ZUID-NEDERLAND
09/11/2015
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
2
9 NOVEMBER 2015
3
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
1
Opening Dick Bres Smart mobility Het nieuwe groeien Circulaire economie Klimaat en water Een sterk ruimtelijk economisch netwerk Agrofood Conclusie Aan het woord Colofon Bijlagen
4
5
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
INLEIDING Op maandag 9 oktober 2015 is de NOVI-werkplaats Zuid-Nederland gehouden. Dit was de tweede in de serie van vijf NOVI-werkplaats MIRT tafels. Bij de bijeenkomst waren circa 50 personen aanwezig. Het gros van de aanwezigen bestond uit ambtenaren van gemeenten, provincies en verschillende ministeries. Daarnaast waren er ambtenaren van waterschappen en medewerkers van maatschappelijke organisaties zoals LTO en natuur en milieuorganisaties aanwezig. Het doel van de werkplaats was om te komen tot de belangrijkste opgaven voor Zuid-Nederland die vragen om een nationale aanpak in de Nationale Omgevingsvisie en -agenda. Als startpunt heeft de regio de volgende thema’s benoemd: - Bereikbaarheid en smart mobility - Het nieuwe groeien - Circulaire economie - Klimaat en water - Een sterk ruimtelijk economisch netwerk - Agrofood Elk thema werd afgetrapt met een pitch. In de eerste werkronde zijn de pitches verrijkt en is het thema op de kaart gezet. Met de resultaten hiervan is in een tweede werkronde gezocht naar betekenisvolle verbindingen tussen de aandachtsgebieden. Tot slot is bepaald welke opgaven nationale agendering vragen.
6
7
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
8
9 NOVEMBER 2015
9
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
OPENING DICK BRES Dick Bres trapte de bijeenkomst af door antwoord te geven op de vraag:
”Waarom zijn we hier bijeen?” Dick: “We werken nu aan de toekomst van Nederland, hoe zien wij samen Nederland in 2050? Nederland heeft te maken met belangrijke maatschappelijke veranderingen. Van krimp tot crisis, van klimaatverandering tot verstedelijking, en van zelforganisatie tot grondstoffenschaarste. Dit vraagt om een nieuwe toekomstvisie, de nationale omgevingsvisie. Deze toekomstvisie kunnen en willen we als Rijk niet alleen vormgeven. Dat doen we samen met anderen; interbestuurlijk, maatschappelijk, interdepartementaal en wetenschappelijk. De werkplaats is het platform om met elkaar het gesprek aan te gaan, zowel offline als online. Vandaag draait om de trends en ontwikkelingen tot 2050, bestaande visies, mogelijke verbindingen tussen sectoren, regio’s en schaalniveaus, kenmerken en spelregels van het proces, en: hoe moet het product van de omgevingsvisie eruitzien? We inventariseren in deze regionale werkplaats thema’s, uitdagingen en ambities. En we leggen vandaag de basis voor toekomstbeeld op lange termijn. Oftewel, we beïnvloeden hier hoe Nederland eruit gaat zien. Een eerste stap is het opstellen van de Nationale omgevingsagenda. Deze wordt juni 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer.
10
11
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
12
9 NOVEMBER 2015
13
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
SMART MOBILITY PITCH De toekomst van mobiliteit is niet los te zien van ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, economische ontwikkelingen en innovatie, als middel en als doel op zich. Smart mobility raakt aan allerlei gerelateerde en, op het eerste gezicht, ongerelateerde thema’s. Denken over de toekomst van vervoer en modaliteit is denken over schaalniveaus. Wat zijn de problemen op nationaal, internationaal en mondiaal vlak? En naar welke oplossingen zoeken we in Brabant zelf? Per onderwerp en per schaalniveau (de bereikbaarheid van Eindhoven Airport, de internationale spoorwegverbinding, de waterwegen, chemisch vervoer) zijn agenda’s en visies te benoemen.
