrijger voort te zetten, maar zij staat
Blijkens de conclusie van advocaat generaal Mok
daaraan ook niet in de weg. Het is aan de Lid-Sta-
keek de Hoge Raad bij het arrest Boode/Hoheisel,
ten te beslissen, wat in een dergelijk geval met de
al zei de Hoge Raad dat zelf niet met zoveel woor-
arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met
den, naar het Berg-arrest van het Hof van Justitie
de vervreemder dient te geschieden.” Daarom-
van 5 mei 1988, waarin het Hof overwoog dat de
trent overwoog het Hof: “De Lid-Staten kunnen
Richtlijn tracht te verzekeren dat werknemers bij
met name bepalen, dat de arbeidsovereenkomst
de overgang van onderneming de mogelijkheid
of de arbeidsverhouding dan wordt geacht te zijn
krijgen om op dezelfde voorwaarden bij de ver-
opgezegd, op initiatief hetzij van de werknemer
krijger in dienst blijven, maar niet de voortzetting
hetzij van de werkgever. Ook kunnen zij bepalen
van de arbeidsovereenkomst met de vervreemder
dat de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding
beoogt indien de in de onderneming aangestelde
met de vervreemder in stand blijft.”44 Het Hof her-
werknemer niet in dienst van de verkrijger wenst
haalde deze overwegingen in 1996 in het Merckx-
te blijven. Het Hof liet daarbij in het midden wat
arrest.45
er dan wel met die “weigerachtige” werknemer
In 2002 ging het Hof in het Temco-arrest zelfs nog
moest gebeuren, een vraag die enkele jaren later
een stapje verder en overwoog het Hof ten aanzien
in 1992 in het Katsikas-arrest werd beantwoord.
van de “weigerachtige” werknemer: “Ofschoon de
In dit arrest ging het om de situatie dat één der
overdracht van de arbeidsovereenkomst dus zowel
partijen, in dit geval de werknemer, niet aan de
voor de werkgever als voor de werknemer verbin-
overgang wenste mee te werken. Voorts betrof
dend is, heeft het Hof erkend, dat deze laatste kan
dit arrest - zoals het Hof uitdrukkelijk overwoog
weigeren dat zijn arbeidsovereenkomst aan de
- anders dan het Berg-arrest niet “enkel het geval
overnemer wordt overgedragen (zie, onder meer,
dat de werknemer, zonder zich te verzetten tegen
arrest van 16 december 1992, Katsikas e.a., C-
de overgang van zijn arbeidsovereenkomst of ar-
132/91, C-138/91 en C-139/91, Jurispr. blz. I-6577,
beidsverhouding, zich verzet tegen de overgang
punten 31-33). In dat geval hangt de situatie van de
van de verplichtingen die de vervreemder op
werknemer af van de wetgeving van iedere lidstaat:
grond van de arbeidsovereenkomst of arbeidsver-
ofwel kan de overeenkomst die de werknemers aan
houding vóór de overgang jegens hem was aange-
de vervreemdende onderneming bindt, worden
gaan.” Het Hof oordeelde dat de Richtlijn het de
opgezegd op initiatief van de werkgever of van de
werknemer niet verbiedt zich (met gebruikmaking
werknemer, ofwel kan de overeenkomst met die
van het zogeheten “Widerspruchsrecht”) tegen de
onderneming in stand blijven (zie, onder meer, het
overgang van de arbeidsovereenkomst te verzet-
arrest Katsikas e.a., reeds aangehaald, punt 36).” 46
41
42
43
86
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
Het Hof bepaalde in het Temco-arrest dus niet
dat het gesloten stelsel van het ontslagrecht zich
alleen, zoals in eerdere arresten, dat het aan de
verzet tegen de door de Hoge Raad aangenomen
lidstaten is om te beslissen wat er met een “wei-
beëindiging van de arbeidsovereenkomst, in wel-
gerachtige” werknemer moet gebeuren, maar
ke zin ook de kantonrechter te Enschede in 2007
tevens dat de lidstaten daarbij de keuze hebben
heeft beslist:
uit ofwel de mogelijkheid dat de arbeidsovereen-
”3.2 Beslissend is namelijk dat een werknemer niet
komst wordt beëindigd doordat de werkgever dan
tegen zijn wil kan worden verplicht om voor een
wel de werknemer een nadere rechtshandeling
opvolgend werkgever te werken, ongeacht of die
verricht en de arbeidsovereenkomst opzegt ofwel
werkgever aantreedt op basis van art. 50 van de
de mogelijkheid dat de arbeidsovereenkomst in
van kracht zijnde CAO, of dat zich de figuur van
stand blijft. De door de Hoge Raad aanvaarde
overgang van onderneming voordoet. Een ver-
uitkomst dat de arbeidsovereenkomst van rechts-
plichting voor de werknemer om in dienst te treden
wege eindigt, hield het Hof kennelijk niet (meer)
van een opvolgend werkgever zou dwangarbeid
voor mogelijk.
betekenen, hetgeen in strijd is met de grondrech-
Zoals Even terecht constateert, is het de vraag of
ten van desbetreffende werknemer.
het wel altijd met art. 4, lid 2 van de Richtlijn strookt
3.3 In het arrest van het Hof van Justitie van de
dat een ‘weigerachtige’ werknemer met lege han-
Europese Gemeenschappen van 16 december
den staat. Beltzer acht die uitkomst onwenselijk
1992 (Katsidis e.a., JAR 1993/64) is in een situatie
en stelt in navolging van enkele andere auteurs
dat zich een overgang van onderneming voordeed
aanvullende werknemersbescherming voor.
Mij
dienovereenkomstig beslist. Tevens wordt in het
komt de jurisprudentie van de Hoge Raad ten
arrest overwogen dat Richtlijn 77/187 de lidstaten
aanzien van de ‘weigerachtige’ werknemer, gelet
niet verplicht te bepalen dat de arbeidsovereen-
op de overwegingen van het Hof van Justitie in het
komst met de oude werkgever in stand blijft. Het is
Katsikas-arrest, het Merckx-arrest en het Temco-
in een dergelijk geval aan de lidstaten te beslissen
arrest, daarentegen zelfs onjuist voor, hetgeen ook
wat er met de arbeidsovereenkomst dient te ge-
geldt voor op dat arrest gebaseerde uitspraken
schieden. In geval van overgang van onderneming
van lagere rechters alsmede de in lijn met dat ar-
is dus de Nederlandse wetgeving beslissend voor
rest geschreven conclusie van procureur generaal
de vraag of de arbeidsovereenkomst van eiser met
Rank-Berenschot bij een onlangs op 26 juni 2009
gedaagde sub 1 in stand is gebleven na haar wei-
door de Hoge Raad gewezen arrest. Het Hof van
gering om in dienst te treden van gedaagde sub
Justitie stelt namelijk dat de werknemer de vrijheid
2. (…)
heeft zich tegen de overgang van de arbeidsover-
(…)
eenkomst te verzetten, maar dat de Richtlijn in
3.5 Vastgesteld dient te worden dat het Neder-
dat geval niet voorziet in de voortzetting van de
landse arbeidsrecht geen bepaling kent op grond
arbeidsovereenkomst noch in de beëindiging er-
waarvan de arbeidsovereenkomst van een werk-
van en dat de lidstaten zelf vrij zijn een regeling te
nemer met een werkgever die een project verliest
treffen. Nederland heeft een zodanige regeling niet
van rechtswege eindigt indien de werknemer niet
getroffen, maar de Hoge Raad oordeelt doodleuk
in dienst wenst te treden van de werkgever die het
dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer
project verwerft. Dat betekent dat de brief van ge-
in geval van overgang van onderneming eindigt,
daagde sub 1 van 14 juni 2007 waarin zij bevestigt
wanneer die werknemer niet bij de verkrijger in
dat de arbeidsovereenkomst van eiser van rechts-
dienst wenst te treden. Er is echter geen wettelijke
wege per 1 juni 2007 is geëindigd voor de rechts-
regel die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst in
positie van eiser van geen betekenis is. Als de ar-
dat geval eindigt. De conclusie moet dan ook zijn
beidsovereenkomst van eiser niet van rechtswege
47
48
49
50
87
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
is geëindigd blijft over opzegging, beëindiging met
wanneer deze past in het gesloten stelsel van het
wederzijds goedvinden of ontbinding.
ontslagrecht en de vervulling ervan niet van de wil
3.6 Uit het afwijzen van het aanbod van ge-
van de werkgever afhankelijk is. Desondanks is
daagde sub 2 door eiser om bij haar in dienst te
het de vraag of de a-contrario redenering waarop
treden mag naar het voorlopig oordeel van de
de Hoge Raad de rechtsgeldigheid van de ontbin-
kantonrechter niet worden afgeleid dat zij ook
dende voorwaarde baseert (als de ontbindende
haar arbeidsovereenkomst met gedaagde sub 1
voorwaarde in bepaalde situaties is verboden,
wenste te beëindigen. Voor opzegging door de
moet hij in andere situaties wel worden toege-
werknemer of instemming met beëindiging van de
staan), houdbaar is, nu met de acceptatie van de
arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden
ontbindende voorwaarde inbreuk wordt gemaakt
is een duidelijke en ondubbelzinnige uitlating van
op het gesloten stelsel van het ontslagrecht en de
de werknemer vereist, gericht op beëindiging van
in het BW beschermde positie van de werknemer
het dienstverband. Het is duidelijk dat een derge-
wordt aangetast. Wat let de Hoge Raad eigenlijk
lijke uitlating door eiser niet is gedaan. Over blijft
om de werkgever hier voor te schrijven dat hij de
dan opzegging door gedaagde sub 1 na verkregen
arbeidsovereenkomst eindigt of laat beëindigen
ontslagvergunning of ontbinding van de arbeids-
op een wel in het BW geregelde wijze?
overeenkomst.”
