Netverklaring Geldig van 13/12/2015 tot 10/12/2016 Versie van 28/08/2015
VERSIES Bijvoegsel
Datum
Aanpassingen
0
13.12.2013
Eerste versie
1
13.06.2014
Aanpassing van de netverklaring conform de Wet van 30 augustus 2013 met betrekking tot de Spoorcodex: - Punt 1.1: Inleiding - Punt 1.2: Doelstelling - Punt 1.3: Wettelijk kader - Punt 1.4.3: Beroep - Punt 1.6.2: Actualisatie - Punt: 2.2.2: Te vervullen vereisten om toegang te verkrijgen tot de infrastructuur - Punt 2.2.3: Vergunning - Punt 2.2.4: Veiligheidscertificaat - Punt 2.3.1: Kaderovereenkomst - Punt 2.3.2.1: Gebruiksovereenkomst - Punt 2.7: Certificering van het rollend materieel - Punt 4.2.2.2: Corridor One-Stop-Shop - Punt 4.2.2.3: Het toezichthoudende orgaan – de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal - Punt: 4.2.3.1: Indiening van de rijpadaanvraag - Punt 4.2.3.4: Schorsing of intrekking van de rijpaden - Punt 4.3.1.1: Rijpaden - Punt 5.1: Inleiding - Punt 5.3.3: Reizigersstations, de gebouwen en andere voorzieningen daarvan - Punt 6.1: Principes van tarificatie - Punt 6.4: Prestatieregeling - Bijlage A.1 Glossarium Toevoeging van informatie voor kandidaten niet spoorwegondernemingen. - Punt 4.2.1.2: Kandidaten niet spoorwegondernemingen - Punt 5.1: Inleiding - Punt 5.4.5: Diensten voor buitengewoon vervoer en gevaarlijke goederen - Punt 6.1: Principes van tarificatie - Bijlage B.9: Capaciteitsovereenkomst tussen de kandidaat niet spoorwegonderneming en Infrabel Andere wijzigingen: - Punt 1.5: Een nieuwe versie van de Network Statement –
Versies
3 / 96 Netverklaring 2016
-
-
-
-
-
-
-
2
04.09.2014
Common structure and Implementation Guide is goedgekeurd. Punt 1.8.2: Wijziging van het adres van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal en punten 1.8.6 en 1.9: Wijziging van de contactgegevens voor de Rail Freight Corridors 1 en 2. Punt 2.7: Toevoeging van het Koninklijk besluit van 23 mei 2013. Punt 2.8: Wijziging van het Koninklijk besluit van 15 mei 2011 door het Koninklijk besluit van 9 juli 2013. Punt 4.2.1.1: Toevoeging van informatie (voorheen punt 4.1). Punt 5.3.2: Toevoeging van Gent-Zeehaven als tankplatform. Punt 5.3.4: Herformulering van het punt. Punt 5.4.5: Toevoeging van een paragraaf voor een verlening van de jaartoelatingen voor buitengewoon vervoer. Punt 6.3.2.3: Verduidelijking van de parameter tijd voor de formule Treinpadrecht-installatie (TR-I) (enkel in het Nederlands). Punten 6.3.2.5.1 en 6.3.2.5.2: Toevoeging van een coëfficiënt gebonden aan de aard van de administratieve verrichting. Punt 6.4: Herformulering van de activiteiten van de afdeling Arbitration. Punt 6.9.1: Wijziging van het Koninklijk besluit van 27 september 2009 door het Koninklijk besluit van 29 januari 2014. Bijlage F.4: Toevoeging van punt 1.2.5 (Milieu-effecten) betreffende de waarde van coëfficiënt Ce (voorheen in punt 6.3.2.1 van het hoofddocument). Bijlage F.4: Toevoeging van de waarde van de coëfficiënt C voor alle administratieve verrichtingen voor punten 5.1 en 5.2.
Toevoegingen van informatie en verduidelijkingen: - 1.1 Inleiding - 1.3 Wettelijk kader - 1.8.1 Infrabel - 1.8.3 Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming - 1.8.6: Corridor One-Stop-Shop Wijzing van contactgegevens - 1.10 RailNetEurope–Internationale samenwerking
Versies
4 / 96 Netverklaring 2016
-
tussen de infrastructuurbeheerders 1.10.1 One-Stop-Shop Infrabel 2.2.3 Vergunning 3.3.3.1 Seininrichtingssystemen 3.3.3.3 Communicatiesystemen 4.1 Inleiding 4.2.1.2 Kandidaten niet spoorwegondernemingen 4.2.2.1 De infrastructuurbeheerder 4.4.1.1 Rijpaden 5.1 Introduction 6.3.2.5.2 De administratieve kosten voor de reservatie van lokale capaciteit (AKC) 6.4 Prestatieregeling 6.8 Beroep
Toevoeging en wijziging van informatie voor kandidaten spoorwegonderneming en kandidaten niet spoorwegondernemingen: - 1.6.2 Actualisatie - 2.3.3 Capaciteitsovereenkomst - 3.2.1 Limieten - 4.2.2.3.2 Klachten - 4.2.3.1 Indiening van de rijpadaanvraag - 4.4.3.1 Rijpaden - 4.7.1.1 Rijpaden - 4.8 Bijzondere maatregelen bij storing - 5.1 Inleiding - 5.4.5 Diensten voor buitengewoon vervoer en gevaarlijke goederen Andere wijzigingen: - Naamswijziging van directies binnen Infrabel werden aangepast. - 1.9: Goederencorridors: Toevoeging van informatie door RailNetEurope. - 2.2.2 Houders van een toegangsrecht: Aanpassing conform de Wet van 30 augustus 2013 met betrekking tot de Spoorcodex. - 2.3.3 Capaciteitsovereenkomst: Toevoeging van een nieuw punt. - 3.2.1 Limieten: Aanpassing conform de Wet van 30 augustus 2013 met betrekking tot de Spoorcodex. - 4.2.3.2 Toewijzing van de rijpaden: Verduidelijking van de werking C-OSS en aanpassing paragraaf m.b.t.
Versies
5 / 96 Netverklaring 2016
-
-
3
12.12.2014
relaties België-Duitsland/Duitsland-België. 4.3.2.1.2 In de lopende dienstregeling te programmeren rijpadaanvragen: Opsplitsing van de categorie « Gewoon en buitengewoon vervoer zonder beperkingen » in twee categorieën: « Commerciële snelheid =< 60 km/u » en « Commerciële snelheid > 60 km/u ». Toevoeging van voetnoten aan de tabel. 6.6.2 Toegewezen en niet gebruikte capaciteit: Verwijderen van de alinea betreffende informatica applicaties voor de dienst Your Moves.
In de netverklaring werd de structuur licht aangepast, om een logischere opbouw te bekomen. Bepaalde titels en nummering werden gewijzigd. Deze wijzigingen zijn niet zichtbaar in track changes. De punten waarvan de inhoud wel werd gewijzigd zijn de volgende: -
-
-
-
-
Punt 1.5.2 Verantwoordelijkheid: Toevoeging van een punt m.b.t. de verantwoordelijkheid voor informatie van derden Punt 1.5.3.4 Beslissingen omtrent bepaalde betwistingen betreffende de prestatieregeling: Toevoeging van een nieuw punt Punt 1.9.1: Wijziging van telefoonnummer Punt 1.9.3: Toevoeging van de contactgegevens van de nieuwe minister van Mobiliteit Punt 1.9.4: Toevoeging van de contactgegevens van een nieuwe contactpersoon bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Punt 2.1 Inleiding: Herformulering van het punt Punt 2.2.1.1 Vergunning: Aanpassing van een zin Punt 2.2.1.2 Veiligheidscertificaat: Verduidelijking van deel A en van deel B en aanpassing van het Koninklijk besluit Punt 2.2.3 Verantwoordelijkheden en dekking van verantwoordelijkheden: Toevoeging van verwijzing naar KB en de Spoorcodex Punt 2.4.3.2: Plaatselijke protocollen: Toevoeging van informatie omtrent ritten buiten rijpad Punt 2.8: Certificering van het rollend materieel: Toevoeging van een Koninklijk besluit Punt 3.3.2.2.1 Toegelaten lasten: Terziening van tekst Punt 4.1 Inleiding: Toevoegen van overzichtstabel Punt 4.3 Procedure voor de rijpaden: Verwijzing naar de capaciteitsovereenkomst Punt 4.3.1 Indiening van de rijpadaanvraag: Verduidelijking van dit punt Punt 4.3.2 Toewijzing van de rijpaden: Herformuleren van de werkwijze voor internationale treinnummers voor de relaties Duitsland-België/België-Duitsland en verder Punt 4.3.3 Wijziging van de rijpadaanvraag: Wijziging van dit punt Punt 4.5.1.1.2 De jaarlijkse planning opgelegd door
Versies
6 / 96 Netverklaring 2016
-
4
28.08.2015
RailNetEurope en punt 4.5.2.1.1 Aanvraag buiten termijn voor de volgende dienstregeling: Aanpassing van data voor de dienstregeling 2016 Punt 4.5.2.1.2 In de lopende dienstregeling te programmeren rijpadaanvragen: Toevoeging van voetnoot Punt 4.6.2 Systeem voor de administratieve regeling van geschillen: Herformulering van dit punt Punt 5.4.6 Prestaties buiten de openingsuren: Toevoeging van het occasionele karakter van de dienst Punt 6.1 Principes van tarificatie: Verduidelijking van de administratieve kosten Punt 6.1.2.5.2 De administratieve kosten voor de reservatie van lokale capaciteit (AKC): Verduidelijking van het punt Punt 6.3.2.4 Het rangeerrecht (RR): Toevoeging van de nieuwe formule Punt 6.6.2 Toegewezen en niet gebruikte capaciteit: Hertoevoeging van het principe
Wijzingen naar aanleiding van de wet van 15 juni 2015 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex: - Punt 2.2.2 Kandidaten niet spoorwegondernemingen en punt 2.4.2 Capaciteitsovereenkomst: kandidaten kunnen capaciteit aanvragen op de volledige Belgische spoorinfrastructuur: kandidaten kunnen voortaan capaciteit aanvragen op de volledige Belgische spoorinfrastructuur. Andere wijzigingen: - Punt 1.3 Wettelijk kader: Wijziging van de link naar het reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID). - Punt 1.9 Contacten Infrabel: Toevoeging van gebouwnummers in de postadressen van Infrabel en nieuwe e-mailadressen voor de Areas (in geval van werken) en toevoeging van het contactpunt voor tractieenergie. - Punt 1.9.3 Minister van Mobiliteit: wijziging van adres en telefoonnummer. - Punt 1.9.4 Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer: nieuwe directeur a.i. voor de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van het Spoor (DVIS). - Punt 1.9.6 Corridor One-Stop-Shop (C-OSS): toevoeging van contactpersoon C-OSS voor RFC8. - Punt 1.10 Goederencorridors: Wijziging van linken naar de websites van de Rail Freight Corridors. - Punt 2.4.3.2 Plaatselijke protocollen: toevoeging van het KB van 23 mei 2013 en herformulering van de tekst. - Punt 3.3.2.1 Vrijeruimteprofiel : toevoeging van informatie betreffende de gabarieten.
Versies
7 / 96 Netverklaring 2016
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Punt 3.3.2.6 Elektrische infrastructuur van Infrabel: wijziging van titel. Punt 3.3.3.3 Communicatiesystemen: toevoeging van informatie betreffende het gebruik van het GSM-R netwerk voor andere doeleinden dan veiligheidscommunicatie. Punt 4.6.1.1 Rijpaden: toevoeging van informatie betreffende de coördinatie tussen de infrastructuurbeheerders voor capaciteitsaanvragen om een internationaal rijpad te vormen en verduidelijking van wanneer de infrastructuurbeheerder een infrastructuursectie overbelast verklaart. Punt 4.7.1.3 Weerslag van de werken op de toegewezen capaciteit: versoepeling van de regels. Punt 4.10 Bijzondere maatregelen bij storing: versoepeling van de regels. Punt 5.2 Minimumdiensten: toevoeging van de informatie betreffende het transport en distributie van de tractiestroom. Punt 5.3.1 Terminals voor het reizigersvervoer: toevoeging van informatie van de dienstverlening van NMBS voor internationale spoorwegondernemingen. Punt 5.3.4 Installaties voor onderhoud: toevoeging van informatie van de dienstverlening van NMBS voor internationale spoorwegondernemingen. Punt 5.4.1 De levering van de tractiestroom: toevoeging van informatie over de opsplitsing van het product Your Power in een minimumdienst en een aanvullende dienst. Punt 5.5.3 De technische keuring van het rollend materieel: toevoeging van informatie betreffende de verantwoordelijkheid van de infrastructuurbeheerder. Punt 6.1.1 De minimumdiensten: toevoeging van de informatie betreffende het transport en distributie van de tractiestroom. Punt 6.1.2 Toegang via het spoor tot de voorzieningen zoals vermeld in punt 5.3: verduidelijking van het verschil tussen de producten Your Moves en Your Shunts. Punt 6.3.1 De minimumdiensten: toevoeging van informatie over de prijszetting van de transport en distributie van tractiestroom. Punt 6.3.2 Toegang via het spoor tot de voorzieningen: verduidelijking van het verschil tussen de producten Your Moves en Your Shunts. Punt 6.3.2.2.1 Het rangeerrecht (RR): herinvoering van de oorspronkelijke formule van het rangeerrecht naast de nieuwe formule van het rangeerrecht en toevoeging aan de parameter « Trein » dat het betrekking heeft op effectieve
Versies
Format
Format
Format
Format
Format
Format
Format
8 / 96 Netverklaring 2016
treinen exclusief losse ritten.
Format cm
Versies
9 / 96 Netverklaring 2016
INHOUDSTAFEL VERSIES __________________________________________________________ 3 INHOUDSTAFEL ___________________________________________________ 10 1 . ALGEMENE INFORMATIE ________________________________________ 15 1.1 Inleiding ___________________________________________________________ 15 1.2 Doelstelling ________________________________________________________ 16 1.3 Wettelijk kader ______________________________________________________ 16 1.4 Documenten en applicaties ___________________________________________ 17 1.5 Juridisch statuut ____________________________________________________ 17 1.5.1 Algemene opmerkingen __________________________________________________ 17 1.5.2 Verantwoordelijkheid ____________________________________________________ 17 1.5.3 Beroep _______________________________________________________________ 18 1.6 Structuur van de NV _________________________________________________ 19 1.7 Geldigheidsperiode en wijzigingen _____________________________________ 19 1.7.1 Geldigheidsperiode ______________________________________________________ 19 1.7.2 Actualisatie ____________________________________________________________ 19 1.8 Publicatie van de NV _________________________________________________ 19 1.9 Contacten __________________________________________________________ 20 1.9.1 Infrabel _______________________________________________________________ 20 1.9.2 Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal ___________________________________________________________ 22 1.9.3 Minister van Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen ________________________________________________________________ 22 1.9.4 Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ________________________________ 22 1.9.5 Omringende Infrastructuurbeheerders _______________________________________ 23 1.9.6 Corridor One-Stop-Shop (C-OSS) __________________________________________ 24
1.10 Goederencorridors (Rail Freight Corridors) _____________________________ 25 1.11 RailNetEurope – Internationale samenwerking tussen de infrastructuurbeheerders ____________________________________________ 26 1.11.1 One-Stop-Shop Infrabel _________________________________________________ 26 1.11.2 RNE Applicaties _______________________________________________________ 27 1.12 Glossarium ________________________________________________________ 27
Inhoudstafel
10 / 96 Netverklaring 2016
2 . VOORWAARDEN OM EEN CAPACITEITSAANVRAAG IN TE DIENEN EN TOEGANGSVOORWAARDEN ________________________________________ 28 2.1 Inleiding ___________________________________________________________ 28 2.2 Voorwaarden om capaciteit aan te vragen _______________________________ 28 2.2.1 Kandidaten spoorwegondernemingen _______________________________________ 28 2.2.2 Kandidaten niet spoorwegondernemingen ____________________________________ 30 2.3 Toegang tot de infrastructuur _________________________________________ 30 2.3.1 Te vervullen vereisten om toegang te verkrijgen tot de infrastructuur _______________ 30 2.3.2 Houders van een toegangsrecht ___________________________________________ 30 2.3.3 Verantwoordelijkheden en dekking van verantwoordelijkheden ____________________ 31 2.4 Algemene voorwaarden ______________________________________________ 31 2.4.1 Kaderovereenkomst _____________________________________________________ 31 2.4.2 Capaciteitsovereenkomst _________________________________________________ 32 2.4.3 Toegangscontracten _____________________________________________________ 32 2.5 Operationele regels __________________________________________________ 34 2.6 Buitengewoon vervoer _______________________________________________ 34 2.7 Vervoer van gevaarlijke goederen ______________________________________ 35 2.8 Certificering van het rollend materieel __________________________________ 35 2.9 Certificering van het boordpersoneel en van de treinbestuurders ___________ 36
3 . INFRASTRUCTUUR ______________________________________________ 37 3.1 Inleiding ___________________________________________________________ 37 3.2 Omvang van het net _________________________________________________ 37 3.2.1 Limieten ______________________________________________________________ 37 3.2.2 Verbonden netten _______________________________________________________ 38 3.2.3 Andere informatie _______________________________________________________ 38 3.3 Beschrijving van het net ______________________________________________ 38 3.3.1 Geografische beschrijving ________________________________________________ 38 3.3.2 Karakteristieken ________________________________________________________ 38 3.3.3 Systemen van verkeerscontrole en communicatiesystemen ______________________ 41 3.4 Verkeersbeperkingen ________________________________________________ 42 3.4.1 Gespecialiseerde infrastructuur ____________________________________________ 42 3.4.2 Milieubeperkingen ______________________________________________________ 42 3.4.3 Gevaarlijke goederen ____________________________________________________ 43 3.4.4 Tunnels met beperkingen _________________________________________________ 43 3.4.5 Bruggen met beperkingen ________________________________________________ 43 3.5 Beschikbaarheid van de infrastructuur __________________________________ 43 3.6 Dienstenfaciliteiten __________________________________________________ 43 3.6.1 Terminals voor het reizigersverkeer _________________________________________ 43
Inhoudstafel
11 / 96 Netverklaring 2016
3.6.2 Terminals voor het goederenverkeer ________________________________________ 3.6.3 Bundels voor het vormen, het rangeren en het uitwijken van de treinen _____________ 3.6.4 Installaties voor onderhoud _______________________________________________ 3.6.5 Technische uitrusting van de installaties _____________________________________ 3.6.6 Tankvoorzieningen ______________________________________________________
43 44 44 44 44
3.7 Ontwikkeling van de infrastructuur _____________________________________ 44
4 . TOEWIJZING VAN DE CAPACITEIT ________________________________ 46 4.1 Inleiding ___________________________________________________________ 46 4.2 Betrokken organismen _______________________________________________ 47 4.2.1 Kandidaten ____________________________________________________________ 47 4.2.2 De infrastructuurbeheerder ________________________________________________ 47 4.2.3 Corridor One-Stop-Shop __________________________________________________ 47 4.2.4 Het toezichthoudende orgaan – de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal ___________________________________ 47
4.3 Procedure voor de rijpaden ___________________________________________ 48 4.3.1 Indiening van de rijpadaanvraag ___________________________________________ 48 4.3.2 Toewijzing van de rijpaden ________________________________________________ 50 4.3.3 Wijziging van de rijpadaanvraag ____________________________________________ 50 4.3.4 Schorsing of intrekking van de rijpaden ______________________________________ 51 4.3.5 Annulatie van de rijpaden _________________________________________________ 51 4.4 Procedure voor de lokale capaciteit ____________________________________ 51 4.4.1 Indiening van de aanvragen voor lokale capaciteit ______________________________ 51 4.4.2 Toewijzing van lokale capaciteit ____________________________________________ 53 4.4.3 Wijziging van lokale capaciteit _____________________________________________ 54 4.4.4 Schorsing of wijzigen van lokale capaciteit____________________________________ 54 4.4.5 Annulatie van lokale capaciteit _____________________________________________ 54 4.5 Kalender voor de aanvragen van capaciteit en toewijzingsprocedure ________ 55 4.5.1 Planning voor het opstellen van de dienstregeling ______________________________ 55 4.5.2 Planning voor de aanvragen van capaciteit buiten de procedure voor het opstellen van de dienstregeling ______________________________________________________________ 57
4.6 Toewijzingsprocedure _______________________________________________ 61 4.6.1 Coördinatieprocedure ____________________________________________________ 61 4.6.2 Systeem voor de administratieve regeling van geschillen ________________________ 63 4.6.3 Overbelaste zones: definitie, prioriteitscriteria en toewijzingsprocedure in die zones ___ 63 4.6.4 Impact van de kaderovereenkomsten________________________________________ 65 4.7 Toewijzing van capaciteit voor onderhoud, vernieuwing en verbeteringen ____ 65 4.7.1 Rijpaden ______________________________________________________________ 65 4.7.2 Lokale capaciteit ________________________________________________________ 66 4.8 Maatregelen wegens niet-gebruik ______________________________________ 67 4.9 Buitengewoon vervoer en vervoer van gevaarlijke goederen________________ 67 4.9.1 Buitengewoon vervoer ___________________________________________________ 67
Inhoudstafel
12 / 96 Netverklaring 2016
4.9.2 Vervoer van gevaarlijke goederen __________________________________________ 67
4.10 Bijzondere maatregelen bij storing ____________________________________ 67
5 . DIENSTEN _____________________________________________________ 69 5.1 Inleiding ___________________________________________________________ 69 5.2 De minimumdiensten ________________________________________________ 70 5.3 Toegang tot de voorzieningen en het verlenen van diensten ________________ 71 5.3.1 Terminals voor het reizigersverkeer _________________________________________ 71 5.3.2 Terminals voor het goederenverkeer ________________________________________ 71 5.3.3 Bundels voor het vormen, het rangeren en het uitwijken van de treinen _____________ 71 5.3.4 Installaties voor onderhoud _______________________________________________ 71 5.3.5 Technische uitrusting van de installaties _____________________________________ 71 5.3.6 Tankvoorzieningen ______________________________________________________ 72 5.3.7 Gebruik van elektrische voedingsinstallaties ten behoeve van de tractie _____________ 72 5.4 De aanvullende diensten _____________________________________________ 74 5.4.1 De levering van tractiestroom ______________________________________________ 74 5.4.2 Brandstofbevoorrading ___________________________________________________ 75 5.4.3 De diensten voor treinen: het voorverwarmen van passagierstreinen, levering van water, … _________________________________________________________________________ 75 5.4.4 Rangeringen en andere diensten die worden verstrekt in de in punt 5.3 genoemde installaties _________________________________________________________________ 75 5.4.5 Diensten voor buitengewoon vervoer en gevaarlijke goederen ____________________ 75 5.4.6 Prestaties buiten de openingsuren __________________________________________ 76 5.4.7 Andere aanvullende diensten ______________________________________________ 76
5.5 De ondersteunende diensten __________________________________________ 76 5.5.1 Toegang tot het telecommunicatienetwerk ____________________________________ 76 5.5.2 De levering van aanvullende informatie ______________________________________ 76 5.5.3 De technische keuring van het rollend materieel _______________________________ 76
6 . HEFFINGEN ____________________________________________________ 77 6.1 Principes van tarificatie ______________________________________________ 77 6.1.1 De minimumdiensten ____________________________________________________ 80 6.1.2 Toegang via het spoor tot de voorzieningen zoals vermeld in punt 5.3 ______________ 81 6.1.3 De diensten vermeld onder punt 5.3_________________________________________ 82 6.1.4 Aanvullende diensten ____________________________________________________ 82 6.1.5 Ondersteunende diensten ________________________________________________ 83 6.1.6 Heffing in geval van overbelasting __________________________________________ 84 6.2 Samenstelling van de heffing __________________________________________ 84 6.3 Tarificatie __________________________________________________________ 85 6.3.1 De minimumdiensten ____________________________________________________ 85 6.3.2 Toegang via het spoornet tot de voorzieningen ________________________________ 85 6.3.3 Levering van de diensten vermeld onder punt 5.3 ______________________________ 89
Inhoudstafel
13 / 96 Netverklaring 2016
6.3.4 De aanvullende diensten _________________________________________________ 89 6.3.5 Ondersteunende diensten ________________________________________________ 90
6.4 Prestatieregeling ____________________________________________________ 90 6.5 Wijzigingen van de gebruiksheffing ____________________________________ 91 6.6 Modaliteiten voor het innen van de gebruiksheffing _______________________ 92 6.6.1 Voorafbetaling van de gevraagde capaciteit___________________________________ 92 6.6.2 Toegewezen en niet gebruikte capaciteit _____________________________________ 92 6.6.3 Facturatie _____________________________________________________________ 92 6.7 Waarborg __________________________________________________________ 93 6.8 Diabolo – passagiervergoeding – bijdrage van de spoorwegondernemingen __ 93 6.8.1 Passagiervergoeding ____________________________________________________ 93 6.8.2 Bijdrage van de spoorwegondernemingen ____________________________________ 93
7 . BIJLAGEN _____________________________________________________ 95
Inhoudstafel
14 / 96 Netverklaring 2016
Form Aria Colo
1.
Form + Le 1, 2, Alig 0 cm
ALGEMENE INFORMATIE 1.1 Inleiding Infrabel is een naamloze vennootschap van publiek recht. Zijn missie wordt vastgelegd in een beheerscontract met de federale overheid en bestaat uit opdrachten van openbare dienstverlening. Binnen het Europese spoornet wil Infrabel bijdragen tot een duurzame mobiliteit ten dienste van de Belgische economische en sociale ontwikkeling. Als Belgische infrastructuurbeheerder (IB) biedt Infrabel zijn klanten een competitieve en kwalitatieve spoorinfrastructuur aan, aangepast aan hun behoeften. Naast het dagelijks beheer, het onderhoud en de verdere ontwikkeling van de infrastructuur, staat Infrabel ook in voor de regeling en de veiligheid van alle treinverkeer. De wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex (artikels 20 tot 22) geeft de opdracht aan de infrastructuurbeheerder om de netverklaring (NV) op te stellen en te publiceren, na raadpleging van het toezichthoudende orgaan, de kandidaten (zie definitie in bijlage A.1) en de spoorwegondernemingen die het net gebruiken. Aan de hand van het onderstaande organigram wordt de positie van Infrabel in de Belgische spoorwegsector voorgesteld:
In dit eerste hoofdstuk wordt de doelstelling van de netverklaring toegelicht.
Algemene informatie
15 / 96 Netverklaring 2016
1.2 Doelstelling Het doel van dit document is het verstrekken van informatie over de toegang tot en het gebruik van de spoorweginfrastructuur aan kandidaten, geïnteresseerd in het transport van goederen en/of reizigers, en aan spoorwegondernemingen die op het Belgische spoornet rijden. De NV bevat de belangrijkste informatie van de nationale wetgeving die de Europese richtlijnen met betrekking tot de spoorwegen omzet.