AAN TAFEL Mobiliteit is een randvoorwaarde om andere doelen te bereiken op het gebied van duurzaamheid, economische ontwikkeling en innovatie. Maar hoe ontwikkelt mobiliteit zich in Brabant en Limburg? Op het (inter)nationale schaalniveau zie je de volgende belangrijke assen: de corridor van Rotterdam en Antwerpen naar het Ruhrgebied en de kennisas A2. Voor het goederenvervoer is dit een belangrijk schaalniveau. Zo is het aandeel vrachtverkeer op de A67 40% (het dubbele van wat gangbaar is, namelijk 20%). Het schaal niveau van agglomeraties van steden is voor het dagelijkse vervoer (daily urban systems) dominant. De meeste vervoersbewegingen vinden op dit niveau. (70%). Op het schaalniveau van daily urban systems is vernieuwing mogelijk en nodig. Door het inzetten van smart mobility technieken, en door het beter benutten van knooppunten en eventueel nieuwe knooppunten te creëren. De knooppunten waar de corridors en de ‘daily urban systems’ elkaar raken zijn een soort mageneten. Vooral in agglomeraties met een vliegveld (Eindhoven, Luik, 14
15
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
Brussel, Duisburg) concentreren zich de vervoersbewegingen. Weg, water, spoor en buizen in samenhang inrichten. Je ziet ook aandachtverschuiving naar de first en last mile. We gaan steeds meer naar vervoer van deur tot deur kijken in plaats van enkel naar het hoofdwegennet. Met smart mobilty kan hier ook meer. Daarom zet Zuid-Nederland ook in op deze innovatie. Een trend die gesignaleerd wordt aan tafel is snelfietsen, dat is een modaliteit in opkomst met potentie op de schaal van daily urban systems. Maar ook andere concepten van mobiliteit. Meer het IKEAconcept, spullen pas pakken net voor de kassa, of nog een stap verder: spullen worden thuis gebracht. Verbinden met andere thema’s die genoemd zijn is leefkwaliteit, economie en agrofood. Door de auto van ‘bezoekers’ te laten op tranfers en knooppunten creëer je in de binnenstad ruimte (minder parkeerplaatsen) en leefkwaliteit (minder fijnstof ed.). En qua economie: wat kan Zuid-Limburg bieden voor daily urban system in grensgebied (Luik, Aken). De oostwest verbinding is sterker dan de noordzuid. Een misser is de slechte ov-verbinding met Luik (TGV station). De concurrentie tussen Rotterdam-Antwerpen speelt hier parten. Ook agrofood heeft goede logistiekverbindingen nodig. Brabant is nummer 1 in de export van food en agroproducten.
“Pas op met het vaststellen van samenhangende agglomeraties. De praktijk blijkt vaak anders te liggen.”
16
17
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AMBITIES De belangrijkste vraag waar NOVI antwoord op zou moeten geven is: Op welk schaalniveau zetten we in als Nederland? Kiezen we voor het versterken van de verbindingen van en in de randstad, of voor het versterken van meerdere agglomeraties verspreid over Nederland met goede verbindingen daartussen? NOVI zou hierin een keuze moeten maken. - Een andere belangrijke vraag voor NOVI is: wat zijn de (multimodale) knooppunten van nu en wat die van 2040? Het gaat dan om weg, spoor, lucht en buizen. En wat is de potentie van smart mobility en ICT hierbij? Op het niveau van daily urban systems wordt governance heel belangrijk, dat kan niemand meer alleen. - En wat betekent internationalisering voor deze regio en daarmee voor de verbindingen? Dit is een zoekopdracht. Verbindingen zijn zo gegroeid in de tijd, laten we het zo of vraagt de wereld van 2040 om iets anders? - Europese standaardisering van smart mobility zoals zelfrijdende auto’s, techniek en data. Deels gebeurt dit al, maar slechtsmet een blik tot 2017; - Mobiliteitsmanagement moet nieuw leven ingeblazen worden.
