Regels en Richtlijnen Examencommissie FSW 2014/2015
Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Toepassingsgebied Begripsbepalingen Samenstelling van de examencommissie Taken en bevoegdheden examencommissie Werkwijze van de examencommissie Voertaal bij tentamens en examens Vragen en opgaven, stof en duur van tentamens Orde tijdens de afname van schriftelijke tentamens Surveillance bij schriftelijke tentamens Certificaat uitslag Vaststelling van de uitslag van het examen Registratie van de uitslag van tentamens De beoordeling van tentamens Judicium Maatstaven Goedkeuring profileringsruimte en extra onderwijsonderdelen Vrijstelling van een tentamen Afwijkingen van de reguliere programma’s Getuigschrift en diplomasupplement Fraude bij tentamens en examens Jaarverslag Wijzigingen van deze regels en richtlijnen Niet-voorziene gevallen Inwerkingtreding
Pagina 2 2 2 3 3 4 4 5 5 5 5 6 6 7 7 7 8 8 9 9 10 10 10 11
Bijlage 1: Startdocument centrale facultaire examencommissie FSW Bijlage 2: Regeling aanwijzing examinatoren Bijlage 3: Beleidslijn examencommissie bij behandeling van verzoeken van studenten om een extra herkansing van een tentamen Bijlage 4: Beheerregeling bij het afnemen van tentamens in gemeenschappelijke tentamenruimtes
1. Toepassingsgebied Regels en Richtlijnen zoals bedoeld in artikel 7.12 lid 4 WHW, vastgesteld door de Examencommissie. Deze Regels en Richtlijnen zijn van toepassing op de tentamens en examens in de bachelor- en masteropleidingen van de faculteit en sluiten aan bij de Onderwijs- en Examenregeling(en) (OER(s)) van deze opleidingen, vast te stellen door het faculteitsbestuur. Deze regeling is van toepassing op een ieder die de opleiding in dit studiejaar volgt, ongeacht het moment waarop hij de opleiding is begonnen. 2. Begripsbepalingen In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: 1. De wet: De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, afgekort tot WHW. 2. Onderwijs- en examenregeling: de onderwijs- en examenregelingen (OER) van de bachelor- en masteropleiding(en) van de faculteit, zoals vastgesteld door het faculteitsbestuur. 3. Examencommissie: de examencommissie van de faculteit. 4. Examen: de verzameling met goed gevolg afgelegde tentamens voor de tot een opleiding behorende vakken, eventueel aangevuld met een onderzoek van door de examencommissie aangewezen examinatoren naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student. 5. Vak: hiermee wordt bedoeld wat in artikel 7.3 lid 2 van de wet ‘onderwijseenheid’ wordt genoemd. Een vak kan uit verschillende onderdelen bestaan die elk met een tentamen worden afgerond. 6. Tentamen: het onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de student met betrekking tot een vak, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Er zijn drie soorten tentamens: een schriftelijk tentamen, een mondeling tentamen en overig schriftelijk werk (schrijfopdrachten, papers, verslagen en werkstukken, al dan niet in combinatie met een schriftelijk tentamen). Digitaal afgenomen tentamens vallen – mits geen sprake is van take home tentamens - onder de categorie ‘schriftelijke tentamens’. 7. Examinator: degene die door de examencommissie bevoegd is verklaard om een (deel)tentamen of practicum af te nemen en te beoordelen, conform artikel 7.12 lid 3 van de wet. 8. Surveillant: degene die door een examinator is aangewezen om namens hem/haar aanwezig te zijn tijdens het afnemen van een schriftelijk tentamen. 9. EC: (European Credit) studiepunt, zoals bedoeld in artikel 7.4, eerste lid van de WHW, hetgeen gelijk staat aan 28 uren studie van een gemiddelde student. 3.
Samenstelling van de examencommissie 1. De samenstelling van de examencommissie is geregeld zoals vastgesteld in het Startdocument centrale facultaire examencommissie FSW d.d. 7 april 2011 (zie bijlage 1). Voor een actueel overzicht van de leden examencommissie, zie VU-net. 2. De examencommissie wijst één van haar leden aan als voorzitter en één als secretaris. De voorzitter is belast met de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. Zo nodig wijst hij een ander lid aan om hem te vervangen bij zijn afwezigheid. 3. Alvorens een lid wordt benoemd hoort het faculteitsbestuur de examencommissie over de voorgenomen benoeming.
2
4.
Taken en bevoegdheden examencommissie 1. De examencommissie heeft als algemene taak het afnemen van (deel)tentamens en examens en het uitreiken van getuigschriften, overeenkomstig de wet, het statuut van de Vrije Universiteit en de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding. 2. Een examencommissie is in het bijzonder belast met: a) het aanwijzen van examinatoren voor (deel)tentamens. Zie bijlage 2 voor de Regeling aanwijzing examinatoren. b) het geven van regels en aanwijzingen voor de beoordeling van (deel)tentamens en het vaststellen van de uitslag c) het vaststellen van regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens (deel)tentamens d) het verlenen van toestemming aan studenten conform de desbetreffende artikelen in de Onderwijs- en Examenregeling om: • af te wijken van de vorm waarin een (deel)tentamen wordt afgenomen • een mondeling tentamen in een niet-openbare zitting af te leggen • keuzevakken te volgen • een (deel)tentamen in een andere taal dan het Nederlands af te leggen e) het aanpassen van de wijze waarop (deel)tentamens worden afgenomen in verband met een lichamelijke of zintuiglijke handicap f) het verlenen van vrijstellingen en substituties g) het toetsen van het niveau van de beheersing van het Nederlands van studenten die toegelaten worden op basis van een buiten Nederland afgegeven diploma en het toetsen van het Engels van studenten die tot een Engelstalige opleiding worden toegelaten h) het op schriftelijk verzoek van de student afgeven van een dossierverklaring van met goed gevolg afgelegde tentamens in het geval de student geen getuigschrift krijgt i) het op verzoek van een student in bijzondere gevallen verlengen van de geldigheidsduur van een (deel)tentamenresultaat, conform het desbetreffende artikel in de Onderwijs- en Examenregeling j) het verstrekken van een certificaat aan studenten die het premasterprogramma met goed gevolg hebben afgerond k) het op verzoek van een student beoordelen van aanvragen voor geheimhouding van publicatie van de masterthesis, conform de daartoe gestelde bepaling in de facultaire regeling masterthesis l) het op verzoek van de thesisbegeleider benoemen van een derde beoordelaar, conform het desbetreffende artikel in de facultaire regeling masterthesis m) het instellen van een onderzoek na de melding van (verdenking van) door de student gepleegde fraude en het bepalen van de strafmaat voor fraude. 3. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden.
5.