Ten aanzien van het pensioenontslag kan de con-
En zo is het!
clusie worden getrokken dat de gangbare praktijk
51
niet strookt met de wet, dit niet omdat het pensi-
Conclusie Het gesloten stelsel van het ontslagrecht brengt met zich mee dat de wijzen waarop de arbeidsovereenkomst tot een eind kan komen uitputtend in het BW zijn geregeld. Zo lang de arbeidsovereenkomst niet op één van deze wijzen is geëindigd, duurt ze voort. Er is namelijk geen rechtsgrond om de rechtsgeldigheid van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op een andere wijze aan te nemen. Desondanks wordt in de jurisprudentie aanvaard dat de arbeidsovereenkomst eindigt of wordt beëindigd op een niet in het BW - en zelfs niet in de wet - genoemde wijze. Met name geschiedt dat bij de vervulling van een in de (collectieve) arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde, het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de werknemer en de weigering van de werknemer om in geval van overgang van de onderneming bij de verkrijgende werkgever in dienst te treden. Voor wat de ontbindende voorwaarde betreft, kan worden geconcludeerd dat de Hoge Raad de deur er niet wagenwijd voor heeft opengezet en de ontbindende voorwaarde alleen accepteert, 88
oenontslag naar hedendaags inzicht discriminatoir zou zijn, maar omdat het op gespannen voet staat met het gesloten stelsel van het ontslagrecht. Er is namelijk geen wettelijke regel die voorschrijft dat de arbeidsovereenkomst eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zoals enkele kantonrechters inmiddels terecht hebben vastgesteld. Bovendien, een arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. Andere smaken zijn er niet. Daarmee verdraagt zich niet dat elke arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wanneer de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Daar waar het gaat om de ‘weigerachtige’ werknemer in geval van overgang van onderneming moet worden geconcludeerd dat de wijsheid, zoals dat wel vaker het geval is, uit het oosten komt. Daar waar er in de nationale jurisprudentie en de schaars voorhanden zijnde literatuur vanuit wordt gegaan, dat ook wanneer de werknemer weigert om bij de verkrijger in dienst te treden, de arbeidsovereenkomst met de vervreemder tot een einde komt, heeft de Enschedese kantonrechter zich terecht op het standpunt gesteld dat zulks, mede gelet op de jurisprudentie van het Hof van
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
Justitie, in strijd is met het gesloten stelsel van het
e.v.; W.H.A.C.M. Bouwens en R.A.A. Duk, ‘Arbeids-
ontslagrecht. Het Hof van Justitie heeft namelijk
overeenkomstenrecht’, Deventer, Kluwer, 2008, p. 311
uitgemaakt dat de werknemer de vrijheid heeft
e.v.
zich tegen de overgang van de arbeidsovereen-
6
D. Christe, ‘Act of God, zegen of plaag? Over de
komst te verzetten, maar dat de Europese Richtlijn
ontbindende voorwaarde in het ontslagrecht’, Sociaal
inzake de overgang van onderneming in dat geval
Recht 2002, 4, p. 102-107.
niet voorziet in de voortzetting van de arbeidsover-
7
eenkomst noch in de beëindiging ervan en dat de lidstaten zelf vrij zijn een regeling te treffen. De Ne-
12. 8
derlandse wetgever heeft een zodanige regeling nooit getroffen, zodat er geen wettelijke regeling is die bepaalt dat de arbeidsovereenkomst met de vervreemder eindigt, wanneer de werknemer wei-
Rechtbank Rotterdam 18 september 1997, JAR 1997, HR 6 maart 1992, NJ 1992, 509 (m.nt. Stein), JAR 1992, 10 (Mungra/Van Meir en Teeuw).
9
HR 24 mei 1996, NJ 1996, 685 (m.nt. Stein), JAR 1996, 141 (Van Zijl/Van Koppen).
10 HR 13 februari 1998, NJ 1998, 708 (m.nt. Stein), JAR
gert om bij de verkrijger in dienst te treden.
1998, 72 (Arrindell e.a./Port De Plaisance Hotel Opera-
Meer in algemene zin kan de conclusie zijn dat er
tions).
zowel in de rechtspraak als in de juridische literatuur vaak weinig principieel, maar ook onvoorzich-
11 HR 1 februari 2002, JAR 2002, 45 (Monte/Bank van de Nederlandse Antillen).
tig en weinig consequent wordt omgesprongen
12 Christe 2002. Zie ook D.J.B. de Wolff, ‘De arbeids-
met één van de belangrijkste fundamenten van
overeenkomst voor bepaalde tijd’, Deventer, Kluwer,
het arbeidsrecht. Daardoor wordt het arbeidsrecht
1999, p. 76 e.v. De Wolff beschouwt de arbeidsover-
nodeloos ingewikkeld en boet het beschermende
eenkomst onder ontbindende voorwaarde als een
karakter van het arbeidsrecht aan betekenis in.
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. 13 Art. 7:691, lid 2 BW met betrekking tot de uitzend-
1
L.C.J. Sprengers, ‘De Wet op de ondernemingsraden
overeenkomst staat de opname van een ontbindende
bij de overheid. Op weg naar één arbeidsrecht voor
voorwaarde in de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk
ambtenaren en werknemers?’, Deventer, Kluwer, 1998,
toe voor het geval de terbeschikkingstelling van een
p. 725. Zie over dit onderwerp overigens ook L.C.J.
werknemer aan een derde op verzoek van die derde
Sprengers, ‘Wie A zegt, moet B zeggen?’, TAR 2006,
tot een einde komt.
2, p. 63-73. 2
3
4
5
14 Kantonrechter Middelburg 30 augustus 1993, Prak-
R.J.M. Hampsink, ‘Simpel voetballen is het aller-
tijkgids 1993, 3984; Kantonrechter Brielle 26 juli 1994,
moeilijkste: acht stellingen tegen het rapport van de
JAR 1994, 205; Kantonrechter Haarlem 14 december
Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel’, Sociaal Recht
1994, JAR 1995, 82; Kantonrechter Rotterdam 20 juli
2001, 3, p. 71-80.
1995, JAR 1995, 175; Kantonrechter ’s-Gravenhage
Zie voor een beschouwing achteraf van de verschil-
19 september 1995, JAR 1995, 228; Kantonrechter
lende plannen tot wijziging van het ontslagrecht bij-
Utrecht 3 maart 1999, JAR 1999, 152; Kantonrechter
voorbeeld S.S.M. Peters, ‘Ontslag(zeker) van Donner
Gouda 5 maart 1998, JAR 1999, 2; Rechtbank Amster-
tot Bakker’, SMA 2008, 10, p. 397-404.
dam 6 december 2000, JAR 2001, 8; Kantonrechter
Zie ook W.H.A.C.M. Bouwens, ‘De werknemer in be-
Amsterdam 3 februari 2003, JAR 2003, 56; Voorzie-
weging: de WW’, in: J. Theeuwes e.a., De werknemer
ningenrechter Utrecht 15 september 2003, JAR 2003,
in beweging, Den Haag, SDU Uitgevers, 2007, p. 77-
256; Kantonrechter Rotterdam 24 november 2004,
90.
JAR 2005, 74; Voorzieningenrechter Amsterdam 26
A.M. Luttmer-Kat, m.b.t. het einde van de arbeidsover-
januari 2005, JAR 2005, 70; Kantonrechter Alphen aan
eenkomst, in: P.F. van der Heijden e.a., Arbeidsrecht.
den Rijn 20 december 2005, JAR 2006, 51.
Tekst & Commentaar, Deventer, Kluwer, 2008, p. 140
15 M.A. de Vries, ‘De ontbindende voorwaarde in de arbeids-
89
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
overeenkomst’, Arbeid Integraal 2004, 2, p. 27-30.
27 E. Lutjens, ‘Pensioenvoorzieningen voor werknemers;
16 Kantonrechter Heerlen 21 mei 2003, JAR 2003, 151;
juridische beschouwingen over ouderdomspensioen’.
Kantonrechter ’s-Gravenhage 23 april 2004, JAR 2004,
Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink, 1989, p. 696-697; M.
211; Voorzieningenrechter Rotterdam 13 mei 2004, JAR
Heemskerk, ‘Vervroegd pensioen zonder dat de ar-
2004, 145; Voorzieningenrechter Rotterdam 20 augus-
beidsovereenkomst eindigt’, Sociaal Recht 2003, 10,
tus 2004, JAR 2004, 228; Kantonrechter Amersfoort 5
p. 297-304; M. Heemskerk, ‘De gevolgen van verbo-
april 2006, JAR 2006, 103; Kantonrechter Haarlem 19
den pensioenontslag’, Sociaal Recht 2006, 12, p. 347-
juli 2006, LJN AY5372; Kantonrechter ’s-Gravenhage
353; E. Lutjens, ‘Arbeidsovereenkomst eindigt van
23 april 2008, JAR 2008, 248. Zie voor de ontbin-
rechtswege bij 65 jaar’, NJB 2008, 29, p. 1786-1790;
dende voorwaarde in de leer-/arbeidsovereenkomst
M. Heemskerk, ‘Kans klein dat pensioenontslag bij 65
ook G.J. Mulder, ‘De ontbindende voorwaarde in de
jaar leeftijdsdiscriminatie is’, TAP 2009, 5, p. 188-191
leer-/arbeidsovereenkomst’, ArbeidsRecht 2005, 10,
(met naschrift P.C. Vas Nunes); M. Heemskerk, ‘Ont-
p. 9-15.
slag met 65 jaar wel rechtsgeldig’, de Volkskrant 18 juli
17 D. Christe, ‘Hoge Raad billijkt ontbindende voor-
2009, p. 15. Zie voor een bespreking van de verschil-
waarde in het ontslagrecht’, Sociaal Recht 1992, 12, p.
lende opvattingen A. Birkhof en M.M. Koevoets, ‘Is het
342-348.
BW klaar voor de pensioengerechtigde werknemer?’,
18 Christe 2002. Zo ook eerder in mogelijk nog scherpere bewoordingen Christe 1992.
TAP 2009, 3, p. 100-104. 28 Ook UWV Werkbedrijf gaat blijkens de Beleidsregels
19 E.W. de Groot, ‘Hoe open is het ontslagrecht? De
Ontslagtaak UWV van juni 2009 op voorhand uit van
ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst’,
de geldigheid van een in de (collectieve) arbeidsover-
NJB 1992, 38, p. 1225-1232.
eenkomst overeengekomen pensioenontslagbeding
20 EG-Richtlijn 2000/78 van 27 november 2000 tot instel-
en beschouwt, voor het geval een zodanig beding
ling van een algemeen kader voor gelijke behandeling
niet mocht zijn overeengekomen, het bereiken van de
in arbeid en beroep, PbEG L 303.
pensioengerechtigde leeftijd als een algemene recht-
21 HvJ EG 16 oktober 2007, JAR 2007, 288 (Palacios de
vaardigingsgrond voor ontslag op grond van leeftijd.
la Villa/Cortefiel Servicios). Zie voor een bespreking
Zie:
http://www.werk.nl/portal/page/portal/werk_nl/
van deze uitspraak vanuit het gelijke behandelings-
werknemer/meer_weten/ontslag/documentenontslag-
recht A.G. Veltman, ‘Automatisch pensioenontslag op
procedureviacwi/beleidsregelsontslagtaakcwi#ID12.
65 jaar vormt geen verboden leeftijdsdiscriminatie’,
29 Wetsvoorstel 31 774.
Sociaal Recht 2007, 12, p. 406-410.
30 P.C. Vas Nunes, ‘Reactie op het artikel ‘De gevolgen
22 HvJ EG 5 maart 2009, JAR 2009, 93 (Age Concern
van verboden pensioenontslag’’, Sociaal Recht 2007,
England/Secretary of State for Business, Enterprise
2, p. 53-55 (met naschrift M. Heemskerk). Zie voor een
and Regulatory Reform). Zie voor een bespreking van
actuele stand van zaken Birkhof en Koevoets 2009 en
de conclusie van A-G Mazák vanuit het gelijke behan-
de AOW-notitie die minister Donner en staatssecreta-
delingsrecht A.G. Veltman, ‘Gedwongen pensioenont-
ris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op
slag’, Sociaal Recht 2008, 12, p. 348-350.