18
19
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
HET NIEUWE GROEIEN PITCH Kijk je terug naar ruimtelijke ordening in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog, dan is dat puur gericht op groei. Al onze instrumenten zijn daarop ontwikkeld. Maar groei is niet meer vanzelfsprekend, er komt overal een einde aan kwantitatieve groei – aan de winkelvoorraad, de hoeveelheid bedrijventerreinen en het aantal woningen. De aandacht moet daarom verschuiven van kwantitatieve naar kwalitatieve groei. Dat vraagt om innovatie, om een transitie van ontwikkelende overheid naar beherende overheid: ‘ruimte zoekt programma.’ In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld het aanpakken van leegstand op elk niveau, door het schrappen van functies of plannen waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor vernieuwing en het zoeken naar mogelijkheden voor bestaand vastgoed. En dat zonder aan kwaliteit in te boeten.
“Met ‘kerktoren-denken’ kan dit vraagstuk niet worden aangepakt. Gemeenten en regio’s moeten samenwerken en over hun grenzen heenkijken.” AAN TAFEL Raakvlakken zijn er op thema’s als agro, circulaire economie, mobiliteit en economische netwerken. Duurzame groei in de agrofood-sector zit hem in het leegstandsvraagstuk. Beslissingen over waar en hoe die leegstand aangepakt gaat worden, moeten worden gemaakt op basis van de leefbaarheid en ecologische kwetsbaarheid van een gebied. Bouwen mag pas wanneer elders wordt gesloopt. In het verlengde hiervan de oproep tot realiteitszin bij de verkoop van Rijkseigendommen (vastgoed en 20
21
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
gronden). Richt je ook als rijk met het eigen vastgoedbeleid op het terugdringen van het overaanbod van vastgoed en bijbehorende leegstand. Qua circulaire economie moet ZuidoostNederland af van clusters van grote bedrijven en juist meer inzetten op verspreiding, bijvoorbeeld richting leegstaand platteland in het westen en noordoosten van Noord-Brabant en in het noorden van Limburg. Om nieuwe vormen van groei te realiseren moet er een verschuiving plaatsvinden van denken in kwantiteit naar denken in kwaliteit. Er moet meer focus komen op regionaal denken. Elke regio heeft zijn unieke krachten en mogelijkheden; juist die verschillen moeten benut worden. Tenslotte is schrappen het nieuwe groeien. Slim schrappen op basis van die (inter-) regionale kennis van verschillende sectoren, aanwezige ruimte en zowel lokale als (inter-)nationale vraag. Wat ook helpt is het stimuleren van de huurmarkt boven de liberalisatiegrens. Deze is nu nagenoeg volledig afwezig en daardoor minder aantrekkelijk voor tijdelijke werknemers.
22
23
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AMBITIES Zulk ‘slim schrappen’ vereist samenwerking tussen regio’s maar ook met andere landen; over de grenzen is bijvoorbeeld nog wel groei. Het Rijk moet bovenregionaal werken en daar een faciliterende rol bij spelen en samenwerking aantrekkelijker maken. Onderschrijf het belang van verandering, geef keuzes aan voor kansrijke gebieden en bied een instrumentenpakket aan. Innovatie is dus wel een taak van de regio’s, maar juist het Rijk dient een regulerende functie te krijgen én aanspreekpunt te zijn. Met de juiste regionale, interregionale en internationale motivatie en samenwerking, kan er in een tijd van krimp kwalitatieve groei gerealiseerd worden. - Er is niet overal groei. In de krimpgebieden moeten functies worden geschrapt. Dat moeten regio’s samen oppakken. Het Rijk moet met de NOVI regio’s faciliteren door hun belang te onderschrijven. Het moet keuzes aangeven voor kansrijke gebieden en een instrumentenpakket aanreiken dat helpt bij het maken van keuzes; - Nieuwe manieren van groeien moeten aantrekkelijker worden gemaakt dan ze nu zijn; - Digitale ontsluiting is hiervoor een randvoorwaarden. Voor de kleinere kernen en het platteland om zo bewoners gelijke kansen te bieden ten opzichte van steden. En voor het groeiende belang van ICT-toepassingen in de agrarische sector; - Op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking is nog veel winst te boeken. Partijen als het Bundesland NRW zien het Rijk als primair aanspreekpunt. Belangrijk is dan een slim samenspel van Rijk en regio.