1.3 Wettelijk kader De NV is gebaseerd op de onderstaande geconsolideerde regelgeving: ─ Verordening 913/2010 van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer; ─ Richtlijn 2004/49 van 29 april 2004 betreffende de veiligheid van de spoorwegen in de Gemeenschap; ─ Richtlijn 91/440/EEG van 29 juli 1991, betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, Richtlijn 95/18/EG van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en Richtlijn 2001/14/EG van 26 februari 2001 betreffende de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidcertificering, die worden gewijzigd door de Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte; ─ Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de hierboven genoemde Richtlijnen (met name de Technische Specificaties van Interoperabiliteit); ─ Wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex (hierna Spoorcodex) en de bijhorende Koninklijke Besluiten en Ministriële Besluiten; ─ Verschillende reglementeringen opgesteld door Infrabel, de UIC, … Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle bronnen waarop het juridisch kader betrekking heeft: Wettelijk kader Verordeningen, richtlijnen en gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen (met name de Technische Specificaties van Interoperabiliteit (TSI)) Wetten, Koninklijke Besluiten (KB) en Ministeriële Besluiten (MB) Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) Fiches Union Internationale des Chemins de fer (UIC)
Consultatieadressen Europese recht: http://Eur-lex.europa.eu/nl/index.htm
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer: www.mobilit.belgium.be of Belgisch Staatsblad: www.just.fgov.be Intergovernmental Organisation for International Carriage by Rail (OTIF): http://www.otif.org/en/publications/rid-2015.html Union Internationale des Chemins de fer : www.uic.org Om deze documenten te kunnen consulteren, dienen de kandidaten een aanvraag te richten aan de UIC.
Algemene informatie
Form
Field
Form
16 / 96 Netverklaring 2016
1.4 Documenten en applicaties Documenten en applicaties
Consultatieadressen
Documenten en toepassingen op de Business Corner van Infrabel: ─ VeiligheidsVoorschriften betreffende de Exploitatie van de SpoorwegInfrastructuur – VVESI (Rubriek Reglementering van de Business Corner) ─ Plaatselijke procollen - deel 1 (Rubriek Klanteninfo van de Business Corner) ─ Schematische Seininrichtingsplannen – SSP, lengteprofielen (Draw In), ─ Werken met betrekking tot de infrastructuur (Work In), ─ Reservatie van rijpaden (Book In), ─ Reservatie van lokale capaciteit (Shunt In), ─ … Toepassingen van RailNetEurope: ─ Path Coordination System (PCS): aanvragen en afstemmen van internationale rijpaden. ─ Charging Information System (CIS): inschatten van de gebruiksvergoeding en tariefinformatie. ─ Train Information System (TIS): opvolgen van real time trajecten van de internationale treinen.
Infrabel: www.infrabel.be De kandidaten kunnen al deze documenten en toepassingen consulteren en gebruiken op de Business Corner. Op deze beveiligde website, te bereiken via www.infrabel.be, kunnen rijpaden online gereserveerd worden, reglementen en administratieve documenten gedownload worden, transportgegevens en facturen geconsulteerd worden,.. Om gebruik te maken van de Business Corner dienen de kandidaten een aanvraag te richten tot hun key account.
RailNetEurope: www.rne.eu Om gebruik te maken van deze toepassingen moeten er toegangscodes gevraagd worden aan RailNetEurope.
1.5 Juridisch statuut 1.5.1 Algemene opmerkingen De netverklaring is een document waarin op gedetailleerde wijze de beschrijving van het net, de algemene verkeersregels, de termijnen, de procedures en de criteria in verband met de regelingen voor de heffing van gebruiksrechten en de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit zijn vastgelegd. Dit document bevat verder alle andere gegevens die nodig zijn om de aanvragen voor spoorweginfrastructuurcapaciteit in te dienen. De NV is opgesteld ten behoeve van de kandidaten, de gebruikers en iedere andere betrokken partij.
1.5.2 Verantwoordelijkheid Bepaalde in deze NV verstrekte gegevens kunnen evolueren in functie van de omzetting van de Europese richtlijnen in Belgische wetgeving. Het is echter vastgelegd dat de wettelijke of reglementaire
Algemene informatie
17 / 96 Netverklaring 2016
teksten die goedgekeurd worden na de publicatie van de NV, automatisch van toepassing zijn volgens hun modaliteiten zonder de noodzakelijke actualisering van de NV. De infrastructuurbeheerder verbindt zich er echter toe om binnen een maand na hun publicatie de NV aan te passen bij elke wijziging aan de wetgevende of regelgevende teksten. Als er ondanks de inspanningen van de infrastructuurbeheerder om correcte informatie te verstrekken, verschillen zouden blijken te bestaan met de regelgeving, dan is deze laatste doorslaggevend. De infrastructuurbeheerder zal er in het bijzonder over waken om zo snel mogelijk elke gemelde fout recht te zetten zonder enig ander gevolg voor hem. De infrastructuurbeheerder is niet verantwoordelijk voor de informatie in de netverklaring die wordt aangeleverd door derden. De NV wordt in het Nederlands, Frans, Duits en Engels opgesteld. In geval van verschil of interpretatiemoeilijkheden tussen de verschillende versies, zijn enkel de Franstalige en de Nederlandstalige versie doorslaggevend.
1.5.3 Beroep 1.5.3.1 Administratief beroep Conform art. 62§5 van de Spoorcodex, teneinde zijn opdracht inzake de behandeling van klachten te vervullen, kunnen bij het toezichthoudende orgaan (Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal, adres: zie punt 1.9.2) schriftelijke klachten worden ingediend door middel van aangetekende zendingen vanwege alle spoorwegondernemingen, alle kandidaten en de infrastructuurbeheerder wanneer zij denken het slachtoffer te zijn van een oneerlijke behandeling, van een discriminatie of van elk ander nadeel met betrekking tot: ─ ─ ─ ─ ─ ─
de netverklaring of de criteria die erin zijn opgenomen ; de toewijzingsprocedure voor infrastructuurcapaciteit en haar resultaten ; het tariferingssysteem, de hoogte of de structuur van heffingen voor het spoorweginfrastructuurgebruik ; de in artikelen 5, 6, 7, 1° en 3°, 8 en 9 opgenomen bepalingen inzake toegang tot de spoorweginfrastructuur ; de in artikel 9/1 opgenomen bepalingen in de Spoorcodex inzake toegang tot dienstinstallaties ; de uitvoering van de eeuwigdurende erfdienstbaarheid bedoeld in artikel 156quater§1 van de wet van 21 maart 1991.
Het administratief beroep schorst de aangevochten beslissing niet, behoudens andersluidende, gemotiveerde beslissing van het toezichthoudende orgaan op verzoek van de klagende partij. 1.5.3.2 Geschillen inzake toewijzing infrastructuurcapaciteit Op verzoek van een kandidaat of de infrastructuurbeheerder neemt de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal (coördinaten zie punt 1.9.2) binnen de tien werkdagen een beslissing over elk geschil inzake de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit (art. 62§4 van de Spoorcodex) teneinde zijn opdracht inzake het administratief afhandelen van geschillen te vervullen. De te respecteren procedure is beschreven in het KB van 21 maart 2007 ( art. 2 t.e.m. art. 5).
Algemene informatie
18 / 96 Netverklaring 2016
1.5.3.3 Bepaling in hoofdzaak van het reizigersvervoer in het geval van « cabotage » Teneinde zijn controleopdracht te vervullen, bepaalt het toezichthoudende orgaan, naar aanleiding van een verzoek van de minister, de minister die een in een openbaredienstcontract omschreven passagiersvervoerdienst per spoor heeft gegund of de belanghebbende spoorwegondernemingen, of een passagiersvervoerdienst in hoofdzaak bedoeld is om passagiers tussen stations in verschillende lidstaten te vervoeren (artikel 62§3 van de Spoorcodex en artikel 10 van het KB van 19 mei 2009). Voor meer informatie zie punt 4.3.1.1. 1.5.3.4 Beslissingen omtrent bepaalde betwistingen betreffende de prestatieregeling Het toezichthoudende orgaan beslist over de betwistingen die hem werden voorgelegd door de infrastructuurbeheerder voor wat betreft de toewijzing van het aantal minuten vertraging in het kader van de prestatieregeling. Voor meer informatie zie punt 6.4.
1.6 Structuur van de NV De structuur en de inhoud van de NV, die bepaald worden door de Europese richtlijnen, werden verfijnd en opgelijst door RailNetEurope (RNE, zie punt 1.11) in het document « Network Statement Common Structure ». Dit document wordt jaarlijks herzien. De laatste versie dateert van 10/03/2015 en is beschikbaar op de website www.rne.eu. Het is aanbevolen dat elke Europese infrastructuurbeheerder deze structuur aanneemt om de uitwisseling van informatie over het internationale goederen- of reizigersverkeer te vergemakkelijken voor alle geïnteresseerde partijen.
1.7 Geldigheidsperiode en wijzigingen 1.7.1 Geldigheidsperiode Deze NV geldt voor de dienstregelingperiode van zondag 13 december 2015 tot zaterdag 10 december 2016.
1.7.2 Actualisatie De infrastructuurbeheerder raadpleegt de kandidaten, de spoorwegondernemingen die op de Belgische spoorweginfrastructuur rijden en het toezichthoudende orgaan over het ontwerp van NV ten laatste twee maanden voor de uiterste datum van publicatie. Zij beschikken over een termijn van één maand om hun bevindingen te formuleren. Bovendien, wordt de netverklaring geactualiseerd door de infrastructuurbeheerder. Elke wijziging aan de NV zal in de loop van het jaar worden aangekondigd op de website www.infrabel.be en op de pagina Versies van de NV. Daarenboven zullen de spoorwegondernemingen, de kandidaten en het toezichthoudende orgaan per brief of per e-mail worden verwittigd bij elke belangrijke wijziging.
1.8 Publicatie van de NV De netverklaring wordt gepubliceerd ten laatste 4 maanden vóór de door de infrastructuurbeheerder vastgelegde uiterste datum van de capaciteitsaanvragen voor de spoorweginfrastructuur (zie punt 4.5.1). De publicatie van de NV wordt aangekondigd door een bericht in het Belgisch Staatsblad. De NV kan gratis elektronisch worden geraadpleegd (www.infrabel.be).
Algemene informatie
19 / 96 Netverklaring 2016
1.9 Contacten 1.9.1 Infrabel Bevoegdheid
Verantwoordelijk bureau
Algemene contacten NV
Bureau I-TMS.412
Account management
Bureau I-TMS.411
Rijpadaanvragen en aanpassingen van de dienstregeling op Lange Termijn (LT)
Bureau I-TMS.541
Coördinaten Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.412 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel Tel: + 32 2 432 28 23 E-mail:
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.411 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel Tel: + 32 2 432 57 06 E-mail:
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.541 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel
Field
Form
Form
Form
Form
Goederen Tel: + 32 2 432 28 46 E-mail:
[email protected]
Aanpassingen van de dienstregeling op Korte Termijn (KT) en rijpadaanvragen voor buitengewone vervoeren
Bureau I-TMS.543
Aanpassingen van de dienstregeling in Real-Time (RT)
Bureau I-TMS.661
Werken
Bureau I-TMS.53
Form
Reizigers Tel: + 32 2 432 29 11 E-mail :
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.543 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel Fax: + 32 2 525 32 51 E-mail:
[email protected] [email protected] (buitengewoon vervoer) Directie Traffic Management & Services 10-06 I-TMS.661 Barastraat 110 B-1070 Brussel Fax: + 32 2 525 41 28 E-mail:
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.53 Fonsnylaan, 13 B-1060 Brussel E-mail:
[email protected] [email protected]
Algemene informatie
Form
Form
Field
Form
Form
Form
Form
Form
Form 10 pt Auto
Form 0 cm spac
Form 10 pt
20 / 96 Netverklaring 2016
Field
Bevoegdheid
Verantwoordelijk bureau
Lokale capaciteit: algemene zaken en annuleren van lokale capaciteit
Bureau I-TMS.544
Lokale capaciteit: aanverwante spoorwegondernemingen (ASO)
Operational Planning
Gebruiksheffingen
Bureau I-TMS.421
Organisatie van de buitengewone vervoeren: Studies en toelatingen
Bureau I-TMS.424
One-Stop-shop (OSS) Infrabel
Bureau I-TMS.542
Arbitration
Bureau I-TMS.01
Coördinaten
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.544 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel E-mail:
[email protected] E-mail :
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.421 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel E-mail :
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.424 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel E-mail:
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.542 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel Tel: + 32 2 432 57 19 E-mail:
[email protected] Directie Traffic Management & Services 10-30 I-TMS.01 Fonsnylaan 13 B-1060 Brussel Tel: + 32 2 432 29 56 E-mail:
[email protected]
Algemene informatie
Form
Form
Form
Form 10 pt
Form 10 pt
Form
Field
Field
Form (Ger
Field
21 / 96 Netverklaring 2016
Tractie-energie
Directie Asset Management 10-40 I-AM.24 Frankrijkstraat 85 B-1060 Brussel Tel: + 32 2 525 27 66 E-mail:
[email protected]
Bureau I-AM.24
Form
Form
Form
Form
1.9.2 Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de
Field
Luchthaven Brussel-Nationaal
Form (Ger
Contactpersoon Dhr. Serge DRUGMAND, directeur
Coördinaten
Form
Kruidtuinlaan 50 bus 72 B-1000 Brussel Tel: + 32 2 277 45 22 www.regul.be E-mail:
[email protected]
1.9.3 Minister van Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen Contactpersoon Mevr. Jacqueline GALANT
Coördinaten E. Blérotstraat 1 (9de verdieping) B-1070 Brussel
Form
Tel: + 32 2 238 28 00
1.9.4 Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Bevoegdheid Algemene diensten
Contactpersoon Dhr. Laurent LEDOUX, Voorzitter van het Directiecomité
Coördinaten City Atrium Vooruitgangstraat, 56 B-1210 Brussel Tel: + 32 2 277 31 11 E-mail:
[email protected]
Vergunningen
Dhr. Joannes Peeters
City Atrium Vooruitgangstraat, 56 B-1210 Brussel Directoraat-generaal Duurzame Ontwikkeling en spoorbeleid – Directie Spoorbeleid Tel: Fax:
+ 32 2 277 36 36 + 32 2 277 40 47
E-mail:
[email protected]
Algemene informatie
22 / 96 Netverklaring 2016
Veiligheidscertificaten, certificering van het personeel en van het rollend materieel
Mevr. Natalie UYTERHAEGEN, directeur a.i.
City Atrium Vooruitgangstraat, 56 B-1210 Brussel Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van het Spoor (DVIS) Tel: + 32 2 277 39 10 E-mail:
[email protected]
Form (Ger
1.9.5 Omringende Infrastructuurbeheerders Informatie over de spoorweginfrastructuur van de omringende landen maakt eveneens het onderwerp uit van een netverklaring. Deze kan u verkrijgen op de volgende adressen: Land Nederland
Duitsland
Infrastructuurbeheerder
Coördinaten ProRail B.V. www.prorail.nl http://www.prorail.nl/vervoerders/netverklaring
Field
Keyrail BV www.keyrail.nl http://www.keyrail.nl/servicedesk/servicedesk_item/t/netverklari ng_betuweroute
Field
Field
DB Netz AG www.dbnetz.de
Field
http://fahrweg.dbnetze.com/fahrwegen/start/network_access/network_statement/ Luxemburg
Frankrijk
Administration des Chemins de Fer www.mt.public.lu http://www.mt.public.lu/ministere/services/direction_chemins_f er/ACF/Document_reference/index.html
Field
SNCF Réseau www.rff.fr http://www.rff.fr/fr/mediatheque/textes-de-reference-francais45/document-de-reference-du-reseau/
Field
Field
Via onderstaande website kan u de netverklaringen van de leden van RailNetEurope terugvinden: http://www.rne.eu/members-network.html. De contactgegevens voor het aanvragen van treinnummers voor extra treinen op de relaties van Duitsland-België/België-Duitsland (regio Duisburg) zijn de volgende:
Algemene informatie
23 / 96 Netverklaring 2016
Contact Trassenanmeldung RB West (I.NMW-F)
Coördinaten Tel:
+ 49 203 3017 1539
E-mail:
[email protected]
Field
E-mail en telefoon 24u / 24u
1.9.6 Corridor One-Stop-Shop (C-OSS) Bevoegdheid RFC 1 Rhine-Alpine
Contactpersoon Mevrouw Pia ERLENKÄMPER
Coördinaten Corridor One-Stop-Shop Mainzer Landstraße 203 D-60326 Frankfurt am Main Tel. : + 49 69 265 26 771 Mobile: + 49 151 1478 34 13 Fax : + 49 69 625 30 503 E-mail :
[email protected] http://www.corridor-rhine-alpine.eu/c-oss.html
RFC 2 North SeaMediterranean
Dhr. Thomas VANBEVEREN
Field
Field
Corridor One-Stop-Shop 10-30 I-TMS.501 Avenue Fonsny 13 B-1060 Bruxelles
Form
Tel. : + 32 2 432 28 08 Mobile : + 32 492 91 49 76
RFC 8 North Sea Baltic
Dhr. Florian MUELLER.
E-mail:
[email protected] http://www.rfc-northsea-med.eu/pages/one-stop-shop Corridor One-Stop-Shop Mainzer Landstraße 201-203 D-60326 Frankfurt am Main
Field
Tel.: + 49 69 265 26 778 Mobile: + 49 160 97429893 Fax.: + 49 69 265 30 503
Form
E-mail:
[email protected] http://www.rfc8.eu/c-oss
Form (Ger
Form Aria
Form Aria
Form cm, C
Form 10 pt
De coördinaten van de One-Stop-Shop Infrabel kunnen worden teruggevonden onder punt 1.9.1.
Form
Form
Algemene informatie
24 / 96 Netverklaring 2016
1.10 Goederencorridors (Rail Freight Corridors) In 2010 hebben het Europese Parlement en de Raad de regels voor de totstandbrenging en de organisatie van internationale spoorwegcorridors voor het goederenvervoer vastgelegd met het oog op de ontwikkeling van een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer. Het doel van de EU-Verordening 913/2010 is om betrouwbare en kwalitatief goede goederenvervoerdiensten per spoor aan te bieden om zo met de andere vervoersmodi te kunnen concurreren. Om dit doel te bereiken heeft de Europese Unie 9 internationale goederencorridors (Rail Freight Corridors – RFC) geïdentificeerd. Bij de onderstaande internationale goederencorridors is Infrabel betrokken, aangezien deze België doorkruisen:
RFC
Lidstaten
Hoofdtraject
Totstandbrenging van goederencorridors
RhineAlpine
NL, BE, DE, IT
Zeebrugge-Antwerpen/Amsterdam/Vlissingen+/RotterdamDuisburg-[Basel]-Milano-Genova
10 november 2013
North Sea – Mediter ranean
NL, BE, LU, FR, UK+
Glasgow*/Edinburgh*/Southampton*/Felixstowe*Londen+/Duinkerke+/Rijsel+/Luik+/Parijs+/Amsterdam+Rotterdam-Zeebrugge+/Antwerpen-Luxemburg-Metz-DijonLyon/[Bazel]-Marseille+
10 november 2013
North Sea – Baltic°
DE, NL, BE, PL, LT, LV*, EE*
Wilhelmshaven+/Bremerhaven/Hamburg+/ Amsterdam+/Rotterdam/Antwerpen-Aken/BerlijnWarschau-Terespol (Pools-Wit-Russische grens)/KaunasRiga*-Tallinn*
Uiterlijk 10 november 2015
/ + * °
Betekent alternatieve routes. Deze trajecten worden in de corridor opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop deze volgens de tabel tot stand moeten zijn gebracht. Deze trajecten worden in de corridor opgenomen uiterlijk vijf jaar na de datum waarop deze volgens de tabel tot stand moeten zijn gebracht. Zolang de Rail Baltica met een nominale spoorbreedtewijdte van 1 435 mm niet is voltooid, zullen bij de totstandbrenging en het gebruik van deze corridor de specifieke kenmerken van systemen met een andere spoorbreedte in aanmerking worden genomen.
Algemene informatie en een gedetailleerde beschrijving van de goederencorridors (Rail Freight Corridors – RFC) waarbij Infrabel betrokken is, kan gevonden worden op volgende websites: RFC 1 (Rhine-Alpine): www.corridor-rhine-alpine.eu RFC 2 (North Sea – Mediterranean): www.rfc-northsea-med.eu RFC 8 (North Sea – Baltic): www.rfc-northsea-baltic.eu
Algemene informatie
25 / 96 Netverklaring 2016
Field
Form 10 pt
De specifieke regels voor deze corridors zijn beschreven in het “Corridor Information Document” (CID) dat een gemeenschappelijke structuur volgt, door RNE uitgewerkt in het document “Corridor Information Document – Common Structure” waarvan de laatste versie dateert van 9 april 2015 (www.rne.eu). Het CID wordt jaarlijks in januari gepubliceerd. De CID zijn beschikbaar op volgende websites: RFC 1 (Rhine-Alpine): www.corridor-rhine-alpine.eu/corridor-information-platform.html RFC 2 (North Sea – Mediterranean): www.rfc-northsea-med.eu/pages/corridor-information-document RFC 8 (North Sea – Baltic): www.rfc8.eu/customer/corridor-information-document. Regels met betrekking tot de toewijzing van capaciteit voor de goederencorridors bevinden zich in Book 4 van het CID van de desbetreffende corridor. De contactgegevens van de Corridor One-Stop-Shop zijn terug te vinden in punt 1.9.6.
1.11 RailNetEurope – Internationale samenwerking tussen de infrastructuurbeheerders RailNetEurope (RNE) werd opgericht in 2004 als een non-profitorganisatie van infrastructuurbeheerders en instanties die de spoorwegcapaciteit verdelen en is gevestigd in Wenen. Ze wijdt zich aan het faciliteren van internationaal verkeer op de Europese spoorinfrastructuur. RNE heeft als doelstelling ondersteuning te bieden aan de spoorwegondernemingen bij hun internationale activiteiten (zowel goederen als passagiers) en het verhogen van de efficiëntie van de processen van de infrastructuurbeheerders. De leden van RailNetEurope harmoniseren gezamenlijk de voorwaarden in het internationale spoorvervoer en introduceren een gemeenschappelijke aanpak ter bevordering van de Europese spoorwegmarkt ten behoeve van de gehele spoorwegsector in Europa. RNE fungeert als coördinatieplatform ter ondersteuning van de spoorgoederencorridors op het vlak van de ontwikkeling van methodes, processen en applicaties. RailNetEurope streeft ernaar internationale spoorprocessen te vereenvoudigen, te harmoniseren en te optimaliseren via: ─ ─ ─ ─ ─
Een dienstregeling op Europees niveau; Eenzelfde marketing- en verkoopsaanpak (inclusief netverklaring); Samenwerking tussen de verschillende infrastructuurbeheerders op operationeel niveau; Uitwisseling van real time treininformatie over de grenzen heen; Dienst na verkoop (bv. Rapportering).
Meer informatie over RNE is terug te vinden op de website: www.rne.eu/corporate.html
1.11.1 One-Stop-Shop Infrabel RNE heeft in elke deelnemende lidstaat een contactpunt One-Stop-Shop (OSS) opgericht. Elke klant kan zijn eigen OSS contactpunt kiezen voor alle behoeften met betrekking tot internationale spoordiensten. Meer informatie over OSS is terug te vinden op de website: www.rne.eu/one-stop-shop.html.
Algemene informatie
26 / 96 Netverklaring 2016
De coördinaten van de Belgische OSS zijn terug te vinden in punt 1.9.1 hierboven. De lijst met de andere Europese OSS is eveneens terug te vinden op de website van RailNetEurope. Indien een kandidaat een van tevoren geregelde rijpaden (Pre-arranged Path, PaP) en reservecapaciteit op de goederencorridors (RFC) wenst te reserveren, kan hij zich richten tot de contactpersonen van de Corridor One-Stop-Shop van diens goederencorridor, deze zijn terug te vinden in punt 1.9.6.
1.11.2 RNE Applicaties ─
Path Coordination System (PCS) - http://pcs.rne.eu
Field
PCS is een online toepassing voor het aanvragen en afstemmen van internationale rijpaden. Voor het aanvragen van de tevoren geregelde rijpaden en reservecapaciteit (op de goederencorridors) (zie hoofdstuk 4) moet deze toepassing verplicht gebruikt worden. ─
Charging Information System (CIS) - http://cis.rne.eu CIS is een toepassing voor het inschatten van de gebruiksvergoeding en om tariefinformatie te verkrijgen.
─
Train Information System (TIS) - http://tis.rne.eu TIS is een toepassing die het real time traject van de internationale treinen opvolgt, voor zowel goederen als reizigers.
1.12 Glossarium Bijlage A.1 bevat de definitie van de specifieke termen en de verklaring van de gebruikte afkortingen in dit document.
Algemene informatie
27 / 96 Netverklaring 2016
2. VOORWAARDEN OM EEN CAPACITEITSAANVRAAG IN TE DIENEN EN TOEGANGSVOORWAARDEN 2.1 Inleiding Het tweede hoofdstuk bespreekt de voorwaarden waaraan een kandidaat moet voldoen om een capaciteitsaanvraag in te dienen en de voorwaarden waaraan een spoorwegonderneming moet voldoen om toegang te verkrijgen tot de Belgische spoorweginfrastructuur. Deze voorwaarden zijn eveneens van toepassing op het Belgische deel van de goederencorridors die het Belgische spoorwegnet doorkruisen.
2.2 Voorwaarden om capaciteit aan te vragen 2.2.1 Kandidaten spoorwegondernemingen De spoorwegondernemingen die in het bezit zijn van een spoorwegvergunning (zie punt 2.2.1.1) en de procedure heeft opgestart voor het verkrijgen van een veiligheidscertificaat (zie punt 2.2.1.2), kunnen een aanvraag tot capaciteitsstudie indienen bij de infrastructuurbeheerder. Deze capaciteit kan betrekking hebben op een rijpad (dienst ) of een lokale capaciteit (dienst ). De spoorwegondernemingen moeten deze twee diensten zelf combineren en aparte aanvragen indienen voor elke dienst. De te vervullen vereisten voor een spoorwegonderneming om toegang te verkrijgen tot de Belgische spoorweginfrastructuur is beschreven in punt 2.3, alsook meer informatie omtrent de houders van een toegangsrecht.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
28 / 96
2.2.1.1 Vergunning Om een capaciteitsaanvraag in te dienen, moet men in het bezit zijn van een vergunning die toelaat om als spoorwegonderneming erkend te worden. Elke onderneming die een exploitatiezetel in België heeft, heeft het recht een vergunning bij de Minister of in voorkomend geval, bij de betrokken Staatsecretaris te vragen (zie punt 1.9.3). De vergunning is onoverdraagbaar en beschrijft het type diensten waarvoor ze geldig is. Ze is geldig op het gehele grondgebied van de Europese Unie. De afgifte van de vergunning wordt vastgelegd in hoofdstuk II van Titel 3 van de Spoorcodex en in artikelen 3 en 4 van het KB van 16 januari 2007 betreffende de vergunning van spoorwegonderneming. Alle bijkomende informatie met betrekking tot de spoorwegvergunning kan verkregen worden bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Directie Duurzame Ontwikkeling en spoorbeleid – Dienst Overheidsbedrijven en Spoorbeleid (zie punt 1.9.4). 2.2.1.2 Veiligheidscertificaat Om een capaciteitsaanvraag in te dienen, moet de spoorwegonderneming in het bezit zijn van een veiligheidscertificaat deel A in het land van oorsprong en de procedure hebben opgestart voor het verkrijgen van een veiligheidscertificaat deel B in België dat geldig is op het gehele net of op een deel van de Belgische spoorweginfrastructuur. Het veiligheidscertificaat bestaat uit 2 delen: ─
Deel A: Een certificering die bevestigt dat het veiligheidsbeheerssysteem van de spoorwegonderneming is goedgekeurd.