5 juni 2009 aan de Tweede Kamer hebben gestuurd.
23 HR 13 januari 1995, NJ 1995, 430, JAR 1995, 35 (Codfried/ISS). Zo ook HR 1 november 2002, NJ 2002,
Zie http://docs.minszw.nl/pdf/135/2009/135_2009_1_ 23635.pdf.
622, JAR 2002, 279 (Op ’t Land/ESS). Zie ook HR 8
31 Althans niet in het hiervoor onder noot 26 aangehaalde
oktober 2004, JAR 2004, 258 (Van Pelt e.a./Martinair).
artikel waarin hij de discussie tracht aan te zwengelen.
24 CRvB 4 november 1993, AB 1994, 213, TAR 1994, 6.
32 Kantonrechter Utrecht 22 februari 2005, JAR 2005, 77.
25 Kamerstukken II 2001/02, 28 170.
33 Kantonrechter Amsterdam 8 juli 2008, JAR 2008, 228.
26 P.C. Vas Nunes, ‘Ouderen mogen gewoon doorwerken’, NJB 2008, 19, p. 1165-1168
90
Zie voor een bespreking van de uitspraak O. van der Kind, ‘Verplichte pensionering nog van deze tijd’,
GEMORREL AAN HET GESLOTEN STELSEL VAN HET ONTSLAGRECHT
Sociaal Recht 2007, 6, p. 221-224.
182; Kantonrechter Utrecht 27 november 2007, JAR
34 Lutjens 2008.
2008, 99; Kantonrechter ’s-Hertogenbosch 11 decem-
35 Kantonrechter Lelystad 20 februari 2008, JAR 2008,
ber 2008, LJN BJ4648.
120. 36 Kantonrechter Leeuwarden 24 juni 2003, LJN AH9093; Hof Amsterdam 26 mei 2005, JAR 2005, 132.
50 HR 26 juni 2009, LJN BH4043. 51 Kantonrechter Enschede 6 september 2007, LJN BB3340. Merkwaardigerwijs is dit vonnis nooit in
37 Zie bijvoorbeeld Kantonrechter Utrecht 30 september
de JAR opgenomen, terwijl dat bijvoorbeeld wel
2005, JAR 2005, 261; Kantonrechter Enschede 19
geschiedde met twee van de hiervoor in noot 49 be-
april 2007, JAR 2007, 117; Kantonrechter Utrecht 24
doelde uitspraken waarin keurig, doch mijns inziens
april 2008, JAR 2008, 158; Kantonrechter Dordrecht
ten onrechte, het hiervoor in noot 42 bedoelde arrest
12 juni 2009, JAR 2009, 172. Al deze uitspraken heb-
Boode/Hoheisel van de Hoge Raad werd gevolgd.
ben met elkaar gemeen dat de kantonrechter in het geheel geen vraagtekens plaatst bij de geldigheid van het pensioenontslag. 38 Kantonrechter Delft 23 april 2009, JAR 2009, 116. 39 R.M. Beltzer, ‘Overgang van onderneming’, Deventer, Kluwer 2000 (1e druk), p. 47-55. Zie ook R.M. Beltzer, ‘Overgang van onderneming in de private en publieke sector’, Deventer, Kluwer 2008 (2e druk), p. 74-85. 40 EG-Richtlijn 77/187 van 14-2-1977, later vervangen door EG-Richtlijn 2001/23 van 12-3-2001, PbEG L 82. 41 HvJ EG 11 juli 1985, NJ 1988, 907 (m.nt. Stein) (Mikkelsen/Danmols Inventar). 42 HR 7 oktober 1988, NJ 1989, 240 (m.nt. Stein) (Boode/ Hoheisel). 43 HvJ EG 5 mei 1988, NJ 1989, 712 (Berg en Busschers/ Besselsen). 44 HvJ EG 16 december 1992, EUR-Lex-61991J0132 NL, JAR 1993, 64 (Katsikas e.a./Stauereibetrieb Paetz & Co). 45 HvJ EG 7 maart 1996, NJ 1997, 172 (Merckx & Neuhuys/Ford). 46 HvJ EG 24 januari 2002, JAR 2002, 47 (Temco Services Industries/Imzilyen e.a.). 47 J.H. Even, ‘Van overgang van onderneming en doelredeneringen: twee recente uitspraken van het Hof van Justitie’, TAP 2009, 5, p. 174-187 (noot 42). Even stelt de vraag, maar laat hem verder onbesproken. 48 Beltzer 2008, p. 82-85. Beltzer gaat hier ook nog in op de mogelijke strijdigheid van de automatische overgang van de arbeidsovereenkomst met art. 4 EVRM en art. 8 IVBPR, waarin wordt bepaald dat niemand mag worden gedwongen om arbeid te verrichten. 49 Kantonrechter Amersfoort 24 mei 2007, JAR 2007,
91
De toepassing van verzekeringsgeneeskundige protocollen Handige instrumenten voor werkgever en werknemer in het oerwoud van de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en reïntegratie-inspanningen.
Suzanne Broens
In het geval van een zieke werknemer is het veelal de arbo-arts die een oordeel over de arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheid van reïntegratie van de werknemer velt. Indien er een geschil ontstaat kan de werkgever dan wel de werknemer de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna te noemen het UWV) op grond van artikel 30 Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie werk en Inkomen (hierna te noemen Wet SUWI) ) een tweede opinie vragen in de vorm van een deskundigenoordeel. In de praktijk blijkt dat er ontevredenheid is over de kwaliteit en het summiere karakter van de beoordelingen. Werkgever en werknemer hebben het gevoel overgeleverd te zijn aan het oordeel van de betreffende deskundigen. Werknemers vinden dat ze te weinig serieus genomen worden in de beoordeling van hun klachten. Werkgevers ervaren veelal te weinig sturing en input om hun reïntegratie taak goed te kunnen vormgeven. De gevolgen zijn verstrekkend; de werknemer kan verstoken blijven van enig loon, de werkgever kan geconfronteerd worden met een verlenging van de loonbetaling van maximaal 52 weken. De veel gehoorde klacht is dat men te weinig middelen heeft om enig invloed te kunnen uitoefenen op het oordeel van de arbo-arts en de verzekeringsarts. Maar is dit ook zo of is er slechts sprake van onwetendheid? Op deze vraag zal ik in deze bijdrage nader ingaan.
92
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
Inleiding
een gegeven medisch voorschrift toetsen. Is de aangeboden arbeid medisch gezien wel passend.
Op grond van artikel 7 : 629 BW bestaat er in ieder
Heeft het UWV terecht een verlenging van de loon-
geval gedurende 104 weken recht op loon in het
doorbetaling opgelegd nu de werkgever volledig
geval de werknemer de bedongen arbeid niet kan
conform de voorschriften van de arbo-arts heeft
verrichten vanwege ongeschiktheid ten gevolge
gehandeld? Vragen waar werkgevers en werkne-
van ziekte. Artikel 7: 658 a BW bepaalt vervolgens
mers in de praktijk niet altijd raad mee weten. Dit
dat de werkgever de werknemer, die in verband
terwijl er inmiddels in het kader van Wet Verbete-
met zijn ongeschiktheid de bedongen arbeid niet
ring Poortwachter diverse beleidsregels/ richtlij-
kan verrichten, in staat stelt om passende arbeid
nen zijn die de nodige duidelijkheid verschaffen.
in het eigen bedrijf te verrichten dan wel passende
De belangrijkste is het door het UWV opgestelde
arbeid in het bedrijf van een andere werkgever. De
Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter1
werkgever is verplicht zo tijdig mogelijk zodanige
(hierna te noemen het Kader) waarin heel duidelijk
maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrek-
wordt weergegeven wat er gedurende het gehele
ken als redelijkerwijs nodig is om de werknemer
traject van arbeidsongeschiktheid van partijen
in staat te stellen de eigen arbeid (zij het wellicht in
wordt verwacht en wat de criteria zijn waaraan het
aangepaste vorm) dan wel passende arbeid te ver-
UWV de reïntegratie-inspanningen toetst.
richten. De werknemer is, op grond van artikel 7 : 660a BW, onder meer verplicht om gevolg te geven aan de door de werkgever of een door de werkge-
Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter (het Kader):
ver ingeschakelde deskundige redelijk voorschrift of maatregel als ook passende arbeid te verrichten.
Het Kader is gebaseerd op de geldende wet en
Indien de werknemer hieraan niet voldoet dan kan
regelgeving als ook (civiele) jurisprudentie op het
de werkgever op grond van artikel 7 : 629 lid 3 BW
gebied van arbeidsongeschiktheid en reïntegratie.
overgaan tot stopzetting van het loon, tenzij de
Het UWV toetst aan de hand van de uitgangs-
werknemer een deugdelijke grond heeft voor de
punten van het Kader of de werkgever voldoende
weigering. In de werkgever onvoldoende reïnte-
reïntegratie inspanningen heeft verricht. In het
gratie-inspanningen verricht dan kan het UWV op
Kader wordt nader uiteen gezet wat het UWV
grond van artikel 25 lid 9 WIA een verlenging van
verstaat onder een bevredigend resultaat voor de
de loonbetaling opleggen van 52 weken. De werk-
geleverde reïntegratie-inspanning. Tevens wordt
gever heeft in dat geval een loondoorbetalings-
aangegeven wanneer het UWV van oordeel is dat
plicht van 156 weken in plaats van 104 weken.
de werkgever in redelijkheid niet kan voldoen aan de zijn reïntegratie-inspanning. Ook komt aan de
In het traject van arbeidsongeschiktheid en Poort-
orde wat arbeidskundig van de werkgever wordt
wachter zijn er een aantal momenten waarop een
verwacht ( ten aanzien van het aanbieden van pas-
medisch geschil tussen werkgever en werknemer
sende arbeid) en wanneer de werkgever in ieder
kan ontstaan. Allereerst kan er uiteraard sprake
geval de mogelijkheden van externe reïntegratie
zijn van een medisch geschil indien de arbo-arts
moet gaan onderzoeken. Voor deze bijdrage is
oordeelt dat er geen sprake is van ziekte terwijl de
paragraaf 7 van het Kader van belang, de medisch
werknemer dit wel vindt. Ook kan er een geschil
aspecten bij reïntegratie. In deze paragraaf is gere-
ontstaan omtrent de redelijkheid van een door
geld hoe een medisch beoordeling eruit moet zien.
de werkgever of arbo-arts gegeven voorschrift. Wat is redelijk en wat niet en nog belangrijker op welke wijze kan de werknemer de redelijkheid van
Aspecten van de medische beoordeling: Taak arbo-arts 93
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
De Arbo-wet bepaalt dat werkgevers zich door
Door de invulling van de FML is het duidelijk en
een deskundige moeten laten ondersteunen bij
inzichtelijke welke beperkingen de betrokken
het werken aan een goede verzuimbegeleiding.
werknemer heeft voor het verrichten van arbeid.