24
25
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
CIRCULAIRE ECONOMIE PITCH De circulaire economie sluit aan bij het kwaliteitsdenken. Vroegen wilden we meer, meer, meer; nu moeten we naar een situatie toe van meer kringloop. Kringloop van grondstoffen, kringloop van energie, kringloop van water, kringloop van producten, productieprocessen… We moeten kijken naar de voorkant, de ontwerpfase: hoe kunnen we producten en productieprocessen opnieuw inzetten? Dat vereist innovatie. Heel veel innovatie.
“De grootste opgave is niet meer te produceren qua ruimtegebruik dan wat je nodig hebt. We hebben van alles zat, maar we gebruiken het niet efficiënt genoeg.” “Het rendement komt pas later. Het gaat om de lange, niet de korte termijn.” AAN TAFEL Circulaire economie staat voor het continue gebruik van grondstoffen, hernieuwbare energie en het creëren van een gezonde en veilige leefomgeving. In de regio van Venlo zijn al mooie voorbeelden van circulaire innovatie in producten, gebouwen en gebieden. In 2013 heeft de regio de Cradle to Cradle koplopers Award ontvangen in New York. Ook is er een wereldwijd kenniscentrum C2C ExpoLAB en is circulaire innovatie uitgangspunt van het beleid met het nieuwe Stadskantoor van Venlo dat in mei 2016 wordt opgeleverd als icoon. Voor kansen op dit vlak is het goed om
26
27
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
de citydeals op het gebied van circulaire economie, waar de G32 het voortouw in heeft genomen, erbij te pakken. (Venlo, Amsterdam en Rotterdam trekkersrol). Het totaalplaatje van de circulaire economie is het sluitend zien te krijgen van een verzameling systemen die op elkaar van invloed zijn. In 2050 willen we een stuk verder zijn. Alle bedrijventerreinen wekken dan hun eigen energie op, alle materialen worden hergebruikt, woningbouw is modulair (vooral in krimpgebieden), terwijl we flexibel omgaan met bestaande bouw. Vanwege die verzameling van systemen raakt het concept van de circulaire economie vele andere sectoren, zoals de waterkringloop of, in bredere zin, nieuw gebruik van bekende grondstoffen. Of zoals het benutten van de bestaande infrastructuur in de regio voor nieuwe (vormen van) energie. ‘Doe het met wat je al hebt’, om kwalitatieve groei te bereiken. In de regio zien we in 2050 bijvoorbeeld in het westen en oosten van NoordBrabant bedrijven die hun eigen energie opwekken. Krimpgebieden zijn kansgebieden voor windmolenparken, terwijl een grote stad als Eindhoven juist een ultieme plek is voor kernpunten en broedplaatsen in de circulaire economie.
28
29
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AMBITIES Het ontwikkelen van een circulaire economie is dus niet enkel een kwestie van vooruitkijken, maar van kijken naar wat we al hebben op het gebied van industrie en ruimte. Rijk en regio hebben elkaar daarbij nodig. Hier moet het Rijk strikte kaders opstellen voor het ruimtelijk domein en verschillende sectorale domeinen, terwijl de regio kansen moet herkennen om de opgave te realiseren. Daarnaast is interregionale samenwerking cruciaal. Waar de ene regio zijn energiedoelstellingen bijvoorbeeld niet haalt, moet het met regio’s in de buurt praten: kunnen zij iets voor jou betekenen en vice versa? De regie mag daarbij meer bij het Rijk liggen, zodat de gedeelde ambities ook samen gerealiseerd kunnen worden. Voor het realiseren van een circulaire economie blijft tenslotte één brandende vraag over: hoe krijgen we samenleving mee? Kortom: -Het Rijk stelt strikte kaders op ruimtelijk domein en sectorale domeinen; de regio kijkt naar kansen om zijn opgaves te realiseren. - Regio’s helpen elkaar om gedeelde ambities te realiseren, met het Rijk als facilitator. - 80-95% van alle energie is herbruikbare energie. - De samenleving mee zien te krijgen in deze ontwikkeling naar duurzaamheid, door bewustwording bij de consument. Er moet een gedachte komen van: genoeg is genoeg.