De spoorwegonderneming, waarvan de exploitatiezetel gevestigd is in België, moet een aanvraag indienen bij de veiligheidsinstantie per aangetekend schrijven. Bij de aanvraag wordt een dossier gevoegd met het veiligheidsbeheerssysteem en een afschrift van de vergunning indien zij door een andere lidstaat van de Europese unie werd aangegeven. Dit eerste deel vermeldt het type en de draagwijdte van de spoorwegactiviteiten waarvoor het geldt. Het certificaat is geldig in de hele Europese Unie voor gelijkwaardige spoorvervoeractiviteiten. ─
Deel B: Een certificering die bevestigt dat de voorzieningen die de spoorwegonderneming heeft getroffen om te voldoen aan de specifieke eisen om veilig op het betrokken net te kunnen opereren, zijn goedgekeurd.
De eisen kunnen betrekking hebben op de toepassing van de TSI en de nationale veiligheidsvoorschriften, in het bijzonder deze in verband met het veiligheidspersoneel en het rollend materieel. Dit tweede deel, het nationale certificaat, verleend aan de in België of in een ander land van de Europese Unie gevestigde spoorwegonderneming die van plan is spoorwegvervoerdiensten te exploiteren op het Belgische net, wordt afgeleverd door de veiligheidsinstantie. Het veiligheidscertificaat wordt afgeleverd volgens de voorwaarden van hoofdstuk III van het KB van 25 juni 2010 betreffende de veiligheidsvergunning en het veiligheidscertificaat en het jaarlijkse veiligheidsverslag. Alle informatie op het gebied van het veiligheidscertificaat kan worden verkregen bij de veiligheidsinstantie (Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen - DVIS, zie punt 1.9.4).
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
29 / 96
2.2.2 Kandidaten niet spoorwegondernemingen De andere kandidaten, met name de kandidaten die geen spoorwegonderneming zijn, kunnen een capaciteitsaanvraag indienen bij de infrastructuurbeheerder, op voorwaarde dat er een capaciteitsovereenkomst is afgesloten met de infrastructuurbeheerder (zie bijlage B.9). De aangevraagde capaciteit kan slechts betrekking hebben op een rijpad die gelijk is aan de tevoren geregelde rijpaden en reservecapaciteit op de internationale goederencorridors. Vooraleer de rijpaden kunnen gebruikt worden, dient de kandaat die geen spoorwegonderneming is, een spoorwegonderneming aan te duiden, conform de capaciteitsovereenkomst.
2.3 Toegang tot de infrastructuur 2.3.1 Te vervullen vereisten om toegang te verkrijgen tot de infrastructuur Om toegang te hebben tot de spoorweginfrastructuur moet een spoorwegonderneming: ─
─ ─
In het bezit zijn van een vergunning die bestemd is voor het type diensten dat ze aanbiedt, afgeleverd door de bevoegde overheid van een lidstaat van de Europese Unie (zie punt 2.2.1.1); In het bezit zijn van een veiligheidscertificaat (zie punt 2.2.1.2); In het bezit zijn van beschikbare spoorweginfrastructuurcapaciteit toegekend door de infrastructuurbeheerder (zie hoofdstuk 4) of aangeduid door een kandidaat niet spoorwegonderneming om diens spoorwegcapaciteit te gebruiken (zie punt 2.4.2).
Elke spoorwegonderneming die de spoorweginfrastructuur wil gebruiken moet eveneens op voorhand een gebruiksovereenkomst afgesloten hebben met de infrastructuurbeheerder waarin de rechten en plichten van de verschillende partijen worden gedefinieerd (punt 2.4.3.1). Elke spoorwegonderneming die de lokale spoorweginfrastructuur (bundels, …) wil gebruiken moet op voorhand in het bezit zijn van een plaatselijk protocol afgesloten met de infrastructuurbeheerder waarin de rechten en plichten van de verschillende partijen worden gedefinieerd (punt 2.4.3.2).
2.3.2 Houders van een toegangsrecht Hebben toegang tot de spoorweginfrastructuur: ─ ─
─ ─
de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de exploitatie van al haar vervoersactiviteiten; elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie voor de exploitatie van internationale vervoersdiensten van reizigers. Bij een internationale passagiersvervoerdienst hebben de spoorwegondernemingen het recht op het internationale traject passagiers te laten opstappen in elk station en ze te laten uitstappen in een ander station, ook voor het vervoer van reizigers op gedeelten van dat traject die tussen twee Belgische stations liggen (de zgn. cabotage – cfr. art. 5 van het KB van 19 mei 2009); elke spoorwegonderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie voor de exploitatie van elk type van goederenvervoersdiensten; elke toeristische onderneming die ritten verricht voor toeristische doeleinden met historisch materieel en daartoe erkend is.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
30 / 96
De infrastructuurbeheerder verplaatst zich vrij, voor het onderhoud, het beheer, de vernieuwing en de uitbreiding van de spoorweginfrastructuur, met naleving van de veiligheidsmaatregelen die aan elke gebruiker van de spoorweginfrastructuur worden opgelegd en met naleving van de rijpaden die werden toegewezen aan de spoorwegondernemingen.
2.3.3 Verantwoordelijkheden en dekking van verantwoordelijkheden De verantwoordelijkheden van de spoorwegondernemingen gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur (zie bijlage B.3).
worden
beschreven
in
de
Spoorwegondernemingen dienen hun verantwoordelijkheden te dekken conform de wetgeving. In artikel 13§4 van de Spoorcodex met betrekking tot de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning aan de spoorwegondernemingen, is het volgende opgenomen: “De Koning bepaalt de minimumbedragen voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid.” Het Koninklijk Besluit van 8 december 2013 tot vaststelling van het minimumbedrag voor de dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid voor het rijden op de spoorweginfrastructuur voorziet dat dit mininumbedrag “wordt vastgesteld op 50 miljoen euro”. Vervolgens is er ook bedrag vastgesteld “op 70 miljoen euro voor de verlening van spoorvervoerdiensten voor reizigers”.
2.4 Algemene voorwaarden 2.4.1 Kaderovereenkomst De kaderovereenkomst is een overeenkomst die de rechten en plichten van een kandidaat en van de beheerder van de spoorweginfrastructuur vastlegt en die betrekking heeft op de toe te wijzen spoorweginfrastructuurcapaciteit en de te heffen rechten voor een periode die langer is dan de geldigheidsduur van één dienstregelingtijdvak. De kaderovereenkomst omvat geen gedetailleerde beschrijving van een rijpad, maar is zo opgesteld dat aan de gewettigde commerciële behoeften van de aanvrager tegemoet wordt gekomen. Ze mag geen belemmering vormen voor het gebruik van de infrastructuur door andere kandidaten of diensten. Mits eerbiediging van het zakengeheim worden de algemene bepalingen van elke kaderovereenkomst openbaar gemaakt aan alle partijen die in aanmerking komen voor het gebruiken van dezelfde capaciteit. De kaderovereenkomst wordt normaal gezien gesloten voor een periode van vijf jaar, en kan worden verlengd met periodes die gelijk zijn aan haar oorspronkelijke looptijd. De infrastructuurbeheerder kan in specifieke gevallen met een kortere of langere looptijd instemmen. Een looptijd van meer dan vijf jaar wordt gerechtvaardigd door het bestaan van commerciële overeenkomsten, specifieke investeringen of risico's. Voor het specifieke geval van diensten waarbij gebruik wordt gemaakt van infrastructuur, die overeenkomstig artikel 38, alinea 2 van de Spoorcodex is aangewezen en die een door de aanvrager naar behoren gemotiveerde aanzienlijke en langdurige investering vereist, kan de looptijd van de kaderovereenkomst vijftien jaar bedragen. Een looptijd van meer dan vijftien jaar conform artikel 24§2 van de Spoorcodex is alleen in uitzonderingsgevallen mogelijk. Voor dit specifiek geval zal de kaderovereenkomst pas in werking treden na het verlenen van de toestemming van het toezichthoudende orgaan. De kaderovereenkomst wordt gesloten volgens de voorwaarden van artikel 24 van de Spoorcodex.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
31 / 96
Een formulier voor aanvraag van een kaderovereenkomst, door de kandidaten in te vullen, en een model van een kaderovereenkomst te sluiten tussen de kandidaat en de infrastructuurbeheerder is te vinden in bijlage B.2. De toewijzingsprocedure van de rijpaden in het geval van een kaderovereenkomst is gedetailleerd in punt 4.6.4.
2.4.2 Capaciteitsovereenkomst De kandidaten, verschillend van een spoorwegonderneming, kunnen een capaciteitsaanvraag bij de infrastructuurbeheerder indienen. De aangevraagde capaciteit kan slechts betrekking hebben op een rijpad die gelijk is aan de tevoren geregelde rijpaden en reservecapaciteit op de internationale goederencorridors. De kandidaten dienen, voorafgaand aan de aanvraag, een capaciteitsovereenkomst af te sluiten met de infrastructuurbeheerder (zie bijlage B.9). De capaciteitsovereenkomst bepaalt de respectievelijk rechten en plichten van elke partij, met name de modaliteiten met betrekking tot de capaciteitsaanvraag, de wijziging, schorsing of intrekking van het toegekende rijpad, de aanduiding van een spoorwegonderneming en de facturatie. In het geval van een conflict tussen een bepaling in de netverklaring en een bepaling in de capaciteitsovereenkomst, dan is deze laatste doorslaggevend.
2.4.3 Toegangscontracten 2.4.3.1 Gebruiksovereenkomst Elk gebruik van de spoorweginfrastructuur door een spoorwegonderneming wordt voorafgegaan door het afsluiten van een overeenkomst tussen de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming die spoorwegvervoerdiensten verricht, waarin de respectievelijke rechten en verplichtingen van elke partij worden vastgelegd. De bepalingen van deze overeenkomst zijn niet-discriminerend, transparant en in overeenstemming met de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen. Naar dit contract wordt verder verwezen als gebruiksovereenkomst. De gebruiksovereenkomst bepaalt inzonderheid de nadere regels van de tenuitvoerlegging van de veiligheidsvoorschriften. Zij bevat eveneens een prestatieregeling die tariferingssystemen voor het gebruik van de infrastructuur toepast om spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerder ertoe aan te zetten om tekortkomingen zo gering mogelijk te houden en de prestaties van het spoorwegnet te verbeteren. Meer uitleg over de prestatieregeling kunt u onder punt 6.4 vinden. De gebruiksovereenkomst wordt afgesloten volgens de voorwaarden van artikel 23 van de Spoorcodex. De partijen kunnen het toezichthoudende orgaan om advies vragen over de verenigbaarheid van deze overeenkomst met de bepalingen van de Spoorcodex en de bijhorende KB’s. De algemene voorwaarden voor de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur zijn opgenomen in bijlage B.3. 2.4.3.2 Plaatselijke protocollen De spoorwegonderneming dient voor de installatie of de groep van installaties waarop ze bewerkingen wil uitvoeren met de lokale leider van het exploitatieorgaan (manager I-TMS Area) een plaatselijk protocol af te sluiten.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
32 / 96
Praktische modaliteiten Het plaatselijk protocol regelt de praktische modaliteiten betreffende het gebruik van de Belgische spoorweginfrastructuur. Het plaatselijke protocol beschrijft het operationeel gebruik van de lokale installaties (rangeerzones, haveninstallaties, reizigersstations, etc.). Meer specifiek de bewuste sporen, de bewegingen (zoals inen uitrit van de sporen) en de communicatie op het terrein. Door de ondertekening van het protocol verbindt de spoorwegonderneming zich ertoe de gebruiksvoorwaarden van deze installatie(s) te respecteren. Een spoorwegonderneming mag niet met tractiematerieel, met of zonder voertuigen, op het Belgische spoornet rijden zonder een door de infrastructuurbeheerder toegewezen rijpad. Conform het Koninklijk besluit van 23 mei 2013 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel zonder het gebruik van rijpaden kan daarvan echter afgeweken worden indien de spoorwegonderneming op voorhand ritten aanvraagt via de betrokken Area I-TMS. De Area kan deze uit oogpunt van exploitatiemogelijkheden al dan niet goedkeuren of eventuele alternatieve reiswegen voorstellen. Volgens artikel 28 van de Spoorcodex, is de infrastructuurbeheerder voortdurend in staat om aan elke belanghebbende partij de nog beschikbare capaciteit mee te delen. Het plaatselijk protocol beschrijft de aanwijzingen en de te nemen (veiligheids)maatregelen van de toegelaten reiswegen, eventueel via een gedeelte van een hoofdspoor of via een lokale lijn, overeengekomen tussen beide partijen. Deze ritten ‘buiten rijpad’ vinden plaats, ofwel tussen een private spooraansluiting en een spoorweginstallatie, ofwel in en tussen de bundels van de infrastructuurbeheerder om te rangeren of uit te wijken. Aanvulling bij de gebruiksovereenkomst Het plaatselijk protocol is een aanvulling bij de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur. Het moet te allen tijde ondergeschikt zijn aan de toepasselijke reglementering, met inbegrip van de netverklaring. Het plaatselijk protocol is onderworpen aan het behoud door de spoorwegonderneming van de relevante spoorweginfrastructuurcapaciteit (rijpaden). Verliest de spoorwegonderneming deze, dan komt er op de datum van dit verlies automatisch een einde aan het protocol. Zowel de spoorwegonderneming als de infrastructuurbeheerder kunnen het plaatselijk protocol opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. De infrastructuurbeheerder kan het plaatselijk protocol onmiddellijk opzeggen indien blijkt dat de spoorwegonderneming zich schuldig maakt aan inbreuken, ongeacht de aard of het belang van deze inbreuken, wanneer deze de veiligheid van het verkeer of de bewegingen in het gedrang brengen of kunnen brengen. Elke opzeg gebeurt per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging, waarbij de toepassingsdatum deze is van de ontvangst van het aangetekend schrijven. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van het plaatselijk protocol en van de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur, primeren de bepalingen van de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur, tenzij deze gebruiksovereenkomst voor onderdelen ervan, anders zou bepalen of tenzij deze gebruiksovereenkomst ruimte laat voor aanvulling of verduidelijking.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
33 / 96
Behalve indien de partijen in gezamenlijk overleg anders beslissen, blijft het plaatselijk protocol, in geval van wijziging van de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur, geldig en vormt het aldus een aanvulling bij de gewijzigde gebruiksovereenkomst. Indien een bepaling van het plaatselijk protocol strijdig zou zijn met de toepasselijke reglementering met inbegrip van de netverklaring, dan zullen de partijen zodra mogelijk deze bepaling vervangen door een nieuwe bepaling die deze strijdigheid opheft en het best overeenstemt met hun beider bedoelingen. Het voorgaande geldt niet voor strijdigheden welke voortvloeien uit wijzigingen van de genoemde reglementering zelf, in welk geval een officiële kennisgeving door de infrastructuurbeheerder volstaat. Het plaatselijk protocol treedt in voege op de datum van de ondertekening door de spoorwegonderneming en de infrastructuurbeheerder en wordt opgesteld in twee exemplaren. Consultatie en opmaak van de plaatselijke protocollen Deel 1 van de plaatselijke protocollen zijn raadpleegbaar in de Business Corner. Voor de opmaak van de overige delen van de plaatselijke protocollen kan een spoorwegonderneming zich wenden tot de ITMS Area waartoe de installatie behoort. De adressen van de I-TMS Areas zijn vermeld in bijlage D.10 (Lijst 34 van Deel III van de BVT) en de kaart met de verschillende I-TMS Areas is terug te vinden in bijlage C.2.
2.5 Operationele regels De operationele regels die door het treinpersoneel tijdens hun dagelijkse werkzaamheden dienen te worden gerespecteerd, zijn opgenomen in de verschillende boeken van de VeiligheidsVoorschriften betreffende de Exploitatie van de SpoorwegInfrastructuur (VVESI), opgesteld door de infrastructuurbeheerder. Deze documenten kunnen geraadpleegd worden door de spoorwegondernemingen en de kandidaten op de Business Corner (zie punt 1.4).
2.6 Buitengewoon vervoer Een vervoer wordt als buitengewoon beschouwd volgens Fiche 502-1 [Buitengewoon Vervoer – Bepalingen betreffende de studie en de uitvoering van buitengewoon vervoer] (artikel 1.3) van de UIC (Union Internationale des Chemins de fer) als het door zijn omvang, gewicht of gesteldheid, bijzondere moeilijkheden oplevert met betrekking tot de vaste installaties of wagens van één van de te berijden netwerken/spoorwegondernemingen die er gebruik van maken, zodat het daardoor slechts onder bijzondere technische of exploitatievoorwaarden kan worden toegelaten. De reglementaire voorschriften die gelden voor het verkeer van buitengewone vervoeren zijn beschreven in de volgende documenten: ─ ─
het VVESI 4.4 – Buitengewone vervoeren en ladingen; het VVESI 5.3 – Verkeer van buitengewone vervoeren.
Gegevens over het proces van capaciteitstoewijzing voor buitengewoon vervoer kan u terugvinden in punt 4.9.1 en gegevens over de diensten betreffende buitengewoon vervoer in punt 5.4.5. De contactgegevens van het verantwoordelijke bureau voor de organisatie van de buitengewone vervoeren (Studies en toelatingen) is terug te vinden in punt 1.9.1.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
34 / 96
2.7 Vervoer van gevaarlijke goederen Het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor is wettelijk geregeld door het Koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende het vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke stoffen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen en door het Reglement betreffende het Internationale spoorvervoer van gevaarlijke goederen (RID). In België is het vervoer per spoor van bepaalde gevaarlijke goederen onderworpen aan de wettelijke bepalingen vermeld in het VVESI 4.1 - Voorschriften voor treinen. Gegevens over het proces van capaciteitstoewijzing voor transport van gevaarlijke goederen worden hernomen in punt 4.9.2 en gegevens over de diensten betreffende die laatste in punt 5.4.5.
2.8 Certificering van het rollend materieel De veiligheidsinstantie (DVIS, coördinaten zie punt 1.9.4) geeft de toelating tot indienststelling van het nieuwe rollend materieel volgens de voorwaarden van de Spoorcodex (zie hoofdstuk 5 van Titel 5 van deze wet). Het rollend materieel moet bovendien conform zijn aan de veiligheidsvereisten zoals gedefinieerd in het Koninklijk Besluit van 1 juli 2014 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel voor het gebruik van rijpaden of indien nodig aan de vereisten in het Koninklijk besluit van 23 mei 2013 tot aanneming van de van toepassing zijnde vereisten op het rollend materieel zonder het gebruik van rijpaden.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
35 / 96
2.9 Certificering van het boordpersoneel en van de treinbestuurders De wetgeving die van toepassing is, wordt hernomen: ─ ─
─
─
in het Koninklijk besluit van 22 juni 2011 betreffende de vergunning voor treinbestuurders en de registers van vergunningen en bevoegdheidsbewijzen; in het Koninklijk besluit van 22 juni 2011 tot bepaling van de regels met betrekking tot medische keuringen en bedrijfspsychologische examens voor treinbestuurders en treinbegeleiders en van de criteria voor erkenning van personen en centra belast met deze onderzoeken; in het Koninklijk besluit van 12 september 2011 betreffende de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en de erkenning van opleidingscentra. De lijst van opleidingscentra kan via volgende link terug gevonden worden: http://mobilit.belgium.be/nl/Resources/publicaties/spoorvervoer/pub_dvis_certificering _opleidngscentra.jsp. in het Koninklijk besluit van 9 juli 2013 tot bepaling van de vereisten van toepassing op het veiligheidspersoneel.
Voorwaarden voor toegang tot de spoorweginfrastructuur Netverklaring 2016
36 / 96
3. INFRASTRUCTUUR 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft gedetailleerde informatie in verband met de Belgische spoorweginfrastructuur.
3.2 Omvang van het net 3.2.1 Limieten De spoorweginfrastructuur wordt beschreven als alle elementen welke bedoeld zijn in bijlage I, deel A, van Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Commissie van 9 juni 2006 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970. De kaarten van de Belgische spoorinfrastructuur (zie bijlage C.1) geven een schematisch overzicht van het net. Lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1) geeft de benaming van de lijnen, hun belangrijkste kenmerken en hun bijzonderheden. Hoewel ze deel uitmaken van de Belgische spoorweginfrastructuur, mogen onderstaande installaties niet door een spoorwegonderneming worden gebruikt: ─ ─ ─ ─ ─
de sporen buiten dienst; de aansluitingen op de installaties van de technische diensten van de infrastructuurbeheerder; de aansluitingen op de installaties van de technische diensten van een andere spoorwegonderneming; de installaties waarvoor de infrastructuurbeheerder een bezettingstoelating heeft gegeven; de sporen voorbehouden voor de technische diensten van de infrastructuurbeheerder, een spoorwegonderneming of elke andere onderneming.
Infrastructuur
37 / 96 Netverklaring 2016
3.2.2 Verbonden netten De Belgische spoorweginfrastructuur geeft toegang tot de spoorweginfrastructuren van de buurlanden.. De lijst van de grenspunten en de aangrenzende infrastructuurbeheerder wordt vermeld in lijst 33 deel III van het BVT (zie bijlage D.5). De details van de aangrenzende infrastructuurbeheerder staan in punt 1.9.5. De toegang tot de terminals, de bundels en andere installaties wordt uitgelegd in punten 3.6.
3.2.3 Andere informatie Bijkomende informatie kan worden ingewonnen bij de infrastructuurbeheerder (zie details punt 1.9.1).
3.3 Beschrijving van het net 3.3.1 Geografische beschrijving 3.3.1.1 Lijnen en sporen De kaarten van de Belgische spoorweginfrastructuur (zie bijlage C.1) geven een overzicht van de verschillende lijnen. Lijst 3 van deel III van het BVT geeft een gedetailleerd overzicht van de enkelspoor- en de dubbelspoorbaanvakken en van de baanvakken met meer dan twee sporen (zie bijlage D.2). 3.3.1.2 Spoorbreedte Alle sporen van de Belgische spoorweginfrastructuur zijn aangelegd met een standaardspoorbreedte van 1,435 m. De details betreffende de spoorbreedte zijn beschreven in UIC Fiche 510 Wagons Loopwerk - Normalisering en het VVESI 1.2 – Sporen, kunstwerken en vrijeruimteprofiel. 3.3.1.3 Stations en knooppunten Lijst 13 van deel III van het BVT (zie bijlage D.3) bevat de lijst van de stations. Bijlage E.1 - Afstand tussen stations en knooppunten geeft de afstand tussen de stations en de knooppunten voor elke lijn of referentie. Aan de hand van schematische kaarten van de Belgische spoorweginfrastructuur (zie bijlage C.1) kan men deze stations en knooppunten lokaliseren.
3.3.2 Karakteristieken 3.3.2.1 Vrijeruimteprofiel Het vrijeruimteprofiel is de ruimte tussen het laadprofiel en de nominale omtrek. De begrippen met betrekking tot het vrijeruimteprofiel en het laadprofiel komen aan bod in het VVESI 1.2 - Sporen, kunstwerken en vrijeruimteprofiel. Bij overschrijding van het laadprofiel is er sprake van buitengewoon vervoer. Bijkomende informatie over buitengewone vervoeren is terug te vinden in: – –
het VVESI 5.3 - Verkeer van buitengewone vervoeren; het VVESI 4.4 - Buitengewone vervoeren en ladingen.
De UIC-fiche 505 bevat de regels voor het gabariet G1 voor wat betreft de hoge delen en de gabariet GI1 en GI2 voor wat betreft de lage delen. De UIC-fiche 506 bevat de regels voor de gabarieten GA, GB, GC, GB1 en GB2 voor de hoge delen en het gabariet GI3 voor de lage delen. Deze gabarieten zijn van toepassing voor het goederentransport.
Infrastructuur
38 / 96 Netverklaring 2016
Bovenstaande gabarieten zijn allemaal interoperabel. Voor het Infrabel netwerk zijn de gabarieten BE1, BE2, BE3 en BE4 van toepassing. Voor het intermodaal transport is de kaart van lijst 5 van deel III van het BVT van toepassing. Deze kaart geeft de codificatie van het gecombineerd vervoer dat toegelaten wordt op de Belgische spoorweginfrastructuur (zie bijlage C.3). Wat betreft de belasting, is het net toegankelijk voor lasten D4. 3.3.2.2 Toegelaten last van de treinen 3.3.2.2.1 Toegelaten lasten Voor de goederentreinen zijn de maximale toegelaten lasten op het netwerk gedefinieerd. Deze zijn raadpleegbaar volgens lijnsectie en per type materieel via de applicatie Limit In, in de Business Corner. De maximale lasten worden bepaald op basis van: ─ de karakteristieken van het krachtvoertuig (met name adhesie en kracht), ─ de karakteristieken van de lijn (waarde en lengte van de helling en de bochten), ─ de gekende exploitatievoorwaarden van de betrokken lijn (dubbel- of enkelspoor, gespecialiseerde of gemengde lijn, aantal treinen, …), ─ het aanvaardbare pannerisico. Als de spoorwegonderneming van mening is dat de lasten voor sommige voertuigen of secties onderschat worden, mag ze een herziening vragen. In dat geval moet ze de volgende gegevens leveren aan de infrastructuurbeheerder: ─ massa en lengte van het krachtvoertuig, ─ aantal drijfassen, ─ tractiecurve (kracht aan de haak volgens de snelheid), ─ maximaal vermogen van het krachtvoertuig. De infrastructuurbeheerder zal zo spoedig mogelijk antwoorden en eventueel de applicatie Limit In aanpassen. 3.3.2.2.2 Last per strekkende meter De informatie met betrekking tot de last per strekkende meter staat in het VVESI 4.4 - Buitengewone vervoeren en ladingen. 3.3.2.3 Hellingen Zowel de hellingen als de hoogte van de stations en de knooppunten zijn aangeduid op de lengteprofielen. De bijzondere voorschriften die van toepassing zijn voor de hellingen van lijn 36 tussen Luik-Guillemins en Ans staan in het VVESI 5.2 - Exploitatievoorschriften voor de lijnen. De spoorwegondernemingen kunnen de lengteprofielen raadplegen via de Business Corner (Draw In). 3.3.2.4 Snelheid Lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1) bevat de refertesnelheid van de lijnen. De door de seininrichting toegelaten snelheden worden in detail vermeld op de Schematische Seininrichtingsplannen.
Infrastructuur
39 / 96 Netverklaring 2016
De spoorwegondernemingen kunnen de Schematische Seininrichtingsplannen raadplegen via de Business Corner (Draw In). De infrastructuurbeheerder kan striktere of minder strikte snelheden opleggen op basis van de exploitatiemogelijkheden of om technische redenen. 3.3.2.5 Maximale lengte van de trein De lengte van de reizigerstreinen is als volgt beperkt: – – –
getrokken stellen: 430 m of 16 voertuigen ; motorstellen: 12 rijtuigen ; hogesnelheidstreinen: 18 rijtuigen.