Veelal is dit een arbo-arts, voor het gemak zal hier
De werkgever kan aan de hand van de ingevulde
in deze bijdrage van uitgegaan worden.
FML nagaan of én welke aanpassing van het eigen
Op grond van het Kader dient de arbo-arts, sa-
werk aan de orde is dan wel of er ander passend
mengevat, te beoordelen of de werknemer direct
werk aangeboden kan worden. De werkwijze is vrij
of op termijn nog arbeidsmogelijkheden heeft.
simpel: aan de hand van functie- eisen kan bezien
De arbo-arts dient allereerst, aan de hand van de
worden of bepaalde arbeid een overschrijding is
klachten van de werknemer, vast te stellen of er
van de belastbaarheid van de betrokken werkne-
sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte
mer. Indien een werknemer bijvoorbeeld beperkt
respectievelijk gebrek en of die beperkingen zoda-
is in het werken onder tijdsdruk dan zal de functie
nig zijn dat ze de mogelijkheid om te werken be-
van journalist niet passend noch passend te ma-
perken. Vervolgens adviseert de arbo-arts over de
ken zijn. De ingevulde FML kan voor de werkgever
resterende mogelijkheden van de werknemer. Dat
dan ook een bijzonder handig instrument zijn in
wil zeggen, de arbo-arts geeft aan welke moge-
zijn zoektocht naar aangepast dan wel passend
lijkheden de werknemer nog wel heeft om arbeid
werk binnen het bedrijf dan wel extern.
2
te verrichten. Ook moet de arbo-arts beoordelen in hoeverre deze resterende mogelijkheden be-
Het Kader schrijft tevens voor dat de arbo-arts bij
stendig of beïnvloedbaar zijn of beter te benutten,
de uitoefening van zijn taak gebruik dient te maken
bijvoorbeeld door werkaanpassingen.
van professionele richtlijnen en standaarden die in
De arbo-arts dient zoveel mogelijk aan te sluiten
de loop der jaren zijn ontwikkeld. In het Kader4
bij de door het UWV gehanteerde systematiek van
is aangegeven dat de standaarden en richtlijnen
beoordeling, waaronder het zo geheten Claim Be-
ertoe dienen de professionele dienstverlening op
oordeling en Borgingssysteem (hierna te noemen
basis van actuele wetenschappelijke kennis en er-
het CBBS) dient te hanteren. De arbo-arts dient de
varingsinzichten te optimaliseren en zoveel moge-
functionele mogelijkheden lijst ( hierna te noemen
lijk op één lijn te brengen en transparant te maken.
het FML) van het CBBS in te vullen. Het FML be-
Arbo-artsen en verzekeringsartsen worden geacht
staat uit een lijst met 6 rubrieken (met in totaal 70
om de richtlijnen en standaarden te volgen. Dit
onderdelen). Deze rubrieken zijn:
geldt in ieder geval voor de verzekeringsgenees-
1. Persoonlijk functioneren (met 9 onderdelen):
kundige protocollen.
3
Voorbeelden zijn: werken onder tijdsdruk, werken in een onvoorspelbare situatie.
Verzekeringsgeneeskundige protocollen:
2. Sociaal functioneren (12): Voorbeelden zijn: Omgaan met conflicten, leiding geven.
Met de inwerkingtreding van de Wet WIA zijn de
3. Aanpassing aan de fysieke omgevingseisen
verzekeringsgeneeskundige protocollen geïntro-
(10): Voorbeelden zijn: tocht, stof, trillingen.
duceerd. De Gezondheidsraad heeft op 22 juli
4. Dynamische handelingen (24): Voorbeelden zijn:
2005, naar aanleiding van een adviesaanvraag van
Duwen/trekken, tillen, (trap)lopen.
de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegen-
5. Statische houdingen (11): Voorbeelden zijn: Zit-
heid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het
ten, staan en knielen.
advies beoordeling, behandeling en begeleiding
6. Werktijden (4): Voorbeelden zijn: nachtwerk-
uitgebracht.5 Onderdeel van dit advies is dat de
zaamheden, aantal uren per dag.
Gezondheidsraad aanbevelingen heeft gedaan om, ten behoeve van de verzekeringsgeneeskun-
94
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
dige beoordeling van de Wet WIA, verzekeringsge-
disch gebied meer adequaat te kunnen optreden.
neeskundige protocollen op te stellen. De minister
De werknemer heeft mogelijkheden om de onre-
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit
delijkheid van een gegeven voorschrift aan te to-
advies opgevolgd.
nen of het primaire oordeel van de arbo-arts te be-
6
strijden. Ter illustratie een voorbeeld uit de praktijk Vanaf 6 maart 2006 geldt het verzekeringsgenees-
aan de hand van het verzekeringsgeneeskundige
kundig protocol a specifieke lage rugpijn en het
protocol chronisch vermoeidheidssyndroom.
verzekeringsgeneeskundige protocol hartinfarct.
7
De gezondheidsraad heeft vervolgens protocollen opgesteld betreffende de aandoeningen overspanning, depressieve stoornis, angststoornis,
Praktijkvoorbeeld aan de hand van het verzekeringsgeneeskundige protocol Chronisch Vermoeidheidssyndroom
bortskanker, beroerte, chronisch vermoeidheidssyndroom en lumbo sacraal radiculair syndroom.8
Een werknemer is full- time werkzaam als control-
Met ingang van 2007 heeft de beroepsvereniging
ler bij een grote verzekeringsmaatschappij. De
van verzekeringsartsen, de Nederlandse Vereni-
werknemer lijdt aan de aandoening Chronisch
ging voor verzekeringsgeneeskundige (hierna te
Vermoeidheidssyndroom (hierna te noemen CVS).
noemen: de NVVG) de ontwikkeling van de verze-
Door zijn aandoening heeft de werknemer te kam-
keringsgeneeskundige protocollen voortgezet. De
pen met o.m. concentratiestoornissen, grote ver-
NVVG heeft verzekeringsgeneeskundige protocol
moeidheid en aandachtsstoornissen. De arbo-arts
ontwikkeld met betrekking tot de diagnose COPD,
oordeeltt dat er geen sprake is van arbeidsonge-
chronisch hartfalen, whiplash, schizofrenie, chro-
schiktheid omdat er geen medische oorzaak aan
nische schouderklachten, artrose heup/ knie en
te wijzen is voor de diagnose CVS en vermoedt
reumatoïde artritis.
dat de vermoeidheid meer tussen de oren van de
9
betreffende werknemer zit. De arbo-arts oordeelt De verzekeringsgeneeskundige protocollen heb-
dan ook dat de werknemer niet ziek is.
ben allen een gelijke opzet. De protocollen geven – kort samengevat- inzicht over de aandoening,
De werknemer vraagt een deskundigenoordeel
de beperkingen die de aandoening met zich mee
aan bij het UWV met een beroep op het verzeke-
brengt voor het verrichten van arbeid, aandachts-
ringsgeneeskundige protocol CVS. In het protocol
punten voor de arbo-arts en verzekeringsarts
wordt CVS als volgt omschreven:10
voor het invullen van de FML, de prognose met
“Chronisch Vermoeidheid wordt gekenmerkt door
betrekking tot werkhervatting, de te verwachten
ernstige vermoeidheid die voordien niet aanwezig
beloop, de eventueel noodzakelijke behandeling
was en door inspanning aanzienlijk in hevigheid
en interventies. Uiteraard is afhankelijk van de
toeneemt en niet vermindert door rust. CVS is
aandoening het ene protocol wat duidelijker en
geen ziekte in de beperkte biomedische betekenis
instructiever dan het andere.
van het woord, maar voldoet wel aan de definitie die de WHO voor ziekte hanteert te weten: ‘een
Is er sprake van één van de in de protocollen ge-
afwijkende toestand van het menselijk organisme
noemde aandoening dan hebben partijen meer
met vermindering van autonomie die zich uit in
duidelijkheid met betrekking tot de mogelijkheden
stoornissen, beperkingen en handicaps”. In het
van reïntegratie en de arbeidsmogelijkheden van
protocol wordt tevens verwezen naar de brief van
de werknemer. In die zin heeft de werkgever, met
9 juni 2005 van de toenmalige minister van VWS,
de introductie van verzekeringsgeneeskundige
de heer Hogervorst aan de Tweede Kamer waarin
protocollen, instrument gekregen om ook op me-
hij stelt dat chronisch vermoeidheidssyndroom 95
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
weliswaar een onverklaarde, maar toch ernstige
durend
aandoening is die serieus genomen moet wor-
als ook of de werktijden aanpassing behoeven.
den.
Tevens wordt aangegeven dat het voor CVS pa-
11
Het UWV oordeelt dat de werknemer wel
mentale
inspanningen,
tempodwang
degelijk arbeidsongeschikt is.
tiënten van belang kan zijn fysieke en mentale
Arbo-arts stelt vervolgens dat werknemer in het
werkzaamheden en rust regelmatig af te wisselen.
eigen werk kan reïntegreren, zij het in aangepaste
Het protocol geeft handvaten om in deze situatie
duur. De arbo-arts schrijft een tijdsopbouw voor in
een functionele mogelijkheden lijst op te maken
een periode van 3 maanden waarna de werknemer
waarin de arbo-arts aangeeft op welke aspecten
geacht wordt weer volledig in zijn eigen werk te
de werknemer beperking heeft ten aanzien van
kunnen hervatten. De werknemer geeft herhaalde
het verrichten van werk. Met deze functionele mo-
malen aan dat hij het werk, ondanks de aanpassing
gelijkheden lijst kan de werkgever vervolgens be-
in arbeidsduur, te zwaar vindt en dat hij het niet kan
zien welke aanpassingen er nodig zijn binnen het
volhouden. De arbo-arts is desondanks van oor-
werk. Dit kan ertoe leiden dat het eigen werk moet
deel dat de voorgestelde reïntegratie passend is.
worden aangepast dan wel dat er een andere pas-
De werknemer meldt zich volledig ziek. De
sende functie kan worden aangeboden.