30
31
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
32
9 NOVEMBER 2015
33
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
KLIMAAT EN WATER PITCH Water is voorwaardenscheppend voor alle functies in Nederland. Zonder water kun je niets; van te veel water heb je altijd last. Hoewel we met het Deltaprogramma al weten wat we tot het jaar 2050 en zelfs 2100 willen, zullen er altijd aanpassingen en nieuwe inzichten zijn. In de omgevingsvisie kijken we naar de rivieren als geheel, maar moeten we niet vergeten dat alle riviertakken volstrekt verschillen. De Rijn lijkt een beetje op de Maas, maar is niet hetzelfde. Omdat het zo’n verbindende factor is, worden beslissingen over Nederlands water gemaakt binnen een delicaat netwerk van wederzijdse afhankelijkheid en beïnvloeding tussen regionale en grensoverschrijdende elementen. Dat betekent drie dingen: zonder samenwerking tussen overheden komen we nergens. Zonder krachtig samenspel tussen overheid en samenleving krijgen we niets voor elkaar. En zonder samenwerking tussen sectorale belangen gebeurt er helemaal niets.
AAN TAFEL Denken aan water in deze regio, is denken aan de Maas (onder meer als verbinder tussen economisch florerende regio’s), de Zuidoostelijke Delta, het stedelijk gebied, de zandgronden, de bij elkaar horende hoofd- en regionale systemen en het Mozaïek Brabant, dat lokaal maatwerk verknoopt. Die gebieden zijn in principe als voorzien van beleid in het Deltaprogramma, waardoor we voor de NOVI vooral moeten kijken naar internationale afstemming. Nu is er bijvoorbeeld nog een organisatorische mismatch tussen Nederland, Vlaanderen, Wallonië en Europa. De verbindende factor van water blijkt uit de raakvlakken met andere thema’s. Water is een drijvende
34
35
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
kracht in energieopwekking, maar ook voor logistiek, agrofood en recreatie, een niet te vergeten factor. Krimp en herstructurering in de regio betekent nieuwe mogelijkheden voor waterberging – denk aan het ontkoppelen van de bergingscapaciteit van de rioolwaterzuiveringen in zuidoost Nederland. Bovenstaande is enkel haalbaar via samenwerking. Dus is het zaak om verbindingen te zoeken, bijvoorbeeld tussen water en ruimte. Maar ook door governance, samenwerking en het aan elkaar koppelen van budgetten. In de NOA moet de kracht van water als energiebron worden onderzocht en vastgelegd. Specifiek voor de regio daarin is de relatie met agrofood en de transitie waarin die sector verkeert.
“Ik ben verrast door de vele relaties tussen water en andere functies in Brabant en Limburg.”
36
37
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AMBITIES In de jaren richting 2050 leven we met de Maas als drager en motor van omgevingskwaliteit en ruimtelijke transformatie. Dat is het gevolg van het tegengaan van vervuiling bij de bron, een koppeling tussen nationale en regionale watersystemen, rivierverruiming bij ‘harde dwarsliggers’ in Brabant, en samenwerking van en afstemming tussen Brabant, Limburg en Gelderland. Dat zijn de pijlers zoals vastgelegd in het Deltaprogramma. Agendering voor de NOVI draait om lokale, globale en ‘glokale’ ambities. In de Kaderrichtlijn Water moet vastgelegd dat we ‘schoon’ zijn en opereren. Dat voor elkaar krijgen is alleen mogelijk via intersectorale en interdepartementale samenwerking. Kort gezegd: - De waterkwaliteit moet behouden en, waar mogelijk, verbeterd. Dan gaat het om zowel natuur- als drinkwater. - Governance: wie beslist wat? Waar ligt de verantwoordelijkheid voor welke beslissing? Wie krijgt welk budget? Nationaal agenderen is een must. - Grensoverschrijdende samenwerking. - Pak de discrepantie tussen kracht en effect van het Ruimtelijk Instrumentarium Dijken aan en kijk naar rivierverruiming en dijkversterking. - Voor alle bovenstaande is lef en vertrouwen van iedereen nodig.