Werkwijze van de examencommissie 1. De werkwijze van de examencommissie is geregeld in het in art. 3.1 genoemde Startdocument, inclusief de bijlagen daarbij. 2. Het ambtelijk secretariaat van de examencommissie berust bij het onderwijsbureau. De volgende leden van dit artikel kennen een aantal aanvullende bepalingen. Indien deze leden in strijd zijn met hetgeen in het Startdocument en bijlagen staat, dan geldt hetgeen in het Startdocument en bijlagen staat. 3. De studieadviseur is adviserend lid van de examencommissie betreffende verzoeken van zittende studenten. 3
4. De examencommissie kan voor taken een mandaat verlenen aan één lid, aan meer leden, aan een subcommissie, aan examinatoren, aan de ambtelijk secretaris en aan het studiesecretariaat. 5. De ambtelijk secretaris van de examencommissie heeft het mandaat voor het: a) aanpassen van de wijze waarop (deel)tentamens worden afgenomen in verband met een lichamelijke of zintuiglijke handicap; b) op schriftelijk verzoek van de student afgeven van een dossierverklaring van met goed gevolg afgelegde tentamens in het geval de student geen getuigschrift krijgt; c) geven van toestemming tot het volgen van keuzevakken en het verlenen van vrijstellingen en/of substituties conform eerdere besluitvorming; d) behandelen van wijzigingen in een Vrij Programma conform eerdere besluitvorming; 6. Bij een verzoek of klacht, waarbij een lid van de examencommissie is betrokken, geschiedt behandeling buiten aanwezigheid van het betrokken lid. 7. Een verzoek of klacht wordt uiterlijk vijf werkdagen voor de vergaderdatum schriftelijk of per e-mail ingediend. Het verzoek of de klacht is in ieder geval voorzien van een motivering van het verzoek of omschrijving van de klacht, datum en (zo mogelijk) handtekening en studentnummer van de indiener. 8. De reactietermijn voor de behandeling van ingediende verzoeken bedraagt twintig werkdagen na datum bevestiging ontvangst verzoek, met uitzondering van de maanden juli en augustus. In juli en augustus geldt de reactietermijn van twintig werkdagen alleen voor verzoeken die niet kunnen wachten tot behandeling in de augustusvergadering. 9. De examencommissie bakent haar bevoegdheden zo veel mogelijk nader af door beleidsregels te formuleren omtrent de wijze waarop ze van haar bevoegdheden gebruik maakt. De beleidsregels hebben onder andere betrekking op het eventueel toekennen van extra tentamengelegenheden (zie bijlage 3). 6.
Voertaal bij tentamens en examens 1. De tentamens of examens worden afgenomen in de taal die als instructietaal is gebruikt, tenzij door de docent anders is aangegeven bij aanvang van het vak. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie besluiten dat een andere taal, die zowel examinator als student in voldoende mate beheersen, kan worden gebruikt. Dit verzoek wordt uiterlijk ingediend bij de intekening voor het desbetreffende tentamen.
7.
Vragen en opgaven, stof en duur van tentamens 1. De vragen en opgaven van de tentamens gaan de tevoren bekend gemaakte tentamenstof niet te buiten. Deze tentamenstof wordt voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt, in hoofdzaak bekend gemaakt via Blackboard. Uiterlijk een maand voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekend gemaakt. Van vakken zonder verplichte aanwezigheidseis behelst de tentamenstof uitsluitend schriftelijk aangewezen leerstof dan wel digitaal beschikbaar gestelde collegestof 2. De examencommissie of de desbetreffende examinator stelt de studenten in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijk voorbeeldtentamen, alsmede van de modelbeantwoording en de normen, aan de hand waarvan de beoordeling plaatsvindt. 3. De examencommissie ziet toe op de kwaliteit van de tentamens en de examens. 4. (Deel)tentamenopgaven worden voor studenten beschikbaar gesteld, bij voorkeur door studenten de mogelijkheid te bieden om de opgaven na afloop van het (deel)tentamen mee te nemen. (Deel)tentamenopgaven die niet meegenomen kunnen worden, worden binnen vijf werkdagen na het (deel)tentamen via Blackboard digitaal beschikbaar 4
gesteld. Het voorgaande geldt niet bij vakken die (grotendeels) door middel van meerkeuzevragen worden getentamineerd. Bij dergelijke vakken dienen representatieve oefenvragen te worden verstrekt. 5. Indien de student het tentamen aflegt in een ander studiejaar dan waarin hij het betreffende vak heeft gevolgd, geldt als tentamenstof de stof die in dat studiejaar voor het tentamen is vastgesteld, tenzij de examencommissie op verzoek van de examinator en/of de student anders bepaalt. 6. De duur van elk tentamen is zodanig dat de student redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. Schriftelijke tentamens duren in de regel maximaal 2 uur en 45 minuten. 8.
Orde tijdens de afname van schriftelijke tentamens 1. De Beheerregeling bij het afnemen van tentamens in gemeenschappelijke tentamenruimtes (zoals vastgesteld op 1 februari 2014) is van toepassing. De regels in deze Beheerregeling gelden, voor zover van toepassing, ook voor de niet gemeenschappelijke tentamenruimtes. De regels gelden dus in beginsel voor alle ruimtes waarin FSW-tentamens worden afgenomen. Zie bijlage 4 voor deze Beheerregeling. 2. Studenten met een moedertaal anders dan het Nederlands mogen tijdens hun eerste jaar van inschrijving in de bacheloropleiding bij schriftelijke (deel)tentamens gebruik maken van een woordenboek. Hiertoe dienen zij tijdig een verzoek in te dienen bij de examencommissie.
9.
Surveillance bij schriftelijke tentamens 1. De surveillance bij tentamens in de gemeenschappelijke tentamenruimtes (TenT en RAI) is geregeld zoals in artikel 7 van de bijgevoegde Beheerregeling bij het afnemen van tentamens in gemeenschappelijke tentamenruimtes (zie bijlage 4) is vermeld. 2. De surveillance bij hertentamens en bij tentamens in een niet gemeenschappelijke tentamenruimte wordt geregeld door het Onderwijsbureau van de faculteit en geschiedt in beginsel door de (eerstverantwoordelijke) examinator van het tentamen. 3. Richtlijn voor het aantal surveillanten per (deel)tentamen in een niet gemeenschappelijke tentamenruimte is: a. Als het tentamen in één zaal plaatsvindt, is er behalve een examinator van het betreffende vak ook een externe surveillant (afkomstig van een uitzendbureau) aanwezig; b. Als het tentamen in meerdere zalen plaatsvindt, is er in één zaal behalve een examinator van het betreffende vak ook een externe surveillant aanwezig en zijn er in de andere zalen twee externe surveillanten per zaal aanwezig; c. Ongeacht het aantal zalen waarin het tentamen plaatsvindt, is er één externe surveillant per 50 studenten beschikbaar, waarbij geldt dat bijvoorbeeld bij 51, 101 en 151 studenten respectievelijk twee, drie en vier externe surveillanten aanwezig zijn.
10. Certificaat uitslag Indien de student om gewichtige redenen een aparte verklaring over de tentamenuitslag wenst, wordt deze aan hem verstrekt.