arbo-arts stelt vervolgens wederom dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid voor het
In het praktijkvoorbeeld oordeelde het UWV dat
verrichten van het aangepaste werk. Hij oordeelt
het eigen werk niet passend was vanwege de
dat de werknemer prima in staat moet worden
veelvuldige storingen, contact met verschillende
geacht het eigen werk, met inachtneming van
personen tegelijk en de deadline en productie-
het opbouwschema te kunnen verrichten. De
pieken. Het UWV gaf de werknemer in deze gelijk
werkgever gaat op grond van artikel 7:629 lid 3
en oordeelde dat de werkgever de werknemer
BW over tot de stopzetting van het loon, omdat
te werk dient te stellen in een passende functie
de werknemer zonder deugdelijke grond de door
met in achtneming van de aandachtspunten van
de werkgever aangeboden aangepaste arbeid niet
het
verricht. Werknemer vraagt vervolgens een des-
Uiteindelijk heeft de werkgever in deze zaak een
kundig oordeel aan bij het UWV waarbij zich op
verlenging van de loondoorbetaling van 52 weken
het standpunt stelt dat de arbo-arts ten onrechte
opgelegd gekregen omdat te lang is gewacht
geen beoordeling heeft verricht conform de ver-
om de werknemer adequaat te reïntegreren. De
zekeringsgeneeskundig protocol CVS en dat het
werkgever werd verweten, tegen beter weten
aangeboden aangepaste werk in medisch opzicht
in, te lang op het advies van de arbo-arts te zijn
niet passend is. Werknemer verwijst daarbij naar
afgegaan zonder zich af te vragen of dit advies
de in het protocol genoemde aandachtspunten
wel terecht was. Een bezwaar van de werkgever
met betrekking tot werkhervatting.
mocht niet baten, het UWV oordeelde in de beslis-
verzekeringsgeneeskundig
protocol
CVS.
sing op bezwaar dat de werkgever een zelfstanIn hoofdstuk 6.2 van het protocol CVS wordt aan-
dige verantwoordelijkheid heeft om na te gaan of
gegeven welke aandachtspunten aan de orde zijn
de in het Kader en bijbehorende richtlijnen door
met betrekking tot de beoordeling van de functio-
de arbo-arts op juiste wijze in acht zijn genomen.
nele mogelijkheden van de werknemer en de daar-
Deze beslissing is in lijn met de uitspraak van de
mee samenhangende arbeidsmogelijkheden. De
Rechtbank Roermond.12
Arbo-arts dient in ieder geval na te gaan of de betrokken werknemer beperkt is voor hoog han-
Eigen verantwoordelijkheid werkgever
delingstempo, veelvuldige storingen, werk met deadlines en productiepieken, werk met langer 96
De rechtbank Roermond heeft in zijn uitspraak
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
van 22 juli 2009 bepaald dat de beleidsregels be-
Conclusie:
oordelingskader poortwachter op het punt van de medische beoordeling door arbo-artsen geen on-
In mijn praktijk blijken de verzekeringsgenees-
juiste invulling geeft aan de in artikel 25 van de wet
kundige protocollen bruikbare instrumenten voor
WIA neergelegde verplichtingen. De in het Kader
het aanvragen van een deskundigenoordeel in
geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot
het geval van een medische geschil, een geschil
de medische beoordeling kunnen als uitgangspunt
met betrekking tot de passendheid van arbeid, de
genomen voor de beoordeling van de reïntegra-
beoordeling van de redelijkheid van een gegeven
tie-inspanningen van de werkgever gedurende de
voorschrift of maatregel in het kader van WVP, of
eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid. Dit
voor de beoordeling of er een deugdelijke grond is
houdt in dat de arbo-arts zoveel mogelijk gebruik
voor de werknemer om een voorschrift, maatregel
dient te maken van de door het UWV gehanteerde
of arbeid te weigeren. Het is opvallend hoe weinig
systematiek als ook gebruik dient te maken van
werkgevers bekend zijn met het bestaan van de
onder meer de verzekeringsgeneeskundige pro-
protocollen. De afgelopen jaren heb ik diverse
tocollen. Tevens blijkt uit deze uitspraak dat de
personeelsafdelingen van grote bedrijven op dit
werkgever slechts op een advies van de arbo-arts
onderwerp geschoold. Het is duidelijk dat ook
mag afgaan als hij zich ervan heeft vergewist of
vanuit personeelsafdelingen de bruikbaarheid van
daarbij de beleidsregels in acht zijn genomen en
de protocollen wordt onderkend, al is het alleen
of het advies ook overigens zorgvuldig tot stand
maar dat de werkgever bevestigd wordt in het
is gekomen. De werkgever heeft dan ook een zelf-
idee dat er daadwerkelijk adequaat wordt gere-
standige verantwoordelijkheid om na te gaan of de
integreerd als ook om een instrument te hebben
beleidsregels op juiste wijze in acht zijn genomen.
om de beoordelingen van arbo-artsen zorgvuldig
De Centrale raad van Beroep heeft zich hierom-
onder de loep te nemen. De verzekeringsge-
trent nog niet uitgesproken, maar mijn verwach-
neeskundige protocollen vormen bij uitstek een
ting is dat de Centrale Raad deze lijn zal volgen.
goed instrument voor de werkgever alsook voor de werknemer om te beoordelen of de medische
Het betekent dat de werkgever niet zonder meer
beoordeling zorgvuldig tot stand is gekomen. De
mag afgaan op het oordeel van de arbo-arts doch
verzekeringsarts van het UWV is op grond van de
een zelfstandige plicht heeft om zich ervan te ver-
wet WIA, maar ook op grond van de beleidsregels
gewissen of met betrekking tot het medisch oor-
beoordelingskader poortwachter verplicht om de
deel, indien van toepassing, gebruik is gemaakt
protocollen te betrekken in zijn medisch oordeel.
van de uitgangspunten van een verzekeringsge-
Hij zal dan ook niet snel afwijken van het protocol.
neeskundig protocol. De verzekeringsgenees-
In die zin kan een beroep op protocol mogelijk
kundig protocollen brengen dan ook een extra
sturend werken voor de uitkomst van een deskun-
verantwoordelijkheid voor de werkgever met zich
digenoordeel.
mee, doch aan de andere kant verschaffen zij op meerdere punten duidelijkheid met betrekking tot
1 Wijziging Beleidsregels beoordelingskader Poort-
de mogelijkheden van reïntegratie en de arbeidsmogelijkheden van de werknemer.
wachter, scrt 16 november 2006, nr. 224, p.34 2
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat daar waar arbo-arts staat mede bedoeld wordt een vergelijkbare
In die zin heeft de werkgever, met de introductie van verzekeringsgeneeskundige protocollen, in-
door de werkgever ingeschakelde deskundige. 3
strument gekregen om meer adequaat te kunnen optreden. Dit geldt ook voor de werknemer.
Paragraaf 7.1 van de wijziging beleidsregels beoordelingskader Poortwachter.
4
Paragraaf 7.3 van de wijziging beleidsregels beoorde-
97
DE TOEPASSING VAN VERZEKERINGSGENEESKUNDIGE PROTOCOLLEN
lingskader Poortwachter. 5
Gezondheidsraad 2005/10
6
Kamerstukken II 2005/06 300 34, nr. 54
7
Bijlage 2 Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, / Staatscourant 15 februari 2006, nr.33/ pag. 52 vervolgens vervallen en gewijzigd bij Staatscourant 2008, nr. 1064.
8
Verzekeringsgeneeskundig protocol overspanning, bijlage 3 bij de regeling geneeskundig protocol arbeidsongeschiktheidswetten, verzekeringskundig protocol depressieve stoornis, bijlage 4 van de regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, verzekeringsgeneeskundige protocollen angststoornissen, bijlage 6 bij de regeling geneeskundig
protocollen
arbeidsongeschiktheidswetten,
verzekeringsgeneeskundige protocol borstkanker, bijlage 7 bij de regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, verzekeringsgeneeskundig beroerte, bijlage 8 bij de regeling geneeskundige protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, verzekeringsgeneeskundig protocol chronisch vermoeidheidssyndroom, bijlage 9 bij de regeling geneeskundig protocollen arbeidsongeschiktheidswetten, verzekeringsgeneeskundig protocol lumbosacraal radiculair syndroom bijlage 10 bij de regeling geneeskundig
protocollen
arbeidsongeschiktheidswetten
Staatscourant 31 januari 2006, nr. 33,. 9
Respectievelijk Bijlage 11, bijlage 12, bijlage 13, bijlage 14, bijlage 15, bijlage 16, bijlage 17 van de regeling van de minister van sociale zaken en werkgelegenheid van 17 november 2008, nr. SV/WV/08/32211 komt tot wijziging van de regeling verzekeringsgeneeskundig protocollen arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de toevoeging van 7 nieuwe protocollen en de wijziging van 2 bestaande protocollen, Staatscourant 2008, nr. 1064.
10 Verzekeringsgeneeskundig protocol chronisch vermoeidheidssyndroom, hoofdstuk 2. 11 Hogervorst, J. F. Brief van de minister Volksgezondheid Welzijn en Sport aan de voorzitter van de Tweede Kamer de Staten Generaal van 9 juni 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar 2004/2005, 29800, XVI nr. 180. 12 Rechtbank Roermond, 22 juli 2009, LJN: BJ3941
98
Geschillenbeslechting onder de WMS Een tussenstand
André Joosten
Op 1 januari 2007 werd de Wet Medezeggenschap Onderwijs vervangen door de Wet Medezeggenschap op Scholen.1 Deze laatste wet, hierna WMS, regelt de medezeggenschap op scholen in het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de WMS werden bij wijze van overgangsrecht alle geschillen die al aanhangig waren gemaakt op basis van de Wet Medezeggenschap Onderwijs nog beslist door de ‘oude’ commissies voor geschillen. Die commissies dienden in het overgangsjaar 2007 te beslissen als waren de geschillen aanhangig gemaakt krachtens de WMS.2 Vanaf 1 januari 2008 is er een landelijke commissie voor geschillen, hierna LCG WMS of de commissie.