De lengte van de goederentreinen is in principe beperkt tot 750 m, (sleep)locomotief(ven) inbegrepen. Elke lengte die meer bedraagt dan 650 m moet in elk geval goedgekeurd worden door de infrastructuurbeheerder. De infrastructuurbeheerder kan minder of meer beperkende lengtes opleggen op basis van de exploitatiemogelijkheden of om technische redenen. De gedetailleerde regels zijn beschreven in het VVESI 4.1 – Voorschriften voor treinen. De lengte van de perrons in de reizigersstations staat in lijst 15 van deel III van het BVT (zie bijlage D.6). De lengte van de kruis- en wijksporen staat in lijst 3 van deel III van het BVT (zie bijlage D.2). 3.3.2.6 Elektrische infrastructuur van Infrabel Het systeem van de elektrische voeding is beschreven in het VVESI 2.1 – Vaste installaties van de elektrische tractie. De meeste lijnen van de Belgische spoorweginfrastructuur zijn geëlektrificeerd met 3 kV gelijkspanning. Enkele lijnen zijn geëlektrificeerd met 25 kV – 50 Hz. De lijn 24 is geëlektrificeerd met 15 kV tussen Montzen en de Duitse grens. De technische netkaart (zie bijlage C.4) geeft een overzicht van de geëlektrificeerde lijnen en van de bovenleidingspanning. De details staan in lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1). De kaart in bijlage C.5 geeft de maximale stroomsterkte die beschikbaar is op elke lijn of lijnvak. Deze maximale waarde kan aangepast worden in het kader van een bijzonder akkoord rekening houdende met de specificiteit van het materieel en zijn rit op het netwerk. De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegonderneming installaties 3 kV ter beschikking voor de voorverwarming van de treinstellen. Deze dienst wordt uitgelegd in punt 5.3.7.
Infrastructuur
40 / 96 Netverklaring 2016
3.3.3 Systemen van verkeerscontrole en communicatiesystemen 3.3.3.1 Seininrichtingssystemen Alle lijnen van de Belgische spoorweginfrastructuur zijn uitgerust met seinen langs het spoor, behalve indien anders vermeld op de kaart in bijlage C.6. De verschillende seininrichtingssystemen zijn beschreven in het boek 3 van het VVESI – Besturing en seingeving en het boek 6 – Exploitatie en Verkeersleiding – Boekdeel Seingeving. Lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1) vermeldt de bijzonderheden van de lijnen inzake seininrichting. De korte termijn planning voor de uitrusting van het net met ETCS (European Train Control System) staat in bijlage C.7. 3.3.3.2 Systemen van verkeerscontrole Het verkeersleidingscentrum (Traffic Control) heeft als doel de treinen in real time op het volledige net te volgen en corrigerende maatregelen te nemen in geval van storingen. Het is uitgerust met hoogstaande technologische systemen (zoals bv. de grafische schermen die een volledig overzicht geven van alle treinlijnen en zich automatisch in real time aanpassen) alsook met de modernste communicatiemiddelen. De systemen van verkeerscontrole worden hernomen in de verschillende boeken van het VVESI. 3.3.3.3 Communicatiesystemen Het Belgische spoorwegnet is uitgerust met GSM for Railways (GSM-R). Het is een gestandaardiseerd, internationaal, digitaal radiocommunicatiesysteem binnen Europa met als doel de interoperabiliteit tussen de spoorwegnetten te vergroten, volgens de Europese richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Het netwerk GSM-R moet gebruikt worden voor alle veiligheidscommunicaties tussen de treinbestuurder en Traffic Control. De beschikbaarheid van het GSM-R netwerk op de verschillende lijnen wordt vermeld in lijst 1 deel III van het BVT (bijlage D.1) Het ondersteunt de spraak- en datadiensten en biedt radio-ondersteuning voor het Europese seinstelsel ETCS (European Train Control System), in eerste instantie op de hogesnelheidslijnen. Om toegang te krijgen tot het GSM-R netwerk van de infrastructuurbeheerder, moet het materieel uitgerust zijn met een cabineradio GSM-R gecertificeerd conform de nationale vereisten en een Infrabel SIM-
Infrastructuur
41 / 96 Netverklaring 2016
kaart of een SIM-kaart van een andere infrastructuurbeheerder waarvan het GSM-R netwerk gekoppeld is aan het UIC GSM-R ENIR Overlay Network. 13 infrastructuurbeheerders maken deel uit van dit netwerk: Oostenrijk, België, Zwitserland, Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Nederland, Zweden, Slowakije. De SIM-kaart moet geconfigureerd zijn conform de EIRENE (European Integrated Railway Radio Enhanced Network) normen. Om een Infrabel SIM-kaart te verkrijgen, moet de spoorwegonderneming zich richten tot zijn key account. Bij haar aanvraag, dient de spoorwegonderneming te preciseren voor welk materieel de SIMkaart bestemd is. De Infrabel SIM-kaarten voor cabineradio’s zijn gratis. Indien een spoorwegonderneming het GSM-R netwerk wenst te gebruiken voor andere doeleinden dan de bovenvermelde veiligheidscommunicatie en radio-ondersteuning van ETCS, dient men voorafgaand het akkoord te verkrijgen van Infrabel. Het staat Infrabel vrij om andere toepassingen te weigeren ter bescherming van de prioritaire veiligheids- en verkeersfuncties. 3.3.3.4 Hulpmiddelen bij het besturen en stuurpostseininrichtingsystemen De hulpmiddelen bij het besturen zijn beschreven in het VVESI 3.2 – Hulp bij het besturen. Kaart C.6 in bijlage geeft een overzicht van de locaties van de hulpmiddelen bij het besturen en van de stuurpostseininrichtingsystemen en lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1.1) geeft de details ervan. De bijlage van lijst 1 van deel III van het BVT (zie bijlage D.1.2) toont de lijnen, lijnvakken en knooppunten uitgerust met TBL 1+ en bijlage E.2 geeft een overzicht van de planning van TBL1+. Bijlage C.8 toont de stand van zaken van de implementatie van TBL1+.
3.4 Verkeersbeperkingen 3.4.1 Gespecialiseerde infrastructuur De beperkingen die gelden voor het verkeer op bepaalde lijnen staan vermeld in VVESI 5.2 – Exploitatievoorschriften voor de lijnen. De bijzondere voorschriften die van toepassing zijn op bepaalde lijnen en voor bepaalde voertuigen, staan vermeld in lijst 24 van deel III van het BVT (zie bijlage D.8). De lijn 166 van Y. Neffe tot Bertrix, de lijn 165 van Bertrix tot Aubange, de lijn 165/1 tussen Aubange en Rodange (LU) en de lijn 165/2 tussen Aubange en Mont-Saint-Martin (F) zijn gespecialiseerd voor goederenvervoer. Er is geen voorbestemde hoofdlijn. De lijnen met een nummer boven 200 worden industriële lijnen genoemd en worden gebruikt voor goederenverkeer.
3.4.2 Milieubeperkingen Bepaalde milieubeperkingen kunnen door de infrastructuurbeheerder worden opgelegd in het kader van het respecteren van de inhoud van bouwvergunningen, afgeleverd door de Gewesten. Deze beperkingen betreffen ofwel het rollend materieel ofwel de capaciteit (toegelaten verkeer, treincategorie, dag, nacht, weekend, …). De infrastructuurbeheerder mag in dit geval en in functie van de inhoud van deze bouwvergunningen capaciteit weigeren, op bepaalde momenten van de dag, zelfs indien de betreffende lijnen niet verzadigd verklaard zijn. Deze beperkingen betreffen vooral de hogesnelheidslijnen.
Infrastructuur
42 / 96 Netverklaring 2016
Alle deze beperkingen infrastructuurbeheerder.
met
betrekking
tot
capaciteit
kunnen
verkregen
worden
bij
de
3.4.3 Gevaarlijke goederen De voorschriften die gelden voor het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen staan in het Koninklijk besluit van 28 juni 2009 betreffende het vervoer via de weg of per spoor van gevaarlijke stoffen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen en in het Reglement betreffende het Internationaal spoorvervoer van gevaarlijke goederen (RID). Dit document vermeldt de gevaarlijke goederen waarvan het internationaal vervoer wordt uitgesloten en de gevaarlijke goederen waarvan het internationaal vervoer wordt gemachtigd alsook de voorwaarden opgelegd aan deze goederen. De maatregelen die genomen moeten worden in geval van een ongeval waarin een of meerdere RID wagon(s) is (zijn) betrokken, worden besproken in het VVESI 5.5 – De maatregelen te nemen in geval van een ongeval, een hindernis of een noodgeval. Het vervoer van gevaarlijke goederen is verboden in de Noord-Zuidverbinding Antwerpen (lijn 25 tussen Antwerpen-Berchem en Antwerpen Luchtbal) en in de Noord-Zuidverbinding te Brussel (lijn 0 tussen Brussel-Zuid en Brussel-Noord).
3.4.4 Tunnels met beperkingen De lijst van de tunnels op het net staat vermeld op de technische netkaart (zie bijlage C.4). De beperkingen die gelden voor het verkeer in de tunnels op bepaalde lijnen staan in het VVESI 5.2 – Voorschriften voor de exploitatie van lijnen. De bijzondere voorschriften die gelden op bepaalde lijnen en voor bepaalde voertuigen staan in lijst 24 van deel III van het BVT (zie bijlage D.8).
3.4.5 Bruggen met beperkingen De lijst van de mobiele bruggen op het net staat vermeld op de technische netkaart (zie bijlage C.4). De sluitingsuren van deze bruggen voor het treinverkeer zijn beschikbaar bij de infrastructuurbeheerder. De bijzondere voorschriften die gelden op bepaalde lijnen en voor bepaalde voertuigen staan in lijst 24 van deel III van het BVT (zie bijlage D.8).
3.5 Beschikbaarheid van de infrastructuur Een deel van de capaciteit is toegekend aan de infrastructuurbeheerder voor het onderhoud, de vernieuwing en de verbetering van de spoorweginfrastructuur. Uitgebreide informatie over dit onderwerp vindt u in punt 4.7.
3.6 Dienstenfaciliteiten 3.6.1 Terminals voor het reizigersverkeer Lijst 15 van deel III van het BVT (zie bijlage D.6) bevat de lijst van de stations die uitgerust zijn met reizigersperrons alsook de lengte van deze perrons.
3.6.2 Terminals voor het goederenverkeer De infrastructuurbeheerder beheert geen intermodale goederenterminals. Deze behoren toe aan een spoorwegonderneming of aan derden die onafhankelijk zijn van de infrastructuurbeheerder.
Infrastructuur
43 / 96 Netverklaring 2016
3.6.3 Bundels voor het vormen, het rangeren en het uitwijken van de treinen Lijst 11 van deel III van het BVT (zie bijlage D.9) geeft de bundels van de stations die beschikbaar zijn voor het vormen van treinen, voor het rangeren alsook voor het uitwijken van rollend materieel. Ze geeft eveneens de openingstijden van de bundels, dit zijn de periodes wanneer men toegang heeft tot de bundel. De plaatselijke protocollen voor het gebruik van de infrastructuur vermelden de maximale lengte van de treinen die toegang krijgen tot een bundel. Deel 1 van de plaatselijke protocollen zijn raadpleegbaar in de Business Corner. De overige delen van de plaatselijke protocollen kunnen worden opgevraagd bij de I-TMS Area waartoe de installatie behoort. De adressen van de I-TMS Areas zijn vermeld in bijlage D.10 (Lijst 34 van Deel III van de BVT) en de kaart met de verschillende I-TMS Areas is terug te vinden in bijlage C.2. De toegang tot deze bundels wordt uitgelegd in hoofdstuk 4 (delen betreffende lokale capaciteit).
3.6.4 Installaties voor onderhoud De infrastructuurbeheerder beschikt niet over installaties voor onderhoud van het rollend materieel. De installaties voor onderhoud van het rollend materieel die toegankelijk zijn via de Belgische spoorweginfrastructuur behoren toe aan een spoorwegonderneming of aan derden die onafhankelijk zijn van de infrastructuurbeheerder.
3.6.5 Technische uitrusting van de installaties De infrastructuurbeheerder beschikt in bepaalde van zijn installaties over technische uitrustingen, met name voor het leveren van elektriciteit, water en perslucht. De lijst van die installaties en van hun locatie is vermeld in bijlage F.1. Een spoorwegonderneming mag die installaties enkel gebruiken indien de gebruiksovereenkomst en het plaatselijke protocol dit voorzien.
3.6.6 Tankvoorzieningen Meer informatie over de tankvoorzieningen voor dieselvoertuigen die toegankelijk zijn op de Belgische spoorinfrastructuur is terug te vinden in punt 5.3.6.
3.7 Ontwikkeling van de infrastructuur De infrastructuurbeheerder moderniseert voortdurend zijn infrastructuur. De huidige en toekomstige projecten omvatten het GEN-project, dat het toenemende verkeer van en naar Brussel moet opvangen, projecten met als einddoel de intermodaliteit zee-spoor in de belangrijkste havens te bevorderen, … Deze verschillende projecten staan op de website www.infrabel.be. De infrastructuurbeheerder informeert zijn klanten over de verschillende types infrastructuurwerken voor de 20ste van de maand voorafgaand aan de maand tijdens dewelke de werken plaatsvinden, behalve in het geval van overmacht, via de rubriek Work In van de Business Corner (zie punten 1.4 en 4.7.1).
Infrastructuur
44 / 96 Netverklaring 2016
Infrastructuur
45 / 96 Netverklaring 2016
4. TOEWIJZING VAN DE CAPACITEIT 4.1 Inleiding De procedure voor het toewijzen van capaciteit wordt in dit vierde hoofdstuk beschreven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds capaciteit op het vlak van rijpaden ( ) en anderzijds lokale capaciteit ( ). Hieronder kan een overzicht van de onderwerpen wordt teruggevonden Titel Beschrijving van de procedure Planning voor het opstellen van de dienstregeling Planning voor de aanvragen van capaciteit buiten de procedure voor het opstellen van de dienstregeling Toewijzingsprocedure: Coördinatie Overbelaste zones Toewijzing van capaciteit voor onderhoud, vernieuwing en verbeteringen Buitengewoon vervoer
4.3 4.5.1.1
4.4 4.5.1.2.
4.5.2.1
4.5.2.2
4.6.1.1
4.6.1.2
4.6.3.1 4.7.1
4.6.3.2 4.7.2
4.9.1.1
4.9.1.2
De voorwaarden die van toepassing zijn op de van tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit op de internationale goederencorridors, vermeld onder punt 1.10, en de toewijzing van rijpaden door de desbetreffende C-OSS zijn beschreven in Book 4 van het Corridor Information Document van elke goederencorridor.
Toewijzing van de capaciteiten
46 / 96 Netverklaring 2016
4.2 Betrokken organismen 4.2.1 Kandidaten Kandidaten spoorwegondernemingen (zie punt 2.2.1) en kandidaten niet-spoorwegondernemingen (zie punt 2.2.2) kunnen een capaciteitsaanvraag indienen. Hoofdstuk 2 beschrijft de nodige vereisten om een capaciteitsaanvraag in te dienen.
4.2.2 De infrastructuurbeheerder De infrastructuurbeheerder is het organisme dat verantwoordelijk is voor het toewijzen van capaciteit binnen de eigen spoorweginfrastructuur. Alle capaciteitsaanvragen moeten aan dit organisme worden overgemaakt, met uitzondering van de tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit op de internationale goederencorridors volgens Verordening 913/2010 (zie punt. 4.2.3). In geval van concurrentiële capaciteitsaanvragen stelt coördinatieprocedure in zoals beschreven onder punt 4.6.1.
de
infrastructuurbeheerder
een
4.2.3 Corridor One-Stop-Shop Voor de tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit op de internationale goederencorridors volgens Verordening 913/2010, wordt de beslissing over de toewijzing genomen door de betrokken COSS (zie punt 1.9.6) in naam van de infrastructuurbeheerder. De voorwaarden die van toepassing zijn op de goederencorridor, vermeld onder punt 1.10, zijn beschreven in Book 4 van het Corridor Information Document van elke goederencorridor.
4.2.4 Het toezichthoudende orgaan – de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal De Spoorcodex bepaalt in de artikelen 62 tot 66 de opdrachten en de bevoegdheden van het toezichthoudende orgaan. Het koninklijk besluit van 25 oktober 2004 tot oprichting van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal en tot vaststelling van zijn samenstelling en het statuut dat van toepassing is op zijn leden, schrijft in artikel 2 bis voor dat deze dienst het toezichthoudende orgaan is. In punt 1.5.3 worden enkele bevoegdheden van het toezichthoudende orgaan besproken, de volledige lijst van bevoegdheden kan worden teruggevonden in de Spoorcodex (artikels 62 t.e.m. 66).
Toewijzing van de capaciteiten
47 / 96 Netverklaring 2016
4.3 Procedure voor de rijpaden De principes die hieronder worden beschreven, zijn van toepassing voor de rijpadaanvragen zowel binnen als buiten de procedure van de uitwerking van de dienstregeling. De procedure voor de van tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit op de goederencorridors is terug te vinden in Book 4 van het Corridor Information Document van de betreffende goederencorridor. De specifieke voorwaarden van een aanvraag, een wijziging of een afschaffing van een rijpad door de kandidaten niet-spoorwegondernemingen, worden gedetailleerd in de capaciteitsovereenkomst (zie bijlage B.9).
4.3.1 Indiening van de rijpadaanvraag 4.3.1.1 Algemene principes Elke rijpadaanvraag kan betrekking hebben op één van de volgende categorieën: –
goederentreinen (waaronder buitengewoon vervoer);
–
losse ritten van goederentreinen;
–
reizigerstreinen (waaronder ritten met historisch materieel);
–
losse ritten van reizigerstreinen;
–
technische treinen behalve deze gevraagd door Infrabel (transfers van leeg rollend materieel, homologatieritten en testritten van rollend materieel).
Het indienen van een rijpadaanvraag voor bovengenoemde categorieën moet volgens onderstaande regels gebeuren: –
Voor internationale aanvragen –
Voor de lange en korte termijn -
Ofwel via PCS (Path Coordination System); Ofwel via Book In; Ofwel via het document dat kan worden teruggevonden in bijlage B.1.4, dat verplicht door de kandidaat die de aanvraag doet, moet zijn ondertekend, vooraleer de aanvraag kan behandeld worden.
Indien bovenstaande applicaties niet beschikbaar zijn moet het capaciteitsformulier dat kan worden teruggevonden in bijlage B.1.4 gebruikt worden. Voor van tevoren geregelde rijpaden en reservecapaciteit (goederencorridors) dient de toepassing PCS te worden gebruikt. –
Voor de real-time Verplicht via de applicatie Book In, behalve als deze niet beschikbaar is. In dat geval moeten de capaciteitsformulieren die kunnen worden teruggevonden in bijlagen B.1.1, B.1.2 en B.1.3 gebruikt worden.
Toewijzing van de capaciteiten
48 / 96 Netverklaring 2016
–
Voor nationale aanvragen –
Voor de lange en korte termijn en voor real-time Verplicht via de applicatie Book In, behalve als die niet beschikbaar is. In dat geval moeten de capaciteitsformulieren gebruikt worden die kunnen worden teruggevonden in bijlages B.1.1, B.1.2 en B.1.3,.
Elk rijpad dat via een andere weg wordt aangevraagd (telefoon, e-mail zonder formulier van aanvraag, …) zal worden geweigerd door de infrastructuurbeheerder. De toepassing Book In is beschikbaar op de Business Corner van Infrabel. spoorwegondernemingen kunnen via hun key account toegang krijgen tot deze applicatie.
De
De toepassing Path Coordination System (PCS) is beschikbaar op de website van RailNetEurope. Om er gebruik van te maken, moeten de toegangscodes gevraagd worden aan RailNetEurope (www.rne.eu). Een rijpadaanvraag die wegens onbeschikbaarheid van de applicaties Book In of PCS wordt ingediend, op basis van een capaciteitsformulier, zoals voorzien in bijlage B, wordt schriftelijk, per fax of e-mail overgemaakt aan het bevoegd bureau (zie punt 1.9.1). De datum van een aanvraag is gelijk aan de datum van ontvangst van de aanvraag door de infrastructuurbeheerder. De infrastructuurbeheerder onderzoekt de ontvankelijkheid van de aanvraag en maakt de technische studie. Voor de opmaak van de jaardienstregeling (zie punten 4.5.1.1 en 4.5.2.1) en voor aanpassingen aan de lopende dienstregeling (zie punt 4.5.2.1) dienen de voorziene ontvangsttermijnen worden gerespecteerd. Capaciteitsaanvragen die buiten de voorziene ontvangstperiodes worden ingediend (zie punten 4.5.1.1 en 4.5.2.1) zullen niet behandeld worden door het betrokken bureau. Elke kandidaat die een rijpad aanvraagt voor een goederentrein bij het vertrek vanuit of de aankomst in een installatie, die niet het vertrekpunt of de bestemming van de wagons is, dient bepaalde bijkomende informatie te leveren. Daartoe dient ze in de applicatie Book In, de toepassing Path Coordination System of op het capaciteitsaanvraagformulier de volgende gegevens te vermelden: – – –
de oorsprong en/of de bestemming van de wagons zelfs als deze zich voordoet/voordoen in partnerschap met een andere operator; de voorziene duur van verblijf in deze installatie; de naam van de andere spoorwegonderneming die het vervoer zou verzekeren bij het vertrek of bij de aankomst van de trein.
4.3.1.2 Internationaal reizigersvervoer Wanneer een kandidaat voornemens is infrastructuurcapaciteit aan te vragen met het oog op het exploiteren van een internationale passagiersvervoersdienst met halten die vervoerdiensten tussen twee in België gelegen stations mogelijk maken, stelt hij de infrastructuurbeheerder en het toezichthoudende orgaan daarvan in kennis, conform de Spoorcodex (art.31) en volgens de voorziene modaliteiten in de Uitvoeringsverordening EU nr.869/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 inzake nieuwe spoorvervoersdiensten voor passagiers. Om de beoordeling mogelijk te maken van het doel van een internationale passagiersvervoerdienst, zorgt het toezichthoudende orgaan ervoor dat de minister (zie punt 1.9.2), alsook de minister die een in een openbaredienstcontract omschreven
Toewijzing van de capaciteiten
49 / 96 Netverklaring 2016
passagiersvervoerdienst per spoor heeft gegund en elke spoorwegonderneming die het openbaredienstcontract uitvoert op het traject van deze internationale passagiersvervoerdienst, op de hoogte worden gebracht. Het wettelijk kader kan worden teruggevonden onder punt 1.5.3.3.
4.3.2 Toewijzing van de rijpaden De infrastructuurbeheerder kent het gevraagde rijpad toe indien het beschikbaar is en zoniet stelt hij een variant voor. In voorkomend geval wordt het dossier beschouwd als één en dezelfde aanvraag. De coördinatieprocedure wordt uitgelegd in punt 4.6.1.1. De infrastructuurbeheerder deelt de capaciteitstoewijzingen mee via Book In, Path Coordination System, bij gewoon schrijven, per fax of e-mail. In geval van een mededeling per brief is de dag van kennisgeving de datum van deze brief. In de twee laatste gevallen is de dag van kennisgeving de datum van het verzenden van de fax of de e-mail. Wat betreft de van tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit (goederencorridors), neemt de C-OSS de beslissing voor de toewijzing van de rijpaden in naam van de infrastructuurbeheerder en deelt deze mee via PCS. De infrastructuurbeheerder wijst de rijpaden toe voor een maximale duur die overeenstemt met een enkele dienstregelingperiode. De kandidaten die capaciteit vragen voor een termijn die langer is dan een dienstregelingperiode moeten met de infrastructuurbeheerder een kaderovereenkomst sluiten (zie punt 2.4.1). Meer informatie betreffende het opstellen en het publiceren van de dienstregelingen is te vinden in bijlage B.4. De nummering van de treinen wordt uitgelegd in bijlage D.11 (Lijst 35 van Deel III van de BVT). De treinnummers kunnen worden aangevuld met ontdubbelingstekens (/1, /2, …) voor puur operationele redenen. Voor rijpadaanvragen voor internationaal goederenvervoer « ad hoc » die worden ingediend voor aanpassing van de treindienst op korte termijn (I-TMS.543) of in real time (I-TMS.66) wordt aangeraden deze te vervolledigen met het internationale treinnummer voor de relaties DuitslandBelgië/België-Duitsland en verder. Het treinnummer kan worden bekomen bij de Duitse Infrastructuurbeheerder DB Netz die als enige bevoegd is voor het toekennen van het treinnummer voor bovenstaande relaties. De contactgegevens van DB-Netz kunnen worden teruggevonden onder punt 1.9.5.
4.3.3 Wijziging van de rijpadaanvraag De houder van een rijpad dient te allen tijde het toegewezen rijpad te respecteren. Het respecteren van het toegewezen rijpad impliceert in het bijzonder het respecteren van de toegewezen rittijden en de compatibiliteit overeenstemmen van het materieel volgens de karakteristieken van de reisweg. Elke wijziging aan een lopende aanvraag in behandeling of van een reeds toegewezen rijpad, en in het bijzonder elke toevoeging of elke wijziging aan de samenstelling van de trein, waarbij het onmogelijk is om het toegewezen rijpad te respecteren, zal worden behandeld als een wijziging van een rijpad. Deze zal behandeld worden als een nieuwe rijpadaanvraag zoals beschreven onder punt 4.3.1 en de administratieve kosten zullen worden gefactureerd zoals beschreven in bijlage F.4.
Toewijzing van de capaciteiten
50 / 96 Netverklaring 2016
4.3.4 Schorsing of intrekking van de rijpaden De infrastructuurbeheerder heeft het recht om het toegekende rijpad te schorsen of in te trekken zonder voorafgaande kennisgeving, bij hoogdringendheid of in geval van absolute noodzaak wegens storingen die de spoorweginfrastructuur tijdelijk onbruikbaar maken en dit voor de duur nodig om de installatie opnieuw in werking te stellen (artikel 44 van de Spoorcodex). De infrastructuurbeheerder brengt de houder van het rijpad daarvan op de hoogte via gewoon schrijven, per fax of e-mail.
4.3.5 Annulatie van de rijpaden Elke houder van rijpaden kan afzien van het gebruik van de volledige of van een gedeelte van de toegekende rijpaden. Hij oefent dit recht uit onder de voorwaarden vermeld in punt 6.6.2. Iedere aanvraag tot een volledige of gedeeltelijke annulatie van rijpadcapaciteit moet worden ingediend volgens de modaliteiten bepaald in punt 4.3.1. De capaciteit die vrijkomt na volledige of gedeeltelijke annulatie van het rijpad wordt opnieuw als beschikbaar beschouwd. De infrastructuurbeheerder kan aldus aan elke kandidaat het recht toekennen om gebruik te maken van deze beschikbaar geworden capaciteit voor zover die kandidaat voldoet aan het geheel van voorwaarden die aan dit gebruik voorafgaan.