11. Vaststelling van de uitslag van het examen 1. Zodra een student heeft voldaan aan alle verplichtingen van de opleiding, bereidt de examencommissie de uitreiking van het getuigschrift voor. 5
2. Het getuigschrift wordt gedateerd op de datum waarop de examencommissie de uitslag heeft vastgesteld. 12. Registratie van de uitslag van tentamens 1. De uitslag van tentamens wordt geregistreerd door het onderwijsbureau van de faculteit. 2. De beoordelingen van de tentamens van de bacheloropleidingen moeten uiterlijk 1 augustus ingeleverd zijn bij het onderwijsbureau. 3. De student kan kennisnemen van de beoordeling via het studenteninformatiesysteem door middel van een beveiligde toegang. 4. De student kan beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens tegen de wijze waarop de beoordeling tot stand is gekomen. Dit beroep moet schriftelijk en binnen zes weken na de dag van bekendmaking van de beoordeling worden ingediend. Voor verdere informatie, zie het hoofdstuk Rechtsbescherming in het Studentenstatuut van de VU. 13. De beoordeling van tentamens 1. Een vak wordt afgesloten met een tentamen (of enkele deeltentamens) waarvoor een eindcijfer wordt toegekend. In plaats van een eindcijfer kan bij een aantal vakken ook met een niveauaanduiding worden volstaan (voldaan of iets dergelijks). De resultaten voor vakken die aan een buitenlandse universiteit worden behaald, bijvoorbeeld tijdens uitwisseling, worden omgezet naar een Pass of een Fail resultaat, niet naar cijfers. Behaalde studiepunten worden omgezet naar EC. 2. De beoordeling in eindcijfers vindt plaats in hele of halve punten, behalve tussen de 5 en de 6. Indien de beoordeling hoger is dan het eindcijfer 5, maar lager dan het eindcijfer 6, wordt de uitslag aan de student vastgesteld in hele punten. a) Eindcijfers die eindigen op ,75 tot en met ,24 worden afgerond naar ,0. Eindcijfers die eindigen op ,25 tot en met ,74 worden afgerond naar ,5. b) De eindcijfers van 5,01 tot en met 5,49 worden afgerond naar een 5. De eindcijfers van 5,5 tot en met 5,99 worden afgerond naar een 6. 3. De beoordeling in deelcijfers vindt plaats afgerond op één decimaal. Wanneer er sprake is van een vak dat bestaat uit meerdere deeltentamens, vindt de afronding plaats per deelcijfer op één decimaal en bij het eindcijfer op hele of halve punten, behalve tussen de 5 en de 6. Een 0 wordt uitsluitend toegekend indien de beoordeling betrekking heeft op een niet-ingeleverde deelopdracht. 4. Een examenonderdeel is met goed gevolg afgelegd indien daarvoor het eindcijfer 6 of hoger is behaald. 5. Bij de beoordeling geldt de volgende betekenis van de cijfers: 10 Uitmuntend 9 Zeer goed 8 Goed 7 Ruim voldoende 6 Voldoende 5 Onvoldoende 4 Zeer onvoldoende 3 Slecht 2 Zeer slecht 1 Buitengewoon slecht Een No Show (NS) wordt geregistreerd als de student zich heeft ingetekend voor het tentamen, maar niet op het tentamen is verschenen. Een NS wordt tevens 6
geregistreerd in het geval dat een vak uit meerdere deeltentamens bestaat en de student aan één van die deeltentamens niet heeft deelgenomen. 6. Indien een vak deeltentamens en/of deelopdrachten kent, wordt bij aanvang van het vak door de examinator via Blackboard bekend gemaakt hoe de deelcijfers ten opzichte van elkaar gewogen worden. Voorts geeft de examinator dan via Blackboard ook aan of en, zo ja, hoe deze deeltentamens en/of deelopdrachten herkanst mogen worden. Voor het eindcijfer bestaat één herkansingsmogelijkheid. Indien de deeltentamens en/of deelopdrachten niet herkanst mogen worden, bestaat de herkansing van het vak uit één tentamen dat de stof van de deeltentamens en/of deelopdrachten bestrijkt. 7. De wijze van beoordeling is zodanig dat de geëxamineerde kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 14. Judicium De examencommissie kent het judicium ‘cum laude’ toe indien is voldaan aan de volgende eisen: a) het gewogen gemiddelde van alle in cijfers uitgedrukte beoordelingen is een 8,0 of hoger en voor de thesis is ten minste een 8,0 behaald b) eventueel afgelegde extra onderwijsonderdelen tellen niet mee in de bepaling van het gemiddelde c) als niet meer dan voor 60 EC aan vrijstellingen is verleend op het totaal van het bachelorprogramma of als niet meer dan 12 EC aan vrijstellingen is toegekend op het totaal van het masterprogramma d) tijdens de studie van de kandidaat is geen fraude geconstateerd. Het judicium ‘cum laude’ wordt vermeld op het diploma en op het diplomasupplement. 15. Maatstaven De examencommissie c.q. examinator neemt bij beslissingen tot richtlijn de volgende maatstaven, en weegt bij strijdigheid het belang van de ene maatstaf tegen de andere af: 1. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van een examen of tentamen; 2. doelmatigheidseisen, onder meer tot uitdrukking komend in een streven om onnodig tijdverlies voor studenten bij de voorbereiding van een examen of tentamen zoveel mogelijk te voorkomen; 3. mildheid ten opzichte van studenten die door omstandigheden buiten hun schuld in de voortgang van hun studie vertraging hebben ondervonden. 16. Goedkeuring profileringsruimte en extra onderwijsonderdelen 1. Voor de invulling van de profileringsruimte dient de student goedkeuring te vragen aan de examencommissie volgens de Procedure goedkeuring invulling profileringsruimte op VU-net. Om voor de invulling van de profileringsruimte op uitwisseling te mogen naar het buitenland moet de student op het moment van vertrek het eerste bachelorjaar volledig hebben afgerond, en in totaal minimaal 90 EC hebben behaald. Om voor selectie in aanmerking te komen moet de student bij aanmelding voor studeren in het buitenland aan de VU minimaal 60 EC van de bacheloropleiding hebben behaald. 2. Voor het aanvragen van goedkeuring voor extra keuzevakken dient de student de procedure goedkeuring extra keuzevakken te volgen op VU-net. 3. Een besluit goedkeuring te onthouden wordt gemotiveerd genomen en schriftelijk of per e-mail medegedeeld aan de student.
7
17. Vrijstelling van een tentamen 1. Een verzoek om vrijstelling van het afleggen van een tentamen wordt voor aanvang van het betreffende onderdeel ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie kan, na advies van de desbetreffende examinator te hebben ingewonnen, vrijstelling verlenen van een tentamen op grond van een eerder met goed gevolg afgelegd tentamen in het hoger onderwijs binnen Nederland of daarbuiten, dat qua inhoud, niveau en studielast overeenkomt met het onderdeel waarvoor vrijstelling wordt verzocht. 3. Van een Bachelor- of Masterthesis kan geen vrijstelling worden verleend. 4. Indien een student aan de eisen van bepaalde tentamens wenst te voldoen door studie aan een andere faculteit of (Nederlandse of buitenlandse) universiteit, is vooraf goedkeuring van de examencommissie vereist. 5. De examencommissie neemt binnen twintig werkdagen na datum bevestiging ontvangst verzoek een gemotiveerde beslissing. De termijn kan worden verlengd indien de vereiste informatie niet tijdig is verkregen. De verzoeker wordt van de opschorting op de hoogte gesteld. In uitzondering op voorgaande geldt voor dringende verzoeken gedaan in de maanden juli en augustus dat de reactietermijn van twintig werkdagen alleen geldt voor verzoeken die niet kunnen wachten tot behandeling in de augustusvergadering. 6. De verzoeker wordt van het besluit schriftelijk of per e-mail in kennis gesteld.
