Beheersovereenkomst Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn 01/01/2011 – 31/12/2015
1/64
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 2 A Generiek ........................................................................................................................ 3 I.Algemene bepalingen............................................................................................................... 3 1. Ondertekenende partijen ......................................................................................................... 3 2. Voorwerp van de overeenkomst .............................................................................................. 3 3. Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst ..................................................................... 4 4. Definities ................................................................................................................................. 4 II Engagementen van het agentschap ......................................................................................... 5 5. Relevante beleidsdoelstellingen / beleidskader ...................................................................... 5 6. Strategische organisatiedoelstellingen .................................................................................. 7 8. Strategische Projecten .......................................................................................................... 30 9. Interne werking ..................................................................................................................... 32 10. Aanvullende opdrachten / 11. Andere engagementen ........................................................ 35 III Engagementen van de Vlaamse Regering ........................................................................... 37 12. Financiële bepalingen ......................................................................................................... 37 13. Andere engagementen ......................................................................................................... 39 IV Financiële betrekkingen tussen de ondertekenende partijen ............................................... 44 14. Herkomst van de financiële middelen van het agentschap ................................................. 44 15. Financiële betrekkingen tussen de ondertekenende partijen ............................................... 44 16. Algemene bepalingen inzake het beheer van de financiële middelen................................ 44 V Opvolging, rapportering en evaluatie ................................................................................... 49 17. Opvolging ........................................................................................................................... 49 18. Rapportering ....................................................................................................................... 49 19. Evaluatie ................................................................................................................................................... 49 VI Geschillenregeling .............................................................................................................. 50 20. Geschillenregeling .............................................................................................................. 50 VII Aanpassingen beheersovereenkomst - opschortende voorwaarden ................................... 50 21. Aanpassing van de beheersovereenkomst - opschortende voorwaarden ............................ 50 VIII Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen............................................................ 50 22. Bijzondere regelingen in verband met de pensioenlasten ................................................... 50
23. Aanvullende bepalingen ...................................................................................................... 50 24. Overgangsbepalingen .......................................................................................................... 50 2. .................................................................................................................................................. 51 B Specifiek deel .............................................................................................................. 52 25. Verplichtingen van het agentschap inzake tarieven ............................................................ 52 26. Samenwerkingsovereenkomsten ......................................................................................... 52 27. Bijzondere bepalingen ten gevolge van specifieke situaties, eigen aan het agentschap ..... 52 C Ondertekening ............................................................................................................. 53 28. Ondertekening ..................................................................................................................... 53 BIJLAGEN ............................................................................................................................... 55 2/64
A Generiek I. Algemene bepalingen 1. Ondertekenende partijen Tussen de Vlaamse Regering, vertegenwoordigd door Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, mevrouw Hilde Crevits, hierna de Minister te noemen en de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, met zetel te 2800 Mechelen, Motstraat 20, vertegenwoordigd door de voorzitter van haar raad van bestuur, de heer Jos Geuens, en door haar directeur-generaal, de heer Roger Kesteloot, wordt volgende beheersovereenkomst afgesloten:
2. Voorwerp van de overeenkomst Deze beheersovereenkomst wordt afgesloten ter uitvoering van artikel 25 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn. Deze beheersovereenkomst legt de wederzijdse rechten en verplichtingen van het Vlaamse Gewest en De Lijn vast bij alle activiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk verband houden met het gemeenschappelijke stads- en streekvervoer, verricht in het Vlaamse Gewest, vanuit of naar dit Gewest, alsook de rechten en plichten van beide partijen in het kader van de aanvullende opdracht van het leerlingenvervoer Bijzonder Onderwijs, die decretaal aan De Lijn werd toegewezen. Deze beheersovereenkomst regelt de modaliteiten bij de uitvoering van de decreten, wetten en uitvoeringsbepalingen, zoals die geïnventariseerd zijn in bijlage 1. Volgende decreten vormen het basiskader voor de openbaredienstverplichtingen van De Lijn: - het decreet van 31 juli 1990 tot oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, waarin de decretale opdracht aan De Lijn wat betreft beleid, planning en uitvoering van het geregeld vervoer in Vlaanderen wordt omschreven. - het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen en de bijhorende besluiten van de Vlaamse regering. Dit decreet legt de basis voor het netmanagement en de basismobiliteit en wordt geoperationaliseerd in volgende besluiten:
- het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende het geregeld vervoer, de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het vervoer voor eigen rekening en het ongeregeld vervoer - het Besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2002 betreffende de Basismobiliteit in het Vlaamse Gewest - het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 20020 betreffende het netmanagement en de daaruit voortvloeiende operationalisatie: Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn. - het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 september 2003 betreffende de rapportering over het personenvervoer over de weg - het decreet van 20 april 2001 betreffende de mobiliteitsconvenants en de bijhorende besluiten van de Vlaamse Regering en de ministeriële besluiten - het decreet van 11 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid. Deze beheersovereenkomst regelt eveneens de modaliteiten bij de uitvoering van activiteiten in opdracht van de Vlaamse Regering die niet decretaal werden vastgelegd. De engagementen in deze beheersovereenkomst sluiten nauw aan bij de in volgende beleidsdocumenten geformuleerde doelstellingen: - het regeerakkoord van 15 juli 2009 en de daarop aansluitende beleidsnota 2009-2014 van de minister van Mobiliteit en Openbare Werken, in het bijzonder het hoofdstuk van de beleidsnota getiteld “Een kwaliteitsvol, volledig, efficiënt en geïntegreerd openbaarvervoer aanbod”. - het door de Vlaamse Regering op 20 januari 2009 met de sociale partners en het georganiseerde middenveld ondertekende Pact 2020. Op het vlak van mobiliteit stelt het Pact 2020: “Vlaanderen neemt de nodige maatregelen om een vlotte, veilige en breed toegankelijke mobiliteit te garanderen. Voor het personenvervoer wordt het aanbod, de betaalbaarheid, de betrouwbaarheid en de kwaliteit van het openbaar vervoer vanuit gebruikersoogpunt geoptimaliseerd. In het bijzonder in de Vlaamse steden wordt in 2020 een multimodale, duurzame bereikbaarheid gegarandeerd”.
3. Inwerkingtreding en duur van de overeenkomst De beheersovereenkomst wordt afgesloten voor een periode van 01 januari 2011 tot en met 31 december 2015. Als bij de verstrijking van de geldigheidsperiode van deze beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege verlengd tot op het ogenblik dat een nieuwe overeenkomst in werking treedt.
Als geen nieuwe beheersovereenkomst in werking getreden is binnen een termijn van één jaar na de in het vorige lid bedoelde verlenging, of wanneer een beheersovereenkomst werd ontbonden of geschorst, kan de regering, na overleg met de Raad van Bestuur van het agentschap, voorlopige regels vaststellen inzake de bijzondere regels en voorwaarden, waaronder het agentschap haar taken vervult.
4. Definities Voor deze overeenkomst wordt verstaan onder: - agentschap: het extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn - Basismobiliteit: netmanagement principe bij de uitbouw van het openbaarvervoernetwerk (zie decreet Personenvervoer dd. 20 april 2001) dat tot doel heeft binnen de woonzones van grootstedelijke, stedelijke, randstedelijke, kleinstedelijke en buitengebieden een minimumaanbod van geregeld vervoer aan de gebruiker te bieden. Het minimumaanbod houdt bedieningsfrequenties en afstanden tot haltes van geregeld vervoer in. - departement: departement Mobiliteit en Openbare Werken - dienstactiviteiten: alle activiteiten die behoren tot het takenpakket van een chauffeur en die hem/haar kunnen worden opgelegd. - ESR-vorderingensaldo: het begrote ESR-vorderingensaldo van De Lijn wordt bepaald op basis van de geldende aanrekeningregels, waarbij minstens rekening wordt gehouden met de evolutie van de ontvangsten/opbrengsten en met de evolutie van de uitgaven/kosten op basis van de compensaties, de saldi en encours, beschikbaarheidsvergoedingen en op basis van de investeringsuitgaven. - gebiedsevaluatie: instrument voor een doorgedreven analyse van het geregeld vervoer dat De Lijn aanbiedt binnen een geografisch afgebakend gebied en dit: o vanuit een integraal (multifunctioneel) perspectief o vanuit een klantgerichte netwerkbenadering o in nauwe samenwerking met alle externe mobiliteitspartners van De Lijn. - gepresteerde uren: uren waarvoor een prestatie (i.e. een rit rijden of het uitvoeren van een andere taak) is geleverd - geregeld vervoer: stads- of streekvervoer van personen met een bepaalde regelmaat en op een bepaald traject, waarbij op vooraf vastgestelde halteplaatsen reizigers mogen instappen of afstappen en dit ongeacht de tractiewijze van de aangewende vervoermiddelen. Dit vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken. Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet geen afbreuk aan het geregelde karakter van het vervoer. -
hoofdhalte: een halte (of verschillende halten met dezelfde naam die één geheel vormen), aangeduid met het opschrift “hoofdhalte”, die een strategische plaats inneemt in
-
-
-
-
-
-
-
het openbaar-vervoernetwerk. In elke gemeente wordt minstens één hoofdhalte uitgebouwd.
hoofdwegennet: netwerk van wegen, die als dusdanig gecategoriseerd zijn in het structuurplan Vlaanderen: het internationale snelwegennet, met o.m. hoofdtransportassen en achterlandverbindingen, waarvan een gedeelte behoort tot TEN (Trans European Networks). Het hoofdwegennet verbindt grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden met de economische poorten. De gewestelijke en internationale verbindingsfunctie primeert. hoogfrequente lijnen: lijnen waarop op minstens zes diensten per uur worden aangeboden. indicator: een kwantificeerbare/meetbare parameter die toelaat een proces op te volgen of het bereiken van een doelstelling te evalueren. kaderdecreet: het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 en latere wijzigingen kengetal: een vergelijkingswaarde voor een indicator waarover de betrokken partij rapporteert. Kengetallen worden opgegeven voor die operationele doelstellingen waarvan de realisatie in grote mate afhangt van andere partijen dan de rapporterende partij zelf. mobiliteitsconvenant: de overeenkomst die tussen verschillende partijen in het mobiliteitsdomein tot stand komt binnen het decreet van 20 april 2001 betreffende de mobiliteitsconvenants. De overeenkomst vormt een hefboom voor de uitbouw van het mobiliteitsbeleid. Minister: de Vlaamse minister bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken netmanagement: het geheel van regels en criteria volgend uit het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en uit het besluit van de Vlaamse Regering van 13 december 2002 betreffende het netmanagement. oprichtingsdecreet: het decreet ter oprichting van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, op 31 juli 1990. plaatskilometer: wordt berekend – voor een bepaalde tijdsperiode - door voor elk van alle ingezette voertuigen het aantal plaatsen te vermenigvuldigen met het aantal kilometers dat het voertuig in de dienstregeling aflegt Rapporteringsbesluit: Besluit van de Vlaamse Regering van 12 september 2003 betreffende de rapportering over het personenvervoer over de weg STOP-principe: principe uit de regeringsverklaring van 22 juli 2004, waarbij wordt voorgeschreven om bij mobiliteitsprojecten in de eerste plaats rekening te houden met voetgangers (Stappers), daarna met fietsers (Trappers), vervolgens met het openbaar vervoer (Openbaar vervoer) en pas dan met het privévervoer. streefwaarde: een voor een indicator door de betrokken partij in het kader van deze beheersovereenkomst te bereiken / te realiseren waarde. Streefwaarden worden opgegeven voor die operationele doelstellingen waarvan de realisatie uitsluitend of in overgrote mate afhangt van de betrokken partij zelf.
-
variabele rijtijden: rijtijden zijn tijden die voertuigen (trams, bussen,…) in-dienst nodig hebben om plaats-tot-plaatsverbindingen op het vervoernetwerk te overbruggen. Zij staan vermeld in de geplande dienstregeling. Ze kunnen variëren afhankelijk van de periode van de dag/week, rekening houdend met de congestie) en het dienstregelingstype (= variabele rijtijden).
II Engagementen van het agentschap 5. Relevante beleidsdoelstellingen / beleidskader 5.1 MISSIE VAN HET BELEIDSDOMEIN De Lijn zal actief meewerken om op het beleidsdomeinniveau MOW tot een tekst te komen voor een overkoepelende missie en visie en zal zich hierin inschakelen. 5.2 KERNACTIVITEITEN DE LIJN De Lijn verzekert het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer in Vlaanderen. Met het netmanagement werkt het agentschap eraan om binnen het kader gedefinieerd door de Vlaamse Regering, op een socio-economisch verantwoorde wijze een antwoord te bieden op de evoluerende mobiliteitsbehoeften in Vlaanderen. De Lijn integreert daarom activiteiten van beleidsvoorbereiding, beheer en ontwikkeling en uitvoering: - Beleidsvoorbereiding: De Lijn werkt, in overleg met het departement Mobiliteit en Openbare Werken mee aan de beleidsvoorbereiding (op Europees, federaal, Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau), op het vlak van of met gevolgen voor het stads- en streekvervoer. Het agentschap vormt ook mee de visie over mobiliteit, flankerend beleid en ruimtelijke ordening. - Beheer en ontwikkeling: De Lijn beheert het volledige lijnennet in, vanuit en naar het Vlaamse Gewest. Daarvoor gebruikt zij verschillende types lijnvoering en past exploitatievormen en –technieken toe. Zij verstrekt informatie aan de reizigers. Ze ontwikkelt nieuwe producten, verzorgt de marketing en beheert de contracten met de private exploitanten. Ook het beheer en de uitvoering van de investeringen voor de aanleg en instandhouding van infrastructuur behoren tot haar takenpakket. Tot slot bewaakt het agentschap de kwaliteit, de samenhang van het openbaarvervoeraanbod en de kosten.
- Uitvoering: Het agentschap staat in voor de uitvoering van de exploitatie van het stads- en streekvervoer, inclusief de personeels- en voertuigeninzet. Voor de busexploitatie wordt er een evenredig beroep gedaan op het agentschap en de private sector. 5.3 MISSIE VAN DE LIJN -
De Lijn wil de slimme reisgezel zijn voor verplaatsingen in heel Vlaanderen. De Lijn staat dicht bij haar reizigers met een uitgebreid aanbod aan duurzame en kwaliteitsvolle vervoeroplossingen waarbij veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie centraal staan. De Lijn is een belangrijke gesprekspartner van de Vlaams overheid voor het uitbouwen van het mobiliteitsbeleid en ondersteunt daarmee de economische, ecologische en sociale ontwikkeling van Vlaanderen. De Lijn creëert een stimulerende & respectvolle werkomgeving zodat haar vriendelijke en competente medewerkers haar ambassadeurs zijn. Zo draagt De Lijn bij tot een Vlaanderen dat vlot bereikbaar is en waar het aangenaam om leven is.