4.4 Procedure voor de lokale capaciteit 4.4.1 Indiening van de aanvragen voor lokale capaciteit 4.4.1.1 Algemene principes De infrastructuurbeheerder biedt de spoorwegonderneming de mogelijkheid om lokale capaciteit te reserveren in de stationsbundels. Daartoe stelt de infrastructuurbeheerder aan de spoorwegonderneming de reserveringstool Shunt In ter beschikking in de Business Corner. Om toegang te krijgen tot de applicatie, dient de spoorwegonderneming contact op te nemen met zijn key account. Bijlage F.1 toont het geheel van de sporen van de infrastructuurbeheerder. Hierin wordt de lokale capaciteit die gereserveerd kan worden in twee categorieën onderverdeeld: – –
sporen die op lange termijn / korte termijn / in real time gereserveerd kunnen worden onder de status RRR (RangeerRecht Reserveerbaar); sporen die enkel in real time gereserveerd kunnen worden onder de status RRNR (RangeerRecht Niet Reserveerbaar).
Op het Belgische spoornet zijn er drie types van bundels: – onbeseinde bundels: elke bundel waarvan de sporen worden beheerd door de spoorwegonderneming en waarvan de toegang eveneens onder haar bevoegdheid valt (de ingang tot de bundel kan evenwel bediend worden door de infrastructuurbeheerder); – beseinde bundels: elke bundel waarvan de sporen alsook de toegang worden beheerd door de infrastructuurbeheerder;
Toewijzing van de capaciteiten
51 / 96 Netverklaring 2016
–
de bundels « installatie met overgedragen bediening »: elke bundel waarvan de ingang en de toekenning van de capaciteit beheerd worden door de infrastructuurbeheerder maar de toegang wordt bediend door de bevoegde spoorwegonderneming.
Volgens het bundeltype en de reserveringswijze, zijn er principes vastgelegd in onderstaande tabel: Beseinde bundels
Reservatie op lange termijn (RLT) Volle capaciteit Jaar X-1
Bundels « Installatie met overgedragen bediening »
Onbeseinde bundels
- De spoorwegonderneming voert de reservaties in, in de reserveringstool Shunt In – LT. - De infrastructuurbeheerder (Operational Planning, details zie punt 1.9.1) beheert de lokale planning van de sporen alsook de beschikbaarheid van een spoor, rekening houdend met de operationele noodwendigheden van de spoorinfrastructuur. Hierbij verwerkt ze prioritaire reservaties op de sporen waar infrastructuuronderhoudswerkzaamheden noodzakelijk zijn. - De infrastructuurbeheerder (het bureau I-TMS.544, in samenwerking met de I-TMS Areas, details zie punt 1.9.1) behandelt de concurrerende aanvragen en lost ze op.
Reservatie op korte termijn (RKT) Restcapaciteit Jaar X
- De spoorwegonderneming voert de reservaties in, in de reserveringstool Shunt In – KT. - De infrastructuurbeheerder (Operational Planning, details zie punt 1.9.1) beheert de lokale planning van de sporen alsook de beschikbaarheid van een spoor, rekening houdend met de operationele noodwendigheden van de spoorinfrastructuur. Hierbij verwerkt ze prioritaire reservaties op de sporen waar infrastructuuronderhoudswerkzaamheden noodzakelijk zijn. - Er is geen aanleiding tot het beheer van concurrerende aanvragen omdat er geen conflicten mogelijk zijn tussen de spoorwegondernemingen in de Korte Termijn (Principe FIFS – First In First Served).
Reservatie in real time (RRT) Restcapaciteit Jaar X
- De infrastructuurbeheerder (de seinpost) voert de reservaties in, in de reserveringstool Shunt In – RT. - De infrastructuurbeheerder (de seinpost) kent de capaciteit in real time toe. - Er is geen aanleiding tot het beheer van concurrerende aanvragen omdat er geen conflicten mogelijk zijn in real time (Principe FIFS – First In First Served). - Indien geen enkele reservatie vooraf in Shunt In voor de voorziene operaties werd ingevoerd in lange of korte termijn, heeft de spoorwegonderneming de verplichting om de parkeertijd of de duur van zijn rangeringen aan de bediende van de seinpost mee te delen.
Toewijzing van de capaciteiten
- De spoorwegonderneming voert de reservaties in in de reserveringstool Shunt In – RT. - Er is geen aanleiding tot het beheer van concurrerende aanvragen omdat er geen conflicten mogelijk zijn in real time (Principe FIFS – First In First Served).
52 / 96 Netverklaring 2016
Meer informatie over de installaties met overgedragen bediening staat in de lijst 6 van deel III van de BVT. De lokale capaciteitsreservaties zijn anoniem zichtbaar voor alle spoorwegondernemingen waardoor de infrastructuurbeheerder de vertrouwelijkheid van de gegevens kan garanderen. 4.4.1.2 Bijzonder geval voor aanverwante spoorwegondernemingen in verband met de lokale capaciteit Een aanverwante spoorwegonderneming (ASO) is elke vereniging, maatschappij of rechtspersoon gerechtigd om rijpaden en/of lokale capaciteit aan te vragen voor verkeer van materieel op het net met als doel: homologatie - certificatie of toeristische ritten. Volgende principes zijn van toepassing voor ASO: Beseinde bundels
Bundels « Installatie met overgedragen bediening »
Onbeseinde bundels
Reservatie op lange termijn (RLT) Reservatie op korte termijn (RKT)
Om een aanvraag voor lokale capaciteit op lange termijn of op korte termijn te verrichten, moet de aanverwante spoorwegonderneming het formulier gebruiken van bijlage B.1.5. Het formulier moet verzonden worden naar de infrastructuurbeheerder (het bevoegde Operational Planning), in functie van de gekozen installatie waar de reservatie gewenst is. De lijst van de verschillende functionele mailboxen van de Operational Planning wordt vermeld in punt 1.9.1.
Reservatie in real time (RRT)
Om een aanvraag voor lokale capaciteit in real time te verrichten, moet de aanverwante spoorwegonderneming zich rechtstreeks naar de seinpost van de betrokken installatie richten.
4.4.2 Toewijzing van lokale capaciteit De reservatie van lokale capaciteit in een installatie geeft geen aanleiding tot een absolute verplichting van de infrastructuurbeheerder om toegang te verlenen tot het spoor van die installatie of rangeringen van en naar dat spoor toe te laten. Elke spoorwegonderneming die materieel plaatst op een welbepaald spoor is hiervoor verantwoordelijk tot het materieel verwijderd wordt. Elk ander akkoord moet formeel worden meegedeeld aan de infrastructuurbeheerder. Elke spoorwegonderneming dient een reservatie te plaatsen in de tool Shunt In vanaf het moment dat ze het spoor voor langer dan of de exacte duur van 31 minuten bezet. Indien vooraf geen korte of lange termijn reservatie in Shunt In werd ingevoerd voor de voorziene bewerkingen, heeft de spoorwegonderneming de verplichting om de parkeertijd of de duur van zijn rangeringen aan de bediende van de seinpost mee te delen. Bij gebrek hieraan registreert de bediende op de seinpost standaard een reservatie van 2 uur. Deze reservatie wordt pas geannuleerd indien gelijktijdig aan volgende twee voorwaarden wordt voldaan: –
De spoorwegonderneming, voor wie de reservatie van standaard 2 uur werd aangemaakt, heeft het spoor volledig verlaten voor het verlopen van de termijn;
Toewijzing van de capaciteiten
53 / 96 Netverklaring 2016
–
Een andere spoorwegonderneming wenst het betrokken spoor te bezetten tijdens het interval van deze 2 uur.
Elke aanvulling op deze standaardreservatie zal worden aangemaakt met de rechtvaardiging “geen toestemming” als de spoorwegonderneming het nog steeds nalaat om de bediende op de seinpost in te lichten van de duur van zijn bewerkingen of parkeertijd. Tijdens controle in onbeseinde bundels zal de infrastructuurbeheerder reservaties aanmaken met rechtvaardiging “geen toestemming” indien zij vaststelt dat een bezetting niet samenvalt met een vooraf ingevoerde reservatie. Elke plaatsing van materieel door een hulponderneming op een bundelspoor zal resulteren in de aanmaak van een reservatie ten laste van de spoorwegonderneming waarvan ze afhankelijk is. De contactgegevens van de seinposten zijn terug te vinden in de plaatselijke protocollen voor het gebruik van de infrastructuur. Meer informatie omtrent specifieke gevallen van concurrerende aanvragen worden in detail besproken onder punt 4.6.1.2 van deze netverklaring.
4.4.3 Wijziging van lokale capaciteit Elke aanvraag van wijziging van lokale capaciteit is mogelijk onder de voorwaarden vermeld in punt 4.5.2.2.
4.4.4 Schorsing of wijzigen van lokale capaciteit De infrastructuurbeheerder kan op elk ogenblik een lokale capaciteit schorsen of wijzigen die voordien was toegekend wanneer: – – –
er zich een capaciteitsprobleem voordoet in de betrokken installatie die kan uitmonden in een blokkering van de bundel; een toegekende capaciteit in LT of KT zelden of nooit werd gebruikt; een spoor onbeschikbaar moet gesteld worden vanwege operationele noodwendigheden, met name het onderhoud van de spoorinfrastructuur.
4.4.5 Annulatie van lokale capaciteit Elke houder van lokale capaciteit kan het gebruik van de volledige of van een gedeelte van de toegekende lokale capaciteit annuleren. Hij oefent dit recht uit onder de voorwaarden vermeld in punt 6.6.2. Het annuleren van de lokale capaciteiten moet in Shunt In worden ingevoerd: – – –
door de spoorwegonderneming in lange termijn en korte termijn voor de beseinde, onbeseinde en IOB-bundels; door de spoorwegonderneming in real time voor de onbeseinde bundels; door de infrastructuurbeheerder zelf:
- op verzoek van een spoorwegonderneming gedurende de fase van de behandeling
van de concurrerende aanvragen (zie punt 4.6.1.2). In punt 1.9.1 zijn de contactgegevens terug te vinden van het betrokken bureau voor het annuleren van lokale capaciteit;
Toewijzing van de capaciteiten
54 / 96 Netverklaring 2016
- op verzoek van een spoorwegonderneming in real time voor de beseinde en IOBbundels. De gegevens van de seinposten zijn opgenomen in de lokale verslagen over het gebruik van de infrastructuur.
De lokale capaciteit waarvan wordt afgezien, wordt beschouwd als opnieuw beschikbaar. De infrastructuurbeheerder kan aan elke spoorwegonderneming het recht toekennen om gebruik te maken van de beschikbaar geworden lokale capaciteit, voor zover die spoorwegonderneming voldoet aan het geheel van voorwaarden die aan dit gebruik voorafgaan.
4.5 Kalender voor toewijzingsprocedure
de
aanvragen
van
capaciteit
en
4.5.1 Planning voor het opstellen van de dienstregeling 4.5.1.1 Rijpaden 4.5.1.1.1 De wettelijke voorschriften De opgelegde termijnen voor de capaciteitsverdeling zijn voorzien in Hoofdstuk 4 van Titel 3 van de Spoorcodex, aangevuld door Bijlage 3. Deze wet bepaalt dat de dienstregeling van kracht wordt op de tweede zaterdag van december om middernacht. Om de wettelijke voorschriften van de Spoorcodex te vertalen en aan te vullen, legt RailNetEurope jaarlijks een precieze planning vast voor elke voorbereidende fase van de dienstregeling. 4.5.1.1.2 De jaarlijkse planning opgelegd door RailNetEurope Voor het opstellen van de jaardienstregeling voor 2016, legt RailNetEurope de volgende richtdata en periodes op: Haalbaarheidsstudies Uiterste datum voor het indienen van aanvragen voor een haalbaarheidsstudie
19 januari 2015
Uiterste datum voor het antwoorden op aanvragen voor een haalbaarheidsstudie
16 maart 2015
Toewijzing van de capaciteiten
55 / 96 Netverklaring 2016
Initiële rijpadaanvragen Finalisering van de rijpad catalogi
12 januari 2015
Indienen van de capaciteitsaanvragen (*)
Van 15 december 2014 tot 13 april 2015
Opstellen van dienstregeling
Van 14 april 2015 tot 6 juli 2015
het
ontwerp
van
Van 22 juni 2015 tot 25 juni 2015
Technische vergadering Publicatie van het ontwerp internationale dienstregeling
van
6 juli 2015
Vaststellingen en commentaar van de spoorwegonderneming
Van 7 juli 2015 tot 7 augustus 2015
Uiterste datum om een definitief antwoord te leveren aan de klanten
24 augustus 2015
Begin van de geldigheid Begin van de geldigheid dienstregeling 2016
van
de
13 december 2015 om 00u01
(*) Indien de tweede maandag van april op Paasmaandag valt, wordt de richtdatum een werkdag uitgesteld.
Het bureau dat bevoegd is om dit type van aanvragen te behandelen, is het bureau I-TMS.541. De aanvragen die uitzonderlijk gedaan zijn via de documenten, zoals vermeld in punt 4.3.1, moeten doorgegeven worden aan dit bureau via de contactgegevens vermeld in punt 1.9.1. De capaciteitsaanvragen ingediend bij de C-OSS van de goederencorridors in het kader van het opmaken van de jaarlijkse dienstregeling volgen in grote lijnen dezelfde principes als de planning van RNE. Voor meer informatie, zie Corridor Information Document (punt 1.10). 4.5.1.2 Lokale capaciteit Vanaf de tweede maandag van april is de applicatie Shunt In – LT opengesteld en kan de spoorwegonderneming starten met het registreren van reservatieaanvragen. Dit kan op twee manieren: –
–
ofwel kiest de spoorwegonderneming voor de verlenging van haar langetermijnreservaties van de lopende dienstregeling naar de volgende dienstregeling via de tab « verlengingen ». In dat geval stuurt de infrastructuurbeheerder aan de spoorwegonderneming een rapport met de al dan niet verlengde reservaties; ofwel kan de spoorwegonderneming nieuwe reservaties boeken tot de laatste werkdag van augustus. Dit is de dag waarop de tool Shunt In – LT wordt afgesloten.
In de openingsperiode van Shunt In – LT is het mogelijk dat concurrerende aanvragen opduiken. Om ze op te lossen, wordt nadat de tool Shunt In – LT werd afgesloten, vanaf de eerste werkdag van september, een verwerkingsfase van de concurrerende aanvragen geopend. De infrastructuurbeheerder (het bureau I-TMS.544 en Operational Planning, details zie punt 1.9.1) in
Toewijzing van de capaciteiten
56 / 96 Netverklaring 2016
samenwerking met de spoorwegonderneming staat in voor het oplossen van de concurrerende aanvragen. De infrastructuurbeheerder informeert vervolgens de spoorwegonderneming dat de fasen van de conflictenbehandeling en de lokale planning van de sporen afgesloten zijn en stuurt de spoorwegonderneming het overzichtsrapport van de resulterende LT-reservaties.
4.5.2 Planning voor de aanvragen van capaciteit buiten de procedure voor het opstellen van de dienstregeling 4.5.2.1 Rijpaden 4.5.2.1.1 Aanvraag buiten termijn voor de volgende dienstregeling De aanvragen die binnen de vooropgestelde termijnen zijn ingediend, hebben voorrang op de aanvragen die buiten die termijnen werden ingediend, met andere woorden na de tweede maandag van april. Bij tegenstrijdigheid tussen een aanvraag ingediend buiten de termijnen en een aanvraag binnen de termijnen, stelt de infrastructuurbeheerder alternatieven voor voor de aanvragen ingediend buiten de termijnen. « Late path requests » 1e dag voor het indienen van de « late path requests »
14 april 2015
1e dag om te antwoorden op de « late path requests »
25 augustus 2015
Laatste dag voor het indienen van de « late path requests »
12 oktober 2015
Laatste dag om te antwoorden op de « late path requests »
9 november 2015
Ad-Hoc aanvragen Eerste dag voor "Ad Hoc"-aanvragen
13 oktober 2016
Het bureau dat bevoegd is om dit type van aanvragen te behandelen is het bureau I-TMS.541. De aanvragen die uitzonderlijk gedaan zijn via de documenten (bijlage B, zie punt 4.3.1) moeten doorgegeven worden aan dit bureau volgens de details die vermeld zijn in punt 1.9.1. De rijpadaanvragen die door de infrastructuurbeheerder ontvangen worden minder dan 10 werkdagen vóór de wijziging van de dienstregeling worden conform de procedure in punt 4.5.2.1.2 behandeld alsof het gaat om een in de lopende dienstregeling te programmeren capaciteitsaanvraag. 4.5.2.1.2 In de lopende dienstregeling te programmeren rijpadaanvragen –
Aanpassing van de dienstregeling op lange termijn
Tijdens zijn geldigheidsperiode is de dienstregeling onderhevig aan wijzigingen, die ingaan op welbepaalde data. Die wijzigingen worden aangeduid als tussentijdse wijzigingen. De lijst met de data van de tussentijdse wijzigingen kan geraadpleegd worden bij de infrastructuurbeheerder (bureau ITMS.541, contactgegevens zie punt 1.9.1). Deze data worden vastgelegd bij gemeenschappelijk akkoord tussen de verschillende infrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen tijdens de
Toewijzing van de capaciteiten
57 / 96 Netverklaring 2016
vergaderingen van RNE en FTE (Forum Train Europe). Ze worden ook gepubliceerd op de websites www.forumtraineurope.org en www.rne.eu. Het bureau dat bevoegd is om dit type van aanvragen te behandelen is het bureau I-TMS.541. De aanvragen die uitzonderlijk gedaan zijn via de documenten (bijlage B, zie punt 4.3.1) moeten doorgegeven worden aan dit bureau via de contactgegevens die vermeld zijn in punt 1.9.1. –
Aanpassing van de dienstregeling op korte termijn
De kandidaten kunnen eveneens aanpassingen van de treindienst vragen waarbij wordt afgeweken van de voorziene data inzake tussentijdse wijzigingen. In principe heeft dit betrekking op aanpassingen die een beperkte impact hebben op de rijpaden en op de organisatie in de stations. Het kan hier gaan over het inleggen of het afschaffen van een trein gedurende één of meerdere dagen of over het wijzigen van een voorziene trein in afwachting van de definitieve wijziging naar aanleiding van een tussentijdse wijziging. De aanpassingen op korte termijn worden elektronisch gepubliceerd via een bulletin. Het bulletin bevat gegevens die betrekking hebben op de dienstregeling van de treinen en losse ritten, alle andere informatie van de infrastructuurbeheerder alsook die informatie gevraagd door de kandidaat die nuttig is voor het rijden van de betrokken treinen. De ontvangst van de capaciteitsaanvraag door de infrastructuurbeheerder vindt plaats ten laatste om 10u de tweede werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt en het bureau dat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag publiceert het organisatiebulletin ten laatste om 12u de werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt. Er bestaan twee uitzonderingen op dit principe: –
in geval van buitengewoon vervoer met beperkingen, moet de rijpadaanvraag ontvangen worden door de infrastructuurbeheerder ten laatste om 10 uur op de zesde werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt en wordt het organisatiebulletin gepubliceerd ten laatste om 12 uur op de tweede werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt;
–
in geval van aanpassingen ten gevolge feestdagen in België en in het buitenland en in het geval van gewoon en buitengewoon vervoer zonder beperkingen (commerciële snelheid =< 60 km/u), moet de rijpadaanvraag ontvangen worden door de infrastructuurbeheerder ten laatste om 10 uur op de vierde werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt. Het organisatiebulletin wordt gepubliceerd ten laatste om 12 uur op de eerste werkdag vóór de aanvangsdatum waarop het van toepassing wordt.
De aanvangsdatum waarop het bulletin van toepassing wordt, is de datum van het eerste rijpad waarop het bulletin betrekking heeft.
Toewijzing van de capaciteiten
58 / 96 Netverklaring 2016
Detailoverzicht aanvraagtermijnen rijpadaanvragen: « Ad Hoc*» : Uiterlijke ontvangsttermijn van Type van de aanvraag Betrokken ■ de aanvraag bureau (werkdagen)
Publicatie van het organisatiebulletin (werkdagen)
I-TMS.543 Tot D-6 om 10u Ten laatste D-2 Buitengewoon vervoer met ■ beperkingen om 12u I-TMS.543 Tot D-4 om 10u Ten laatste D-1 Gewoon en buitengewoon vervoer ■ zonder beperkingen (gevraagde om 12u ● snelheid =< 60 km/u) I-TMS.543 Tot D-2 om 10u Ten laatste D-1 Gewoon en buitengewoon vervoer ■ zonder beperkingen (gevraagde om 12u snelheid > 60 km/u) I-TMS.543 Tot D-4 om 10u Ten laatste D-1 Aanpassingen ten gevolge ■ Belgische feestdagen en om 12u feestdagen in het buitenland I-TMS.53 Tot D-2 om 10u Ten laatste D-1 Aanpassingen ten gevolge van ■ werken op een aangrenzend net om 12u die een weerslag hebben op de dienstregeling voor reizigers * Het betreft zowel nieuwe aanvragen als wijzigingen van eerdere aanvragen. ■ Voor aanvragen die de uiterste ontvangsttermijn niet respecteren kan de tijdige publicatie van het bulletin niet gegarandeerd worden. ● Cf. Ritten met historisch materieel. De aanvragen die uitzonderlijk zijn gedaan via de documenten (bijlage B, zie punt 4.3.1) moeten doorgegeven worden aan de bureaus die bevoegd zijn via de contactgegevens vermeld in punt 1.9.1. –
Aanpassingen aan de dienstregeling in real time
De spoorwegondernemingen kunnen aanpassingen van de treindienst vragen buiten de voorgeschreven termijnen voor de aanpassingen op korte termijn en de infrastructuurbeheerder past de voorziene treindienst aan, d.w.z. de dienstregeling met zijn aanpassingen op lange en op korte termijn, om exploitatieredenen. In principe betreft het hier aanpassingen van de voorziene treindienst als gevolg van dringende vragen, om uitzonderlijke vervoeren te verwezenlijken of als gevolg van aanzienlijke vertragingen, incidenten of ongevallen. Het kan gaan om het starten, het omleiden of het afschaffen van treinen. Het bureau bevoegd om dit type van aanvragen te behandelen is bureau I-TMS.66 (contactgegevens zie punt 1.9.1). De aanvragen die uitzonderlijk zijn gedaan via de documenten (bijlage B, zie punt 4.3.1) moeten doorgegeven worden aan de bureaus die bevoegd zijn via de contactgegevens vermeld in punt 1.9.1. De aanvraag zal door het bureau I-TMS.66 niet vroeger dan 10u voor de effectieve ingebruikname van het rijpad behandeld worden.
Toewijzing van de capaciteiten
59 / 96 Netverklaring 2016
4.5.2.2 Lokale capaciteit 4.5.2.2.1 Korte termijn Zodra de conflictsituaties LT opgelost zijn, krijgt de spoorwegonderneming toegang tot de reservatietools Shunt In – KT / Shunt In – RT. In ieder geval moet de applicatie Shunt In – KT voor de spoorwegonderneming toegankelijk zijn 10 werkdagen vóór de dienstregeling van kracht wordt, zijnde de tweede zaterdag van december om middernacht. Als er geen conflictsituaties LT zijn, is de reservatietool Shunt In – KT onmiddellijk toegankelijk voor de spoorwegonderneming, op voorwaarde dat de lokale planning van de sporen door de infrastructuurbeheerder (I-TMS Area, zie details in bijlage D.10) voltooid is. Alle spoorwegondernemingen worden gelijktijdig op de hoogte gebracht via e-mail. Zodra de spoorwegonderneming de toegang verkrijgt tot de reservatietool Shunt In – KT kan deze de bestaande reservatie annuleren of wijzigen of nog extra RKT toevoegen waarbij een periode van minimum 24uur voor het gewenste uur in acht moet worden genomen. Voor dit type reservaties geldt het principe van wie het eerst komt, het eerst maalt (Principe FIFS – First In First Served). Er zijn dus geen concurrerende aanvragen. Een spoor kan echter door de infrastructuurbeheerder onbeschikbaar gesteld worden vanwege operationele noodwendigheden, met name het onderhoud van de spoorinfrastructuur. 4.5.2.2.2 Real time Zodra de spoorwegonderneming de toegang verkrijgt tot de reservatietool Shunt In – RT gebeurt de toevoeging, de wijziging of de annulatie van de RRT (Reservatie in Real Time) als volgt: –
– –
Voor de beseinde bundels of een installatie met overgedragen bediening moet de spoorwegonderneming een capaciteitsaanvraag op lokaal niveau indienen (d.i. bij de betrokken seinpost); Voor de niet-beseinde bundels moet de spoorwegonderneming rechtstreeks een capaciteitsaanvraag indienen in Shunt In – RT; De toevoeging, wijziging of annulatie moet worden uitgevoerd binnen de 24 uur.
Hier geldt het principe van wie het eerst komt, het eerst maalt (Principe FIFS – First In First Served). Er zijn dus geen concurrerende aanvragen. Een spoor kan echter onbeschikbaar gesteld worden door
Toewijzing van de capaciteiten
60 / 96 Netverklaring 2016
de infrastructuurbeheerder vanwege operationele noodwendigheden, met name het onderhoud van de spoorinfrastructuur.
4.6 Toewijzingsprocedure 4.6.1 Coördinatieprocedure 4.6.1.1 Rijpaden De infrastructuurbeheerder (bureau I-TMS.541, contactgegevens zie punt 1.9.1) organiseert de coördinatie van concurrerende aanvragen in het kader van de toewijzing van de rijpaden op lange termijn. De C-OSS behandelt de concurrerende aanvragen in het kader van de van tevoren geregelde rijpaden en de reservecapaciteit op de goederencorridors. Beide principes worden hieronder uitgelegd. –
Concurrerende aanvragen in het kader van de toewijzing van de rijpaden op lange termijn.
De infrastructuurbeheerder tracht conflicten tussen kandidaten op te lossen met betrekking tot infrastructuurcapaciteit. Hij stelt eventueel andere capaciteit voor dan de gevraagde. Wanneer de infrastructuurbeheerder capaciteitsaanvragen ontvangt om een internationaal rijpad te vormen, stemt hij dit af met de betrokken infrastructuurbeheerders, met als doel geharmoniseerde capaciteit aan te bieden, in de mate van het mogelijke. Deze coördinatie verloopt in het kader van de samenwerking binnen RNE. In geval van weigering zijn de kandidaten verplicht om binnen de 5 werkdagen na de kennisgeving van het voorstel van de infrastructuurbeheerder, een schriftelijk antwoord (brief, e-mail of fax) te geven. Binnen de 5 werkdagen die volgen op de dag dat de infrastructuurbeheerder de weigering van de kandidaten ontvangt, formuleert de infrastructuurbeheerder een ander voorstel aan de betrokken kandidaten. Wanneer de kandidaten niet tot een oplossing kunnen komen omdat ze de varianten die de infrastructuurbeheerder voorstelt weigeren, past de infrastructuurbeheerder de prioriteitscriteria uit volgende tabel toe: 1e criterium
De infrastructuurbeheerder kent de infrastructuurcapaciteit toe rekening houdend met de volgende prioriteiten: –
Op de hogesnelheidslijnen en lijnen ingericht als hogesnelheidslijn:
1 de hogesnelheidstreinen; 2 de snelle reizigerstreinen; 3 de andere treinen. –
Op de gespecialiseerde goederenlijnen:
1 2 3 4 –
de snelle goederentreinen; de trage goederentreinen; de reizigerstreinen van openbare dienst; de andere treinen.