18. Afwijkingen van de reguliere programma’s 1. De faciliteitenregeling (waaronder topsportregeling) is opgenomen in het studentenstatuut. 2. Een verzoek om af te wijken van het curriculum moet schriftelijk en met reden omkleed ingediend worden bij de examencommissie. De examencommissie beslist binnen twintig werkdagen na datum bevestiging ontvangst verzoek. Op het verzoek wordt in ieder geval negatief beslist als er geen vervangend onderdeel wordt gevolgd van tenminste hetzelfde niveau en omvang als het te vervangen onderdeel. 3. Het verzoek om een onderdeel van de opleiding te volgen aan een andere universiteit in binnen- of buitenland behoeft goedkeuring van de examencommissie vóór aanvang van het onderwijs aan die andere universiteit. 4. De examencommissie heeft de volgende regels opgesteld voor het examen van een vrij programma in een van de bacheloropleidingen FSW: a) de studielast bedraagt 180 EC b) het eerste jaar (60 EC) is het eerste jaar van één van de opleidingen van de faculteit c) voorts dienen ter invulling van het tweede en derde jaar te worden besteed: • 6 EC aan Filosofie • minimaal 12 EC aan Methoden en technieken • 30 EC aan verdiepende inhoudelijke onderwijsonderdelen van één bacheloropleiding van de faculteit • 18 EC aan de thesis van de aan de inhoudelijke onderwijsonderdelen corresponderende bacheloropleiding d) de resterende EC worden naar keuze ingevuld e) het programma moet een consistent geheel vormen f) het programma moet vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de examencommissie.
8
19.
Getuigschrift en diplomasupplement 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het College van Bestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter van de examencommissie en de decaan van de faculteit. 2. De examencommissie voegt aan het getuigschrift een diplomasupplement toe, waarin de aard en de inhoud van de opleiding wordt omschreven. 3. In het diplomasupplement worden ook de tot het examen behorende onderdelen met de studielast en de behaalde resultaten vermeld. Daarenboven worden de niet tot het examen behorende onderdelen vermeld waarin, voordat de uitslag van het examen is vastgesteld, op verzoek van de student is geëxamineerd, mits die onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd. 4. Het getuigschrift wordt uitgereikt overeenkomstig de vastgestelde procedure op VUnet.
20.
Fraude bij tentamens en examens a) Plagiaat Plagiaat is het letterlijk overnemen van (delen van) andermans werk zonder bronvermelding en presenteren als eigen werk. Ook parafraseren of samenvatten van andermans werk kan plagiaat zijn, als onvoldoende aan de bron wordt gerefereerd. Plagiaat is een vorm van fraude. b) Fraude Onder fraude wordt verstaan elk handelen of nalaten van een student dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Het aanwenden van vervalste gegevens voor onderzoek in het kader van een onderwijsonderdeel en/of de thesis wordt eveneens als fraude aangemerkt. c) Fraude tijdens schriftelijke tentamens Wanneer tijdens het afleggen van een schriftelijk tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, tekent de examinator of surveillant dit in het bijzijn van de student terstond aan op het antwoordblad. Na afloop van het tentamen maakt de examinator een schriftelijk verslag op van de geconstateerde of vermoede fraude. Daarbij is de examinator of surveillant bevoegd de bij de fraude gebruikte materialen of apparatuur als bewijsstuk in te nemen, voor zover en zo lang als voor controle noodzakelijk is. d) Fraude bij het vervaardigen van werkstukken 1. Onder werkstuk wordt verstaan iedere schriftelijke, audiovisuele of digitale productie die door de student wordt ingeleverd om een onderdeel van het curriculum af te ronden met een beoordeling. 2. Onverminderd het bepaalde in de wet is het verboden, in een werkstuk een bestand, al dan niet in bewerkte vorm, op te nemen zoals een tekst, een illustratie, een digitaal en een audiovisueel bestand, zonder vermelding van de auteur en van de vindplaats van het bestand, dan wel, indien er geen auteur te identificeren is, zonder vermelding van de vindplaats van het bestand (ook wel ‘plagiaat’ genoemd). Ook het opnemen van tekstdelen uit eerder eigen werk zonder dat dit uit de bronvermelding blijkt, wordt als plagiaat gezien. e) Fraude, geconstateerd na afloop van het tentamen 1. Wanneer na het afleggen van een schriftelijk tentamen fraude wordt geconstateerd of vermoed, wordt dit door de examinator terstond gemeld aan de examencommissie onder overlegging van bewijsstukken. 9
2. De examencommissie stelt een onderzoek in naar de vermeende fraude aan de hand van de stukken die de examinator heeft overhandigd. f) Procedure en sancties 1. Indien de examinator vaststelt dan wel een grondig vermoeden heeft dat van fraude sprake is, maakt hij hiervan onmiddellijk schriftelijk melding bij de examencommissie. Ook bericht hij de student over zijn melding bij de examencommissie. 2. De examencommissie nodigt de student uit om te worden gehoord over de vermeende fraude en besluit op grond van de stukken en, indien aanwezig, op grond van de schriftelijke dan wel mondelinge informatie van de student of al dan niet sprake is van fraude. Van de examinator kan een nadere toelichting worden verlangd. 3. In geval de examencommissie tot de overtuiging is gekomen dat er sprake is van fraude, wordt een sanctie opgelegd. 4. De examencommissie kan met inachtneming van de beginselen van rechtsgelijkheid en proportionaliteit, het tentamen of het werkstuk, waarop de fraude betrekking heeft, ongeldig verklaren en bovendien de student uitsluiten van het eerstvolgende desbetreffende tentamen. 5. In geval van recidive of een ernstige vorm van fraude kan de examencommissie de student uitsluiten van deelname aan een of meer aan te wijzen tentamens of examens aan de Vrije Universiteit voor maximaal een jaar. 6. Wordt een zeer ernstige vorm van fraude vastgesteld, dan kan de examencommissie aan het College van Bestuur voorstellen de inschrijving van de student definitief te beëindigen. 7. Door de examencommissie wordt geen vrijstelling verleend op basis van een tentamen dat, gedurende de periode waarin de student is uitgesloten van het deelnemen aan tentamens, aan een andere faculteit of universiteit is afgelegd. 8. De student kan rechtstreeks beroep aantekenen tegen de beslissing van de examencommissie bij het College van Beroep voor de Examens binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing. 9. In spoedeisende gevallen waarin deze regels en richtlijnen met betrekking tot fraude niet voorzien, beslist de examencommissie, met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke procedure.
21.
Jaarverslag Voor 1 december stelt de examencommissie een verslag op van haar werkzaamheden over het voorafgaande studiejaar. De examencommissie doet het jaarverslag toekomen aan het faculteitsbestuur. Desgevraagd kan het jaarverslag of delen daarvan ter beschikking worden gesteld aan belanghebbenden.