De Lijn draagt daarbij de waarden uit: -
“In dialoog” “Samen vooruit” “Passie voor onze klant” “Zorgzaam ondernemen”
De Lijn vertaalt, als interne operator, deze missie in strategische en operationele doelstellingen, ze vertrekt daarbij van de vier perspectieven die ze ook in haar balanced scorecard gebruikt: 1. Het perspectief van de klant 2. Het perspectief van de resultaten, zowel maatschappelijk als financieel 3. Het perspectief van mensen, leren en groeien 4. Het perspectief van de interne processen.
6. Strategische organisatiedoelstellingen De strategische doelstellingen van De Lijn kunnen worden ondergebracht in drie hoofdcategorieën: 1. Klant - Iedereen denkt spontaan aan De Lijn als voorkeursoptie bij vervoerkeuzes in Vlaanderen. - Alle klanten komen met De Lijn tevreden op hun bestemming. - De Lijn wil op termijn het aantal reizigers verdubbelen.
2. Maatschappelijke werking - Als gezond en solide Vlaams overheidsbedrijf wil De Lijn sterk gewaardeerd zijn op het vlak van beheer, ontwikkeling en uitvoering van geïntegreerde, duurzame mobiliteit. - Met De Lijn als eerste adviseur voor Vlaamse en lokale beleidsmakers wordt openbaar vervoer de voornaamste pijler van duurzame mobiliteit. 3. Bedrijfsinterne werking - De Lijn wil een bedrijf zijn waar medewerkers gemotiveerd zijn en zich gewaardeerd voelen.
7. Operationele organisatiedoelstellingen In paragraaf 7 worden de operationele organisatiedoelstellingen van De Lijn beschreven vanuit het kader van de strategische doelstellingen. Daarbij worden steeds aangegeven: - de relatie met de acties uit het regeerakkoord en/of beleidsbrief van de Minister - de link met de resolutie (stuk 582) van de Commissie Mobiliteit van 1 juli 2010 betreffende de nieuwe beheersovereenkomst 2011-2014 van De Lijn (Resol nr. 4). - de bijhorende indicatoren,streefwaarden en kengetallen.
7.1. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN MET BETREKKING TOT DE KLANT 7.1.A Doelstellingen m.b.t. het aantal klanten O.D. 7.1 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: KLANT EN NETMANAGEMENT De Lijn verhoogt tijdens de looptijd van deze beheersovereenkomst haar reizigersaantal, daarbij wordt rekening gehouden met de beschikbare middelen en de eventueel noodzakelijke correcties bij de invoering van het registratiesysteem (zie verder: strategisch project RETIBO) (Actie B3a). De Lijn voert het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het netmanagement uit. Dit gebeurt vanuit de Mobiliteitsvisie 2020 en in overleg met alle betrokken partners in het kader van het mobiliteitsconvenant (Actie B1, B4, B5, B6) (Resolutie 14).
De Lijn verzamelt de vraag van (potentiële) klanten op basis van potentieelonderzoeken en accurate beheersinformatie. Die informatie is ondermeer gebaseerd op een betrouwbare en gedetailleerde registratie van opstappers en bezettingsgraden. Om een goede kennis van de mobiliteitsproblematiek van de huidige en toekomstige klanten zal De Lijn bovendien verder investeren in marktonderzoek. (Acties B1, B3, B6).
De methodiek van de gebiedsevaluaties wordt gehanteerd als instrument voor het netmanagement: het bestaande net wordt zo getoetst op efficiëntie. Met bijvoorbeeld potentieelonderzoeken worden vervolgens de behoeften tot netwerkaanpassing in kaart gebracht. Ten behoeve van deze netwerkevaluaties wordt elke entiteit van De Lijn opgedeeld in een aantal evaluatiegebieden, die alle zowel stedelijke als nietstedelijke gebieden bevatten. In elke evaluatiegebied wordt minstens één maal in de doorlooptijd van de beheersovereenkomst een gebiedsevaluatie doorgevoerd. Vanuit de gebiedsevaluaties (en de methodieken van o.a. potentieelonderzoek) motiveert De Lijn haar voorstellen in het kader van de prioriteiten voor netmanagement (Acties B1, B5, B6, 11a) (Resolutie 18). Deze gebiedsevaluaties worden op regelmatige basis uitgevoerd en passen altijd in het kader van het mobiliteitsconvenant (procesmatig, in samenspraak met alle betrokken partners).
Indicatoren
1. reizigersgroei
2. realisatiegraad gebiedsevaluaties
Streefwaarden + 10,5 % (2011-2015)* 100 % van de evaluatiegebieden voor eind 2015
*Hierbij dient rekening gehouden te worden met de eventueel noodzakelijke correcties aan reizigersaantallen bij de invoering van het registratiesysteem (zie verder: strategisch project RETIBO) In het kader van de bepalingen van het mobiliteitsdecreet vervult De Lijn haar adviserende rol in beleidsvoorbereidende activiteiten en in de beslissingsprocessen rond ruimtelijke ontwikkelingen (Mober en Merwerkzaamheden). Zo inventariseert De Lijn voor haar gebiedsevaluaties: -
de potentieelimpact voor De Lijn bij grootschalige ruimtelijke en mobiliteitsontwikkelingen de kosten voor bijkomende exploitatie vanuit een duurzaam mobiliteitsoogpunt omwille van minder gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
O.D. 7.2 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: KLANT EN NETMANAGEMENT (VOOR-) STEDELIJKE NETTEN De Lijn besteedt bij de realisatie van haar Mobiliteitsvisie 2020 bijzonder aandacht aan de uitbouw van de voorstadsnetten, a priori in de regio's Brabant-Brussel, Antwerpen en Gent (Actie B3a) (Resolutie 18). Zo zal in december 2015 het Regionet Brabant-Brussel, het
snelbusonderdeel van het GEN, fors uitgebreid zijn. Ook de (voor-)stedelijke vervoernetwerken in Antwerpen en Gent worden verder uitgebouwd. Daarbij wordt de nadruk gelegd op kwaliteit met speciale aandacht voor de commerciële snelheid, regelmaat en voldoende capaciteit.
In het kader van de comodaliteit houdt De Lijn bij het uittekenen van haar openbaar-vervoeraanbod rekening met het aanbod van de andere stads- en streekvervoermaatschappijen en de spoorwegen. Het agentschap voert daarom constructief overleg met deze maatschappijen, onder meer met het oog op een zo optimaal mogelijke afstemming van de vraag en het aanbod, halten, reiswegen en dienstregelingen (optimalisatie van aansluitingsmogelijkheden). Indicatoren 1. Aantal reizigers per aangeboden plaatskilometer in stedelijke en voorstedelijke gebieden van Gent, Antwerpen en Vlaams-Brabant (op netniveau) – (in afwachting van ReTiBo tellingen) 2. Aantal ritten met capaciteitsproblemen 3. Kwaliteit afstemming dienstregelingen: a. Aantal of % niet gerealiseerde aansluitingen bus – bus (Bo)
Streefwaarden nulmeting en bepaling streefwaarde na invoering ReTiBo
Naar halvering aantal probleemritten in 2015
groeipad naar halvering probleemaansluiting in 2015
Kengetallen 4. Aantal overstappers bus – trein en Trend in + (nulmeting na de invoering trein – bus in stations waarvoor van ReTiBo) tussen De Lijn en Infrabel conventie bestaat 5. Kwaliteit afstemming dienstregelingen: a. Aantal of % niet gerealiseerde aansluitingen trein – bus (Aribus) b. Aantal of % niet gerealiseerde aansluitingen trein – bus wegen excessieve treinvertraging
Groeipad naar halvering probleemaansluiting in 2015 Groeipad naar halvering probleemaansluiting in 2015
O.D. 7.3 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN/ KLANT EN NETMANAGEMENT
(VERTRAMMING - SNELBUSSEN) Vóór het einde van 2015 start De Lijn in elke entiteit met minstens één project van hoogwaardig spoorgebonden openbaar vervoer. Dit gebeurt volgens de prioriteiten vastgesteld in potentieelonderzoeken, rekening houdend met het maatschappelijk draagvlak en getoetst aan de resultaten van een Maatschappelijke Kosten / Batenanalyse in het voor de betrokken projecten(clusters) relevante studiegebied. (Acties 3, B2) (Resolutie 18). Daarom begint ze ten laatste in 2011 met de voorbereidende studies en aansluitend de vergunningentrajecten. Bij de bepaling van de prioriteiten op het vlak van netmanagement geeft De Lijn extra gewicht aan de positieve effecten op het woon–werkverkeer. Onder meer met het oog op een groener woon-werkverkeer werkt ze een concept van snelbusbediening uit (Acties 3, B1, B2, B5) (Resolutie 18). Dit concept wordt vóór eind 2015 in elke entiteit minstens driemaal omgezet in een project. Dit gebeurt volgens de prioriteiten vastgesteld in potentieelonderzoeken, rekening houdend met het maatschappelijk draagvlak en getoetst aan de resultaten van een Maatschappelijke Kosten / Batenanalyse in het voor de betrokken projecten(clusters) relevante studiegebied. Bij het implementeren van snelbusprojecten wordt ingespeeld op de behoeften van de bedrijven en wordt samengewerkt met lokale (sociale) partners. De commerciële snelheid van deze nieuwe verbindingen voldoet aan de kwaliteitseisen van het Mobiliteitsplan Vlaanderen. De Lijn houdt bij de bepaling van haar openbaar-vervoeraanbod rekening met het aanbod van de spoorwegen en de andere stad- en streekvervoermaatschappijen. De Lijn voert daarom constructief overleg met deze maatschappijen, onder meer met het oog op een zo goed mogelijke afstemming van vraag en aanbod, halten, reiswegen en dienstregelingen (optimalisatie van de aansluitingsmogelijkheden) (Acties 3, B2, B3a, B5) (Resolutie 2). Indicatoren
1. Aantal aangeboden plaatskilometers tram / entiteit 2. Aantal tramreizigers/jaar/entiteit
Streefwaarden Trend in + (2011-2015) Trend in +
3. Aantal aangeboden plaatskilometers snelbus per entiteit 4. Aantal snelbusreizigers/jaar/entiteit
Trend in + (2011-2015) Trend in + Kengetallen
5. Stiptheid dienstregelingsaanbod
a. Commerciële snelheid trams/snelbussen: i. Reële rijtijd/rit t.o.v geplande km ii. Reële rijtijd/rit t.o.v reëel afgelegde km b. Vf-factor trams en snelbussen op aantal geselecteerde typerelaties (rijtijd OV vs. auto)
6. Aantal tramreizigers/ jaar/ aangeboden plaatskilometer per entiteit 7. Aantal snelbusreizigers/jaar/aangeboden plaatskilometer per entiteit
Cfr. Besluit Netmanagement (zie p. 31) Cfr. Besluit Netmanagement (zie p. 31) Cfr. Besluit Netmanagement (zie p. 31) Kengetallen Trend in + Trend in +
O.D. 7.4 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: KLANTENWERVING KLANTENBINDING Om nieuwe klanten aan te trekken zal De Lijn: - effectieve, doelgroepgerichte campagnes voeren om meer mensen te overtuigen om te kiezen voor bus of tram - inzetten op point-of-entry-campagnes om ondermeer de instroom van de jonge reizigers te verzekeren - doelgroepgericht en drempelverlagend opleidingen voorzien over “hoe het openbaar vervoer te gebruiken” - attractieve derdebetalersystemen blijven ontwikkelen en promoten bij vooral scholen, werkgevers en aanbieders van vrijetijdsactiviteiten - inzetten op de vertaling van nieuwe behoeften in aantrekkelijke, nieuwe producten (bijvoorbeeld snelbussen, multimodale bereikbaarheidsfiches, ontsluiting bedrijventerreinen, digitaal reisadvies op maat, tariefproducten,...) (Acties B2, B3a, B4, B5 , B6) (Resolutie 4, 20). Door nauwgezette, klantgerichte nazorg wordt bovendien de klantenloyauteit verhoogd (winnen abonnees, verhogen gebruiksfrequentie) (Acties B4, B6). Elke marketingcampagne wordt geëvalueerd op doeltreffendheid. Al deze acties geven blijk van een slim en menselijk imago van De Lijn (Actie B3a, B6). Bij elke actie wordt meegegeven dat het een slim idee is om met De Lijn te reizen (want zo vermijd je bijvoorbeeld parkeerstress of files en spaar je het milieu). Bovendien communiceert het agentschap altijd op een warme (menselijke) manier. De boodschap “we rijden niet met bussen en trams, maar met mensen” staat altijd centraal.
Indicatoren 1. Mediabereik marketingplan Lijn 2. KPI-index imago De Lijn
Streefwaarden De Op kritisch niveau (min. doelgroepen) 80%
80%
O.D. 7.5
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: COMODALITEIT EN MOBILITEITSMANAGEMENT Door haar actieve rol als comodale en dynamische mobiliteitsmanager is De Lijn partner bij de realisatie van comodaliteit in Vlaanderen en Brussel (metronet) (Actie 2b, C 1 6) (Resol. 3).
De Lijn werkt daarom volgens het STOP-principe actief mee aan de acties van de Vlaamse Regering voor meer en betere P+R-voorzieningen. Ze verbetert de bediening van de P+R's. Zo ontwikkelt het agentschap een aanbod dat een hefboom kan zijn voor het dynamische verkeersmanagement dat door de Vlaamse Overheid verder ontwikkeld wordt en dat op alle snel- en ringwegen zal voorzien worden. Hierbij wordt actuele vertrek- en reistijdinformatie over het openbaar-vervoeraanbod aan de P+R’s via het autonetwerk voorzien op het hoofdwegennet (portieken, …), in combinatie met de actuele reistijd. In het kader van de verspreiding van realtime en multimodaal reisadvies (via internet, telefoon, gsm,…) voert De Lijn onderzoek naar het ontwikkelen van een gemeenschappelijk platform met de derde partijen die daarbij betrokken zijn. De Lijn maakt een samenwerkingsakkoord op met de instantie die daarvoor in opdracht van de Vlaamse Overheid zal instaan. (Actie B4) (Resolutie 3).