Op de gespecialiseerde reizigerslijnen:
Toewijzing van de capaciteiten
61 / 96 Netverklaring 2016
1 de hogesnelheidstreinen die binnenlandse bestemmingen aandoen 2 3 4 5 –
en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren; de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen; de trage reizigerstreinen; de goederentreinen; de andere treinen.
Op de gemengde lijnen:
1 de hogesnelheidstreinen die binnenlandse bestemmingen aandoen 2 3 4 5
en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren; de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen; de trage reizigerstreinen en snelle goederentreinen; de trage goederentreinen; de andere treinen.
De definitie van de lijntypes en van de treintypes staat in bijlage B.7. De lijst van de lijntypes in bijlage B.8. 2e criterium
De infrastructuurbeheerder kent de capaciteit toe aan de kandidaat van wie de capaciteitsaanvraag de hoogste totale maandelijkse gebruiksvergoeding oplevert voor het totale aangevraagde traject op de Belgische spoorweginfrastructuur.
In het geval dat de genoemde criteria niet toelaten om tot een beslissing te komen tussen de kandidaten, of indien een kandidaat de door de infrastructuurbeheerder voorgestelde alternatieve capaciteit weigert op basis van de toepassing van deze criteria, verklaart de infrastructuurbeheerder de betrokken infrastructuursectie overbelast. Deze principes worden in detail besproken onder punt 4.6.3 van deze netverklaring. –
Concurrerende aanvragen in het kader van de van tevoren geregelde treinpaden en de reservecapaciteit op de goederencorridors
De C-OSS past de prioriteitsregels toe bij concurrerende aanvragen zoals beschreven in het Besluit van de raden van bestuur van corridor 1 en 2. Dit besluit kan geraadpleegd worden via onderstaande link http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2013:065:0004:0012:NL:PDF Voor meer informatie, zie Corridor Information Document van de goederencorridors, vermeld in punt 1.10. 4.6.1.2 Lokale capaciteit 4.6.1.2.1 Minnelijke fase De infrastructuurbeheerder (bureau I-TMS.544, zie details punt 1.9.1) verwerkt in de eerste minnelijke fase de in lange termijn geregistreerde concurrerende aanvragen en wel nadat vooraf de voor de operationele doeleinden vereiste bezettingsaanvragen, in het bijzonder het onderhoud van de spoorinfrastructuur, werden toegekend.
Toewijzing van de capaciteiten
62 / 96 Netverklaring 2016
Bij de behandeling van concurrerende aanvragen kunnen er zich twee situaties voordoen: –
–
een spoorwegonderneming wenst de volledige bundel of het merendeel van de sporen te reserveren. In dat geval verdeelt de infrastructuurbeheerder de capaciteit, rekening houdend met de verschillende aanvragen van de spoorwegonderneming om elk van hen een minimale capaciteit te garanderen; ten minste twee spoorwegondernemingen hebben dezelfde capaciteit gereserveerd. In dat geval stuurt de infrastructuurbeheerder via e-mail een alternatief voorstel naar de betrokken spoorwegonderneming. Die bevestigen of weigeren het alternatieve voorstel van de infrastructuurbeheerder binnen de 3 werkdagen volgend op de verzending door de infrastructuurbeheerder van het alternatieve voorstel. Bij gebrek aan antwoord, wordt het alternatieve voorstel als aanvaard beschouwd. De infrastructuurbeheerder formuleert zoveel alternatieve voorstellen als zijn beschikbare capaciteit toelaat. 4.6.1.2.2 Betwiste fase
Als de spoorwegonderneming het (de) alternatieve voorstel(len) van de infrastructuurbeheerder weigeren, gaat een tweede betwiste fase in die de toepassing vereist van de volgende richtlijnen om de conflictsituatie op te lossen: – – –
operationeel gebruik van het spoor; effectief gebruik van de reservaties door de spoorwegonderneming in de vorige dienstregeling; het aantal gereserveerde uren en het aantal rijpaden.
Zodra de infrastructuurbeheerder de voornoemde richtlijnen toepast om de conflictsituaties op te lossen tussen de betrokken spoorwegondernemingen, rekent hij de spoorwegonderneming die het of de in de minnelijke fase geformuleerde alternatieve voorstel(len) hebben geweigerd, administratieve kosten aan. Meer informatie over de administratieve kosten bevindt zich in punt 6.1.2.5.2.
4.6.2 Systeem voor de administratieve regeling van geschillen Op verzoek van een kandidaat of de infrastructuurbeheerder neemt de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal (coördinaten zie punt 1.9.2) binnen de tien werkdagen een beslissing over elk geschil inzake de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit (art. 62§4 van de Spoorcodex) teneinde zijn opdracht inzake het administratief afhandelen van geschillen te vervullen. De te respecteren procedure in het kader is beschreven in het KB van 21 maart 2007 ( art. 2 t.e.m. art. 5).
4.6.3 Overbelaste zones: definitie, prioriteitscriteria en toewijzingsprocedure in die zones 4.6.3.1 Rijpaden Wanneer na afloop van de coördinatie van de capaciteitsaanvragen het onmogelijk blijkt om aan alle capaciteitsaanvragen een gunstig gevolg te geven, verklaart de infrastructuurbeheerder de betrokken infrastructuursectie als zijnde overbelast. Op een overbelaste infrastructuursectie en zonder afbreuk te doen aan de gereserveerde capaciteit voor het geplande onderhoud van het net, wijst de infrastructuurbeheerder de infrastructuurcapaciteit toe, rekening houdend met de volgende prioriteiten:
Toewijzing van de capaciteiten
63 / 96 Netverklaring 2016
–
Op de hogesnelheidslijnen en de aangepaste hogesnelheidslijnen:
1 2 3 –
Op de gespecialiseerde goederenlijnen :
1 2 3 4 –
de snelle goederentreinen ; de trage goederentreinen ; de reizigerstreinen van openbare dienst; de andere treinen.
Op de gespecialiseerde reizigerslijnen :
1 2 3 4 5 –
de hogesnelheidstreinen ; de snelle reizigerstreinen ; de andere treinen.
de hogesnelheidstreinen voor het aandoen van binnenlandse bestemmingen en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren ; de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen ; de trage reizigerstreinen ; de goederentreinen ; de andere treinen.
Op de gemengde lijnen:
1 2 3 4 5
de hogesnelheidstreinen voor het aandoen van binnenlandse bestemmingen en de snelle treinen van de gewone dienst die het binnenlands vervoer verzekeren ; de andere hogesnelheidstreinen en de andere snelle reizigerstreinen ; de trage reizigerstreinen en de snelle goederentreinen ; de trage goederentreinen ; de andere treinen.
De overbelaste lijnen staan in bijlage B.6. De beschrijving van de lijntypes en van de treintypes staat in bijlage B.7. De lijst van de lijntypes in bijlage B.8. Bij het bepalen van de prioriteiten in het raam van de toewijzingsprocedure houdt de infrastructuurbeheerder rekening met het vorige gebruik van de rijpaden. Hij kan, na overleg met de kandidaat, het recht om het rijpad te gebruiken schorsen of intrekken. Dit kan in het geval van onvoldoende gebruik van de toegewezen rijpad door de houder en: ─
─ ─
indien hij de spoorweginfrastructuur niet gebruikt volgens de modaliteiten bepaald in de gebruiksovereenkomst of de capaciteitsovereenkomst afgesloten met de infrastructuurbeheerder; indien hij het optimale gebruik van de spoorweginfrastructuur verstoort; indien zijn gemiddelde gebruik van de capaciteit gedurende de vorige dienstregeling minder is dan 80% van het aantal voorziene wekelijkse bewegingen.
Deze maatregel is niet van toepassing indien het onvoldoende gebruik te wijten is aan andere dan economische redenen die aan de controle van de operatoren ontsnappen. Wanneer het volgens de toepassing van de voorrangscriteria niet mogelijk is een capaciteit eerder aan de ene kandidaat toe te wijzen dan aan een andere, kent de infrastructuurbeheerder de capaciteit
Toewijzing van de capaciteiten
64 / 96 Netverklaring 2016
toe aan de kandidaat waarvan de capaciteitsaanvraag het hoogste maandelijkse totaalbedrag aan heffingen oplevert op het totale gevraagde traject op de Belgische spoorweginfrastructuur. 4.6.3.2 Lokale capaciteit Conform de geldende wetgeving zijn de criteria vermeld in punt 4.6.3.1 niet van toepassing voor de lokale capaciteit.
4.6.4 Impact van de kaderovereenkomsten De commerciële voorwaarden betreffende de kaderovereenkomsten worden gedetailleerd in punt 2.4.1. Wanneer de infrastructuurbeheerder aan een kandidaat het recht verleent capaciteit op de spoorweginfrastructuur te gebruiken voor een langere duur dan één dienstregelingperiode, sluiten de infrastructuurbeheerder en de kandidaat een kaderovereenkomst die hun respectieve rechten en plichten verduidelijkt. De kaderovereenkomst gesloten tussen een kandidaat en de infrastructuurbeheerder verduidelijkt de vereiste spoorwegcapaciteitskenmerken van een kandidaat alsmede deze die hem werden aangeboden voor een langere duur dan één geldende periode van de dienstregeling. De kaderovereenkomst bepaalt een rijpad niet in detail, maar is zo opgesteld dat het tegemoetkomt aan de gewettigde commerciële noden van de kandidaat. De kaderovereenkomst ontslaat de kandidaat niet van het indienen van een capaciteitsaanvraag voor spoorweginfrastructuur bij de infrastructuurbeheerder overeenkomstig punt 4.5 (hierboven). De kaderovereenkomst mag niet tot gevolg hebben dat de betrokken infrastructuurcapaciteit uitsluitend wordt voorbehouden voor de kandidaat. Rekening houdend met vertrouwelijke gegevens op commercieel vlak, deelt de infrastructuurbeheerder binnen vijftien werkdagen volgend op het afsluiten van de kaderovereenkomst de algemene bepalingen ervan mee aan elke partij die een capaciteitsaanvraag heeft ingediend voor die dienstregelingperiode die gedeeltelijk samenvalt met de duur van de kaderovereenkomst en die ontvankelijk is om hem opmerkingen mee te delen over de weerslag die de toewijzing van de in de kaderovereenkomst vereiste capaciteiten zou kunnen hebben op zijn eigen spoordiensten. Er dient te worden opgemerkt dat deze kaderovereenkomsten niet van toepassing zijn bij de reservatie van lokale capaciteit. Hier zijn nog steeds de richtlijnen onder punten 4.5.1.2 (RLT) en 4.5.2.2 (RKT en RRT) van toepassing.
4.7 Toewijzing van capaciteit voor onderhoud, vernieuwing en verbeteringen 4.7.1 Rijpaden Bovenop de stappen van afstemming tussen de infrastructuurbeheerder en de kandidaten uitgelegd in de punten 4.7.1.1 tot 4.7.1.3, informeert de infrastructuurbeheerder zijn klanten over de verschillende types infrastructuurwerken vóór de 20ste van de maand voorafgaand aan de maand tijdens dewelke de werken plaatsvinden, behalve in het geval van overmacht, via de rubriek Work In van de Business Corner (zie punt 1.4).
Toewijzing van de capaciteiten
65 / 96 Netverklaring 2016
4.7.1.1 Werken voor courant onderhoud De werken voor courant onderhoud worden geprogrammeerd aan de hand van werkvensters. De werkvensters zijn capaciteiten die gereserveerd worden bij het opstellen van de dienstregeling. De werkvensters voor elke periode zijn aangeduid in bijlage B.5. Een gedetailleerd overzicht van de werkvensters is beschikbaar bij de infrastructuurbeheerder. De contactgegevens zijn terug te vinden in punt 1.9.1. De werkvensters kunnen in een beperkte mate worden aangepast bij het opstellen van de dienstregeling, maar ze worden slechts algemeen herzien bij een fundamentele wijziging van het vervoersplan. 4.7.1.2 De grote geprogrammeerde werken De werken die worden uitgevoerd met het oog op het behoud of de uitbreiding van de capaciteit en de werken die een grote weerslag hebben op het verkeer worden in de dienstregeling geprogrammeerd in de vorm van capaciteitsreserveringen. De weerslag van deze capaciteitsreserveringen op het verkeer kan verwerkt zijn in de dienstregeling of het voorwerp zijn van een tijdelijke wijziging aan de beschikbare capaciteit volgens de voorschriften van het VVESI 7.4 – Coördinatie van de werken en het verkeer. In het laatste geval wordt ze gepubliceerd door de infrastructuurbeheerder ten laatste 14 dagen voor de toepassingsdatum. Het bulletin dat door de infrastructuurbeheerder wordt verspreid, officialiseert de rijpadwijzigingen ten laatste 6 dagen voor ze van kracht worden. 4.7.1.3 Weerslag van de werken op de toegewezen capaciteit Het VVESI 7.4 – Coördinatie werken en verkeer, beschrijft de maatregelen die worden genomen wanneer de werken niet kunnen worden uitgevoerd zonder de toegewezen capaciteit te wijzigen. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur, geven de beperkingen of storingen die het verkeer beïnvloeden wegens werken geen recht op enige vergoeding van de houder van de capaciteit door de infrastructuurbeheerder. De gebruiksheffing is verschuldigd voor de oorspronkelijk toegekende capaciteit, behalve in het geval van afschaffing van het verkeer. Ingeval een gedeeltelijke afschaffing van het verkeer, is de gebruiksheffing slechts verschuldigd voor het effectieve gebruikte deel van de capaciteit.
4.7.2 Lokale capaciteit Elke reservatieaanvraag voor een lokale capaciteit door de infrastructuurbeheerder waarvan het doel onderhoud van de spoorinfrastructuur of het parkeren van zijn rollend materieel is om de werken uit te voeren, heeft voorrang op enige andere reservatie.
Toewijzing van de capaciteiten
66 / 96 Netverklaring 2016
4.8 Maatregelen wegens niet-gebruik Deze bepalingen zijn beschreven in punt 6.6.2.
4.9 Buitengewoon vervoer en vervoer van gevaarlijke goederen 4.9.1 Buitengewoon vervoer 4.9.1.1 Rijpaden Elke kandidaat geeft in zijn aanvraag van een rijpad aan of hij van plan is buitengewoon vervoer op te nemen in zijn treinen, en zo ja, duidt hij het type buitengewoon vervoer aan en, in het bijzonder, het voorlopig toelatingsnummer of de codificatie in geval van gecombineerd vervoer. De capaciteitsaanvraag wordt verwerkt conform punt 2.6 van deze NV. 4.9.1.2 Lokale capaciteit Wanneer een buitengewoon vervoer een installatie zal bezetten en dit vervoer vanwege zijn profiel één of meerdere sporen hindert aan weerszijden van het spoor dat het in die installatie bezet, zal de spoorwegonderneming in Shunt In al de nodige sporen moeten reserveren die noodzakelijk zijn voor de veilige bezetting door dat buitengewoon vervoer.
4.9.2 Vervoer van gevaarlijke goederen Elke aanvrager van een rijpad geeft in zijn aanvraag aan of hij van plan is gevaarlijke goederen te vervoeren met zijn treinen. Indien dit het geval is, dient hij het type gevaarlijke goederen aan te duiden en in het bijzonder de te vervoeren goederenklasse(n). De capaciteitsaanvraag wordt verwerkt conform punt 2.7 van deze NV.
4.10 Bijzondere maatregelen bij storing Wanneer het treinverkeer of de bezetting door het rollend materieel afwijkt van het verkeer dat overeenstemt met de toegewezen capaciteit, past de infrastructuurbeheerder de capaciteitsverdeling aan teneinde zo snel mogelijk tot een capaciteitsgebruik te komen dat overeenkomt met de toegewezen capaciteit. De toegewezen capaciteit kan door de infrastructuurbeheerder worden gewijzigd:
Toewijzing van de capaciteiten
67 / 96 Netverklaring 2016
─
─
ofwel naar aanleiding van noodzakelijke werken om de normale toestand te herstellen na een storing van het treinverkeer of de bezetting door rollend materieel ingevolge een technisch defect of een ongeval op de spoorweginfrastructuur ; ofwel naar aanleiding van een noodgeval, absolute noodzaak of overmacht.
De infrastructuurbeheerder brengt de houder van de betrokken capaciteit daarvan binnen de kortst mogelijke termijn op de hoogte. De infrastructuurbeheerder stelt alles in het werk om de frequentie, de omvang en de duur van de storingen die het treinverkeer of de bezetting door rollend materieel beïnvloeden te beperken. Hij werkt de meest geschikte alternatieve oplossing uit. Hij brengt de houder van de betrokken rijpaden of lokale capaciteit daarvan op de hoogte. Wanneer de toegewezen capaciteit volledig onbruikbaar is, en indien er geen enkele alternatieve oplossing kan worden uitgewerkt, kan de infrastructuurbeheerder zonder voorafgaande kennisgeving de betrokken rijpaden of lokale capaciteit schrappen gedurende de tijd die nodig is om de infrastructuur te herstellen. Hij brengt de houder van de betrokken rijpaden of lokale capaciteit daarvan op de hoogte. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur en de capaciteitsovereenkomst, geven de storingen die het verkeer of de bezetting door rollend materieel beïnvloeden geen recht op enige vergoeding van de houder van de capaciteit door de infrastructuurbeheerder. De gebruiksheffing is verschuldigd voor de oorspronkelijk toegekende capaciteit, behalve in het geval van afschaffing van het verkeer. Ingeval een gedeeltelijke afschaffing van het verkeer, is de gebruiksheffing slechts verschuldigd voor het effectieve gebruikte deel van de capaciteit.
Toewijzing van de capaciteiten
68 / 96 Netverklaring 2016
5. DIENSTEN 5.1 Inleiding Volgens de Spoorcodex, in het bijzonder in de artikels 5 en 9 aangevuld door Bijlage 1, worden de te verlenen diensten aan de spoorwegondernemingen en in voorkomend geval de kandidaten onderverdeeld in de volgende categorieën: ─
De minimumdiensten
Spoorwegondernemingen hebben op een niet-discriminerende en transparante basis recht op het minimum toegangspakket. De aanvragen van de spoorwegondernemingen en kandidaten mogen enkel aan beperkingen onderworpen worden indien er andere haalbare, onder marktvoorwaarden, spooroplossingen bestaan. ─
De toegang via het spoornet tot de voorzieningen en het verlenen van diensten
Deze diensten worden toegestaan aan alle spoorwegondernemingen op niet-discriminerende en transparante wijze. Verzoeken van spoorwegondernemingen kunnen alleen onderworpen worden aan beperkingen indien er haalbare spoorwegalternatieven onder marktvoorwaarden voorhanden zijn. ─
De aanvullende diensten
Aanvullende diensten kunnen op vraag van een spoorwegonderneming door de infrastructuurbeheerder worden verleend. In dat geval moeten zij op niet-discriminerende wijze verleend worden aan elke spoorwegonderneming die erom vraagt. ─
De ondersteunende diensten
De spoorwegondernemingen kunnen aan de infrastructuurbeheerder of aan andere leveranciers vragen om ondersteunende diensten te leveren. De infrastructuurbeheerder is niet verplicht deze diensten te verlenen. Echter, als de diensten wel worden aangeboden moet dit op een nietdiscriminerende wijze. Onder zijn diensten heeft de infrastructuurbeheerder 5 specifieke diensten ontwikkeld voor de kandidaten en spoorwegondernemingen : 1 2 3 4 5
Your Moves: rijpaden (minimumdiensten en toegang via het spoornet tot de voorzieningen en het verlenen van diensten) ; Your Shunts: lokale capaciteit (minimumdiensten en toegang via het spoornet tot de voorzieningen en het verlenen van diensten) ; Your Power: tractie-energie (minimumdiensten en aanvullende diensten); Your XXL: studies voor uitzonderlijke transporten (aanvullende diensten); Your Extratime: prestaties buiten de diensturen (aanvullende diensten).
Diensten
69 / 96 Netverklaring 2016
Kandidaten niet-spoorwegondernemingen zijn kunnen enkel gebruik maken van de diensten Your Moves en Your XXL. De specifieke voorwaarden bevinden zich in de capaciteitsovereenkomst (zie bijlage B.9). De infrastructuurbeheerder heeft ook 2 specifieke diensten ontwikkeld voor de industriële ondernemingen, die niet verder uitgewerkt worden in deze netverklaring: 1 2
Your Tracks: voorbehouden sporen Your Connection: spoorverbindingen
De meeste minimumdiensten en de toegang via het spoor tot de voorzieningen zijn gedekt door de gebruiksheffing van de infrastructuur. De aanvullende diensten en de ondersteunende diensten worden gedekt door aparte heffingen. De verschillende heffingen worden beschreven in hoofdstuk 6 van deze NV.
5.2 De minimumdiensten Deze diensten worden inbegrepen in de diensten
(rijpaden, zie details hoofdstuk 4),
(lokale capaciteit, zie details hoofdstuk 4) en tractiestroom, zie details hieronder).
(transport en distributie van
Het minimale prestatiepakket omvat: – – – – – –
de behandeling van de aanvragen voor spoorweginfrastructuurcapaciteit ; het recht gebruik te maken van de toegewezen capaciteit ; het gebruik van aansluitingen en wissels op het net ; de treinverkeersleiding met inbegrip van de seingeving, de regeling, de controle van het verkeer, de communicatie en de levering van gegevens over treinbewegingen ; het gebruik van elektrische voedingsinstallaties ten behoeve van de tractie ; alle overige gegevens die nodig zijn om de dienst waarvoor capaciteit toegekend is, tot stand te brengen of te exploiteren.
De infrastructuurbeheerder is de enige leverancier die instaat voor het transport en de distributie van de tractiestroom, wat deel uitmaakt van het product spoorwegonderneming voor de levering van tractiestroom infrastructuurbeheerder of via een leverancier van zijn keuze.
gebruik
. Ongeacht of de maakt via de
Deze dienst is dus verplicht voor elke spoorwegonderneming die gebruik wenst te maken van elektrische tractie. De tarificatieregels voor transport en distributie van tractiestroom worden uitgelegd in punt 6.3.1.
–
Diensten
70 / 96 Netverklaring 2016
5.3 Toegang tot de voorzieningen en het verlenen van diensten Deze diensten worden inbegrepen in de diensten (lokale capaciteit, zie details hoofdstuk 4).
(rijpaden, zie details hoofdstuk 4) en
De infrastructuurbeheerder is de enige die toegang geeft tot deze diensten. De diensten kunnen door anderen geleverd worden. In dit hoofdstuk worden de diensten gedetailleerd beschreven.
5.3.1 Terminals voor het reizigersverkeer De infrastructuurbeheerder beheert de reizigersstations niet. Deze worden beheerd door de NMBS. Als een spoorwegonderneming toegang wenst tot reizigersstations, dient ze contact op te nemen met de NMBS. NMBS biedt de internationale spoorwegondernemingen verschillende basisdiensten aan in haar stations zodat ze hun klanten zo goed mogelijk kunnen onthalen en informeren. Meer informatie is terug te vinden op de website: http://www.belgianrail.be/nl/corporate/onderneming/rail_related_services/Services_en_gare.aspx
5.3.2 Terminals voor het goederenverkeer De infrastructuurbeheerder beheert de intermodale goederenterminals niet. Deze behoren toe aan een spoorwegonderneming of aan derden die onafhankelijk zijn van de infrastructuurbeheerder. Indien een kandidaat hierover meer informatie wenst te bekomen, dient men zich te richten tot zijn key account.
5.3.3 Bundels voor het vormen, het rangeren en het uitwijken van de treinen De infrastructuurbeheerder stelt bundels voor het vormen, het rangeren en het uitwijken van de treinen ter beschikking aan de spoorwegondernemingen. Voor het eigenlijke gebruik van de bundels dienen de spoorwegondernemingen gebruik te maken van het product Your Shunts.
5.3.4 Installaties voor onderhoud De infrastructuurbeheerder beschikt niet over installaties specifiek voor onderhoud van het rollend materieel. NMBS biedt kleine onderhoudsverrichtingen aan aan spoorwegondernemingen die internationaal reizigersverkeer verzekeren. De lijst met de diensten en in welke installaties ze worden aangeboden is terug te vinden via deze link: http://www.belgianrail.be/nl/corporate/onderneming/rail_related_services/Maintenance_legere.aspx
5.3.5 Technische uitrusting van de installaties De infrastructuurbeheerder stelt verschillende technische uitrustingen, met name voor het leveren van elektriciteit, water en perslucht, ter beschikking van de spoorwegonderneming. Om toegang te krijgen tot deze installaties dient een spoorwegonderneming de producten Your Moves en Your Shunts te gebruiken. Technische uitrustingen en van hun locatie worden vermeld in bijlage F.1.
Diensten
71 / 96 Netverklaring 2016
5.3.6 Tankvoorzieningen De tankvoorzieningen voor de dieselvoertuigen die toegankelijk zijn op de Belgische spoorinfrastructuur zijn terug te vinden in bijlage D.7 en onder te verdelen in twee groepen: -
Ten eerste, de tankvoorzieningen infrastructuurbeheerder (bv. Montzen).
van
derden
onafhankelijk
van
de
-
Ten tweede, de tankplatformen die de infrastructuurbeheerder ter beschikking stelt voor alle spoorwegondernemingen, al dan niet met een vaste installatie behorend tot een derde (bv. Zeebrugge, Genk-Goederen, Gent-Zeehaven).
Op deze platformen worden de sporen uitgerust met speciale bescherming om het bijvullen van brandstof voor dieselvoertuigen door tankwagens toe te kunnen laten. Door de bodembescherming wil de infrastructuurbeheerder elke vorm van eventuele bodemverontreiniging voorkomen. De plaatselijke protocollen beschrijven het gebruik van de tankplatformen, meer specifiek de bewuste sporen, de bewegingen (zoals in- en uitrit van het spoor) en de communicatie op het terrein. Door de ondertekening van het plaatselijk protocol zal de spoorwegonderneming zich ertoe verbinden de gebruiksvoorwaarden van dit tankplatform te respecteren op een wijze waarbij elke vorm van bodemverontreiniging als gevolg van het bijvullen van brandstof wordt vermeden. De spoorwegonderneming die gebruik maakt van het tankplatform voorbehouden voor de bevoorrading van diesel door tankwagens, zal aansprakelijk gesteld worden voor iedere bodemvervuiling veroorzaakt door deze bevoorrading en zal garant staan voor elk schadelijk gevolg ervan. De bevoorrading van diesel mag enkel plaatsvinden op de tankinstallaties en tankplatformen zoals hierboven beschreven of op tankvoorzieningen die eigendom zijn van de spoorwegonderneming.