99
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
Een andere belangrijke wijziging in de WMS is dat
De Ondernemingskamer werd om een oordeel ge-
voorheen de bestuursrechter bevoegd was om
vraagd door de Medezeggenschapsraad (hierna
besluiten van de geschillencommissie te toetsen
MR) van de Protestants Christelijke Basisschool
waar het ging om een besluit dat het openbaar
Prinsehaghe uit Den Haag.3 De MR stelde zich
onderwijs betrof. Voor het bijzonder onderwijs was
in die zaak op het standpunt dat hij advies had
de kantonrechter bevoegd. Ook op dit punt is voor
moeten geven over het ontslag van een van de
eenheid gezorgd en is voor zowel het bijzonder als
directeuren. En daarnaast eiste de MR een ver-
het openbaar onderwijs de Ondernemingskamer
goeding van de door hem gemaakte juridische
van het Gerechtshof Amsterdam bevoegd. Beroep
kosten. Tijdens de procedure trekt het bestuur
bij de Ondernemingskamer kan alleen worden in-
van de school het ontslag van de directeur in en
gesteld “ter zake dat de commissie een onjuiste
vraagt alsnog advies aan de MR. Daarmee is dit
toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de
deel van de vordering van tafel en heeft de MR zijn
wet”, aldus artikel 36 lid 5 WMS. De Ondernemings-
doel bereikt zonder dat de Ondernemingskamer
kamer oordeelt als hoogste instantie, zodat er geen
zich heeft hoeven uitspreken. Waarschijnlijk zou
weg open staat naar de Hoge Raad.
de Ondernemingskamer overigens tot het oordeel zijn gekomen dat het besluit tot ontslag van de di-
Inmiddels is er 2,5 jaar verstreken sinds de inwer-
recteur niet genomen had mogen worden zonder
kingtreding van de WMS. In dit artikel zal ik de
daarover voorafgaand advies te vragen aan de
balans opmaken van de uitspraken van de (voor-
MR. Artikel 11 sub h van de WMS geeft de MR
gangers van de) LCG WMS sinds 1 januari 2007.
immers het adviesrecht als het gaat om een te nemen besluit met betrekking tot de aanstelling
Geschillenregeling in de WMS: De Ondernemingskamer
of ontslag van de schoolleiding. Op basis van de jurisprudentie van de Ondernemingskamer gebaseerd op de Wet op de Ondernemingsraden ligt de
Voordat ik toekom aan de bespreking van de uit-
gevolgtrekking voor de hand dat de MR gelijk zou
spraken van de LCG WMS sta ik even kort stil bij
hebben gekregen. De Ondernemingskamer pleegt
de rol van de Ondernemingskamer waar het gaat
besluiten waarover ten onrechte geen advies is
om de WMS.
gevraagd aan een ondernemingsraad zonder par-
Zoals hiervoor al aangestipt heeft de Onderne-
don te vernietigen.4
mingskamer in wezen de taak van cassatierechter als het gaat om de beoordeling in beroep. De
In de zaak van Prinsehaghe resteerde nu nog
Ondernemingskamer zal moeten toetsen of de
slechts de vraag of het bestuur van de school
commissie een juiste toepassing heeft gegeven
gehouden was de rekening van de door de MR
aan het bepaalde in de WMS. Tot op heden is de
ingeschakelde advocaat te voldoen. De Onder-
Ondernemingskamer nog niet gevraagd om een
nemingskamer stelt vast dat artikel 28 WMS aan
oordeel uit te spreken als beroepsrechter.
het bevoegd gezag de verplichting oplegt een regeling te treffen voor (onder meer) de redelij-
Naast de rol van beroepsrechter kan een MR zich
kerwijs noodzakelijke kosten voor het voeren van
ook tot de Ondernemingskamer wenden als hij
rechtsgedingen door de MR. Deze regeling moet
een vordering heeft die strekt tot naleving door het
krachtens artikel 22 van de wet deel uitmaken van
bevoegd gezag van verplichtingen jegens de MR
het medezeggenschapsstatuut. Bij Prinsehaghe
voortvloeiend uit de WMS (artikel 36 leden 1 en 2
ontbreekt een medezeggenschapsstatuut. Gevor-
WMS). Daarover is tot op heden één keer gepro-
derd had dus kunnen worden om het bevoegd ge-
cedeerd bij de Ondernemingskamer.
zag te gelasten over te gaan tot het voldoen aan zijn
100
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
verplichting een medezeggenschapsstatuut vast te
voorgelegd aan de LCG WMS. Tien instemmings-
stellen. De Ondernemingskamer legt die verplich-
geschillen, één adviesgeschil, één reglementsge-
ting echter niet op, simpelweg omdat dit niet door
schil en 18 interpretatiegeschillen.8 In 15 zaken is
de MR was gevorderd. De Ondernemingskamer
uitspraak gedaan. Op het moment van schrijven
ziet geen rol om zelf te voorzien in de lacune die
van dit artikel zijn er 5 uitspraken gepubliceerd in
binnen Prinsehaghe bestaat nu er geen statuut is.
2009, waarvan één instemmingsgeschil en 4 inter-
Dat is primair aan partijen zelf en mochten partijen
pretatiegeschillen.9 Van één uitspraak is beroep bij
hierover geen overeenstemming weten te bereiken,
de Ondernemingskamer ingesteld.10
dan is het op grond van artikel 33 WMS aan de LCG WMS om te bepalen hoe het statuut dient te luiden.
Instemmingsgeschillen
De vordering wordt dan ook afgewezen. Een MR heeft het instemmingsrecht over een Overigens geeft de Ondernemingskamer nog wel
aantal onderwijskundige aangelegenheden, zoals
aan dat een regeling over de kosten van het voe-
de doelstelling van de school, een examenrege-
ren van rechtsgedingen van een zodanige inhoud
ling, het schoolplan, en overdracht van de school
dient te zijn dat de MR in de gelegenheid is zich
of fusie. Daarnaast heeft de personeelsgeleding
van effectieve rechtsbijstand te voorzien, waar-
instemmingsbevoegdheid als het gaat om het
onder ten behoeve van het voeren van rechts=
regelen van de gevolgen voor het personeel van
gedingen tegen de onderwijsinstelling waarbij hij
besluiten tot inkrimping of uitbreiding van de
is ingesteld.
werkzaamheden van de school of het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking
Uit de tekst van artikel 36 WMS valt niet af te leiden
met een andere instelling. En ook over regelingen
of een procedure bij de Ondernemingskamer een
op het gebied scholing voor het personeel, werk-
verzoekschriftprocedure of een dagvaardingspro-
overleg, verlof e.d.. Ouders en leerlingen hebben
cedure betreft. Sprengers kwam in dit tijdschrift al
instemmingsbevoegdheid als het handelt om
tot de conclusie dat er sprake moet zijn van een
zaken als inkrimping, uitbreiding, samenwerking,
dagvaardingsprocedure en die visie is met de pro-
ouderbijdrage en tussenschoolse opvang.
cedure van de MR van Prinsehaghe bevestigd.
5
Als het gaat om een geschil op het gebied van
Geschillenregeling in de WMS: de Landelijke Commissie voor Geschillen
het instemmingsrecht is het aan het bevoegd gezag om het geschil aanhangig te maken bij de LCG WMS. Binnen drie maanden nadat de MR
De WMS kent, naast de nalevingsgeschillen die
heeft geweigerd instemming te verlenen moet het
bij de Ondernemingskamer aanhangig gemaakt
bevoegd gezag meedelen of het voorstel wordt
moeten worden, vier andere soorten geschillen:
ingetrokken dan wel zal worden voorgelegd aan
Instemmingsgeschillen, geschillen over het regle-
de commissie. De commissie kan een bemidde-
ment, adviesgeschillen en interpretatiegeschillen.
lingsvoorstel doen, tenzij partijen aangeven daar
Vanaf 2007 werden de geschillen op basis van de
geen prijs op te stellen. Mocht bemiddeling door
normen zoals vastgelegd in de WMS behandeld
de commissie geen resultaat hebben, dan doet de
door de ‘oude’ geschillencommissies. In totaal
commissie een bindende uitspraak.
6
zijn er in 2007 13 uitspraken bekend, onder te verdelen in 6 instemmingsgeschillen, één advies-
De toetsingsnorm in het kader van het instem-
en interpretatiegeschil, één adviesgeschil en 5
mingsrecht (artikel 32 lid 3 WMS) is om te be-
interpretatiegeschillen. In 2008 zijn 30 geschillen
ginnen de vraag of de MR in redelijkheid tot het
7
101
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
onthouden van instemming heeft kunnen komen.
alternatieven. De commissie komt op grond van
Daarbij is het de bedoeling van de wetgever om
deze procedurele bezwaren tot het oordeel dat de
aan te haken bij de toetsingsnorm zoals die wordt
PMR in redelijkheid zijn instemming aan een nieuw
gehanteerd in de Wet op de Ondernemingsraden.
formatieplan mocht onthouden. Zwaarwegende
Sprengers wees al op het probleem dat in het
omstandigheden die het voorstel rechtvaardigen
geheel niet wordt toegelicht waarom er dan in de
achtte de commissie niet aanwezig.
WMS sprake is van het toetsen van de redelijkheid van de MR, terwijl de WOR als toetsingsnorm
In een tweede zaak waarin de MR speelde toe-
heeft te bezien of het weigeren van instemming
valligerwijs ook rond een formatieplan.16 Ook hier
door een OR onredelijk is. Dat laat onverlet dat
bleek de commissie van onvoldoende overleg en
de norm zodanig ingevuld zal moeten worden dat
van een gebrek aan motivering van het voorgeno-
het weigeren van instemming door de MR redelijk
men besluit tot vaststelling van het formatieplan.
moet worden geacht als er zowel voor het stand-
En ook in deze zaak zag de commissie vervolgens
punt van de MR als voor het standpunt van het
geen zwaarwegende omstandigheden die, on-
bevoegd gezag evenveel te zeggen valt.
danks het ontbreken van instemming, het voorstel zouden rechtvaardigen.
Is eenmaal vastgesteld dat het onthouden van instemming door de medezeggenschapsraad
Minder zuiver is de redenering van de Landelijke
redelijk is dan volgt de tweede toetsingsnorm
geschillencommissie medezeggenschap onder-
van artikel 32 lid 3 WMS. De commissie zal dan
wijs.17 In een geschil over de facilitering van de
dienen te beoordelen of er sprake is van bepaalde
personeelsleden die in de MR zitten, oordeelt de
zwaarwegende omstandigheden die het voorstel
commissie “dat het voorstel van het bevoegd ge-
van het bevoegd gezag rechtvaardigen. Die toet-
zag op zichzelf een redelijk voorstel is.” Dat moge
singsnorm is minder vergaand dan de norm die
zo zijn, een helder antwoord of de norm dat de
in artikel 27 lid 4 de WOR is neergelegd. Daar is
MR zich redelijk heeft opgesteld, ontbreekt in deze
bepaald dat de kantonrechter moet beoordelen
uitspraak. In een ander geschil dat aan de Lan-
of het voorgenomen besluit van de ondernemer
delijke geschillencommissie medezeggenschap
gevergd wordt door zwaarwegende redenen. De
onderwijs werd voorgelegd volgt de commissie
WMS schrijft dus voor dat de commissie moet
eenzelfde redenering.18 Ook in deze uitspraak gaat
beoordelen of er zwaarwegende omstandigheden
de beoordeling meer over de redelijkheid van het
zijn die het besluit rechtvaardigen. Hoe worden de
besluit van het bevoegd gezag dan van het al dan
toetsingsnormen nu in de praktijk sinds 1 januari
niet redelijk zijn van de opstelling van de MR.
2007 toegepast? In een tweetal uitspraken laat de commissie de Sinds de invoering van de WMS zijn er 11 uitspra-
vraag of het onthouden van instemming al dan
ken gepubliceerd.
Daarvan kreeg het bevoegd
niet redelijk is in het midden.19 Beide commissies
gezag negen keer het gelijk aan zijn zijde. De MR
achten het antwoord op die vraag kennelijk niet
trok slechts twee keer aan het langste eind. In een
van belang, omdat ze tot het oordeel komen dat
geval had de PMR zijn instemming onthouden
wat er ook van het standpunt van de MR zij, er
aan het formatieplan.