In ruil voor informatie die De Lijn nodig heeft voor de uitoefening van haar eigen opdrachten, stelt het agentschap dienstregelingen, tariefinformatie en realtime reisinformatie ter beschikking. De Lijn blijft betrokken bij de communicatiekanalen voor de verspreiding van multimodaal reisadvies. De Lijn zet ook verder in op multimodale productontwikkeling zoals: - fietsprojecten - bereikbaarheidsfiches - het elektronisch vervoerbewijs (binnen het strategisch project Retibo - zie verder) dat de betaling van andere mobiliteitsproducten zal toelaten (Resol. 1) Specifiek wat de comodaliteit fiets / openbaar vervoer betreft, zal De Lijn actief de installatie van fietsvoorzieningen bij – minstens - alle hoofdhalten van het openbaar vervoer promoten bij de lokale besturen. De Lijn werkt tot slot mee aan de realisatie van comodaliteit door als voorkeurspartner en in het kader van samenwerkingsakkoorden met de andere betrokken partners, input te leveren in de planning en uitvoering van Minder Hindermaatregelen bij de uitvoering van infrastructuurprojecten (Actie A7) Indicatoren 1. Aantal autoparkeerplaatsen op P+R De Lijn 2. Gebruik van P+R-faciliteiten
Streefwaarden groeitrend in +
bij
a. Aantal bezette autoparkeerplaatsen/ aantal aangeboden plaatsen op P+R De Lijn b. Aantal bezette fietsparkeerplaatsen/ aantal aangeboden plaatsen op P+R De Lijn 3. Aanbod openbaar vervoer aan P+R (bedieningsfrequentie) 4. Aantal fietsvoorzieningen op hoofdhalten van De Lijn
85 % 85 % 12’ spitsfrequentie 95 % van de hoofdhalten in 2015
O.D. 7.6 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: CAMBIO De Lijn wil aan haar klanten een kwaliteitsvolle verplaatsing van deur tot deur aanbieden. Zo is een verplaatsing eigenlijk een keten van verplaatsingen waarbij telkens het geschikte vervoermiddel hoort. De Lijn participeert daarom in cambio, autodelen in Vlaanderen. Met cambio wil De Lijn autodelen aanbieden in de meest brede en algemene vorm met onder andere marktstudies, conceptontwikkeling, concepttoetsing, promotiecampagnes, fondsenwerving, integratie in het elektronisch vervoerbewijs,… De Lijn voorziet bij de uitwerking van het ééngemaakt vervoerbewijs de gebruiksfaciliteiten van dit instrument voor het cambio-autodelen, op het niveau van wat er mogelijk is met de MOBIB-kaart in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Indicatoren Aantal klanten cambio
Aantal gecombineerde abonnementen cambioDe Lijn
Streefwaar den groeitrend: + 20%/jaar
behoud huidige % De Lijn-abonnees onder de Cambioklanten gecombineerde abonnementen groeien procentueel mee met aantal Cambio-klanten
O.D.7.7 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: CARPOOLDATABANK De Lijn wil aan de klanten een slimme verplaatsing van deur tot deur aanbieden, waarbij multimodaliteit centraal staat. Daarom zal De Lijn het beheer van de carpooldatabank - in functie van gedetecteerde behoeften - verder verbeteren met gerichte producten of diensten.
De Lijn onderneemt bovendien acties om carpooling in de brede betekenis (carpooling, vanpooling, eventpool, schoolpool) bij het grote publiek te promoten als een duurzaam alternatief voor het autosolisme. (Actie 2b, C1.6) (Resol. 2).
7.1.B Doelstellingen m.b.t de tevredenheid van de klanten O.D. 7.8 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: KWALITEITSMONITOR De Lijn waarborgt een kwaliteitsvolle behandeling van de klantenreacties binnen vooraf voorziene behandelingstermijnen. De Lijn onderzoekt bovendien systematisch de tevredenheid van haar klanten, zowel via het tweejaarlijkse (strategisch) klantentevredenheidsonderzoek als via continue tevredenheidsmetingen in het kader van de kwaliteitsmonitor. De kwaliteitsmonitor is een geïntegreerd meetinstrument dat de strategische kwaliteitsfactoren van De Lijn meet en rapporteert met het oog op een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de middelen. De data in deze tool worden op volgende manier verzameld: 1. extern: tevredenheidsonderzoek bij klanten (continu en tweejaarlijks), systematische registratie en gestructureerde verwerking van klantenreacties 2. intern: monitoring en permanente metingen. De resultaten van de kwaliteitsmonitor vormen voor De Lijn de toetssteen voor de strategische doelstellingen over de klanten. Met de kwaliteitsmonitor kan De Lijn immers de tevredenheid van klanten gedetailleerd in kaart brengen. Bedoeling is om zo verbeteracties uit te tekenen en de klantentevredenheid te verhogen. De Lijn stelt bovendien tevredenheidsnormen voorop voor zowel de algemene tevredenheid als voor de prioritaire tevredenheidsfactoren en de minder prioritaire tevredenheidsfactoren (Actie B6) (Resolutie 6). De prioritaire tevredenheidsfactoren, op basis waarvan prioritaire acties dienen te worden genomen, worden bepaald op basis van de resultaten van een tweejaarlijkse tevredenheidsmeting, die in de looptijd van de beheersovereenkomst nog in de jaren 2012 en 2014 zal worden gehouden. De – eventueel verschuivende – prioriteiten zullen door De Lijn worden gemeld aan de Vlaamse Regering. Indicatoren Score tevredenheidsmetingen op prioritaire tevredenheidsfactoren
Streefwaarde Top 2 tevredenheid 70 % Bodem 2 tevredenheid 5 %
Specifiek voor de hierna omschreven tevredenheidsfactoren worden volgende operationele doelstellingen geformuleerd (O.D 7.9 t/m 7.12) O.D. 7.9
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: INFORMATIE EN COMMUNICATIE De Lijn investeert in reizigersinformatie, een kritische succesfactor uit haar tevredenheidsonderzoeken. Door bijvoorbeeld in te spelen op de veranderende behoeften op vlak van informatie, wil het agentschap de gebruiksvriendelijkheid van haar communicatie verhogen en zo de globale reiservaring van haar klanten verbeteren. Zo wordt er meer en meer gebruik gemaakt van nieuwe technologische opportuniteiten: moderne communicatiemiddelen en (overal waar nodig) toegankelijke reizigersinformatie, zowel statische als dynamische (realtime) informatie. Op vlak van statische informatie wordt verder gewerkt aan de kwaliteitsverhoging van reizigersinformatie op maat, zowel op het voertuig en als aan de halte (dienstregeling, omleidingen,…).Ook op het domein van de realtime informatie volgt De Lijn de laatste ontwikkelingen op de voet en wil daarom inzetten op innovatieve informatie-, routering-, navigatie-, waarschuwing- en adviessystemen, aangeboden aan de halte, op het voertuig en via het web/mobiel internet. (Acties B3a, B4, B6) (Resolutie 13). Speciale aandacht zal daarbij gaan naar: - reizigersinformatie vóór de start van de verplaatsing (op het moment dat de verplaatsingsbehoefte zich stelt) actuele informatie bij verstoring van de dienstregeling (zie verder:strategisch project RISE, projectomschrijving in bijlage 2). Er is uitrol van een mobiele applicatie voorzien voor bepaalde mobiele platformen die zowel een routeplanner als realtime informatie combineert. Indicatoren 1. Kwaliteitsmonitor: score op factor ‘informatie & communicatie’ 2. Aantal bezoeken website 3. Aantal routeberekeningen 4. Omleidingen via e-mail voor alle entiteiten 5. Alle haltes uitgerust met nieuwe halte-informatie 6. 750 hoofdhaltes uitgerust met realtime-informatie 7. Start realtimecommunicatie met de klant op alle voertuigen (koppeling Bo)
Streefwaarden Top 2 tevredenheid 70 % Bodem 2 tevredenheid 5 % 12.500.000/jaar Trend in + Beschikbaar in 2012 100% in 2012 750 in 2012 in 2014, volledige realisatie in 2015
O.D. 7.10 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: VERKEERSVEILIGHEID Ondermeer op basis van adequate ongevallengegevens (van ongevallen waarbij De Lijn betrokken is) bouwt het agentschap haar eigen verkeersveiligheidsplan. Om het aantal ongevallen terug te dringen, investeert De Lijn ook in bijkomende opleidingen vakbekwaamheid voor haar chauffeurs. Eveneens in het kader van de verkeersveiligheid voert De Lijn een opleidingsbeleid dat ertoe leidt dat het aantal verkeersovertredingen door haar chauffeurs zo sterk mogelijk beperkt.
Indicatoren
Op te maken verkeersveiligheidsplan met o.a: 1. ongevallen/100.000 km exploitatie De Lijn 2. ongevallen eigen verantwoordelijkheid /100.000 km 3. Verkeersboetes / km exploitatie De Lijn
St re ef w aa rd en vanaf 2011: jaarlijkse daling met 2,5% vanaf 2011: jaarlijkse daling met 2,5% geleidelijke afname van 1/110.000 km naar 1/150.000 km in 2015
O.D. 7.11 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: STIPTHEID DIENSTAANBOD Met het oog op de tevredenheid van haar klanten en de werving van nieuwe klanten realiseert De Lijn een verplaatsingsduur die de concurrentie met andere
vervoermodi aankan. Daarom investeert ze verder in zowel interne (maatregelen waarop De Lijn zelf vat heeft) als in externe doorstroming van het openbaar vervoer (samen met de wegbeheerders). De gerealiseerde rijtijden worden opgevolgd in het kader van het wegwerken van doorstromingsknelpunten. De Lijn hanteert het principe dat de aangeboden dienstregeling gerespecteerd moet worden. Daarom wordt gewerkt volgens het principe van variabele rijtijden (Acties 1,A3, B6, B7) (Resolutie 1, 3, 7).
Indicatoren Kengetallen Stiptheid: % op tijd bij het Maximumnorm aankomen van de rit (globaal, avondspits dinsdag P2) - regelmaat: afwijking t.o.v. geplande interval aan alle timing points (% hoger dan +/- …sec) (enkel van toepassing bij hoogfrequente lijnen) cfr. Besluit Netmanagement (zie - gehaalde commerciële p. 31) snelheid per lijn - reële rijtijd/rit t.o.v. geplande km - reële rijtijd/rit t.o.v. reëel afgelegde km - Vf-factor op enkele exemplarische relaties
O.D. 7.12 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: CAPACITEITBEHEER De Lijn zal binnen haar budgettaire mogelijkheden extra capaciteit voorzien op overbezette lijnen/trajecten door het aanbieden van een aangepaste dienstregeling (bijvoorbeeld: het herschikken van doortochtmomenten, het verhogen van frequentie, het inzetten van aangepaste voertuigen,,…). Met het oog op efficiënt en effectief capaciteitbeheer wordt de bezetting van de voertuigen permanent gemonitord. Per type voertuig wordt daarvoor een overbezettingsnorm gehanteerd (Acties B1, B5, B6) (Resolutie 9). De Lijn – normen overbezetting Overbezetting
stad = meer dan alle zitplaatsen + 80% staanplaatsen Overbezetting PCC stad = meer dan alle zitplaatsen + 65% staanplaatsen * Overbezetting streek = meer dan alle zitplaatsen + 75% staanplaatsen Overbezetting streek op hoofdwegennet = meer dan alle zitplaatsen
s t r e e k
VOERTUIGTYPE 12m streekbus 12 m stadsbus citybus gelede AB Hermelijn PCC PCC
1R (1-2-3-4-5) PCC 1&2 - 2R
stad 92 90 55 / 62 130 / 138 215 81 74
s n e l streek w niet e snelweg g 89 124 / 133 205
39
48 / 59
Kusttram
235
235
7.1.C Overige operationele doelstellingen m.b.t. de klant O.D.7.13
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: SOCIALE VEILIGHEID Met de permanente bewaking van het plan “Veilig op Weg” waarborgt De Lijn de veiligheid van haar klanten en haar eigen personeel. De Lijn bepaalt haar sociale veiligheidsbeleid aan de hand van een Veiligheidsmonitor. Een wetenschappelijk instrument dat alle registraties van feitelijke incidenten op en in de buurt van het geregeld stads- en streekvervoer verzamelt en analyseert. De veiligheidsmaatregelen worden op basis van deze Veiligheidsmonitor gericht, gepast en flexibel ingezet. De Lijn waakt erover dat er maatregelen genomen worden voor elk van de clusters van sociale veiligheidsthema’s zoals die door de Veiligheidsmonitor worden gedefinieerd: onveiligheidsgevoelens, storend gedrag, diefstal, vandalisme, geweldrisico’s, … De maatregelen werken zowel remediërend als preventief. Zo voert De Lijn op regelmatige basis, systematische en doelgericht, reizigerscontroles uit om fraude te verminderen (Resolutie 16). In het kader van de “Veilig op Weg”- werking evalueert De Lijn de werking (preventief – handhavend) van het administratieve boetesysteem en stelt zo nodig aanpassingen voor (Resolutie 17).
De Lijn draagt bij tot het sociale veiligheidsdebat vanuit het besef dat de socialeveiligheidsthematiek een globaal maatschappelijk fenomeen is. Het openbaar vervoer vormt in de openbare ruimte immers slechts één microkosmos, waarin zich agressieproblemen kunnen stellen. Om die reden staat De Lijn ook voor een geïntegreerde benadering van de agressieproblematiek, waarin alle betrokken maatschappelijke actoren – op een afgestemde manier – hun verantwoordelijkheden dragen. Die integrale aanpak past het agentschap toe op verschillende domeinen: - de evenwichtige afstemming van technische, personele, organisatorische en procedurele maatregelen - de evenwichtige verdeling van de maatregelen over de verschillende schakels van de veiligheidsketting. Het sociale veiligheidsbeleid wordt tot slot door De Lijn periodiek in samenspraak met haar belangrijkste stakeholders geëvalueerd.
Indicatoren Indicatoren veiligheidsmonitor
Streef waard en Aandachtsbuurten fase 3: trend in – Aandachtsbuurten fase 2: trend in -
De Lijn wil de reizigersfraude, zoals die zich uit in het zwart- en grijsrijden, systematisch en doelgericht verminderen. Daartoe zullen jaarlijks meer reizigers worden gecontroleerd (Resol. 16)
Indicatoren Aantal gecontroleerde reizigers/jaar
Streefwaarden groeipad met 5% per jaar
O.D. 7.14
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN/ TARIEVEN - TARIEFSYSTEEM De Lijn werkt, binnen de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het regeerakkoord, een aantrekkelijk en transparant tariefsysteem uit. Met haar tarieven wil ze zowel de occasionele reizigers (aanzet tot gebruik) als op de heavy users (loyauteit bevorderen) tevreden stellen. De Lijn houdt daarom rekening met specifieke doelgroepen en met mogelijke differentiatie tussen de aangeboden producttypes. Jaarlijks kan De Lijn aan de minister een voorstel van tariefaanpassing voorleggen (Acties 11a, B4, B6) (Resolutie 19). De Lijn voert onderzoek naar de prijselasticiteit en de wijze waarop de prijszetting van de verschillende vervoersbewijzen het aankoop- en verplaatsingsgedrag van de reiziger beïnvloedt. Op geregelde tijdstippen wordt de impact van het prijsbeleid op de kostendekkingsgraad zowel ex ante als ex post geëvalueerd. Indicatoren Tarieven De Lijn
Streefwaarden Aanpassing aan de consumptieindex
O.D. 7.15
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: TARIEVEN ARMOEDEBESTRIJDING De Lijn zorgt ervoor dat ook mensen in armoede volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving via gemakkelijk toegankelijke en betaalbare tariefproducten. Voor een aantal doelgroepen die de Minister definieert, worden verplaatsingen aangeboden tegen verminderd tarief. O.D. 7.16
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN/ ONTWAARDINGSSYSTEEM Tegen eind 2013 beschikt De Lijn over een interoperabel ontwaardingssysteem: een systeem dat zowel bruikbaar zal zijn voor de diensten van De Lijn als die van de NMBS, TEC en MIVB. Zo zullen klanten een contactloos vervoerbewijs voor heel Vlaanderen kunnen aankopen.