5.3.7 Gebruik van elektrische voedingsinstallaties ten behoeve van de tractie De infrastructuurbeheerder beheert de elektrische voedingsinstallaties ten behoeve van de tractie. Bovendien stelt de infrastructuurbeheerder aan de spoorwegonderneming vaste installaties voor 3 kV energievoorziening ter beschikking teneinde rijtuigen voor te verwarmen, te koelen of om tijdens vriesperiodes op een positieve temperatuur te houden. Deze vaste installaties zijn voorzien van sleutels en mogen enkel gebruikt worden door personeel van de spoorwegonderneming dat een specifieke vorming heeft ontvangen. De infrastructuurbeheerder stelt daarvoor een handleiding ter beschikking op de Business Corner. Zij zal op verzoek, één keer per jaar, een opleiding geven aan de verantwoordelijke van de spoorwegonderneming die vervolgens zijn eigen personeel kan vormen. Een spoorwegonderneming die zijn lesgever wil inschrijven, neemt hiervoor vóór 30 juni van het lopende jaar contact op met zijn key account. Er wordt geen personeel van de infrastructuurbeheerder ter beschikking gesteld voor het gebruik van deze installaties. Enkel het personeel van de Technische Diensten van de infrastructuurbeheerder mag deze installaties onderhouden en herstellen. Het transport en de distributie van elektriciteit wordt besproken in punt 5.2 en de levering van elektriciteit wordt behandeld in punt 5.4.1.
Diensten
72 / 96 Netverklaring 2016
Diensten
73 / 96 Netverklaring 2016
5.4 De aanvullende diensten 5.4.1 De levering van tractiestroom De dienst bevat twee onderdelen: enerzijds het transport en distributie van tractiestroom en anderzijds de levering van tractiestroom. Transport en distributie maakt deel uit van de minimumdiensten en wordt besproken in punt 5.2, de levering van tractiestroom daarentegen wordt beschouwd als een aanvullende dienst en wordt in dit punt verder besproken. De infrastructuurbeheerder levert elektriciteit aan alle spoorwegondernemingen voor de tractie van hun treinen indien zij dit wensen. Naar aanleiding van de omzetting van de Europese elektriciteitsrichtlijn 2009/72 naar Belgisch recht kunnen de spoorwegondernemingen hun eigen energieleverancier kiezen. De wettelijke bepalingen betreffende de elektriciteitsmarkt zijn terug te vinden in de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen. De levering door de infrastructuurbeheerder De infrastructuurbeheerder koopt de elektriciteit op voorhand aan. Daarbij wordt rekening gehouden met volgende doelstellingen: –
de energiebevoorrading verzekeren;
–
plotse prijsschommelingen vermijden;
–
de spoorwegondernemingen toelaten om op voorhand de prijs in te schatten;
–
een zo laag mogelijke prijs bekomen.
Voor de levering van elektriciteit door de infrastructuurbeheerder is volgens de elektriciteitswetgeving een mandaat nodig. Omdat de infrastructuurbeheerder bij de start van de aankoopprocedure het te leveren volume moet kennen, wordt aan de spoorwegondernemingen die een belangrijke invloed hebben op het te leveren volume, dit mandaat bij aanvang van de aankoopprocedure gevraagd. Voor de andere spoorwegondernemingen wordt dit mandaat geleverd via de gebruiksovereenkomst. Een spoorwegonderneming oefent een belangrijke invloed uit op het te leveren volume van zodra hij 2,5 procent van het geschat aan te kopen volume verbruikt. Levering door een andere leverancier Een spoorwegonderneming kan slechts een eigen leverancier kiezen op voorwaarde dat alle tractieeenheden die gebruikt worden op het infrastructuurbeheerder-net uitgerust zijn met een energiemeter. De technische vereisten voor energiemeters staan vermeld in bijlage E.3. De spoorwegonderneming die van de vrije keuze gebruik wil maken, meldt aan de infrastructuurbeheerder (
[email protected]) wie zijn energieleverancier is en wie de toegangsverantwoordelijke is. Deze melding dient ten laatste drie maand voor de datum van inwerkingtreding te gebeuren. Een wijziging van leverancier gaat steeds in op de eerste van de maand. Een aanduiding loopt minimaal over een periode van 3 maand. De energieleverancier dient over een leveringsvergunning te beschikken. De toegangsverantwoordelijke dient een contract met Elia te hebben afgesloten. De leverancier en de toegangsverantwoordelijke dienen een document te ondertekenen waarbij ze zich akkoord verklaren met deze aanduiding.
Diensten
74 / 96 Netverklaring 2016
Indien de spoorwegonderneming niet op een rechtsgeldige wijze een energieleverancier en toegangsverantwoordelijke heeft aangeduid of indien één van deze partijen niet meer voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt verondersteld dat de spoorwegonderneming zijn tractiestroom bij de infrastructuurbeheerder aankoopt. De tarificatieregels voor de levering van tractiestroom worden uitgelegd in punt 6.1.4.1.
5.4.2 Brandstofbevoorrading De infrastructuurbeheerder levert geen brandstof voor het bevoorraden van dieselvoertuigen, maar deze beschikt wel over tankvoorzieningen op haar net (zie punt 5.3.6).
5.4.3 De diensten voor treinen: het voorverwarmen van passagierstreinen, levering van water, … De terbeschikkingstelling van de installaties voor de levering van deze diensten wordt uitgelegd in de punten 5.3.1 tot 5.3.7. Het gebruik van de stroom voor de verwarming van de rijtuigen is inbegrepen in het product tractie-energie in punt 5.4.1.
5.4.4 Rangeringen en andere diensten die worden verstrekt in de in punt 5.3 genoemde installaties De infrastructuurbeheerder verleent dit soort van diensten niet met uitzondering van de operaties die vanaf een centrale bedieningspost van de infrastructuurbeheerder worden uitgevoerd (bediening van een seinpost, bediening van de spoorremmen, enz.). De spoorwegonderneming staat in voor deze diensten. Ze kan eveneens beroep doen op een andere spoorwegonderneming om die in het kader van een contract van onderaanneming te laten uitvoeren.
5.4.5 Diensten voor buitengewoon vervoer en gevaarlijke goederen –
Diensten voor buitengewoon vervoer
Deze dienst komt overeen met de dienst
.
Ieder buitengewoon spoorwegvervoer (definitie zie punt 2.6) dient door een studie te worden voorafgegaan met het oog op de te bepalen vergunningsvoorwaarden. Bijgevolg dient een kandidaat die een buitengewoon vervoer wenst uit te voeren, een aanvraag in te dienen bij de infrastructuurbeheerder (Organisatie van de buitengewone vervoeren, zie 1.9.1) met behulp van de UIC fiche 502, die beschikbaar is op volgende site www.uic.org. Indien een spoorwegonderneming een verlenging van de jaartoelating wil aanvragen voor het jaar X, dient de aanvraag uiterlijk op de laatste werkdag van de maand september voorafgaand aan jaar X ontvangen te worden door de infrastructuurbeheerder (Organisatie van de buitengewone vervoeren, zie 1.9.1). Voor kandidaten niet spoorwegondernemingen zijn de specifieke gebruiksvoorwaarden voor deze dienst beschreven in de capaciteitsovereenkomst (zie bijlage B.9). –
Speciale prestaties in geval van een incident waarbij gevaarlijke goederen betrokken zijn
Om de gevolgen van een ongeval en/of incident bij het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor tot een minimum te beperken, met uitzondering van de stoffen van klasse 1 en 7 van het RID, heeft de infrastructuurbeheerder overeenkomsten gesloten met BASF Antwerpen N.V. en SOLVIC S.A. uit
Diensten
75 / 96 Netverklaring 2016
Jemeppe-sur-Sambre. Deze overeenkomsten voorzien dat, in het geval van een incident waar gevaarlijke goederen bij betrokken zijn, Traffic Control bijstand van gespecialiseerde interventieploegen kan vragen. Deze interventieploegen zijn gespecialiseerd in incidenten met gevaarlijke goederen en beschikken over aangepast materieel.
5.4.6 Prestaties buiten de openingsuren De prestaties buiten de openingsuren komen overeen met de dienst
.
De diensten die worden geleverd tijdens de openingsuren van de stations en bijgebouwen (zie bijlage D.9) worden gedekt door de gebruiksheffing. Sommige diensten kunnen echter worden geleverd buiten deze uren en vereisen derhalve dat de infrastructuurbeheerder extra personeel ter beschikking stelt. Een spoorwegonderneming kan bij haar rijpadaanvraag een speciaal verzoek sturen om de installatie te openen op een ander tijdstip dan voorzien in de NV. Dit verzoek heeft een occassioneel karakter, de reguliere treinen vallen niet onder dit product. De infrastructuurbeheerder deelt aan de spoorwegonderneming mede of er aan haar vraag voldaan kan worden.
5.4.7 Andere aanvullende diensten De andere aanvullende diensten van de infrastructuurbeheerder zijn bepaald in de gebruiksovereenkomst. De infrastructuurbeheerder moet geen prestaties leveren die niet voorzien zijn in de gebruiksovereenkomst.
5.5 De ondersteunende diensten 5.5.1 Toegang tot het telecommunicatienetwerk Naast de toegang met betrekking tot het treinverkeer, die wordt gedekt door de gebruiksheffing, is de toegang tot het telecommunicatienetwerk van de infrastructuurbeheerder toegestaan voor zover de gebruiksovereenkomst dit voorziet.
5.5.2 De levering van aanvullende informatie De infrastructuurbeheerder verstrekt gebruiksovereenkomst dit voorschrijft.
slechts
aanvullende
informatie
in
de
mate
dat
de
5.5.3 De technische keuring van het rollend materieel De infrastructuurbeheerder staat in voor de technische keuring van rollend materieel ingezet voor ritten zonder het gebruik van rijpaden, conform het KB van 23 mei 2013. De infrastructuurbeheerder biedt geen diensten aan voor de schouwing of de instandhouding van het rollend materieel.
Diensten
76 / 96 Netverklaring 2016
6. HEFFINGEN 6.1 Principes van tarificatie De volgende principes zijn toepasbaar op de gebruiksheffing. Deze hebben betrekking op de diensten en , i.e. de minimumdiensten (punt 6.1.1), de toegang tot de diensten vermeld in punt 5.3 (punt 6.1.2) en deze diensten (punt 6.1.3). De specifieke heffingen voor de aanvullende en ondersteunende diensten worden beschreven in de respectievelijke punten 6.1.4 tot 6.1.5. De infrastructuurbeheerder stelt de spoorweginfrastructuur van het Belgische netwerk ter beschikking van de spoorwegondernemingen, zoals uitgelegd in punt 3.2.1. De specifieke voorwaarden voor de tarificatie voor de kandidaten niet spoorwegondernemingen zijn beschreven in de capaciteitsovereenkomst (zie bijlage B.9). De facturatie van de tevoren geregelde treinpaden en de reservecapaciteit op de goederencorridors gebeurt door elke betrokken infrastructuurbeheerder volgens de nationale principes. Twee gevallen worden onderscheiden: beschikbare infrastructuur en onbeschikbare infrastructuur. –
Beschikbare Infrastructuur: deel van het Belgische spoornetwerk spoorwegondernemingen kunnen rijden met rollend spoorwegmaterieel -
waarop
de
Gebruikte capaciteit
Als de capaciteit volledig wordt benut (alle gevraagde baanvakken of alle gereserveerde lokale capaciteit), dan is de gebruiksheffing verschuldigd. Als de capaciteit maar voor een deel wordt benut (sommige baanvakken van het traject of niet alle lokale capaciteit werden gebruikt), dan is de gebruiksheffing verschuldigd voor het effectief gebruikte deel van het traject en voor het niet doorlopen deel van het traject aangezien het niet doorlopen deel van het traject niet gekoppeld is aan de onbeschikbaarheid van de infrastructuur. Als de capaciteit niet wordt gebruikt om redenen eigen aan de spoorwegonderneming, maar niet werd afgeschaft, dan is de integrale gebruiksheffing verschuldigd. -
Gewijzigde capaciteit
Elk verzoek tot wijziging van een aanvraag in behandeling of een toegewezen capaciteit, betekent een nieuwe aanvraag. De gebruiksheffing van de initiële capaciteit wordt berekend voor de afgeschafte baanvakken in het nieuwe traject (rijpaden) of voor de geannuleerde delen van de reservatie (lokale capaciteit) volgens het percentage afhankelijk van het tijdstip van het afzien van de capaciteit (zie punt 6.6.2). De gebruiksheffing van de delen van het gewijzigde traject of de niet-gewijzigde lokale capaciteit alsook de gebruiksheffing van het traject of van de extra lokale capaciteit zijn integraal verschuldigd.
Heffingen
77 / 96 Netverklaring 2016
-
Afgeschafte capaciteit
Iedere houder van infrastructuurcapaciteit kan afstand doen van het gebruik van alle of een deel van de toegewezen capaciteit. De datum die wordt in rekening gebracht voor de annulering is deze waarop de annulering wordt ontvangen door de infrastructuurbeheerder. In dit geval is de gebruiksheffing verschuldigd volgens het percentage afhankelijk van het moment van de annulering (zie punt 6.6.2). -
Administratieve kosten
Een administratieve kost moet betaald worden voor elke aanvraag van een rijpad of elke wijziging van een rijpadaanvraag zoals bedoeld in punt 4.3.3 (zie details in bijlage F.4) en voor elke studie van een rijpad. Er moet geen enkele administratieve kost worden betaald voor elke aanvraag of wijziging van lokale capaciteit.
Heffingen
78 / 96 Netverklaring 2016
–
Onbeschikbare infrastructuur: deel van het Belgische spoornetwerk dat tijdelijk verstoord is en niet toelaat om er op te rijden met rollend spoorwegmaterieel (niet van toepassing in geval van werken – zie voorwaarden in punt 4.7.1.3) -
Gebruikte capaciteit
Als de capaciteit slechts gedeeltelijk wordt gebruikt door een externe oorzaak aan de spoorwegonderneming dan is de gebruiksheffing slechts verschuldigd voor het effectieve gebruikte stuk van de capaciteit. Met andere woorden, de baanvakken die niet worden doorlopen of de niet gebruikte reservaties worden niet gefactureerd. Als de totale capaciteit niet kon worden gebruikt door een oorzaak extern aan de spoorwegonderneming, dan is de gebruiksheffing niet verschuldigd voor de capaciteit in kwestie. -
Gewijzigde capaciteit
In het geval van storingen op het netwerk en om het verkeer optimaal te laten verlopen, kan de infrastructuurbeheerder het initiatief nemen om de gevraagde capaciteit te wijzigen. Voor de rijpaden is de gebruiksheffing gelijk aan deze die overeenkomt met het initieel geplande traject, ongeacht of het werkelijk uitgevoerde gewijzigde traject duurder of goedkoper is dan de initiële seizoensplanning. Voor de lokale capaciteit is de gebruiksheffing gelijk aan deze die overeenkomt met de herplande capaciteit door de infrastructuurbeheerder en het in acht nemen van de termijn (LT, KT en RT) overeenkomstig met de initiële reservatie. -
Afgeschafte capaciteit
De infrastructuurbeheerder heeft het recht om de capaciteit te gebruiken of in te trekken bij hoogdringendheid of ingeval van absolute noodzaak wegens storingen die de spoorweginfrastructuur tijdelijk onbruikbaar maken, zonder voorafgaande kennisgeving en dit voor de duur nodig om de installatie opnieuw in werking te stellen (art. 44 van de Spoorcodex). In dit geval is de gebruiksheffing niet verschuldigd. Als de spoorwegonderneming zijn capaciteit moet schorsen door een externe oorzaak aan de spoorwegonderneming, dan is de gebruiksheffing niet verschuldigd op voorwaarde dat het gaat om onbeschikbare spoorinfrastructuur op het Belgische net. -
Administratieve kosten
De administratieve kosten verbonden aan nieuw gecreëerde trajecten (nieuwe rijpaden gepland door Infrabel) ter compensatie van slechte circulatie van de geplande trajecten, evenals deze verbonden aan omleidingen, worden niet in rekening gebracht (meer details zie bijlage F.4). Geen enkele administratieve kost is verschuldigd voor een aanvraag of wijziging van een lokale capaciteit.
Heffingen
79 / 96 Netverklaring 2016
6.1.1 De minimumdiensten De gebruiksheffing van de infrastructuur (van toepassing voor de producten Your Moves en Your Shunts) dekt: –
–
diensten opgesomd onder punt 5.2. minimumdiensten met uitzondering van transport en distributie van tractiestroom (deze worden gedekt via de facturatie van het product Your Power…) de toegang vermeld onder punt 5.3 en de gerelateerde diensten.
Om tegemoet te komen aan de structuur van de netverklaring gedefinieerd door RailNetEurope (zie punt 1.6), wordt de gebruiksheffing van de infrastructuur uitgelegd in punt 6.1.2. Dit punt bespreekt ook de diensten opgesomd onder 6.1.1 en 6.1.3. Wat betreft het transport en de distributie van tractiestroom kosten uit: –
(voir point 5.2) bestaan de
alle kosten voor de aansluitingen van de tractie-onderstations bij Elia (toegewezen kosten en kosten toegangscontract met Elia) en bij de andere distributienetbeheerders (volledige netkosten);
Heffingen
80 / 96 Netverklaring 2016
– – –
netverliezen in de onderstations en op de bovenleiding; administratieve kosten voor het meten en toewijzen van de energie aan de correcte spoorwegonderneming en bijhorende leverancier; taksen en heffingen geïnd via de netbeheerders.
6.1.2 Toegang via het spoor tot de voorzieningen zoals vermeld in punt 5.3 Zoals vermeld in punt 6.1.1, dekt de gebruiksheffing van de infrastructuur de diensten en , dat is te zeggen de diensten vermeld in punt 5.2 minimumdiensten (met uitzondering van transport en distributie van tractiestroom), de toegangen vermeld in punt 5.3 en de eraan gerelateerde diensten. De gebruiksheffing bestaat uit vijf luiken (TR-L, RR-L, TR-I, RR, AK/AKC) : de luiken TR-L, TR-I, RR-L en AK komen overeen met de verschillende delen van de dienst , de luiken RR en AKC vertegenwoordigen de dienst . 6.1.2.1 Your Moves 6.1.2.1.1 Het treinpadrecht-lijn (TR-L) Het treinpadrecht-lijn is de som van het gebruiksrecht verschuldigd voor elke doorlopen sectie van de lijn. De heffing per sectie wordt bepaald uit de unieke eenheidsprijs per kilometer vermenigvuldigd met de bijhorende coëfficiënten. 6.1.2.1.2 Het rangeerrecht-lijn (RR-L) Een beperkt aantal baanvakken kunnen afgescheiden worden van de rest van het spoorwegnet. Voor deze lijnen is er dan een rangeerrecht-Lijn (RR-L) van toepassing. Wanneer een spoorwegonderneming een lijn berijdt waarop het RR-L statuut van toepassing is, betaalt deze spoorwegonderneming een eenheidsprijs (RL), vermenigvuldigd met het aantal kilometer van de desbetreffende lijn. De heffing voor het gebruik van de lijn is bijgevolg totaal onafhankelijk van het aantal kilometer gereden door de spoorwegonderneming op de betrokken lijn en van het vervoerde tonnage. Een spoorwegonderneming mag dus zoveel heen en weer rijden op een lijn RR-L als ze wil, zonder dat dit de prijs beïnvloedt. Wanneer de spoorwegonderneming echter de lijn met RR-L statuut verlaat en er later op terugkeert, dient hij wel opnieuw RR-L te betalen voor de desbetreffende lijn. 6.1.2.1.3 Het treinpadrecht-installatie (TR-I) Het treinpadrecht-installatie is de heffing verschuldigd voor het gebruik van de perronsporen of van sommige aankomst- vertreksporen. 6.1.2.1.4 De administratieve kosten voor rijpadaanvragen (AK) Voor elke studie, aanvraag of wijziging van een rijpad die uitgaat van een kandidaat, is een heffing voor de dekking van de administratieve kosten van toepassing. Dit is een forfaitair bedrag, onafhankelijk van de karakteristieken van het rijpad en van het aantal dagen dat het rijpad wordt gebruikt. Deze heffing blijft verschuldigd, zelfs indien de capaciteit niet wordt toegekend of indien de toegekende capaciteit niet wordt gebruikt.
Heffingen
81 / 96 Netverklaring 2016
6.1.2.2 Your Shunts 6.1.2.2.1 Het rangeerrecht (RR) Het rangeerrecht is de heffing verschuldigd voor alle installaties die gebruikt worden voor rangeringen en vorming van treinen, het uitwijken of het uitvoeren van allerlei taken, zoals laden, lossen reinigen of onderhoud van het rollend materieel. 6.1.2.2.2 De administratieve kosten voor de reservatie van lokale capaciteit (AKC) Geen enkele administratieve kost is verschuldigd bij een aanvraag of wijziging van een lokale capaciteit. Echter bij het reserveren van lokale capaciteit op « lange termijn » in een installatie, ontstaat de mogelijkheid van concurrerende aanvragen (zie punt 4.6.1.2). Als er geen oplossing kan worden gevonden tussen de spoorwegonderneming en de infrastructuurbeheerder bij de minnelijke fase, past de infrastructuurbeheerder de richtlijnen toe beschreven in punt 4.6.1.2 om het geschil op te lossen. Zodra de infrastructuurbeheerder deze richtlijnen toepast om de concurrerende aanvragen tussen de betrokken spoorwegondernemingen op te lossen, rekent de infrastructuurbeheerder administratieve kosten aan aan de spoorwegonderneming die bij de minnelijke fase de voorgestelde oplossing(en) weigerde(n). 6.1.2.3 Specifieke gevallen 6.1.2.3.1 Tarief voor toeristische ondernemingen Een symbolische prijs wordt toegepast voor toeristische ondernemingen. De prijs omvat het gebruik van de lijnen (TR-L), het gebruik van de installaties (TR-I), het rangeerrecht (RR) en de administratieve kosten (AK). 6.1.2.3.2 Tarief voor testen op infrastructuur die buiten dienst is gesteld. Testritten uitgevoerd op infrastructuur buiten dienst kunnen niet worden gefactureerd als een gewone capaciteitsaanvraag, aangezien het geen rijpad of een enkele passage op de infrastructuur betreft, maar een bezetting van een lijnsectie buiten dienst tijdens een gegeven periode. Het tariferingsysteem is niet geschikt om de bijdrage van de gebruiker voor de infrastructuur buiten dienst te bepalen. Een vast bedrag is bepaald voor testritten op de infrastructuur buiten dienst, afhankelijk van het lijntype.
6.1.3 De diensten vermeld onder punt 5.3 De diensten die geleverd worden door de infrastructuurbeheerder, worden opgenomen in de gebruiksheffing voor infrastructuur.
6.1.4 Aanvullende diensten 6.1.4.1 De levering van tractiestroom De kosten van de levering van tractiestroom (zie punt 5.4.1) omvat: – – –
de energiekost; kosten in het kader van het evenwicht tussen injectie en afname van de leverancier binnen de Belgische regelzone; taksen en heffingen geïnd via de leverancier;
Heffingen
82 / 96 Netverklaring 2016
–
compensaties voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling.
6.1.4.2 Brandstofbevoorrading Niet van toepassing. 6.1.4.3 De diensten voor treinen: het voorverwarmen van passagierstreinen, levering van water… De terbeschikkingstelling van de installaties is inbegrepen in het gebruiksrecht (zie punt 6.1.2). Het gebruik van de stroom is inbegrepen in transport en distributie van tractiestroom (zie punt 6.1.4.1). 6.1.4.4 Rangeringen en andere diensten die worden verstrekt in de in punt 5.3 genoemde installaties Niet van toepassing. 6.1.4.5 Diensten voor buitengewoon vervoer en gevaarlijke goederen –
Diensten voor buitengewoon vervoer
De studies voorafgaand aan een buitengewoon vervoer worden gefactureerd tegen de werkelijke kost. –
Speciale prestaties in geval van een incident waarbij gevaarlijke goederen betrokken zijn
De kosten van de interventie tijdens een incident waarbij een transport van gevaarlijke goederen betrokken is, worden onmiddellijk naar de infrastructuurbeheerder gestuurd. Deze laatste staat in voor het aanrekenen van de kosten aan de verantwoordelijke spoorwegonderneming(en). Deze dienst wordt gefactureerd aan de reële kostprijs. 6.1.4.6 Diensten buiten de openingsuren De totale kost van deze prestaties wordt gedragen door de gebruikers van de infrastructuur. De loonschaal per categorie van het personeel is beschikbaar voor de spoorwegonderneming via de key account van de infrastructuurbeheerder en maakt deel uit van het gebruiksovereenkomst voor de infrastructuur. De spoorwegonderneming moet een toeslag betalen die overeenstemt met de personeelskost verbonden aan deze bijkomende prestatie die de infrastructuurbeheerder moet voorzien om de vraag te kunnen beantwoorden. Een prestatie omvat gewoonlijk 8 uur. Echter, wanneer de spoorwegonderneming de installatie niet gedurende de volledige 8 uur gebruikt, zal de spoorwegonderneming enkel het deel van de prestatie betalen gedurende dewelke zij werkelijk gebruik maakte van de installatie. 6.1.4.7 Andere aanvullende diensten De principes voor de prijszetting van andere aanvullende diensten uitgevoerd door het personeel van de infrastructuurbeheerder, worden opgenomen in de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur.
6.1.5 Ondersteunende diensten 6.1.5.1 Toegang tot het netwerk van telecommunicatie De principes voor de prijszetting van de toegang tot het netwerk van telecommunicatie van de infrastructuurbeheerder, worden opgenomen in de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur.
Heffingen
83 / 96 Netverklaring 2016
6.1.5.2 Het bezorgen van bijkomende informatie De principes voor de prijszetting van het bezorgen van bijkomende informatie door de infrastructuurbeheerder, worden opgenomen in de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur. 6.1.5.3 Technische controle van het rollend materieel Niet van toepassing.
6.1.6 Heffing in geval van overbelasting Niettegenstaande de bepalingen met het oog op een tijdelijke schommeling van de vraag, zijn er actueel geen specifieke heffingen voorzien voor het gebruik van overbelaste infrastructuur.
6.2 Samenstelling van de heffing Zoals uitgelegd in punt 6.1, is de heffing voor het gebruik van de infrastructuur samengesteld uit: ─ ─ ─ ─ ─
het treinpadrecht-lijn voor de toegang en het gebruik van de doorgaande lijnen ; het rangeerrecht-lijn voor een beperkt aantal baanvakken die kunnen afgescheiden worden van de rest van het spoorwegnet; het treinpadrecht-installatie voor de toegang en het gebruik van de perronsporen en sommige aankomst- en vertreksporen ; het rangeerrecht voor de toegang en het gebruik van de installaties voor het vormen, triëren van treinen, en uitwijken van het rollend materieel; de administratieve kosten voor de behandeling van de rijpadaanvragen en in een specifiek geval voor de reservaties van lokale capaciteit.
De andere heffingen worden afzonderlijk toegepast.
Heffingen
84 / 96 Netverklaring 2016
6.3 Tarificatie 6.3.1 De minimumdiensten De gebruiksheffing van de infrastructuur dekt de diensten en , dat is te zeggen de minimumdiensten (met uitzondering van transport en distributie van tractiestroom), de toegang via het spoornet tot de voorzieningen en de diensten vermeld onder punt 5.3. Ze wordt beschreven in punt 6.3.2. De regels voor de prijszetting van de distributie en transport van de tractiestroom opgenomen in de bijlage F.2.
zijn
6.3.2 Toegang via het spoornet tot de voorzieningen De onderstaande formules maken gebruik van de eenheidsprijzen en parameters waarvan de waarden vermeld staan in: – –
bijlage F.4 voor de waarden van de eenheidsprijzen en de parameters met betrekking tot de trein; bijlage F.5 voor de waarden van de parameters met betrekking tot de infrastructuur.