22.
Wijzigingen van deze regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopend studiejaar, tenzij de belangen van de studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
23.
Niet-voorziene gevallen Indien bij deze Regels en Richtlijnen in enige situatie niet wordt voorzien, beslist de examencommissie. 10
24.
Inwerkingtreding Deze Regels en Richtlijnen treden in werking de dag volgend op de dag waarop deze regeling door de examencommissie is vastgesteld.
Aldus vastgesteld door de examencommissie op 30 september 2014.
11
Bijlage 1
Startdocument centrale facultaire examencommissie FSW 1. Inleiding Op 1 april 2011 treedt de ‘nieuwe structuur examencommissie FSW’ in werking. Het gaat om een pilot die een looptijd heeft tot 1 februari 2012. Na afloop van de pilot zal het faculteitsbestuur beslissen of de nieuwe structuur, eventueel in aangepaste vorm, zal worden gecontinueerd. Het faculteitsbestuur zal haar beslissing baseren op een evaluatie van de pilot. Deze evaluatie moet door de voorzitter van de nieuw ingestelde centrale facultaire examencommissie FSW in december 2011 worden opgeleverd. De ‘‘nieuwe structuur examencommissie FSW’ heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats wordt beoogd een efficiëntieslag te maken. Door meer zaken op centraal (lees: facultair) niveau af te handelen, moet efficiëntiewinst worden behaald. In de tweede plaats wordt door de instelling van een centrale facultaire examencommissie ernaar gestreefd om de rechtsgelijkheid van studenten te bevorderen. Studenten van de verschillende opleidingen van FSW moeten zoveel mogelijk gelijk worden behandeld. Om de nieuwe structuur een succes te laten worden is het wenselijk enkele zaken van tevoren goed af te bakenen. Dat gebeurt in dit startdocument. 2. Relevante (sub)commissies en functionarissen Binnen de nieuwe structuur zijn vijf instanties te onderscheiden, namelijk het ambtelijk secretariaat, de centrale facultaire examencommissie, de driekoppige kerncommissie, de acht opleidingsspecifieke subcommissies en de voorzitter van de centrale examencommissie. De centrale facultaire examencommissie houdt zich bezig met faculteitsbrede beleidsmatige zaken. Naast haar eigen zelfstandige beleidsmatige verantwoordelijkheid voorziet ze het faculteitsbestuur gevraagd en ongevraagd van advies in onderwijskundige zaken. De facultaire examencommissie is niet betrokken bij de besluitvorming over individuele verzoeken van studenten. Dergelijke verzoeken worden door de andere vier zojuist genoemde instanties behandeld. Voor de behandeling van individuele verzoeken van studenten geldt dat het, met name vanuit een oogpunt van efficiëntiewinst, de bedoeling is dat zoveel mogelijk verzoeken door het ambtelijk secretariaat worden afgehandeld. Uit efficiëntieoverwegingen (maar ook omwille van de rechtsgelijkheid van studenten) moet daarnaast ook een substantieel gedeelte van de verzoeken door de voorzitter van de centrale commissie worden afgehandeld. De resterende verzoeken worden voor een deel door de kerncommissie en voor een deel door de opleidingsspecifieke subcommissies behandeld. 3. Waar liggen de formele bevoegdheden? Alle beslissingen op individuele verzoeken van studenten worden formeel door de centrale facultaire examencommissie genomen. Daarbij doet het niet ter zake welke instantie of persoon feitelijk beslist. Indien bijvoorbeeld het ambtelijk secretariaat een verzoek van een student om een bijzondere tentamenvoorziening in verband met een handicap neemt, is de centrale examencommissie de instantie die formeel deze beslissing neemt. Het ambtelijk secretariaat handelt het verzoek immers namens de centrale examencommissie af. 12
De beslissingen van de centrale examencommissie worden door de voorzitter van deze commissie ondertekend. Dat geldt ook voor beslissingen die feitelijk door het ambtelijk secretariaat of een opleidingsspecifieke subcommissie zijn genomen. 4. Taakverdeling tussen relevante (sub)commissies en functionarissen De taken van de centrale facultaire examencommissie liggen op het terrein van de ontwikkeling van algemeen, faculteitsbreed, beleid. Deze commissie vergadert ongeveer twee keer per studiejaar. De taken van het ambtelijk secretariaat bestaan er in belangrijke mate uit dat een groot gedeelte van de individuele verzoeken van studenten op ambtelijk niveau wordt afgehandeld. Daarbij past het ambtelijk secretariaat de relevante formele regelingen toe alsmede de ‘jurisprudentie’ die door de examencommissies is ontwikkeld. Bijlage 1 bevat een overzicht van de diverse soorten verzoeken die door het ambtelijk secretariaat worden afgehandeld. Voor een groot gedeelte gaat het om een continuering van de werkwijze zoals die al in de oude situatie bestond. Bij verzoeken van studenten die persoonlijke omstandigheden betreffen én die niet door het ambtelijk secretariaat kunnen worden afgehandeld, wint de ambtelijk secretaris advies in van de studieadviseur; dit advies wordt vervolgens doorgespeeld aan het gremium dat wel over het verzoek beslist. Voorts bereidt het ambtelijk secretariaat de vergaderingen van de centrale facultaire examencommissie voor en verzorgt het de verslaglegging daarvan. Verder is de ambtelijk secretaris - ter ondersteuning en advisering - aanwezig bij de vergaderingen van de voorzitter en van de kerncommissie. De acht subcommissies vergaderen daarentegen zonder de aanwezigheid van een medewerker van het ambtelijk secretariaat. Ten slotte zorgt het ambtelijk secretariaat ervoor dat de diverse instanties tijdig over de door hen te behandelen verzoeken en stukken beschikken. Ook draagt het er zorg voor dat de beslissingen die in de diverse gremia worden genomen, worden geregistreerd en aan de betrokkenen (meestal: studenten) worden meegedeeld. De taken van de voorzitter liggen in de eerste plaats op het terrein van de behandeling van individuele verzoeken van studenten. De voorzitter behandelt die verzoeken die niet reeds op ambtelijk niveau zijn afgehandeld en bovendien naar zijn oordeel niet dermate opleidingsspecifiek zijn dat ze door een opleidingsspecifieke commissie moeten worden behandeld. Bijlage 1 bevat meer gedetailleerde informatie op dit punt. Daarnaast heeft de voorzitter een taak op het terrein van de externe vertegenwoordiging van de centrale facultaire examencommissie. Zo ondertekent hij alle beslissingen van de centrale examencommissie, ondertekent hij alle facultaire getuigschriften en diplomasupplementen en vertegenwoordigt hij de centrale commissie bij zittingen van het College van Beroep voor de Examens. Ten slotte is de voorzitter verantwoordelijk voor het schrijven van het jaarverslag over de werkzaamheden van de centrale facultaire commissie. Het takenpakket van de kerncommissie omvat meerdere onderdelen. In de eerste plaats behandelt de kerncommissie die individuele verzoeken van studenten die niet al op ambtelijk niveau of door de voorzitter zijn afgehandeld en bovendien naar het oordeel van de voorzitter niet dermate opleidingsspecifiek zijn dat ze door een opleidingsspecifieke commissie moeten worden behandeld. Bijlage 1 geeft een meer gedetailleerd beeld van de soorten verzoeken die aan de kerncommissie worden voorgelegd. In de tweede plaats behandelt de kerncommissie alle fraudezaken die zich bij de verschillende opleidingen voordoen. 13