38
39
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
EEN STERK RUIMTELIJK ECONOMISCH NETWERK PITCH Het begin is er. Rijk en regio werken op economisch gebied al goed samen, maar er valt nog veel meer winst te behalen in Noord-Brabant en Limburg. Denk aan steden met hun eigen kwaliteiten en de vier economische kernregio’s: Maintenance Valley, Brainport Eindhoven, Greenport Venlo en Zuid-Limburg. Dat zijn stuk voor stuk gebied met hun eigen kracht, die elkaar kunnen versterken door middel van betere samenwerking. Dat komt niet alleen de concurrentiepositie van het gebied ten goed, maar van heel Nederland.
“We moeten bestaande kaders loslaten, locaties loslaten, en ons juist focussen op functionele verbanden.” AAN TAFEL Om de positie van onze landelijke en internationale positie te verstevigen, moet er meer samenwerking komen tussen en met het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Binnen de eigen landsgrenzen en daarbuiten. Dat kan door functionele relaties te versterken met plaats A en B, tussen bedrijf A en B. Zij moeten er samen achter komen wat hen bindt, en zo gemeenschappelijke opgaves vinden. De taak van de overheid is daarom om een cultuur te scheppen waar regio’s elkaar iets gunnen en waar ze elkaar aanvullen. De overheid moet inzetten op een triple helix, oftewel het scheppen van randvoorwaarden om verbindingen te leggen tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheid. Zo ontdekken we samen de kracht van de regio. De positieve effecten die daaruit voortvloeien moet je laten zien, waardoor we ons kunnen profileren naar
40
41
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
het buitenland met een breder portfolio. Zuidoost-Nederland heeft obstakels voor zich liggen. De grote verschillen tussen Zuid, Midden en Noord-Limburg maken dat het potentieel van de regio niet volledig wordt benut. De NOVI moet de muren tussen sectorale belangen, maar ook tussen regio’s en zelfs landen zien te slechten. Zo begrijpt Nederland momenteel nog weinig van hoe het werkt bij onze zuiderburen. Een NOA moet in die zin een grensoverschrijdende en gezamenlijke agenda worden, waarbij het huidige economische denken (kijk naar de bestuurlijke grenzen!) moet worden losgelaten. Een NOVI is zo stimulerend in het leggen van verbindingen, niet alleen een visiedocument.
AMBITIES De NOVI moet zorgen voor bestuurlijke vernieuwing. Kijk naar nieuwe vormen van governance (één burgermeester voor de Deltametropool?), heb primaire aandacht voor functionele verbanden en leg op basis daarvan crosssectorale en internationale verbanden, en stimuleer Zuid-Limburg tot het worden van een daily urban system. De NOA is daarnaast geen NOA zonder een hoofdstuk ‘internationaal’. In het kort moet in de NOVI terug te lezen zijn: - Het verbinden van primaire productietak met kennisinstituten. - Het verbinden van verschillende clusters (brainports, greenports, et cetera) in Nederland en op Europees niveau. - Het verbinden met andere internationale agrofoodclusters, zoals die in Denemarken en Duitsland.
42
43
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
44
9 NOVEMBER 2015
45
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AGROFOOD PITCH Agrofood gaat niet alleen over industrie en logistiek, maar ook over de consument. Het gaat over de economie, maar ook simpelweg over wat we willen eten. Daar is een nieuwe visie voor nodig. De cultuur van intensivering heeft effect op de volksgezondheid, op de natuur, veroorzaakt overlast en scheefgroei. Het is een traditionele sector met een grote behoefte aan innovatie op proces en product. Innovatie die niet samenhangt met schaalvergroting, maar met een grootschalige mentaliteitsverandering.