Dit nieuwe systeem biedt bovendien de mogelijkheid tot prijsdifferentiatie volgens producttype (bijvoorbeeld een prijs afhankelijk van het type aangeboden materieel). De Lijn werkt hiervoor samen met de betrokken partners (NMBS, TEC, MIVB) in het kader van de NV BMC (Belgian Mobility Card). Bij de introductie van het elektronische vervoerbewijs komen eerst de diverse groepen abonnees aan de beurt en daarna de biljetreizigers (zie: strategisch project ReTiBo, projectbeschrijving als bijlage 3 (Actie B8) (Resolutie 1). Met dit nieuwe vervoerbewijs zal de klant bovendien - in het kader van de comodaliteit andere mobiliteitsproducten kunnen kopen. Indicatoren 1. Timing realisatie Interoperabel platform 2. Timing realisatie ééngemaakt vervoerbewijs
Behaald
Streefwaarden
Behaald
O.D. 7.17 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: TOEGANKELIJKHEID De Lijn bouwt verder aan haar toegankelijkheidsbeleid. Toegankelijkheidscriteria voor rollend materieel worden systematisch in de voertuigbestekken opgenomen. Daarnaast wordt in samenwerking met de wegbeheerders een programma uitgewerkt waarmee openbaar-vervoerhaltes toegankelijk worden gemaakt. Voor haar toegankelijkheidsplannen en -criteria werkt De Lijn nauw samen met het Toegankelijkheidsoverleg Vlaanderen (Actie B3b) (Resolutie 15). Voor de beschrijving van een toegankelijk voertuig wordt bij De Lijn uitgegaan van de aanwezigheid van volgende voorzieningen op dat voertuig (tram of bus): - lage vloer - oprijdplaat - rolstoelplaats met verankering- of afschermingssyteem. Daarnaast wordt door De Lijn ook werk gemaakt van de uitrol van een programma next-stop information, zowel visueel (digitale halte-informatie) als auditief op het voertuig. Indicatoren 1. Toegankelijke trams t.o.v totaliteit trampark
Streefwaarden Groeipad van +5% per jaar
2. Toegankelijke bussen t.o.v totaliteit buspark
Groeipad van +3,5% per jaar
3. % groei toegankelijke haltes 4. % trams met auditieve en visuele halte-aankondiging 5. % bussen met auditieve en visuele halteaankondiging
Groeipad af te spreken met wegbeheerders Groeipad van +2,5% per jaar Groeipad van +7% per jaar
7. 2. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN MET BETREKKING TOT DE MAATSCHAPPELIJKE WERKING DE LIJN O.D.7.18
OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: EFFICIËNTIEVERHOGING De Lijn bereikt een hogere kostendekkingsgraad zonder in te boeten op comfort en dienstverlening. De randvoorwaarde op het vlak van het tariefbeleid – buiten de jaarlijkse indexering zullen de gemiddelde tarieven van De Lijn niet stijgen – bepaalt mee de marge waarbinnen deze doelstelling kan worden gerealiseerd.
De Lijn streeft naar efficiëntieverhoging in de algemene werking. Zij hanteert het principe van het zuinig beheer, stimuleert kostenbewustzijn bij al haar medewerkers en zoekt actief naar efficiëntiewinsten in haar interne processen. De sleutelelementen voor efficiëntiewinsten bij De Lijn zijn: -
-
Het vraaggestuurd karakter van het openbaar vervoer, weliswaar binnen het regelgevend kader van het netmanagement (incl. basismobiliteit), dat ingevuld wordt op basis van aantoonbaar potentieel en/of voldoende bezettingsgraad (Resol. 5,18) De optimale planning van de inzet van exploitatiemiddelen en –personeel om het aantal “lege” kilometers en “dode” uren te beperken (Resol.4)
De beschikbare middelen worden efficiënt ingezet. Zo kiest De Lijn er onder andere voor om verder te investeren in zowel interne (maatregelen waarop De Lijn zelf vat heeft) als in externe doorstroming van het openbaar vervoer (samen met de wegbeheerders). De Lijn streeft een kostenbesparing en –beheersing na via efficiëntiewinsten op onderbezette lijnen (aanpassing van de exploitatie). Wat betreft de inzet van de verschillende openbaar-vervoermiddelen wordt naar de hoogste efficiëntie gestreefd. Waar mogelijk en goedkoper in exploitatie worden belbussen ingezet op onderbezette lijnen.Waar mogelijk en goedkoper in exploitatie worden taxi’s ingezet om onderbezette belbussen te vervangen.
De Lijn werkt hiervoor in 2011 een globaal plan uit en treedt hierover in overleg met de vakorganisaties, exploitanten en de taxisector. Specifiek op het vlak van de organisatie van het openbaar vervoer, optimaliseert De Lijn haar planning van de inzet van voertuigen en personeel, met respect voor de sociale wetgeving en de CAO-afspraken. De optimalisatie van de modelmatige planning verloopt aan de hand van een verdere modernisering van de software. Noodzakelijke beheersgegevens worden structureel gemonitord, in kaart gebracht en zowel intern als extern (indien mogelijk) vergeleken. De Lijn implementeert een accuraat en betrouwbaar registratiesysteem tegen eind 2013. Met dit nieuwe systeem zal een nulmeting van het aantal reizigers worden gemaakt. In afwachting daarvan gebeurt de bepaling van de reizigersaantallen op basis van de als bijlage 4 opgenomen methodiek. Indicatoren Streefwaarden Groeipad in + 1. Verhouding beladen kilometers vs niet-beladen kilometers a. % dienstactiviteiten op het voertuig Groeipad in + b. % dienstactiviteiten buiten het voertuig Groeipad in 2. Kostendekkingsgraad 3. Verhouding betaalde uren vs. gepresteerde uren 4. Dienstverleningskilometers 5. Leeftijd van de voertuigvloot Indicatoren 6. PWC-Benchmark: bijkomende indicatoren efficiëntie: a. Aantal dienstverleningskilometers per inwoner b. Aantal verkochte vervoerbewijzen c. Opbrengsten/kosten per dienstverleningskilometer d. Verhouding opbrengsten / kosten per reizigerskilometer e. Opbrengst per vervoerbewijs per globale, gemiddelde kosten per reizigersrit Indicatoren 7. Stiptheid a. % op tijd bij aankomst rit (globaal
Trend in + Trend in Trend in + Te bepalen op basis van de resultaten van een in 2011 te realiseren optimumstudie Kengetallen
Trend in + vanaf situatie Benchmark Trend in + vanaf situatie Benchmark Trend in + vanaf situatie Benchmark Trend in + na nulmeting na invoering ReTiBo
Streefwaarden Trend in +
avondspits dinsdag P2) b. Regelmaat: afwijking tov geplande interval aan timing points (hoger dan +/- sec) (enkel van toepassing bij hoogfrequente lijnen) c. Gehaalde commerciële snelheid per lijn i. Reële rijtijd/rit tov geplande km ii. Reële rijtijd/rit tov reëel afgelegde km d. VF-factor op snelbusverbindingen rijtijd OV tov rijtijd privéwagen e. % op tijd bij doortocht aan alle timing points (vervangt op termijn de 1e indicator)
Maximumnorm
Cfr. Besluit Netmanagement (zie p. 31) Cfr. Besluit Netmanagement (zie p. 31) Maximum 1 Trend in +
* Eventueel te corrigeren na ingebruikname ReTiBo
O.D. 7.19 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: OPMAAK INVESTERINGEN Volgens de samenwerkingsprincipes zoals beschreven in deze beheersovereenkomst, werkt De Lijn, onder andere voor haar Mobiliteitsvisie 2020 elk jaar een voorstel van fysisch programma voor investeringen (vernieuwings-, uitbreidings- en vervangingsinvesteringen) uit. Daarbij houdt ze rekening met het maatschappelijk draagvlak. Dat programma wordt vervolgens ter goedkeuring aan de minister voorgelegd (Procedure investeringen: zie verder, 16.2). Indicatoren 1. % van het jaarlijks fysisch investeringsbudget vastgelegd vs geprogrammeerd 2. Timing van beschikbaarheid van fysisch programma van het jaar x + 1 Indicatoren
1. % van het effectief fysisch programma vastgelegd 2. % van het reserveprogramma vastgelegd
100%
Streefwaarden
1 november jaar x Kengetallen Min. 80% van het effectief programma vastgelegd Max. 20% van het reserveprogramma vastgelegd
O.D. 7.20 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: OPMAAK MKBA GROTE INFRASTRUCTUURPROJECTEN Voor de investeringsprojecten (of clusters van projecten) in het kader van haar Mobiliteitsvisie 2020 voert De Lijn telkens een Maatschappelijke KostenBatenanalyse uit. De daartoe te volgen methodiek wordt uitgebouwd in 2011 (Actie 10, C1 3) (Resolutie 4, 7). De Lijn tekent bovendien een eengemaakte systematiek uit voor de opvolging en beheersing van risico’s bij grote infrastructuurprojecten, ongeacht de financieringswijze. Daarbij houdt ze rekening met de bepalingen van het decreet op de grote infrastructuurprojecten. De werking van het risicomanagement bij De Lijn wordt jaarlijks kwalitatief geëvalueerd. O.D. 7.21 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: MINDER-HINDER BIJ GROTE INFRASTRUCTUURWERKEN
In 2011 wordt door De Lijn een grootschalige nulmeting gehouden, waarin alle door haar diensten gereden omleidingskilometers (alle types werken, alle wegcategorieën, alle OV-lijntypes) worden geregistreerd. In het kader van de comodaliteit verleent De Lijn, als voorkeurspartner, haar input in de planning en uitvoering van de Minder-Hindermaatregelen. Voor het eventuele extra vervoer en de communicatie daarover, wordt een samenwerkingsovereenkomst met de betrokken partners opgesteld. In het kader van grote infrastructuurwerken werkt De Lijn met de betrokken partners samen met het oog op de beperking van de door de werken voor De Lijn en haar klanten zelf gegenereerde omleidingskilometers Indicatoren
1. Aantal omleidingskilometers De Lijn/jaar door infrastructuurwerken 2. % omleidingskilometers t.o.v. totaal kilometer/jaar
Kengetallen Vanaf 2012: minder dan 90% van de omleidingskilometers van vorig kalenderjaar Trend in – na nulmeting in 2011
O.D. 7.22 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: GROEN OPENBAAR VERVOER De Lijn werkt actief mee aan de vergroening van de mobiliteit en het openbaar vervoer in het bijzonder (Zie Actieplan Groen Vervoer in 5). Duurzaamheid betekent voor De Lijn: actief meewerken aan een leefbare wereld, hier en elders, nu en later. Ook in tijden van economische terugval bespaart De Lijn daarom niet op haar inspanningen voor het milieu. Integendeel: de bezorgdheid over de uitstoot van CO2, fijn stof en andere schadelijke stoffen blijft actueler dan ooit. De Lijn wil dan ook een voortrekker zijn voor een meer duurzame mobiliteit. De operationele doelstellingen van De Lijn op vlak van duurzame werking en duurzame mobiliteit zijn onder te brengen in drie hoofdstukken (openbaar vervoer nu en later, en intern beleid): 1. Vanuit het standpunt van de hele samenleving is het openbaar vervoer een uiterst duurzame vervoermodus. De grootste bijdrage van De Lijn op het vlak van duurzaamheid bestaat erin om steeds meer mensen te overtuigen om het openbaar vervoer te gebruiken. 2. Om de duurzaamheidsvoordelen van het openbaar vervoer in de toekomst te vrijwaren en om bij te blijven dragen tot een duurzame mobiliteit zullen bijkomende investeringen essentieel zijn.
Naast de ‘Mobiliteitsvisie 2020’ van De Lijn zijn tal van flankerende maatregelen nodig in de strijd tegen een dichtslibbend Vlaanderen. De Lijn draagt bij tot de uitwerking van een fiscaal, infrastructuur-, doorstromings-, sensibiliserend en marketingbeleid ten dienste van de effectieve en efficiënte mobiliteit van de toekomst. 3. De inspanningen van De Lijn voor het milieu worden ook intern vertaald: het agentschap waakt erover dat haar interne organisatie zo groen mogelijk is.
Primordiaal zijn natuurlijk de inspanningen om het voertuigenpark zo milieuvriendelijk mogelijk te maken. Zo rijden alle trams van De Lijn sinds midden 2008 op groene stroom. Ook bij de bussen zoekt De Lijn naar duurzame en (energie-)efficiënte technieken en brandstoffen. In het actieplan “Groen openbaar vervoer in 2015” worden voor het wagenpark drie scenario’s aangeboden, waartussen in functie van de kosten en de baten een keuze dient gemaakt te worden. Voor nieuwbouwprojecten hanteert De Lijn strenge ecologische normen, bijvoorbeeld op vlak van energieverbruik, risicobeheersing en biodiversiteit. Zo wordt in 2015 de bouw van een eerste gebouw met passiefkantoornorm gepland. Tegen 2015 wil De Lijn in al haar gebouwen rendabele maatregelen voor energiebesparing nemen. Daarnaast wordt ook actief gekeken naar hoe het agentschap duurzamer kan aankopen. De doelstellingen van De Lijn daarin lopen parallel met die van de hele Vlaamse overheid: 100% duurzame aankopen tegen 2020. Indicatoren 1. Verbruik gasolie/100 km, gecorrigeerd met een factor: aantal standaardequivalenten bus t.o.v. totaal aantal bussen 2. Ecologische voetafdruk 3. CO2-uitstoot per aangeboden plaatskilometer 4. Fijnstofuitstoot per aangeboden plaatskilometer
Streefwaarden Trend in Trend in Trend in Trend in -
O.D. 7.23 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: STAKEHOLDERMANAGEMENT
De Lijn werkt een daadkrachtige stakeholdersstrategie uit en adviseert de Vlaamse en lokale beleidsmakers over duurzame mobiliteit (Actie B1, B3). Zo levert De Lijn vanuit haar expertise beleidsvoorbereidende input bij de formulering van het Mobiliteitsplan Vlaanderen. Bij de evaluatie van de bestaande lijnen en de invoering van nieuw lijnen worden de lokale overheden actief betrokken, zodat de steden en gemeenten een belangrijkere en meer toonaangevende rol spelen in de uitbouw van een meer vraaggestuurd aanbod. Dat maakt het eveneens mogelijk om voldoende draagvlak te realiseren bij en binnen steden en gemeenten. De Lijn voorziet een peiling naar de tevredenheid van steden en gemeenten over hun samenwerking met het agentschap. Afhankelijk van het project zal het agentschap in de voorbereiding stakeholders van de verschillende niveaus, sociale partners en belangenverenigingen op vlak van mobiliteit, toegankelijkheid of duurzaamheid; en/of wetenschappelijke organisaties bevragen.