In de derde plaats moeten alle diplomasupplementen (behalve door de voorzitter ook) door een lid van de kerncommissie worden ondertekend. In de vierde plaats heeft de kerncommissie een belangrijke taak op het gebied van de kwaliteitscontrole (die de examencommissie - ingevolge een recentelijk van kracht geworden wettelijke verplichting - op het facultaire onderwijs dient uit te oefenen). De kerncommissie dient initiatieven op dit terrein te ontwikkelen en deze ter bespreking aan de centrale examencommissie voor te leggen. Om haar diverse taken adequaat te kunnen uitvoeren vergadert de kerncommissie in beginsel één keer per maand. De acht opleidingsspecifieke subcommissies hebben allereerst tot taak om alle individuele verzoeken van studenten te behandelen die niet relatief eenvoudig door toepassing van een formele regeling of een jurisprudentiële regel kunnen worden afgehandeld en bovendien naar het oordeel van de voorzitter dermate opleidingsspecifiek zijn dat ze niet door het ambtelijk secretariaat, de voorzitter of de kerncommissie kunnen worden afgehandeld. Zie bijlage 1 voor meer informatie over de soorten verzoeken die tot het takenpakket van de subcommissies behoren. Het is derhalve de bedoeling dat de subcommissies zich bezighouden met verzoeken die zeer opleidingsspecifiek zijn en waarvoor nog geen formele regeling of jurisprudentie voorhanden is. In het verlengde hiervan is een belangrijke taak van de subcommissies om jurisprudentie te ontwikkelen die het mogelijk maakt dat in de toekomst een groter gedeelte van de verzoeken van studenten door het ambtelijk secretariaat, de voorzitter of de kerncommissie wordt afgedaan. Daarnaast behoort tot het takenpakket van de subcommissies dat deze – overeenkomstig de bestaande praktijk – het voorzitterschap van afstudeerbijeenkomsten verzorgen. Voorts hebben de subcommissies in beperkte mate een beleidsmatige taak. Deze commissies formuleren op verzoek van de centrale examencommissie, de kerncommissie of de voorzitter beleid ten aanzien van die onderwerpen die naar het oordeel van de centrale commissie, kerncommissie of voorzitter dermate opleidingsspecifiek zijn dat ze zich niet lenen voor het ontwikkelen van faculteitsbreed beleid. Elke subcommissie vergadert in beginsel één keer per maand. Ze zal daarbij een geringer aantal zaken hoeven te behandelen dan in de oude situatie het geval was (zie o.a. bijlage 1). Bovendien is het de verwachting dat er niet elke maand een vergadering nodig zal zijn. Het in bijlage 3 gegeven data-overzicht is dan ook een leidraad voor de subcommissies. 5. Registratie en routing van individuele verzoeken van studenten Alle individuele verzoeken van studenten komen bij het ambtelijk secretariaat binnen en worden daar geregistreerd. Meteen bij binnenkomst van het verzoek wordt het onderwerp ervan geregistreerd. In een later stadium wordt tevens geregistreerd welke instantie (ambtelijk secretariaat, voorzitter, kerncommissie of subcommissie) het verzoek heeft afgehandeld. Bijlage 2 bevat een overzicht van de aspecten die bij elk verzoekschrift door het ambtelijk secretariaat worden geregistreerd. Het gedeelte van de verzoeken dat niet op ambtelijk niveau wordt afgehandeld, wordt naar de voorzitter doorgestuurd. Deze behandelt een substantieel gedeelte van de verzoeken die door het ambtelijk secretariaat zijn aangeleverd. De resterende verzoeken zendt hij door naar de kerncommissie of – indien sprake is van duidelijke opleidingsspecifieke aspecten – één van de subcommissies. 14
Elke subcommissie ontvangt één keer per maand een aantal zaken van het ambtelijk secretariaat. De subcommissie plant vervolgens zelf een vergadering om de zaken te behandelen. Bij deze vergadering is geen medewerk(st)er van het ambtelijk secretariaat aanwezig. De te behandelen zaken worden in beginsel van een advies van de ambtelijk secretaris voorzien. De beslissingen van de subcommissie moeten binnen één week na ontvangst van de zaken aan de ambtelijk secretaris worden doorgegeven. Bijlage 3 bevat een overzicht van de momenten waarop de diverse subcommissies een zending met te behandelen zaken ontvangen van het ambtelijk secretariaat. 6. Registratie van werkzaamheden commissieleden en ambtelijk staf Een belangrijke doelstelling van het nieuwe systeem is dat er efficiëntiewinst wordt behaald. Het afhandelen van individuele verzoeken van studenten en het formuleren van beleid moeten met minder menskracht geschieden. Om na verloop van tijd te kunnen bepalen in hoeverre deze doelstelling in de praktijk daadwerkelijk wordt gehaald, is het van belang dat iedere instantie die in het nieuwe systeem participeert, goed bijhoudt hoe vaak en hoe lang men vergadert. Daarnaast is het belangrijk dat ieder individueel (sub)commissielid bijhoudt hoeveel voorbereidingstijd hij of zij aan de vergaderingen besteedt. De leden van de subcommissies wordt bovendien gevraagd om bij te houden hoeveel tijd zij besteden aan het voorzitterschap van de buluitreikingen. Ten slotte zal ook het ambtelijk secretariaat een globale registratie van zijn werkzaamheden moeten ontwikkelen. 7. Slot Dit startdocument biedt hopelijk een goede basis om het nieuwe systeem voor de examencommissies adequaat te laten functioneren. Het document is door ambtelijk secretaris Jeannette Wouters en voorzitter André van Montfort opgesteld. Het is vervolgens door de portefeuillehouder Onderwijs, Frank de Bakker, namens het faculteitsbestuur geaccordeerd. André van Montfort Voorzitter facultaire examencommissie FSW 7 april 2011
15
Bijlage 2 Regeling aanwijzing examinatoren FSW (vastgesteld op 30 september 2014)
1) Als examinatoren kunnen optreden zij die a) als docent bij dat studieonderdeel zijn betrokken én b) een arbeidsrechtelijke of daarmee gelijk te stellen relatie met FSW hebben, én c) beschikken over minstens vier jaar aantoonbare en substantiële doceerervaring in het wetenschappelijk onderwijs óf beschikken over een BKO-registratie. 2) Voor examinatoren van studieonderdelen in een masteropleiding geldt bovendien dat zij gepromoveerd zijn. 3) De beoordeling van een masterthesis geschiedt door twee examinatoren. 4) De examencommissie kan – op verzoek van de betrokkene zelf of van de betrokken opleidingsdirecteur - in bijzondere gevallen besluiten dat een docent die niet aan een of meer van de eisen uit artikel 1 en 2 van deze regeling voldoet, als examinator kan optreden. Honoreert de examencommissie een dergelijk verzoek, dan bepaalt ze voor welk studieonderdeel of welke studieonderdelen de ontheffing geldt en voor welke duur de ontheffing geldt. 5) Opleidingsdirecteuren geven voor aanvang van het studiejaar aan de examencommissie door: a) welke docenten voor welke studieonderdelen – op grond van artikel 1 en 2 van deze regeling - bevoegd zijn om tentamens af te nemen en b) voor welke docenten een ontheffing van één of meer eisen uit artikel 1 en 2 van deze regeling wordt aangevraagd, opdat deze docenten toch als examinator kunnen optreden. 6) Opleidingsdirecteuren kunnen - in geval van tussentijdse personeelswisselingen bij hun opleiding of indien sprake is van relevante onvoorziene omstandigheden – ook gedurende het studiejaar bij de examencommissie aanvragen voor ontheffingen in de zin van artikel 5, lid b, van deze regeling doen.