Een belangrijke reden om
sprake is van zwaarwegende omstandigheden die
geen instemming te verlenen was gelegen in het
het voorstel rechtvaardigen. Dat is onbevredigend
feit dat de termijn die de PMR gegund was erg
omdat zo de eerste toetsingsnorm van artikel 32
kort was. En een andere grief was dat het be-
lid 3 WMS niet wordt toegepast. En in meer prakti-
voegd gezag niet was ingegaan op aangedragen
sche zin is het voor partijen onbevredigend als een
14
15
102
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
oordeel over de opstelling van de MR achterwege
commissie voorleggen. De commissie kan, als
blijft.
partijen dat wensen, een bemiddelingsvoorstel doen. Verwerft dat niet de instemming van par-
Met de komst van de LGC WMS is er meer dui-
tijen dan beoordeelt de commissie of het bevoegd
delijkheid ontstaan over de toetsingsnormen die
gezag bij afweging van de betrokken belangen in
de commissie hanteert. In één uitspraak geeft de
redelijkheid tot zijn voorstel heeft kunnen komen.
commissie die normen helder, en naar mijn me-
Is dat niet het geval, dan geeft de commissie in
ning juist, aan:
zijn uitspraak aan hoe het voorstel dient te worden
20
“De Commissie toetst – in eerste instantie – de re-
gewijzigd. Het bevoegd gezag dient vervolgens
delijkheid van het standpunt van de PMR om niet
statuut of reglement overeenkomstig de uitspraak
in te stemmen met het voorstel. De Commissie
van de commissie vast te stellen.
weegt hierbij de argumenten van de PMR en die van het bevoegd gezag. De Commissie oordeelt
Deze mogelijkheid van de commissie om bindend
dat de PMR in redelijkheid de instemming heeft
op te leggen hoe het statuut of reglement dient
kunnen onthouden indien zij de argumenten van de
te luiden is een vreemde eend in de bijt. Daarmee
PMR en het bevoegd gezag even zwaar acht dan
wordt immers de partij-autonomie doorbroken en
wel indien zij de argumenten van de PMR zwaar-
neemt de commissie plaats op de stoel van het
der acht dan die van het bevoegd gezag. Is dit het
bevoegd gezag. De andere kant van de medaille is
geval, dan kan het bevoegd gezag zijn voorgeno-
wellicht dat door de commissie deze mogelijkheid
men besluit niet omzetten in een definitief besluit
in de WMS te geven, partijen zich meer genood-
en dat vervolgens tot uitvoering brengen, tenzij de
zaakt voelen er zelf uit te komen. Uit onderzoek
Commissie – in tweede instantie – tot het oordeel
blijkt dat bijna alle medezeggenschapsraden
komt dat er sprake is van (door het bevoegd gezag
(96%) inmiddels hebben ingestemd met de door
naar voren te brengen) zwaarwegende omstandig-
het bevoegd gezag voorgestelde statuten en re-
heden van zodanig gewicht, dat zij de uitvoering
glementen.22 Dat rechtvaardigt de verwachting dat
van het voorstel van het bevoegd gezag niettemin
er de komende tijd geen of weinig reglementsge-
rechtvaardigen.”
schillen aanhangig zullen worden gemaakt.
Daarmee is duidelijkheid geschapen over de (volg-
Adviesgeschillen
orde van de) toetsingsnormen en sluit de commissie ook aan bij de bedoeling van de wetgever om
Artikel 34 lid 1 WMS geeft aan dat als het bevoegd
de norm van artikel 27 lid 4 WOR ook van toepas-
gezag een besluit neemt waarbij het een advies
sing te laten zijn op de normen van de WMS op het
van de medezeggenschapsraad niet of niet geheel
gebied van het instemmingsrecht.
volgt, de uitvoering van dat besluit wordt opgeschort met zes weken. Die termijn geldt niet als
Reglementsgeschillen
de medezeggenschapsraad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bedenkingen heeft.
Net zo min als één zwaluw zomer maakt, valt er
De opschortingstermijn is tevens de beroepster-
op basis van één uitspraak over een reglements-
mijn. Als de MR een geschil indient bij de com-
geschil een zinnige conclusie te trekken.
Een
missie moet hij de argumenten voor zijn advies
voorstel tot vaststelling of wijziging van het sta-
kenbaar maken en tevens de argumenten geven
tuut of (onderdelen van het) reglement behoeft de
voor zijn oordeel dat door het niet (geheel) volgen
instemming van de MR. Wordt die niet verkregen
van zijn advies de belangen van de school of van
dan kan het bevoegd gezag het geschil aan de
de MR ernstig worden geschaad. Daarna dient het
21
103
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
bevoegd gezag aan te geven wat zijn argumenten
terpretatiegeschillen. Zowel het bevoegd gezag
zijn om het advies niet (geheel) te volgen. De toet-
als de (G)MR of een geleding kan een verzoek
singsnorm die de LCG WMS vervolgens dient toe
richten tot de commissie met de vraag welke
te passen is of het bevoegd gezag bij afweging
interpretatie gegeven dient te worden aan het
van alle betrokken belangen niet in redelijkheid tot
bepaalde bij of krachtens de WMS dan wel het
zijn voorstel heeft kunnen komen. Die norm komt
medezeggenschapsreglement en het medezeg-
overeen met de norm die de Ondernemingskamer
genschapsstatuut (artikel 35 WMS). De uitspraak
hanteert bij adviesprocedures, zoals blijkt uit ar-
van de commissie is bindend, al staat uiteraard
tikel 26 lid 4 WOR. Sprengers wijst er op dat het
beroep open bij de Ondernemingskamer van het
verschil in formulering (toetsen van het voorstel in
Gerechtshof te Amsterdam.
de WMS, toetsen van het besluit in de WOR) vermoedelijk het gevolg is van een fout van de wet-
Een aantal uitspraken in interpretatiegeschillen
gever en dat niet beoogd is in de WMS een andere
verdient een nadere beschouwing.
toetsingsnorm te hanteren bij het adviesrecht dan
Om te beginnen een geschil dat handelde om de
het geval is in de WOR. Die conclusie ligt ook wel
medezeggenschapsstructuur.25 De voorlopige Ge-
voor de hand. Ware dat anders dan zou immers
meenschappelijke Medezeggenschapsraad (vGMR)
louter het voorstel van het bevoegd gezag worden
stelde zich op het standpunt dat bij alle scholen
beoordeeld door de commissie en zou de argu-
vallend onder het bevoegd gezag van de Duna-
mentatie van de MR buiten beschouwing blijven.
mere Onderwijsgroep een MR diende te zijn. Het
23
betrof een groot aantal scholen die allen opereren In de praktijk blijkt uit de drie uitspraken op het
als organisatorisch zelfstandige schollen. Het
gebied van het adviesrecht dat de commissie de
bevoegd gezag meende dat dit volgens de WMS
toetsingsnorm juist toepast. De standpunten van
niet mogelijk was. Scholen krijgen in het kader van
de MR worden in alle gevallen meegewogen als
de bekostiging een BRIN-registratienummer. Een
zijnde behorend tot de in het geding zijnde be-
MR kan alleen worden ingesteld bij een school
langen. Dat de belangenafweging in alle drie de
met een BRIN-nummer. Inhoudelijk deelde het
gevallen in het nadeel van de MR uitpakt, behoeft
bevoegd gezag de wens van de vGMR, maar de
weinig verbazing te wekken. Zoals ook uit de ju-
WMS stond uitvoering van die wens in de weg. De
risprudentie van de Ondernemingskamer blijkt,
Commissie acht de uitleg “dat het begrip ‘school’
gaat het hier om een marginale toetsing, waarbij
door de wetgever wordt gezien als de eenheid aan
aan het bevoegd gezag een vrij grote mate van
welke bekostiging is toegekend en mitsdien van
beleidsvrijheid toekomt. Dan heeft een MR, net
het BRIN-nummer is voorzien, de juiste”. Artikel 20
als bij de Ondernemingskamer het geval is, een
WMS biedt vervolgens de mogelijkheid om voor
aardige kans op succes als procedurele normen
de vestigingen van de school over te gaan tot het
niet in acht zijn genomen, maar als het om een
instellen van deelraden. Is een deelraad eenmaal
beoordeling van de inhoud van een besluit gaat,
ingesteld dan treedt die deelraad in de bevoegd-
zal een MR van goede huize moeten komen wil
heden van de MR. Op die wijze, zo de Commissie,
de conclusie luiden dat het bevoegd gezag bij af-
is het mogelijk om aan de wens van vGMR en be-
weging van alle betrokken belangen in redelijkheid
voegd gezag tegemoet te komen zonder in strijd
niet tot het voorstel had kunnen komen.
te handelen met tekst en strekking van de WMS.
Interpretatiegeschillen
De deelraden in de WMS zijn enigszins vergelijk-
24
baar met de onderdeelcommissies die de WOR De laatste categorie geschillen bestaat uit de in104
kent. Een ondernemingsraad kan voor onderdelen
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
van de onderneming een onderdeelcommissie in-
het bevoegd gezag de instemming van de perso-
stellen. Aan het begrip ‘onderneming’ hangt ech-
neelsgeleding van de GMR behoeft voor elk door
ter niet een formeel vereiste als bij een school het
het bevoegd gezag te nemen besluit met betrek-
hebben van een BRIN-nummer. Een onderneming
king tot vaststelling of wijziging van het beleid ten
is in het kader van de WOR een in de maatschap-
aanzien van de toekenning van salarissen, toela-
pij als zelfstandige eenheid optredend organisa-
gen en gratificaties aan het personeel. De beloning
torisch verband waarin krachtens arbeidsover-
van de leden van het College van Bestuur werd
eenkomst of publiekrechtelijke aanstelling arbeid
fors verhoogd en de GMR meende hierover het
wordt verricht. Dat geeft ondernemingen ook wat
instemmingsrecht te hebben. De commissie deelt
meer ruimte dan scholen om een keuze te maken
die opvatting niet omdat leden van het College van
voor een bepaalde medezeggenschapsstructuur.
Bestuur niet vallen onder de definitie van ‘perso-
Zo is bijvoorbeeld elk filiaal van de Bijenkorf of de
neel’. Die uitleg is verdedigbaar al blinkt de WMS
Hema een onderneming in de zin van de WOR. Bij
op dit punt niet uit door grote helderheid. Het ware
de Bijenkorf is bij elk filiaal een ondernemingsraad
duidelijker geweest als in de WMS een met artikel
ingesteld en landelijk een centrale ondernemings-
1 lid 4 WOR vergelijkbare bepaling zou zijn opge-
raad, bij de Hema daarentegen is er landelijk een
nomen. Daarin wordt de bestuurder nadrukkelijk
ondernemingsraad en kent elk filiaal een onder-
geacht niet te behoren tot de in de onderneming
deelcommissie.
werkzame personen.