7. 3. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN MET BETREKKING TOT DE BEDRIJFSINTERNE WERKING VAN DE LIJN O.D. 7.24
OPERATIONELE DOELSTELLING DE LIJN/ FINANCIEEL De Lijn behaalt het ESR-vorderingssaldo zoals wordt bepaald in de begrotingscyclus. (zie verder: financiële luik van de beheersovereenkomst). De Lijn beheert haar balans volgens de principes van goed bedrijfsbeheer (Resol 4, 11). De Lijn optimaliseert haar opbrengsten en houdt daarbij rekening met de randvoorwaarde over de tariefbepaling zoals opgenomen in het regeerakkoord (Acties 11a, B6) (Resol. 6). De Lijn bereikt een hogere kostendekkingsgraad. De randvoorwaarde op het vlak van het tariefbeleid – buiten de jaarlijkse indexering zullen de gemiddelde tarieven van De Lijn niet stijgen – bepaalt mee de marge waarbinnen deze doelstelling kan worden gerealiseerd. (Actie B6) (Resol. 6, 8).
O.D. 7.25
OPERATIONELE DOELSTELLING DE LIJN: MENSEN, LEREN, GROEIEN De Lijn implementeert haar traject voor competentiemanagement, waarbij zowel de vaktechnische als de gedragscompetenties als uitgangspunt worden gebruikt. De Lijn optimaliseert via de basisopleiding en bijkomende opleidingen de vakbekwaamheid van haar chauffeurs. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar verkeers- en sociale veiligheid en klantvriendelijkheid. De Lijn investeert in opleidingen voor haar leidinggevenden. Deze opleidingstrajecten leggen de nadruk op coachend leiderschap en het strategisch management van prestaties.
De lijnmanagers stimuleren elke medewerker om zijn/haar taken en werkmethoden en die van zijn/haar dienst in vraag te stellen en verbetervoorstellen te doen. Met het oog op gemotiveerde en gewaardeerde medewerkers verbetert De Lijn haar interne communicatie. De Lijn voert een actief sociaal overleg, onder meer voor meer aantrekkelijke arbeidsomstandigheden. Ook de aspecten van het diversiteits- en gelijke kansenbeleid krijgen hierbij de nodige aandacht (Resol. 21). De Lijn zal haar personeel een passende verloning aanbieden die duidelijk, rechtvaardig, transparant en marktconform is. Met de Lijnacademie biedt De Lijn haar medewerkers opleidingstrajecten aan, ze vertrekt daarvoor van de diverse functieprofielen en de aanwezige competenties van de medewerker.
Aantal uren chauffeurs
Indicator voortgezette
opleiding
voor
Minstens 35 uren
Streefwaarde
O.D. 7.26 OPERATIONELE DOELSTELLING DE LIJN: ORGANISATIESTRUCTUUR De Lijn ontwikkelt organisatiestructuren en processen die goede samenwerking, verandering en groei ondersteunen. De Lijn zorgt voor een vlotte ondersteuning van het management om hun taken op het vlak van Human Resources (eerste lijn) op te nemen. Het HR-beleid streeft ernaar om excellente medewerkers aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden. Zo stimuleert het beleid resultaatgerichtheid.
De Lijn neemt maatregelen om de stijging van het personeelsverloop te vermijden. Indicator Personeelsverloop: aantal vrijwillige ontslagnemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in verhouding tot het personeelsbestand
Trend in -
8. Strategische Projecten S.P. 8.1 STRATEGISCH PROJECT DE LIJN: RETIBO
Streefwaarde
De Lijn implementeert een accuraat en betrouwbaar registratiesysteem tegen midden 2013. Op basis van dit nieuwe systeem zal een nieuwe nulmeting van het aantal reizigers worden gemaakt. In afwachting daarvan gebeurt de bepaling van de reizigersaantallen op basis van de methodiek opgenomen als bijlage 4 (Actie 11a) (Resolutie 1).
De Lijn werkt het project ReTiBo uit vanuit volgende doelstellingen (Resolutie 1): - Boordcomputer (Bo) 1. De reiziger beschikt dankzij het boordcomputersysteem over de actuele informatie over zijn verplaatsing 2. De chauffeur krijgt accurate informatie, wordt maximaal ontlast van automatiseerbare taken en kan zich ten volle concentreren op het besturen van zijn/haar voertuig 3. De Lijn beschikt over meer betrouwbare en accurate informatie om op gepaste wijze te reageren bij onvoorziene situaties en om het verloop van de exploitatie op de voet te volgen 4. Ook voor een efficiënte verkeerslichtenbeïnvloeding met virtuele lusdetectie (KAR) speelt de boordcomputer een centrale rol. 5. Nieuwe projecten (waaronder het ReTi-project) kunnen gebruik maken van het open en flexibele platform. Deze openheid garandeert de eenheid in de verschillende beheerde data, waardoor deze nieuwe tools op de meest economische wijze kunnen worden geïmplementeerd (Actie B4). - Registratie & Ticketing (ReTi) 1. De realisatie van één ticket voor het Belgische openbaar vervoer zorgt ervoor dat het hele gamma Belgische mobilititsdiensten via één interoperabele kaart binnen het bereik van elke reiziger ligt. 2. Een betere verzameling en beheer van gegevens over het gebruik van het openbaar vervoer dankzij de systematische registratie van alle reizigersverplaatsingen 3. Een vervanging van het huidige ticketingsysteem, gebaseerd op magneetkaarten, noodzakelijk om de technologische evoluties en strategisch beleid te kunnen ondersteunen 4. De verbetering van de klantenrelatie en het toegankelijker maken van het openbaar vervoer, onder meer door het optimaal benutten van klantvriendelijke en moderne verkoopskanalen 5. Een betere beveiliging van de inkomsten van De Lijn 6. Fraude (zowel de georganiseerde fraude als het zwart- en grijsrijden) nog verder terugdringen. De volledige uitrol van ReTiBo zal toelaten om op een heel aantal indicatoren voor een eerste keer een nulmeting te doen. Indicatoren 1. Boordcomputer (BO) Fasering implementatie: - Beschikbaarheid BO prototype
Streefwaarden
Q1 2012
Proefproject VlaamsBrabant (1 000 voertuigen) - 3 500 voertuigen uitgerust - Alle voertuigen uitgerust 2. Registratie & Ticketing (RETI) Fasering implementatie: - Uitgifte eerste kaart door De Lijn (fast track) - Proefproject VlaamsBrabant – start eerste registratie met nieuw vervoerbewijs op voertuig - Aanvang uitrol 65+ abonnementen - Aanvang uitrol jaarabonnementen - Alle types vervoerbewijzen beschikbaar op kaart – aanvang volledige registratie - Invoering biljetten - Einde magnetisch ticketingsysteem -
Q3 2012 Q2 2013 Q4 2013
Q2 2011 Q3 2012
Q4 2012 Q1 2013 Q4 2013
Q2 2014 Q4 2014
S.P. 8.2 STRATEGISCH PROJECT DE LIJN: RISE Omdat reizigersinformatie (cfr. kwaliteitsmonitor) een kritische succesfactor is, investeert De Lijn verder in de nieuwe technologie op het vlak van statische en realtime reisinformatie. Het strategisch project RISE bundelt de doelstellingen over innovatieve informatie-, routering-, navigatie-, waarschuwing- en adviessystemen, waarbij het aanbod nog toegankelijker wordt gemaakt voor de reiziger (Actie B4) (Resol. 13).
1. Kwaliteitsmonitor score op factor ‘informatie & communicatie’
Indicator
Streefwaarde Top 2 tevredenheid 70% Bodem 2 tevredenheid 5%
2. Verderzetten lopende deelprojecten RISE in 2011 1. Statische communicatie
Q2 2011
Reisinfotoepassingen via mijnlijn.be 2. Realtime Realtime info via sms (heractiveren sms-gateway) Realtime via website 3. Mobiel Mobiele applicatie De Lijn (m.delijn.be en smartphone apps) 4. Dynamisch N2 boodschappen (i.e. geplande omleidingsberichten) via e-mail in heel Vlaanderen N1 boodschappen (i.e. ongeplande omleidingsberichten) via haltepaal inclusief interface werkstation dispatch
Q4 2011 Q4 2011 Q4 2011 Q4 2011 Q2 2011
S.P. 8.3. STRATEGISCH PROJECT DE LIJN: Infrastructuur Infrastructuurdecreet: Om in de toekomst sneller te kunnen inspelen op maatschappelijke behoeftes onderzoeken we in het beleidsdomein MOW de mogelijkheid van een meer gebalde decretale procedure om infrastructuurprojecten sneller en met meer rechtszekerheid te realiseren. Dit Infrastructuurdecreet of Investeringsdecreet moet een effectief kader scheppen waarbinnen de decreetgever sneller vergunningen kan verlenen, onder meer voor projecten binnen het domein van de openbare werken. Tegelijkertijd versterken we met het oprichten van beleidsdomein-overschrijdende projectgroepen de samenwerking tussen alle beleidsdomeinen die betrokken zijn bij de realisatie van infrastructuurprojecten. De uitwerking van een investeringsdecreet gebeurt in samenwerking tussen meerdere entiteiten en afdelingen van het beleidsdomein MOW. De Lijn zal haar kennis en expertise van elke stap van een grootschalig infrastructuurwerk inbrengen bij de voorbereidingen van het Investeringsdecreet. Ook kennis met betrekking tot mogelijke struikelblokken en valkuilen bij grootschalige projecten, zullen gedeeld worden in de voorbereiding van het Investeringsdecreet. In het voorjaar 2011 wordt de studieopdracht aanbesteed. De Lijn zal in de begeleidende stuurgroep vertegenwoordigd zijn en de studie gezamenlijk met het departement MOW begeleiden. Versnellen infrastructuurprojecten:
De Lijn zal een constructieve bijdrage leveren binnen het algemene voorbereidingstraject "versnellen investeringsprojecten". Onder meer op basis van de kennis aanwezig binnen De Lijn, zowel terreinkennis als ook meer beleidsmatige kennis met betrekking tot zeer operationeel gerichte wetgeving, wordt input geleverd ten aanzien van mogelijke verbeteringen in bestaande wetgeving en bestaande praktijken. De Lijn zal actief meewerken aan het opzetten van een MOW data-room. Het initiatief hiertoe wordt ontwikkeld door het Departement MOW.
9. Interne werking 9.1 INTERNE PROCESSEN Strategische doelstelling: De Lijn onderneemt maatschappelijk verantwoord en streeft duurzaamheid na in al haar aspecten. Operationele doelstellingen: -
-
-
-
De Lijn hanteert het principe van zuinig beheer, stimuleert kostenbewustzijn bij al haar medewerkers en zoekt actief naar efficiëntiewinsten in haar interne processen. Specifiek op het vlak van de organisatie van het openbaar vervoer, optimaliseert De Lijn systematisch de planning van de inzet van voertuigen en personeel, uiteraard met respect voor de sociale wetgeving en de afspraken van de CAO’s (Actie 11a, B6) (Resol. 4, 6). Voor de busexploitatie wordt een evenredig beroep gedaan op de eigen middelen en op de privésector (50/50-verhouding als streefwaarde). De exploitanten vormen een vaste partner in de dienstverlening van De Lijn. De Lijn legt haar exploitanten de verplichting op hun personeel te werk te stellen aan gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden zoals die voor het personeel van De Lijn gelden. De Lijn vult de sociale aspecten van duurzaamheid in de eerste plaats in met een actief diversiteitsbeleid (zie verder bij generieke bepalingen) en door het waar mogelijk is sociale clausules en/of criteria in haar aankoopbeleid op te nemen. De Lijn werkt actief aan de vergroening van de mobiliteit en van het openbaar vervoer in Vlaanderen in het bijzonder (zie actieplan Groen Openbaar Vervoer als 6). De Lijn investeert systematisch in een verdere vergroening van zowel haar voertuigenpark als van (bouw, gebruik en onderhoud van) haar vaste installaties (Acties E1b, E2) (Resol. 10). De Lijn werkt een algemeen stakeholdermanagementplan uit en betrekt de stakeholders bij haar duurzaamheidsrapportering (Acties B4, E1b, E2). De Lijn werkt een verkeersveiligheidsplan uit, met als basis een adequate registratie en analyse van de verkeersongevallen waarbij ze betrokken is (Actie A9, A17). Op basis van haar deontologische code borgt De Lijn haar integriteitsbeleid (zie verder: Integriteit onder 9.2).