16
Bijlage 3 Beleidslijn examencommissie bij behandeling van verzoeken van studenten om een extra herkansing van een tentamen.
Algemene lijn: er zijn 2 tentamengelegenheden per vak per jaar (m.u.v. de vakken die als practicum zijn aangewezen). Als een student één van die gelegenheden mist door ziekte of andere bijzondere omstandigheid geeft dat niet zo maar recht op een extra tentamen. Een extra tentamengelegenheid wordt alleen toegekend als student door het missen van het tentamen een “onredelijke” studievertraging oploopt. Onder “onredelijke” studievertraging verstaat de examencommissie: als student meer dan 6 maanden moet wachten op de eerstvolgende reguliere tentamengelegenheid voor dat vak en ook geen andere onderwijsverplichtingen meer heeft in die periode.
Beleidslijn t.a.v. masterstudenten: Als een masterstudent aan het eind van het studiejaar één vak van de master na het (her)tentamen niet behaald heeft en dit betreft een vak uit periode 1 of 2, dan dient hij/zij dit vak in de betreffende periode van het nieuwe studiejaar opnieuw te volgen. Als een masterstudent aan het eind van het studiejaar één vak van de master na het (her)tentamen niet behaald heeft en dit betreft een vak uit periode 3 of 4, dan krijgt hij hiervoor één extra tentamengelegenheid tijdens de eerste of tweede periode van het nieuwe studiejaar, uiteraard onder de voorwaarde dat student zijn/haar masterthesis wel uiterlijk in augustus met een voldoende heeft afgerond.
Beleidslijn t.a.v. bachelorstudenten: Een eerstejaars bachelorstudent die om een goede reden het (her)tentamen van een vak gemist heeft, krijgt geen extra tentamengelegenheid, maar wordt verwezen naar de tentamengelegenheden in het volgende studiejaar. Mocht een student meerdere tentamens missen door bijzondere omstandigheden, dan heeft hij/zij de mogelijkheid om uitstel van het bindend studieadvies te vragen. Een tweedejaars bachelorstudent wordt om dezelfde reden in beginsel ook verwezen naar de tentamengelegenheden in het daaropvolgende studiejaar. Derde- of hogerejaars bachelorstudenten: Als een bachelorstudent aan het eind van het studiejaar één vak van zijn /haar bachelorprogramma mist (niet zijnde de Bachelorthesis) en dit betreft een vak uit periode 1 of 2, dan dient hij/zij dit vak in de betreffende periode van het nieuwe studiejaar opnieuw te volgen. Als een bachelorstudent aan het eind van het studiejaar één vak van zijn/haar bachelorprogramma mist (niet zijnde de Bachelorthesis) en dit betreft een vak uit periode 3, 4, 5 of 6, dan krijgt hij/zij hiervoor één extra tentamengelegenheid tijdens de eerste of tweede periode van het nieuwe studiejaar. Als een bachelorstudent aan het eind van het studiejaar één vak van zijn /haar bachelorprogramma mist en hij/zij kan aantonen dat dit door bijzondere persoonlijke 17
omstandigheden komt, dan kan hij/zij bij de toelatingscommissie een verzoek om voorwaardelijke toelating tot de master indienen. De toelatingscommissie heeft op grond van de hardheidsclausule bij de “harde knip” regeling de mogelijkheid een student voor de duur van maximaal één jaar voorwaardelijk toe te laten tot de master.
Beleidslijn t.a.v. premasterstudenten: Premasterstudenten komen in beginsel niet in aanmerking voor een extra tentamengelegenheid. Alleen wanneer er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden kan de examencommissie besluiten om de student een extra tentamengelegenheid te geven, waardoor hij/zij de mogelijkheid heeft in het aansluitende studiejaar alsnog in te stromen in de master. De mogelijkheid van voorwaardelijke toelating tot de master bestaat niet voor premasterstudenten.
Vastgesteld door de centrale examencommissie FSW Mei 2014
18
%LMODJH Beheerregeling bij het afnemen van tentamens in gemeenschappelijke tentamenruimtes. Gemeenschappelijke tentamenruimtes, zoals de tentamenhal de TenT, kunnen worden gereserveerd voor tentamens van alle faculteiten. Als verschillende examencommissies gebruik maken van dezelfde gemeenschappelijke ruimte, kan verwarring ontstaan welke regel nu wel of niet geldt. En dat is in de praktijk ook gebeurd. Immers, elke examencommissie is gerechtigd haar eigen regels vast te stellen voor het organiseren van tentamens. Die regels van verschillende examencommissies kunnen met elkaar in strijd zijn, waardoor onrust kan ontstaan die het afleggen van tentamens niet ten goede komt. Het College van Bestuur stelt daarom onderstaande regels vast voor het gebruik van gemeenschappelijke tentamenruimtes. De gewijzigde regels zijn van kracht met ingang van 1 februari 2014.
1.
Gebruik gemeenschappelijke tentamenruimte De gemeenschappelijke tentamenruimte kan worden gereserveerd door de 1. examencommissie binnen een timeslot bij de coördinator onderwijsruimten (FCO) voor groepen groter dan 30 studenten. De slots hebben een omvang van 2 uur en drie kwartier. De timeslots zijn als volgt: 2. Zaal open: 8.30 uur; tentamen: 8.45 – 11.30 uur Zaal open: 11.45 uur; tentamen: 12.00 – 14.45 uur Zaal open: 15.00 uur; tentamen: 15.15 – 18.00 uur Zaal open: 18.15 uur; tentamen: 18.30 – 21.15 uur. 3. Indien er meer tentamens tegelijk worden afgenomen met onderling verschillende begin- of eindtijden, draagt de coördinator onderwijsruimten er zorg voor dat de onderscheiden groepen studenten elkaar zo min mogelijk hinderen bij binnenkomst of vertrek.1 4. Per tentamen wordt er voor studenten die aantoonbaar recht hebben op een verlengde tentamentijd2 door de examencommissie een aparte tentamenruimte binnen de universiteit gereserveerd. De examencommissie meldt tijdig aan de roostermaker van de faculteit of een dergelijke maatregel nodig is.