Er is echter een kenmerkend verschil tussen deel-
Maar met het voorgaande was de Commissie nog
raden en onderdeelcommissies. Beide medezeg-
niet klaar. Op eigen initiatief en met goedkeuring
genschapsorganen treden in de bevoegdheden
van partijen onderzoekt de Commissie na de vast-
van de MR of OR maar de deelraad kan ook in
stelling dat er geen sprake is van instemmingsrecht
rechte optreden. Een onderdeelcommissie heeft
of er niet sprake is van het van toepassing zijn van
die bevoegdheid niet. Om terug te keren naar de
het adviesrecht.28 De Commissie stelt vast dat met
uitspraak: de interpretatie die de Commissie geeft
de verhoging van de beloning van de leden van
is niet onbegrijpelijk. De WMS biedt de mogelijk-
het College van Bestuur feitelijk het aandeel van
heid om ook op een school zonder BRIN-nummer
de bestuurskosten binnen het geheel van de be-
te komen tot medezeggenschap. Dat laat onverlet
steding van de toegekende middelen structureel
dat het beter ware geweest als de wetgever het
heeft verhoogd. En daarmee betreft dit besluit de
begrip school ruimer zou hebben gedefinieerd, zo-
vaststelling van één van de hoofdlijnen van het
dat ook een organisatorisch zelfstandig functione-
meerjarig financieel beleid voor de school, zodat
rende school zonder BRIN-nummer gewoon een
het voorafgaande advies van de GMR is vereist.
MR zou kunnen hebben. Want de verdeling van
Langs de weg van het adviesrecht kan een (G)MR
bijvoorbeeld de middelen over de locaties blijft te
aldus toch nog enige invloed proberen uit te oefe-
allen tijde een bevoegdheid van de MR van de hele
nen als het gaat om beloningsverhoudingen.
school. Een deelraad heeft dus ook maar een deel van de zeggenschap.26
Zagen we hiervoor dat de MR van Prinsehaghe zich tot de verkeerde instantie had gewend, ook
Een andere interessante uitspraak geeft de me-
de personeelsgeleding van de MR van een scho-
dezeggenschap een positie als het gaat om de
lengemeenschap probeerde op het verkeerde
hoogte van de beloning van leden van het College
adres zijn gelijk te halen.29 In discussie was of
van Bestuur.27 In het reglement van de GMR als-
afspraken tussen de MR en het bevoegd gezag
mede in artikel 12 lid 1 sub g WMS is bepaald dat
nu wel of niet werden nageleefd. Dat is, zo meent 105
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
de Commissie mijns inziens terecht, geen interpre-
Conclusie
tatiegeschil. In een dergelijk geval is het instellen van een vordering bij de Ondernemingskamer die
Met de komst van de LCG WMS is er een eind
strekt tot naleving door het bevoegd gezag van
gekomen aan de versnippering in uitspraken door
de verplichtingen die voortvloeien uit de WMS
de vele voorgangers van de LCG. Dat heeft ge-
de aangewezen weg. In een aantal andere zaken
zorgd voor meer eenheid in de uitspraken. Ken-
heeft de Commissie zichzelf wel bevoegd geacht,
nelijk zijn die uitspraken ook tot tevredenheid van
terwijl ook in die zaken verdedigbaar zou zijn dat
partijen gewezen nu er slechts in één zaak beroep
de Ondernemingskamer de bevoegd instantie
is ingesteld. Daar komt nog bij dat er ook zaken
was. Zo ging het in één zaak om de vraag of een
weer zijn ingetrokken voordat het tot een uitspraak
notitie met de titel “Onderwijstijd en voorkomen
kwam als gevolg van de bemiddelende rol van de
lesuitval” er sprake was van een wijziging van de
commissie.Uit de tot heden gepubliceerde uitspra-
taakbelasting binnen het personeel en dús van het
ken blijkt dat de toetsing door de commissie aan
instemmingsrecht voor de MR.
de in de WMS neergelegde normen, anders dan
Uit die notitie bleek dat docenten voortaan werden
voorheen soms het geval was bij de ‘oude’ com-
verplicht lessen waar te nemen van uitgevallen
missies, juist plaats vindt. Bij interpretatiegeschil-
collega’s, waar voorheen de leerlingen vrij kregen.
len is het in een aantal gevallen de vraag of er fei-
Het resultaat is evident een wijziging in de taakbe-
telijk wel sprake was van een interpretatiegeschil.
lasting. Dat kan toch bezwaarlijk een interpretatie-
Dan zou het voor de hand liggen om een vordering
geschil genoemd worden, maar zou zich veeleer
tot naleving aanhangig te maken bij de Onderne-
lenen voor een gang naar de Ondernemingskamer
mingskamer. Bezien vanuit partijen is dat minder
en een vordering tot naleving.
erg. Een juiste uitspraak door een strikt genomen
30
31
niet bevoegde instantie kan de verhouding tussen De vraag kan dan gesteld worden of het een
partijen immers ook verduidelijken. Juridisch is
probleem is als de LCG WMS zijn taak (kennelijk)
het niet fraai, maar het probleem is dan wel, zij het
soms wat ruim opvat. Ik zou menen van niet. Als
onbevoegd, de school uitgeholpen.
partijen stellen een interpretatiegeschil te hebben, is het aan de Commissie om aan te geven hoe de WMS dient te worden geïnterpreteerd. Voor partijen is dat wel zo prettig. De gang naar de Ondernemingskamer zal toch als een zwaardere stap gezien worden dan de gang naar de Commissie. Of de vaststelling volgens de Commissie nu is dat een juiste interpretatie van de wet meebrengt dat een MR advies- of instemmingsrecht heeft terzake van een bepaalde kwestie, of dat de Ondernemingskamer het bevoegd gezag verplicht alsnog de WMS na te leven, maakt materieel en in praktische zin geen verschil. Dat laat onverlet dat partijen er goed aan doen tijdig zich te bezinnen op de vraag welke instantie nu bevoegd is. Twee keer aan het verkeerde adres bij relatief weinig zaken is wat al te vaak misgeschoten. 106
GESCHILLENBESLECHTING ONDER DE WMS
1
Wet 30 november 2006, Stb. 2006,658.
Kuijk, Medezeggenschap: de wind in de zeilen, Nijme-
2
Artikel 43 lid 2 WMS
gen 2009, ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, blz. 36
3
Ondernemingskamer, 17 juli 2008, JAR 2008/239
23 Sprengers, t.a.p. blz. 94
4
Ondernemingskamer, 1 mei 1980, ROR 1971-1984, nr.
24 Landelijke Geschillencommissie Medezeggenschap
5
6
79 ( Lingeziekenhuis)
Onderwijs, LGC G747, 21 juni 2007 (op de site www.ond
L.C.J. Sprengers, Vergelijking geschillenregeling WMS
erwijsgeschillen.nl ten onrechte aangeduid als zijnde een
en WOR, Wetgeving met dezelfde moeder, maar an-
instemmingsgeschil (A.J.)), Landelijke Geschillencom-
dere vaders. NTOR 2, juni 2007, blz. 97
missie Medezeggenschap Onderwijs, G750, 6 septem-
Uitspraken zijn in 2007 gedaan door De landelijke ge-
ber 2007 en Commissie Geschillen Medezeggenschap,
schillencommissie medezeggenschap onder wijs, de
103552, 17 december 2007.
commissie voor medezeggenschapsgeschillen voor het katholiek beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en
7
9
Onderwijs, G753, 19 december 2007
voortgezet onderwijs 2007, de stichting geschillencom-
26 Memorie van Toelichting, TK, 2005-2006, 30414, nr. 3
missies onderwijs 2007, de commissie voor geschillen
27 Commissie voor Medezeggenschapsgeschillen voor
medezeggenschap voor bijzondere scholen op algemene
het katholiek beroepsonderwijs, volwasseneducatie en
grondslag 2007 en de commissie voor geschillen mede-
voortgezet onderwijs in Noord-Nederland, BVE VO NN
zeggenschap voor het protestants christelijk onderwijs.
07/01, 22 januari 2007
Alle geschillen vanaf 2007 zijn gepubliceerd op www. onderwijsgeschillen.nl.
8
25 Landelijke Geschillencommissie Medezeggenschap
28 op basis van artikel 28 lid6, aanhef en sub a van de WMO, thans artikel 11 sub b WMS.
Bron: Jaarverslag 2008 LGC WMS, Stichting Onder-
29 LCG WMS 08.005, 3 juli 2008
wijsgeschillen
30 LCG WMS 08.010, 2 juli 2008
stand van zaken per 15 juni 2009
31 Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor LCG WMS
10 LGC WMS, 16 april 2009, nr 08.023/104010
08.004, 2 juni 2008 en onderdelen van LCG WMS
11 Kamerstukken II, 2005-2006, 30414, nr. 3, p. 28
08.021, 7 januari 2009
12 L.C.J. Sprengers, t.a.p. blz. 91 13 Zo ook L.C.J. Sprengers, t.a.p. blz. 90 14 Waarbij opvalt dat de uitspraken van de LCG WMS, anders dan die van de meeste ‘oude’ geschillencommissies, geanonimiseerd zijn. Opvallend, maar ook merkwaardig: in beroep bij de Ondernemingskamer wordt duidelijk welke school het betreft!? 15 LCG WMS 08.003, 15 mei 2008. 16 LCG WMS 08.026, 11 maart 2009 17 LGC G 744, 8 mei 2007 18 LGC G748, 20 juli 2007 19 Commissie geschillen medezeggenschap 103509, 25 juni 2007 en Commissie voor Geschillen Medezeggenschap voor Bijzondere Scholen op algemene grondslag G07.01, 12 september 2007 20 LGC WMS 08.008, 24 april 2008 21 Commissie voor geschillen medezeggenschap voor het protestants christelijk onderwijs 279/07, 10 december 2007 22 Frederik Smit, Jan Doesborgh, Bert Felling en Jos van
107
108
109
�� ���� ��������
�������� ������� ������ ����� ����� ���������
����� �� ���� ��� �� ���� ���� � ����� �� ��
������ ��� �� ��� �� ��� �� �� ����� ����� ���
��������� ��� ��� ��� ������ ������ ����� ����
������ �� ��� ��� ������������������� ��� ����
������ ���� ��� ��� ���� �������� �� ��� ������ ���
�� ���������������� ��������� ��� � ���� ��
������������ �� ���������������������� ���� ���
��������� ������ ��������� ��� �������������������
����� �������� ���� ��� �������
����������������� ����� � ������� ����� � ���� �� ������� � ��������� ��� ��� �� �� � �������� ��� ��� �� �� � ����� ��������������������������� � ��������� �������������������������� ���� �� �� ��� ���� ���� ������ ��������������� �� ��������������������������
110