9.2 ORGANISATIEBEHEERSING Strategische doelstelling: Op het vlak van organisatiebeheersing zal De Lijn op korte termijn het maturiteitsniveau 3 nastreven voor die thema's waar dat niveau nog niet is bereikt. De Lijn zal zich daarbij baseren op de Leidraad Organisatiebeheersing van IAVA, op de sterkte-zwakteanalyse die in 2008 is uitgevoerd en op de daarop geënte opvolgingsaudit in 2010. Voor die thema’s waar al wel een niveau 3 is bereikt, onderzoekt De Lijn hoe (mensen en middelen) de beheersmaatregelen zouden kunnen worden doorgevoerd waardoor ze maturiteitsniveau 4 kan bereiken. Op basis van deze analyse werkt De Lijn voor deze thema’s een actieplan uit. Operationele doelstellingen/thema’s, prioritair te verbeteren: Doelstellingen - Integriteit - Efficiëntie Thema’s - Belanghebbendenmanagement - Human Resources Management - Financieel Management. Integriteit In 2010 werd de deontologische code opgesteld en door de directie goedgekeurd. Het traject van invoering, communicatie en opleiding is gepland voor 2011. Tegen eind 2012 zijn de beheersmaatregelen aanwezig, gestandaardiseerd, gedocumenteerd, gecommuniceerd en worden ze doorheen de organisatie toegepast. Efficiëntie - Op basis van de missie en de strategische doelstellingen van De Lijn, vertaald in de strategiekaarten op de twee hoogste organisatieniveaus, stelt elke entiteit c.q. functionele directie jaarlijks haar actieplan voor. Deze actieplannen worden geïntegreerd, geconsolideerd en ten slotte gevalideerd tot een jaarlijks ondernemingsplan, inclusief begroting en financieringsbronnen. - Via de verdere uitbouw en implementatie van krachtige planningtools optimaliseert De Lijn continu (op het ritme van de project- en gebiedsevaluaties) haar exploitatie, zowel die in eigen beheer als deze die uitbesteed wordt aan privé-exploitanten. - Het project portfoliomanagement wordt verder geprofessionaliseerd. Ook voor dit project zorgt een krachtige PPM-tool voor een verbetering van zowel de projectplanning als –opvolging. Het agentschap engageert zich om – in uitvoering van het Vlaams regeerakkoord betreffende de nulgroei inzake personeel – de totale personeelsomvang en –kost
onder controle te houden. Zo zal het reëel aantal medewerkers, uitgedrukt in VTE, maximaal gelijk blijven aan het reëel aantal VTE op het moment van het ingaan van het Vlaams Regeerakkoord 2009-2014, namelijk 15 juli 2009. Indien het reëel aantal VTE is gestegen tussen het moment van het ingaan van het Vlaams regeerakkoord en de aanvang van deze beheersovereenkomst, engageert het agentschap zich om in de ondernemingsplannen een actieplan op te nemen met het oog op de volledige afbouw van de personeels- en personeelskosttoename uiterlijk twee jaar voor het einde van de beheersovereenkomst. Uit het eerste ondernemingsplan opgemaakt na de ondertekening van de beheersovereenkomst moet duidelijk naar voor komen hoe deze doelstelling wordt gehaald. Indien de volledige afbouw niet binnen het agentschap zelf kan verwezenlijkt worden, kunnen interne compensaties in het reëel aantal VTE binnen het beleidsdomein enkel in rekening gebracht worden als daarover een consensus bestaat in de Beleidsraad en op voorwaarde dat het gaat over een effectieve, gegarandeerde en eenduidige afbouw met eenzelfde meetbaar effect op het aantal personeelsleden als van het agentschap wordt gevraagd. Elke personeelsuitbreiding ingevolge nieuw beleid, die niet kan worden ingevuld door middel van interne rekrutering of verschuivingen van personeel (binnen het agentschap en in tweede orde binnen het beleidsdomein als daarover een consensus bestaat binnen de Beleidsraad) moet gemotiveerd worden en voorafgaandelijk ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd worden. Het voorafgaandelijk ter goedkeuring voorleggen aan de regering zal gebeuren naar aanleiding van het opstellen van de begroting en / of de begrotingscontrole. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met het feit dat De Lijn als extern verzelfstandigd agentschap een specifiek personeelstatuut heeft en niet onder het VPS-raamstatuut valt en met de statutair vastgelegde bevoegdheden van de raad van bestuur op het vlak van het personeelsbeleid. Belanghebbendenmanagement De Lijn zal haar vele belanghebbenden systematischer in kaart brengen, hun belangen preciseren, hen segmenteren en haar belanghebbendenmanagement periodiek herzien. De verwachtingen van de belanghebbenden worden meegenomen als input voor het jaarlijks strategisch planningsproces.
Human Resources Management en Financieel Management Op vlak van de thema's HRM en Financiën zullen de inspanningen van de nog lopende organisatieontwikkelingstudies “Nieuwe wegen voor Personeelsbeleid” en “Nieuwe Wegen voor Financiën” op het vlak van organisatiebeheersing verder bouwen op de resultaten van de afgelopen jaren, zowel voor de processen als organisatiestructuur.
Voor het HR-beleid wordt het competentiemanagement prioritair verder ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarbij worden voor elke functiefamilie zowel de vaktechnische als gedragsgebonden competenties omschreven, waaraan per functie functiespecifieke competenties worden toegevoegd. Zowel bij de selectie, de aanwerving, als bij opleiding en andere ontwikkelingstrajecten dienen de duidelijk omschreven, noodzakelijk geachte competenties als bakens. In de organisatieontwikkelingstudie Financiën worden de processen en structuren rond controlling, externe rapportering, compliance en interne beheersinformatie duidelijker uitgetekend. Vanaf 2010/2011 worden de resultaten van de organisatiestudie geïmplementeerd. Tot slot wordt een krachtig budgetterings- en prefiguratie-instrument verder uitgebouwd. Financieel Management Er zal een geïntegreerde planningscyclus worden opgezet met een volledig uitgewerkte budget- en prefiguratiecyclus, gebaseerd op bedrijfseconomische principes. De basisprincipes hiervan zullen transparantie en actiegerichtheid zijn, zodat het management in staat is om tijdig de eventueel noodzakelijke bijsturingen te realiseren.
9.3 VERBETERPROJECTEN MEETBARE EFFICIENTIEWINSTEN Strategische doelstellingen: De sleutelelementen voor efficiëntiewinsten bij De Lijn zijn: - Het vraaggestuurd karakter van de openbaar vervoer, weliswaar binnen het regelgevend kader van de basismobiliteit en netmanagement dat ingevuld wordt op basis van aantoonbaar potentieel en / of voldoende bezettingsgraad (Resol. 5, 18). - De optimale planning van de inzet van exploitatiemiddelen en –personeel om het aantal “lege kilometers” en “dode uren” te beperken (Resol. 4). Operationele doelstellingen: Op het ritme van de gebiedsevaluaties, voorzien in het mobiliteitsconvenantenbeleid, worden aanbod en organisatie over de diverse deelgebieden periodiek gescreend en geoptimaliseerd. (Resol. 5, 6, 7) De Lijn werkt hiervoor verder aan een adequaat beheersinstrumentarium op vlak van: - reizigersregistratie en verplaatsingsgedrag (strategisch project ReTiBo); - potentieelberekening en modelmatige simulatie; - planningsoftware voor de inzet van voertuigen en chauffeurs; - exploitatiemonitoring. Uitbouwen en gebruik van de Balanced Scorecard Op basis van haar missie, strategische doelstellingen en strategiekaarten ontwikkelt en implementeert De Lijn haar Balanced Scorecard voor de relevante
managementniveaus en functionele domeinen. De Balanced Scorecard wordt eerst ontwikkeld voor de raad van directeuren, de andere niveaus en domeinen volgen. In samenspraak met de raad van bestuur zal over een selectie van Kritische Performantie Indicatoren ook gerapporteerd worden aan de raad van bestuur.
10. Aanvullende opdrachten / 11. Andere engagementen O.D. 10.1 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: LEERLINGENVERVOER De Lijn voert haar opdracht in het kader van het leerlingenvervoer voor het Buitengewoon Onderwijs, zoals verwoord in het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, uit. Initieel werd De Lijn daarin verantwoordelijk gesteld voor: -
het vastleggen van de reisroutes het vastleggen van de logistieke behoeften het in eigen beheer of in uitbesteding uitvoeren van de busdiensten.
Op verschillende vlakken spant het agentschap zich in om de kwaliteit van dit aanbod te verhogen. De Lijn sluit met het departement Onderwijs en Vorming, uiterlijk tegen 1 september2012, een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot het zonaal leerlingenvervoer af. In deze samenwerkingsovereenkomst worden de gezamenlijke overlegstructuren en de wederzijdse uitwisseling van relevante data en de kostprijs vastgelegd, met het oog op een kwaliteitsvolle en efficiënte beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. -
-
Indicatoren Behalen van de afgesproken kwaliteitscriteria (maximaal geplande, beladen ritduur, leeftijd wagenpark) Aantal ritten / aantal rechthebbenden Evolutie aantal nietrechthebbenden
Streefwaarden Aantal contracten onder de normen: trend in Trend in – Trend naar 0 in 2015
O.D. 10.2 OPERATIONELE DOELSTELLINGEN DE LIJN: BIJDRAGE GIPOD De Lijn werkt mee aan de realisatie van één uniek en generiek informatieuitwisselingsplatform voor activiteiten en processen die zich afspelen op het openbare domein (GIPOD). De Lijn vervult hierbij verschillende rollen: - beheerder van leidingen en kabels - initiator van werken op het openbare domein - bevoorrecht gebruiker van (ook door andere instanties) beheerde netwerken (Actie A8)
III Engagementen van de Vlaamse Regering 12. Financiële bepalingen De Vlaamse Regering verleent aan De Lijn compensaties voor alle opdrachten die beschreven werden in hoofdstuk II en die haar worden toegewezen (zie bijlage 1, overzicht openbare-dienstverplichtingen De Lijn), inbegrepen ten minste alle ondersteunende taken zoals opgenomen op de lijst (“Taken en rollen”) als bijlage 6.
Bovenop de voorziene indexeringen worden de compensaties aangepast om uitzonderlijke kosten en minderopbrengsten op te vangen die De Lijn moet dragen.
De financiële engagementen van de Vlaamse Regering moeten passen binnen de meerjarenbegroting en de begroting die jaarlijks door het Vlaams Parlement wordt gestemd. Dit gebeurt met een vrijwaring van de kwaliteit van de dienstverlening. De compensaties worden aangepast aan de begrotingsrichtlijnen van de regering en de specifieke bepalingen in deze overeenkomst.
De minister verbindt zich ertoe uiterlijk op 15 februari van het jaar X de goedgekeurde programma’s aan het agentschap over te maken. Deze datum verlaat overeenkomstig met de eventuele vertraging die door het agentschap wordt veroorzaakt bij het indienen van de ontwerpprogramma’s. de referentiedatum voor het behalen van de doelstellingen met betrekking tot de vastleggingsgraad blijft in dit laatste geval behouden. Om de continuïteit te verzekeren wordt evenwel in december van het jaar X-1 reeds een voorlopig akkoord gegeven m.b.t. het investeringsprogramma. Specifieke berekeningsmodellen voor De Lijn:
a. personeel Aanpassingen aan de gezondheidsindex gebeuren volgens het systeem van de indexprovisie. De basis voor de berekening zijn de personeelskosten in de meest recente begroting (inclusief of verhoogd met het recurrent effect van eventuele eerdere indexsprongen). De jaarverdeling gebeurt op basis van 13,9 delen waarbij de maand mei een gewicht heeft van 1,9 en de maand december een gewicht van 2, de andere maanden een gewicht van 1. De nodige middelen voor de financiering van de verhoging van de personeelskosten ten gevolge van het afsluiten van CAO’s worden voorzien. b. brandstoffen/energie In de begrotingscontrole en de begrotingsronde volgend op de afsluiting van het boekjaar wordt een afrekening gemaakt naar de reële eenheidskosten van De Lijn. c. exploitanten en leerlingenvervoer (aanvullende opdracht)
Bij de opmaak van de initiële begroting maakt het agentschap een voorlopige indicatieve opgave van de kostenverhoging ten gevolge van de prijsherzieningsformules met toepassing van voorlopige parameters. Bij de begrotingscontrole zal het resultaat worden opgenomen van de prijsherzieningsformules met toepassing van de definitieve parameters.
d. financiële kosten
Het bedrag van de begroting wordt bepaald op basis van de uitstaande investeringsleningen, de nieuwe leningen voor de geprogrammeerde investeringen en de thesaurietoestand.
De regering verleent aan De Lijn de middelen en ondersteuning voor financiering van de investeringen voor alle opdrachten die haar worden toegewezen, inbegrepen ten minste alle ondersteunende taken zoals opgenomen op de lijst in bijlage 6 “Taken en rollen”).
Investeringen kunnen worden gefinancierd via alle geëigende vormen o.a. via kapitaalsubsidies, leningsmachtigingen (al dan niet met gewestwaarborg) , PPSconstructies (via Lijninvest, beschikbaarheidsvergoedingen), huur, kapitaalsverhogingen of eigen middelen. Het begrote ESR-vorderingensaldo wordt bepaald op basis van de geldende aanrekeningsregels, waarbij minstens rekening wordt gehouden met de evolutie van de ontvangsten/opbrengsten en met de evolutie van de uitgaven/kosten op basis van de compensaties, de saldi en encours, beschikbaarheidsvergoedingen en de investeringsuitgaven. De middelen worden uitbetaald via ministerieel besluit overeenkomstig de driepartijenovereenkomst ter uitvoering van §1 en §2 van artikel 1 van het decreet van 30 juni 1993 houdende maatregelen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1993 - Centraal Financieringsorgaan.
13. Andere engagementen De regering verbindt er zich toe om geen beleidsprioriteiten voorop te stellen die onverenigbaar zijn met de prioriteiten waarop de doelstellingenbepaling van deze beheersovereenkomst is gesteund. Het betreft hier ondermeer prioriteiten van het Mobiliteitsplan Vlaanderen, het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het ontwerp-Milieubeleidsplan 2011-2015 (Mina-plan 4). Perspectief klant 13.1 De Vlaamse Regering neemt initiatieven voor een vlottere verkeersafwikkeling op (netwerken van) kruispunten, op basis van intelligente software. Tegelijk worden de investeringen in een betere doorstroming van het openbaar vervoer voortgezet. Dit betekent dat bij het ontwerp van nieuwe infrastructuur en het onderhoud van bestaande infrastructuur het STOP- principe wordt gehanteerd:de doorstroming van het openbaar vervoer (vanuit een objectieve behoefteanalyse) vormt een fundamenteel uitgangspunt naast de veiligheid van voetgangers, fietsers en motorrijders. De kwaliteitseisen voor de doorstroming van het openbaar vervoer uitgedrukt in commerciële snelheid en in een Vf-factor zijn dezelfde als die van het Mobiliteitsplan Vlaanderen en het Besluit Netmanagement.