2.
Identificatie student 1. De student is gehouden bij deelname aan een tentamen een geldig identiteitsbewijs te tonen aan de surveillant3. 2. De surveillant controleert het identiteitsbewijs en stelt vast of de student is aangemeld voor het tentamen aan de hand van een deelnemersoverzicht voor het tentamen.
3.
Hulpmiddelen 1. Alle eigendommen, maar in het bijzonder boeken, dictaten, draagbare telefoons of andere zaken die als hulpmiddel kunnen dienen, worden buiten de
1
De studenten die het tentamen met de kortste duur maken, zitten dan bv. het dichtst bij de uitgang. Dat levert de minste hinder als deze studenten de ruimte verlaten. 2 Bv studenten met dyslexie. 3 Een geldig identiteitsbewijs kan zijn een collegekaart, paspoort, rijbewijs, ACTA-pas, ID- of OV-jaarkaart..
2.
3.
tentamenruimte achtergelaten, dan wel neergelegd op door de surveillanten aan te wijzen plaatsen in de tentamenruimte. Een looppad tussen de tafels dient vrij te blijven. In afwijking van lid 1 is het gebruik van een hulpmiddel tijdens het tentamen door de student toegestaan, als dat hulpmiddel vooraf als zodanig is aangemerkt door de examinator of examencommissie aan de studenten. De toegestane hulpmiddelen worden tevens op het voorblad van het tentamen vermeld. De student die een hulpmiddel, dat niet is aangewezen als een toegestaan hulpmiddel, binnen zijn bereik blijkt te hebben tijdens het afleggen van het tentamen of bij bezoek aan het toilet tijdens het tentamen, pleegt fraude.
4.
Algemene bepalingen 1. De tentamenzaal is een kwartier voor aanvangstijd van het tentamen toegankelijk voor studenten. 2. Na aanvangstijd van het tentamen is de tentamenzaal niet meer toegankelijk. 3. In afwijking van lid 2 wordt de student die te laat is, in een wachtruimte bij de tentamenruimte opgevangen en wordt hij 30 minuten na aanvang van het tentamen alsnog toegelaten tot die tentamenruimte. 4. Het is niet toegestaan de ruimte waar het tentamen wordt afgenomen, binnen een half uur na het officieel vastgestelde aanvangstijdstip te verlaten. 5. De laatste 30 minuten van het tentamen mag de student de tentamenruimte niet verlaten. 6. Doorwerken aan het tentamen door de student na afloop van de tentamentijd kan worden opgevat als een vorm van fraude4.
5.
Toiletbezoek 1. Niet eerder dan anderhalf uur na het aanvangstijdstip van het tentamen is bezoek aan het toilet toegestaan. 2. De student die voor het tentamen aan de studieadviseur een medische verklaring heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij binnen de gestelde termijn in staat moet worden gesteld het toilet te bezoeken, wordt in een aparte tentamenruimte of in een apart vak binnen de tentamenruimte geplaatst. 3. De student die binnen de gestelde termijn van het toilet gebruik moet kunnen maken als gevolg van een acute aandoening, overhandigt voorafgaand aan het tentamen een medische verklaring aan de hoofdsurveillant. Deze student wordt vervolgens in een aparte tentamenruimte of in een apart vak binnen de tentamenruimte geplaatst. 4. Per groep die een bepaald tentamen aflegt, mag één student per keer het toilet bezoeken. 5. De surveillant vraagt een student die gebruik wil maken van het toilet aan te tonen dat hij geen hulpmiddelen bij zich heeft. De surveillant ziet er verder op toe dat de student die tijdens het tentamen het toilet bezoekt, geen contact heeft met andere studenten, noch op enige wijze hulpmiddelen kan raadplegen. 6. Als de student het toilet wil bezoeken, laat hij al het uitgereikte tentamenmateriaal met een blind blad naar boven achter op de plaats waar hij het tentamen aflegt.
4
Dit geldt uiteraard niet voor de student die schriftelijk toestemming heeft gekregen van de examencommissie om langer door te werken, bv. als de student dyslectisch is.
6.
Eten en drinken tijdens tentamen 1. Eten tijdens het afleggen van een tentamen is niet toegestaan. 2. Drinken tijdens de toets is toegestaan. De beker, het flesje of andere drankhouder kan door een surveillant of examinator worden gecontroleerd op bewerking door de student.
7.
Surveillance bij tentamens 1. De surveillance geschiedt onder verantwoordelijkheid en gezag van de examinator. De Facilitaire Campus Organisatie (FCO) ondersteunt de examinator door het werven en inwerken van surveillanten en het logistiek begeleiden van de processen rondom een tentamen. De surveillanten volgen de aanwijzingen van de examinator op. 2. De surveillanten en hoofdsurveillanten worden voorafgaand aan het tentamen door de examinator geïnformeerd over de hulpmiddelen die de studenten mogen gebruiken en overige bijzonderheden van het tentamen. 3. Bij 50 of meer studenten dienen minimaal twee surveillanten aanwezig te zijn. Iedere 50 studenten meer vereist een extra surveillant. Per tentamen is in ieder geval één hoofdsurveillant aanwezig. De vorm van het tentamen en het aantal studenten dat het tentamen aflegt kunnen aanleiding zijn tot een afwijkende norm. 4. De surveillanten dragen er zorg voor dat de tentamenopgaven zoveel mogelijk tegelijkertijd aan de studenten worden uitgereikt. 5. De student is verplicht de aanwijzingen van de examinator en de surveillant(en) op te volgen. 6. Het is de examinator en surveillanten ter voorkoming van fraude toegestaan controles uit te oefenen op zaken die de student tijdens zijn tentamen gebruikt of kan benutten5. 7. Als tijdens het tentamen fraude wordt vermoed op basis van door de examinator of surveillant geconstateerde onregelmatigheden, meldt de examinator dit aan de desbetreffende student. Eventuele bij de vermoede fraude gebruikte materialen en middelen worden tegen bewijs van ontvangst ingenomen. De student mag het tentamen afronden. De examinator beslist dat het vermoeden van fraude in overeenstemming met het voor hem geldende examenreglement wordt gemeld bij de examencommissie. 8. De surveillant stelt de examinator terstond op de hoogte van vragen van studenten en van onregelmatigheden tijdens het tentamen.
8.
Toewijzing zitplaats De examencommissie kan studenten een plaats in de tentamenruimte wijzen om het tentamen af te leggen. De examencommissie overlegt dit tijdig met FCO.
9.
Evaluatie 1. Deze regeling wordt regelmatig geëvalueerd, maar tenminste een maal per jaar. De eerste evaluatie vindt plaats een jaar nadat de regeling van kracht is geworden. 2. De evaluatie wordt uitgevoerd door het College van Bestuur, waarbij in ieder geval de USR, FCO en de examencommissies worden geraadpleegd.
5
Daaronder vallen bv flesjes water, wetboeken, rekenmachines, horloges met internetfunctie etc.
Vastgesteld: Amsterdam,
januari 2014
Namens het College van Bestuur,
Frank van der Duyn Schouten Rector magnificus