“Nederland heeft meer toegevoegde waarde in kennisproducten. Wij zijn een kennisland. Daarom moeten we als Nederland een platform bieden aan ondernemers; zelf initiëren ze niet.” AAN TAFEL Die transitie in agrofood hangt samen met alle andere onderwerpen vandaag. Denk aan een op West-Europees niveau gesloten kringloop voor het bestrijden van het mestoverschot. Denk aan leegstand en de ontwikkeling naar een situatie van vijftig bedrijven in Brabant en Limburg die produceren voor de wereldeconomie en vijfhonderd voor lokale behoeftes; de rest moest stoppen. En denk niet alleen aan de vee- en plantaardige industrie, maar ook aan water. De grootste opgave voor de agrofoodsector is primair verduurzaming, via een circulaire economie en via het water in de regio. Dat leidt tot opgave twee, namelijk het versterken van ketensamenwerking. Nu nog maken ondernemers de
46
47
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
verbinding; in de toekomst moet de overheid minder achter de feiten aan lopen en juist innoveren. Verbinden betekent in de praktijk het koppelen van verwerking en logistiek, zowel op lokaal als mondiaal niveau. Maar boven alles moet agro flexibel worden. Denken aan agrofood in het kader van de NOA en NOVI is namelijk denken op de lange termijn. Kunnen we ons een voorstelling maken van hoe de sector er in 2040 uitziet? Eten we dan nog vlees? 3D-printen we ons voedsel? Beleid maken is zo flexibel zijn dat er ruimte blijft voor zulke trends.
AMBITIES Om die ruimte te maken én een grootschalige verandering te bewerkstelligen, is het ook in de agrofood-sector een kwestie van verbinden. Het verbinden van de primaire productietak met kennisinstituten, van de verschillende clusters en ports in Nederland en op Europees niveau. Maar ook het verbinden van regio’s, zodat zij van elkaar kunnen leren en kunnen delen. Kortom: - Een verandering van mindset van zowel de sector als consument; - Verbeterde leefbaarheid van het landelijke gebied; - Een verbinding tussen agrofood-regio’s in Europa; - Een slimme aanpak van leegstand; - Innovatie in nieuwe producten; - Een verbinding tussen de primaire productietak met kennisinstituten; - Een triple helix-samenwerking voor het bij elkaar brengen van innovatie en duurzaamheid.
48
49
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
CONCLUSIE Hoe gaat Nederland eruit zien in 2050? Hier in Eindhoven zijn de eerste bouwstenen verzameld, de eerste schetsen getekend en is de eerste input verzameld vanuit Limburg en NoordBrabant. Deze input gaan we verwerken in verslagen, die we vervolgens in eerste instantie benutten voor de Nationale Omgevingsagenda. De verslagen zetten we ook online op de site Werkplaatsnovi. nl, waarop je nog kunt reageren. Juni 2016 leggen we de NOA voor aan de Kamer. We zetten de samenwerking met de regio graag ook na het vaststellen van de Omgevingsagenda voort, om samen te werken aan de Nationale Omgevingsvisie. Zo hopen we in 2018 te komen tot een gedragen visie waar regio’s uit heel Nederland, overheden op elk niveau en stakeholders uit elke sector aan hebben meegewerkt, en waarmee we samen gaan bouwen aan de toekomst van Nederland.
50
51
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
52
9 NOVEMBER 2015
53
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
AAN HET WOORD MARCO VAN DER MEER “Wat voor gevolgen hebben nieuwe technieken op het vlak van ruimtelijke ordening, op verkeer en vervoer, en op stedelijke netwerken? Hoe ziet de verkeers- en vervoerswereld eruit over vijftien jaar? Dat is voor iedereen spannend. Binnen een nationale omgevingsvisie ben ik heel benieuwd wat je daarover op kunt schrijven, rekening houdend met het onzekere pad van innovatie. Want op welk tempo komen vergezichten op ons af waarin verkeer en vervoer zo geautomatiseerd zijn dat auto’s op elkaar reageren en wij er niets meer aan hoeven te doen?”
