22 voorbeeld vragen Hotel Operations semester 1 voor Black Board. Toetsbureau HHM, 6.4.2009 jl 3. HOP1-Onderdeel Rooms Division Met rack rate van een hotel wordt bedoeld A: B: C:
de hoogste omzet van de hotelkamers een kamertarief type de standaard tarief van een arrangement
5. HOP1-Onderdeel Voedingsleer Ecologische voeding heeft als kenmerk het “hier en nu” principe. Welk van de onderstaande alternatieven is NIET juist? A. B. C. D.
Seizoensgebonden producten Gebruik van natuurlijke bestrijdingsmiddelen Het oogsten van producten volgens de Yin & Yang methode Minimaal gebruik van kasgroenten waarbij warmte voor nodig is
6. HOP1-Onderdeel P&O, Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp attitude Wat zegt de cognitieve dissonantietheorie van Festinger? Alternatieven: A De dissonantie tussen gedrag en affect is niet op te lossen B Individuen proberen de verschillen tussen attitudes of tussen gedrag en attitudes te verminderen. C Als attitude en gedrag niet in één lijn liggen ontstaan er groepsconflicten. 7.. HOP1-Onderdeel P&O, Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp attitude Welke stelling(en) ten aanzien van werkgerelateerde attitudes is/zijn juist? Stelling 1: Beroepsbinding en betrokkenheid bij een organisatie zijn hetzelfde. Stelling 2: Affectieve binding aan een organisatie en normatieve binding zijn hetzelfde Alternatieven: A Stelling 1 is goed; stelling 2 is goed B Stelling 1 is goed; stelling 2 is niet goed. C Stelling 1 is niet goed; stelling 2 is niet goed. D Stelling 1 is niet goed; stelling 2 is goed
1
8.. HOP1-Onderdeel P&O, Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp attitude Door de Myers-Briggs Indicator worden individuen (met betrekking tot persoonlijkheidscategorieën?) geclassificeerd als Alternatieven: A Extroverted versus Introverted Sensing versus Intuitive Thinking versus Feeling Judging versus Perceiving B Extroverted versus Introverted Sensing versus Innovative Thinking versus Feeling Judging versus Perceiving C Extroverted versus Introverted Sensing versus Stable Thinking versus Feeling Judging versus Perceiving 9. HOP1- Onderdeel P&O, Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp persoonlijkheid en waarden Welke van de onderstaande stellingen over persoonlijkheid en waarden is waar. Stelling A: Stelling B: Stelling C:
Waarden hebben met een normatief oordeel te maken, want ze vertegenwoordigen iemands ideeën over wat juist goed of wenselijk is. Waarden hebben weinig te maken met normatieve oordelen. Ze vertegenwoordigen feiten. Als we iemands waarden rangschikken in termen van intensiteit krijgen we een normensysteem
10. HOP1- Onderdeel P&O, Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp persoonlijkheid Wat is het effect bij iemand die denkt dat hij capabel is maar eigenlijk incompetent is? Stelling 1: Hij denkt dat hij onfeilbaar is en neemt verkeerde beslissingen. Stelling 2: Hij denkt dat hij het wel kan en zal nieuwe dingen proberen. Wat is het juiste antwoord? Alternatieven: A Stelling 1 is goed; stelling 2 is goed B Stelling 1 is goed; stelling 2 is niet goed. C Stelling 1 is niet goed; stelling 2 is niet goed. D Stelling 1 is niet goed; stelling 2 is goed
2
11. HOP1- Onderdeel P&O,Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp organisatiestructuur Het ontwerpen van een organisatiestructuur bestaat volgens Robbins uit beslissingen op het gebied van: * Taakspecialisatie * Afdelingsvorming * Gezagslijn * Span of control * Centralisatie/decentralisatie * Formalisatie van gedrag Vraag: Onder formalisatie van gedrag verstaat men: A. B. C. D.
De etiquette die er in het bedrijf geldt De wijze waarop men de groepsrollen binnen de afdeling invult De al of niet scherp omschreven afgrenzing van functies en taken De wijze waarop regels en voorschriften het gedrag van managers en leden sturen
12. HOP1- Onderdeel P&O,Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp organisatiestructuur Welke uitspraak is correct bij het indelen van een keukenstaf naar product in een middelgroot restaurant? Alternatieven. A. Dit is niet mogelijk. B. Dit is mogelijk indien de F&B-manager een grote span of control aankan. C. Een voordeel is de toegenomen duidelijkheid over de verantwoordelijkheid over producten. D. Dit is niet mogelijk omdat het keukenproduct teveel in de dienstensfeer ligt. 13. HOP1- Onderdeel P&O,Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp organisatiestructuur Welke uitspraak over de nadelen van een kleine span of control is correct? Alternatieven: A. Kostbaar, ingewikkelde verticale communicatie, stimuleren strakke controle. B. Te weinig overzicht door de top van de onderneming, ingewikkelde verticale communicatie, belemmeren autonomie van de medewerkers. C. Te weinig overzicht door de top van de onderneming, ingewikkelde verticale communicatie, verkleint flexibiliteit. D. Kostbaar, te weinig overleg mogelijk, stimuleren strakke controle 14. HOP1- Onderdeel P&O,Literatuur Gedrag in Organisaties, onderwerp organisatiestructuur Wat is fout? De eenvoudige organisatiestructuur heeft.. Alternatieven. A. gespecialiseerde routinetaken B. taken in functionele afdelingen C. rote span of control D. veel standaardisatie
3
15. HOP1- Onderdeel Ethiek, Literatuur bedrijfsethiek voor HBO, hoofdstuk 2 Morele oplossingen kunnen het best gezocht worden in het: A. B. C. D.
realistische model absolute model synthese model compromis model
16. HOP1- onderdeel Ethiek, Literatuur bedrijfsethiek voor HBO, hoofdstuk 2 Een voorbeeld van een ethische waarde is A. B. C. D.
gelijkheid met twee woorden spreken niet roken winst maken
17. HOP1- Onderdeel Ethiek, Literatuur bedrijfsethiek voor HBO, hoofdstuk 2 Een voorbeeld van een norm is: A. B. C. D.
handen wassen voordat je aan tafel gaat gelijkheid van personen gezondheid voor iedereen vrijheid van meningsuiting
18. HOP1- onderdeel Ethiek, Literatuur bedrijfsethiek voor HBO, hoofdstuk 2 Als docent zie ik mijn werk als een doel in zichzelf A. B. C. D.
Dit is een esthetische waarde Dit is een instrumentele waarde Dit is een intrinsieke waarde Dit is een morele waarde
4
19. HOP1- onderdeel Ethiek, Literatuur bedrijfsethiek voor HBO, hoofdstuk 11
In de horeca worden diverse gedragscodes gehanteerd o.a 1. Branchecodes 2. Bedrijfscodes A. B. C. D.
1 en 2 zijn goed 1 is goed, 2 is fout 1 is fout, 2 is goed 1 en 2 zijn fout
5