6.3.2.1 Your Moves 6.3.2.1.1 Het treinpadrecht-lijn (TR-L) De formule van het treinpadrecht-lijn is de volgende :
∗
∗∑
∗ 1 ∗ 2 ∗
∗
∗
∗
euro
i:
Doorlopen sectie op de lijn
j:
Trein j
P:
Eenheidsprijs per treinkilometer, geïndexeerd, gebruikt voor alle lijnen van de spoorweginfrastructuur
:
Prioriteit in het verkeer, als functie van de door Infrabel geboden servicekwaliteit en, in het bijzonder, van het aan de trein toegekende voorrangsniveau ten opzichte van ander verkeer in geval van verkeersstoringen
:
Lengte van de lijnsectie uitgedrukt in kilometer, bepaald bij toewijzing van de capaciteit
1:
Coëfficiënt in functie van het operationeel belang van de sectie
2:
Coëfficiënt in functie van de technische uitrusting van de lijnsectie
Ce: :
Coëfficiënt voor de milieu-effecten Coëfficiënt voor de totale massa van de trein (inclusief het gewicht van de locomotief) op de desbetreffende spoorsectie
Heffingen
85 / 96 Netverklaring 2016
:
Coëfficiënt in functie van het rijden tijdens de piekuren, afhankelijk van het uur, de dag en de richting waarin het rijpad is gesitueerd op de lijnsectie
:
Coëfficiënt voor de afwijking ten opzichte van het standaardrijpad, afhankelijk van de afwijking tussen de rittijd op het rijpad voor de beschouwde lijnsectie en de rittijd volgens het standaardrijpad
6.3.2.1.2 Het Rangeerrecht-Lijn (RR-L) De formule van het rangeerrecht-lijn is de volgende:
RR-L = RL euro per kilometer RL:
eenheidsprijs die jaarlijks wordt geïndexeerd.
De lijst van de baanvakken die dit bijzonder statuut hebben, is opgenomen in bijlage F.6. 6.3.2.1.3 Het Treinpadrecht-installatie (TR-I) De formule van het treinpadrecht-installatie verschilt naargelang het type vervoer : ─
Reizigerstreinen:
∗ ─
∗
∗
∗
euro
Goederentreinen:
∗
∗
∗
∗
euro
i:
Installatie i
j:
Trein j
Pv en Pm:
De eenheidsprijzen, geïndexeerd in functie van de treincategorie, Pv voor de reizigerstreinen en Pm voor de goederentreinen
:
Coëfficiënt van de aard van het gebruik van de installatie (vertrekkende trein, aankomende trein, trein met commerciële stilstand of met verplichte dienststilstand)
: tijd:
Coëfficiënt in functie van de operationele belangrijkheid en uitrusting van de installaties i. De tijd, uitgedrukt in minuten, dat het stel het spoor blijft bezetten nadat de forfaitaire tijd is opgebruikt. De forfaitaire tijd voor een reizigerstrein is 30 minuten, voor een goederentrein is dit 120 minuten. De forfaitaire tijd geldt voor de spoorbezetting die het vertrek van de trein j voorafgaat op het moment dat de trein de installatie i verlaat.
Heffingen
86 / 96 Netverklaring 2016
6.3.2.1.4 De administratieve kosten voor de capaciteitsaanvragen (AK) De formule van de administratieve kosten voor elke studie, aanvraag of wijziging van een rijpad is de volgende:
AK = C * A euro A:
Eenheidsprijs, jaarlijks geïndexeerd
C:
Coëfficiënt gebonden aan de aard van de administratieve verrichting
6.3.2.2 Your Shunts 6.3.2.2.1 Het rangeerrecht (RR) De oorspronkelijke formule van het rangeerrecht is de volgende:
RR = M x Co x RB x (1 + Cn ) + C(IB) x Termijn x Lengte(*) x Tijd euro M:
Eenheidsprijs op jaarbasis, geïndexeerd, gebruikt voor alle betrokken bundelsporen van de spoorweginfrastructuur
Co:
De verhoging voor operationeel belangrijke momenteel voor alle betrokken bundels = 1
RB:
Het rangeerrecht voor een bundel met doodlopende sporen en zonder bijzondere voorzieningen
Cn:
De verhoging in functie van de uitrusting van de bundel. In functie van het uitrustingsniveau zijn er één of meerdere coëfficiënten Cn van toepassing
C(IB):
De eventuele toeslag voor bediening van seinen en spoortoestellen (operationalisering) door de infrastructuurbeheerder
Termijn :
Percentage toegepast naar gelang de termijn gedurende dewelke het spoor werd gereserveerd (LT/KT/RT)
Lengte :
Lengte van het gebruikte spoor, uitgedrukt in meter
Tijd :
Duur van de reservatie, uitgedrukt in minuten / (365*24*60)
bundels/sporen,
(*) Een spoor ter beschikking gesteld van een infrastructuurgebruiker wordt steeds verrekend voor zijn volledige lengte. De lijst met de installaties is opgenomen in bijlage D.9, de technische uitrusting van de installaties is opgenomen in bijlage F.1. Er wordt de keuze gelaten aan de spoorwegondenemingen om te opteren voor een nieuwe formule van tijdelijke aard. Dat is een maandelijks forfait dat niet direct gelinkt is met het gebruik van de betreffende installaties, maar varieert in functie van het aantal treinen die op het net gereden hebben. Een spoorwegonderneming die geen gebruik maakt van de betreffende installaties gedurende een maand, betaalt geen forfait voor deze maand.
Heffingen
87 / 96 Netverklaring 2016
De nieuwe formule van het rangeerrecht hangt af van het type transport: ─ Reizigerstreinen:
RR = Trein * Pv euro ─
Goederentreinen:
RR = min(Trein, l1) * Pm1 + max(0, Trein – l1) * Pm2 euro Trein
Optelsom van het aantal effectieve treinen (exclusief losse ritten) met vertrek in België en met aankomst in België. Een nationale trein zal dus twee keer gerekend worden.
Pv
Geïndexeerde eenheidsparameter voor reizigerstreinen
Pm1 et Pm2
Geïndexeerde eenheidsparameter voor goederentreinen
l1
Drempelwaarde voor het aantal treinen
De lijst met de installaties is opgenomen in bijlage D.9. 6.3.2.2.2 De administratieve kosten voor de reservatie van lokale capaciteit (AKC) De formule van de administratieve kosten, in geval van concurrerende aanvragen, voor de reservatie van lokale capaciteit is de volgende:
AKC = C * A euro A:
Eenheidsprijs, jaarlijks geïndexeerd
C:
Coëfficiënt gebonden aan de aard van de administratieve verrichting
AKC staat voor de kost ten laste van de spoorwegonderneming die het voorgestelde alternatief heeft geweigerd. 6.3.2.3 Specifieke gevallen 6.3.2.3.1 Tarief voor toeristische ondernemingen De formule van toepassing voor toeristische ondernemingen is de volgende:
Prijs = 1 euro per effectieve km De prijs omvat het gebruik van lijnen (TR-L), het gebruik van de installaties (TR-I), het rangeerrecht (RR) en de administratieve kosten (AK). Deze prijs wordt niet geïndexeerd. 6.3.2.3.2 Tarief voor testen op infrastructuur die buiten dienst is gesteld. De formule van toepassing voor testen op infrastructuur die buiten dienst is gesteld is de volgende:
Prijs voor het gebruik van een HSL = A euro per km per 1/2u Prijs voor het gebruik van een conventionele lijn = A euro per km per 1/2u
Heffingen
88 / 96 Netverklaring 2016
Deze prijs omvat het gebruik van de buiten dienst gestelde infrastructuur en de gebruikte tractieenergie. Deze prijzen worden jaarlijks geïndexeerd volgens hetzelfde principe van indexatie dat wordt gebruikt voor de eenheidsprijzen in de formules van de gebruiksheffing (volgens de evolutie van de Gezondheids- en Dienstenindex).
6.3.3 Levering van de diensten vermeld onder punt 5.3 De diensten die geleverd worden door de infrastructuurbeheerder, worden opgenomen in de gebruiksheffing voor infrastructuur.
6.3.4 De aanvullende diensten 6.3.4.1 De levering van tractiestroom De regels voor de prijszetting van de levering van tractiestroom zijn opgenomen in bijlage F.2. 6.3.4.2 Brandstofbevoorrading Niet van toepassing. 6.3.4.3 De diensten voor treinen: het voorverwarmen van passagierstreinen, levering van water, … Zie het rangeerrecht (punt 6.3.2.3) en elektrische tractie-energie (punt 6.3.4.1). 6.3.4.4 Rangeringen en andere diensten die worden verstrekt in de in punt 5.3 genoemde installaties Niet van toepassing. 6.3.4.5 Diensten voor buitengewoon vervoer
en gevaarlijke goederen
De prijszetting van de diensten voor buitengewoon vervoer is opgenomen in bijlage F.3. De prijszetting van de gebruiksovereenkomst.
diensten
voor
gevaarlijke
goederen
wordt
beschreven
in
de
6.3.4.6 Diensten buiten de openingsuren De formule van de diensten buiten de openingsuren is de volgende:
Prestaties =
[Tx + S(za)] * H (za) euro + [Tx + S(zo)] * H (zo) euro + [Tx + S(nacht)] * H (nacht) euro + [Tx + S(za/nacht)] * H (za/nacht) euro + [Tx +S(zo/nacht) * H(zo/nacht) euro
Tx:
Basis uurtarief, jaarlijks geïndexeerd
S(nacht) :
Toeslag voor nachtwerk (maandag tot en met vrijdag), jaarlijks geïndexeerd
S(za) :
Toeslag voor zaterdagwerk overdag, jaarlijks geïndexeerd
Heffingen
89 / 96 Netverklaring 2016
S(zo) :
Toeslag voor zondagswerk overdag, jaarlijks geïndexeerd
S(za/nacht) :
Toeslag voor nachtwerk op zaterdag, jaarlijks geïndexeerd
S(zo/nacht) :
Toeslag voor nachtwerk op zondag, jaarlijks geïndexeerd
H:
Aantal gepresteerde uren (zaterdag overdag (za), zondag overdag (zo), ’s nachts van maandag tot en met vrijdag (nacht), nachtwerk zaterdag (za/nacht), nachtwerk zondag (zo/nacht))
Deze prijzen worden jaarlijks geïndexeerd volgens hetzelfde principe van indexatie dat wordt gebruikt voor de eenheidsprijzen in de formules van de gebruiksheffing (volgens de evolutie van de Gezondheids- en Dienstenindex). Deze kunnen worden teruggevonden in bijlage F.4. 6.3.4.7 Andere aanvullende diensten De prijszetting van de andere aanvullende diensten van het personeel van de infrastructuurbeheerder wordt beschreven in de gebruiksovereenkomst.
6.3.5 Ondersteunende diensten 6.3.5.1 Toegang tot het netwerk van telecommunicatie De prijszetting van de toegang tot het netwerk van telecommunicatie van de infrastructuurbeheerder wordt opgenomen in de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur. 6.3.5.2 Het bezorgen van bijkomende informatie De prijszetting van het bezorgen van bijkomende informatie door de infrastructuurbeheerder wordt opgenomen in de gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur. 6.3.5.3 Technische controle van het rollend materieel Niet van toepassing.
6.4 Prestatieregeling De prestatieregeling kent zijn ontstaan in de toenemende kwaliteitseisen. Deze wordt voorzien in het Koninklijk besluit van 9 december 2004 betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, hoofdzakelijk in hoofdstuk IV/1. Dit Koninklijk besluit voorziet dat de infrastructuurbeheerder de veroorzaakte en opgelopen minuten vertraging registreert en toewijst aan elke betreffende partij, namelijk de infrastructuurbeheerder zelf of de spoorwegondernemingen die gebruik maken van het spoornetwerk. Iedere toegewezen vertraging kan betwist worden zoals vastgelegd in de Spoorcodex (artikel 62§6) en in het hiervoor aangehaalde Koninklijk besluit (artikel 31/6 en 31/7): “Elke betwisting door een spoorwegonderneming van de lijst van storingen van de maand M moet ten laatste op de 10e dag van de maand M+1 per brief, per fax of per e-mail aan de infrastructuurbeheerder worden meegedeeld. Deze kennisgeving vermeldt op gedetailleerde wijze de motieven van de betwisting en desgevallend een voorstel tot verbetering van de door de infrastructuurbeheerder aangetoonde oorzaak.”
Heffingen
90 / 96 Netverklaring 2016
“De infrastructuurbeheerder onderzoekt elke betwisting. Zo nodig overlegt hij met de spoorwegonderneming die een toewijzing van de oorzaak of van het totaal aantal minuten vertraging betwist, zonder dat hierbij het automatische registratiesysteem van de infrastructuurbeheerder in vraag kan gesteld worden. Indien het overleg niet slaagt en de spoorwegonderneming een aantal minuten vertraging toegewezen krijgt dat zij betwist, dan legt de infrastructuurbeheerder de zienswijzen van beide partijen voor aan het toezichthoudende orgaan opdat het beslist over het aantal minuten vertraging dat moet worden toegekend. Het toezichthoudende orgaan beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf het ogenblik dat de betwisting haar werd voorgelegd, om haar beslissing aan de betrokken partijen mee te delen.” Binnen Infrabel is het de afdeling Arbitration die de betwistingen onderzoekt (voor de contactgegevens zie punt 1.9.1). De operationele eenheden van de infrastructuurbeheerder voeren hun eventuele bezwaren in, op dezelfde wijze als de spoorwegondernemingen, bij de afdeling Arbitration die deze bestudeert en op basis van zijn onderzoek zijn beslissing communiceert. Op basis van de toewijzing van de minuten vertraging aan elke betrokken partij, voorziet het Koninklijk besluit een “bonus-malus” systeem, gebaseerd op de volgende principes, rekening houdend met de voorziene voorwaarden bepaald in afdeling 2 van Hoofdstuk IV/1: op basis van de berekening van het aantal minuten vertraging, zal elke partij die een aantal minuten werd toegewezen dat hoger ligt dan de spilwaarde, die werd berekend volgens de modaliteiten en de formule in het Koninklijk besluit tijdens het beschouwende jaar, een malus moeten betalen. Omgekeerd, zal elke partij waaraan een aantal minuten vertraging werd toegekend lager dan zijn spilwaarde een bonus worden toegekend.
6.5 Wijzigingen van de gebruiksheffing De eenheidsprijzen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. De indexering komt overeen met een proportioneel aandeel van de gezondheidsindex1 (65%) en van de dienstenindex2 (35%) van de consumptieprijzen. De referentie-index is deze van de maand november die de indexering voorafgaat. De waarden van de diverse coëfficiënten voor de berekening van de heffingen blijven de gehele dienstregelingperiode van toepassing. De heffing die verschuldigd is voor een capaciteitstoewijzing opgenomen in een kaderovereenkomst, kan tijdens de looptijd van deze kaderovereenkomst slechts wijzigen in de 4 hierna volgende gevallen: – – – –
jaarlijkse indexering op de wijze zoals hierboven beschreven; wijziging van de wettelijke voorschriften betreffende de heffing; wijziging van de bijdrage van de Staat voor de openbare dienst van het beheer van de infrastructuur; volgens de voorwaarden opgenomen in de kaderovereenkomst (bijvoorbeeld: wijziging van de infrastructuur).
1
Gezondheidsindex: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/consumptieprijzen/
2
Dienstenindex: http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/consumptieprijzen/per_4_groepen/
Heffingen
91 / 96 Netverklaring 2016
6.6 Modaliteiten voor het innen van de gebruiksheffing 6.6.1 Voorafbetaling van de gevraagde capaciteit Het gebruiksrecht is voorafgaandelijk per maand te betalen. Deze voorafbetaling is niet van toepassing op aanvragen van capaciteit die bedoeld zijn in punt 4.5.2. De voorafbetalingen zijn te betalen aan de infrastructuurbeheerder tegen de 20ste van de maand die de gebruiksmaand voorafgaat. Bij gebrek aan tijdige voorafbetaling kan de infrastructuurbeheerder de toegekende capaciteit terug intrekken. De voorafbetalingen bevinden zich in de bijzondere voorwaarden van de gebruiksovereenkomst (zie bijlage B.3).
6.6.2 Toegewezen en niet gebruikte capaciteit Het gebruiksrecht voor de toegewezen capaciteit is in principe volledig te betalen door de aanvrager (zie uitzonderingen punt 6.1). Bij annulatie van de toegewezen capaciteit zal het bedrag (behalve de administratieve kosten) voor de niet-gebruikte capaciteit als volgt berekend worden: Melding van de annulatie (# kalenderdagen voor de voorziene ritdag)
Percentage van de heffing te betalen
< 24u
100%
Tussen 24u en 30 dagen
30%
Tussen 30 dagen en 60 dagen
15%
> 60 dagen
0%
Voor de dienst , laten de informatica applicaties momenteel niet toe om het principe van 24u toe te passen. De infrastructuurbeheerder is van mening dat een afgeschaft rijpad aan 100% betaald moet worden als de afschaffing gebeurt op de dag zelf en aan 30% als de afschaffing gebeurt de dag voordien. Voor de dienst , is de periode van 24u een periode die glijdt van uur tot uur, met een afronding naar boven vanaf de 31ste minuut: – –
een annulatie op het uur U + [0 30] zal betaald worden aan 100% als de reservatie voorzien was voor de volgende dag vóór het uur U; een annulatie op het uur U + [31 59] zal betaald worden aan 100% als de reservatie voorzien was voor de volgende dag vóór het uur U+1.
6.6.3 Facturatie De infrastructuurbeheerder berekent na verloop van iedere maand het totaal van de verschuldigde gebruiksheffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur M-1. Bij het opstellen van de facturen wordt rekening gehouden met de reeds gefactureerde en betaalde voorschotten. De facturen zijn binnen de 30 dagen te betalen. De infrastructuurbeheerder kan verwijlinteresten aanrekenen volgens de wettelijke rentevoeten op de gefactureerde bedragen die niet binnen de voorgeschreven termijnen werden betaald. De invorderings- en inningskosten zijn ten laste van de gebruiker. Vragen of opmerkingen betreffende de facturatie van de gebruiksheffing kunnen steeds gericht worden aan de coördinaten opgenomen in punt 1.9.1.
Heffingen
92 / 96 Netverklaring 2016
De facturatiemethode van de andere heffingen wordt beschreven in de gebruiksovereenkomst (bijlage B.3).
6.7 Waarborg Bij de aanvraag van capaciteit wordt geen waarborg vereist.
6.8 Diabolo – passagiervergoeding spoorwegondernemingen
–
bijdrage
van
de
6.8.1 Passagiervergoeding Conform art. 12-14 van de wet van 30 april 2007 houdende dringende spoorwegbepalingen int en ontvangt elke spoorwegonderneming die gebruik maakt van de spoorweginfrastructuur voor het vervoer van reizigers van of naar de luchthaven van Brussel-Nationaal (Diabolo-infrastructuur) (uitgezonderd de specifieke gevallen gestipuleerd in art. 12§1 deze wet), een supplement op de prijs van de reis te voldoen door de reiziger, « passagiervergoeding » genoemd. Het initieel bedrag van de passagiervergoeding en elke latere wijziging van dit bedrag worden vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de infrastructuurbeheerder. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform het indexatiemechanisme toegelicht in art. 12§4 van de wet van 30 april 2007. Het Koninklijk besluit van 29 januari 2014 houdende vaststelling van het initieel bedrag van de passagiersvergoeding Diabolo,van kracht sinds 1 februari 2014, voorziet dat het bedrag van de passagiersvergoeding bedoeld in artikel 12 van de wet wordt vastgesteld op 5,00 EUR (uitgedrukt in waarde 2013) inclusief 6% BTW. Elke spoorwegonderneming stort aan de exploitant van deze infrastructuur (Northern Diabolo nv) de passagiersvergoedingen die moeten worden geïnd en ontvangen. Tussen de exploitant en de spoorwegonderneming, wordt er een overeenkomst gesloten. Hierin worden bepalingen en voorwaarden opgenomen betreffende de periodiciteit van de retrocessie, de methodes van het tellen van het aantal vervoerde reizigers, de zekerheden die door de spoorwegonderneming moeten worden gevestigd als waarborg voor haar retrocessieverplichting en de vergoeding voor de inning van de passagiervergoedingen die niet inbegrepen zijn in de prijs van het vervoersbewijs.
6.8.2 Bijdrage van de spoorwegondernemingen Conform art. 15-16 van de wet van 30 april 2007 houdende dringende spoorwegbepalingen dient elke spoorwegonderneming die gebruik maakt van de spoorweginfrastructuur voor het binnenlands vervoer van reizigers een jaarlijkse bijdrage te betalen voor de Diabolo-verbinding naar en van de Nationale Luchthaven, « bijdrage van de spoorwegondernemingen » genoemd, gelijk aan het hoogste van beide onderstaande bedragen: –
–
0,5 % van de omzet (exclusief BTW) die door de betrokken spoorwegonderneming werd gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op deze spoorweginfrastructuur tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is; en 1.887.000 EUR geïndexeerd op basis van de gemiddelde gezondheidsindex (of elke vergelijkbare index die deze vervangt) voor het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is ten opzichte van de gemiddelde gezondheidsindex voor het jaar 2004 vermenigvuldigd met de in de wet aangehaalde verdeelsleutel (artikel 15§3).
Heffingen
93 / 96 Netverklaring 2016
De bijdrage van de spoorwegondernemingen wordt op volgende wijze berekend, geïnd en doorgestort: 1. Voor de berekening van het bedrag van de bijdrage van de spoorwegondernemingen, deelt elke spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is de infrastructuurbeheerder via de key account uiterlijk op 1 juni van het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is, de omzet (exclusief BTW) mee die zij heeft gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op deze spoorweginfrastructuur tijdens het voorafgaande kalenderjaar, evenals de gegevens die de controle ervan moeten toelaten. 2. Op basis van de gegevens meegedeeld door de spoorwegondernemingen overeenkomstig het voorgaande punt, stelt de infrastructuurbeheerder elke spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is uiterlijk op 15 juni van elk jaar in kennis van de bijdrage die zij verschuldigd is voor het lopende jaar. 3. De spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is, stort aan de infrastructuurbeheerder uiterlijk op 30 juni van het lopende jaar de bijdrage die hij voor dat jaar verschuldigd is. 4. De infrastructuurbeheerder stort de ontvangen bedragen aan de exploitant van de Diabolo-infrastructuur binnen twintig werkdagen vanaf de ontvangst ervan. Om zeker te zijn van de betaling van deze bijdrage, kan de infrastructuurbeheerder aan de spoorwegondernemingen het verstrekken van een financiële waarborg opleggen. Deze staat in verhouding tot de bijdrage die de betrokken spoorwegonderneming verschuldigd is, en is transparant en niet-discriminerend.
Heffingen
94 / 96 Netverklaring 2016
7. BIJLAGEN A. Glossarium A.1.
Glossarium
B. Capaciteit B.1.
Model voor capaciteitsaanvragen
B.1.1. Capaciteitsaanvragen lange termijn – Goederen B.1.2. Capaciteitsaanvragen korte termijn en real time – Goederen B.1.3. Capaciteitsaanvragen / Technische ritten – Reizigers B.1.4. Aanvragen van studies of internationale capaciteitstoewijzing – reizigers & goederen B.1.5. Aanvraag voor lokale capaciteiten voor de aanverwante spoorwegondernemingen B.2.
Kaderovereenkomst
B.2.1. Model voor kaderovereenkomst B.2.2. Model voor de kaderovereenkomstaanvraag B.3.
Gebruiksovereenkomst voor spoorweginfrastructuur - Algemene voorwaarden
B.4.
Opstellen en publiceren van de dienstregelingen
B.5.
Repertorium van de werkvensters op het hoofdnet - TLO
B.6.
Prioriteiten voor de toewijzing van capaciteit in geval van overbelasting: de overbelaste lijnen
B.7.
Prioriteiten voor de toewijzing van capaciteit in geval van overbelasting: Lijntypes en treintypes
B.8.
Prioriteiten voor de toewijzing van capaciteit in geval van overbelasting: de lijst van de lijntypes
B.9.
Capaciteitsovereenkomst tussen de kandidaat niet spoorwegonderneming en Infrabel
C. Kaarten C.1.
Kaart van de Belgische spoorweginfrastructuur
C.2.
Kaart met de grenzen van de zones infrastructuur
C.3.
BVT deel III lijst 5 – Kaart van de toegelaten reiswegen voor het gecombineerd vervoer
C.4.
Technische kaart van het net
Bijlagen
95 / 96 Netverklaring 2016
C.5.
Kaart van de maximale stroomsterkten Icat Max
C.6.
Kaart seininrichtingssystemen
C.7.
Kaart Planning ETCS
C.8.
Implementatie TBL1+
D. Boek van de treindienst – BVT D.1.
BVT deel III lijst 1 – Benaming van de lijnen + TBL1+
D.1.1. BVT deel III lijst 1 - Benaming van de lijnen D.1.D.1.2.
BVT deel III lijst 1 - Lijnen, lijnvakken en knooppunten met TBL1+
D.2.
BVT deel III lijst 3 – Kruis- en wijksporen
D.3.
BVT deel III lijst 13 – Stations en andere installaties netwerk in dienst – diverse inlichtingen
D.4.
BVT deel III lijst 32 – Documenten infrastructuur ten behoeve van de spoorwegondernemingen
D.5.
BVT deel III lijst 33 – Lijst van de grenspunten en de infrastructuurbeheerders van de naburige netten
D.6.
BVT deel III lijst 15 – Lengte van de perrons in de reizigersstations
D.7.
BVT deel III lijst 36 – Tankvoorzieningen op het Belgische net
D.8.
BVT deel III lijst 24 – Voertuigen onderworpen aan beperkingen of verbodsbepalingen op de lijnen in dienst
D.9.
BVT deel III lijst 11 - Stations en aanhorigheden open voor de goederentreindienst
D.10. BVT deel III lijst 34 – Adressen van de I-TMS Areas D.11. BVT deel III lijst 35 – Nummering van de treinen
E. Technische documenten E.1.
Afstand tussen stations en knooppunten
E.2.
Planning TBL1+
E.3.
Vereisten voor energiemeetsystemen aan boord van tractie-eenheden op het Infrabelnetwerk
F. Tarificatie F.1.
Technische uitrustingen van de installaties
F.2.
Regels voor de tarifering van het product Your Power
F.3.
Diensten voor buitengewoon vervoer
F.4.
Gebruiksheffing - Eenheidsprijzen en waarden van de parameters verbonden met de trein
F.5.
Gebruiksheffing - Waarden van de parameters verbonden met de infrastructuur
F.6.
Baanvakken waarop het rangeerrecht-lijn van toepassing is
Bijlagen
96 / 96 Netverklaring 2016