54
55
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
DANIËL DE GROOT “Ik denk dat het governancevraagstuk een grote uitdaging is. We schrijven dit plan als nationale overheid en willen graag input hebben van verschillende overheden uit de regio en uit het land. Maar wat is dan precies jouw rol en taak? En kun je er genoeg in slagen om andere partijen te overtuigen dat hetgeen je opschrijft in een omgevingsvisie ook inspirerend genoeg is om daar op andere niveaus mee verder te gaan?”
56
9 NOVEMBER 2015
JAN MOLLEMAN “We komen uit een periode met een hele straffe plansystematiek – dat wordt nu heel anders. We hebben een gigantische voorsprong dankzij het werk dat we in de Delta hebben gedaan en er staat een plan voor tot 2100. Dat plan moet vooral een stimulerend, en naar de huidige inzichten inventariserend en agenderend document zijn, zodat de betrokken overheden, de mensen op straat en de bedrijven erover kunnen praten. Grote uitdaging is nu om integraliteit, de omgeving en governance goed op orde te krijgen. De samenwerking tussen de overheden nog beter te maken dan die al is. En juist de samenleving ook te activeren.”
ESTHER VOS “Hoe bereid je de agrofoodsector zo voor op de toekomst dat hij overleeft? En willen we dat überhaupt wel? Moet je als overheid wel alles naar je toe trekken? Moet je interveniëren als een sector failliet gaat? Dat vind ik een dilemma. Aan de andere kant is de sector harstikke belangrijk voor de gezondheid van je landelijke gebied. Wat gebeurt er als die er niet meer is? Wie gaat dat overnemen?”
RENÉ CIMMERMANS “Er is een grote opgave die voor iedereen geldt. Het is belangrijk dat NOVI die opgave kent. Het is zoeken naar een balans, van aan de ene kant groei en aan de andere kant het schrappen van functies. Tegelijkertijd moeten we zorgen dat de kwaliteit behouden blijft en waar nodig verbeterd wordt. Het is zoeken naar een goede balans, tussen groeien en kwaliteit. Er zijn allerlei functies aan de orde gekomen, dat kan verschillen per regio en zelfs binnen een regio. Het is niet alleen een Limburgs probleem, maar een probleem van heel ZuidNederland.”
57
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
PAUL LEVELS “Circulaire economie is een heel breed onderwerp. Het raakt heel veel facetten, sectoren en beleidsvelden. Maar we zijn nog niet ver. Hoe krijgen we alle partijen nou zo ver dat ze gaan nadenken over kringloop van grondstoffen en ruimtegebruik, zodat we de komende tien jaar stappen kunnen maken die nodig zijn om straks echt in kringlopen te gaan leven. Kortom, hoe krijg je de circulaire economie op de agenda en hoe ontwikkel je criteria om van denken naar doen te komen?”
58
59
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
COLOFON Visuele Notulen Marijke Timmerman - Magazine Design Lisa Vorst- Editor Arthur van Vliet - Teksten Amar Inderdjiet - Fotografie Jeroen van Nerven - Eindredacteur Web: www.visuelenotulen.nl Mail:
[email protected] Tel: 026 - 202 21 78
60
61
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
9 NOVEMBER 2015
BIJLAGEN
thema: water en ruimte
62
63
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
thema: agrofood agendapunten
thema: circulaire economie ambities
64
9 NOVEMBER 2015
thema: agrofood 2040
thema: circulaire economie ambities
65
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
66
9 NOVEMBER 2015
thema: het nieuwe groeien
thema: het nieuwe groeien
thema: het nieuwe groeien
thema: klimaat en water
67
WERKPLAATS NOVI | ZUID-NEDERLAND
thema: smart mobility
thema: smart mobility
68
9 NOVEMBER 2015
thema: smart mobility
thema: ruimtelijk economisch netwerken
69