Wenssnelheden en karakteristieken openbaar vervoerverbindingen
GEWE NSTE KARA KTERI STIEK EN VAN DE VERSC HILLE NDE VERVO ERSTE LSELS BIJ EEN HIËRA RCHIS CHE SYSTE EMOP BOUW OPEN BAAR VERV OER VLAA NDERE N
Voorbe eld van product en
Gewens te frequen tie Actuele frequen tie
Straal invloed ssfeer
s p i t s u u r
k m
Halteafstand (gem.) Halteafstand (min) Actuele snelhei d wenssnelhei d
Knoopt ypen
k m / h
N i e t s t e d e l i j k
3
B u u r t o n t s l u i t i n g 4
3
D o r p s o n t s l u i t i n g 2
4
1
4
2
1
0 , 6 1 0 , 7 5
0,75
0 , 5
0 , 6 5
0 , 7 5
0,8
0 , 3 5
0 , 6
0 , 8
1
0 , 5
0,4
0 , 3
0 , 4
0 , 5
> 35
>
> 25
>
>
>
1 5
2 0
2 5
1 2
1 8
2 5
H S T
I C +
I C
IR Snel tram Light train
R e g i o s n e l b u s
L
Ver bind end stre ekv ervo er
S t a m li j n e n , m e t r o
Verbind end grootst edelijk vervoer
2
3
4
3
3
3
3
6
1
0
3
2
2
2
2
5 0
3 5
2 5
12
5
3
2
>
>
>
> 15
>
>
1 5 0 1 0 0
4 0
3 0
1 0
4
> 1,5
>
2 0
15
5
2 , 5
>
>
>
> 60
>
>
1 5 0 >
1 2 0 >
8 0
5 0
4 5
>
8 0
8 0
6 5
4 0
4 0 5 0 L k
3 0
5060
2 5 30
Lk
2 0
20
W ij k o n t s l u i t i n g
L k
Relatiet ypen
S t e d e l i j k
Schaaln iveau
B g k
B g k
G k
Blk
I n t e r n a t i o n a a l
I n t e r s t e d e l i j k
I n t e r s t e d e li j k
Inter regio naal
G e w e s t e li j k
Bov enloka al
B o v e n g e w e s t e li j k
B l k
B l k
R e g i o n a a l
Blk
L k
Lk
G r o o t s t e d e li j k
L o k a a l
STREEFWAARDEN VF-FACTOR Schaalniveau
Streefwaarde Vf-factor
Bovengewestelijk
0,9
Gewestelijk
1,1
Bovenlokaal
1,6
Kleinstedelijk naar grootstedelijk
1,2
Kleinstedelijk naar regionaal- en kleinstedelijk
1,8
Buitengebied naar grootstedelijk
1,2
Buitengebied naar regionaalstedelijk
1,9
Buitengebied naar kleinstedelijk en buitengebied
1,8
BRON: MMM PERSONEN DUURZAAM
In het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Netmanagement (van 13-12-2002) staan volgende doelstellingen:
L k
L k
L k
R e g i o n a a l s t e d e li k
K l e i n s t e d e li j k
B u i t e n g e b i e d
De minimale commerciële snelheid voor de verbindingen op lokaal niveau in het buitengebied bedraagt 25 km/u.
Voor lokale verbindingen in kleinstedelijke gebieden, is het streefdoel een minimale commerciële snelheid van 25 km/u. Het streefdoel voor lokale verbindingen in stedelijke en grootstedelijke gebieden, is een minimale commerciële snelheid van 20 km/u. Het streefdoel voor de stamlijnen in grootstedelijke gebieden is een minimale commerciële snelheid van 25 km/u. De minimale commerciële snelheid voor de verbindingen op bovenlokaal niveau in het buitengebied bedraagt 35 km/u. De minimale commerciële snelheid voor de verbindingen op gewestelijk en bovengewestelijk niveau bedraagt 80 km/u.
Om deze doelstellingen te realiseren, wordt de werking van de Task Force Doorstroming gegarandeerd. De Task Force beschikt daarvoor over middelen, die aangewend zullen worden voor: - (de voorbereiding en aanleg van) infrastructurele ingrepen ter bevordering van de doorstroming van het openbaar vervoer - (studiewerk en implementaties) op het domein van de verkeerslichtenbeïnvloeding, meer bepaald voor projecten in Antwerpen, Mortsel, Gent en Leuven voor: 1. de vervanging van de mechanische lusdetectie door meer flexibele, radiogestuurde detectie van de openbaar-vervoervoertuigen 2. de implementatie van performante, adaptieve verkeersregelsystemen (in ruimere omgevingen/langere trajecten) waarin ook de doorstroming van het openbaar vervoer maximaal wordt bevorderd. (Actie A3, B7, C1.5c). Het Vlaams Gewest onderneemt bovendien stappen in het kader van (regelgeving, vergunning en handhaving) de aanleg van de trajecten van het openbaar vervoer, die hinderend werken voor de doorstroming van het openbaar vervoer. De adviezen die De Lijn levert in dit kader, moeten een meer bindend karakter krijgen. De opvolging van dit engagement gebeurt door de Task Force Doorstroming, die de samenstelling en de naleving van het investeringsprogramma en de effectiviteit van de projecten bespreekt. 13.2 In het kader van artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 betreffende de exploitatie en tarieven van de VVM, maar ook van het gelijkekansenbeleid, voorziet de Vlaamse Regering op haar wegennet in de aanleg van bijkomende toegankelijke halten. In samenwerking met de wegbeheerders wordt een programma voor het systematisch toegankelijk maken van openbaar-vervoerhaltes uitgewerkt (Actie B3b). Dit engagement wordt opgevolgd aan de hand van de jaarlijkse rapportering van het Agentschap Wegen en Verkeer (jaarlijks aantal aangelegde toegankelijke halten).
13.3 De Vlaamse Regering begeleidt de contacten tussen de betrokken operatoren op het vlak van de werkingsmodaliteiten van een ééngemaakt vervoerbewijs en sluit samenwerkingsakkoorden af met de aangrenzende vervoerautoriteiten. Daarin wordt ook een regeling voorzien voor de eventuele inkomstenverliezen (Actie B8, Actie C1.4). Dit engagement wordt opgevolgd binnen het project ReTiBo. Perspectief maatschappij 13.4 De Vlaamse Regering werkt aan de maatregelen om op korte en lange termijn het autosolisme ondermeer binnen het woon-werkverkeer, terug te dringen. Om de alternatieven te versterken, zijn ondermeer deze maatregelen nodig: investeringen in de doorstroming van het openbaar vervoer (met inbegrip van sneltram- en snelbuslijnen), de verdere uitbreiding en beveiliging van fietsinfrastructuur (comodaliteit) en de ondersteuning en uitvoering van bedrijfsvervoerplannen. De Vlaamse Regering betrekt De Lijn in de opmaak van bedrijfsvervoerplannen. Daarnaast wil de Vlaamse Regering, in het kader van het Mobiliteitsdecreet ook de ruimtelijke ordening afstemmen op het openbaar-vervoernetwerk. Met de Federale Overheid wordt naar een overeenstemming gezocht om de regionale spoorbediening te kunnen integreren in het Vlaamse openbaarvervoerbeleid, om de gunstige fiscaliteit voor de bedrijfswagens te beperken, privéauto’s in het woon-werkverkeer te verminderen en de flexibele werkvormen nog verder aan te moedigen. (Actie A3, B2, B9) Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van het aantal initiatieven en/of vrijgemaakte middelen : - bijkomende investeringen in doorstroming openbaar vervoer - de bevordering van comodaliteit fiets - openbaar vervoer - advies van De Lijn bij de opmaak van bedrijfsvervoerplannen - overleg met de NMBS Holding over regionale integratie openbaar vervoer - wetsvoorstel (federaal) voor aangepaste fiscaliteit in het woonwerkverkeer - wetsvoorstel (federaal) voor meer flexibele werkvormen. 13.5 In het kader van de comodaliteit en volgens het STOP-principe stimuleert de Vlaamse Regering de overstap van privévervoer naar openbaar vervoer in de (voor-)stedelijke omgeving. Aan vlot bereikbare haltes van openbaar vervoer worden daarom,door de wegbeheerder of De Lijn P+R’s voorzien. Voor de uitbating ervan worden partnerships gezocht. Het dynamisch verkeersmanagement, dat op alle snelwegen en ringwegen wordt voorzien, zorgt
mee voor de toeleiding van het verkeer naar de alternatieven, zoals de P+R. Actuele vertrek- en reistijdinformatie over het openbaar-vervoeraanbod aan de P+R wordt voorzien op het hoofdwegennet (portieken), in combinatie met de actuele reistijd via het autonetwerk. De Vlaamse Regering selecteert een partner die, in haar opdracht en in samenwerking met De Lijn, realtime en multimodaal reisadvies zal verstrekken via internet, telefoon, gsm,… Deze dienst is ten laatste eind 2012 operationeel (Actie B4). Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van de realisatie van P+Rlocaties en de kwaliteit van de uitbating ervan. Ook de efficiëntie van de samenwerking tussen het Verkeerscentrum en De Lijn kan worden gemonitord (indicatoren in samenwerkingsovereenkomst). 13.6 De Vlaamse Regering investeert in dynamisch verkeersbeheer, waarbij het stads- en streekvervoer als hefboom voor vlotte mobiliteit worden beschouwd, voornamelijk in en rond (groot-) stedelijke gebieden. De Vlaamse Regering ijvert daarom voor een werkzame samenwerkingsovereenkomst tussen De Lijn en het Verkeerscentrum (Actie 2b). Opvolging van dit engagement kan aan de hand van de regelmatige evaluatie van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Verkeerscentrum en De Lijn. Perspectief Mensen, leren, groeien 13.7 In het kader van de efficiënte werking van de mobiliteitsconvenants onderneemt de Vlaamse Regering een wetgevend initiatief om de lokale besturen aan te zetten hun engagementen in het kader van de openbaarvervoermodules te realiseren. (Actie A2). Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van de realisatie van zulk initiatief en het effect ervan op de goede uitvoering van de betreffende engagementen door de lokale besturen. 13.8 De Vlaamse Regering pleit op federaal niveau voor een performante registratie (beter, sneller, meer uniform) en verwerking van verkeersongevallen. Voor zover de voertuigen van De Lijn hierbij betrokken zijn, krijgt De Lijn de resultaten van de ongevalanalyses (Actie A9, A17). Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van de realisatie.
13.9 De Vlaamse Regering onderzoekt met een proefproject onder welke voorwaarden (mobiliteitsimpact, impact op leefbaarheid, haalbaarheid,…) een kilometerheffing voor personenwagens kan worden ingevoerd. De aanwezigheid van een sterk uitgebouwd openbaar-vervoersysteem op een bepaalde relatie/corridor is één van de voorwaarden voor een kilometerheffing voor personenwagens. Perspectief Interne processen 13.10 Om de hinder bij infrastructuurprojecten voor burgers te beperken, voert de Vlaamse Regering duidelijke communicatie. Ook met De Lijn worden de fasering en omleidingstrajecten tijdig besproken, zodat de lijnvoering minimaal hinder ondervindt of De Lijn voor effectieve alternatieven kan zorgen. Bij het uitwerken van Minder-Hindermaatregelen voor projecten met zware impact op het verkeer in en rond de (groot-) stedelijke gebieden wordt eerst aandacht gegeven aan alternatieven met preferentiële partners, waarvan De Lijn er één is (Actie A7). Om de duur van grote infrastructuurprojecten te beperken, waarborgt de Vlaamse Regering de normale doorlooptijd van een DBFM-project. Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van: - de evolutie in de globale hinder die De Lijn en haar klanten ondervinden van verplichte omleidingen op het openbaar-vervoernet - de graad van betrokkenheid van De Lijn bij de opmaak van MinderHinderschema’s - de afwijking van de doorlooptijd van DBFM-projecten t.o.v. de voorziene minimale doorlooptijd. 13.11 De Vlaamse Regering verhoogt de kredieten voor beschikbaarheidsvergoedingen om de uitbouw van missing links in het openbaar-vervoernet te garanderen. (Actie C1.2). Opvolging van dit engagement gebeurt aan de hand van de evolutie in de totale hoogte van beschikbaarheidsvergoedingen, die ter beschikking worden gesteld voor de verdere uitbouw van de missing links in het openbaar-vervoernet.
IV Financiële betrekkingen tussen de ondertekenende partijen 14. Herkomst van de financiële middelen van het agentschap De financiële middelen van De Lijn – inclusief het Fonds Stationsomgevingendie afkomstig zijn van de Vlaamse Regering worden opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
15. Financiële betrekkingen tussen de ondertekenende partijen De Lijn engageert zich, bij het nastreven van de organisatiedoelstellingen, het ESR-saldo te realiseren zoals voorzien in de begroting.
16. Algemene bepalingen inzake het beheer van de financiële middelen 16.1 Algemene bepalingen De Lijn is onderworpen aan : -
De wet van 1975 op de boekhouding van ondernemingen. Het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 1997 betreffende een geïntegreerde economische boekhouding en budgettaire rapportering voor de Vlaamse openbare instellingen. De Vlaamse regelgeving met betrekking tot boekhouding, budgettering en rapportering. De Europese verordening (EG) Nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad.
De begroting wordt opgemaakt op bedrijfseconomische basis en wordt op een transparante wijze geconverteerd naar ESR. De Lijn kan haar eigen ontvangsten volledig aanwenden voor onderhouds- en exploitatiekosten en voor investeringsbehoeften.
De Lijn zal de activa binnen IBP Pensioenfonds beheren als een goed huisvader met realistische opbrengstdoelstellingen. Hierbij zal De Lijn streven naar een verdere professionalisering van het beheer. 16.2 Procedure investeringen Inzake investeringen worden procedureel volgende principes gevolgd: 16.2.1 Timing Het agentschap legt jaarlijks, via het departement, uiterlijk op 1 november, een voorstel van indicatief investeringsprogramma aan de Minister voor, inclusief een reserveprogramma met verantwoording, evenals een indicatief rollend meerjarenprogramma voor (minstens) de komende drie jaren. De Minister of haar/zijn afgevaardigde verbindt zich ertoe uiterlijk eind december de goedgekeurde ontwerpprogramma’s aan het agentschap over te maken. Tegen 15 januari worden eventuele voorstellen van aanpassingen geformuleerd ingevolge de realisatie van het jaarprogramma van het vorige jaar. De Minister of haar/zijn afgevaardigde verbindt zich ertoe uiterlijk 15 februari van het jaar X de goedgekeurde programma’s aan het agentschap over te maken. Deze datum wordt verlaat bij eventuele vertraging die door het agentschap wordt veroorzaakt bij de indiening van de hierboven bedoelde voorstellen. Maar de referentiedatum voor het halen van welbepaalde doelstellingen blijft in dit laatste geval behouden. Na goedkeuring van het investeringsprogramma door de Minister voert het agentschap de investeringen zoals voorzien. 16.2.2 Wijzigingen Het agentschap kan bij de Minister met een gemotiveerd1 voorstel ook andere investeringsopdrachten ter goedkeuring indienen, hetzij in aanvulling op of in vervanging van (punten van) het ingediende en/of goedgekeurde programma. Verschuivingen van het reserveprogramma worden niet als wijziging opgevat. 16.2.3 Investeringsmiddelen De effectief besteedbare kredieten volgen uit de algemene meerjarenbegroting van de Vlaamse regering. De weerslag van deze investeringen, zowel qua budget als qua timing van het budget komt tot uiting in het indicatief meerjarenprogramma (incl. reserveprogramma). De hierin vermelde bedragen zijn louter indicatief en geven een beeld van het kader van de voor te bereiden projecten. 16.2.4 Coördinatie met derden Wegens de nood aan een gecoördineerde aanpak en om het rendement van de geplande investeringen te verhogen, worden investeringen van het agentschap, 1
Zie o.m. modaliteiten inzake drempelbedragen
de betrokken wegbeheerders en andere derden maximaal op elkaar afgestemd. Dit gebeurt via een mobiliteitsconvenant en een of meer modules of een gelijkwaardige overeenkomst. 16.2.5 Opbouw In de investeringsprogramma’s wordt indicatief een onderscheid gemaakt tussen de opdrachten te financieren via kapitaalsubsidie, Fonds IVA Stationsomgevingen, leningsmachtigingen, participatieve PPS-constructies, contractuele PPS-constructies, huur, kapitaalsverhogingen, eigen middelen. De opdrachten worden volgens volgende beleidsdomeinen gebundeld: -
rollend materieel (bus en trams); uitbreiding net voor infrastructuurgebonden exploitatie; doorstroming; exploitatiegebonden investeringen; duurzame milieu-investeringen; onthaalinfrastructuur; spoorvernieuwing; historisch patrimonium. diversen (contractuele verplichtingen) diversen (containerinvesteringen vallen onder volgende beleidsdomeinen) o gebouwen en terreinen o installaties o machines, materieel en uitrusting o voertuigen (dienstvoertuigen en aanpassingen) o software, hardware en netwerken kantoor en diversen
16.2.6 Verplichtingen van het agentschap inzake investeringen § 1. Objectieve behoefteanalyse en investeringsprogramma Het agentschap past een objectieve behoefteanalyse toe bij de opmaak van haar investeringsprogramma en geeft de prioriteit aan elk investeringsproject met een waarde vanaf 250.000 euro. Voor elk van de beleidsdomeinen, bedoeld in het tweede lid, geeft de maatschappij de belangrijkste criteria voor de prioriteitsstelling. Bij elk investeringsdossier moet de berekening van het effect op de exploitatiebegroting bijgevoegd worden. § 2. Beheer en kwaliteit van het voertuigenpark Het agentschap streeft de inzet van comfortabele voertuigen na, zoals omschreven in het netmanagement. Het agentschap respecteert de Europese emissienormen en de aanvullende normen die door de regering zijn opgelegd, waaronder de normen over de toegankelijkheid en het comfort. Het agentschap zal streven naar een gemiddelde ouderdom van zeven jaar voor het buspark en van achttien jaar voor het trampark. De gemiddelde ouderdom van het buspark zal in ieder geval niet hoger zijn dan acht jaar. Een investeringsplanning zal worden opgemaakt om de gemiddelde ouderdom van
het trampark terug te brengen tot achttien jaar, en zo de budgettaire kosten en de opportuniteit ervan te bepalen. De nota Toekomst Wagenpark is richtinggevend voor het beheer van het voertuigenpark. § 3. Uitbreiding van het net voor infrastructuurgebonden exploitatie Het agentschap zal het net voor infrastructuurgebonden exploitatie uitbreiden en zal bij elke uitbreiding voorafgaand specifieke potentieelonderzoeken en tracéstudies uitvoeren. Het agentschap streeft bij elke uitbreiding een verbetering na van de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid. § 4. Doorstroming Het agentschap voert doorstromingsmetingen uit om de grootste knelpunten op vlak doorstroming te detecteren. In elke entiteit worden jaarlijks minstens veertig metingen uitgevoerd. De metingen resulteren in een objectieve behoefteanalyse doorstroming die het agentschap aan de wegbeheerders zal bezorgen voor overleg en uitvoering. § 5. Exploitatiegebonden investeringen en duurzame milieu-investeringen Het agentschap zal de nieuwste milieuvriendelijke technologieën voor voertuigen onderzoeken en toepassen waar dat realistisch en economisch haalbaar is. Het agentschap zal de investeringen in bestaande stelplaatsen afstemmen op de termijnen opgenomen in de milieuvergunningen. § 6. Onthaalinfrastructuur Het agentschap zal bij de heraanleg van stationsomgevingen samenwerken met de andere betrokken partijen. § 7. Kwaliteit van de investeringen De maatschappij overlegt met alle actoren die bij een investeringsproject betrokken zijn. Minimaal worden de gemeenten en de wegbeheerders bij convenantprojecten betrokken. Het agentschap legt in samenwerking met de andere partijen, elk investeringsproject voor de uitbreiding of de herinrichting van het tramnet en de heraanleg van een stationsomgeving voor aan de Provinciale Auditcommissie. De PAC toetst de projecten op hun inhoudelijke conformiteit aan de beleidsvisie van de regering, de beleidslijnen van het gemeentelijke mobiliteitsplan, de normen en richtlijnen van het decreet personenvervoer en de bijbehorende besluiten van de Vlaamse regering. Het agentschap zal de kwaliteit van de uitgevoerde projecten toetsen door evaluaties op regelmatige tijdstippen. De opnieuw aangelegde stationsomgevingen en uitgevoerde tramverlengingen worden binnen vijf jaar na de uitvoering geëvalueerd. 16.2.7 Goedkeuring van overheidsopdrachten investeringen
De directeur-generaal heeft op het vlak van overheidsopdrachten delegatie voor de keuze van de gunningwijze, de goedkeuring van het bestek, de gunning, het sluiten en het uitvoeren van de opdracht, als het bedrag geraamd in het fysisch programma. De directeur-generaal kan bevoegdheden op vlak van overheidsopdrachten investeringen verder delegeren mits er een specifiek delegatiebesluit wordt uitgewerkt. De verwerving en vervreemding van vastgoed en/of het vestigen van zakelijke rechten wordt geregeld in de statuten. Overheidsopdrachten worden goedgekeurd in de fasen: - Project en gunningwijze - Gunningvoorstel. 16.2.8 Doelstellingen Doelstelling Realisatie van het fysisch programma
Prestatie-indicator vastleggingsgraad op 01/10 en per 31/12 van het lopende jaar van de meest actuele versie van het programma
Prestatiemaatstaf 60% vastgelegd op 01/10 en 99% vastgelegd op 31/12
Indicatoren % van het effectief fysisch programma vastgelegd
Kengetallen Min. 80% van het effectief programma vastgelegd
% van het reserveprogramma vastgelegd
Max. 20% van het reserveprogramma vastgelegd
16.2.9 Interne controle Het agentschap werkt procedures uit voor het goedkeuringstraject van investeringsprojecten. 16.2.10 Rapportering
Maandelijks wordt aan de voogdijoverheid op beknopte wijze gerapporteerd over de realisatiegraad van het investeringsprogramma en de stand van de vastleggingen en van de ordonnanceringen.
V Opvolging, rapportering en evaluatie 17. Opvolging De beleidsafdeling Mobiliteit en Verkeersveiligheid organiseert minstens driemaandelijks een overlegvergadering met De Lijn waarin de stand van zaken van de voorbereiding, de financiering en de uitvoering van exploitatie- en investeringsprojecten wordt besproken. Tijdens dat overleg worden praktische werkafspraken gemaakt voor een vlotte dossierafhandeling. Het agentschap is zelf verantwoordelijk voor de uitbouw en het functioneren van een systeem van interne organisatiebeheersing en interne controle. Rekening houdend met de rol van het Auditcomité en Interne Audit van De Lijn zelf en binnen de hierover gemaakte afspraken met Interne Audit van de Vlaamse Administratie en het Rekenhof – wordt ook extern nagegaan of dit intern systeem naar behoren werkt. De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het agentschap informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers. Het Rekenhof treedt op als externe controle-instantie, overeenkomstig zijn opdracht. Het agentschap engageert zich tot een loyale medewerking aan de externe controle en audit van zijn activiteiten en systemen, uitgevoerd door de daartoe gemachtigde instanties. De uitvoering van de aanbevelingen geformuleerd tijdens de externe controle of audit zullen worden opgevolgd door het hoofd van het agentschap. Op regelmatige tijdstippen wordt aan het departement en aan de minister verslag uitgebracht over de gerealiseerde vorderingen ten aanzien van de voorgestelde aanbevelingen.
18. Rapportering Het agentschap zal over de uitvoering van de beheersovereenkomst aan de minister rapporteren door middel van jaarrapporteringen en een afsluitend eindrapport over de beheersovereenkomst. Het ontwerp van jaarrapport over de uitvoering van de beheersovereenkomst zal worden overgemaakt aan het departement en aan de minister vóór 31 maart van het jaar volgend op het betrokken jaar. Het eindrapport over de uitvoering van de beheersovereenkomst wordt bezorgd aan de minister en aan het departement zes maanden vóór het einde van de beheersovereenkomst. De rapportering moeten minimaal een overzicht van de resultaten van de indicatoren en de realisatie van de strategische en operationele organisatiedoelstellingen uit de beheersovereenkomst bevatten. De rapportering gebeurt volgens de modaliteiten voorzien in het Rapporteringsbesluit. Het laatste jaar van de beheersovereenkomst wordt er alleen een evaluatie van de volledige looptijd van de beheersovereenkomst gemaakt. 1.
19. Evaluatie De uitvoering van de beheersovereenkomst wordt jaarlijks geëvalueerd door de contracterende partijen. Tijdens een jaarlijks overlegmoment in de maand mei van jaar n+1 bespreken de minister en het agentschap (vertegenwoordigd door de directeur-generaal) de voortgang van de beheersovereenkomst, op basis van de evaluatie die door het agentschap werd voorbereid. Wanneer de in de beheersovereenkomst voorziene verplichtingen door een partij niet worden nageleefd, plegen de partijen overleg over de te nemen bijsturingsmaatregelen. Bij de jaarlijkse evaluatie van de uitvoering van de beheersovereenkomst zullen de partijen nagaan of er al dan niet aanpassingen aan de beheersovereenkomst moeten worden aangebracht. De aanpassing van de beheersovereenkomst gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 21. De investering van de Vlaamse Regering in het agentschap zal ten gronde worden geëvalueerd op basis van de realisatie van de strategische doelstellingen
uit de beheersovereenkomst en de baten die dit voor Vlaanderen heeft opgeleverd. Het resultaat van deze evaluatie zal bepalend zijn voor de condities van een nieuwe beheersovereenkomst tussen het agentschap en de Vlaamse Regering. Deze evaluatie wordt door de Vlaamse Regering georganiseerd in de eerste helft van 2015. De Vlaamse Regering zal daartoe de gepaste evaluatieorganen aanstellen die over de expertise beschikken om de activiteiten, resultaten en het potentieel van het agentschap vakkundig te kunnen beoordelen.
VI Geschillenregeling 20. Geschillenregeling Als beide partijen niet tot een vergelijk komen, wordt een geschillenbeslechtingscommissie opgericht bestaande uit een voorzitter die aangewezen wordt door het Vlaams Parlement, twee leden van de Vlaamse Regering, de voorzitter en de directeur-generaal van de maatschappij om in functie van de specifieke omstandigheden de gepaste maatregelen te bepalen.
VII Aanpassingen beheersovereenkomst opschortende voorwaarden 21. Aanpassing van de beheersovereenkomst opschortende voorwaarden Indien zich tijdens de duur van de overeenkomst ingrijpende wijzigingen voordoen, hetzij in de maatschappelijke omgeving waarin De Lijn actief is, hetzij in de beleidsopties, hetzij door een interventie door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting in overleg met de Vlaamse Regering ten gevolge van een belangrijke wijziging van het financiële engagement van de Vlaamse Regering tijdens de duur van de beheersovereenkomst, en deze wijzigingen de opdrachten van De Lijn in die mate veranderen dat deze veranderingen niet kunnen ingepast worden in de vigerende afspraken tussen de partijen, dan kan de beheersovereenkomst op vraag van één van de ondertekenende partijen (of van de minister van Financiën en Begroting) opnieuw worden onderhandeld en aangepast. Een dergelijk verzoek tot aanpassing kan worden voorgesteld, voor zover het aan de andere partij wordt meegedeeld voor de datum van de Algemene Vergadering van De Lijn.
Een verzoek tot wijziging moet gesteund zijn op gewijzigde omstandigheden die in het verzoek omstandig moeten worden opgegeven. De partijen verbinden er zich toe om een bijakte op te stellen waarin de wijzigingen zullen worden opgetekend. Als de partijen niet tot een akkoord over de voorgestelde wijziging kunnen komen, zullen ze, overeenkomstig de procedure vervat in artikel 20 in fine, de twistpunten aan arbitrage onderwerpen.
VIII Aanvullende bepalingen en overgangsbepalingen 22. Bijzondere regelingen in verband met de pensioenlasten De aanvullende pensioenen van De Lijn en haar rechtsvoorgangers worden gefinancierd via het repartitiestelsel, via het pensioenfonds dat sinds 1992 voorziet in een aanvullende pensioentoelage voor de personeelsleden in actieve dienst en via een groepsverzekering. Alle pensioenverplichtingen en verplichtingen op vlak van invaliditeitsrente worden mee opgenomen in de personeelskosten.
23. Aanvullende bepalingen De Vlaamse Regering engageert zich, conform artikel 8 van het Kaderdecreet Bestuurlijk Beleid, om onderhavige beheersovereenkomst, evenals elke verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding ervan, vóór de ondertekening ervan, mee te delen aan het Vlaams Parlement. De beheersovereenkomst zal eveneens worden gepubliceerd op de portaalsite van de Vlaamse overheid. Het agentschap engageert zich om deze beheersovereenkomst, evenals elke verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding ervan, publiek kenbaar te maken door te tekst ervan integraal te publiceren via zijn website op het internet en dit uiterlijk één maand na elke beslissing of goedkeuring dienaangaande.
24. Overgangsbepalingen 2.
B Specifiek deel
25. Verplichtingen van het agentschap inzake tarieven Buiten de jaarlijkse indexering zullen de tarieven van De Lijn niet stijgen (Actie 11b).
26. Samenwerkingsovereenkomsten 27. Bijzondere bepalingen ten gevolge van specifieke situaties, eigen aan het agentschap Veilig op Weg Via de uitvoering en permanente bewaking van het plan “Veilig op Weg” verzekert De Lijn de veiligheid van haar klanten en haar eigen personeel. De Lijn bepaalt haar sociale veiligheidsbeleid aan de hand van haar Veiligheidsmonitor. Het sociale veiligheidsbeleid wordt door De Lijn periodiek in samenspraak met haar belangrijkste stakeholders geëvalueerd.
Opheffingsbepaling De samenwerkingsovereenkomst van 10 maart 2008 betreffende investeringsprojecten van de Vlaamse Vervoermaatschappij wordt opgeheven.
C Ondertekening
28. Ondertekening
Voor de Vlaamse Regering
Minister Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken
Voor de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn
De heer Jos Geuens Voorzitter
De heer Roger Kesteloot Directeur-generaal
Deze beheersovereenkomst werd in twee exemplaren opgemaakt in Brussel op … … 2010.
BIJLAGEN -
Bijlage 1: Wettelijk kader - Openbare-dienstverplichtingen De Lijn Bijlage 2: Projectomschrijving Rise Bijlage 3: Projectomschrijving Retibo Bijlage 4: Huidige methodiek bepaling reizigersaantallen Bijlage 5: Actieplan ‘Groen Openbaar Vervoer 2015’ Bijlage 6: Taken en Rollen De Lijn